Sportaccommodaties – Tarieven en Subsidies Gemeente Twenterand
September 2015
1.
Inleiding........................................................................................................................................... 3
2.
Ondersteuning (basis)sport ............................................................................................................ 4
3.
Huidige situatie................................................................................................................................ 5
4.
3.1
Normkosten versus begroting ....................................................................................................... 5
3.2
Gehanteerde tarieven versus kosten – indirecte subsidie ................................................................. 5
3.3
Wens Zelfredzaamheid................................................................................................................. 5
3.4
Directe subsidie........................................................................................................................... 6
Hoofdlijnen ...................................................................................................................................... 7 4.1
Kostenbasis: Normkosten vs. begroting ......................................................................................... 7
4.2
Transparantie: indirecte subsidie .................................................................................................. 8
4.3
Kostendekkendheid: directe subsidie ............................................................................................. 8
5.
Keuzes............................................................................................................................................ 10
6.
Kostendekkendheid: Subsidies ..................................................................................................... 11
7.
6.1
Subsidie als compenserend instrument of als instrument om doelmatig te sturen .............................. 11
6.2
Relatie met Subsidiebeleid en Hoofdlijnen subsidie ......................................................................... 11
6.3
Huidige situatie ........................................................................................................................... 12
6.4
Zelfwerkzaamheid ....................................................................................................................... 12
6.5
Mogelijkheden voor toekomstige subsidies..................................................................................... 12
6.6
Huisvestingsubsidie ..................................................................................................................... 13
6.7
Jeugd ......................................................................................................................................... 13
6.8
Duurzaamheid............................................................................................................................. 14
6.9
Alcohol/Drugspreventie ................................................................................................................ 14
6.10
Ouderen en mensen met een beperking ........................................................................................ 14
6.11
Overig ........................................................................................................................................ 14
Rekenmodel ................................................................................................................................... 15 7.1
Kader ......................................................................................................................................... 15
7.2
Uitgangspunten........................................................................................................................... 15
7.3
Opzet rekenmodel ....................................................................................................................... 16
7.4
Keuzes: Hoofdlijnen..................................................................................................................... 16
7.5
Plafond gemeentelijke bijdrage ..................................................................................................... 16
7.6
Overige keuzes: Bezetting ............................................................................................................ 17
7.7
Overige keuzes: Kostenverdeling .................................................................................................. 18 Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 2 van 19
1. Inleiding Op 11 november 2014 heeft de Gemeenteraad van de gemeente Twenterand (verder: de Raad) de programmabegroting 2015 behandeld. In de toelichting vraagt de Raad het college in de kadernota 2016 met een voorstel te komen waarbij de tarieven voor sportverenigingen op basis van kostendekkendheid zijn weergegeven. Bij de begroting van 2016 zal de Raad, zo besluit zij op 17 maart 2015, een besluit nemen over een nieuwe tarievenstructuur voor de sport. Het doel is om te komen tot meer transparantie en een betere beheersing van gemeentelijke uitgaven voor de sport. Het huidige tarievenstelsel is geldig tot en met 2016. Vooruitlopend op een nieuw stelsel in 2017 wil de Raad nu inzicht krijgen in de kostprijs en het kostendekkingspercentage van de tarieven van de (basis) sportaccommodaties in de gemeente. Op deze wijze wil de Raad ook inzicht krijgen in de balans tussen de tarieven voor de buitensport enerzijds en die van de binnensport anderzijds. Bij de Raadsvergadering van 30 juni 2015 (agendapunt 22) is aansluitend een stappenplan gepresenteerd. Naast bovenstaande is als stap aangegeven: “bepaal een tarieven- (en eventueel subsidie) systeem, waarmee je op doelstellingen kunt gaan sturen.” Om dat te kunnen doen, moet eerst op hoofdlijnen een aantal keuzes worden gemaakt. De hoofdlijnen betreffen:
Keuze voor ondersteuning (basis)sport (hoofdstuk 2);
Keuze voor wijze van kostenberekening (paragrafen 3.1 en 5.1);
Keuze voor transparantie: indirecte subsidie (paragrafen 3.2 en 5.2);
Keuze voor kostendekkendheid: directe subsidie (paragraaf 3.3 en hoofdstuk 6).
Daarnaast kan nog op een aantal details worden bijgestuurd. Deze worden verder behandeld in paragrafen 5.3 en 5.4.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 3 van 19
2. Ondersteuning (basis)sport De gemeente ondersteunt, in directe dan wel indirecte zin, basissport, gevestigd binnen de gemeentegrenzen van Twenterand. In de Nota “Ruimte voor sport in de gemeente Twenterand”, die bij Raadsbesluit van 17 april 2007 is vastgesteld, is het begrip basissport nader bepaald. Het betreft een limitatieve opsomming. Basissport = georganiseerde accommodatiegebonden sport (badminton, basketbal, futsal, gymnastiek, judo, korfbal, volleybal, atletiek, korfbal, tennis, veldvoetbal) verbonden aan NOC/NSF. Alleen deze sport komt in aanmerking voor ondersteuning. Op dit moment is de Nota “Ruimte voor sport in de gemeente Twenterand” nog geldig. Als start voor de discussie over tarieven en subsidies voor sportaccommodaties, hanteren wij dan ook het nu nog geldende uitgangspunt dat de gemeente Twenterand basissport binnen de gemeentegrenzen ondersteunt. De Nota “Ruimte voor sport in de gemeente Twenterand” is uiterlijk in 2017 aan herziening toe. Het is een overweging waard om bij die herziening niet meer in limitatieve lijstjes (uitgangspunt = bestaande verenigingen) te denken, maar meer doelmatig (uitgangspunt = beleidsmatige vraag wat we willen ondersteunen). Dat is ook meer in lijn met de voorgestelde doelmatige aanpak van subsidies in het algemeen. Zelfredzaamheid is een regelmatig gehanteerd begrip in de gemeente Twenterand. Een begrip dat door het College wordt voorgesteld als één van de beleidsinhoudelijke hoofdlijnen voor subsidieverstrekking (Uitgangspuntennotitie Subsidiekeuzes augustus 2015). Daarnaast heeft de Raad een duidelijke voorkeur uitgesproken voor kostendekkendheid. Dat houdt in dat sportverenigingen op termijn in staat moeten zijn om de kosten voor sportaccommodaties zelfstandig te dragen. De gemeente draagt in lijn met deze wens op termijn dan niet meer financieel bij aan (basis)sport. Wel kan gedacht worden aan bijdragen aan basissport in de vorm van het realiseren en beschikbaar stellen van sportaccommodaties. Ook kunnen specifieke beleidsdoelen door middel van subsidies bereikt worden. Beleidsdoelen die een andere beleidsmatige basis hebben dan sec de sport. Deze notitie schetst de tarieven en subsidiekant van de sportaccommodaties en is daarmee een eerste bouwsteen voor de nieuwe Nota in 2017.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 4 van 19
3. Huidige situatie De huidige beleidsmatige en financiële situatie ten aanzien van sportaccommodaties is vrij ondoorzichtig, om een aantal redenen. Hieronder gaan we daar dieper op in. 3.1
NORMKOSTEN VERSUS BEGROTING
De gemeente hanteerde in het recente verleden tarieven voor het gebruik van sportaccommodaties die niet of nauwelijks waren gebaseerd op onderliggende kostenberekeningen. Gehanteerde tarieven zijn in de loop der jaren ‘ontstaan’. Om een deugdelijke discussie over tarieven te kunnen voeren, is het belangrijk om inzicht te hebben in de kosten die daar al dan niet door gedekt zouden moeten worden.
3.2
GEHANTEERDE TARIEVEN VERSUS KOSTEN – INDIRECTE SUBSIDIE
Daarnaast is de relatie tussen gehanteerde tarieven en kosten nu niet transparant. De in rekening gebrachte vergoedingen voor gebruik van sportaccommodaties dekken slechts een klein percentage van de kosten. De transparantie (de opbrengsten uit de tarieven gedeeld door de (genormeerde) kosten) bedraagt voor de sportaccommodaties gemiddeld 11%. Voor de binnensport gaat het gemiddeld om 13%, voor buitensport gemiddeld om een kleine 9%. Daarmee is er sprake van indirecte subsidieverlening. Dit is overigens geen uitzondering in gemeenteland. Indirecte subsidieverlening kent meerdere nadelen. Doordat er geen zicht is op de omvang van de indirecte subsidie, is er geen sprake van een transparante situatie en ontstaat er rechtsongelijkheid. De sportverenigingen worden op dit moment verschillend behandeld. Daarnaast geeft indirecte subsidie in vergelijking met directe subsidie minder mogelijkheden voor sturing.
3.3
WENS ZELFREDZAAMHEID
De zelfredzaamheid die wij in deze moderne tijd van het individu verwachten en verlangen gaat nog niet altijd op voor clubs en verenigingen. De gemeente heeft uitgesproken dat de financiële zelfredzaamheid bij clubs en verenigingen verder gestimuleerd kan worden, in een sterk veranderende samenleving waarbij participatie en eigen verantwoordelijkheid belangrijke kernwoorden zijn. De gemeente kan op actieve en gestructureerde wijze samen met clubs en verenigingen de (indirecte) subsidie afbouwen en daarvoor in de plaats instrumenten als zelfwerkzaamheid, sponsoring, crowdfunding of contributie verhogingen als alternatief aanreiken.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 5 van 19
3.4
DIRECTE SUBSIDIE
Een laatste punt betreft de verleende directe subsidies. De subsidies die nu verstrekt worden, zijn jeugdledensubsidies. Niet duidelijk is waar deze nu op gebaseerd zijn. De bedragen en/of percentages verschillen per vereniging en niet iedere vereniging ontvangt jeugdsubsidie. Het is nodig dat er duidelijke beleidsdoelstellingen worden geformuleerd, bij voorkeur op grond van de beginselen doelmatigheid efficiëntie en rechtmatigheid, om beter richting te kunnen geven het al dan niet verstrekken van subsidie. Hier ligt de relatie met de Beleidsnotitie Subsidiekeuzes en het vervolg daarop.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 6 van 19
4. Hoofdlijnen Het is noodzakelijk dat de Raad principiële keuzes op hoofdlijnen maakt. Naast het nu gehanteerde uitgangspunt dat (basis)sport ondersteund moet worden (zie hoofdstuk 2), hebben de keuzes op hoofdlijnen betrekking op:
Keuze voor wijze van kostenberekening (paragrafen 3.1 en 4.1); welke manier gebruiken we om kosten te berekenen?
Keuze voor transparantie; wel of geen indirecte subsidie (paragrafen 3.2 en 4.2); kiezen we voor een vorm van indirecte subsidie door te lage tarieven te hanteren of niet?
Keuze voor kostendekkendheid; subsidieverlening (paragraaf 3.4 en 4.3 en hoofdstuk 6); zijn we bereid de basissport (structureel of als overgangssituatie) direct te subsidiëren?
4.1
KOSTENBASIS: NORMKOSTEN VS. BEGROTING
In de jaarlijkse begroting worden werkelijk te maken kosten voor de gemeentelijke sportaccommodaties gehanteerd. Die verschillen jaarlijks, vooral vanwege afschrijvingen en noodzakelijke investeringen in groot onderhoud. De bij sportverenigingen in rekening gebrachte tarieven, dienen in principe ter dekking van de jaarlijkse kosten voor de gemeentelijke sportaccommodaties. Echter, wanneer de aan de sportverenigingen berekende tarieven direct gekoppeld zouden worden aan de daadwerkelijk begrote jaarlijkse kosten, dan zouden die tarieven dus jaarlijks opnieuw bepaald moeten worden. Dat is zowel voor gemeente als voor verenigingen een ongewenste situatie omdat de tarieven dan jaarlijks wisselen. De oplossing daarvoor is om normkosten te hanteren. Bij normkosten wordt gerekend met normen per onderdeel van de accommodatie. Ze zijn gebaseerd op ervaringscijfers. Bij de berekening van normkosten is rekening gehouden met de toe te rekenen kapitaallasten op basis van norminvestering en toekomstige eenmalige lasten, zoals groot onderhoud. Normkosten zijn in feite vaste bedragen voor bepaalde vaste eenheden. De kosten voor alle kleedkamers zijn dan bijvoorbeeld vastgesteld op €334,65 per kleedkamer per jaar, ongeacht of dat overeenkomt met de werkelijk te maken kosten voor iedere individuele kleedkamer. Het is zeer gebruikelijk om met normkosten te werken. Het grote voordeel van normkosten is dat niet jaarlijks de werkelijke kosten hoeven te worden doorberekend. Door het bepalen van het normbedrag is er weliswaar geen directe relatie tussen de kosten per accommodatie/ voorziening en het tarief, maar het laat ook jaarlijks minder fluctuatie zien en vergt daardoor aanzienlijk minder administratie en rekenwerk. Daarnaast worden in de normkosten reserveringen voor herinvestering meegenomen (kapitaallasten; afschrijving en rente) welke realistischer zijn dan in de begroting. Met de hantering van normkosten, zullen er wel verschillen optreden tussen begrote inkomsten en uitgaven. De inkomsten komen immers voort uit de gehanteerde tarieven die gebaseerd zijn op normkosten. De uitgaven zijn daarentegen gebaseerd op daadwerkelijke kosten.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 7 van 19
Het verschil tussen beide heeft vooral te maken met afschrijvingen. Dit verschil is gebruikelijk bij veel gemeenten. Bovendien is dit verschil begrotingstechnisch erg lastig om op te lossen. Onderliggende notitie haakt aan bij de structuurnota sporttarieven, waarin een voorstel opgenomen om tarieven te baseren op normkosten. Het College van Burgemeester en Wethouders stelt de Raad voor om als basis voor tariefbepaling van sportaccommodaties te kiezen voor normkosten.
4.2
TRANSPARANTIE: INDIRECTE SUBSIDIE
In paragraaf 3.2 is beschreven dat de gemeente op dit moment veel indirecte subsidie verstrekt. De gemeente kan zelf bepalen in hoeverre de vergoedingen voor het gebruik van sportaccommodaties en – voorzieningen transparant dienen te zijn. Eerder is door de Raad de wens uitgesproken om tarieven op basis van kostendekkendheid weer te geven. In de lijn van die wens ligt het voor de hand om voor volledige transparantie te kiezen. Transparantie zegt nog niets over de kostendekkendheid. Dat komt terug in de volgende paragraaf m.b.t. subsidies. 100% transparantie betekent dus dat de opbrengsten vanwege de gehanteerde tarieven, de kosten aan de gemeentelijke sportaccommodaties volledig dekken, exclusief verstrekte subsidies. De gemeente levert dan per saldo (kosten min opbrengsten) in beginsel geen financiële bijdrage aan sport. In de vorige zin staat bewust ‘in beginsel’, omdat er nog wel sprake kan zijn van directe subsidie, waardoor er alsnog een financiële bijdrage wordt geleverd. Bij een transparantiepercentage lager dan 100%, worden niet alle kosten in de tariefberekening meegenomen. Dan is sprake van een beperkte mate van transparantie. De gemeente draagt dan bij, de zogenaamde ‘indirecte subsidie’. Het leidt tot lagere tarieven. In de huidige situatie is de (gemiddelde) transparantie11%. Het College van Burgemeester en Wethouders stelt de Raad voor om als uitgangspunt voor tariefstelling te kiezen voor volledige transparantie (geen indirecte subsidiering).
4.3
KOSTENDEKKENDHEID: DIRECTE SUBSIDIE
De gemeente heeft het thema zelfredzaamheid hoog in het vaandel staan. Bovendien heeft de Raad al uitgesproken dat ze als uitgangspunt de tarieven op basis van kostendekkendheid inzichtelijk wil maken. Wanneer er sprake is van 100% kostendekkendheid houdt dat in dat de gemeente geen financiële bijdrage levert aan de sport. Volledige kostendekkend betekent dus dat de opbrengsten de kosten volledig dekken, inclusief verstrekte subsidies ter compensatie (zie ook hoofdstuk 6). De gemeente heeft dan per saldo (kosten min opbrengsten) geen bijdrage. Wanneer gekozen zou worden voor 100% kostendekkendheid, stijgen de tarieven voor de sportverenigingen exponentieel. En daarmee logischerwijs de inkomsten voor de gemeente. Voorbeeld: De inkomsten uit sportaccommodaties bedragen op dit moment € 140.000. Stel er wordt gekozen voor een hogere kostendekkendheid dan betekent dat voor de verenigingen een forse toename
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 8 van 19
in de kosten. Hierbij moet de vraag worden gesteld of verenigingen deze lasten kunnen dragen en of dit wenslijk is. De verschillende vormen van mogelijke vergoeding en/of subsidie waardoor de verenigingen naar verdere zelfredzaamheid kunnen groeien, zijn weergegeven in hoofdstuk 6.
Het College van Burgemeester en Wethouders stelt de Raad voor om als uitgangspunt voor het vaststellen van de tarieven te kiezen voor het systeem van berekening op basis van het percentage van kostendekkendheid. Het College van Burgemeester en Wethouders stelt de Raad voor om de sportverenigingen een vast te stellen termijn te gunnen om middels een groeimodel te komen tot meer kostendekkendheid dan nu het geval is.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 9 van 19
5. Keuzes Het College van Burgemeester en Wethouders stelt de Raad voor om:
1. uit te gaan van het nu geldende uitgangspunt dat de gemeente Twenterand basissport binnen de gemeentegrenzen ondersteunt;
2. als basis voor tariefbepaling van sportaccommodaties te kiezen voor normkosten;
3. als uitgangspunt de tarieven op basis van kostendekkendheid inzichtelijk te maken;
4. als uitgangspunt voor het vaststellen van de tarieven te kiezen voor het systeem van berekening op basis het percentage van kostendekkendheid;
5. de sportverenigingen een vast te stellen termijn te gunnen om middels een groeimodel te komen tot meer kostendekkendheid dan nu het geval is.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 10 van 19
6. Kostendekkendheid: Subsidies Het is aan de Raad om keuzes te maken over subsidierichting. Die keuzes zijn op dit moment nog niet nodig, omdat eerst de hoofdvragen uit hoofdstuk 5 beantwoord moeten worden. De volgende stap, mits de Raad kiest voor een overgangsperiode zoals voorgesteld, houdt in dat er keuzes voor soorten subsidies moeten worden gemaakt.
6.1
SUBSIDIE ALS COMPENSEREND INSTRUMENT OF ALS INSTRUMENT OM DOELMATIG TE STUREN
Subsidie kan (tijdelijk) puur ingezet worden als compenserend instrument. In paragrafen 4.2 en 4.3 is al geschreven over transparantie en kostendekkendheid. Wanneer de Raad kiest voor volledige transparantie, dan heeft dat verregaande directe financiële gevolgen voor de sportverenigingen. Zij moeten dan ineens tarieven gaan betalen die vele malen hoger liggen dan in de huidige situatie. Om de tarieven (deels en/of tijdelijk) te compenseren, kan gedacht worden aan een aantal subsidievariabelen, waarmee de uiteindelijke kosten voor de verenigingen beïnvloed kunnen worden. In eerste instantie kan daarbij gedacht worden aan huisvestingsubsidie: de verenigingen ontvangen een bepaald percentage van hun huisvestingkosten in de vorm van subsidie. Deze vorm van subsidie heeft puur ten doel om het voortbestaan van de sportverenigingen te waarborgen en heeft in die zin weinig raakvlakken met beleidsdoeleinden. Andere subsidievormen, zoals jeugdledensubsidie en alcoholpreventiesubsidie hebben wel directe raakvlakken met doelmatige sturing. Deze vormen staan los van de vraag over compensatie van huurtarieven. In die zin staan deze vormen van subsidie dus ook los van de vraag over volledige kostendekkendheid. M.a.w. deze subsidies, mits voorkomend uit de beleidsinhoudelijke hoofdlijnen en de doelenbomen, kunnen verleend worden zonder dat dit invloed heeft op de kostendekkendheid.
6.2
RELATIE MET SUBSIDIEBELEID EN HOOFDLIJNEN SUBSIDIE
In de Uitgangspuntennotitie Subsidiekeuzes wordt voorgesteld om ten aanzien van subsidies nog gerichter te gaan werken vanuit de principes doelmatigheid, efficiëntie en rechtmatigheid. De eerste stap daarin is de verdere invulling van doelmatigheid met beleidsinhoudelijke hoofdlijnen. Het voorstel aan de Raad is om de hoofdlijnen Vitaliteit, Zelfredzaamheid en Preventie vast te stellen. Om het proces zuiver te houden, zouden nu eerst de genoemde hoofdlijnen voor subsidies en de daarbij behorende uitwerkingen per beleidsterrein moeten worden vastgesteld, voordat de financiering van sportaccommodaties verder onder handen wordt genomen. De Raad heeft echter gevraagd om nu direct al, daar op vooruitlopend, mogelijke financiële scenario’s voor sportaccommodaties te schetsen. Daarom worden nu al keuzemogelijkheden ten aanzien van subsidievormen voor sportverenigingen geboden.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 11 van 19
6.3
HUIDIGE SITUATIE
Op dit moment ontvangen de binnensport- en gecombineerde binnen/buitensportverenigingen jaarlijks een subsidie in de vorm van een donatie. Een donatie heeft een structureel karakter en wordt één keer in de twee jaar aangevraagd en vervolgens jaarlijks direct vastgesteld (verlening=vaststelling) en uitgekeerd. Dit betekent dat er geen sturing plaatsvindt met betrekking tot de activiteiten en achteraf ook geen financiële verantwoording wordt afgelegd. De hoogte van de subsidie is gebaseerd op het aantal jeugdleden van de verenigingen, ongeacht of gebruik wordt gemaakt van gemeentelijke binnen- en/of buitensportaccommodaties. Jeugdsubsidie in de vorm van donatie 1
Gebruikers van gemeentelijke accommodaties
2
Gebruikers van overige accommodaties Totaal
6.4
€ per jaar 18.611,74 6.797,04 25.408,78
ZELFWERKZAAMHEID
Het verrichten van werkzaamheid (zoals onderhoud, schoonmaak) door de verenigingen zelf kan kostenbesparend voor de gemeente werken. Op grond van een onderzoek uit 2004, heeft de Raad besloten de verenigingen gelegenheid te geven tot zelfwerkzaamheid. Dit geldt alleen voor de buitensportaccommodaties. Daartoe zijn contracten met verenigingen afgesloten. De situatie nu is niet wezenlijk veranderd. Indien er nog een wens bestaat om aanvullend te spreken over zelfwerkzaamheid (in de binnensportaccommodaties), dan zal naast hetgeen wat is genoemd in het eerdere rapport, ook rekening moeten worden gehouden met de beperkingen vanuit de belastingdienst. De regeling ‘Gelegenheid geven tot sportuitoefening’ levert namelijk BTW voordelen, echter daar zijn wel voorwaarden aan verbonden. Belangrijk hierbij is welke en de mate waarin verenigingen zelfwerkzaamheid verrichten.
6.5
MOGELIJKHEDEN VOOR TOEKOMSTIGE SUBSIDIES
In de toekomst zouden voor het verkrijgen van subsidie naast of in plaats van de huidige jeugdsubsidie ook andere criteria toegepast kunnen worden. Daarbij is wel het opgemerkte in paragraaf 6.1 van belang. In algemene zin sluit sportsubsidie aan bij Vitaliteit. Verder kan in eerste instantie gedacht worden aan de volgende subsidies: I.
Huisvesting (Vitaliteit)
II.
Jeugd (Preventie)
III.
Duurzaamheid (Zelfredzaamheid)
IV.
Alcohol/Drugspreventie (Preventie)
V.
Ouderen en mensen met een beperking (Preventie)
VI.
Overig – Andere mogelijkheid vanuit de Raad om te sturen.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 12 van 19
Het voordeel van subsidie gericht op deze thema’s is dat gestuurd kan worden op verschillende maatschappelijke doelstellingen zoals deze volgen uit de gemeentelijke doelenbomen, afhankelijk van hoogte van de toegekende subsidie. Door doelgericht te gaan subsidiëren is de verantwoording een stuk eenvoudiger. Voor zover er in verband met het halen van maatschappelijke doelen extra verplichtingen worden opgelegd bij de subsidieverlening moet ook rekening worden gehouden met de beperkingen die op grond van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn op niet-doelgebonden verplichtingen. Deze mogen namelijk alleen betrekking hebben op de wijze waarop de activiteiten worden uitgevoerd of de middelen waarmee. Bijvoorbeeld aan een activiteit rond het kennis laten maken van jeugd met de sport (preventie), mogen geen verplichten worden opgenomen over kantine-inkomsten of het aantrekken van topspelers van buiten Twenterand. 6.6
HUISVESTINGSUBSIDIE
Afhankelijk van de uitkomst van de discussie over de kostendekkendheid van de sportaccommodaties, kan (misschien als overgangsperiode) gedacht worden aan subsidie voor de kosten van de door de vereniging
gebruikte
accommodatie.
Een
dergelijke
subsidie
is
ogenschijnlijk
in
strijd
met
zelfredzaamheid. In een overgangssituatie kan echter geredeneerd worden dat deze vorm van subsidie juist zelfredzaamheid bevordert. Er kan ook aansluiting worden gezocht bij Vitaliteit wanneer de vereniging in kwestie aantoont aan de vereisten daarvoor te voldoen. Ook kunnen andere vormen van bevorderen van zelfredzaamheid worden onderzocht zoals een gemeentelijke garantstelling of het verstrekken van een lening. Door subsidie te verlenen voor het gebruik van de accommodaties in plaats van een niet kostendekkende prijs in rekening te brengen wordt expliciet duidelijk wat de bijdrage van de gemeente aan de verenigingen is. Dit kan bijvoorbeeld door een bepaald percentage van de huur als subsidie te verlenen. Een beslissing over een accommodatiebijdrage kan gekoppeld worden aan de verdiencapaciteit die een vereniging heeft (bijvoorbeeld uit zelfwerkzaamheid of uit exploitatie van een eigen bar/kantine). Zo kan bijvoorbeeld besloten worden om te splitsen in verenigingen met en zonder eigen verdiencapaciteit uit horeca-activiteiten (ook in het kader van Preventie). De Raad kan dan bijvoorbeeld beslissen om aan de eerste categorie 50% in de huisvestingkosten bij te dragen en aan de tweede categorie 75%. De Raad dient hier een harde keuze in te maken.
6.7
JEUGD
Jeugdsubsidie heeft op dit moment betrekking op het aantal jeugdleden binnen een sportvereniging. De criteria voor subsidieverstrekking hebben een directe relatie met het aantal jeugdleden, waaraan een bepaald bedrag wordt gekoppeld. Voorbeeld: een vereniging ontvangt per jeugdlid een vast bedrag van € X,-. Vanuit de hoofdlijn Preventie (vorkomen overgewicht, gezond bewegen, sociale contacten en dergelijke) kan gedacht worden aan het subsidiëren van specifieke activiteiten voor de jeugd, in plaats van het aantal leden. Zo kan een jeugdopleiding of speciale jeugdtrainer voor subsidie in aanmerking komen, of mogelijkheden niet sportende jeugd kennis te laten maken met de sport(club).
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 13 van 19
6.8
DUURZAAMHEID
Duurzaamheid is een lastig begrip, waarvoor nu nog geen harde criteria gelden. Die kunnen in het kader van de beleidsdiscussies over subsidie nog geformuleerd worden. Het is wel voorstelbaar dat sportverenigingen hierin bijdragen. Bijvoorbeeld aan de hand van criteria die betrekking hebben op energiegebruik of inkoopbeleid. Aan de hand van die criteria kunnen vaste bedragen worden vastgesteld. Voorbeeld: een vereniging ontvangt jaarlijks een vast bedrag van € X,- wanneer zij met groene stroom werkt. Dat sluit aan bij Vitaliteit en Zelfredzaamheid.
6.9
ALCOHOL/DRUGSPREVENTIE
Preventie in algemene zin, en alcohol/drugspreventie in het bijzonder zijn belangrijke thema’s. Het is niet voor niets dat Preventie als hoofdlijn is voorgesteld. Dat moet vertaald worden in de verschillende beleidsterreinen. Voor sportverenigingen kan dat bijvoorbeeld in vrijwilligerswerk en de inzet van bepaalde doelgroepen voor onderhoudswerkzaamheden tegen een vergoeding (sociale duurzaamheid) En er kan ook gedacht worden aan criteria die betrekking hebben op handhavingsbeleid, deelname aan landelijke campagnes, zero tolerance, coaching of voorlichting. Voorbeeld: Een vereniging ontvangt per voorlichtingsbijeenkomst voor haar leden een vast bedrag van € X,- tot een maximum van € X,-.
6.10 OUDEREN EN MENSEN MET EEN BEPERKING
Deze subsidie heeft logischerwijs betrekking op het aantal oudere leden/ leden met een beperking binnen een sportvereniging. De criteria voor subsidieverstrekking zullen meestal een directe relatie hebben met het aantal leden. Daar kan een bepaald bedrag aan worden gekoppeld. Voorbeeld: een vereniging ontvangt per lid van 65+ een vast bedrag van € X,-. Er kan echter ook gedacht worden aan criteria die betrekking hebben op speciale doelgroepactiviteiten. Voorbeeld: een vereniging ontvangt per lid dat deelneemt aan speciale doelgroepactiviteiten een vast bedrag van € X,- Dergelijke subsidies hebben raakvlakken met preventie (voorkoming van vereenzaming van ouderen) en zelfredzaamheid (gehandicapten die semi-zelfstandig sportactiviteiten ondernemen).
6.11 OVERIG
Overige beleidsterreinen op grond waarvan de Raad subsidie wou willen verstrekken aan sportverenigingen.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 14 van 19
7. Rekenmodel Om inzicht te geven in de financiële gevolgen van de in hoofdstukken 5 en 6 genoemde keuzes, is een flexibel rekenmodel ontwikkeld. De keuzes zijn vertegenwoordigd in ‘knoppen’ waar aan gedraaid kan worden. De uitkomsten uit het model geven de financiële gevolgen van de gemaakte keuzes weer voor gemeente en sportverenigingen. Zo geeft het rekenmodel inzicht in de huidige stand van zaken en de mogelijkheden om met tarieven en subsidiering te beïnvloeden. Naast de keuzes ten aanzien van hoofdlijnen, kan nog op een aantal details worden bijgestuurd, in het bijzonder op bezettingsgraad (paragraaf 7.4) en op kostenverdeling (paragraaf 7.5). 7.1
KADER
Het kader heeft betrekking op
aan welke sportverenigingen en –locaties in het rekenmodel zijn
opgenomen. 1. Het
model
heeft
betrekking
op
de
als
basissport
aangewezen
verenigingen.
Andere
sportverenigingen zijn niet meegenomen. 2. Het model heeft betrekking op de gemeentelijke binnen- en buiten basissportaccommodaties voor zover deze (of onderdelen daarvan) niet zijn geprivatiseerd. 3. In het model zijn de zwembaden en de nieuwe semipermanente sporthal niet mee genomen i.v.m. met een separaat traject.
7.2
UITGANGSPUNTEN
De gehanteerde normen voor berekening van de genormeerde kostprijs voor een accommodatie / buitensportvoorziening zijn getoetst aan de begroting en rekenkundig gecontroleerd. Verschillen met de begroting 2015 zijn verklaard en akkoord. Rekenkundig is een correctie toegepast op het percentage doorbelaste kosten.
In het model is ruimte opgenomen voor aanvullende subsidies. Keuzes m.b.t. subsidiering hebben uiteraard ook gevolgen voor sportverenigingen die niet in het rekenmodel zijn meegenomen. Die gevolgen kunnen in de verdere uitwerking van het proces van nieuwe tarifering nader worden geanalyseerd.
Het model biedt ruimte voor keuzes op het vlak van subsidie, ongeacht de uitkomsten van beslissingen
over
subsidiebeleid
in
algemene
zin.
Dat
betekent
dat
er
beleidsmatig
tegenstrijdigheden kunnen optreden. Meer daarover in paragrafen 6.1 en 6.2.
De berekende bedragen in de kosten- en tariefberekeningen zijn exclusief BTW. BTW gevolgen voor nieuwe wijze van tarifering en subsidiëring zijn in deze fase nog niet meegenomen en onderzocht. Dit geldt ook voor eventuele effecten vanuit de vennootschapsbelasting per 1 januari 2016.
Bezetting per accommodatie is gebaseerd op de onderzoeksresultaten vanuit het rapport ‘Behoefte onderzoek binnensportaccommodaties gemeente Twenterand’ van Andres c.s., dd. 29 januari 2015. In de specificatie naar gebruikersuren per sportaccommodatie per vereniging is dit aanvullend gebaseerd op de planning seizoen 2014/2015. Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 15 van 19
Voor binnensport is een deel van de accommodatie beschikbaar voor onderwijs en een deel voor sport. Dit betreft een verhouding van 45% resp. 55%. De verdeling van kosten voor onderwijs en sport is gebaseerd en normen vanuit de Verordening Huisvesting onderwijs (genormeerde jaarcapaciteit 1.140 uur) en op NOC*NSF norm ( norm betreft minimale sportbehoefte per zaaldeel 1.400 uur) Deze verhouding komt ook nagenoeg gelijk terug in de beschikbaarheid stelling vanuit de maximale openstelling binnensportaccommodaties. Daarom is deze verhouding toegepast.
Tariefswijzigingen en wijzigingen subsidies voor de sportaccommodatie worden per saldo budgetneutraal verwerkt voor de gemeente.
7.3
OPZET REKENMODEL
In het rekenmodel wordt onderscheid gemaakt in de categorieën tariefbepaling en subsidies. Bij de tariefbepaling (Variabelen, zie knop 1 in schematisch voorbeeld volgende pagina) worden keuzes gemaakt over de te hanteren tarieven: wat moeten de sportverenigingen betalen? Knoppen die daarmee te maken hebben, zijn de wijze van kostenberekening, de wenselijke kostendekkendheid en de wijze van tariefbepaling. Bij subsidies (Variabelen, zie knop 3 in schematisch voorbeeld volgende pagina) komen de verschillende subsidiemogelijkheden aan de orde. De financiële gevolgen van de verschillende keuzes voor zowel gemeente als sportverenigingen worden direct inzichtelijk gemaakt in het model (knoppen 4 en 5 in schematisch voorbeeld volgende pagina).
7.4
KEUZES: HOOFDLIJNEN
De hoofdlijnen zijn uitgebreid beschreven in hoofdstukken 4, 5 en 6. De knoppen die daarmee te maken hebben, staan in onderhavig schematisch voorbeeld weergegeven onder 1A, 1B en 3: keuzes t.a.v normkosten/begrote kosten (knop 1A), transparantie (knop 1B) en subsidies (knop 3).
7.5
PLAFOND GEMEENTELIJKE BIJDRAGE
Vanuit de Raad is al de wens uitgesproken om meer kostendekkend te gaan werken. Dat is een gezonde ambitie. Tegelijkertijd echter, kan niet van verenigingen verwacht worden dat ze ineens veel hogere tarieven betalen zonder daarvoor enige compensatie te krijgen. Dat kunnen ze financieel niet opvangen. Wanneer er dus (vanwege de keuze in de knop over transparantie) gekozen wordt voor hogere tarieven, dan zal dat gecompenseerd moeten worden met behulp van directe subsidie. Dat is goed verdedigbaar. Het grote voordeel daarvan is dat de situatie helder en transparant wordt. Bovendien kan zo een situatie worden gecreëerd, waarin sportverenigingen groeien naar volledige eigen verantwoordelijkheid. Vanuit het uitgangspunt budgetneutraliteit is het dan wel van belang om vast te stellen of de gemeente binnen het huidige financiële kader blijft. In de huidige situatie draagt de gemeente bij door middel van indirecte en directe subsidie. In totaal gaat het nu om een bedrag van €1.260.837,-. Als uitgangspunt voor nu is meegenomen dat gemeente in de nieuwe situatie niet meer gaat bijdragen in de vorm van directe subsidie, dan zij nu al doet in de vorm van indirecte subsidie. Daarom is een rekenkundig plafond voor gemeentelijke bijdrage in het rekenmodel opgenomen. Het rekenkundig plafond geeft na bepaling van de Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 16 van 19
tarieven aan hoeveel de gemeente nog aan subsidie kan verdelen. Dit wordt via knop 2 in onderstaande schematische weergave van het rekenmodel weergegeven. Vanuit de bepaling van het tarief (onderdeel één) is een bedrag beschikbaar voor compensatie en wordt er in de huidige situatie ook al directe jeugdleden subsidie verstrekt. Deze bedragen vormen het maximum aan te verdelen kosten.
7.6
OVERIGE KEUZES: BEZETTING
De knop bezettingsgraad (knop 1C) geldt alleen voor de binnensportaccommodaties. Bij buitensport is altijd sprake van 100% (virtuele) bezetting, omdat de gebruikers jaarlijks een vast tarief betalen voor het gebruik van de voorzieningen. In hoeverre de verenigingen daar dan ook daadwerkelijk gebruik van maken, is aan hen. Bij de binnensport is dat anders. Omdat er meerdere verenigingen zijn die van dezelfde faciliteiten gebruik maken, betalen de binnensportverenigingen hun tarieven op uurbasis. Een maximaal maatschappelijk rendement wordt verkregen indien (binnen)sportaccommodaties maximaal worden opengesteld. Andres c.s. heeft in haar behoefteonderzoek binnensport-accommodaties een maximale openstelling binnensportaccommodaties in klokuren per jaar berekend, zie p. 33 van het betreffende onderzoek. In de berekening is onder andere rekening gehouden met de vakanties, vrije
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 17 van 19
dagen en een correctie voor de zondagopenstelling. Voor het sport deel is de berekende maximale opstelling gehanteerd, met inachtneming het percentage sport, 55%. Ervaring leert echter dat de maximale openstelling (beschikbare uren) niet leidt tot de maximale bezetting, ook niet voor sport. Dit wordt ook onderschreven in het rapport van Andres c.s., p 10. Oorzaken zijn onder meer de benodigde cooldown tijd voor het slapen gaan, wedstrijden zaterdagmiddag en sporttechnische beperkingen binnen de accommodatie zelf. Voor kostendekkende tarieven zou daarom rekening moeten worden gehouden met een lager aantal uur, dus ‘onderbezetting’ ten opzichte van maximaal beschikbaar, leidend tot een normale bezetting. Ter indicatie; in het rapport van Andres c.s. p9. wordt een bezetting vanaf 70% als goed tot zeer goed gekwalificeerd. Dit is vergelijkbaar met de norm die NOC*NSF (1.400 uur) als basis hanteert voor de bezetting van een sportzaaldeel. Wanneer de gemeente besluit om bij de tariefberekening (kosten gedeeld door aantal uur) uit te gaan van het maximaal aantal beschikbare uren, leidt dit tot een lager doorberekend uurtarief dan wanneer er rekening wordt gehouden met een “onderbezetting”. Bij een lager doorberekend uurtarief zullen er minder opbrengsten zijn. In dat geval draagt de gemeente feitelijk bij in kosten van de accommodatie, door de onderbezetting voor eigen rekening te nemen. Wanneer de gemeente echter besluit om bij de tariefberekening (kosten gedeeld door aantal uur) rekening te houden met een onderbezetting ten opzichte van het maximale beschikbare uren, dan leidt dit tot een hoger doorberekend uurtarief; er zijn immers minder uren om de kosten te dekken. Een hoger uurtarief leidt tot meer huuropbrengsten. De gemeente draagt dan minder bij in de kosten van de accommodatie. De knop waaraan gedraaid kan worden geeft dus aan in hoeverre de gemeente bijdraagt aan de onderbezetting. Het in te vullen getal geeft het percentage weer dat extra doorgerekend wordt in de tarieven voor de sportverenigingen. Het is aan de Raad om dat percentage te kiezen.
7.7
OVERIGE KEUZES: KOSTENVERDELING
De vierde tariefknop (knop 1D) geeft mogelijkheden om te schuiven met de kosten. Bij de binnensport zijn er vier mogelijkheden: a. Tarief gebaseerd op rekenmodel t/m knop 1C; b. Tarief
gebaseerd
op
rekenmodel
t/m
knop
1C,
gelijk
verdeeld
over
de
verschillende
binnensportlocaties; c.
Huidig tarief;
d. Tarief met bijdrage vanuit buitensport. Opties a en c spreken voor zich. De andere twee hebben toelichting nodig. Optie b leidt tot gelijke tarieven voor de binnensportlocaties. De verschillende locaties hebben verschillende kosten en verschillende bezettingen. Dat leidt tot verschillende tarieven in optie a. Het is voorstelbaar dat de gemeente overal gelijke tarieven wil hanteren. Dan wordt dus een gemiddeld tarief berekend.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 18 van 19
Optie c heeft betrekking op de verhouding binnen- en buitensport. De bijdrage in de gemeentelijke kosten voor
accommodatie
per
verenigingslid,
verschilt
voor
leden
buitensportvereniging
en
binnensportvereniging. Buitensport is relatief goedkoper. Optie d geeft de mogelijkheid om een bepaald percentage van de kosten voor binnensport toe te rekenen aan buitensport. Het nadeel ten opzichte van de berekende bezetting wordt dan verrekend in de subsidie bij de buitensportaccommodaties. Uiteraard kan ook gekozen worden voor een toerekening van 0%. Voor de buitensport gelden opties a, c en d. De genoemde knoppen leiden tot de laatste stap voor bepaling van te tarieven. Het is aan de Raad om te kiezen welke kostenverdeling wordt gehanteerd.
Eiffel | 7 oktober 2015 | pagina 19 van 19