O PI N I E
Spoort het Eindrapport Verkenningen met het nieuwe Strategische Concept van NATO? Kol b.d. Charles BRANTZ
Het artikel van collega Tjepkema waarin hij de lezers van Carré nader heeft geïnformeerd over de perceptie die leden van het Projectteam Verkenningen hebben vertaald in hun eindrapport, heeft mij in december 2010 verleid een reactie met de titel ‘Een nieuwe ronde, minder kansen’ aan de Redactie te sturen en die is ook in de december-editie geplaatst. Het rapport dat van maart 2010 dateert en dat de strategische route markeert die Defensie volgens de auteurs zou moeten volgen, werd in november 2010 opgevolgd door het nieuwe strategische concept van NATO dat onder de titel ‘Active Engagement, Modern Defense’ tijdens de NATO top in Lissabon door de lidstaten aangenomen werd als de te volgen strategische route voor de komende tien jaar. Zowel de inhoud van dat nieuwe strategische concept als de toonzetting van de uitspraken die in de Slotverklaring van de NATO-Top zijn opgenomen, leggen het accent op solidariteit, samenhang en onsplitsbare veiligheid 1). De vraag rijst of gelet op die accenten eindrapport en strategisch concept inderdaad in lijn zijn met elkaar en wat de praktische waarde van het eindrapport is. De strategische visie van NATO
Het nieuwe strategische concept. Wat heeft NATO voor zijn lidstaten in de komende 10 jaar in petto? Laat ik starten met een paar zinnen over de visie die NATO heeft op het karakter van en de ontwikkelingen
in de veiligheidsomgeving. Door de bank genomen wijkt die visie niet veel af van de Nederlandse optiek - terrorisme (persoonlijk geeft ik de voorkeur aan Grensoverschrijdende Rebellie 2), omdat de contemporaine dreiging meer is dan terrorisme) blijft de belangrijkste dreiging - en kan worden vastgesteld dat Nederland vanuit de zelfde startpositie vertrekt als NATO. Het is interessant dat het belang van vitale communicatiekanalen, transport en transitieroutes wordt benadrukt, waardoor power projectie concepten als operations from and at Sea, die het verschil tussen een Brown Water of Littoral Navy en een Blue Water Navy markeren en de geïnventariseerde kritieke locaties opnieuw in de schijnwerper brengen. Ruim 90% van de wereldhandel maakt gebruik van open water en verwacht wordt dat het percentage in de nabije toekomst zelfs zal groeien naar 95%. Handel voor het stimuleren van nationale welvaart en het streven naar veiligheid en stabiliteit lijken met elkaar vergroeid te zijn en een verstoring van die broze relatie zal tot ongewenste economische en politieke gevolgen kunnen leiden. Maritieme knelpunten, die initieel gerelateerd waren aan de Sovjet-dreiging, kunnen het vrije handelsverkeer en het projecteren van maritiem vermogen frustreren, waardoor nationale, regionale en zelfs mondiale economische en veiligheidsbelangen
Carré 3 - 2011 pagina 6
006_CA03.indd 6
3/2/2011 11:36:31 AM
geweld kunnen worden aangedaan. Tegenwoordig spreekt men van Sea Lane scarcity en identificeert men ruim 24 knelpunten 3). Uit die bezorgdheid kan men vaststellen dat de gemeenschappelijke veiligheid niet alleen landgeoriënteerd is, maar zeker of misschien juist ook maritiem georiënteerd moet zijn. Dat technologie gerelateerde trends als laser wapens, elektronische oorlogvoering en technologieën die de toegang tot de ruimte versperren, milieu verontreiniging en schaarse natuurlijke bronnen door hun mondiale karakter, NATO-commandovoering en door NATO geleide operaties kunnen verstoren en ontregelen, is een tweede interessante constatering. Uit het document is niet vast te stellen hoe die dreiging moet worden opgepakt. NATO concentreert zich op het observeren van ontwikkelingen via Vital Signs in gebieden die als dormant theaters en/of black cards worden aangemerkt; proactiviteit en interventie in ontwrichte samenlevingen. De inspanningen van NATO blijven daarbij niet beperkt tot de slagkracht component van militair vermogen maar strekt zich wat stabilisatie en normalisatie betreffen ook uit over de volume en diensten component. Het wordt ook duidelijk dat militair vermogen onder die omstandigheden niet meer de regie in handen heeft, maar genoegen moet nemen met een ondersteunende rol. Om de lidstaten op het juiste spoor te zetten en te houden, wordt een aantal maatregelen opgelijnd om aan die NATO-wensen te voldoen. Merkwaardig genoeg blijven maatregelen om te voorkomen dat het machtshiaat – het ontbreken van een normaal functionerend bestuur en instituties als politie en rechtspraak – door slechtdenkende potentaten wordt benut in de eer tot discrepantie, verstoring en ondoelmatigheid van het herstelproces en in het verlengde daarvan tot onvoorziene verlenging van missie tijdsduur en met name immateriële kosten mag leiden. Uit de tekst wordt ook duidelijk dat het expeditionaire karakter (uitgedrukt in tijd en afstand) van militair en civiel vermogen gehandhaafd en verbeterd moet worden. Die capaciteiten moeten usable – inzetbaar/ gevechtsgereed en binnen de gestelde tijdsnormen beschikbaar zijn – en NATO onderstreept voor lidstaten die gaan transformeren of aan het transformeren zijn dat acteren in splendid isolation geen optie is. Niet uit het oog van doelmatigheid respectievelijk kosteneffectiviteit en ook niet vanuit het solidariteitsbeginsel. Solidariteit, samenhang en samenwerken luidt het devies. Uiteindelijk worden voor het Alliantie militaire vermogen de volgende kerntaken onderkend die binnen het IHL raamwerk moeten worden gerealiseerd en waaraan alle lidstaten moeten bijdragen: Collective defense; Crisis management en Coöperative security. Welke vaststellingen kunnen uit de Strategische visie en politieke uitspraken voor de Nederlandse politieke en militaire leiders getrokken worden? De politieke paraplu van het militaire vermogen wordt gekleurd door de uitgangspunten: pro-activiteit, solidariteit, samenhang, samenwerking; thuis veiligheid is onlosmakelijk verbonden
aan ver-van-huis veiligheid; NATO (en dus de lidstaten) streeft naar een betere en intensievere samenwerking met EU, UN en OSVE en militair vermogen is een belangrijk politiek instrument voor crisispreventie, crisismanagement en post-crisisactiviteiten. Wat betekent dat voor militair vermogen dat de Alliantie op de mat kan en moet brengen? Dat militaire vermogen moet beantwoorden aan de volgende criteria:
• E xpeditionair in tijd en afstand; Militair vermogen in het
bijzonder het gewenste volume aan inter- en intralucht en zee transport en logistieke capaciteit, moet usable – inzetgereed/gevechtsgereed en 24/7 beschikbaar – zijn, beantwoorden aan de door NATO vastgestelde normen voor readiness 4), closure rate 5) en in staat zijn om de geaccordeerde power-projectie concepten 6) effectief en doelmatig te kunnen uitvoeren.
• F ysiek en psychisch lenig in de betekenis van de Engelse term agile 7), waardoor militair vermogen in staat is om in een multigekleurde – multinationale, multiculturele, multifunctionele en multi-organisatorische – omgeving te functioneren en wat geweldsintensiteit betreft in staat is tot scaling down en scaling up v.v. (door de samenwerking met niet-militaire actoren)
•C oherent 8), waarbij gestreefd wordt naar unity of effort,
naar de juiste balans tussen supported en supporting en gedwongen door het gebrek aan veiligheid nietmilitaire taken tijdelijk en plaatselijk uitgevoerd moeten worden.
• Voortzettingscapaciteit gegeven de tijdsduur die nodig
is om de gewenste mate van stabiliteit te realiseren en een ontwrichte samenleving te repareren.
• V oldoen aan standaardisatie en interoperabiliteitsnormen
om te kunnen samenwerken met niet-NATO militair vermogen en niet-militaire actoren, uitgaande van het feit dat militair vermogen van lidstaten wel voldoen aan de door NATO vastgestelde normen voor standaardisatie en interoperabiliteit.
Binnen het geschetste raamwerk zal Nederland moeten inventariseren waar, in welke mate Nederland zijn militaire steentje kan bijdragen. Als de inhoud van het Eindrapport Verkenningen de kompasrichting voor 23 commissies is geweest, dan zullen gebaseerd op het solidariteitsbeginsel en het streven naar de gewenste cohesie binnen NATO de inspanningen van die commissies moeten aansluiten bij het in dit artikel geschetste raamwerk enerzijds en nationale strategieën van de overige lidstaten anderzijds. (Samenvatting) Eindrapport Verkenningen
Het eindrapport is een toegankelijk document, dat het zoeken en vinden van de aansluiting op het bovengeschetste raamwerk vereenvoudigt. Omdat de samenvatting een uitstekende weergave is van de inhoud van het eindrapport beperk ik me tot de kernelementen zoals die daarin worden gepresenteerd. Zo op het oog lijkt het met die aansluiting wel goed te zitten. De
Carré 3 - 2011 pagina 7
006_CA03.indd 7
3/2/2011 11:36:40 AM
gepresenteerde scenario’s – multilateraal, multipolair, netwerk en fragmentatie - die weliswaar niet expliciet in het nieuwe strategische concept worden gepresenteerd, verwoorden de problematiek van de veiligheidsomgeving op een andere manier. Ook de geformuleerde hoofdrichtingen – veilig blijven, kort en krachtig, veiligheid brengen en veelzijdig inzetbaar – die resulteren in de drie kerntaken van Defensie – Verdedigen (NATO) grondgebied, internationale rechtsorde en stabiliteit en ondersteuning civiele autoriteiten – reflecteren de essentie van de door NATO in zijn nieuwe Strategisch Concept opgenomen drie kerntaken: collective defense, crisismanagement en coöperative security. De crux zit in de toonzetting en vooral in de implementatie. Een van de hoofdrichtingen wordt onder de noemer veelzijdig inzetbaar gepresenteerd en is gelet op de financiële polsstok van Nederland een te ambitieuze optie en kan volgens mij nooit adequaat worden ingevuld. Binnen de KL leeft bijvoorbeeld de overtuiging dat zij een Full Spectrum operationele organisatie is en het is niet duidelijk te maken dat een Full Spectrum Force wordt ingezet bij Full Spectrum Operaties, waarbij sprake is van coherentie, waarbij Informatie Operaties 9) een belangrijke voorwaardenscheppende rol spelen en fysieke en informatie-structuren beschermd worden door het toepassen van Full Dimension Protection 10) maatregelen. Een van de moeilijkste aspecten is het beheersen van de Power Projectie concepten en in het verlengde daarvan het gescheiden ontplooien van stafcapaciteit in de trant van reach back, push forward of Split staff, waarin knelpunten als Common Operational Picture, op elkaar afgestemde battle rhythms 11), verschillende arbeidsculturen en de functionele en hiërarchische verhouding tussen gescheiden C2 elementen en commandanten te velde opgelost moeten worden. Onder de huidige omstandigheden worstelen NATO en coalities nog steeds met het feit dat een gemeenschappelijke benadering van de invulling van split staff en reach back ontbreekt en gecombineerd met de technologische achterstand van het niet-Amerikaanse deel van Alliantie en coalities is het streven naar interoperabiliteit een uitdaging die op dit moment zijn weerga niet kent. In dat kader speelt bovendien de problematiek van EB commandovoering, Informatie management, omgang met media wel of niet deel uitmakend van Informatie Operaties, anticiperende Logistiek en de beperkingen die het trainen en oefenen in een gecontroleerde omgeving genereren. Die aspecten dwingen niet alleen tot het optimaliseren van standaardisatie (met internationale machtsfactoren en niet-militaire actoren) en interoperabiliteit (met andere militaire actoren) om effectiviteit en doelmatigheid van militaire vermogen binnen het raamwerk van een
“Binnen de KL leeft bijvoorbeeld de overtuiging dat zij een Full Spectrum operationele organisatie is …”
Internationale Reactie te verbeteren, maar trekt ook een wissel op de ‘lenigheid’ van militaire leider en militaire middelen. Ook in de USA heeft men zich gebogen over de vraag of het wenselijk en mogelijk was militair vermogen zodanig te structureren en te trainen/oefenen dat het alle ‘Generations of Warfare’ (GW) voor zijn rekening kon nemen. Het gros van die discussies eindigde steevast met de vaststelling dat het product van die inspanningen een strijdmacht zou zijn die een ‘jack of all trades and a master of none.’ was. De belangrijkste argumenten daarvoor? Militair vermogen kan niet snel genoeg (beschikbare tijd < noodzakelijke tijd) in mentaal, moreel, configuratie, en ROE opzicht omschakelen van een traditionele benutting naar een configuratie die in staat zou zijn om inhoud te geven aan de beginselen van ‘irregular warfare’ v.v. Buiten de US ( en ik betwijfel zelfs of US strijdkrachten dat beheersen) zijn niet veel landen in staat respectievelijk bereid om militair vermogen af te stemmen op Full Spectrum operaties. Die landen maken keuzes of moeten keuzes maken, omdat hen enerzijds geld en tijd daarvoor ontbreken anderzijds de noodzaak daartoe niet bestaat. De ondeelbaarheid van veiligheid is een onderwerp dat ook door NATO wordt aangesneden. In het eindrapport wordt net als in het strategische concept onderstreept dat hier het werkterrein van de krijgsmacht tegen dat van civiele organisaties aanschuurt en er in eigen land sprake is van een verbreding van het veiligheidspectrum waarbinnen de krijgsmacht optreedt. Die zinsfrase zou impliceren dat de krijgsmacht er taken bij krijgt en dat moet voorkomen worden. Volgens mij is hier sprake van een verdieping van een bepaald segment van het veiligheidspectrum. Een van de kerntaken van Defensie is volgens het eindrapport ondersteuning civiele autoriteiten en de in druk wordt gewekt dat het hier om nationale instituties gaat. Voortbordurend op de inkleuring van de politieke paraplu en met name het accent dat NATO legt op solidariteit, samenhang en samenwerking, kan de ondersteuning van civiele autoriteiten zich uitstrekken over die van lid- en partnerstaten en autoriteiten die (tijdelijk) de belangen van een te repareren samenleving behartigen. De krijgsmacht kan twee van de drie kerncomponenten aan civiele bestuurlijke lagen aanbieden, nl. volume en diensten, maar kan in tegenstelling tot de ver-van-huis missies volgens mij nooit haar slagkracht op nationaal territoir inzetten anders dan voor het behoud van de nationale soevereiniteit. Op zich juich ik het toe dat het eindrapport afsluit met een aantal kernvragen aan de politieke leiding, maar ik constateer ook dat de eerste drie kernvragen in feite vragen zijn waar de inhoud van het eindrapport binnen het raamwerk van de Strategische visie van NATO zelf een antwoord respectievelijk een voorstel voor een antwoord had moeten formuleren. Daarentegen lijken mij de twee laatste kernvragen mij wel op zijn plaats. Wanneer de vijf kernvragen nader beschouwd worden binnen de in dit artikel geschetste politieke paraplu voor militair vermogen en de criteria voor benutting en configuratie van militair vermogen, zal het
Carré 3 - 2011 pagina 8
006_CA03.indd 8
3/2/2011 11:36:51 AM
kostenaspect een groot struikelblok gaan vormen. De implementatie van criteria als usable, readiness, closure rate, agility, standaardisatie en interoperabiliteit en voortzettingscapaciteit vraagt om pakhuizen vol euri, die Nederland niet heeft. Relevantie van het Eindrapport
Het voorliggende eindrapport leest makkelijk, maar dat was ook het geval bij talloze voorgangers van dit document. De kernvragen die aan het einde van het rapport aan de politieke leiding worden gesteld, benadrukken in feite het vrijblijvende karakter van de inhoud. Uit de zinsnede ‘de Verkenningen zijn een uitdrukking van de politieke wil ook voor de toekomst recht te doen aan de vereisten van een kerntaak van de overheid en een belangrijk instrument van onze staat en samenleving’, proeft men dat de politieke opdrachtgever al op voorhand een alibi heeft ingebouwd onder het motto ‘we willen wel, maar het is uit politiek en financieel oogpunt in de praktijk niet mogelijk het op die manier in te vullen en dus doen we het maar zo’. Er spreekt geen bindende verplichting uit. In de titel ‘Verkenningen, houvast voor de Krijgsmacht van de Toekomst’ die uitdrukt wat de inhoud van het eindrapport voor krijgsmacht en individuele militaire en burger medewerkers/sters zou moeten betekenen, draait het om twee aspecten: houvast en toekomst. De vraag is aan de ene kant hoe de individuele defensie medewerker/ster dat woord houvast moet en kan vertalen en in de tijd moet plaatsen aan de andere kant hoe ver het projectteam die toekomst in de tijd plaatst. Houvast voor de individuele medewerker/ster betekent enerzijds dat die niet voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd respectievelijk tijdstip FLO, gedwongen wordt om Defensie te verlaten; anderzijds dat bij een gedwongen ontslag moeite en inspanningen worden gedaan voor hetzij een functie bij een van de andere overheidsdiensten te reserveren of dat een SBK inhoud geeft aan een goede en eerlijke afvloeiingsregeling die recht doet aan de jaren die de medewerker/ster een functie bij de Defensie organisatie heeft vervuld. In de huidige economisch weinig florissante tijden kan Defensie niet aan die voorwaarden voldoen. Daarmee in verband staat het aspect toekomst. Omdat Defensie dat houvast voor de individuele defensie medewerker/ ster niet kan garanderen, valt een rooskleurige toekomst buiten het bereik van de meeste defensie medewerkers/ sters. Op 2 november verscheen een persbericht waarin het volgende te lezen is: de minister neemt maatregelen op het gebied van investeringen (163 miljoen) en in het personeelsgebied (37 miljoen) om te voldoen aan de eis in het nieuwe regeerakkoord om in 2011 M€ 200 te bezuinigen als vertrekpunt naar een structurele bezuiniging van M€ 635 in 2018. Het grootste deel daarvan wordt gevonden in het bijstellen van de investeringsplannen. Materiële exploitatiebudgetten zijn dan krap bemeten en opleidings- en trainingsactiviteiten worden teruggeschroefd. Om de € 200 miljoen te bezuinigen zonder de activiteiten verder te beperken
“… valt een rooskleurige toekomst buiten het bereik van de meeste defensie medewerkers/ sters” is het uitstel van investeringen, zoals het vertragen van infrastructuurprojecten waaronder legeringgebouwen en schietfaciliteiten, onvermijdelijk. Dit geldt tevens voor de instroombeperking van personeel. Daarom zijn er voor burgerpersoneel algemene- en voor militairen een selectieve vacaturestop afgekondigd. Al met al ziet Defensie zich gesteld voor een groot aantal problemen, waarvan zeer veel mensen in de organisatie last gaan krijgen. Er zijn tal van redenen om zorg te hebben. Binnen Defensie wordt er alles aan gedaan om de problemen op te lossen, structurele maatregelen uit te werken en beleidskeuzes te maken die leiden tot een slankere, evenwichtige en veelzijdige defensieorganisatie in de toekomst. Volgens minister Hillen vergt dat tijd en zijn de ingrijpende keuzes in het belang van Nederland, van de medewerkers en dat belang staat hem zeer na aan het hart.’ Door dit persbericht is het geloof en vertrouwen van de individuele defensiemedewerker/ster in de termen houvast en toekomst ernstig ondermijnd, zo niet verdwenen. Wanneer het eindrapport voor de politiek een vrijblijvend document is dat lekker leest en de individuele defensiemedewerker/ster sterk moet twijfelen aan de waarde voor hem/haar, welke waarde heeft het document voor de toekomst van een Defensie structuur? Die toekomst is in hoge mate gerelateerd aan de strategische visie van NATO, de veranderende veiligheidsomgeving en de nationale politieke visie met betrekking tot de manier waarop Nederland aan de door NATO geformuleerde kerntaken kan en wil bijdragen. Dat laatste is sterk verbonden aan de kleur van (toekomstige) kabinetten en de financiële situatie waarin Nederland zich bevindt en gegeven de gemiddelde regeringsperiode van de kabinetten van de afgelopen 10 jaar, kan die toekomst een periode van drie jaar niet overschrijden. Het eerder genoemde persbericht onderstreept waar de politiek met de krijgsmacht heen wil; er moet ergens geld gevonden worden en zoals vaak in het verleden is gebeurd, blijkt het vredesdividend nog steeds een aantrekkelijke bron van inkomsten te zijn. Het eindrapport leest makkelijk; er staan wijze dingen in; de politiek is blij met het vrijblijvende karakter; de defensiemedewerker/ster kan er niet veel mee en door de opgelegde besparingen kan Nederland niet beantwoorden aan de belangrijkste polisvoorwaarden die NATO aan nationale bijdragen aan een Alliantie Defensie structuur stelt. Die aspecten bevestigen mijn vaststelling in het artikel ‘Nieuwe Ronde, Minder Kansen’ dat net als de talloze pogingen in de periode 1993-2010 ook de komende reorganisatie een academic exercise is, waarbij het faciliteren van de wensen van politici een hogere prioriteit heeft dan het in het oog houden van de
Carré 3 - 2011 pagina 9
006_CA03.indd 9
3/2/2011 11:37:01 AM
importantie van de menselijke factor voor het reilen en zeilen van de krijgsmacht. Men kan zich afvragen wat de waarde van de in het leven geroepen 23 defensiecommissies en vooral van hun voorstellen dan is. Bijzonder triest is het te moeten constateren dat militairen en burgers van Defensie juist door de gewijzigde stellingname van de partij waar het gros de afgelopen periode zijn stem heeft uitgebracht (geen extra M€ 120 12), maar eerst M€ 200 in 2011 besparen) en de uitspraak van de heer Van Baalen op 3 juni 2010
‘bezuinigen is een belediging voor de militairen’ (waarbij hij voor het gemak de burger binnen Defensie vergat te noemen) uitermate onbehoorlijk geschoffeerd zijn. Het politieke streven om in de komende kabinetsperiode belangrijke financiële offers van de krijgsmacht te eisen, zal resulteren in een structuur, die niet kan voldoen aan de politieke ambitie van de alliantie en vanuit die invalshoek bekeken doet het gepassioneerde streven van het kabinet om een missie voor Kunduz van de grond te trekken, bijna hartverwarmend aan.
Noten
1) Waarmee men bedoelt dat instabiliteit ver-van-huis de stabiliteit thuis beïnvloedt en afhankelijk van intensiteit, tijdsduur en omvang tijdelijk kan bepalen. 2) De gebundelde kracht van insurgency/rebellie, resistance/ verzet en terrorisme, plaatselijk en tijdelijk versterkt met netwerken en structuren van andere wars of globalization. 3) Straat van Gibraltar, Suezkanaal, Straat van Hormuz, Bab-el-Mandab, Dardanellen, Bosporus etc. 4) Van de individuele militair, staf resp. hoofdkwartier - het vermogen om te plannen, verplaatsen, ontplooien, leiden, het overgeven en terugnemen van verantwoordelijkheden en het terughalen naar het moederland - en slagvaardig vermogen en reflecteert een ‘bundeling’ van mentale hardheid; educatie, training en oefening; certificatie - bevestiging dat de norm is bereikt/ gehaald - en validatie - bevestiging dat de geleverde prestatie nog steeds op het gewenste niveau is en beantwoordt aan de norm - vertaald in closure rate 5) De snelheid waarmee militair vermogen beslissend kan ingrijpen in een conflict nadat het die opdracht heeft ontvangen. 6) Die variëren van Initial Entry Operations onder diverse omstandigheden (onderdeel van het Operational Maneuver from Strategic Distance-concept), tot een joint operatie buiten het Alliantie verdragsgebied die het binnenbrengen van Follow-on-Forces (FOF) faciliteert. De opdracht van de FOF dicteert opdracht, slagkracht, tijdpad en te realiseren eindsituatie van een IEO) via Strategic Maneuver off the Ramp (projectie van grond, lucht en maritiem vermogen vanuit het thuisland resp. dichter bij de operatieve omgeving gelegen bases afgestemd op het landoptreden) naar Operations from the Sea (grond, maritiem en lucht vermogen vanaf onderwater, oppervlakte maritieme en lucht platformen voor land en maritieme operaties) en Operations at Sea (maritiem en luchtvermogen vanaf onderwater, oppervlakte maritieme en luchtplatformen hoofdzakelijk geconcentreerd op maritieme operaties). Binnen het raamwerk van de twee laatstgenoemde power projectie concepten, moet militair vermogen in staat zijn om naast die traditionele maritieme missies of core business ook niet-traditionele missies als humanitaire hulpverlening, rampenbestrijding en hulpverlening, counter terrorism, counterpiracy en politieke stabiliteit operaties in termen van interpositioning, peacekeeping, civic action/nation building adequaat uit te voeren.
7) Een combinatie van: - h et vermogen om het gewenste resultaat op meer dan een manier te bereiken (flexibiliteit); - h et vermogen om onder diverse omstandigheden en randvoorwaarden ondanks een breed scala aan opdrachten de gewenste effectiviteit te projecteren en behouden (robuustheid); - h et vermogen om afgestemd op de realiteit op het juiste moment af te wijken van de geselecteerde optie om het resultaat te verbeteren (aanpassingsvermogen); - het vermogen om aan de hand van geleerde lessen nieuwe en verfrissende opties te definiëren om voordelen te creëren en te behouden (vindingrijkheid) en ten slotte - h et vermogen om op het juiste tijdstip op de juiste manier snel te reageren (timing). 8) US JP 1-02: ‘All of the means available to the government in its pursuit of National Objectives. They are expressed as diplomatic, economic, information and military. Die definitie moet worden geredigeerd in ‘de wijze waarop Militair Vermogen bij machte is om de ontplooiing van haar middelen te harmoniseren met andere machtsmiddelen van de Alliantie en militaire inspanningen te synchroniseren met inspanningen van andere militaire en niet militaire actoren om het gewenste effect te genereren’. 9) Informatie Operaties zijn ‘Acties om ter ondersteuning van het bereiken van politieke en militaire doelen, besluitvormers en besluitvormingsprocessen te beïnvloeden door informatiestromen en informatiesystemen van anderen te manipuleren en tegelijkertijd eigen informatiestromen en systemen te benutten en te beschermen’. 10) UK JDCC: a multilayered protection for forces and facilities against a full spectrum of threats, from ballistic missiles to germ warfare ranging from theater operations to the individual soldier giving them greater freedom of action in all phases of combat. A combination of Information Assurance and Force Protection measures used throughout a system’s life cycle to ensure mission capability. 11) Geografische scheiding, verschil in leefomgeving en tijdfactor. 12) Uitspraak Van Baalen op 3 juni 2010 tijdens het debat in Nieuwspoort.
Carré 3 - 2011 pagina 10
006_CA03.indd 10
3/2/2011 11:37:11 AM