Stabilisatie van de schouder Bankart repair operatie
2
Uw arts heeft u geadviseerd om uw schouder te stabiliseren door middel van een operatie om uw klachten te laten verdwijnen. Deze folder geeft u informatie over hetgeen de orthopeed in het CWZ met u heeft besproken, zodat u na het gesprek alles nog eens rustig kunt lezen en zich voor kunt bereiden op de opname. We raden u aan om deze brochure goed te bewaren en bij elk bezoek aan het ziekenhuis mee te nemen. Er staat informatie in waar u ook tijdens uw opname wat aan heeft. Bovendien bevat de brochure adviezen voor als u weer thuis bent.
Het schoudergewricht Het schoudergewricht wordt gevormd door een kom, dat een deel is van het schouderblad, en de kop, dat een deel is van de bovenarm. Om het gewricht bevindt zich een gewrichtskapsel. Daar omheen lopen spieren en pezen (rotatorcuff). De beweeglijkheid en stabiliteit in het schoudergewricht is mede afhankelijk van deze cuff. Wanneer de rotatorspieren aanspannen kan de schouder verschillende kanten op bewogen worden. Door de vorm van het schouderblad is de ruimte, die de spieren en pezen hebben om te bewegen, heel klein. De bovenzijde van de schouder wordt gevormd door het buitenste uiteinde (= laterale) van het sleutelbeen (= clavicula) en een gedeelte van het schouderblad (=acromion). Deze delen vormen het acromioclaviculaire gewricht (ac-gewricht). Wat is instabiliteit en wat is de oorzaak daarvan? Soms is de beweeglijkheid van de schouder te groot en voelt het alsof de schouder te los is. Dit noemen we instabiliteit. Ook kan de kop uit de kom schieten wanneer de arm boven schouder niveau wordt gebracht. Dit gebeurt vooral bij ongecontroleerde 3
of onverwachte bewegingen. Wanneer een gooibeweging wordt gemaakt, ontstaat er soms pijn. Er zijn verschillende oorzaken van het ontstaan van schouderinstabiliteit. Schouderinstabiliteit kan ontstaan nadat de schouder door bijvoorbeeld een ongeval, uit de kom is geweest (traumatische luxatie). Soms is een instabiele schouder het gevolg van te elastisch bindweefsel, zonder dat er een ongeval heeft plaats gevonden. Het bindweefsel in de schouder heeft dan te weinig spanning en zit als het ware te los. Dit komt vaak bij jonge vrouwen voor, die erg lenig zijn. Het herhaaldelijk uit de kom schieten van de schouder is niet alleen vervelend, maar kan verdere schade toebrengen aan het schoudergewricht. Verschijnselen Een schouderluxatie is duidelijk te herkennen. De verwonding is pijnlijk en de schouder ziet er abnormaal uit. Elke poging tot bewegen is pijnlijk. Een geluxeerde schouder kan de zenuwen beschadigen rondom het schoudergewricht. Als deze zenuwen zijn opgerekt zal er aan de buitenzijde, net onder de punt van de schouder een dove plek op de schouder te voelen zijn. Verschillende spieren rondom de schouder zullen verzwakken totdat de zenuwen weer genezen zijn. De verzwakking is meestal tijdelijk.Chronische instabiliteit kan verschillende problemen/oorzaken hebben. De schouder kan luxeren in bepaalde posities. Een positie waarbij dat veel voorkomt is de bovenhandse beweging. Een subluxatie kan een scherpe pijnsensatie geven, alsof er geknepen wordt in de schouder. Het kan hierdoor gebeuren dat er angst bestaat om de schouder in bepaalde standen te belasten en dat het vertrouwen in het gewricht minder wordt. Dit kan het werken en sporten ernstig belemmeren. Verminderen van de klachten: Er zijn verschillende mogelijkheden om stabiliteit aan het schoudergewricht terug te geven: - Door middel van fysiotherapie de spieren rondom het gewricht te trainen. Hierbij start u met een afgestemd fysiotherapeutisch oefenschema, dat zich richt op de twee belangrijkste elementen voor de stabiliteit: de spieren en de coördinatie. 4
- Door middel van een operatie. Als voorgaande maatregelen onvoldoende helpen, is een operatie vaak de enige oplossing.
Diagnose en onderzoek De diagnose van schouderinstabiliteit wordt vastgesteld aan de hand van de voorgeschiedenis, anamnese en het lichamelijk onderzoek. Verder vindt onderzoek plaats door het maken van röntgenfoto’s en eventueel een aanvullende MRI-scan . Op gewone röntgenfoto’s kan bij een luxatie de richting van de luxatie (naar voren of naar achteren) en een eventuele botbreuk gezien worden. Bij een MRI-scan wordt contrast in het gewricht gespoten. Daarna kan bekeken worden of het kapsel en labrum (een soort meniscus) of andere delen van het gewricht beschadigd zijn. Wanneer het kapsel met labrum aan de voorzijde is losgescheurd spreekt men van een Bankart-leasie. Wat gebeurt er tijdens een Bankart-repair? De operatieve behandeling is afhankelijk van de aard en de ernst van de afwijkingen in de schouder. De operatie kan plaatsvinden met een open procedure of met een kijkoperatie. De gekozen operatietechniek wordt door de arts met u besproken. Na de narcose maakt de orthopedisch chirurg een wondje in de huid ter grootte van 1 cm en brengt hij de arthroscoop in het schoudergewricht. Een arthroscoop is een smalle buis van enkele milimeters doorsnede met een miniatuurlens en lichtkabel. Door de kabel wordt licht geleid naar het uiteinde van de arthroscoop in de schouder en via de miniatuurlens verschijnt het beeld van het gewricht op een televisiescherm dat in de operatiekamer is opgesteld. Door een andere kleine wond kan de orthopedisch chirurg verschillende soorten instrumenten opvoeren zoals schaartjes en tasthaakjes. Ook komt er vloeistof in het gewricht via een infuus. Daardoor komt het kapsel op spanning en ontstaat ruimte waardoor de orthopedisch chirurg een duidelijker beeld krijgt en dus makkelijker kan werken. De vloeistof wordt weer afgevoerd. De wondjes worden na afloop gehecht of geplakt. 5
Deze vorm van opereren heeft het voordeel dat er kleine gaatjes in de huid gemaakt worden en het herstel over het algemeen vlotter verloopt. Soms is de instabiliteit dusdanig dat er een grotere huidsnede noodzakelijk is (open Bankart-repair). Door de open ingreep moet wel een pees tijdelijk losgemaakt worden om het gewricht te kunnen bereiken, maar kan tevens het kapsel verder (ingenomen) worden. Zowel bij de artroscopische als bij de open Bankart-repair wordt het losgescheurde en vaak opgerekte kapsel en labrum door middel van hechtingen en oplosbare botankertjes (soort schroefjes) weer bevestigd aan het bot van de kom. Na de ingreep wordt er een absorberend verband en een immobilizer (een soort mitella/draagband) aangelegd. De immobilizer moet voorkomen dat u ongecontroleerde bewegingen maakt met uw bovenarm.
Mogelijke complicaties Gelukkig treden na een schouderoperatie niet vaak complicaties op. Toch zijn er een aantal:
6
Algemene complicaties - Omdat er sneden in de huid worden gemaakt, kan een huidzenuw beschadigd raken. Dit geeft een doof gevoel in een gedeelte van de huid. Meestal verdwijnen deze klachten in de loop van de tijd vanzelf. Soms zijn ze echter blijvend. - Er kan een nabloeding optreden. Hiervoor is het soms noodzakelijk om een extra hechting te plaatsen. - Een infectie is een vervelende complicatie. De kans hierop is erg klein, maar het kan ernstige gevolgen hebben voor het schoudergewricht. Meer specifieke complicaties voor deze ingreep - Als gevolg van een arthroscopische ingreep kan er tijdelijk vocht worden opgestapeld in de schouder. - Schouderstijfheid (“frozen shoulder”): is soms aanwezig na een schouderoperatie en meestal van tijdelijke aard. Om dit te voorkomen zal de fysiotherapeut bepaalde oefeningen met u doornemen. - Het is soms moeilijk in te schatten hoeveel het gerekte kapsel moet worden ingekort. Iets te veel inkorten levert een te strakke schouder op, waardoor met behulp van oefeningen de schouder weer wat losser gemaakt moet worden. Iets te weinig inkorten kan ervoor zorgen dat de instabiliteitsklachten opnieuw optreden. Mocht u hierover nog vragen hebben dan kunt u dit altijd met uw arts bespreken.
Voorbereiding operatie De Arbo-dienst U kunt met uw arts overleggen welke consequenties de schouderoperatie en de daarbij behorende klachten voor de uitoefening van uw werk heeft. De arts kan wanneer nodig informatie uitwisselen met uw bedrijfsarts. Zo wordt duidelijk of u (tijdelijk) beperkingen heeft en zo ja, welke. Om uw privacy te beschermen is uw toestemming nodig voor overleg tussen uw specialist en uw bedrijfsarts. Uiteindelijk zal de bedrijfsarts uw terugkeer naar het werk begelei7
den. Daarom is het belangrijk dat uw bedrijfsarts op de hoogte is van de operatie en nabehandeling. Afspraken over uw werk zullen vaak soepeler verlopen als u de bedrijfsarts al vóór de operatie informeert. U kunt een gesprek voeren met uw bedrijfsarts op het arbeidsomstandighedenspreekuur van de Arbo-dienst van het bedrijf of de organisatie waar u werkt. Bij de Arbo-dienst kan men u vertellen hoe u dit spreekuur kunt bezoeken. Anesthesie (verdoving) Een goede verdoving bij een operatie is belangrijk. Bij een schouderoperatie kan dit via algehele anesthesie (narcose) of regionale anesthesie (plexusblokkade), of een combinatie van beide. Algehele narcose wil zeggen dat u slaapt en een regionale verdoving zorgt ervoor dat alleen de arm geheel gevoelloos is. U zult bij beide methoden tijdens de operatie geen pijn voelen. Bij de regionale verdoving zal ook na de operatie de pijn veel minder zijn. Deze verdoving blijft gemiddeld 20 uur werkzaam. Voor de operatie en de anesthesie zijn meestal enige voorbereidingen noodzakelijk, dit wordt ook wel preoperatief onderzoek of preoperatieve voorbereiding genoemd. Over dit alles kunt u meer lezen in de folder ‘Anesthesie’ bij volwassenen. Spreekuur anesthesioloog De anesthesioloog schat in welke risico’s in uw geval aan de anesthesie verbonden zijn en hoe deze kunnen worden beperkt. Daarom heeft de doktersassistente een afspraak voor u op het spreekuur van de anesthesioloog gemaakt.
Voor de operatie Op de polikliniek, na het bezoek aan uw behandelend arts, heeft u een datum en tijd van opname meegekregen. Wat moet u meenemen: Tijdens uw opname heeft u nodig: - ondergoed en bedkleding - kamerjas, pantoffels 8
- - - -
toiletartikelen (geen handdoek en washandjes) lectuur en dergelijke geldige legitimatiebewijs(paspoort of rijbewijs) ingevuld opnameformulier
Waardevolle bezittingen Het is raadzaam grotere geldbedragen, sieraden en andere kostbaarheden thuis te laten. De ervaring leert dat het gevaar van zoek raken en diefstal in een openbaar gebouw aanwezig is. Het ziekenhuis kan hiervoor niet aansprakelijk worden gesteld. Medicijnen De medicijnen die u tijdens uw verblijf nodig heeft, ontvangt u van de ziekenhuisapotheek. Neem geen medicijnen in zonder hierover overleg te plegen. Een combinatie van geneesmiddelen kan namelijk bij ondeskundig gebruik gevaarlijk zijn. Omdat het van belang is te weten welke medicijnen u tot de opnamedag heeft gebruikt, verzoeken wij u deze medicijnen, in de originele verpakking, bij opname mee te nemen. Dieet Als u een bepaald dieet volgt, vragen wij u dit aan de verpleegkundige mede te delen. Dan wordt bekeken of wijzigingen hierin al dan niet noodzakelijk zijn. Bloedverdunners • Gebruikt u bloedverdunnende medicijnen of bent u onder controle van de trombosedienst? Meld dit dan aan uw behandelend arts in CWZ. Denk bij bloedverdunnende medicijnen aan bijvoorbeeld acenocoumarol of fenprocoumon en/of aspirine. • Als u bekend bent bij de trombosedienst, neem uw doseerkaart altijd mee naar het ziekenhuis. • Het kan zijn dat u tijdelijk moet stoppen met deze bloed verdunnende medicijnen.
9
• • •
Uw behandelend arts vertelt u hoe lang u voor de ingreep of operatie met het innemen moet te stoppen en wanneer u weer kunt beginnen met de medicijnen. Als u medicijnen gebruikt of overgevoelig bent voor bijvoorbeeld jodium, verdovingsvloeistof, pleisters of andere stoffen meld dit dan aan de arts, de verpleegkundige of assistente van polikliniek. Meld ook als u een pacemaker (of een ICD) draagt. Meld ook of u preventief antibiotica nodig heeft.
Niet eten en drinken, nuchter Omdat de operatie onder anesthesie plaatsvindt, is het nodig dat u nuchter bent. Meer informatie hierover kunt u lezen in de folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’.
De dag van de operatie U meldt zich op het afgesproken tijdstip op de verpleegafdeling orthopedie (A22). Op de afdeling krijgt u een opnamegesprek met de verpleegkundige. Hierin worden bijzonderheden met betrekking tot uw gezondheid en uw persoonlijke omstandigheden besproken. Tevens vertelt de verpleegkundige u nog kort het een en ander over de gang van zaken rond de operatie. Als u dat prettig vindt, kan uw partner/begeleider bij het opnamegesprek aanwezig zijn. Pijnstilling Voor de operatie start u met de pijnmedicatie. Dit heeft als doel een spiegel in uw bloed op te bouwen zodat na de operatie de pijnmedicatie meer effect heeft. Voorbereiding operatie Voordat u naar de operatiekamer gaat krijgt u een operatiejasje aan. Ook is het belangrijk dat u voor de ingreep nog even plast, zodat de blaas leeg is. U mag tijdens de operatie geen sieraden of make-up dragen. Wanneer u een gebitsprothese of piercings in heeft moet u deze voor de operatie uit doen. Deze maatregelen zijn er om de hygiëne op de operatiekamer te waarborgen en daardoor infecties te voorkomen. 10
Zonodig krijgt u voorbereidende medicatie zoals deze door de anesthesioloog is afgesproken (premedicatie). Een kwartier voor de ingreep wordt u naar de verkoeverkamer gebracht, hier worden u nog wat vragen gesteld waarnaar u naar de operatiekamer wordt gereden. Daar moet u overstappen op een smalle operatietafel. De anesthesioloog geeft u de verdoving, die met u besproken is. Ook zal er voordat de operatie begint algemene of specifieke bewakingsapparatuur aangesloten worden, om lichaamsfuncties zoals bloeddruk, pols en ademhaling tijdens de operatie goed te kunnen observeren. Hierna zal de operatie uitgevoerd worden.
Direct na de operatie Na de ingreep blijft u in de uitslaapruimte (verkoeverkamer) van de operatieafdeling tot u goed wakker bent en tot alle controles (o.a. bloeddruk, polsslag, ademhaling en pijn) goed zijn. Een verpleegkundige haalt u weer op. Op de verpleegafdeling belt de verpleegkundige uw contactpersoon en informeert deze over het verloop van de operatie. De verpleegkundigen controleren regelmatig de pols, bloeddruk en de wond. Na de operatie kunt u pijn hebben en misselijk zijn. Met behulp van een speciale pijnbestrijdingsmethode (zie hoofdstuk pijnmeting in de folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’ wordt de pijn zoveel mogelijk verlicht, zodat u sneller van de operatie herstelt. Tegen de misselijkheid krijgt u eventueel medicijnen. Pijn na de operatie Uw anesthesioloog zal met u de verdoving bespreken. Naast een algehele verdoving wordt er vaak gebruik gemaakt van een extra plaatselijke verdoving ( zogenaamd block). Dit is vooral de eerste uren na de operatie erg prettig omdat het de pijn wegneemt. Op het moment dat het block is uitgewerkt (gemiddeld 12 uur na toediening) zult u echter alsnog pijn krijgen. Om dit onder controle te houden krijgt u standaard pijnmedicatie waarmee al voor de operatie wordt gestart. Soms is dit echter niet voldoende.
11
Het is dus van belang om bij het ontstaan of toename van pijn meteen de verpleegkundige te informeren. U krijgt dan extra medicijnen toegediend. Meestal gebeurt dit in de eerste nacht na de operatie. Daarom blijft u de eerste nacht na de operatie in het ziekenhuis. Infuus en drain Na de operatie heeft u een infuus in uw arm. Het infuus zorgt ervoor dat u voldoende vocht krijgt. Het infuus wordt in de loop van de avond verwijderd. Wellicht heeft u ook een wonddrain. Een drain is een slangetje dat uit de wond komt met daarop aangesloten een opvangpot. Deze zuigt (door het vacuüm) continu het overtollig wondvocht en bloed af. De verpleegkundige zal na de operatie de drain en draininhoud zeer regelmatig controleren. De drain wordt de ochtend na de operatie verwijderd. De wondjes Na de operatie kan de arm nog gevoelloos zijn door de verdoving. Er wordt een soort draagband (immobilzer) aangemeten waarin uw arm kan rusten. De schouder kan in het begin nog gezwollen en pijnlijk zijn. De wondjes zijn meestal onderhuids gehecht met oplosbare hechtingen. Deze hoeven dus niet verwijderd te worden en lossen na 6 tot 8 weken vanzelf op. Eten en drinken Bij terugkomst van de operatiekamer mag u vrij snel beginnen met het drinken van water. Uitbreiding daarvan is afhankelijk van uw misselijkheidklachten
De eerste dag na de operatie Het medisch team komt ‘s ochtends langs. Als alle controles goed zijn en het herstel goed verlopen is, mag u vandaag naar huis.
12
De verpleegkundige verwijdert het wondverband en controleert de wondjes. De drain wordt verwijderd, evenals het infuus. De verpleegkundige zal u waar nodig helpen bij de lichamelijke verzorging. Als alles goed gaat mag u deze dag naar huis.
Revalideren Na de ingreep moet u uw arm 4 weken in een immobilizer houden. De arm mag alleen uit de immobilizer voor pendel oefeningen met de arm (= het ronddraaien van een gestrekte hangende arm), het buigen en strekken van de onderarm tot aan de elleboog en douchen waarbij u de arm niet omhoog mag bewegen of draaien. Na 4 weken zal onder begeleiding van de fysiotherapeut gestart worden met een individueel oefenprogramma. Na 4 maanden start u met oefenen van bovenhandse bewegingen. De eerste 6 maanden doet u liever geen contactsporten. Voordat u naar huis gaat, komt de fysiotherapeut nog bij u langs om alle oefeningen met u te bespreken en adviezen voor thuis te geven. Naar huis Voorbereiding De verpleegkundige heeft met u een zorg/ontslaggesprek. Besproken wordt of alles volgens verwachting is verlopen en of alles voor thuis is geregeld. Ontslag Bij ontslag uit het ziekenhuis krijgt u van de verpleegkundige een voorlopige ontslagbrief voor de huisarts. Deze moet u zelf bij de huisarts afgeven. Ook krijgt u een recept voor de pijnmedicatie. U krijgt een controleafspraak mee, die ongeveer 6 weken na de operatie plaatsvindt. Daarnaast neemt de verpleegkundige nog enkele praktische zaken met u door. Mochten er vóór uw controleafspraak klachten of complicaties optreden, overlegt u dan met uw huisarts of belt u met het verpleegkundig spreekuur orthopedie.
13
U kunt niet zelf met de auto of fiets naar huis rijden. Het is verstandig om af te spreken dat iemand u komt halen.
Weer thuis Resultaat van de operatie De eerste tijd na de operatie zal uw schouder en het gebied rondom de wond dik en warm aanvoelen. Dit wordt geleidelijk minder. Ook heeft u mogelijk enkele bloeduitstortingen (blauwe plekken) bij de wond maar deze verdwijnen vanzelf. Wanneer een arts waarschuwen? Het is belangrijk dat u in de volgende gevallen contact opneemt met het verpleegkundig spreekuur of uw huisarts: - Als de operatiewond gaat lekken - Als de wond steeds dikker wordt - Als de wond steeds meer pijn gaat doen ook al bent u minder gaan bewegen - Als u koorts gaat ontwikkelen hoger dan 38,5º Celsius Vermeldt aan de huisarts altijd dat u geopereerd bent en hoe lang dit geleden is. Adviezen voor thuis Afhankelijk van de operatie en persoonlijke factoren, ondervindt u na de operatie nog enige tijd hinder van het operatiegebied. Er volgen nog enkele adviezen: - Na het douchen de wond droog deppen. Droog houden van de wond bevordert een goede wondgenezing, dus kunt u beter ook geen afsluitende pleister op de wondjes gebruiken. - Voor de pijn gebruikt u de voorgeschreven medicatie, in combinatie met paracetamol. Wanneer de pijn minder wordt kunt u dit langzaam weer afbouwen.
Nabehandeling De revalidatie verloopt in drie stappen:
14
De eerste 4 weken In deze periode dient u de beweging van de schouder te beperken. Het kapsel en labrum hebben tijd nodig om goed vast te groeien aan de kom. Om te voorkomen dat de schouder vast gaat zitten, moet u wel bepaalde oefeningen doen terwijl u de immobilizer om houdt. In het begin zijn deze oefeningen pijnlijk, maar moeten toch worden uitgevoerd! De meeste mensen hebben niet veel pijn. Ook al heeft u geen pijn, de immobilizer moet toch gedragen worden en mag dus niet om die reden af gedaan worden. Van de vijfde week tot ongeveer 3 maanden na de ingreep U leert onder leiding van uw fysiotherapeut de beweging van de schouder uit te breiden en de coördinatie en kracht te verbeteren. Het is erg belangrijk om de kracht en de coördinatie van de rotator cuff spieren te vergroten. U kunt in deze periode weer beginnen met werken. Dit is uiteraard afhankelijk van de inhoud van het werk. Zittend werk kan vaak na twee tot vier weken hervat worden. Zwaarder lichamelijk werk kan vaak pas na drie maanden hervat worden. De terugkeer naar zwaardere belasting en sport In deze periode is sportspecifieke training van belang. Herstel van conditie en specifieke belasting dient te worden getraind. Fysiotherapie Gedurende de eerste 4 weken blijft u de draagband continu dragen (ook ‘s nachts). Na 4 weken wordt fysiotherapie gestart in de praktijk van uw voorkeur en zal de oefentherapie verder worden voortgezet onder begeleiding van een fysiotherapeut. Het is de bedoeling dat u hier zelf op tijd een afspraak voor maakt. Bij ontslag uit het ziekenhuis krijgt u een verwijzing en een overdracht voor de fysiotherapeut mee.
15
Oefeningen na de operatie Dit schema is bedoeld als geheugensteuntje in de thuissituatie. Doe alleen die oefeningen die door de fysiotherapeut worden aangegeven. Voor alle oefeningen geldt: oefen minimaal 3x per dag, doe dit zonder immobilizer en oefen regelmatig voor de spiegel. Tijdens het oefenen kan er een drukkend, trekkend en zeurend gevoel ontstaan, ook kan de schouder vermoeid aan gaan voelen. Dit is geen reden om te stoppen met de oefeningen. Forceer niets en blijf binnen de pijngrens. Oefening 1 : schoudergewricht Ondersteun uw geopereerde arm met de gezonde arm en maak cirkelvormige bewegingen. Doe dit 10x linksom en 10x rechtsom.
Oefening 2 : elleboog Maak met de onderarm een draaiende beweging, Alsof u een sleutel omdraait. Doe dit 10x.
16
Oefening 3 : schoudergordel Trek beide schouders op en laat ze weer zakken; zorg dat dit tegelijkertijd gebeurt. Doe dit 10x.
Oefening 4 : schoudergordel Laat uw armen ontspannen langs uw lichaam hangen. Maak tegelijkertijd cirkelvormige bewegingen met uw schouders. Doe dit 10x vooruit en 10x achteruit.
Oefening 5 : Hals Draai uw hoofd voorzichtig heen en weer. Bij duizeligheid moet u stoppen! Doe dit 10x naar beide kanten.
17
Oefening 6 : Schoudergewricht Ga licht voorovergebogen staan en laat de geopereerde arm ontspannen hangen. Maak met de hele arm cirkelvormige bewegingen binnen de pijngrens. Doe dit 1 minuut rechtsom en 1 minuut linksom.
Vragen en/of problemen Ontstaan er ondanks de goede voorbereidingen toch nog problemen of zijn er na het lezen van de folder nog vragen, neem dan contact op met het telefonisch spreekuur orthopedie. Telefoonnummers vindt u achter in deze brochure. U kunt ook contact opnemen door een email te sturen naar
[email protected] Bij problemen - als u na de behandeling/operatie weer thuis bent kunt u buiten kantooruren en in het weekend contact op nemen met uw huisarts, die kan u zonodig verwijzen naar de Spoedeisende Hulp van het CWZ.
Verhindering Mocht de geplande operatiedatum niet door kunnen gaan bijvoorbeeld omdat: - er meer voorbereiding nodig blijkt te zijn door longarts of cardioloog; - u ziek bent met koorts (griep); - u verhinderd bent door onverwachte privé-omstandigheden. Laat dit dan zo snel mogelijk weten. U belt naar de afdeling operatieplanning orthopedie, bereikbaar op werkdagen tussen 8.30 12.00 uur, op telefoonnummer (024) 365 88 36. Als u tijdig belt, kan er nog een andere patiënt gepland worden en maken wij met u een nieuwe afspraak.
18
19
Adres en telefoonnummers Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen Voor het maken, annuleren of verzetten van afspraken op de polikliniek: Polikliniek orthopedie (B56) Iedere werkdag van 8.30 - 16.30 uur bereikbaar Telefoon (024) 365 82 65 of online via orthopedie.cwz.nl Voor het verzetten van de operatiedatum: Operatieplanning orthopedie Iedere werkdag tussen 8.30 - 12.00 uur bereikbaar Telefoon (024) 365 88 36 Voor alle vragen over uw behandeling en/of operatie: Verpleegkundig spreekuur orthopedie Iedere werkdag van 8.30 - 9.30 uur bereikbaar Telefoon (024) 365 81 19 Verpleegafdeling orthopedie (A22) Telefoon (024) 365 78 30
20
G324-N / 12-15
Website: orthopedie.cwz.nl