EINDRAPPORT Het PGB nieuwe stijl in beeld
EINDRAPPORT Het PGB nieuwe stijl in beeld
Enschede, 22 oktober 2004 WD/04/2560/pgb drs. W. Dragt mw. drs. S.J.M. Schutte mw. drs. M. Kingma
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Inhoudsopgave Gebruikte afkortingen ............................................................................... 4 1.
Doel, vraagstelling en aanpak.............................................................. 5 1.1 Vraagstelling .............................................................................. 5 1.2 Aanpak van het onderzoek ........................................................... 7 1.3 Leeswijzer................................................................................ 11
2.
Kwantitatief beeld PGB Nieuwe Stijl .................................................... 13 2.1 Basisgegevens indicaties budgethouders....................................... 13 2.2 Bestedingsgegevens .................................................................. 23 2.3 Verhouding tussen PGB en zorg-in-natura..................................... 25
3.
Kwalitatief beeld PGB Nieuwe Stijl ...................................................... 28 3.1 Inkoop naar type aanbieder ........................................................ 28 3.2 Inkoop bij een bekende/mantelzorger .......................................... 29 3.2 Verhouding in besteding naar type aanbieders............................... 32 3.3 Is de verhouding in type aanbieders veranderd? ............................ 33 3.4 Is men voornemens de verhouding in type aanbieders te wijzigen? .. 36 3.5 Inkoop van aanvullende zorg ...................................................... 36 3.6 Conclusie ................................................................................. 38
4.
Situatie budgethouders na overstap ................................................... 40 4.1 Invloedfactoren op de situatie van budgethouders.......................... 40 4.2 Budgetverandering na overstap? ................................................. 41 4.3 Resultaten telefonische enquête overstappers ............................... 47 4.4 Conclusie ................................................................................. 51
5.
Ervaringen met PGB nieuwe stijl ........................................................ 53 5.1 Budgethouders over PGB nieuwe stijl ........................................... 53 5.2 Velddeskundigen over PGB nieuwe stijl......................................... 54
6.
Landelijk beeld ................................................................................ 56 6.1 Inleiding .................................................................................. 56 6.2 Kwantitatief beeld: totale populatie budgethouders ........................ 56 6.3 Kwalitatief beeld: totale populatie budgethouders .......................... 59
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 2 v an 8 2
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
B IJLAGEN Bijlage 1. Bijlage 2.
Uitvoering steekproef ............................................................ 62 Verdeling grondslagen budgethouders die deelnamen aan telefonische interviews .......................................................... 63 Bijlage 3. Vragenlijst telefonische interviews, versie voor budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers als ook bij overige zorgaanbieders ..................................................... 64 Bijlage 4. Vragen aan overstappers ....................................................... 70 Bijlage 5. Organisaties velddeskundigen ................................................. 71 Bijlage 6. Vragen aan geïnterviewde velddeskundigen .............................. 72 Bijlage 7. Referentieverdeling PGB naar grondslagen................................ 74 Bijlage 8. Leden begeleidingscommissie ................................................. 76 Bijlage 9. Tabellen op functieniveau....................................................... 77 Bijlage 10. Berekening eigen bijdrage PGB ............................................... 79 Bijlage 11. PGB tarieven per klasse per kalenderjaar ................................. 80
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 3 v an 8 2
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Gebruikte afkortingen PGB PGB ns
PGB nieuwe stijl
PGB os
PGB oude stijl
F UNCTIES AB ALG
activerende begeleiding algemeen
AB DAG (m.v.)
activerende begeleiding dagprogramma met vervoer
AB DAG (z.v.)
activerende begeleiding dagprogramma zonder vervoer
OB ALG
ondersteunende begeleiding algemeen
OB DAG (m.v.)
ondersteunende begeleiding dagprogramma met vervoer
OB DAG (z.v.)
ondersteunende begeleiding dagprogramma zonder vervoer
BH
behandeling
HV
huishoudelijke verzorging
PV
persoonlijke verzorging
VB LANG
verblijf langdurig
VB TYD
verblijf tijdelijk
VP
verpleging
G RONDSLAGEN SOM
somatische ziekte/aandoening
PG
psychogeriatrische ziekte/aandoening
PSY
psychiatrische aandoening, psychische stoornis
LG
lichamelijke handicap (functiestoornis)
VG
verstandelijke handicap (functiestoornis)
ZG
zintuiglijke handicap (functiestoornis)
PS
psychosociale problemen in samenhang met bovengenoemde ziekte/aandoening/stoornis
S ECTOR GGZ
sector geestelijke gezondheidszorg
GZ
sector gehandicaptenzorg
V&V
sector verpleging en verzorging
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 4 v an 8 2
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
1.
Doel, vraagstelling en aanpak Op 1 april 2004 was de PGB regeling nieuwe stijl een jaar in werking. In opdracht van het ministerie van VWS wordt door Hoeksma, Homans & Menting organisatieadviseurs B.V. (verder: bureau HHM) bekeken hoe de persoonsgebonden budgetten nieuwe stijl werken. Het onderzoek vormt, naast andere onderzoeken op het terrein van PGB, de basis voor een evaluatie van de PGB regeling nieuwe stijl in het najaar van 2004. D OEL In dit onderzoek wordt een beeld gegeven van verschillende aspecten met betrekking tot het gebruik en de ervaringen met de PGB regeling nieuwe stijl. Daarbij wordt eveneens gekeken naar verschillen met de oude PGB regelingen. Het onderzoek dient naast informatie in de breedte (kwantitatieve gegevens) ook informatie in de diepte (gedragseffecten, stijging/daling van budgetten) over de praktijk met betrekking tot persoonsgebonden budgetten nieuwe stijl op te leveren.
1.1
Vraagstelling Door de opdrachtgever is een drieledige vraagstelling geformuleerd. Deze vraagstelling is navolgend weergegeven. De hoofdvraagstellingen 1 en 2 zijn alleen gericht op het PGB nieuwe stijl, de hoofdvraagstelling 3 is (tevens) gericht op een vergelijking tussen het PGB nieuwe stijl en oude stijl. H OOFDVRAAG 1. K WANTITATIEVE ONTWIKKELINGEN PGB NIEUWE STIJL Algemene vraag: wat zijn de kwantitatieve ontwikkelingen in het kader van de verleende PGB's nieuwe stijl? Basisgegevens a. Voor welke functies en welke klassen is een indicatie afgegeven? b. Is er sprake van indicaties met één of met meer functies? c. Welke grondslagen zijn hierbij van toepassing? d. Voor welke periode is de indicatie vastgesteld? e. Voor welk deel van de geïndiceerde functies is een PGB toegekend? Hoe is de verhouding tussen PGB en zorg in natura bij deze budgethouders PGB nieuwe stijl? f. Wat is de hoogte van de budgetten? g. Wat is de eigen bijdrage die wordt ingehouden? h. Is er sprake van een ‘overstapper’ van een PGB oude stijl naar een PGB nieuwe stijl dan wel een ‘nieuwe instromer’ in de PGB nieuwe stijl? Is dit een reguliere dan wel een vervroegde overstap geweest?1
1
De vraag vormt de basis voor de beantwoording van hoofdvraag 3.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 5 v an 8 2
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Bestedingsgegevens i. Aan welke functies is het toegekende budget feitelijk besteed? j. Bij welke aanbieders koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl voor welke functies in? k. Hoe liggen de verhoudingen tussen de bestedingen aan de verschillende soorten aanbieders bij de verschillende functies waarvoor een PGB is toegekend? Verhouding tussen PGB en Zorg-in-natura l. Wat is de verhouding tussen de totale uitgaven middels PGB enerzijds en door middel van Zorg in Natura anderzijds? H OOFDVRAAG 2. G EDRAGSEFFECTEN Algemene vraag: wat zijn enkele specifieke gedragseffecten die voortkomen uit het gekozen eigen bijdrage regime? Zorginkoop met het PGB a. Bij welke aanbieders koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl voor welke functies in? b. In het geval van inkoop van zorg bij een mantelzorger: Van welke relatie met deze mantelzorger is er sprake (familie of andere relatie)? Zorginkoop van aanvullende zorg a. Voor welk bedrag koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl aanvullend zorg in, conform het soort zorg waarvoor het PGB is toegekend? b. Hoe verhoudt dit bedrag zich tot het bedrag dat hij/zij als eigen bijdrage geacht wordt aan het inkopen van zorg te besteden? H OOFDVRAAG 3. D ALING EN STIJGING PGB' S Algemene vraag: zijn de budgethouders PGB er na overstap op de PGB nieuwe stijl op vooruit gegaan, gelijk gebleven of op achteruit gegaan? B EANTWOORDING OP HET NIVEAU VAN AWBZ GRONDSLAGEN De beantwoording van de drie hoofdvragen gebeurt op het niveau van AWBZgrondslagen. Een grondslag wordt bij de indicatiestelling vastgesteld. De zeven AWBZ-grondslagen zijn: SOM: somatische ziekte/aandoening. PG: psychogeriatrische ziekte/aandoening. PSY: psychiatrische aandoening, psychische stoornis. LG: lichamelijke handicap (functiestoornis). VG: verstandelijke handicap (functiestoornis). ZG: zintuiglijke handicap (functiestoornis). PS: psychosociale problemen in samenhang met bovengenoemde ziekte/ aandoening/stoornis.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 6 v an 8 2
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
A ANVULLENDE HOOFDVRAAG : LANDELIJK BEELD Tijdens het onderzoek bleek dat de beantwoording van een deel van de onderzoeksvragen voor het totaal van de populatie budgethouders in Nederland meerwaarde zou kunnen geven. Hier is in de onderzoeksaanpak op geanticipeerd (zie paragraaf 1.2). Het gaat hierbij om de volgende subvragen: Voor welke functies en welke klassen is een indicatie afgegeven? Is er sprake van indicaties met één of met meer functies? Voor welke periode is de indicatie vastgesteld? Hoe is de verhouding tussen PGB en zorg in natura bij budgethouders PGB nieuwe stijl? Wat is de hoogte van de budgetten?, Wat is de eigen bijdrage die wordt ingehouden? Bij welke aanbieders koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl zorg in? Van welke relatie is er sprake bij inkoop van zorg bij een bekende/mantelzorger? Hoe liggen de verhoudingen tussen de bestedingen aan verschillende typen aanbieders? Koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl aanvullend zorg in, conform het soort zorg waarvoor het PGB is toegekend?
1.2
Aanpak van het onderzoek De onderzoeksaanpak is afgestemd op de beantwoording van de drie hoofdvragen en de aanvullende vraag en bestaat uit: 1. Dossieronderzoek op locatie bij de zorgkantoren (hoofdvraagstelling 1). 2. Telefonische interviews (hoofdvraagstelling 1, 2 en 3). 3. Diepte-interviews met velddeskundigen (hoofdvraagstelling 3). 4. Extrapolatie naar het totaal van de populatie budgethouders (aanvullende hoofdvraag). D OSSIERONDERZOEK ZORGKANTOREN Het dossieronderzoek heeft plaatsgevonden bij in totaal 7 zorgkantoren,1 te weten: Groningen; Nijmegen; Noord-Limburg; Arnhem; Zuid-Holland Noord; Amstelland en De Meerlanden; West Brabant. G ESTRATIFICEERDE STEEKPROEF Bij de uitvoering van het dossieronderzoek is een gestratificeerde aselecte steekproef getrokken uit de PGB-dossiers van de betreffende zorgkantoren.
1
Deze zijn geselecteerd op basis van geografische spreiding, aantal budgethouders en deelname aan de ‘oude’ experimentele regeling LG.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 7 v an 8 2
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Er is dus expliciet gezocht naar – voldoende – dossiers per grondslag. Dit om uiteindelijk representatieve uitspraken te kunnen doen per grondslag. Over het totaal van de groep budgethouders in Nederland (ca. 63.300). Kunnen op basis van de onderzochte grondslagen als totaal geen uitspraken worden gedaan. Immers: sommige grondslagen zijn bewust oververtegenwoordigd en andere grondslagen zijn ondervertegenwoordigd. De onderzoeksgroep is niet representatief voor het landelijk totaalbeeld. R EGISTRATIEPROGRAMMA De registratie van de indicatiegegevens, toekenningsgegevens en bestedingsgegevens bij de zorgkantoren is gedaan met behulp van een daartoe ontwikkeld registratieprogramma. De onderzoekers hebben de gegevens uit de dossiers handmatig geregistreerd in dit programma. Voor deze methodiek is gekozen om zo min mogelijk capaciteitsbeslag op de zorgkantoren te leggen. Daarnaast was het niet mogelijk om de gevraagde onderzoeksgegevens – op een eenvoudige wijze – digitaal van de zorgkantoren te ontvangen. Een uitzondering hierop vormden de zorgkantoren Nijmegen en Noord Limburg waarbij een deel van de gegevens is verzameld door het zorgkantoor en digitaal zijn toegezonden aan de onderzoekers. R ESULTAAT Per zorgkantoor is als uitgangspunt genomen om 75 - 100 dossiers – verdeeld over de verschillende grondslagen – te betrekken in het dossieronderzoek. Voor een beschrijving van de uitvoering van de steekproef op locatie bij de zorgkantoren wordt verwezen naar bijlage 1. Tijdens het dossieronderzoek zijn in totaal 614 lopende dossiers budgethouders onderzocht. Bij de uitvoering van het dossieronderzoek is geprobeerd om de grondslagen die bij het ene zorgkantoor niet werden aangetroffen, elders wel in de selectie te betrekken, zodat het gewenste aantal dossiers per grondslag zo goed mogelijk werd benaderd. De grondslagen ZG en PG zijn in beperkte mate aangetroffen. In tabel 1 is het aantal geselecteerde dossiers per grondslag weergegeven.
Grondslag SOM
Aantal budgethouders (in ieder geval met) grondslag 222
PG
14
PSY
165
LG
111
VG
168
ZG
20
PS
81
Totaal aantal grondslagen
7811
Tabel 1. Aantal geselecteerde dossiers per grondslag dossieronderzoek
1
Het totaal aantal grondslagen is hoger dan 614 omdat er budgethouders zijn waarbij meerdere grondslagen aan de orde zijn.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 8 v an 8 2
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
De resultaten uit het dossieronderzoek worden weergegeven op basis van de grondslagen uit tabel 1. Onderdeel van de gestratificeerde steekproef was eveneens een voldoende aantal overstappers vanuit de oude PGB regelingen te vinden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen reguliere overstappers (op het moment van herindicatie) en vervroegde overstappers (herindicatie voor het verloop van de geldigheidstermijn)1. De nagestreefde verdeling per grondslag is weergegeven in bijlage 1. Bij het trekken van de gestratificeerde steekproef bleek het lastig om de gewenste verdeling van reguliere en vervroegde overstappers aan te treffen. Tabel 2 geeft binnen de onderzoeksgroep de gevonden verdeling van overstappers en nieuwe instroom naar grondslag. Grondslag
Nieuwe instromers
Overstappers Waarvan vervroegd
SOM
93
129
7
6
8
0
PSY
87
78
6
LG
32
79
4
VG
68
100
15
ZG
7
13
0
PS
38
43
0
331
450
32
PG
Totaal
Tabel 2. Aantal nieuwe instromers, overstappers en vervroegde overstappers naar grondslag in dossieronderzoek
Uit de tabel blijkt dat het totale aantal overstappers in de onderzoeksgroep ruim voldoende is, maar dat de meerderheid reguliere overstappers betreft. Er kunnen dus geen uitspraken worden gedaan over vervroegde overstappers. T ELEFONISCHE INTERVIEWS Ter beantwoording van een deel van hoofdvraag 1 (besteding van het PGB), een deel van hoofdvraag 3 (stijging/daling) en de volledige hoofdvraag 2 (gedragseffecten) zijn telefonische interviews gehouden. Nadat het dossieronderzoek bij een zorgkantoor is beëindigd, hebben de cliënten uit de steekproef aansluitend een brief toegezonden gekregen; hierin stond dat men kon worden benaderd voor een telefonisch interview. In totaal hebben (in alle regio’s gezamenlijk) 72 budgethouders de antwoordbrief geretourneerd en hiermee schriftelijk doorgegeven dat ze niet benaderd wilden worden (12%). Hierdoor bleven voldoende budgethouders over om het nagestreefde aantal van 360 budgethouders te kunnen interviewen. De telefonische enquête is uitgevoerd volgens een vast belprotocol. In tabel 3 is weergegeven hoe hoog de respons was onder de cliënten die – na de reactietermijn – telefonisch zijn benaderd door HHM. 1
De overstap vanuit de oude LG regeling heeft in juni 2003 collectief plaatsgevonden.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 9 v an 8 2
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
N
%
Telefonisch benaderd
405
100%
Succesvol interview
360
89%
Telefonische weigering
27
7%
Overig
18
4%
Tabel 3. Respons telefonische enquête
R ESULTAAT Het nagestreefde aantal van 360 budgethouders (of vertegenwoordigers) is, zoals blijkt uit tabel 3, geïnterviewd. Uit de contacten met deze budgethouders bleek een zeer grote bereidheid om mee te werken aan het telefonische interview.1 De groep cliënten die is geïnterviewd, is tot stand gekomen door een gestratificeerde steekproef te trekken, waarbij de stratificatie heeft plaatsgevonden naar grondslag en dezelfde verhoudingen zijn aangehouden als bij het dossieronderzoek. In bijlage 2 is het resultaat hiervan weergegeven. Resultaten uit de telefonische interviews worden eveneens weergegeven op basis van de grondslagen. In totaal zijn er drie groepen budgethouders geïnterviewd: die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers, als bij overige zorgaanbieders (AWBZ-instelling, particulier bedrijf, freelancer, natuurlijke personen); die enkel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers; die enkel zorg inkopen bij instellingen en overige zorgaanbieders (AWBZinstelling, particulier bedrijf, freelancer/natuurlijke personen). Voor elke groep is een vragenlijst opgesteld. In bijlage 3 is de langste variant van de vragenlijst weergegeven, namelijk de vragenlijst voor budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers, als bij overige zorgaanbieders (particulier bedrijf, freelancer/natuurlijk persoon). Tevens zijn bij een groep van de geïnterviewden vragen gesteld met betrekking tot hun overstap. Dit ten behoeve van de beantwoording van hoofdvraagstelling 3. In bijlage 4 zijn de vragen aan deze overstappers weergegeven. I NTERVIEWS MET VELDDESKUNDIGEN Naast het dossieronderzoek en de telefonische interviews hebben interviews met negen velddeskundigen plaatsgevonden met het doel de derde hoofdvraag uit het onderzoek te kunnen beantwoorden. Zie bijlage 5 voor een overzicht van de organisaties waar de betreffende velddeskundigen voor werkzaam zijn. Hierbij gaat het om de ontwikkeling van de hoogte van het budget op individueel niveau bij overstappers. In bijlage 6 zijn de vragen weergegeven die zijn gesteld aan alle te interviewen velddeskundigen.
1
In enkele gevallen is voorgekomen dat cliënten zelf belden naar aanleiding van de aankondigingbrief met de vraag wanneer ze konden worden geïnterviewd.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 10 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Daarbij zijn aan alle geïnterviewden alle vragen voorgelegd. Een ieder is gevraagd om vanuit de eigen expertise, het eigen perspectief en ervaring de vragen te beantwoorden. E XTRAPOLATIE NAAR DE LANDELIJKE POPULATIE BUDGETHOUDERS Om – voor de beantwoording van de aanvullende hoofdvraag – de resultaten ook voor het totaal van de groep budgethouders in Nederland weer te kunnen geven, is gewogen voor de verdeling van grondslagen over de nagenoeg totale landelijke groep budgethouders. Deze verdeling van grondslagen over de landelijke groep budgethouders is ontleend aan onderzoeksgegevens op GINO RIO FI data van Henselmans en Wolffensperger (GINO, 2004). Uit een bestand van ruim 160.000 positieve AWBZ-besluiten gebaseerd op Functiegerichte Indicatiestelling zijn die indicatiebesluiten geselecteerd waarin is gekozen voor een PGB (ongeveer 6.000 aanvragen). Voor deze groep is vastgelegd hoe de grondslagen verdeeld zijn. Het gaat hierbij om gegevens uit de periode april 2003 tot en met begin augustus 2004, van in totaal 19 regionale indicatieorganen die gebruik maken van GINO software. Er wordt verondersteld dat hiermee uitspraken mogen worden gedaan over het totaal van de populatie. Daarbij zijn twee kanttekeningen te maken. Ten eerste is het ook bij een initiële keuze voor zorg in natura mogelijk dat alsnog, zonder dat het RIO dat weet, een indicatie wordt verzilverd in PGB. Of er sprake is van een systematisch verschil (dat bij bepaalde grondslagen vaker in een later stadium alsnog anders wordt gekozen) is niet bekend. Ten tweede kunnen er verschillen tussen RIO's zijn voor wat betreft de toedeling naar grondslagen. Gezien het feit dat ongeveer een kwart van alle RIO’s in kaart zijn gebracht, wordt verondersteld dat dergelijke verschillen tegen elkaar zullen wegvallen. In bijlage 7 wordt een nadere toelichting gegeven over de hantering van deze databestanden. L ANDELIJK BEELD : RESULTAAT Bij de resultaten voor het totaal van de landelijke populatie budgethouders gaat het aldus om het geëxtrapoleerde totaal (en niet het onderzoekstotaal). De resultaten bieden het landelijke beeld op het niveau van budgethouders, althans voor zover het PGB ns betreft. B EGELEIDINGSCOMMISSIE Onder leiding van de opdrachtgever fungeerde ten behoeve van dit onderzoek een begeleidingscommissie (zie bijlage 8). Deze commissie heeft de inhoudelijke en methodologische stappen in het onderzoek begeleid. Op deze plaats willen de onderzoekers de leden van de begeleidingscommissie hiervoor hartelijk danken.
1.3
Leeswijzer Dit rapport beschrijft de antwoorden op de drie hoofdvragen en de daarbij onderscheiden subvragen. In de hoofdstukken 2, 3 en 4 worden respectievelijk de hoofdvragen 1, 2 en 3 beantwoord. Het gaat hierbij om het schetsen van een kwantitatief beeld (hoofdstuk 2), het schetsen van gedragseffecten (hoofdstuk 3) en de situaties van budgethouders na overstap (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 gaat tot slot in op ervaringen met de PGB regeling nieuwe stijl.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 11 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Hoofdstuk 6 beantwoordt de aanvullende hoofdvraag. In dit hoofdstuk wordt het landelijk beeld geschetst.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 12 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
2.
Kwantitatief beeld PGB Nieuwe Stijl In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven ter beantwoording van hoofdvraag 1. De resultaten worden weergegeven per onderzoeksvraag. Dit gebeurt op basis van de gegevens die zijn verkregen uit het dossieronderzoek bij de zorgkantoren. De resultaten worden gepresenteerd naar de geselecteerde grondslagen en in enkele gevallen op het niveau van functies. Gegeven de onderzoeksaanpak (par. 1.2) worden op grond van het voorliggende materiaal geen uitspraken gedaan over het geheel van de populatie van budgethouders. De resultaten geven een beeld van de situatie per grondslag.
2.1
Basisgegevens indicaties budgethouders G RONDSLAG , FUNCTIE EN KLASSE ( N ) Onderzoeksvraag a: Voor welke functies en welke klassen is een indicatie afgegeven? In totaal zijn er bij de onderzochte budgethouders 1375 functies geïndiceerd. In de grafieken 1 t/m 7 wordt per grondslag weergegeven welke functies zijn geïndiceerd.1 Bij de interpretatie van deze grafieken moet rekening worden gehouden met het feit dat het totaal aantal grondslagen (781) hoger ligt dan het aantal onderzochte budgethouders (n=614).2 Een voorbeeld illustreert de wijze waarop deze grafieken gelezen kunnen worden. Kijkend naar grafiek 1 kan worden geconcludeerd dat bij 82% van de budgethouders waar sprake is van de grondslag somatische ziekte/aandoening de functie HV is geïndiceerd.
1
Dit kunnen dus ook functies zijn waarvoor geen PGB kan worden toegekend, de functies VB LANG en BH.
2
Hierdoor worden – van een beperkte groep budgethouders – de geïndiceerde functies zowel weergegeven bij de eerste geïndiceerde grondslag als ook bij een mogelijke tweede grondslag. Dubbele grondslagen komen m.n. voor in combinatie bij PSY/PS en LG/VG. Zie later in deze paragraaf.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 13 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Grondslag Somatiek (N=222)
82%
HV 43%
PV 21%
VP
23%
OB ALG 7%
OB DAG
6%
AB ALG AB DAG
2% 6%
VB TYD BH
0%
VB LANG
0%
Grafiek 1: Geïndiceerde functies bij grondslag somatische ziekte/aandoening
Grondslag Psychogeriatrie (N=14)
64%
HV PV
43% 21%
VP OB ALG
50% 14%
OB DAG AB ALG AB DAG
36% 0%
VB TYD
7%
BH
0%
VB LANG
0%
Grafiek 2: Geïndiceerde functies bij grondslag psychogeriatrische ziekte/aandoening
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 14 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Grondslag Psychiatrische aandoening (N=222)
10%
HV PV VP
5% 2%
OB ALG
87% 31%
OB DAG AB ALG
30% 5%
AB DAG VB TYD BH VB LANG
31% 1% 0%
Grafiek 3: Geïndiceerde functies bij grondslag psychiatrische ziekte/aandoening
Grondslag Lichamelijke handicap (N=111)
47%
HV
60%
PV 23%
VP
83%
OB ALG 28%
OB DAG 16%
AB ALG 9%
AB DAG
28%
VB TYD BH VB LANG
1% 3%
Grafiek 4: Geïndiceerde functies bij grondslag lichamelijke handicap
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 15 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Grondslag Verstandelijke handicap (N=168)
15%
HV PV
35% 5%
VP OB ALG
82% 57%
OB DAG AB ALG
29% 17%
AB DAG VB TYD BH VB LANG
51% 1% 3%
Grafiek 5: Geïndiceerde functies bij grondslag verstandelijke handicap
Grondslag Zintuiglijke handicap (N=20) 25%
HV PV
20%
VP
20% 80%
OB ALG OB DAG
45%
AB ALG
25%
AB DAG
25%
VB TYD
45%
BH
0%
VB LANG
0%
Grafiek 6: Geïndiceerde functies bij grondslag zintuiglijke handicap
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 16 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Grondslag Psychosociale Problemen (N=81)
20%
HV PV
4% 2%
VP OB ALG
88% 21%
OB DAG
30%
AB ALG 4%
AB DAG
23%
VB TYD 1%
BH VB LANG
0%
Grafiek 7: Geïndiceerde functies bij grondslag psychosociale problemen
Op basis van voorgaande grafieken kan worden geconcludeerd dat bij budgethouders met de grondslag somatische ziekte/aandoening overwegend de functie HV is geïndiceerd. Tevens is de functie PV veel aan de orde. Bij budgethouders met de grondslag psychogeriatrische ziekte/aandoening is het beeld meer divers. De functies HV, PV, OB ALG en AB ALG komen veel voor. Bij budgethouders met de grondslag psychiatrische aandoening/psychische stoornis is overwegend OB ALG aan de orde. Daarnaast komen AB ALG en VB TIJD veel voor. Bij budgethouders met de grondslag lichamelijke handicap is met name OB ALG, PV en HV geïndiceerd. Bij budgethouders met de grondslag verstandelijke handicap zijn OB ALG, OB DAG, VB TIJD en PV de meest voorkomende functies. Bij budgethouders met de grondslag zintuiglijke handicap is OB ALG, OB DAG en VB TIJD veelal aan de orde.1 De budgethouders met de grondslag psychosociale problemen tenslotte krijgen overwegend de functie OB ALG geïndiceerd. Daarnaast is AB ALG aan de orde. De resultaten op het niveau van grondslagen (grafiek 1 t/m 7) tonen aan dat budgethouders op het niveau van grondslagen een zeer diverse groep vormen. Er kan worden geconcludeerd dat de functie OB ALG bij vrijwel alle grondslagen verhoudingsgewijs veel is geïndiceerd, behalve bij de grondslag somatische ziekte/aandoening. De functie HV is daarentegen juist met name bij de grondslag SOM, PG, LG geïndiceerd en komt verhoudingsgewijs minder bij de andere grondslagen voor.
1
Overigens geldt ook bij deze grondslag dat het totaal aantal in de steekproef gering is en dat deze gegevens derhalve met de nodige voorzichtigheid moeten worden geïnterpreteerd.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 17 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
G EÏNDICEERDE KLASSEN PER FUNCTIE In bijlage 9 wordt het totaal van de geïndiceerde functies weergegeven en geïndiceerde de klassen. Hieruit blijkt dat vrijwel alle functies bij de onderzochte groep van budgethouders in de lagere klassen worden geïndiceerd (tot en met klasse 4). Voor de functies OB DAG met vervoer en AB DAG (zowel met als zonder vervoer) geldt dat deze in lagere klassen wordt geïndiceerd, maar dat deze tevens in de hogere klasse 9 verhoudingsgewijs meer wordt geïndiceerd. A ANTAL FUNCTIES Onderzoeksvraag b: Is er sprake van indicaties met één of met meer functies? In tabel 5 is per grondslag weergegeven wat het gemiddeld aantal geïndiceerde functies is en het percentage keren dat één functie is geïndiceerd. Grondslag
N
Gemiddeld aantal geïndiceerde functies
Aantal keer 1 functie geïndiceerd (%)
222
1,9
58%
PG
14
2,4
29%
PSY
165
2
36%
LG
111
2,9
14%
VG
168
2,9
15%
ZG
20
2,9
20%
PS
81
1,9
44%
SOM
Tabel 5. (Gemiddeld) aantal geïndiceerde functies per grondslag in de onderzoeksgroep
Uit tabel 6 blijkt dat het gemiddeld aantal geïndiceerde functies het laagst is bij de grondslagen SOM en PS. Het gemiddeld aantal geïndiceerde functies is met 2,9 het hoogst bij de grondslagen LG, VG en ZG. Het percentage enkelvoudige indicaties is bij de grondslag SOM het hoogst, namelijk 58%. C OMBINATIE VAN GRONDSLAGEN Onderzoeksvraag c: Welke grondslagen zijn van toepassing? In principe zou er, volgens richtlijnen rondom indicatiestelling, bij het vaststellen van de grondslag moeten worden uitgegaan van één primaire grondslag. In een beperkt percentage van de indicatieaanvragen, zo wordt aangegeven, kan er sprake zijn van even zwaar wegende grondslagen. In die situaties kan er worden gekozen voor meerdere grondslagen1. Uit dit onderzoek blijkt dat in de praktijk combinaties van grondslagen voorkomen. Bij de grondslag SOM en PG komen combinaties het minste voor. Het blijkt dat de grondslagen PSY/PS en LG/VG vaker in combinatie voorkomen. De grondslag PSY komt in 38% van de onderzochte gevallen voor in combinatie met PS. De grondslag LG komt in 25% van de onderzochte gevallen voor in combinatie met de grondslag VG.
1
Zie: Handleiding formulierenset voor indicatiestelling AWBZ en Wvg, 10 januari 2003, Publicatieversie
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 18 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
I NDICATIEPERIODE Onderzoeksvraag d: Voor welke periode is de indicatie vastgesteld? De gemiddelde geldigheidstermijn van de indicatie per grondslag ziet er als volgt uit: Grondslag
N totaal
SOM
Gemiddelde geldigheidstermijn indicatie in maanden (excl. onbekend)
222
30
14
19
PSY
165
21
LG
111
43
VG
168
33
ZG
20
33
PS
81
22
PG
Tabel 6. Gemiddelde geldigheidstermijnen indicatie per grondslag
De langste geldigheidstermijnen komen voor bij de grondslag LG. De kortste geldigheidstermijnen spelen bij de grondslagen PG, PSY en PS. Om een beeld te geven van de spreiding wordt hieronder een frequentieverdeling weergegeven van de geldigheidstermijn van de indicatie (tabel 7). Geldigheidstermijn indicatie
< 6mnd
6 mnd1 jaar
1-2 jaar
2-3 jaar
3-4 jaar
> 4 jaar
onbekend
Grondslag
N
SOM
222
11
37
76
20
17
55
6
100%
5%
17%
34%
9%
8%
25%
3%
14
2
3
6
0
0
1
2
100%
14%
21%
43%
0%
0%
7%
14%
165
7
66
53
8
15
12
4
100%
4%
40%
32%
5%
9%
7%
2%
111
4
15
26
7
24
27
8
100%
4%
14%
23%
6%
22%
24%
7%
168
5
26
35
15
47
32
8
100%
3%
15%
21%
9%
28%
19%
5%
20
0
4
5
2
3
5
1
100%
0%
20%
25%
10%
15%
25%
5%
81
4
31
27
1
7
8
3
100%
5%
38%
33%
1%
9%
10%
4%
PG
PSY
LG
VG
ZG
PS
Tabel 7. Frequentieverdeling geldigheidstermijnen indicatie per grondslag
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 19 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Uit tabel 7 blijkt dat langere indicatietermijnen (> 2 jaar) met name aan de orde zijn bij de grondslagen LG (59%), VG (61%) en ZG (55%). Korte indicatietermijnen spelen met name bij de grondslagen PG (36%), PSY (44%) en PS (43%). Een vergelijkbare tabel is voor de onderzoeksgroep te maken op functieniveau. Het totaal aantal geïndiceerde functies1 was 1375. In bijlage 9 is deze tabel weergegeven. De gemiddelde geldigheidstermijnen op functieniveau ontlopen elkaar binnen de onderzoeksgroep niet veel. De meeste functies kennen een gemiddelde geldigheidstermijn van ongeveer 30 maanden (2½ jaar). De functie AB ALG en AB DAG hebben een kortere geldigheidstermijn.2 Opvallend is dat het aantal indicaties met een geldigheidstermijn van 2 tot 3 jaar binnen de onderzoeksgroep minder vaak voorkomt dan de andere geldigheidstermijnen. Het blijkt dat langere geldigheidstermijnen (> 4 jaar) met name in relatie tot de functies HV, PV, VP en OB-DAG voorkomen. V ERHOUDING TUSSEN PGB EN ZORG IN NATURA Onderzoeksvraag e: Voor welk deel van de geïndiceerde functies is een PGB toegekend? Hoe is de verhouding tussen PGB en zorg in natura bij deze budgethouders PGB Nieuwe Stijl? Bij de uitvoering van het dossieronderzoek is per functie geregistreerd op welke manier de budgethouder de zorg wil ontvangen: in de vorm van een PGB of zorgin-natura.3 Onderstaand is per grondslag het percentage budgethouders weergegeven dat tevens voor zorg in natura koos. Grondslag
Aantal budgethouders per grondslag
SOM
Aantal budgethouders per grondslag dat tevens kiest voor ZIN
Percentage budgethouders per grondslag dat tevens kiest voor ZIN
222
24
10%
14
2
14%
PSY
165
11
7%
LG
111
23
21%
VG
168
40
24%
ZG
20
8
40%
81
5
6%
PG
PS
Tabel 8. Aantal keren keuze tevens voor zorg in natura per grondslag
Uit tabel 8 blijkt dat het bij de grondslagen ZG, VG en LG het meest er voor wordt gekozen om naast het PGB één of meerdere functies in zorg-in-natura te ontvangen. 1
2
3
Tijdens het dossieronderzoek is de geldigheidstermijn van de totale indicatie geregistreerd. Tevens is de geldigheidstermijn voor afzonderlijke functies geregistreerd indien deze afweek van de geldigheidstermijn van de indicatie. Gezien het feit dat activerende begeleiding als doel heeft om het gedrag of vaardigheden van iemand te veranderen of verbeteren, ligt het voor de hand dat de geldigheidstermijn korter is dan bij de overigen. Alle budgethouders hebben in ieder geval/minimaal bij één functie de voorkeur gegeven zorg in te kopen via het PGB. Immers, het onderzoek richt zich op budgethouders PGB.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 20 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Het percentage keren waarbij op functieniveau (n = 1375) voor zorg in natura wordt gekozen is weergegeven in tabel 9. Een korte uitleg bij deze tabel kan verhelderend werken. K ORTE UITLEG Horizontaal is het aantal keer weergegeven dat een bepaalde functie is geïndiceerd. Verticaal is te lezen bij welke grondslag de betreffende functie is geïndiceerd. Cursief is het percentage weergegeven waarbij bij een geïndiceerde functie ervoor is gekozen om deze in zorg-in-natura te ontvangen. In een flink aantal gevallen is dit percentage 0%, oftewel geen enkele budgethouder (met een bepaalde grondslag) heeft ervoor gekozen om de betreffende geïndiceerde functie in zorg-in-natura te willen ontvangen. Grondslag
SOM
PG
PSY
LG
VG
ZG
PS
HV, aantal keer geïndiceerd
183
9
16
52
25
5
16
% dat voor ZIN is gekozen bij deze functie
2%
0%
0%
8%
0%
20%
0%
95
6
9
67
58
4
3
8%
0%
0%
0%
3%
25%
0%
46
4
4
25
9
4
2
4%
0%
25%
4%
11%
0%
0%
50
7
144
90
134
16
71
8%
14%
1%
0%
0%
6%
0%
13
2
36
17
60
7
13
62%
50%
3%
35%
12%
29%
15%
3
-
14
13
36
2
4
33%
-
0%
46%
33%
50%
0%
13
5
49
18
49
5
24
0%
0%
8%
11%
16%
60%
8%
AB DAG (z.v.), aantal keer geïndiceerd
-
-
5
2
10
3
3
% dat voor ZIN is gekozen bij deze functie
-
-
40%
100%
50%
66%
66%
AB DAG (m.v.), aantal keer geïndiceerd
3
-
3
6
16
2
17
33%
-
100%
100%
63%
100%
65%
13
1
51
31
85
9
19
15%
0%
0%
23%
8%
11%
0%
Functie1
PV, aantal keer geïndiceerd % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie VP, aantal keer geïndiceerd % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie OB ALG, aantal keer geïndiceerd % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie OB DAG (z.v.), aantal keer geïndiceerd % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie OB DAG (m.v.), aantal keer geïndiceerd % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie AB ALG, aantal keer geïndiceerd % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie
% dat voor ZIN is gekozen bij deze functie VB TYD, aantal keer geïndiceerd % dat voor ZIN is gekozen bij deze functie
Tabel 9. Aantal keren en percentage keuze voor zorg in natura per grondslag en per functie
Uit tabel 9 blijkt dat bij de functies voor dagbesteding (OB DAG en AB DAG) het percentage ‘keuze voor zorg-in-natura’ hoger ligt dan bij de overige functies. Daarbij kan tevens worden opgemerkt dat dit met name in combinatie met de grondslag VG aan de orde is. 1
Horizontaal is het totale aantal functies groter dan vermeld in tabel 43 en 44. Dit heeft wederom te maken met het feit dat er budgethouders zijn waarbij meer grondslagen aan de orde zijn.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 21 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
E IGEN BIJDRAGE Onderzoeksvragen f en g: Wat is de hoogte van de budgetten? Wat is de eigen bijdrage die wordt ingehouden? Het bruto PGB bedrag is opgebouwd uit een bedrag voor de betaling van zorgverleners, een vrij besteedbaar deel1 en een eigen bijdrage. Eventueel is er sprake van een budgetgarantie.2 Bij vaststelling van de eigen bijdrage wordt rekening gehouden met het inkomen van de leefeenheid van de budgethouder. Budgethouders onder de 18 jaar zijn geen eigen bijdrage verschuldigd. Voor de berekening van eigen bijdrage is van belang of er sprake is van tijdelijk verblijf. De berekeningsystematiek van de eigen bijdrage is weergegeven in bijlage 103. Onderstaand is per grondslag weergegeven wat het gemiddeld bruto PGB budget is per grondslag per jaar. Tevens is de berekende eigen bijdrage weergegeven. Budgethouders die een deel van het jaar een PGB hebben zijn meegenomen in de berekeningen.4 Grondslag
Gemiddeld bruto PGB p. jaar (n=519)5
SOM
€
Eigen bijdrage (in euro, n = 320)
< 100
12.319,-
100 – 250
9%
250 - 1000 1000-2500
> 2500
28%
31%
19%
13%
PG
€
26.772,-
11%
45%
12%
11%
21%
PSY
€
11.908,-
15%
39%
9%
31%
6%
LG
€
24.240,-
18%
35%
23%
6%
18%
VG
€
20.139,-
11%
38%
22%
12%
17%
ZG
€
15.170,-
-
43%
14%
29%
14%
PS
€
12.160,-
15%
35%
4%
31%
15%
Tabel 10. Gemiddeld bruto toegekend budget per budgethouder per grondslag per jaar en in mindering gebrachte bijdrage in euro’s
Uit tabel 10 blijkt dat in absolute zin bij de grondslag PG, LG of VG het gemiddeld bruto budget het hoogst is. Op het bruto budget wordt de eigen bijdrage in mindering gebracht. De tabel geeft een classificatie van de absolute bedragen en
1
2
3
4
5
Dit is 1,5% van het totaalbudget met een minimum van € 250,- en een maximum van € 1250.-, waarover geen verantwoording hoeft worden afgelegd. De budgethouder die is overgestapt tussen 1 april en 1 oktober heeft een budgetgarantie tot 31 december 2003 gehad. Daarna hebben de budgethouders een budgetgarantie van 3 maanden. De verzekerde wordt wel geacht voor het bruto bedrag zorg in te kopen (anders zou er geen sprake zijn van een eigen bijdrage). Er is sprake van een momentopname. De bedragen van budgethouders die een deel van het jaar een PGB toegekend hebben gekregen zijn inbegrepen waarbij de bedragen niet zijn omgerekend naar bedragen op jaarbasis, omdat dit een vertekend beeld zou geven. Er zijn immers elk jaar budgethouders die korter dan een jaar een PGB hebben. Dit verklaart ook waarom de eigen bijdragen lager kunnen liggen dan het minimumbedrag voor een totaal jaar PGB. Dit bedrag is niet overal bekend.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 22 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
het percentage cliënten dat met de betreffende grondslag (> 18 jaar) een bedrag in een betreffende categorie aan eigen bijdrage betaalt. Uit berekeningen blijkt dat bij cliënten met de grondslag SOM de eigen bijdrage als percentage van het brutobedrag gemiddeld genomen het grootst is: 18,5%. Bij de grondslag PSY en PS bedraagt de eigen bijdrage als percentage van het brutobedrag gemiddeld 8%. Bij LG en VG is het percentage circa 5,5%, bij ZG 4,4% en PG 3,3%. Zoals aangegeven zijn budgethouders onder de 18 jaar geen eigen bijdrage verschuldigd zijn. Hieronder wordt een frequentieverdeling van de leeftijd van de onderzochte budgethouders getoond. Grondslag
N
< 18 jr.
18 t/m 55 jr.
56 t/m 65 jr.
66 t/m 75 jr.
76 t/m 80 jr.
80+
219
15%
42%
12%
16%
6%
9%
14
21%1
29%
0%
14%
7%
29%
PSY
164
68%
29%
1%
0%
2%
1%
LG
109
58%
35%
5%
1%
1%
1%
VG
167
78%
20%
2%
0%
0%
0%
ZG
20
65%
20%
5%
5%
0%
5%
PS
81
54%
36%
7%
1%
1%
0%
SOM PG
Onbekend
7
Tabel 11. Frequentieverdeling van leeftijden van budgethouders per grondslag
Het aandeel budgethouders onder de 18 is het hoogst bij de grondslagen PSY, VG en ZG. Ook bij LG en PS gaat het veelal om budgethouders jonger dan 18 jaar. De grondslagen SOM en PG laten een duidelijk ander beeld zien dan de overige grondslagen.
2.2
Bestedingsgegevens
Onderzoeksvraag i: Aan welke functies is het toegekende budget feitelijk besteed?
Het persoonsgebonden budget dient, met uitzondering van het vrij besteedbare deel, te worden besteed aan AWBZ-functies (HV, PV, VP, OB, AB, TV). 'Schuiven' tussen verschillende functies is hierbij toegestaan. Via bevoorschotting ontvangen budgethouders voor een bepaalde periode (maandelijks, per kwartaal, per half jaar of per jaar) het netto budget op de eigen rekening of dat van een gemachtigde. Binnen acht weken na iedere voorschotperiode dient de budgethouder aan het zorgkantoor te verantwoorden over de 1
Het lijkt onwaarschijnlijk dat de grondslag PG bij een persoon onder 18 aan de orde is. Uit dossieronderzoek blijkt dat genoemde cliënten (3 cliënten) allemaal minderjarig zijn.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 23 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
besteding van het desbetreffende voorschot en over de besteding van eventuele restanten van eerdere voorschotten. Op basis van de meest recente verantwoording is tijdens het dossieronderzoek bij de budgethouders onder andere in kaart gebracht: 1. Welke functies zijn toegekend. 2. Welke functies zijn verantwoord. In tabel 12 is het resultaat voor de totale onderzoeksgroep weergegeven. Zoals eerder vermeld mogen hieraan geen conclusies worden verbonden voor de totale populatie van budgethouders. Het geeft echter een indicatie dat het in de praktijk voorkomt dat functies anders worden verantwoord dan toegekend. Zoals aangegeven is dit conform de regels van het PGB. Toegekende functies
Verantwoorde functies
Functie
Totaal
Functie
Totaal
HV
255
HV
263
PV
182
PV
198
VP
71
VP
73
OB ALG/DAG (m.v. of z.v.)
497
OB ALG/DAG (m.v. of z.v.)
372
AB ALG/DAG (m.v. of z.v.)
115
AB ALG/DAG (m.v. of z.v.)
216
VB TYD
Totaal
7
1.1271
VB TYD
11
Bemiddelingskosten
14
Totaal
1.147
Tabel 12. Toegekende functies en verantwoorde functies voor de onderzoeksgroep
Uit het linkerdeel van de tabel wordt bijvoorbeeld duidelijk dat er in de onderzoeksgroep 255 keer een PGB is toegekend voor HV. Uit het rechterdeel wordt duidelijk dat in de onderzoeksgroep 263 keer de functie HV is verantwoord. Het meest in het oog springend is het verschil tussen het aantal keer dat de functies OB en AB worden geïndiceerd en het aantal budgethouders dat de functies AB en OB heeft verantwoord. Deze functies lijken met elkaar te worden uitgeruild. In deze tabel is er voor gekozen om de functies OB DAG en OB ALG al dan niet met vervoer bij elkaar op te tellen. De reden hiervoor is dat op het standaard verantwoordingsformulier geen onderscheid wordt gemaakt tussen OB DAG en OB ALG. Ditzelfde geldt voor AB. Overigens moet hierbij worden aangetekend dat het gaat om de functies zoals deze door budgethouders zijn verantwoord. Het gaat niet om de functies zoals deze door het zorgkantoor (na verantwoording) zijn goedgekeurd.
1
Het aantal toegekende functies ligt lager dan het aantal geïndiceerde functies omdat een deel van de functies in zorg in natura wordt afgenomen.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 24 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
In tabel 13 is per grondslag weergegeven in welk aantal van de gevallen een functie die is toegekend ook is verantwoord. Het gaat dan om de relatie tussen de toegekende functies en de verantwoorde functies op individueel niveau. De werkwijze was hierbij als volgt. Per budgethouder en grondslag is gekeken naar combinaties van toegekende en verantwoorde functies. Een budgethouder die 1 functie heeft toegekend gekregen en 2 functies verantwoordt, telt hierbij mee voor 2 combinaties. Het totaal aantal combinaties dat op die manier werd verkregen is 1406. Hieronder wordt per grondslag het totaal aantal combinaties weergegeven, alsmede het aantal combinaties dat op individueel niveau overeenstemt. Functies
Grondslag SOM
HV
N totaal
N match
PV
% match
VP
OB-alg
OBdag z.v.
OBdag m.v.
AB uren
VB tijd
Voorkomen matchende combinatie per functie
359
286
80%
148
63
32
33
0
0
8
2
34
32
94%
9
6
4
6
1
0
5
1
PSY
261
170
65%
9
4
2
94
5
0
33
23
LG
212
151
71%
26
43
10
54
0
2
7
9
VG
390
217
56%
16
39
7
95
7
2
25
26
ZG
40
24
60%
1
2
2
11
2
0
2
4
PS
110
80
73%
12
3
2
42
0
0
14
7
PG
Tabel 13. Relatie toegekende functies en verantwoorde functies op individueel niveau
Uit tabel 13 blijkt dat bij de grondslag PG de geïndiceerde functie het vaakst overeenkomt met de verantwoorde functie. Op een totaal van 34 aangetroffen combinaties is dit 94%. Bij de grondslag VG komt dit het minst vaak voor. In totaal 56% van alle combinaties betreft een één-op-één combinatie van toegekende en verantwoorde functies. Dit strookt met het feit dat deze groep relatief vaak de functie OB afneemt, terwijl hierboven reeds is aangegeven dat de functie OB en AB het meest worden ‘uitgeruild’.
2.3
Verhouding tussen PGB en zorg-in-natura Onderzoeksvraag l: Wat is de verhouding tussen de totale uitgaven door middel van PGB enerzijds en door middel van zorg-in-natura anderzijds? De verhouding tussen de totale uitgaven PGB en zorg-in-natura kan worden bepaald door de totale productiekosten in de verpleging & verzorging, gehandicaptenzorg en GGZ af te zetten tegen de kosten die zijn gemoeid met de uitvoering van de subsidieregeling PGB. In tabel 14a tot en met 14c zijn deze cijfers voor de jaren 2002, 2003 en 2004 naast elkaar gezet. Voor wat betreft zorg in natura gaat het om de totale kosten, dus om de kosten van intra-, semi- en extramurale zorg tezamen.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 25 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Sector 2002
Kosten 2002 (miljoenen euro)
Verpleging en verzorging
10.000
PGB oude stijl
Aantal budgethouders
V&V
244
34.500
156
11.200
13
2.200
413
48.000
Gehandicaptenzorg
3.889
GZ
Geestelijke gezondheidszorg
2.858
GGZ
Totaal
2002 (miljoenen euro)
16.747
Tabel 14a; verhouding kosten zorg in natura en kosten PGB in 2002 (bronnen: CTG A 04-35a: Budget en financieringsgegevens t.b.v. begroting 2005; CTG/ZAio: Overzicht totale aanvaardbare kosten 1999-2003 (GZ) en CVZ: kernmonitor PGB nieuwe stijl augustus 2004)
De verhouding PGB/ZIN is hieruit af te leiden. Binnen het totaalbedrag van 17.160 miljoen euro beslaat het bedrag voor PGB 2,4%. Sector 2003
Kosten 2003 (miljoenen euro)
Verpleging en verzorging
10.751
PGB
2003 (miljoenen euro)
V&V (PGB os)
291
24.600
192
11.000
41
2.400
130
24.600
653
62.600
Gehandicaptenzorg
4.213
GZ (PGB os)
Geestelijke gezondheidszorg
3.177
GGZ (PGB os) PGB ns
Totaal
Aantal budgethouders
18.141
Tabel 14b; verhouding kosten zorg in natura en kosten PGB in 2003 (bronnen: CTG A 04-35a: Budget en financieringsgegevens ten behoeve van begroting 2005; CTG/ZAio: Overzicht totale aanvaardbare kosten 1999-2003 (GZ) en CVZ: kernmonitor PGB nieuwe stijl augustus 2004)
Op basis van bovenstaande tabel kan worden berekend dat binnen het totaal bedrag van 18.794 miljoen euro het bedrag voor PGB 3,5% beslaat. Sector 2004
Kosten 2004 (miljoenen euro)
Verpleging en verzorging
10.850
PGB
123
16.700
176
9.200
11
900
580
36.500
889
63.300
4.345
GZ (PGB os)
Geestelijke gezondheidszorg
3.301
GGZ (PGB os) PGB ns
18.496
Aantal budgethouders
V&V (PGB os)
Gehandicaptenzorg
Totaal
2004 (miljoenen euro)
Tabel 14c; verhouding kosten zorg in natura en kosten PGB in 2004 (bronnen: CTG A 04-35a: Budget en financieringsgegevens t.b.v. begroting 2005; CTG/ZAio: Overzicht totale aanvaardbare kosten 1999-2003 (GZ) en CVZ: kernmonitor PGB nieuwe stijl).
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 26 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Voor het PGB gaat het in 2004 nog om toegekende bedragen. Uitgaande van een bedrag van 85% werkelijke besteding, zullen de uitgaven voor PGB ongeveer 756 miljoen euro bedragen. Binnen het totaal bedrag van 19.252 miljoen euro beslaat het bedrag voor PGB 3,9%. Het aandeel PGB is in de loop der jaren dus gestegen. Het aandeel budgethouders is in de jaren 2002 tot en met 2004 toegenomen met 32%. Het budget besteed aan PGB is toegenomen met 83%1. De toename van het budget voor zorg-in-natura bedraagt 10%. In absolute zin bedraagt de toename van het totale PGB-budget 343 miljoen euro. De toename van het budget gemoeid met zorg-in-natura bedraagt 1.749 miljoen euro.
1
In eerder onderzoek van HHM in opdracht van VWS is de toename van het PGB-budget onderscheiden naar het prijsindex-effect, het zogenaamde zorgzwaarte-effect (de relatieve toename van het aandeel zwaardere (hogere) PGB’s ten opzichte van de lichtere (lagere) PGB’s (een indicatie voor zorgzwaarte) en het hoeveelheidseffect, namelijk de stijging van het totale volume aan PGB’s. Uitgaande van een gemiddelde prijsindex van 6%, wordt de toename van totale PGB-budget voor 39% verklaard door het hoeveelheidseffect, voor 10% door het prijs-indexeffect en voor 52% door het zorgzwaarte-effect.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 27 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
3.
Kwalitatief beeld PGB Nieuwe Stijl In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven ter beantwoording van hoofdvraag 2 en een deel van hoofdvraag 1. De resultaten worden weergegeven per subvraag. Dit gebeurt op basis van de gegevens die zijn verkregen uit de telefonische interviews onder budgethouders. De resultaten worden gepresenteerd naar de geselecteerde grondslagen. De resultaten geven een beeld van de situatie zoals die bij de steekproef van geïnterviewde budgethouders cliënten (n=360) is aangetroffen1. Het aantal grondslagen dat op die manier in de steekproef is vertegenwoordigd is 461.
3.1
Inkoop naar type aanbieder Onderzoeksvraag a: Bij welke aanbieders koopt de budgethouder PGB nieuwe stijl voor welke functies in? Met het persoonsgebonden budget kan een budgethouder zelf beslissen bij wie hij/zij zijn zorg wil inkopen2. Dit kan een bekende of mantelzorger zijn, maar eveneens een AWBZ-aanbieder of een andere aanbieder. Ook een combinatie is mogelijk. De budgethouder sluit hiertoe een contract met een betreffende persoon/instelling. In het onderzoek zijn de volgende groepen budgethouders onderscheiden: Budgethouders die alleen zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers. Budgethouders die alleen zorg ginkopen bij instellingen en overige zorgaanbieders (AWBZ-instelling, particulier bedrijf, freelancer/natuurlijk perosoon). Budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers, als bij overige zorgaanbieders (AWBZ-instelling, particulier bedrijf, freelancer/natuurlijk persoon). Aan de budgethouders is gevraagd of zij konden aangeven bij welke type zorgaanbieder(s) zij zorg inkopen. In tabel 15 is per grondslag weergegeven hoe deze vraag is beantwoord.
1 2
De gegevens zijn alleen op basis van de grondslagen extrapoleerbaar naar de landelijke situatie. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de budgethouder erop toeziet dat er kwalitatief verantwoorde zorg wordt geleverd.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 28 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Inkoop zorg
Alleen bekenden/ mantelzorgers
Alleen AWBZ/overige aanbieders
Bekenden/ mantelzorgers en AWBZ-/ overige aanbieders
Totaal aantal grondslagen
SOM
62%
26%
12%
101
PG
14%
86%
-
7
PSY
32%
32%
36%
107
LG
49%
18%
33%
79
VG
21%
24%
55%
104
ZG
70%
10%
20%
10
PS
38%
32%
30%
53
Tabel 15; Inkoop met behulp van PGB naar type aanbieder
Uit tabel 15 blijkt dat inkoop bij alleen bekenden en mantelzorgers verhoudingsgewijs het meeste voorkomt bij de grondslagen SOM, LG en ZG. Uit hoofdstuk 2 weten we dat het hier met name gaat om de functies HV, PV en OB-ALG. Voor de grondslag VG geldt juist dat er verhoudingsgewijs vaak sprake is van een combinatie tussen inkoop bij bekenden en AWBZ-/overige aanbieders. Uit hoofdstuk 2 weten we dat het hier met name gaat om de functies OB-ALG, tijdelijk verblijf en OB-Dag. Voor PSY en PS is min of meer een evenredige verdeling aantreffen. Uit hoofdstuk 2 weten we dat het hier voor het overgrote deel OB-ALG betreft. Voor (het kleine aantal) PG grondslagen geldt dat inkoop van zorg voor het overgrote deel plaatsvindt bij AWBZ/overige aanbieders.
3.2
Inkoop bij een bekende/mantelzorger
Onderzoeksvraag b: Van welke relatie is er sprake bij inkoop van zorg bij een bekende/mantelzorger?
Uit paragraaf 3.1 blijkt dat bij alle grondslagen (in meer of mindere mate) zorg wordt ingekocht bij bekenden/mantelzorgers. In totaal zijn 579 relaties met bekenden/mantelzorgers aangetroffen. Aan de budgethouders is gevraagd om aard van de relatie met deze bekenden/mantelzorgers nader te duiden. Hierbij wordt een negental1 categorieën gehanteerd gecombineerd met de vraag of een bekende/mantelzorger inwonend of niet-inwonend is.
1
In de interviews werd ook een tiende categorie onderscheiden, namelijk “geen relatie”. In de praktijk heeft deze categorie zich niet voorgedaan. De relatie ‘levens/huwelijkspartner, niet inwonend’ (categorie 5) is eveneens niet aangetroffen.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 29 va n 82
SOM
(n=120)
PG
18%
geen
vrienden, buren, bekenden, niet inwonend
overige familie, niet inwonend
vader/moeder, niet inwonend
kind, niet inwonend
levens-/huwelijkspartner, niet inwonend
overige familie, inwonend
vader/moeder, inwonend
kind, inwonend
levens-/ huwelijkspartner, inwonend
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
11%
7%
24%
2%
-
11%
0%
27%
-
(n=1)
0%
0%
0%
0%
-
0%
0%
0% 100%
-
PSY
(n=124)
2%
2%
28%
2%
-
3%
2%
19%
42%
-
LG
(n=120)
5%
3%
26%
7%
-
4%
3%
18%
34%
-
VG
(n=140)
2%
0%
36%
6%
-
0%
1%
22%
33%
-
ZG
(n=11)
0%
0%
46%
9%
-
0%
0%
9%
36%
-
PS
(n=63)
3%
3%
21%
3%
-
5%
2%
22%
41%
-
Tabel 16; Relatie met mantelzorger/bekende naar grondslag bij inkoop van zorg bij mantelzorger(s)/bekende(n)
Uit tabel 161 blijkt dat drie categorieën inkooprelaties verhoudingsgewijs het meest voorkomen. Dit zijn: a. Vrienden, buren, bekenden, niet inwonend b. Vader/moeder, inwonend c. Overige familie, niet inwonend In genoemde volgorde blijken deze categorieën bij de meeste grondslagen naar voren te komen. Alleen de grondslagen VG en ZG wijken enigszins af van dit algemene beeld. Hier geldt dat “vader/moeder, inwonend” het hoogste percentage scoort, gevolgd door “vrienden, buren, bekenden, niet inwonend”. Tot slot blijkt dat bij de grondslag SOM in vergelijking met de andere grondslagen relatief vaak bij een niet inwonend kind zorg ingekocht. M ANTELZORG VOORAFGAAND AAN PGB Aan de budgethouders die nu hun zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers is de vraag gesteld of deze bekenden/mantelzorgers ook al zorg boden voordat de betreffende cliënt – na indicatiestelling – een PGB toegekend heeft gekregen.
1
Bij tabel 16 moet één kanttekening worden gemaakt. Het aandeel cliënten met een leeftijd jonger dan
18 jaar is in de steekproef van de vragenlijst oververtegenwoordigd. Dit leidt tot relatief hogere score op de categorie (vader/moeder, inwonend). Dit effect wordt enigszins opgeheven door het feit dat voor cliënten jonger dan 18 jaar relatief vaker de zorg lijkt te worden ingekocht bij bekenden / mantelzorgers. In tabel 37 waar deze gegevens worden gepresenteerd over de totale populatie wordt hiervoor gecorrigeerd.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 30 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Voorheen ook mantelzorg?
ja
nee
totaal
SOM
(N=75)
53%
47%
100%
PSY
(N=74)
54%
46%
100%
LG
(N=66)
59%
41%
100%
VG
(N=80)
59%
41%
100%
PS
(N=37)
43%
57%
100%
Tabel 17; Percentage mantelzorgers/bekenden per grondslag waarbij reeds mantelzorg werd geboden voordat er – na indicatiestelling - sprake was van een PGB.
Het beeld tussen de grondslagen varieert niet sterk. Gemiddeld genomen bood ongeveer de helft van de bekenden/mantelzorgers reeds zorg voordat er sprake was van een PGB. Voor de grondslagen LG en VG ligt dit percentage meer in de buurt van de 60%. Voor de groep met de grondslag PS ligt dit percentage lager. T OELICHTING BUDGETHOUDERS Aan degenen die, voordat zij een PGB hadden, ook reeds zorg ontvingen van bekenden/mantelzorgers (de groep “ja” uit bovenstaande tabel) is gevraagd of zij het verschil kunnen aangeven tussen de huidige en oude situatie. Uit de toelichting van budgethouders blijken verschillende situaties ten grondslag te liggen aan het feit dat nu - na indicatiestelling - zorg met het PGB wordt ingekocht bij een betreffende mantelzorger. Aan budgethouders is gevraagd het verschil te duiden. Onderstaand volgt een weergave van de reacties van budgethouders. Hieruit komen verschillende situaties naar voren. Het is van belang aan te tekenen dat het basale verschil bij veel budgethouders is dat er nu sprake is van een indicatie die er voorheen niet was. Deze indicatie had ook in natura kunnen worden verzilverd. S OMATIEK ( N =40) Van de budgethouders met de grondslag SOM geven er 29 aan dat er een verschil is met de situatie van voor het PGB. Overwegend wordt genoemd dat er nu meer mogelijk is voor wat betreft de leveringsvoorwaarden: de zorg wordt geleverd op vaste tijden, met meer regelmaat en heeft een meer verplichtend karakter. Ook wordt veelal aangegeven dat de zorgvraag is toegenomen en dat met het PGB meer uren kunnen worden ingekocht. Een kleine groep betaalde de mantelzorgers ook reeds voorheen maar deed dit “uit eigen zak”. Verder wordt genoemd: “het is een betaald stukje waardering”; “het geeft meer rust” en zo voort. In totaal 11 budgethouders geven aan dat er geen ander verschil met de oude situatie is, dan dat zij nu betaald krijgen. P SYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK (N=35) Van de 40 budgethouders die voorheen ook mantelzorg hadden, zijn er 34 die deze vraag hebben beantwoord. In totaal 30 budgethouders geven aan dat er een verschil is met de oude situatie. Ook hier wordt overwegend aangegeven dat er nu meer mogelijk is voor wat betreft leveringsvoorwaarden alsmede voor wat betreft de hoeveelheid en aard van de zorg. W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 31 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Enkele budgethouders geven aan dat de zorg voorheen in natura werd afgenomen. In totaal 4 budgethouders geven aan dat de betaling het verschil vormt. L ICHAMELIJKE HANDICAP (N=36) Van de 39 budgethouders die voorheen ook mantelzorg hadden, zijn er 36 die deze vraag hebben beantwoord. In totaal 29 budgethouders geven aan dat er een verschil is met de oude situatie. Voor het merendeel worden dezelfde verschillen benoemd als hierboven. In totaal 7 budgethouders geven aan dat er geen ander verschil is dan dat de zorg nu kan worden betaald. V ERSTANDELIJKE HANDICAP (N=43) Van de 47 budgethouders die voorheen ook mantelzorg hadden, zijn er 43 die deze vraag hebben beantwoord. In totaal 29 budgethouders geven aan dat er een verschil is met de oude situatie. Genoemde verschillen zijn vergelijkbaar met hetgeen hierboven is aangeven. In totaal 14 budgethouders geven aan dat er geen verschil is met de oude situatie. P SYCHOSOCIALE PROBLEMATIEK (N=16) De 16 budgethouders met de grondslag PS die voorheen ook mantelzorg hadden geven allen aan dat er een verschil is met de oude situatie. Ook hier betreffen de verschillen met name dat er meer mogelijk is voor wat betreft de leveringsvoorwaarden. Tevens wordt genoemd dat voorheen meer zorg in natura werd afgenomen. B AAN / STUDIE / VRIJWILLIGERSWERK OPGEZEGD ? Aan de totale groep van budgethouders die momenteel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers is de vraag gesteld of deze bekenden/mantelzorgers deels of geheel hun baan/studie/vrijwilligerswerk hebben opgezegd om de zorg te kunnen leveren. Dit blijkt in 49% van de gevallen aan de orde. Het gaat daarbij voor het merendeel om het gedeeltelijk of geheel opzeggen van een betaalde functie.
3.2
Verhouding in besteding naar type aanbieders Onderzoeksvraag k: Hoe liggen de verhoudingen tussen de bestedingen aan de verschillende typen aanbieders? In hoofdstuk 2 is weergegeven hoe het netto budget van een PGB houder wordt berekend. Om een beeld te krijgen van de verhoudingen van de uitgaven (o.a. inzet netto budget) naar type aanbieder is in de telefonische enquête aan budgethouders gevraagd om aan te geven welk bedrag zij gemiddeld per week/maand/ half jaar of jaar betalen aan diegene(n)/de instelling(en) waar zij met hun PGB zorg inkopen1.
1
De bedragen zijn gebaseerd op de bedragen die de budgethouders hebben genoemd. In absolute zin moet dus bij de interpretatie rekening worden gehouden met een onzekerheidsfactor. In relatieve zin bieden de bedragen een betrouwbaar inzicht in de verhoudingen.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 32 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
In onderstaande tabel wordt per grondslag weergegeven hoe de verhouding in bedragen ligt naar typen aanbieders. De grondslagen PG en ZG zijn buiten beschouwing gelaten vanwege de geringe aantallen. Inkoop zorg
Gemiddeld bedrag per grondslag per maand
Betaald aan bekenden/ mantelzorgers
Betaald aan AWBZ/overige aanbieders
Totaal
SOM
€ 1.106,-
62%
38%
100%
PSY
€
855,-
55%
45%
100%
LG
€ 1.880,-
70%
30%
100%
VG
€ 1.300,-
49%
51%
100%
PS
€
46%
54%
100%
921,-
Tabel 18; Besteding PGB naar type aanbieder (bekenden/mantelzorgers versus AWBZ/ overige aanbieders)
Uit tabel 18 blijkt dat de grondslagen SOM, PSY en LG naar verhouding meer betalen aan bekenden/mantelzorgers, dan aan AWBZ-instellingen/overige aanbieders. Voor de grondslagen VG en PS ligt dit omgekeerd: hier wordt naar verhouding meer betaald aan AWBZ- instellingen/overige aanbieders. Tabel 19 is een vergelijkbare tabel, maar dan ingedeeld volgens de in het onderzoek gehanteerde driedeling van aanbieders. Betaald aan bekenden/ mantelzorgers
Betaald in combinatie bekenden/ mantelzorgers en AWBZ/overige aanbieders
Betaald aan AWBZ/overige aanbieders
Totaal
SOM
47%
21%
33%
100%
PSY
26%
53%
21%
100%
LG
40%
44%
16%
100%
VG
17%
56%
26%
100%
PS
27%
39%
34%
100%
Inkoop zorg
Tabel 19; Besteding PGB naar type aanbieder volgens gehanteerde driedeling
3.3
Is de verhouding in type aanbieders veranderd? Voor zover budgethouders zijn overgestapt van de oude naar de nieuwe PGBregeling is de vraag gesteld of zij een wijziging hebben aangebracht in de verhouding van betaling aan type aanbieders. Het gaat om de verhouding in bedragen besteed met het PGB.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 33 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
B UDGETHOUDERS DIE NU ALLEEN ZORG INKOPEN BIJ BEKENDEN / MANTELZORGERS In tabel 20 is weergegeven of budgethouders die momenteel hun zorg alleen inkopen bij bekenden/mantelzorgers hun zorg in de oude PGB-regeling voorheen anders inkochten. Is budgethouder anders gaan inkopen na overgang van PGB os naar PGB ns? Budgethouder kocht voorheen ook alleen in bij bekenden/mantelzorgers
78%
Bugethouder kocht voorheen zorg in bij zowel bekenden mantelzorgers als bij AWBZ-aanbieders/overige instellingen
12%
Budgethouder kocht voorheen alleen in bij AWBZ-aanbieders/overige instellingen
6%
Onbekend
4%
N= 119
100%
Tabel 20; Budgethouders die nu hun zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers t.o.v. de situatie in de oude PGB-regeling
Voor alle grondslagen geldt dat de grote meerderheid van de budgethouders die nu hun zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers dit in het verleden ook deden (voor de grondslag SOM gold dit zelfs voor 90% van de budgethouders, de overige grondslagen variëren rond de 70%). In totaal 18% is na overgang naar PGB ns relatief meer gaan inkopen bij bekenden/mantelzorgers. Voor zover budgethouders in het verleden ook zorg inkochten bij bekenden/ mantelzorgers (78% + 12%) geldt voor 9% dat ze meer zorg inkopen bij inwonende bekenden/mantelzorgers en voor 4% dat ze juist meer zorg inkopen bij niet-inwonende bekenden/mantelzorgers; 60% heeft geen wijziging aangebracht binnen de groep van bekenden/mantelzorgers (27% is onbekend). B UDGETHOUDERS
DIE NU ALLEEN ZORG INKOPEN BIJ
AWBZ- INSTELLINGEN /
OVERIGE AANBIEDERS
Op vergelijkbare wijze kunnen deze gegevens worden weergegeven voor budgethouders die momenteel hun zorg alleen inkopen bij AWBZ-instellingen/ overige aanbieders. Is budgethouder anders gaan inkopen na overgang van PGB os naar PGB ns? Budgethouder kocht voorheen ook alleen in bij AWBZ-aanbieders/ overige instellingen
78%
Bugethouder kocht voorheen zorg in bij zowel bekenden mantelzorgers als bij AWBZ-aanbieders/overige instellingen
10%
Budgethouder kocht voorheen alleen in bij bekenden/mantelzorgers
13%
Onbekend N= 63
0% 100%
Tabel 21; Budgethouders die nu hun zorg inkopen bij AWBZ-instellingen/overige aanbieders t.o.v. de situatie in de oude PGB-regeling
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 34 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Ook hier geldt dat ten opzichte van de situatie in de oude PGB-regeling het merendeel van de budgethouder geen wijziging heeft aangebracht in de inkoop. In totaal 78% kocht voorheen ook in bij AWBZ-instellingen/overige aanbieders. Het beeld over de grondslagen wijkt hiervan niet af. In totaal 23% is relatief minder gaan inkopen bij bekenden/mantelzorgers. B UDGETHOUDERS DIE NU ZOWEL ZORG INKOPEN BIJ BEKENDEN / MANTELZORGERS , ALS BIJ AWBZ- INSTELLING / OVERIGE AANBIEDERS Hieronder worden deze gegevens weergegeven voor budgethouders die momenteel zowel hun zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers als bij AWBZinstellingen/overige aanbieders. Is budgethouder anders gaan inkopen na overgang van PGB os naar PGB ns? Bugethouder kocht voorheen ook zorg in bij zowel bekenden mantelzorgers als bij AWBZ-aanbieders/overige instellingen
78%
Budgethouder kocht voorheen alleen in bij bekenden/mantelzorgers.
12%
Budgethouder kocht voorheen alleen in bij AWBZ-aanbieders/overige instellingen
8%
Onbekend
2%
N= 109
100%
Tabel 22; Budgethouders die nu hun zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers als bij AWBZinstellingen/overige aanbieders t.o.v. de situatie in de oude PGB-regeling
Wederom geldt hier dat ten opzichte van de situatie in de oude PGB-regeling het merendeel van de budgethouder geen wijziging heeft aangebracht in de inkoop. Het beeld per grondslag wijkt hier niet van af. In totaal 78% kocht voorheen ook gecombineerd in. Een kleine 12% kocht voorheen alleen in bij bekenden/mantelzorgers en is dus relatief minder gaan inkopen bij bekenden/mantelzorgers. Ruim 8% kocht voorheen alleen bij AWBZ-instellingen/overige aanbieders in en is dus relatief meer gaan inkopen bij bekenden/mantelzorgers. Voor diegenen die voorheen ook gecombineerd inkochten is gevraagd of zij wijzigingen hebben aangebracht in de verhouding van type aanbieders (dus over het totaal van 78%). Daarvan geeft 73% aan geen wijziging te hebben aangebracht; 18% geeft aan relatief meer te betalen aan mantelzorgers/ bekenden en 1% geeft aan juist meer te betalen aan AWBZ-instellingen en overige aanbieders (voor 8% is dit gegeven onbekend). Het totaalbeeld (de drie tabellen gecombineerd) laat zien dat er op het niveau van de individuele budgethouder nauwelijks wijzigingen zijn aangebracht in de verhouding van betalingen aan type aanbieders. Bij ruim driekwart is de verhouding ongewijzigd gebleven bij overgang van PGB os naar PGB ns. De effecten van die budgethouders die wel wijzigingen aanbrengen, vallen op het niveau van de totale groep tegen elkaar weg.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 35 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
3.4
Is men voornemens de verhouding in type aanbieders te wijzigen? Eveneens is aan budgethouders gevraagd of zij voornemens zijn om wijzigingen aan te brengen in aanbiedertypen. In tabel 23 zijn de reacties geaggregeerd weergegeven. Veranderen van aanbieder binnen aanbiedertype
Alleen bekenden/ mantelzorgers N=135
Alleen AWBZ/overige aanbieders N= 90
Bekenden/ mantelzorgers en AWBZ-/overige aanbieders N=108 Deel bekende/ mantelzorg
Deel AWBZ-/ overige aanbieder
Ja
24%
19%
20%
10%
Onbekend
18%
9%
5%
6%
Nee
58%
72%
75%
84%
100%
100%
100%
100%
Totaal
Tabel 23; Voornemen om van aanbieder te wisselen binnen aanbiedertype
Uit tabel 23 blijkt dat het overgrote deel van de budgethouders niet voornemens is binnen aanbieder of aanbiedertype te wisselen. Het percentage budgethouders dat voornemens is van aanbieder binnen het aanbiedertype te wisselen is binnen de groep budgethouders die alleen inkopen bij bekenden/mantelzorgers het grootst (24%). Een kwart van deze budgethouders is voornemens in de toekomst te wisselen, waarbij de overgrote meerderheid aangeeft meer zorg in te willen kopen bij een niet-inwonende (16% van deze 24%). Ditzelfde geldt voor de 20% die nu gecombineerd zorg inkoopt. Ook hiervan geeft de meerderheid aan meer zorg in te willen kopen bij een niet-inwonende (13% van deze 20%). Tot slot is aan de cliënten die gecombineerd zorg inkopen gevraagd of zij in de toekomst wijzigingen willen aanbrengen tussen de verschillende typen aanbieders. In totaal 72% geeft aan niet te willen wijzigen, 12% weet het niet en in totaal 16% zal wijzigingen aanbrengen. Van deze 16% wil de helft meer inkopen bij mantelzorgers/bekenden en de andere helft juist meer bij AWBZinstellingen/overige aanbieders.
3.5
Inkoop van aanvullende zorg Onderzoeksvraag c: Voor welk bedrag koopt de budgethouder PGB aanvullend zorg in, conform het soort zorg waarvoor het PGB is toegekend? Budgethouders die 18 jaar of ouder zijn betalen een eigen bijdrage. Deze wordt ingehouden op het bruto bedrag.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 36 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
De budgethouders worden wel geacht voor het bruto bedrag zorg in te kopen (anders zou er geen sprake zijn van een eigen bijdrage). Aan budgethouders is gevraagd of zij meer dan het netto PGB-bedrag besteden aan zorg. Allereerst is aan budgethouders gevraagd of zij op de hoogte zijn van het feit dat het zorgbudget eigenlijk bestaat uit het netto-bedrag plus de eigen bijdrage en dat het de bedoeling is dat zij een bedrag ter hoogte van de eigen bijdrage zelf besteden aan zorg. Van de cliënten die 18 jaar of ouder zijn, is 71% hiervan op de hoogte. In 29% van de gevallen is men hiermee onbekend. Het beeld over de grondslagen varieert hierbij niet noemenswaard. Bij navraag blijkt dat een deel van de budgethouders meer besteedt (koopt aanvullende zorg in) dan het netto bedrag dat zij periodiek ontvangen. Hieronder wordt dit gegeven in twee tabellen weergegeven, onderscheiden naar budgethouders jonger dan 18 jaar en budgethouder van 18 jaar en ouder1. < 18
Ja
Nee
Onbekend
Totaal
N
SOM
38%
50%
13%
100%
24
PSY
25%
73%
3%
100%
73
LG
39%
55%
7%
100%
44
VG
28%
69%
2%
100%
85
PS
26%
68%
6%
100%
31
Tabel 24a; Besteedt budgethouder jonger dan 18 meer dan het netto PGB-bedrag aan zorg?
Voor de groep budgethouders jonger dan 18 varieert het beeld enigszins per grondslag. Gemiddeld genomen besteedt ongeveer 30% de budgethouders onder de 18 meer dan het netto PGB. Bij LG en SOM ligt dat aandeel hoger. Bij de grondslag PSY komt het het minst vaak voor dat meer dan het netto PGB wordt besteed. ≥ 18
Ja
Nee
Onbekend
Totaal
N
SOM
58%
40%
3%
100%
78
PSY
52%
48%
0%
100%
33
LG
35%
62%
3%
100%
34
VG
32%
68%
0%
100%
19
PS
35%
65%
0%
100%
20
Tabel 24b; Besteedt budgethouder van 18 jaar of ouder meer dan het netto PGB-bedrag aan zorg?
Voor de leeftijdsgroep 18 jaar of ouder varieert het beeld per grondslag sterker. Het betreft met name de budgethouders met de grondslag SOM en PSY die aangeven meer te besteden. Bij de grondslag VG komt het het minst vaak voor dat naast het netto-PGB meer wordt besteed.
1
Het totaal aantal grondslagen is kleiner dan 461 omdat niet overal de leeftijd bekend was.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 37 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Aan de budgethouders die meer besteden dan het netto-PGB (de categorie “ja” in tabel 24b) is tevens gevraagd hoeveel meer zij besteden. Voor de categorie 18 jaar en ouder bleek dat in 36%1 van de gevallen het bedrag besteed aan aanvullende zorg lager is dan het bedrag van eigen bijdrage. In de overige gevallen (64%) is deze gelijk aan het bedrag van eigen bijdrage. Binnen de groep budgethouders van 18 jaar en ouder die aangeeft niet meer te besteden dan het nettobedrag (de categorie “nee” in tabel 24b) geeft ruim 35%2 aan dat men dit wel zou hebben gedaan als men had geweten dat dit zou moeten. In die gevallen waar het bedrag (of een gedeelte) van de eigen bijdrage wel door de budgethouder zelf ten behoeve van zorg wordt ingezet, geeft 80% van de budgethouders van 18 jaar en ouder aan dit te doen aan functies zoals ook toegekend. In totaal 10% kan het bedrag van de eigen bijdrage niet onderscheiden. In 8% van de gevallen wordt aangegeven dat het bedrag wordt besteed aan andere dan de toegekende functies. 2% geeft aan het zowel aan dezelfde als aan andere functies te besteden.
3.6
Conclusie In dit hoofdstuk stond het inkoopgedrag van budgethouders centraal. Het blijkt dat inkoop bij ‘bekenden en mantelzorgers’ verhoudingsgewijs het meeste voorkomt bij de grondslagen SOM, LG en ZG. Voor de grondslag VG geldt juist dat er verhoudingsgewijs vaak sprake is van een combinatie tussen inkoop bij bekenden en AWBZ-/overige aanbieders. Budgethouders die zorg inkopen bij ‘bekenden en mantelzorgers’ waarvan ze voorheen – voor indicatiestelling – ook al mantelzorg ontvingen, duiden op verschillende manieren het onderscheid tussen deze ‘oude situatie’ en de situatie waarin ze de ‘bekende/mantelzorger’ betalen met behulp van het PGB. Overwegend wordt genoemd dat er nu meer mogelijk is voor wat betreft de leveringsvoorwaarden: de zorg wordt geleverd op vaste tijden, met meer regelmaat en heeft een meer verplichtend karakter. Ook wordt veelal aangegeven dat de zorgvraag is toegenomen en dat met het PGB meer uren kunnen worden ingekocht. Voor wat betreft de betaling aan verschillende typen aanbieders blijkt dat de grondslagen SOM, PSY en LG naar verhouding meer betalen aan bekenden/ mantelzorgers, dan aan AWBZ-instellingen/overige aanbieders. Voor de grondslagen VG en PS ligt dit omgekeerd: hier wordt naar verhouding meer betaald aan AWBZ-instellingen/overige aanbieders. Het overgrote deel van de budgethouders heeft niet van aanbieder of aanbiedertype gewisseld bij de overgang van PGB os naar ns.
1 2
Vraag beantwoord voor 92% van de categorie “ja”. Vraag beantwoord voor 60% van de categorie “nee”.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 38 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Op het niveau van de individuele budgethouder zijn nauwelijks wijzigingen aangebracht in de verhouding van betalingen aan type aanbieders. Bij ruim driekwart is de verhouding ongewijzigd gebleven bij overgang van PGB os naar PGB ns. De effecten van die budgethouders die wel wijzigingen aanbrengen, vallen op het niveau van de totale groep tegen elkaar weg. In totaal 29% van de budgethouders van 18 jaar of ouder is onbekend met het feit dat men wordt geacht een bedrag ter hoogte van de eigen bijdrage uit eigen middelen te financieren om zorg mee in te kopen. In welke mate men per grondslag meer besteedt dan het netto PGB-bedrag, varieert. Voor de budgethouders die jonger zijn dan 18 jaar zijn het met name de grondslagen LG en SOM waar meer wordt besteed dan het netto PGB. Bij de grondslag PSY komt het het minst vaak voor dat meer dan het netto PGB wordt besteed. Voor de leeftijdsgroep 18 jaar of ouder betreft het met name de budgethouders met de grondslag SOM en PSY die aangeven meer te besteden. Bij de grondslag VG komt het het minst vaak voor dat naast het netto-PGB meer wordt besteed.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 39 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
4.
Situatie budgethouders na overstap In dit hoofdstuk worden de resultaten weergegeven ter beantwoording van hoofdvraagstelling 3: ‘Zijn de budgethouders PGB er na overstap op de PGBregeling nieuwe stijl op vooruit gegaan, gelijk gebleven of op achteruit gegaan?’. De resultaten worden weergegeven per onderzoeksvraag. Dit gebeurt op basis van de gegevens die zijn verkregen uit interviews met velddeskundigen en telefonische interviews onder budgethouders (deelgroep: overstappers).
4.1
Invloedfactoren op de situatie van budgethouders De factoren die van invloed zijn op een eventuele stijging/gelijk blijven/daling van het persoonsgebonden budget bij de overstap betreffen: A. Verandering persoonlijke omstandigheden (zorgvraag, inkomen). B. Verandering indicatiestelling (regelgeving, organisatie). C. Verandering van de regelgeving met betrekking tot het PGB. De persoonlijke omstandigheden (A) en indicatiestelling (B) zorgen ervoor dat een stijging/het gelijk blijven/daling van de hoogte van het budget op individueel niveau niet enkel kan worden toegedicht aan de verandering van de PGB regeling zelf (C) bij de overstap door budgethouders. Daarom is in het kader van dit onderzoek naar alle drie de invloedfactoren gekeken. In onderstaand schema wordt de relatie weergegeven van de genoemde invloedfactoren op de hoogte van het persoonsgebonden budget.1 2003
2004
A. Persoonlijke omstandigheden: (inkomen, zorgvraag)
B. Indicatiestelling
B. Functiegerichte indicatiestelling
C. PBG regeling oude Stijl
C. PGB regeling Nieuwe Stijl
Budget ‘oude stijl’
Budget ‘nieuwe stijl’ 1 april 2003
Schema 1; Invloedfactoren op de hoogte van het persoonsgebonden budget
De drie invloedfactoren (A, B en C) vormen de leidraad voor de weergave van de resultaten van de gesprekken met velddeskundigen en de interviews van budgethouders.
1
Het schema geeft een versimpeld beeld van de werkelijkheid doordat er in werkelijkheid sprake is van een geleidelijke overgang van budgethouders van oude stijl naar nieuwe stijl (afhankelijk van het moment van herindicatie). Het schema duidt echter wel de relatie tussen persoonlijke situatie, indicatiestelling en PGB regeling met als uitkomst: het PGB budget.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 40 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
4.2
Budgetverandering na overstap? I NVLOED VAN PERSOONLIJKE OMSTANDIGHEDEN OP HET BUDGET Veranderingen op individueel niveau (gespecificeerd naar grondslagen) ten gevolge van persoonlijke omstandigheden zijn moeilijk vast te stellen op geaggregeerd niveau. Het kan hier gaan om inkomensontwikkelingen en/of zorgvraagveranderingen die (indirect) van invloed zijn op de hoogte van het PGB. Daarbij gaat het om veranderingen die in 2003 hebben plaatsgevonden en van invloed kunnen op het moment dat budgethouders, na herindicatie, zijn overgestapt op de PGB regeling nieuwe stijl. I NKOMENSONTWIKKELING Over inkomensontwikkeling stellen het Sociaal Cultureel Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek1 dat tot 2003 veel huishoudens er in inkomen op vooruit zijn gegaan, gecombineerd met een voorspelling dat in 2003 huishoudens (zowel werkenden als uitkeringsontvangers en gepensioneerden) door fiscale maatregelen en de stijging van de nominale ziektekostenpremies er in inkomen op achteruit zouden gaan. Indien deze achteruitgang in 2003 heeft plaatsgevonden, dan werkt deze door in de eigen bijdrage die betaald moet worden en daarmee in het netto beschikbare budget. Echter, met de invoering van de nieuwe PGB regeling is de berekening van de eigen bijdrage eveneens gewijzigd of – in het geval van budgethouders met een GGZ achtergrond – voor het eerst ingevoerd. Ten tijde van de oude regelingen gold voor de V&V het bijdragebesluit zorg (inkomensafhankelijk), voor de VG gold een eigen bijdrage (inkomensonafhankelijke) bijdrage voor cliënten boven de 18 jaar die voor verblijf waren geïndiceerd2 en bij de GGZ hoefde ten tijde van oude regelingen geen eigen bijdrage betaald te worden. Over de invloed van het inkomen als zodanig op het budget onder de oude regeling en bij de nieuwe regeling kan dus in het algemeen moeilijk iets worden gezegd. Als enige kan worden opgemerkt dat deze doorwerkt in de eigen bijdrage die wordt betaald in 2003 en de jaren daaropvolgend. Een mogelijke stijging/gelijk blijven of daling van het budget is hiermee niet eenduidig toe te schrijven aan de invloedfactor inkomensontwikkeling. V ELDDESKUNDIGEN OVER ZORGVRAAGONTWIKKELING Door de velddeskundigen wordt met betrekking tot de invloed van de zorgvraagontwikkeling aangegeven dat deze per situatie kan verschillen. Persoonlijke omstandigheden zijn hierdoor heel verschillend. Toenemende ouderdom (bij alle grondslagen) zorgt ervoor dat zorgvragen in veel gevallen (gestaag) in omvang zullen toenemen. Dit is echter een meerjarig fenomeen en niet te objectiveren als een invloedfactor op een budgetverandering binnen de tijdspanne van een jaar. Geopperd wordt dat de zorgvraagontwikkeling in het algemeen bij de grondslag SOM waarschijnlijk sneller gaat en er sprake is van indicaties met een korte geldigheidstermijn en snelle zorgcarrières.3 Veranderingen in de hoogte PGB zouden dan voor een deel hier aan toe te schrijven zijn.
1 2
3
Armoedemonitor 2003, Sociaal Cultureel Planbureau en Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit betrof budgetcategorie VII met indicatievereiste D en F. De eigen bijdrage betrof circa 5000,- euro en was inkomensonafhankelijk. Dit wordt bevestigd door tabel 7 uit hoofdstuk 2: gemiddelde indicatietermijn per grondslag.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 41 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
S AMENVATTING In tabel 25 is samenvattend de invloed van de factor ‘persoonlijke omstandigheden’ op een stijging/gelijk blijven/daling van het PGB in 2003 (zowel voor als na 1 april) weergegeven. Grondslag
Persoonlijke omstandigheden
Invloed op budgetverandering in 2003 (volgens velddeskundigen)
SOM, PG
Inkomensontwikkeling
Niet eenduidig, is wel van invloed op de eigen bijdrage.
Zorgvraagontwikkeling
Een verhogende invloed door toename zorgvraag en snelle zorgcarrières.
Inkomensontwikkeling
Niet eenduidig, is wel van invloed op de eigen bijdrage die voor het eerst moet worden betaald door deze groep.
Zorgvraagontwikkeling
Een gelijkblijvende invloed uitgaande van een overwegend stabiele situatie bij overstappers PGB.
Inkomensontwikkeling
Niet eenduidig; is wel van invloed op de eigen bijdrage berekening die inkomensafhankelijk is.
Zorgvraagontwikkeling
Een gelijkblijvende invloed uitgaande van een overwegend stabiele situatie bij overstappers PGB.
PSY, PS
LG, VG, ZG
Tabel 25; Invloed persoonlijke omstandigheden op een budgetverandering na overstap
I NVLOED VAN VERANDERINGEN IN INDICATIESTELLING OP HET BUDGET Met ingang van 1 april 2003 is de functiegerichte indicatiestelling in de AWBZ ingevoerd. Een belangrijke inhoudelijke verandering dus. Tevens is een proces van integratie van de indicatiestelling V&V, Gehandicaptenzorg en GGZ in verschillende regio’s in 2003 gestart en/of afgerond. Dit betekende in 2003 een organisatorische wijziging van de indicatiestelling die in sommige regio’s doorloopt in 2004. V ELDDESKUNDIGEN OVER INDICATIESTELLING Door velddeskundigen worden verschillende aspecten met betrekking tot de indicatiestelling naar voren gebracht die een stijging/gelijk blijven/daling van het PGB van budgethouders kunnen hebben beïnvloed, te weten: Functiegerichte indicatiestelling per 1 april 2003. Organisatorische integratie. Invoering klassensystematiek. ‘Opkomst’ functies OB en AB, minder VB-lang. Stringenter indicatiebeleid: werkdocument gebruikelijke zorg. Door functiegerichte indicatiestelling zijn oude producttermen losgelaten. In plaats hiervan diende er een nieuw referentiekader te ontstaan op basis functiegerichte termen. Enkele velddeskundigen geven aan dat het voorkwam dat direct na de invoering meerdere partijen zoals indicatiestellers, zorgkantoor en budgethouders een verschillende interpretatie toepasten van de AWBZ functies.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 42 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Uiteraard golden hier verschillen tussen RIO’s, LCIG-regio’s en (gemandateerde) lza-commissies. Met name de GGZ- en GZ-indicatiestelling worden genoemd als indicatiedomeinen waar de functiegerichte indicatiestelling een grote verandering betekende. Een handreiking van het CVZ, werkdocumenten voor indicatiestelling en voorlichting hebben in de loop van 2003 de kennis van de AWBZ functies en de juiste toepassing verbeterd. Interpretatieverschillen kunnen bij aanvang van de invoering van de functiegerichte indicatiestelling zowel een beperking van de indicatie (‘zorgvraag AWBZ wordt niet (meer) herkend) als wel een uitbreiding van de indicatie (‘gestapelde functies’) tot consequentie hebben gehad. Een eenduidige invloed kan hier dus niet worden geconstateerd. Ten aanzien van de organisatorische integratie (specifiek: integratie GZ-indicatiestelling bij de RIO’s, grondslagen LG, VG en ZG) geeft één van de velddeskundigen aan dat dit “opbouwen van kennis” over functiegerichte indicatiestelling in combinatie met kortere afwegingsmomenten en een (noodzakelijk) sneller indicatieproces waarschijnlijk niet heeft geleid tot minder omvangrijke indicaties. In deze aanloopfase kan dit hebben gezorgd voor een verhogend effect op de budgetten bij de grondslagen LG, VG en ZG. Ten tijde van de oude regelingen werden het PGB V&V en GGZ berekend op basis van geïndiceerde uren. In de gehandicaptenzorg werd gewerkt met budgetcategorieën gekoppeld aan een aantal uren zorg per week. Functiegerichte indicatiestelling is gepaard gegaan met invoering van een klassensystematiek. Het aantal geïndiceerde uren per functie wordt in het indicatiebesluit vastgelegd in termen van klassen. Het gemiddelde van een klasse (gemiddeld aantal uren) vormt de basis voor de berekening van het budget. Enkele velddeskundigen geven aan dat budgethouders met een zorgvraag boven in een klasse (maximaal aantal uren in een betreffende klasse) erop achteruit zijn gegaan omdat bij de berekening van het PGB wordt uitgegaan van het gemiddelde uit de betreffende klasse, hetgeen beneden het benodigde aantal in te kopen uren ligt. Echter, daarbij wordt aangegeven dat voor budgethouders het omgekeerde ook van toepassing kan zijn, namelijk een zorgvraag (in uren) op de ondergrens van de klasse en het gemiddelde uit de betreffende klasse als basis voor de berekening van de klasse. De functies OB en AB waren ‘nieuwe’ functies1 waarbij verschillende velddeskundigen aangeven dat deze in grote mate zijn geïndiceerd. Zowel in de GGZ als in de GZ zijn deze functies bij grote groepen cliënten geïndiceerd. Dit kan een positieve invloed hebben op de hoogte van het budget. Velddeskundigen constateren voorts een stringenter indicatiebeleid, met name vanaf eind 20032. Dit leidt tot een verkleining van de omvang van indicaties. Aanvankelijk vallen (nog voor de invoering van de functiegerichte indicatiestelling) regionale verschillen te constateren in de striktheid waarmee RIO’s indiceren. 1 2
In een andere vorm bestond het product ‘begeleiding’ ook al in de oude regelingen VG en GGZ. Een velddeskundige merkt op dat een belangrijke reden van een lager budget is dat indicaties worden teruggeschroefd. Bijvoorbeeld in de situatie dat een GGZ cliënt onder de oude regeling op basis van één product een PGB ontving, er na invoering van de functiegerichte indicatiestelling twee functies worden geïndiceerd die gezamenlijk een kleinere omvang van het budget veroorzaken.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 43 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Onder andere door het onderscheid tussen alphahulp en huishoudelijke verzorging: terwijl in sommige regio’s alleen alphahulp (lager tarief) werd geïndiceerd, werd in andere regio’s sneller huishoudelijke verzorging geïndiceerd (hoger tarief). Afhankelijk van de regio bepaalt dit of cliënten er op vooruit dan wel achteruit zijn gegaan, omdat in de PGB regeling nieuwe stijl het PGB-tarief voor de functie huishoudelijke verzorging boven het tarief van alphahulp ligt en beneden het oude tarief van het product huishoudelijke verzorging. Ditzelfde geldt voor de gespecialiseerde verzorging en verpleging (hoger tarief) versus de reguliere verzorging en verpleging (lager tarief), waarbij na de invoering van de functiegerichte indicatiestelling, de PGB-tarieven voor de functies persoonlijke verzorging en verpleging onder de oude tarieven voor respectievelijk gespecialiseerde verzorging en gespecialiseerde verpleging zijn komen te liggen. Alle velddeskundigen wijzen op dit moment op het effect van de invoering van het werkdocument ‘Gebruikelijke zorg’. Dit heeft met name bij cliënten met de grondslag SOM consequenties voor de omvang van de gestelde indicatie van de functies huishoudelijke verzorging en persoonlijke verzorging. Het werkdocument vormt een richtlijn ten aanzien van het meewegen van de inschakeling van mantelzorgers (partner, kinderen) in het overnemen van (eenvoudige) zorg.1 Naast de grondslag SOM zal de bredere toepassing van het document ook van invloed worden op omvang van indicaties bij de overige grondslagen. S AMENVATTING In tabel 26 is samenvattend de invloed van de verandering van de indicatiestelling op een stijging/gelijk blijven/daling van het PGB in 2003 (zowel voor als na 1 april) weergegeven. Grondslag
Invloedfactor
Invloed op budgetverandering in 2003 (volgens velddeskundigen)
SOM, PG, P S Y , LG, VG, ZG, PS
Invoering functiegerichte indicatiestelling
Met de invoering moest een nieuw referentiekader ontstaan, met name in de GZ en GGZ tijd gekost. Gevolg: gestapelde indicaties (teveel functies, te ruim geïndiceerd) dan wel een zorgvraag wordt niet (meer) herkend en er wordt geen AWBZ zorg meer geïndiceerd.
SOM, PSY, PS
Invoering klassensystematiek
Afhankelijk van het gegeven of een cliënt onder of boven het gemiddelde in de klasse zit. Speelt met name in V&V en GGZ omdat in de VG de overgang vanuit budgetcategorieën (PGB os) i.c.m. hogere tarieven (PGB ns) een budgetverhoging of –stabilisatie vaak aan de orde was.
SOM, in eerste instantie
Werkdocument gebruikelijke zorg
De indicatie voor HV en PV wordt door toepassing van het werkdocument kleiner. Dit heeft een negatief effect op de omvang van het PGB.
1
Enkele velddeskundigen uiten hierbij kritiek op de werking van het werkdocument met de strekking dat het werkdocument teveel uitgaat van het indiceren van de schaarste, is gericht op kostenbeheersing en niet uitgaat van de focus op de persoonlijke omstandigheden waarin een cliënt verkeert.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 44 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Grondslag
Invloedfactor
Invloed op budgetverandering in 2003 (volgens velddeskundigen)
VG, LG, ZG
Organisatorische ontwikkeling
De integratie van de GZ indicatiestelling heeft, gekoppeld aan de invoering van de functiegerichte indicatiestelling en druk op het bedrijfsproces, waarschijnlijk in individuele gevallen geleid tot omvangrijkere indicaties, met als gevolg een groter budget.
PSY, PS, LG, VG
‘Nieuwe’ functies OB en AB
In het geval dat cliënten op basis van een begeleidingsvraag voorheen geen indicatie voor (individuele) begeleiding kregen en nu (ten gevolge van ’ruimere functies’ OB en AB) wel. Speelt met name in de GZ en GGZ.
Tabel 26; Invloed van indicatiestelling op een budgetverandering na overstap
I NVLOED VAN DE PGB REGELING ( EN ) OP HET BUDGET De belangrijkste ‘budgetbeïnvloedende’ veranderingen van de PGB regeling nieuwe stijl worden kort weergegeven. Om te beginnen maakt de PGB regeling nieuwe stijl geen onderscheid meer naar sectoren. Alle zeven AWBZ grondslagen kunnen, anders dan voorheen, de basis vormen (mits er een indicatie is gesteld) voor een PGB. De oude regelingen kennen verschillende bestedingsdoelen per regeling. De PGB V&V-regeling kent de bestedingsdoelen: alfahulp, huishoudelijke verzorging, (gespecialiseerde) verzorging en (gespecialiseerde) verpleging. De PGB VG-regeling kent de bestedingsdoelen: begeleiding, verzorging, verpleging, behandeling, geneeskundig onderzoek, advisering en ondersteuning en verblijf. De PGB GGZ-regeling is tot slot bestemd voor inkoop van individuele of groepsbegeleiding. De bestedingsdoelen van de PGB nieuwe stijl zijn (ongeacht de grondslag) de AWBZ functies: HV, PV, VP, OB, AB, tijdelijk verblijf VB aangevuld met bemiddelingskosten en vervoer (samen met OB- of AB-Dag indien geïndiceerd). V ELDDESKUNDIGEN OVER DE VERANDERINGEN VAN DE PGB REGELING ( EN ) Het beeld bij de velddeskundigen is dat er naar aanleiding van de invoering van de nieuwe PGB regeling voor de grondslagen SOM en PG geen grote wijzigingen zijn. Tenzij het de mogelijkheid van begeleiding (OB en AB) in de vorm van bijvoorbeeld dagopvang betreft: dit kon voorheen niet. Voor de grondslag VG geldt dat behandeling1, geneeskundig onderzoek (slechts klein deel) en verblijf zijn weggevallen. Voor de grondslag PSY/PS bestond in de oude regeling alleen een PGB voor ‘begeleiding’.2 Een effect van de toename van bestedingsdoelen (zeven AWBZ functies) is niet te constateren omdat de oude bestedingsdoelen niet strikt waren omschreven.
1
Waarbij dient worden opgemerkt dat BH in de PGB regeling oude stijl een andere betekenis had. Dit zou in de PGB nieuwe stijl deels onder AB kunnen worden geschaard.
2
De betekenis van deze begeleiding was niet scherp gedefinieerd, zodat een automatische overgang naar de functie OB of AB moeilijk is. Deze is afhankelijk van de indicatiestelling.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 45 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Over de eigen bijdrage geven de velddeskundigen aan dat dit naar alle waarschijnlijkheid voor de V&V geen verschil maakt. Voor de VG was de eigen bijdrage aan de orde bij verblijf voor cliënten boven de 18 jaar. Het beeld is dat het effect zeer klein is gezien het feit dat deze groep veelal een uitkering heeft en dus een laag inkomen, waarbij de minimale eigen bijdrage van toepassing is. Voor de GGZ geldt dat de betreffende budgethouders voor het eerst een eigen bijdrage betalen. Hier is dus wel een verlagend effect op het budget aan de orde. Het PGB tarief is bepalend voor de hoogte van het bruto-budget op basis van de toegekende functies. Voor overstappers gold een – in tijd beperkte – budgetgarantie.1 Gekeken naar de effecten na afloop van deze termijn komen de velddeskundigen tot de conclusie dat het bij de grondslagen SOM en PG afhankelijk is van de oude producten die men ontving of men er op vooruit of achteruit is gegaan. Een cliënt met voorheen een indicatie voor alphahulp is er op basis van het tarief (voor de AWBZ-functie huishoudelijke verzorging) op vooruitgegaan. Een cliënt met meervoudige hulp is er op basis van het tarief op achteruit gegaan omdat het nieuwe PGB-tarief voor persoonlijke verzorging en verpleging lager is dan het ‘oude’ producttarief voor respectievelijk gespecialiseerde verzorging en – verpleging. Van cliënten met de grondslag VG geven de velddeskundigen aan dat deze er naar alle waarschijnlijkheid op vooruit zijn gegaan omdat de budgetcategorieën in de regeling PGB-VG aan de lage kant zijn. Voor cliënten met de grondslag PSY/PS wordt aangenomen dat deze erop achteruit zijn gegaan, aangezien de tarieven voor OB-alg in PGB lager zijn dan voor de begeleiding op basis van de PGB regeling GGZ oude stijl. S AMENVATTING In tabel 27 is samenvattend de invloed van de verandering van de PGBregeling(en) op een stijging/gelijk blijven/daling van het PGB in 2003 (zowel voor als na 1 april) weergegeven.
1
Budgethouders die zijn 'overgestapt' van PGB oude stijl naar PGB nieuwe stijl ontvingen een budgetgarantie als PGB nieuwe stijl een budgetachteruitgang betekende. Die budgetgarantie liep tot 31 december 2003 of, indien een budgethouder op 1 oktober 2003 of later over is gestapt, tot drie maanden na de overstapdatum. De budgetgarantie voor schoolgaande kinderen (geboren tussen 1 augustus 1985 en 1 augustus 1999) gold tot 1 augustus 2004.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 46 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Grondslag
Invloedfactor
Invloed op budgetverandering in 2003 (volgens velddeskundigen)
SOM, PG
Verandering van bestedingsdoelen
Geen grote wijzigingen, behalve voor de functies OB-DAG en AB-DAG. Voorheen bestonden deze niet.
Nieuwe PGB-tarieven
Budgethouders met de ‘oude’ producten huishoudelijk verzorging en gespecialiseerde verzorging en/of – verpleging zijn achteruitgegaan. Budgethouders met de ‘oude’ producten alphahulp en verzorging zijn er (licht) op vooruitgegaan.
Eigen bijdrage
Geen verschil, was in de oude regeling ook inkomensafhankelijk. Individueel bepaald.
Wegvallen ‘producten’ behandeling, geneeskundig onderzoek en verblijf
Geen invloed, wordt waarschijnlijk in de functies OB en AB teruggevonden. Verblijf is weggevallen.
Nieuwe PGB-tarieven
De tarieven zijn omhoog gegaan, daardoor een hoger bruto bedrag op jaarbasis.
Eigen bijdrage
Geen effect voor onder de 18 jaar. Voor volwassenen wordt deze nu zichtbaar.
Wegvallen ‘product’ begeleiding
Geen invloed, wordt waarschijnlijk in de functies OB en AB teruggevonden.
Nieuwe PGB-tarieven
Waarschijnlijk budget omlaag. Het ‘oude’ producttarief voor ‘individuele begeleiding of groepsbegeleiding’ was hoger dan het tarief OB en in veel gevallen AB.
Eigen bijdrageberekening
Het budget is lager. Voorheen werd geen eigen bijdrage in rekening gebracht.
VG
PSY, PS
Tabel 27; Invloed van wijzigingen PGB-regeling(en) op een budgetverandering in 2003
4.3
Resultaten telefonische enquête overstappers Bij de telefonische enquête zijn overgestapte budgethouders op een aantal punten bevraagd naar een stijging/gelijk blijven/daling van het budget (zie bijlage 4). In totaal zijn de vragen aan circa 200 overgestapte budgethouders gesteld. De resultaten worden wederom weergegeven op het niveau van grondslagen. O NTWIKKELING INDICATIE PER BUDGETHOUDER Aan budgethouders is gevraagd of hun indicatie in uren is gewijzigd. Als de indicatie in uren is toegenomen kan dit invloed hebben het budget. Hieronder wordt per grondslag weergegeven hoe de verdeling is voor wat betreft mutaties in indicatiestelling. De grondslagen PG en ZG worden, gezien de kleine aantallen, wederom buiten beschouwing gelaten.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 47 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Is uw indicatie in uren sinds 1 april 2003 veranderd?
Er kan worden verondersteld dat de volgende budgethouders er op achteruit zijn gegaan: budgethouders met een gelijkblijvend budget en een ruimere indicatie; budgethouders met een kleiner budget en een ruimere indicatie; budgethouders met een kleiner budget en een gelijkblijvende indicatie; Er op vooruit zijn gegaan: budgethouders met een groter budget en een gelijkblijvende indicatie; budgethouders met een groter budget en een minder ruime indicatie; budgethouders met een gelijkblijvend budget en een minder ruime indicatie.
G RONDSLAG
SOMATIEK
Indicatie sinds 1 april ’03:
Ruimer
Gelijk
Minder ruim
Totaal
Budget sinds 1 april ‘03: Groter
9
60%
5
33%
1
7%
15
100%
Gelijk
5
20%
20
80%
0
0%
25
100%
Kleiner
1
78%
7
54%
5
39%
13
100%
Totaal
15
28%
32
60%
6
11%
53 100%
Tabel 28a; Ontwikkeling budget en indicatie grondslag SOM na overstap
Uit bovenstaande tabel kan worden afgeleid dat van de onderzochte budgethouders met de grondslag SOM 24% er op achteruitgaat, 64% gelijk blijft en 11% erop vooruit gaat. G RONDSLAG
PSYCHIATRISCHE PROBLEMATIEK
Indicatie sinds 1 april ’03:
Ruimer
Gelijk
Minder ruim
Totaal
Budget sinds 1 april ‘03: Groter
11
73%
4
27%
0
0%
15
100%
Gelijk
2
11%
16
89%
0
0%
18
100%
Kleiner
1
5%
13
59%
8
36%
22
100%
Totaal
14
26%
33
60%
8
15%
55 100%
Tabel 28b; Ontwikkeling budget en indicatie grondslag PSY na overstap
Uit bovenstaande tabel kan worden afgeleid dat van de onderzochte budgethouders met de grondslag PSY 29% er op achteruitgaat, 64% gelijk blijft en 7% erop vooruit gaat.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 48 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
G RONDSLAG
LICHAMELIJKE HANDICAP
Indicatie sinds 1 april ’03:
Ruimer
Gelijk
Minder ruim
Totaal
Budget sinds 1 april ‘03: Groter
14
93%
1
7%
0
0%
15
100%
Gelijk
1
7%
14
93%
0
0%
15
100%
Kleiner
0
0%
3
43%
4
57%
7
100%
Totaal
15
41%
18
49%
4
11%
37 100%
Tabel 28c; Ontwikkeling budget en indicatie grondslag LG na overstap
Uit bovenstaande tabel kan worden afgeleid dat van de onderzochte budgethouders met de grondslag LG 11% er op achteruitgaat, 86% gelijk blijft en 3% erop vooruit gaat. G RONDSLAG
VERSTANDELIJKE HANDICAP
Indicatie sinds 1 april ’03:
Ruimer
Gelijk
Minder ruim
Totaal
Budget sinds 1 april ‘03: Groter
25
76%
7
21%
1
3%
33
100%
Gelijk
3
13%
20
87%
0
0%
23
100%
Kleiner
2
22%
0
0%
7
78%
9
100%
Totaal
30
46%
27
42%
8
12%
65
100%
Tabel 28d; Ontwikkeling budget en indicatie grondslag VG na overstap
Uit bovenstaande tabel kan worden afgeleid dat van de onderzochte budgethouders met de grondslag VG 8% er op achteruitgaat, 80% gelijk blijft en 12% erop vooruit gaat. G RONDSLAG
PSYCHOSOCIALE PROBLEMATIEK
Indicatie sinds 1 april ’03:
Ruimer
Gelijk
Minder ruim
Totaal
Budget sinds 1 april ‘03: Groter
6
67%
3
33%
0
0%
9
100%
Gelijk
2
22%
7
78%
0
0%
9
100%
Kleiner
1
7%
10
71%
3
21%
14
100%
Totaal
9
28%
20
63%
3
9%
32
100%
Tabel 28e; Ontwikkeling budget en indicatie grondslag PS na overstap
Uit bovenstaande tabel kan worden afgeleid dat van de onderzochte budgethouders met de grondslag PS 41% er op achteruitgaat, 50% gelijk blijft en 9% erop vooruit gaat. W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 49 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
S AMENVATTING Wanneer bovenstaande gegevens in een tabel worden vervat ziet een en ander er als volgt uit: Grondslag
Percentage budgethouders dat er op achteruit is gegaan
Percentage budgethouders dat gelijk is gebleven
Percentage budgethouders dat er op vooruit is gegaan
Totaal
SOM
24%
64%
11%
100%
PSY
29%
64%
7%
100%
LG
11%
86%
3%
100%
VG
8%
80%
12%
100%
PS
41%
50%
9%
100%
Tabel 29; Achteruitgang, gelijk blijven, vooruitgang budget per grondslag gerelateerd aan ontwikkeling indicatie na overstap
Bovenstaande tabel laat zien dat de budgethouders met de grondslagen PSY en PS er het meest op achteruit zijn gegaan, althans in relatie tot de indicatie. Het percentage budgethouders dat er op vooruit is gegaan ligt over alle grondslagen relatief laag. Opvallend is de grondslag VG, waar veel “gelijkblijvers” zijn, maar het aandeel budgethouders dat er op vooruit is gegaan hoger ligt dan het aantal budgethouders dat er op achteruit is gegaan.1 F EITELIJK STIJGING / GELIJKBLIJVEN / DALING NETTO BUDGET Aan budgethouders is gevraagd of het netto budget na de overstap feitelijk is gestegen, gelijk gebleven of gedaald.
Is het PGB dat u ontvangt momenteel groter of kleiner dan in het PGB oude stijl?
Budget
Groter
Gelijk
Kleiner
Onbekend
Totaal aantal grondslagen
28%
48%
22%
2%
60
0%
67%
0%
33%
3
PSY
26%
33%
41%
0%
58
LG
39%
49%
12%
0%
57
VG
51%
36%
14%
0%
73
Grondslag SOM PG
1
Op vergelijkbare wijze is gevraagd naar de ‘beleefde’ vooruit/achteruitgang. Hierbij ging het om de relatie tussen de omvang van het PGB en de ‘beleefde’ zorgvraag. Gebleken is dat met name de grondslagen PSY en PS er qua belevenis op achteruit zijn gegaan. Budgethouders met de grondslag VG zijn qua beleving relatief het vaakst gelijk gebleven. Ook de grondslagen SOM en LG geven dit aan.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 50 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Budget
Groter
Gelijk
Kleiner
Onbekend
Totaal aantal grondslagen
ZG
83%
17%
0%
0%
6
PS
27%
30%
42%
0%
33
Tabel 30; Ontwikkeling netto budget per grondslag na overstap
Uit de tabel blijkt dat van de budgethouders met de grondslagen PSY en PS verhoudingsgewijs het grootste deel heeft aangegeven dat het (netto) budget na de overstap is gedaald. Voor de grondslagen SOM, LG en PG geeft de grootste groep aan dat het budget gelijk is gebleven. Verhoudingsgewijs geeft bij de grondslagen VG en ZG de grootste groep budgethouders aan dat het budget na de overstap feitelijk is gestegen. Zoals hierboven is aangegeven is het beeld gecorrigeerd voor ‘indicatiestelling anders’.
4.4
Conclusie In dit hoofdstuk is onderzocht of budgethouders PGB er na overstap op de PGB nieuwe stijl op vooruit gegaan, gelijk gebleven of op achteruit gegaan. Leidraad hiervoor vormen de invloedfactoren: verandering persoonlijke omstandigheden (zorgvraagontwikkeling, inkomensontwikkeling), verandering indicatiestelling en verandering van de PGB regeling(en). De resultaten zijn gebaseerd op gesprekken met velddeskundigen en interviews onder budgethouders. Z ORGVRAAGONTWIKKELING IN RELATIE TOT HET BUDGET Over de zorgvraagontwikkeling wordt door de velddeskundigen aangegeven dat deze waarschijnlijk alleen bij de grondslagen SOM en PG een verhogende invloed op het netto budget zal hebben. Dit wordt voor de grondslag SOM niet bevestigd door de interviews met budgethouders. De meerderheid van de budgethouders met de grondslag SOM geeft aan in zorgvraag gelijk te zijn gebleven. Dit geldt eveneens voor de grondslagen PSY, LG, VG, ZG. I NDICATIE IN RELATIE TOT HET BUDGET Ten aanzien van de invloed van de indicatiestelling op het budget kan op basis van de gesprekken met velddeskundigen worden geconcludeerd dat naar alle waarschijnlijkheid van het werkdocument gebruikelijke zorg (SOM, budget daalt), de integratie van de indicatiestelling gehandicaptenzorg (VG, ZG en LG, budget is tijdens de integratiefase gestegen) en de ‘nieuwe’ AWBZ-functies (PSY, PS, LG, VG; budget stijgt) een effect is uitgegaan op de hoogte van het budget. Uit de interviews met budgethouders blijkt dat budgethouders met name met de grondslag PSY en PS er in relatie tot de ontwikkeling van de indicatie op achteruit zijn gegaan. Voor deze groep geldt dat zij bij een ruimere/gelijkblijvende indicatie een kleiner budget hebben ofwel bij een ruimere indicatie het budget is gelijk gebleven. Alleen bij de grondslag VG is het percentage budgethouders dat erop vooruit is gegaan groter dan het percentage dat erop achteruit is gegaan.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 51 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Voor deze groep geldt dat zij bij een minder ruime/gelijkblijvende indicatie een groter budget hebben ofwel bij een minder ruime indicatie een gelijkblijvend budget hebben. N ETTO BUDGETTEN PSY EN PS GEDAALD , VG GELIJK OF GESTEGEN Als budgethouders rechtstreeks wordt gevraagd of zij na overstap netto een groter, gelijk of kleiner budget hebben dan in het PGB oude stijl blijkt eveneens dat het percentage budgethouders, dat aangeeft er feitelijk op achteruit te zijn gegaan, bij de grondslagen PSY en PS het grootst is. Binnen de grondslag VG is het percentage ‘stijgers’ juist het grootst. I NVLOED PGB REGELING NIEUWE STIJL De invoering van de PGB regeling nieuwe stijl heeft in beide gevallen naar alle waarschijnlijkheid de grootste invloed gehad op het stijgen of dalen van het netto budget. Uit de gesprekken met velddeskundigen blijkt dat voor de grondslagen PSY en PS de PGB tarieven uit de nieuwe PGB regeling nadelig zijn ten opzichte van de oude tarieven. Dit geldt met name als de functie OB in plaats van het oude product ‘begeleiding’ wordt geïndiceerd. In de praktijk komt dit juist vaak voor bij de grondslagen PSY en PS. Daarnaast geldt voor budgethouders met de grondslagen PSY en PS dat zij na de overstap een eigen bijdrage zijn gaan betalen met een nadelig invloed op hun netto budget.Een stijging van het netto budget van budgethouders met een grondslag VG wordt veroorzaakt door het feit dat de nieuwe PGB-tarieven een hoger bruto bedrag op jaarbasis betekenen.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 52 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
5.
Ervaringen met PGB nieuwe stijl Zowel tijdens de telefonische interviews met budgethouders als tijdens de gesprekken met de velddeskundigen zijn punten naar voren gebracht die van belang kunnen zijn bij de evaluatie van de PGB regeling nieuwe stijl. Hoewel de betreffende aandachtspunten op zichzelf geen onderdeel uitmaken van de te beantwoorden onderzoeksvragen is er, om recht te doen aan de inbreng van zowel de velddeskundigen als de budgethouders, voor gekozen om deze aandachtspunten in dit hoofdstuk weer te geven.
5.1
Budgethouders over PGB nieuwe stijl Aan budgethouders is de vraag gesteld welke voor- en nadelen te noemen zijn van de PGB regeling nieuwe stijl in vergelijking met de regelingen oude stijl. Uit de verschillende opmerkingen van budgethouders blijkt, dat bepaalde zaken (bijvoorbeeld eigen administratievoering) per persoon als een nadeel of juist als een voordeel worden gezien. In onderstaande tabel zijn de belangrijkste opmerkingen bij de verschillende grondslagen weergegeven. Budgethouders over PGB nieuwe stijl Voordelen
Nadelen
SOM, PG
Er is met name waardering voor de eigen mogelijkheid om zorgverleners tijdig uit te betalen en niet meer declaraties naar het SVB te hoeven sturen. De PGB-houder krijgt hierdoor een betere positie ten opzichte van de zorgverlener.
Nadelen hebben betrekking op administratieve last (o.a. werkgeverschap). Vaak wordt aangegeven dat het na een beginperiode wel is gaan lopen.
PSY, PS
Het PGB ns is flexibeler; het is eenvoudiger te wijzigen van zorgverlener en budgethouders hebben een beter overzicht.
Aangegeven wordt: onduidelijkheden bij de overstap van de oude naar de nieuwe regeling waren, verschillende informatie, strengere indicatie, achteruitgang in budget, ingewikkelder uitvoering.
LG, VG, ZG
Men is vrijer om zelf zaken te regelen; hulpverleners te betalen en het is dus flexibeler. Het is plezieriger dat er één regeling is in plaats van twee oude regelingen.
Er waren opstartproblemen, nu meer eigen administratie. Dit gaat na verloop van tijd vaak wel goed. Budgethouders moeten zich goed informeren en het brengt extra verantwoordelijkheid met zich mee.
Tabel 31; Voor- en nadelen genoemd door budgethouders nieuwe stijl na overstap
Aan budgethouders is tevens gevraagd of de keuzevrijheid om de zorgverlener te betalen die men zelf wenst ten opzichte van de regelingen oude stijl is toegenomen. In het algemeen geldt dat het aantal budgethouders dat aangeeft dat dit het geval is, ongeveer gelijk is aan het aantal budgethouders dat aangeeft dat dit niet het geval is.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 53 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Bij de grondslag SOM ligt dit aandeel iets lager (nl. op 39%); bij de grondslagen LG en PS is het aantal budgethouders dat vindt dat de keuzevrijheid is toegenomen iets hoger (51% respectievelijk 55%). Ongeveer 20% geeft aan dat het verschil met de PGB regeling oude stijl voor wat betreft keuzevrijheid niet zo groot is.
5.2
Velddeskundigen over PGB nieuwe stijl Tijdens de gesprekken met velddeskundigen zijn door velddeskundigen verschillende opmerkingen gemaakt die onderstaand worden weergegeven: ‘Een goede aanwending van het PGB begint bij een goede indicatiestelling, dat is immers de basis voor een PGB-budget of zorg in natura.’ ’Het meeneembudget van 10% kan worden afgeschaft. Als een cliënt een budget aan het einde van het jaar niet nodig heeft gehad is de indicatie te ruim.’ ’Maak een lijst waaraan het vrij besteedbare bedrag mag worden besteed.’ ’Uniformeer de informatievoorziening naar cliënten.’ ’Het verruimen van uitgave van het PGB aan bemiddelingskosten is een oplossing voor bepaalde groepen cliënten (m.n. grondslag PSY, PS), echter er moet worden opgepast dat er geen hoge bedragen naar dure bureaus gaan.’ ’Zorgkantoren ervaren een zeer grote stroom van verantwoordingsformulieren door de korte periodes waarover verantwoord moet worden. Deze periode moet aangepast worden.’ ’Er stappen meer cliënten over van een PGB naar zorg in natura, dan omgekeerd.’ ‘De PGB regeling heeft een opnamevoorkomende werking. Ouderen blijven langer thuis of hoeven niet snel opgenomen te worden. Dit scheelt in de kosten.’ ‘Het komt voor dat cliënten die met een PGB een gedeelte van de zorg in willen kopen bij een reguliere AWBZ aanbieder (bijv. dagbesteding) geconfronteerd worden met het feit dat deze aanbieder de zorg niet kan leveren voor het beschikbare budget.’ ’Doordat het zorgkantoor voor (bijna) alle taken rondom de uitvoering van de PGB regeling voor de cliënt aanspreekbaar is, is het voor de cliënt sneller duidelijk bij wie hij/zij terecht kan met vragen. Een soort 1 loket gedachte.’ ‘Bepaalde nieuwe doelgroepen worden door de PGB regeling nieuwe stijl nadrukkelijk bereikt: met name de groep kinderen waarvoor in de oude GGZ regeling en VG regeling nog onvoldoende ruimte was om op maat individuele begeleiding te krijgen. Hiervoor zijn de functies OB en AB zeer welkom. Ouders doen er alles aan om kinderen zorg op maat te leveren.’
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 54 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
‘Het is niet logisch dat voor de berekening van het bruto budget wordt uitgegaan van het gemiddeld aantal uren in een klasse. Bij bekostiging van zorgaanbieders bij zorg-in-natura zou dit kunnen doordat aan grote groepen cliënten op basis van een dergelijk gemiddelde zorg kan worden geleverd en op individueel niveau kan in de zorgverlening nog wat worden gevarieerd. Voor cliënten met een PGB geldt dat de uren zorg die zijn geïndiceerd ook noodzakelijk zijn en waarvoor zorg ingekocht moet worden. Het is dan ook vreemd dat een cliënt (onderin de klasse) de ene keer meer budget krijgt dan strikt noodzakelijk en de andere keer eigenlijk te weinig (bovenin de klasse). Elke cliënt zou een toekenning moeten kunnen krijgen op de geïndiceerde uurbasis.’ ‘Over het algemeen lijkt het dat de bandbreedtes in klassen dermate klein zijn dat het effect van het middelen als nihil moet worden beschouwd. Daarenboven is de ervaring dat een herindicatie pas wordt aangevraagd als er echt iets aan de hand is met de zorgvraag. Een eventueel effect van middeling van klassen valt dan helemaal weg.’
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 55 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
6.
Landelijk beeld
6.1 Inleiding In voorgaande hoofdstukken is verslag gedaan over de drie hoofdvraagstellingen van het onderzoek. Om per grondslag een goed inzicht te krijgen in het gebruik van PGB, is in het onderzoek per grondslag een voldoende aantal budgethouders betrokken. Dit om representatieve uitspraken te kunnen doen over de grondslagen is. Nadeel hiervan is echter dat daardoor een vertekend beeld kan ontstaan van de werkelijkheid, omdat niet voor alle grondslagen evenveel indicaties worden afgegeven en de resultaten uit hoofdstuk 2 en 3 niet één-opéén naar de totale populatie budgethouders in Nederland (ca. 63.300). Zoals weergegeven in hoofdstuk 1 is door de opdrachtgever aanvullend de vraag gesteld om een aantal resultaten tevens weer te geven voor de totale populatie budgethouders. Om dit mogelijk te maken is gewogen voor de verdeling van grondslagen over het totaal van de landelijke populatie budgethouders. 1 De verdeling van grondslagen over de landelijke groep budgethouders is ontleend aan onderzoeksgegevens van GINO (GINO, 2004). In bijlage 7 wordt een nadere toelichting gegeven over de hantering van deze databestanden. Voor een juiste interpretatie is het daarbij goed dat de lezer kennis neemt van paragraaf 1.2.
6.2
Kwantitatief beeld: totale populatie budgethouders Hoofdstuk 2 biedt een kwantitatief beeld van het PGB ns gepresenteerd naar de geselecteerde grondslagen. In deze paragraaf wordt een deel van deze resultaten weergegeven voor het totaal van de populatie budgethouders. B ASISGEGEVENS VAN INDICATIES : FUNCTIES EN Voor welke functies is een indicatie afgegeven?
GELDIGHEIDSTERMIJN
Er is onderzocht welke functies zijn geïndiceerd. In grafiek 8 kan worden gelezen dat bij 67% van de budgethouders de functie HV is geïndiceerd, gevolgd door de functie OB ALG die bij 39% van de budgethouders is geïndiceerd.2 Ook de functie PV wordt relatief bij veel budgethouders geïndiceerd.
1
2
Deze resultaten mogen niet één-op-één met worden vergeleken met de resultaten uit de voorgaande hoofdstukken. In de resultaten per grondslag zitten gecombineerde grondslagen verdisconteerd. In de resultaten in dit hoofdstuk is hiervoor gewogen. Deze weging heeft dus niet alleen tussen grondslagen, maar ook voor combinaties van grondslagen plaatsgevonden. Dit verklaart waarom percentages soms afwijken van hetgeen op het eerste gezicht op basis van de resultaten op grondslagenniveau zou worden verwacht. De functies BH en VB LANG zijn eveneens weergegeven omdat het hier gaat om indicatiegegevens. Voor deze functies is evenwel geen toekenning door middel van een PGB mogelijk.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 56 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
67%
HV 28%
PV 16%
VP
39%
OB ALG 14%
OB DAG
13%
AB ALG AB DAG
2% 14%
VB TYD BH VB LANG
1% 0%
Grafiek 8: Geïndiceerde functies in totale populatie
A ANTAL FUNCTIES Is er sprake van indicaties met één of met meer functies? Vervolgens is onderzocht of er sprake is van één of meer functies. In 48% van de gevallen blijkt er sprake van meer functies. In 52% van de gevallen is sprake van een enkelvoudige indicatie. Het gemiddeld aantal geïndiceerde functies bedraagt voor het totaal van de populatie budgethouders 1,9. I NDICATIEPERIODE Voor welke periode is de indicatie vastgesteld? Er is onderzocht wat de gemiddelde geldigheidstermijn van een indicatie is. Voor het totaal van de populatie budgethouders is dit 26 maanden. Hieronder worden de indicatietermijnen nader gepresenteerd. Geldigheidstermijn Totale populatie budgethouders
< 6mnd
12%
6 mnd1 jaar
21%
1-2 jaar
27%
2-3 jaar
6%
3-4 jaar
> 4 jaar
14%
17%
onbekend
3%
Tabel 32; Frequentieverdeling geldigheidstermijnen indicatie totale populatie budgethouders
De tabel laat zien dat de grootste groep budgethouders (27%) een indicatie heeft met een geldigheidstermijn van 1 tot 2 jaar.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 57 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
K EUZE VOOR EEN PGB IN COMBINATIE MET ZORG IN NATURA Hoe is de verhouding tussen PGB en zorg in natura bij budgethouders PGB Nieuwe Stijl? Na indicatiestelling kunnen budgethouders (per functie) kiezen voor een PGB of zorg in natura1. In 8% van de gevallen blijken budgethouders bij één of meer functies tevens te kiezen voor zorg-in-natura2. Het percentage op functieniveau is weergegeven in tabel 33. Totale populatie budgethouders Functie
% waarbij (naast PGB voor andere functies) voor ZIN is gekozen bij deze functie
HV
1%
PV
8%
VP
5%
OB ALG
3%
OB DAG
20%
AB ALG
6%
AB DAG
53%
VB TYD
5%
Tabel 33; Percentage ‘keuze tevens voor zorg in natura’ in de per functie, totale populatie
In deze tabel wordt per functie het percentage weergegeven waarbij voor de betreffende functie tevens voor zorg-in-natura wordt gekozen. Uit de tabel blijkt dat dit het meest aan de orde is bij de functies AB DAG en OB DAG. Deze zorg bestaat uit dagactiviteiten / dagbesteding. Het blijkt dat deze zorg door een deel van de budgethouders in natura wordt afgenomen, terwijl zij voor de overige functies kiezen voor een PGB. T OEKENNING VAN EEN PGB: BUDGET EN EIGEN BIJDRAGE Wat is de hoogte van de budgetten? Wat is de eigen bijdrage die wordt ingehouden? Het bruto PGB bedrag is opgebouwd uit een bedrag voor de betaling van zorgverleners, een vrij besteedbaar deel3 en een eigen bijdrage. Eventueel is er sprake van een budgetgarantie4. Als de eigen bijdrage, de budgetgarantie, eventuele overheveling (maximaal 10%) is verrekend, blijft het netto budget over. Bij vaststelling van de eigen bijdrage wordt rekening gehouden met het inkomen van de leefeenheid van de budgethouder.
1 2
3
4
Uitgezonderd de functie VB LANG en BH. Alle budgethouders hebben in ieder geval minimaal bij 1 functie de voorkeur gegeven zorg in te kopen via een PGB. Immers, het onderzoek richt zich op budgethouders. Dit is 1,5% van het totaalbudget met een minimum van € 250,- en een maximum van € 1250.-, waarover geen verantwoording hoeft worden afgelegd. De budgethouder die is overgestapt tussen 1 april en 1 oktober heeft een budgetgarantie tot 31 december 2003 gehad. Daarna hebben de budgethouders een budgetgarantie van 3 maanden.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 58 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Budgethouders onder de 18 jaar zijn geen eigen bijdrage verschuldigd. Onderstaand is de leeftijdopbouw van de totale populatie van budgethouders weergegeven. Leeftijd
< 18 jr.
18 t/m 55 jr.
56 t/m 65 jr.
66 t/m 75 jr.
76 t/m 80 jr.
80+
26%
38%
17%
10%
4%
5%
Totale populatie
Tabel 34; Frequentieverdeling van leeftijden van budgethouders, totale populatie
Voor de berekening van eigen bijdrage is van belang of er sprake is van tijdelijk verblijf. De berekeningsystematiek van de eigen bijdrage is weergegeven in bijlage 111. In tabel 35 is het gemiddeld bruto PGB budget weergegeven berekend voor het totaal van de populatie aan budgethouders per jaar (inclusief minderjarigen). Tevens is de verdeling van de eigen bijdrage weergegeven die bij volwassen budgethouders wordt ingehouden op het bruto budget. Gemiddeld bruto PGB per jaar
Totale populatie
€
15.234,-
Eigen bijdrage (volwassen budgethouders)
2
< 100
100 – 250
250 1000
10002500
> 2500
11%
32%
23%
16%
18%
Tabel 35; Gemiddeld bruto budget en eigen bijdrage budgethouders, totale populatie
Het gemiddeld bruto (toegekende) budget bedraagt voor het totaal van de populatie gemiddeld 15.000 euro. Tevens is de berekende eigen bijdrage weergegeven. Budgethouders die een deel van het jaar een PGB hebben zijn meegenomen in de berekeningen3. Gemiddeld is de ingehouden eigen bijdrage €1.050,- (voor volwassen budgethouders ).
6.3
Kwalitatief beeld: totale populatie budgethouders Hoofdstuk 3 biedt een kwalitatief beeld van het PGB ns gepresenteerd naar de geselecteerde grondslagen. Het betreft de resultaten van de telefonische interviews. In deze paragraaf worden resultaten weergegeven voor het totaal van de populatie budgethouders.
1
2
3
De verzekerde wordt wel geacht voor het bruto bedrag zorg in te kopen (anders zou er geen sprake zijn van een eigen bijdrage). Budgethouders onder de 18 maken zijn niet meegenomen, omdat deze geen eigen bijdrage hoeven te betalen. Er is sprake van een momentopname. De bedragen van budgethouders die een deel van het jaar een PGB toegekend hebben gekregen zijn inbegrepen waarbij de bedragen niet zijn omgerekend naar bedragen op jaarbasis, omdat dit een vertekend beeld zou geven. Er zijn immers elk jaar budgethouders die korter dan een jaar een PGB hebben. Dit verklaart ook waarom de eigen bijdragen lager kunnen liggen dan het minimumbedrag voor een totaal jaar PGB.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 59 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Waar kopen cliënten hun zorg in?
Met het persoonsgebonden budget kan een budgethouder zelf beslissen bij wie hij/zij zijn zorg wil inkopen. In het onderzoek zijn de volgende groepen budgethouders onderscheiden: Budgethouders die alleen zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers. Budgethouders die alleen zorg inkopen bij instellingen en overige zorgaanbieders (AWBZ-instelling, particulier bedrijf, freelancer/natuurlijk persoon). Budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers, als bij overige zorgaanbieders (AWBZ-instelling, particulier bedrijf, freelancer/natuurlijk persoon). Aan de budgethouders is gevraagd of zij konden aangeven bij welke type zorgaanbieder(s) zij zorg inkopen. Dit wordt in onderstaande tabel gepresenteerd. Inkoop bij type aanbieder volgens driedeling onderzoek
Alleen bekenden/ mantelzorgers
Totale populatie
64%
Alleen AWBZ/overige aanbieders 22%
Bekenden/ mantelzorgers en AWBZ-/ overige aanbieders 13%
Tabel 36; Inkoop met behulp van PGB naar type aanbieder, totale populatie
Gemiddeld genomen kopen de meeste budgethouders in bij bekenden/ mantelzorgers. Een kleiner deel koopt in bij AWBZ-/overige aanbieders of een combinatie van bekenden/mantelzorgers en AWBZ- en overige aanbieders.
Van welke relatie is er sprake bij inkoop van zorg bij een bekende/ mantelzorger?
Als de zorg is ingekocht bij een bekenden /mantelzorgers is de vraag gesteld wat de relatie is met deze bekenden /mantelzorgers.
Relatie met mantelzorger
Jonger dan 18
18 jaar en ouder
levens- / huwelijkspartner, inwonend
1%
12%
kind, inwonend
0%
9%
34%
11%
overige familie, inwonend
2%
0%
levens- / huwelijkspartner, niet inwonend
0%
0%
kind, niet inwonend
0%
14%
vader / moeder, niet inwonend
0%
1%
overige familie, niet inwonend
50%
11%
vrienden, buren, bekenden, niet inwonend
13%
42%
vader / moeder, inwonend
Tabel 37: Relatie met mantelzorger/bekende bij inkoop van zorg bij mantelzorger(s)/ bekende(n), totale populatie
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 60 va n 82
Het PGB Nieuwe Stijl in beeld
Uit tabel 37 blijkt dat bij minderjarige budgethouders dat drie categorieën inkooprelaties relatief het meest voorkomen: a. Overige familie, niet inwonend b. Vader/moeder , inwonend c. Vrienden, buren, bekenden, niet inwonend Bij volwassen budgethouders blijkt dat de verdeling over inkooprelaties meer spreiding vertoont met als uitschieter de inkooprelatie ‘vrienden, buren, bekenden, niet inwonend’.
Hoe liggen de verhoudingen tussen de bestedingen aan de verschillende typen aanbieders?
In de telefonische enquête is aan budgethouders gevraagd om aan te geven welk bedrag zij gemiddeld per week/maand/half jaar of jaar betalen aan diegene(n)/de instelling(en) waar zij met hun PGB zorg inkopen. De verhouding in besteding naar typen aanbieders conform de driedeling gehanteerd uit het onderzoek is weergegeven in tabel 38. Verhouding in bedragen besteding PGB conform driedeling onderzoek
Betaald aan bekenden/ mantelzorgers
Betaald in combinatie bekenden/ mantelzorgers en AWBZ/overige aanbieders
Betaald aan AWBZ/overige aanbieders
54%
21%
25%
Totale groep budgethouders
Tabel 38; Verhouding in besteding PGB naar type aanbieder volgens gehanteerde driedeling onderzoek, totale populatie
Uit de tabel komt naar voren dat van de bestede bedragen met het PGB 54% wordt uitgegeven aan bekenden en mantelzorgers, 25% alleen aan AWBZ- en overige aanbieders en 21% aan een combinatie van type aanbieders.
Koopt budgethouder aanvullend zorg in, conform het soort zorg waarvoor het PGB is toegekend?
De budgethouders worden geacht voor het bruto bedrag zorg in te kopen (anders zou er geen sprake zijn van een eigen bijdrage). Aan budgethouders is gevraagd of zij meer dan het netto PGB-bedrag besteden aan zorg. Wordt meer dan netto PGB besteed? Totale populatie
Ja
Nee
51%
49%
Tabel 39; Besteding meer dan het netto PGB-bedrag aan zorg, naar leeftijd, totale populatie
Gemiddeld genomen besteedt 51% meer dan het netto PGB.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 61 va n 82
Bijlage 1.
Uitvoering steekproef
U ITGANGSPUNTEN 100 lopende dossiers per zorgkantoor. De groepen waarover uitspraken worden gedaan: – Grondslag SOM; – Grondslag PG; – Grondslag LG/ZG; – Grondslag PSY; – Grondslag PS; – Grondslag VG. Bureau HHM zal de zorgkantoren vragen om wegwijs gemaakt te worden in de dossiers. Vervolgens wordt begonnen bij het eerste dossier (laagste registratienummer of de letter ‘a’). Daarna worden per zorgkantoor de dossiers doorgenomen. Gegevens worden opgenomen, totdat de steekproef voldoende mensen met een bepaalde grondslag bevat. Vervolgens wordt deze grondslag buiten beschouwing gelaten totdat alle grondslagen voldoende zijn vertegenwoordigd. Voor alle deelgroepen wordt gestreefd naar 120 budgethouders, behalve voor de grondslagen PSY en PS. Hierbij wordt gestreefd naar gezamenlijk 120 budgethouders. Gewenst is een evenredige verdeling van grote (verantwoording per maand en per kwartaal) en kleine budgetten (verantwoording per half jaar en per jaar); er wordt vanuit gegaan dat met bovenvermelde werkwijze deze groepen naar rato worden aangetroffen. Van tevoren wordt gecontroleerd of de hoogte van het budget niet van invloed is op de wijze waarop dossiers zijn gesorteerd (in dat geval zou immers geen evenredige vertegenwoordiging worden aangetroffen). A ANDACHTSPUNTEN TEN BEHOEVE VAN BEANTWOORDING HOOFDVRAAG 3 Het is van belang dat: binnen de verschillende deelgroepen– zover mogelijk – wordt gestreefd naar voldoende vertegenwoordiging van overstappers van PGB oude stijl naar PGB nieuwe stijl1 (analoog aan de werkwijze bij grondslagen, zie hierboven). binnen de groep overstappers ervan wordt uitgegaan dat met bovenvermelde werkwijze naar rato reguliere en vervroegde overstappers worden aangetroffen. Ook hier wordt van tevoren gecontroleerd of dit criterium niet van invloed is op de wijze waarop dossiers zijn gesorteerd (in dat geval zou immers geen evenredige vertegenwoordiging worden aangetroffen). een dossier alleen wordt opgenomen, indien er verantwoordingsinformatie beschikbaar is. O VERSTAPPERS LG De overstappers LG kunnen alleen worden aangetroffen bij twee zorgkantoren uit de zorgkantoorselectie. Voor de LG gold in het PGB oude stijl een experimentele regeling die in slechts drie zorgkantoren van kracht was. Twee van deze zorgkantoren verlenen medewerking aan het onderzoek. Het totaal aantal budgethouders dat gebruik maakte van de regeling was niet meer dan ongeveer 100. In hoeverre deze budgethouders zijn overgestapt naar de nieuwe regeling en deel uitmaken van de onderzoekspopulatie zal moeten blijken tijdens het onderzoek.
1
Oude regelingen betroffen: PGB V&V, PGB VG, PGB GGZ en een experimentele LG regeling.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 62 va n 82
Bijlage 2.
Verdeling grondslagen budgethouders die deelnamen aan telefonische interviews
Grondslag
SOM PG LG/ZG PSY/PS VG Totaal
N
%
Alleen PGB nieuwe stijl
Overstappers
Waarvan vervroegd
89
25%
36
53
5
7
2%
4
3
0
72
20%
16
56
3
105
29%
44
61
3
87
24%
19
68
11
360
100%
119
241
22
Tabel 40: Verdeling grondslagen over budgethouders (n=360)
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 63 va n 82
Bijlage 3.
Vragenlijst telefonische interviews, versie voor budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers als ook bij overige zorgaanbieders.
U hebt een PGB of bent de vertegenwoordiger van een budgethouder. De eerste vraag gaat over welke activiteiten zorgverleners (in het algemeen) die u met uw PGB betaalt, voor u uitvoeren. V RAAG 1 Hoe lang heeft u al een PGB? -> Op 1 april 2003 is de PGB-regeling nieuwe stijl ingevoerd.
Al voor 1 april 2003; Æ vragenlijst in zijn geheel U maakte dus gebruik van één van de oude PGB-regelingen. Welke regeling betrof dit (meerdere antwoorden mogelijk)?
regeling regeling regeling regeling
voor voor voor voor
V&V VG GGZ LG
Vanaf 1 april 2003 of later. Æ vragenlijst gedeeltelijk V RAAG 2. Welke activiteiten worden door zorgverleners uitgevoerd met behulp van uw budget?
V RAAG 3. Door wie worden deze activiteiten uitgevoerd? Bij welke zorgaanbieders koopt u met uw PGB zorg in? alleen zorg bij bekenden/mantelzorgers Æ blauwe vragenlijst zorg door bekenden/mantelzorgers, maar ook door AWBZ-/overige zorgaanbieders (reguliere zorgaanbieder, particulier bedrijf, freelancer/natuurlijk persoon) Æ gele vragenlijst alleen zorg bij (AWBZ-)instellingen Æ groene vragenlijst alleen zorg bij overige zorgaanbieders Æ groene vragenlijst Bekenden/mantelzorgers Mantelzorg is zorg die wordt gegeven aan hulpbehoevenden door een of meer leden vanuit uw directe omgeving waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie. Meestal is de mantelzorger een familielid, maar soms gaat het ook om buren of vrienden. Instelling
(Traditionele) zorginstelling die ook zorg in natura levert, zoals een verpleeghuis, verzorgingshuis, instelling voor verstandelijk gehandicapten, GGZ-instelling etc.
Overige zorgaanbieders
Particuliere bedrijfjes, particulier bureau voor thuiszorg, freelancer (niet bekende van cliënt bij aanvang contract). Nb een freelancer is iemand die zijn diensten/producten aanbiedt aan een bedrijf of instelling. De term freelance wordt in de praktijk gebruikt om een arbeidsrelatie met een verregaande mate van zelfstandigheid aan te duiden. Kenmerkend voor een freelancer is dat het vaak een professionele zorgverlener betreft, en dat hij/zij tevens aan andere personen zorg verleent. Kenmerken freelance overeenkomst: volledige vrijblijvendheid voor beide partijen; de mogelijkheid voor de freelancer zich te laten vervangen; het ontbreken van een gezagsverhouding tussen opdrachtgever en freelancer
Gele vragenlijst : Blauwe vragenlijst: Groene vragenlijst:
voor budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers, als ook bij overige zorgaanbieders voor inkoop bekenden/mantelzorgers voor inkoop bij instellingen en overige zorgaanbieders (particulier bedrijf, freelancer)
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 64 va n 82
Bijlage 3.
Vragenlijst telefonische interviews, versie voor budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers als ook bij overige zorgaanbieders.
V RAAG 4. U ontvangt zorg geleverd door één of meer bekenden/mantelzorgers. Bekenden/ Mantelzorger
4.3 4.2 4.1 Welk bedrag betaalt u Voor welke zorgfunctie Welke relatie heeft u met deze bekenden/ deze bekende/ ontvangt u zorg door een mantelzorger gemiddeld mantelzorger? bekende/mantelzorger? per week/maand/ (invullen (kijken naar vraag 1 + kwartaal/ half jaar/jaar? wat van toepassing is) interpreteren)
1.
€
2.
€
3.
€
4.
€
5.
€
Etc.
€
Toelichting bij vraag 4.1 HV = huishoudelijke verzorging PV = persoonlijke verzorging VP = verpleging OB = ondersteunende begeleiding OB - Dag (met of zonder vervooer: aangeven) AB = activerende begeleiding AB – Dag (met of zonder vervooer: aangeven) VB = tijdelijk verblijf (logeeropvang) Bemiddelingskosten
Toelichting bij vraag 4.2 1 = levens-/huwelijkspartner, inwonend 2 = kind, inwonend 3 = vader/moeder, inwonend 4 = overige familie, inwonend 5 = levens-/huwelijkspartner, niet inwonend 6 = kind, niet inwonend 7 = vader/moeder, niet inwonend 8 = overige familie, niet inwonend 9 = vrienden, buren, bekenden, niet inwonend 10= geen (dan doorvragen of het toch geen freelancer betreft)
Toelichting bij vraag 4.3 Welk bedrag betaalt u deze bekenden/mantelzorger(s) gemiddeld per maand? (of per maand/kwartaal/ halfjaar /jaar aangeven wat van toepassing is).
V RAAG 5. Boden deze bekenden/mantelzorgers ook voordat u een PGB had reeds zorg? In welke omvang? ja, voordat ik een PGB had, leverde(n) deze bekenden/mantelzorger(s) ook reeds zorg; in totaal ging het gemiddeld om ongeveer …… uur per week. Æ vraag 6 nee, voordat ik een PGB had, leverde(n) deze bekenden/mantelzorger(s) geen zorg. Æ vraag 7 V RAAG 6 Wat is het verschil met de huidige situatie?
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 65 va n 82
Bijlage 3.
Vragenlijst telefonische interviews, versie voor budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers als ook bij overige zorgaanbieders.
V RAAG 7 Hebben deze bekenden/mantelzorgers hun baan/vrijwilligerswerk/studie (of anderszins) deels of geheel opgezegd om aan u zorg te kunnen leveren? ja nee V RAAG 8 Alleen indien er sprake is van meer dan één bekende/mantelzorger, zie vraag 4. NB: het gaat dus om de verhouding binnen de groep van bekenden/mantelzorgers. Bent u van plan in de toekomst veranderingen aan te brengen in de verhouding binnen de groep bekenden/mantelzorgers? Oftewel: bent u van plan bij bepaalde personen meer zorg te gaan inkopen? nee, weet niet ja, namelijk als volgt: _________________________________________________ (nader toelichten, ook aangeven ten koste van welke andere zorgverlener) ik zal meer betalen aan een inwonende mantelzorger/bekende ik zal meer betalen aan een niet-inwonende mantelzorger/bekende V RAAG 9 U ontvangt tevens zorg van een of meer instellingen en/of overige zorgaanbieders. Instellingen en overige zorgaanbieders
Naam aanbieder
9.2 Welk bedrag betaalt u deze instellingen en overige zorgaanbieders gemiddeld per week/maand/kwartaal/half jaar/jaar?
9.1 Voor welke zorgfunctie ontvangt u zorg door instellingen en overige zorgaanbieders? (kijken naar vraag 2 + interpreteren)
1.
€
2.
€
3.
€
4.
€
5.
€
Etc.
€
Toelichting bij vraag 9.1 HV = huishoudelijke verzorging PV = persoonlijke verzorging VP = verpleging OB = ondersteunende begeleiding OB - Dag (met of zonder vervoer: aangeven) AB = activerende begeleiding AB – Dag (met of zonder vervoer: aangeven) VB = tijdelijk verblijf (logeeropvang) Bemiddelingskosten
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
Toelichting bij vraag 9.2 Welk bedrag betaalt u deze instellingen en overige zorgaanbieders gemiddeld per maand? (of per maand/kwartaal/halfjaar/jaar aangeven wat van toepassing is).
P agi n a 66 va n 82
Bijlage 3.
Vragenlijst telefonische interviews, versie voor budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers als ook bij overige zorgaanbieders.
V RAAG 10 Bent u van plan in de toekomst veranderingen aan te brengen in deze verhouding? Oftewel: bent u van plan bij bepaalde freelancer, particuliere zorgaanbieder of AWBZ zorgaanbieder meer zorg te gaan inkopen? nee, weet niet ja, namelijk als volgt: ____________________________________________________ (nader toelichten, ook aangeven ten koste van welke andere zorgverlener) ik zal meer inkopen bij (AWBZ) instelling. ik zal meer inkopen bij de overige zorgaanbieders (bedrijfjes, freelancers). V RAAG 11 NB. Het gaat dus hier om de verdeling binnen het totaal van zorgverleners; dus tussen de bekenden/mantelzorgers enerzijds en de rest anderzijds. U koopt zowel zorg in bij bekenden/mantelzorgers enerzijds als bij instellingen en overige zorgaanbieders anderzijds. Bent u van plan in de toekomst veranderingen aan te brengen in deze verhouding? nee, weet niet ja, namelijk als volgt: _______________________________________________ (nader toelichten, ook aangeven ten koste van welke andere zorgverlener) ik zal meer inkopen bij bekenden/mantelzorgers. ik zal meer inkopen bij instellingen en overige zorgaanbieders V RAAG 12 A Besteedt u meer dan het nettobedrag dat u periodiek ontvangt ten behoeve van uw PGB aan zorg? ja nee V RAAG 12 B U krijgt een netto bedrag aan PGB op uw rekening. Dit kan maandelijks, per kwartaal, per half jaar en per jaar zijn. Uw bruto bedrag is hoger. Het bruto bedrag wordt verminderd met de “eigen bijdrage” en daaruit resulteert het netto bedrag. Bent u op de hoogte van het feit dat uw zorgbudget eigenlijk bestaat uit dit netto bedrag plus de eigen bijdrage en dat het de bedoeling is dat u zelf het deel van de eigen bijdrage besteedt aan zorg? ja, ik weet dat mijn zorgbudget feitelijk bestaat uit het netto bedrag plus eigen bijdrage en dat ik wordt geacht het deel van de eigen bijdrage eveneens te besteden aan zorg; Æ sla vraag 13b over! nee, dat is mij onbekend. V RAAG 13 A Besteedt u het bedrag van de eigen bijdrage daadwerkelijk ten behoeve van zorg? ja, ik besteed een deel van het bedrag van de eigen bijdrage aan zorg; Æ ga door naar vraag 14 ja, ik besteed het bedrag van de eigen bijdrage volledig aan zorg; Æ ga door naar vraag 14 nee, ik besteed alleen het bedrag van het netto PGB W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 67 va n 82
Bijlage 3.
Vragenlijst telefonische interviews, versie voor budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers als ook bij overige zorgaanbieders.
V RAAG 13 B (Deze vraag is alleen relevant indien niet bekend was dat men de eigen bijdrage moest besteden aan zorg, zie vraag 12.) Als u had geweten dat u de eigen bijdrage had moeten besteden aan zorg, had u het dan gedaan? ja Æ ga door naar vraag 15 of einde vragenlijst nee Æ ga door naar vraag 15 of einde vragenlijst V RAAG 14 Waaraan besteedt u dit bedrag van de eigen bijdrage? ik kan het bedrag van het netto PGB niet onderscheiden van het bedrag van de eigen bijdrage; aan dezelfde functies als waarvoor ik het netto PGB ter beschikking heb; aan andere functies dan waarvoor ik het netto PGB ter beschikking heb, namelijk aan _________________________________________________________ zowel aan dezelfde functies als aan andere functies als waarvoor ik het PGB ter beschikking heb. EINDE ENQUETE VOOR PGB HOUDERS MET ALLEEN NIEUWE STIJL (zie vraag 1) HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING!! V RAAG 15 U hebt ook op basis van de oude PGB regeling (voor 1 april 2003) zorg ingekocht. Bij welke zorgaanbieders kocht u onder de oude PGB-regeling uw zorg in? alleen zorg bij bekenden/mantelzorgers Æ ga door naar vraag 18 zorg door bekenden/mantelzorgers, maar ook door instellingen en/of overige zorgaanbieders Æ ga door naar vraag 16 alleen zorg bij (AWBZ-)instellingen en/of overige zorgaanbieders Æ ga door naar vraag 17 en sla vraag 18 over! V RAAG 16 NB. Het gaat dus hier om de verdeling binnen het totaal van zorgverleners; dus tussen de bekenden/mantelzorgers enerzijds en de rest anderzijds. Zijn de bedragen vanuit uw PGB die u aan mantelzorgers/bekenden betaalt en de bedragen die u aan instellingen en overige zorgaanbieders betaalt in verhouding gewijzigd sinds het nieuwe PGB. Bent u bijvoorbeeld voor een hoger bedrag van uw PGB geld een mantelzorger gaan inhuren en geeft u daardoor minder PGB-geld uit aan de zorginstelling? Of geeft u, onder de nieuwe regeling, relatief meer geld dan voorheen aan zorginstellingen. nee, de verhouding tussen de bedragen is bij ingang van de nieuwe regeling niet veranderd. ja, in vergelijking met de oude regeling is de verhouding in betalingen aan de zorgverleners veranderd, nl. _____________________________________________ ik betaal nu namelijk meer aan bekenden/mantelzorgers dan voor 1 april 2003. ik betaal nu namelijk meer aan instellingen en overige zorgaanbieders sinds de nieuwe regeling. Indien mogelijk: hoe is de verhouding gewijzigd? (meer kwantitatief) W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 68 va n 82
Bijlage 3.
Vragenlijst telefonische interviews, versie voor budgethouders die zowel zorg inkopen bij bekenden/mantelzorgers als ook bij overige zorgaanbieders.
V RAAG 17 NB het gaat over de verdeling binnen de groep zorginstellingen-overige aanbieders. Zijn de bedragen vanuit uw PGB die u aan zorginstellingen enerzijds en overige zorgaanbieders anderzijds betaalt in verhouding gewijzigd sinds het nieuwe PGB. nee, weet niet ja, namelijk als volgt: (nader toelichten, ook aangeven ten koste van welke andere zorgverlener) ik koop nu namelijk meer in bij instellingen dan vóór 1 april 2003 ik koop nu meer in bij de overige zorgaanbieders dan vóór 1 april 2003 (bedrijfjes, freelancers). Indien mogelijk: hoe is de verhouding gewijzigd?(meer kwantitatief) V RAAG 18 NB het gaat dus om de verdeling binnen de groep van bekenden/mantelzorgers. Zijn de bedragen vanuit uw PGB die u aan mantelzorgers/bekenden betaalt in verhouding gewijzigd nadat u onder de nieuwe regeling viel t.o.v. toen u onder de oude regeling viel. Bent u bijvoorbeeld voor een hoger bedrag van uw PGB aan uw partner gaan betalen en geeft u daardoor minder PGB-geld uit aan uw buren? nee, de verhouding is in vergelijking met vóór de PGB Nieuwe Stijl niet veranderd ja, in vergelijking met vóór het PGB Nieuwe Stijl is de verhouding in betalingen aan de genoemde soorten zorgaanbieders veranderd; ik betaal namelijk meer aan inwonende mantelzorgers/bekenden dan vóór 1 april 2003. ik betaal namelijk meer aan niet-inwonenden mantelzorgers/bekenden dan vóór 1 april 2003. Indien mogelijk: hoe is de verhouding gewijzigd? (meer kwantitatief) EINDE ENQUETE HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING!!
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 69 va n 82
Bijlage 4.
Vragen aan overstappers
V RAAG 19 Is het PGB dat u ontvangt momenteel groter of kleiner dan in het PGB oude stijl? het budget PGB ns is groter dan het budget in het kader van het PGB os; gemiddeld gaat het om een verschil van …….. per …………. het budget is ongeveer gelijk gebleven. het budget PGBns is kleiner dan het budget in het kader van het PGB os; gemiddeld gaat het om een verschil van …….. per …………. V RAAG 20 Is uw zorgvraag sinds 1 april ‘03 veranderd (benodigd aantal functies en/of uren)? Ja, de zorgvraag is groter sinds 1 april ‘03. Nee, de zorgvraag is ongeveer gelijk gebleven. Ja, de zorgvraag is kleiner geworden sinds 1 april ‘03. V RAAG 21 Alleen te beantwoorden indien gebruik werd gemaakt van de oude V&V-regeling en/of de oude GGZ-regeling (zie vraag 1). Is de indicatie in uren gewijzigd? Ja, de indicatie is ruimer geworden Nee, de indicatie is ongeveer gelijk gebleven. Ja, de indicatie is minder ruim geworden. Alleen te beantwoorden indien gebruik werd gemaakt van de oude GZ-regeling (zie vraag 1). Weet u wat uw budgetcategorie was in de oude VG-regeling? Onbekend I V II Va III Vb IV VI IV a VII IV b VIII V RAAG 22. Hiervoor is gesproken over verschil in budget bij PGB os en PGB ns. Kunt u aangeven wat de twee belangrijkste voor- en nadelen zijn van het PGB ns t.o.v. het PGB os, los van de verschillen in budget zoals hierboven reeds genoemd (goed toelichten)? Belangrijkste voordelen van het PGB ns t.o.v. het PGB os: Belangrijkste nadelen van het PGB ns t.o.v. het PGB os: V RAAG 23. Een van de doelstellingen van de PGB regeling ns was om cliënten meer keuzevrijheid te bieden. Bent u van mening dat u met de komst van het PGB ns meer keuzevrijheid heeft gekregen om de zorgverlener te kunnen betalen die u zelf wenst? Ja, voorbeeld? Toelichting Nee, waar ligt de belemmering? Toelichting EINDE ENQUETE HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING !!
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 70 va n 82
Bijlage 5.
Organisaties velddeskundigen
Per Saldo
Federatie van ouderverenigingen
RIO’s Noordwest- en Centraal Twente
Landelijk Centrum Indicatiestelling Gehandicaptenzorg
VGZ zorgverzekeraar
College voor Zorgverzekeringen
Zorgkantoor Amstelland/De Meerlanden
Zorgverzekeraars Nederland
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 71 va n 82
Bijlage 6.
Vragen aan geïnterviewde velddeskundigen
De interviews met velddeskundigen hebben ten doel de derde hoofdvraag uit het onderzoek te kunnen beantwoorden: Zijn de PGB houders er na overstap op de PGB Nieuwe stijl op vooruit gegaan, gelijk gebleven of achteruit gegaan? Hierbij gaat het om de hoogte van het budget op individueel niveau. Vanaf 1 april 2003 dienen alle budgethouders die geherïndiceerd worden over te stappen op de PGB regeling nieuwe stijl. Dit kan een gevolg hebben gehad voor de hoogte van het budget op individueel niveau. De invloedfactoren op de stijging/het gelijk blijven/daling van het persoonsgebonden budget bij de overstap door budgethouders, betreffen: indicatiestelling, persoonlijke omstandigheden en verandering van de PGB-regeling. Vragen
A.
I NDICATIESTELLING
1.
Zijn er algemene veranderingen in de indicatiestelling opgetreden (van aanvraag tot en met indicatiebesluit) ten tijde van de invoering van de PGB regeling nieuwe stijl op 1 april 2003, die volgens u van invloed geweest op de aard en omvang van de indicaties?
2.
Zo ja, welke veranderingen zijn dit?
3.
Is hierbij nog verschil aan te geven per oude AWBZ-sector/AWBZ grondslag?
4.
Welke invloed heeft de verandering gehad op de aard en omvang van de indicaties (eventueel per grondslag)?
B.
P ERSOONLIJKE
OMSTANDIGHEDEN
Zijn er, in zijn algemeenheid persoonlijke omstandigheden te noemen die van invloed zijn op de hoogte van het toegekende PGB budget en zorgen voor een stijging/ het gelijk blijven/ daling van het persoonsgebonden budget bij de overstap.
C.
R EGELGEVING
MET BETREKKING TOT
PGB
Uit vooronderzoek blijkt dat de volgende budgetbepalende/beïnvloedende onderdelen verandert zijn bij de invoering van de PGB regeling ns. (aspecten noemen) 5.
Herkent u deze aspecten?
6.
Welke invloed hebben deze veranderingen naar uw mening gehad op de situatie van individuele PGB houders die zijn overgestapt op de nieuwe regeling?
7.
Kunt u hierbij onderscheid maken naar de oude AWBZ-sector/AWBZ grondslag?
Uit vooronderzoek blijkt dat de volgende gebruikbeïnvloedende onderdelen verandert zijn bij de invoering van de PGB regeling ns. (aspecten noemen) 8.
Herkent u deze aspecten?
9.
Welke invloed hebben deze veranderingen naar uw mening gehad op de situatie van individuele PGB-houders die zijn overgestapt op de nieuwe regeling?
10.
Kunt u hierbij onderscheid maken naar de oude AWBZ-sector/AWBZ grondslag?
B EELD 11.
VAN DE ONTWIKKELINGEN
De factoren die van invloed zijn op de stijging/ het gelijk blijven/daling van het persoonsgebonden budget bij de overstap door budgethouders, betreffen: A. Indicatiestelling. B. Persoonlijke omstandigheden. C. Verandering van de regelgeving met betrekking tot PGB.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 72 va n 82
Bijlage 6.
Vragen aan geïnterviewde velddeskundigen
Vragen Ziet u nog andere factoren die van invloed zijn geweest op de vraag of PGB houders er na overstap op de PGB Nieuwe stijl op vooruit gegaan, gelijk gebleven of achteruit gegaan? Zo ja, welke? 12.
Wat is uw beeld van de situatie van PGB budgethouders nieuwe stijl in vergelijking met oude stijl? Bijvoorbeeld voor wat betreft: - Persoonlijke omstandigheden van de budgethouder - Recht op zorg van de budgethouder (indicatiestelling) - Keuzemogelijkheden van de budgethouder - Administratieve proces ten behoeve van budgettoekenning en verstrekking (uitvoering PGB regeling) - Verantwoording door de budgethouder (uitvoering PGB regeling)
T ENSLOTTE 13.
Welke andere zaken wilt u ten behoeve van de evaluatie van de PGB regeling Nieuwe stijl in het najaar van 2004 nog kwijt?
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 73 va n 82
Bijlage 7.
Referentieverdeling PGB naar grondslagen
Onderstaande referentieverdeling voor de verdeling van PGB naar grondslagen is ontleend aan onderzoeksgegevens op GINO RIO FI data van Henselmans en Wolffensperger (GINO, 2004). Uit een bestand van positieve AWBZ-besluiten gebaseerd op Functiegerichte Indicatiestelling, op aanvragen ingediend in de periode april 2003 tot en met begin augustus 2004, van in totaal 19 regionale indicatieorganen die gebruik maken van GINO software, zijn die indicatiebesluiten geselecteerd waarin is gekozen voor verzilvering door middel van een PGB (in totaal 3,7% van alle aanvragen oftewel 6.080 aanvragen). Voor in totaal 161 besluiten is geen grondslag vastgelegd. Het aantal indicaties op basis waarvan de verdeling is vastgesteld is hiermee 5.919. Uiteraard is het ook bij verzilvering via zorg in natura mogelijk dat alsnog, zonder dat het RIO dat weet, een indicatie wordt verzilverd in PGB. Of er sprake is van een systematisch verschil (dat bepaalde grondslagen vaker in een later stadium een andere verzilveringsvorm kiezen) is niet bekend. Dit moet als voorbehoud bij de verdeling worden opgemerkt. Verder is gewezen op het feit dat er mogelijk verschillen tussen RIO's kunnen zijn voor wat betreft de toedeling naar grondslagen dan wel voor wat betreft demografische opbouw. Gezien het feit dat het hier gaat om een groot aantal indicaties afkomstig van een kwart van alle RIO's wordt verondersteld dat hiermee uitspraken mogen worden gedaan over het totaal van de populatie. Combinaties van grondslagen
Aantal
Percentage
1000000
2.970
50,18%
1000001
1.196
20,21%
0010000
570
9,63%
0010001
477
8,06%
0000001
141
2,38%
0000100
70
1,18%
0100001
61
1,03%
0100000
54
0,91%
0001000
42
0,71%
1100001
37
0,63%
1001000
36
0,61%
1010000
35
0,59%
1100000
31
0,52%
0000000
28
0,47%
1010001
25
0,42%
0000101
23
0,39%
0001001
17
0,29%
1000010
15
0,25%
1001001
15
0,25%
0001100
13
0,22%
1000100
11
0,19%
0000010
5
0,08%
0010100
5
0,08%
1000011
5
0,08%
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 74 va n 82
Bijlage 7.
Referentieverdeling PGB naar grondslagen
Combinaties van grondslagen
Aantal
Percentage
1000101
5
0,08%
1110001
5
0,08%
0010101
4
0,07%
0000110
3
0,05%
0001010
3
0,05%
1001101
3
0,05%
0000011
2
0,03%
0001101
1
0,02%
0011001
1
0,02%
0011101
1
0,02%
0101001
1
0,02%
1001010
1
0,02%
1001110
1
0,02%
1001111
1
0,02%
1010010
1
0,02%
1010101
1
0,02%
1011000
1
0,02%
1011001
1
0,02%
1110000 Totaal
1
0,02%
5.919
100,00%
Tabel 42: Combinaties van grondslagen
T OELICHTING : 1 = somatisch 2 = psychogeriatrisch 3 = psychiatrisch 4 = lichamelijke handicap 5 = verstandelijke handicap 6 = zintuiglijke handicap 7 = psychosociaal Bovenstaande tabel kan als volgt worden gelezen: Op de eerste positie staat vermeld de somatische grondslag, op de twee positie de psychogeriatrische grondslag et cetera. De eerste regel van de tabel is het aantal cliënten met alleen een grondslag somatiek. De tweede regel van de tabel bevat het aantal mensen met de grondslag somatiek gecombineerd met de grondslag psychosociaal, et cetera.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 75 va n 82
Bijlage 8.
Leden begeleidingscommissie
College voor zorgverzekeringen………………… de heer J. Knollema
Federatie van Ouderverenigingen………………mevrouw drs J.A. Braakman
Ministerie van VWS……………………………………..de heer mr. drs. J.P. Dopheide
Ministerie van VWS……………………………………..mevrouw drs. C.M.A. Kleijwegt-de Wit
Ministerie van VWS……………………………………..mevrouw D. Otte-Wabeke
Ministerie van VWS……………………………………..de heer C. Vos
Per Saldo…………………………………………………….de heer F. van der Pas
Zorgverzekeraars Nederland……………………….mevrouw H. Jonker
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 76 va n 82
Bijlage 9.
Tabellen op functieniveau
01
Klasse
1
2
Functie
N
HV
263
n.v.t
PV
191
n.v.t
18
VP
77
6
12
OB ALG
20
3
92
4
5
6
7
8
35
18
7
1
1
27
31
38
19
15
15
25
12
16
7
9
4
6
2
3
7
1
378
n.v.t
33
91
86
78
34
25
23
111
n.v.t
21
37
12
22
7
6
2
OB DAG (m.v.)
50
n.v.t
3
7
7
4
3
6
0
14
1
2
1
1
3
2
1
AB ALG
112
n.v.t
58
34
AB DAG (z.v.)
16
n.v.t
3
6
AB DAG (m.v.)
18
n.v.t
3
149
n.v.t
111
BH
4
n.v.t
VB LANG
6
n.v.t
VB TYD
Totaal
>9
88
2
OB DAG (z.v.)
9
1
1 3
4 2
5
15
3
1
37
2 1
8
1
1
5
1.375
Tabel 43: Geïndiceerde klassen per functie
Functie
N totaal
Gemiddelde geldigheidstermijn indicatie in maanden (Excl. onbekend)
HV
263
32
PV
191
32
VP
77
32
OB ALG
378
29
OB DAG (z.v.)
111
31
50
35
112
23
AB DAG (z.v.)
16
27
AB DAG (m.v.)
18
30
149
30
BH
4
16
VB LANG
6
52
OB DAG (m.v.) AB ALG
VB TYD
Tabel 44: Gemiddelde geldigheidstermijnen indicatie per functie
1 2
Deze klasse komt alleen voor bij de functie VP en staat voor 0 tot 0,9 uur verpleging per week. Z.v. staat voor ‘zonder vervoer’ en m.v. staat voor ‘met vervoer’. W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 77 va n 82
Bijlage 9.
Tabellen op functieniveau
Indicatieperiode HV
PV
< 6 mnd
6 mnd1 jaar
263
14
40
87
18
20
71
13
100%
5%
15%
33%
7%
8%
27%
5%
6
24
64
14
28
44
11
3%
13%
34%
7%
15%
23%
6%
4
9
27
6
6
20
5
100%
5%
12%
35%
8%
8%
26%
6%
378
12
92
104
22
62
65
21
100%
3%
24%
28%
6%
16%
17%
6%
111
3
11
31
12
30
13
11
3%
10%
28%
11%
27%
12%
10%
1
5
11
3
14
13
3
2%
10%
22%
6%
28%
26%
6%
4
36
33
7
16
8
8
4%
32%
29%
6%
14%
7%
7%
0
3
3
2
5
1
2
0%
19%
19%
13%
31%
6%
13%
1
1
5
2
6
1
2
6%
6%
28%
11%
33%
6%
11%
4
25
36
15
39
20
10
3%
17%
24%
10%
26%
13%
7%
1
1
1
0
0
0
1
25%
25%
25%
0%
0%
0%
25%
0
0
1
0
0
3
2
0%
0%
17%
0%
0%
50%
33%
191 100%
VP
OB ALG
OB DAG (z.v.)
77
100% OB DAG (m.v.)
50 100%
AB ALG
112 100%
AB DAG (z.v.)
16 100%
AB DAG (m.v.)
18 100%
VB TYD
149 100%
BH
4 100%
VB LANG
6 100%
Totaal
1-2 jaar 2-3 jaar 3-4 jaar > 4 jaar onbekend
1375
Tabel 45: Frequentieverdeling geldigheidstermijnen indicatie per functie
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 78 va n 82
Bijlage 10. Berekening eigen bijdrage PGB
Bij PGB niet voor tijdelijk verblijf 1. Berekening op basis van het weektarief
60% van huishoudelijke verzorging 33% van persoonlijke verzorging 20% van verpleging 27% van begeleiding (zowel ondersteunend als activerend)
2. Berekening inkomensafhankelijke maximum
jaarinkomen leefeenheid 2002 delen door 52 vermenigvuldigen met 15% € 35,- aftrekken
Na vergelijking van uitkomst 1 met uitkomst 2 geldt dat het laagste bedrag als eigen bijdrage op het bruto budget in mindering wordt gebracht. De eigen bijdrage is echter nooit minder dan € 4,- en nooit meer dan € 132,05 per week.
Bij PGB (onder andere) voor tijdelijk verblijf 1. Tijdelijk verblijf berekening op basis van inkomen:
2. Voor functies niet zijnde tijdelijk verblijf zie boven.
1,79% bij 1 etmaal per week eventueel vermeerderd met aantal etmalen bedrag is nooit is echter meer dan € 4,- en nooit meer dan € 22,48 per week
De eigen bijdrage is de som van 1. en 2.
W D/04/2560/pgb, © HHM 2004
P agi n a 79 va n 82
Bijlage 11.
PGB tarieven per klasse per kalenderjaar
A. 1e 2e 3e 4e 5e 6e 7e
HUISHOUDELIJKE VERZORGING
B. 1e 2e 3e 4e 5e 6e 7e 8e 9e
PERSOONLIJKE VERZORGING
klasse klasse klasse klasse klasse klasse klasse
klasse klasse klasse klasse klasse klasse klasse klasse klasse
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9:
€ 856,€ 2.569,€ 4.711,€ 7.280,€ 9.850,€ 12.419,Het bedrag genoemd bij klasse 6, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 6 overschrijdt en een bedrag van € 856,-.
€ 1.340,€ 4.020,€ 7.369,€ 11.389,€ 15.409,€ 19.428,€ 24.118,€ 30.148,Het bedrag genoemd bij klasse 8, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 8 overschrijdt en een bedrag van € 1.340,-.
C. VERPLEGING 1e klasse 0: € 1.156,2e klasse 1: € 3.450,3e klasse 2: € 6.897,4e klasse 3: € 12.642,5e klasse 4: € 19.541,6e klasse 5: € 26.435,7e klasse 6: € 33.334,8e klasse 7: € 41.379,9e klasse 8: Het bedrag genoemd bij klasse 8, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 8 overschrijdt en een bedrag van € 2.303,-. D. 1e 2e 3e 4e 5e 6e 7e 8e 9e
( UREN ) € 1.674,€ 5.021,€ 9.206,€ 14.227,€ 19.246,€ 24.268,€ 30.124,€ 37.656,het bedrag genoemd bij klasse 8, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 8 overschrijdt en een bedrag van € 1.674,-.
ONDERSTEUNENDE BEGELEIDING
klasse klasse klasse klasse klasse klasse klasse klasse klasse
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9:
W D/04/2216/pgb, © HHM 2004
P agi n a 80 va n 82
Bijlage 11.
PGB tarieven per klasse per kalenderjaar
E. ONDERSTEUNENDE BEGELEIDING ( DAGDELEN ) 1e klasse 1: € 2.175,2e klasse 2: € 4.351,3e klasse 3: € 6.526,4e klasse 4: € 8.701,5e klasse 5: € 10.877,6e klasse 6: € 13.052,7e klasse 7: € 15.228,8e klasse 8: € 17.403,9e klasse 9: € 19.578,10e klasse 10: Het bedrag genoemd bij klasse 9, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 9 overschrijdt en een bedrag van € 2.175,-. F. ONDERSTEUNENDE BEGELEIDING IN DAGDELEN ( MET VERVOER ) 1e klasse 1: € 2.438,2e klasse 2: € 4.876,3e klasse 3: € 7.314,4e klasse 4: € 9.752,5e klasse 5: € 12.190,6e klasse 6: € 14.103,7e klasse 7: € 16.541,8e klasse 8: € 18.716,9e klasse 9: € 20.892,10e klasse 10: Het bedrag genoemd bij klasse 9, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 9 overschrijdt en een bedrag van € 2.175,-. G. 1e 2e 3e 4e 5e
( UREN ) € 2.567,€ 7.700,€ 14.119,€ 21.819,Het bedrag genoemd bij klasse 4, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 4 overschrijdt en een bedrag van € 2.567,-.
ACTIVERENDE BEGELEIDING
klasse klasse klasse klasse klasse
1: 2: 3: 4: 5:
H. ACTIVERENDE BEGELEIDING ( DAGDELEN ) 1e klasse 1: € 2.501,2e klasse 2: € 5.002,3e klasse 3: € 7.503,4e klasse 4: € 10.005,5e klasse 5: € 12.506,6e klasse 6: € 15.007,7e klasse 7: € 17.508,8e klasse 8: € 20.009,9e klasse 9: € 22.510,10e klasse 10: Het bedrag genoemd bij klasse 9, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 9 overschrijdt en een bedrag van € 2.501,-. W D/04/2216/pgb, © HHM 2004
P agi n a 81 va n 82
Bijlage 11.
PGB tarieven per klasse per kalenderjaar
I. ACTIVERENDE BEGELEIDING IN DAGDELEN ( MET VERVOER ) 1e klasse 1: € 2.764,2e klasse 2: € 5.528,3e klasse 3: € 8.292,4e klasse 4: € 11.055,5e klasse 5: € 13.819,6e klasse 6: € 16.058,7e klasse 7: € 18.822,8e klasse 8: € 21.323,9e klasse 9: € 23.824,10e klasse 10: Het bedrag genoemd bij klasse 9, vermeerderd met een bedrag gelijk aan het product van het aantal uren waarmee het geïndiceerde aantal uren de bovengrens van klasse 9 overschrijdt en een bedrag van € 2.501,-. J. KORTDUREND VERBLIJF € 91,- per etmaal.
W D/04/2216/pgb, © HHM 2004
P agi n a 82 va n 82