Het pgb in de Wmo HANDVATTEN VOOR PGB-BELEID
Het pgb in de Wmo Handvatten voor pgb-beleid
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Colofon Deze publicatie is uitgegeven door de VNG, november 2012. Vereniging van Nederlandse Gemeenten Postbus 30435 2500 GK Den Haag Tekst Research voor Beleid: Susan van Klaveren Marieke Hollander Betty Noordhuizen Fotografie Nationale Beeldbank Opmaak Dimdim, Den Haag Copyright 2012, VNG
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Inhoudsopgave Voorwoord7 Zelfsturing, eigen regie 7 Onder voorbehoud 7 Doorvertaling van AWBZ naar Wmo 7 Inleiding9 Waarom deze brochure 9 Beleidscontext10 Leeswijzer11 Handvatten voor vormgeven Wmo pgb-beleid 13 Inleiding13 Motieven van budgethouders en zorginkoop 13 Voordelen van het pgb 15 Voordelen voor gemeenten 16 Nadelen van het pgb 16 Nadelen voor budgethouders 16 Nadelen voor gemeenten 16 Maatregelen om pgb beheersbaar en doelmatig te houden 18 Duidelijke informatievoorziening 18 Voorwaarden stellen aan de zorgvraag 19 Voorwaarden stellen aan budgethouders 19 Bevorderen van doelmatige zorginkoop door de budgethouder 21 Maatregelen om fraude tegen te gaan 21 Alternatieven om tot vraagsturing en eigen regie te komen 22 Aanbod in natura dat beter is afgestemd op de vraag 22 Alternatieve vormen van vraaggestuurde financiering 23
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Formele vormgeving 25 Conclusie26 Uitvoering van het pgb-beleid 27 Inleiding27 Wel of geen pgb: in gesprek met de cliënt 27 Aandachtspunten bij de beslisboom 28 Toelichting op de beslisboom 30 Aandachtspunten voor termijn van pgb-verstrekking 30 Tariefbepaling pgb 30 Opstellen van een ondersteuningsplan door aanvragers 32 Verantwoording van het pgb 32 Overwegingen ten aanzien van verantwoording 33 Ondersteuning bij opdrachtgevers- en werkgeversfunctie 35 Bijlagen37 1. Het pgb voor begeleiding en kortdurend verblijf in de AWBZ 38 2. Tarieven pgb bij begeleiding en kortdurend verblijf in de AWBZ 42 3. Schema waardebepaling 44
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Voorwoord Deze ‘brochure’ was eerder geschreven als Handreiking door Research voor Beleid in opdracht van het VNG/ VWS Transitiebureau decentralisatie begeleiding. Deze handreiking kon echter, na de val van het Kabinet en het controversieel worden van de Wetswijziging Wmo, niet meer door het Transitiebureau worden uitgeven. Als VNG vonden en vinden wij dat er voor gemeenten genoeg interessante en relevante noties in zitten dat besloten is de tekst op onderdelen aan te passen en onder de vlag van de VNG te publiceren.
Zelfsturing, eigen regie Het pgb is, in potentie, een instrument waarmee burgers efficiënte ondersteuning kunnen organiseren. Gemeenten willen het pgb-instrument graag behouden en blijven inzetten. Zij zijn tegelijkertijd ook op zoek zijn naar andere mogelijkheid dan het huidige pgb, om de zelfsturing en eigen regie van burgers op ook andere manieren mogelijk te maken. Gemeenten willen hierin lokaal keuzes kunnen maken. De VNG pleit daarom voor het opnemen van de ‘kan-bepaling’ in de Wmo.
Onder voorbehoud Het voorstel wetswijziging Wmo is controversieel verklaard. Wij weten op dit moment niet op welke wijze het volgende Kabinet invulling zal geven aan de decentralisaties en daarmee ook aan het pgb-beleid in de Wmo. Alles wat in deze brochure betrekking heeft op de ‘kanbepaling’ is onder voorbehoud van wat het Kabinet aan wetswijziging gaat voorstellen en de besluitvorming daarover in de Tweede Kamer. Het betreft dan vooral de teksten waar het gaat om voorwaarden die de gemeente kan stellen aan toegang tot een pgb (paragraaf 2.5).
Doorvertaling van AWBZ naar Wmo Op het moment van schrijven was ook nog niet helder, of en op welke wijze de pgb maatregelen AWBZ worden doorvertaald naar de Wmo. De VNG vindt het voor de hand liggen dat gemeenten straks in hun pgb-beleid dezelfde maatregelen moeten kunnen nemen als straks per 2013 in de AWBZ worden geïmplementeerd om het pgb AWBZ meer solide te maken.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
7
8
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Inleiding Waarom deze brochure Ondanks dat het voorstel tot wijziging van de Wmo (d.d. 21 december 2011), controverseel is verklaard na de val van het Kabinet Rutte, zijn veel gemeenten toch op zoek naar hoe zij hun Wmo pgb-beleid anders kunnen inrichten. Gemeenten kijken hoe dit kan in de huidige Wmo, met de ‘moetbepaling’,maar onderzoeken ook wat er zou kunnen als straks met waarschijnlijke wetswijziging Wmo mogelijk de ‘kanbepaling’ er komt. Wat is er mogelijk als straks de nu opgenomen verplichting tot het bieden van een keuze tussen zorg in natura en een persoonsgebonden budget (pgb) wordt geschrapt en vervangen door de ‘kanbepaling’1? Gemeenten kunnen met de kanbepaling veel meer lokaal keuzes maken in de inrichting van hun pgb-beleid. Gemeenten kunnen dan zelf bepalen wanneer en onder welke omstandigheden zorg in natura, een financiële vergoeding of een pgb wordt aangeboden voor een individuele voorziening. Lokaal beleid moet dan worden vastgelegd in de verordening en beleidsregels. De geboden ondersteuning, ook anders dan verstrekt ‘in natura’, moet voldoen aan de compensatieplicht. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het gehele proces van toegang, toekennen en verantwoording, zij staan dicht bij de burger. Dit maakt het mogelijk om deze processtappen beter op elkaar te laten aansluiten en meer maatwerk te creëren voor burgers. In haar regiefunctie kan de gemeente door dat maatwerk bijdragen aan een beter aanbod van zorg in natura, waardoor minder burgers noodgedwongen ‘kiezen’ voor een pgb. Om dat verantwoord te doen, is kennis over het pgb en gevolgen van de te maken keuzes nodig. Deze brochure wil gemeenten informeren dus ook over wat kan, mocht de ‘kan-bepaling’ wet worden. De handreiking biedt aan bestuurders en raadsleden informatie die relevant is voor de te nemen
1
Tweede Kamer, vergaderjaar 2011-2012, 33 127, nr. 3
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
9
besluiten rondom de kan-bepaling en ambtenaren bij de voorbereiding ervan: wanneer en onder welke omstandigheden biedt de gemeente een pgb aan? De brochure helpt beleidsmedewerkers om scenario’s op te stellen met keuzemogelijkheden die door het college kunnen worden voorgelegd aan de raad. Daarnaast gaat de handreiking in op de praktische uitvoering van het pgb-beleid.
Beleidscontext Sinds 1995 bestaat het pgb in de AWBZ, en sinds 2007 in de Wmo. Het pgb is een geldbedrag dat mensen krijgen om binnen bepaalde regels zorg en ondersteuning te organiseren. Mensen kunnen dankzij het pgb keuze ervaren in en regie uitoefenen over de zorg die aan hen wordt geleverd. Zij hebben bijvoorbeeld invloed op het aantal keren hulp per week de inhoud van de zorg, de wijze van communicatie met de zorgverlener en flexibiliteit van de inzet van de hulp. Een budgethouder die kiest voor een pgb is niet alleen verantwoordelijk voor de inkoop en kwaliteit van de zorg, maar tevens voor goed opdracht- of werkgeversschap en een goede financiële en administratieve verantwoording van de ingezette zorg. Ondanks deze administratieve lasten geniet het pgb brede politieke en maatschappelijke steun als een regeling die doelen als vraagsturing in de zorg, deregulering en de ‘cliënt centraal’ gedachte dichterbij brengt. Pgb-maatregelen in de AWBZ: wat gaat er in de AWBZ met het pgb gebeuren: Het aantal mensen met een pgb is gegroeid van bijna 50.000 in 2002 naar ruim 130.000 eind april 2011. Daarmee is dit aantal jaarlijks gemiddeld met 13% toegenomen. Dit percentage is beïnvloed door de overheveling van huishoudelijke verzorging naar de Wmo, de op genezing gerichte geestelijke gezondheidszorg naar de Zvw en de pgb-stop in de tweede helft van 2010. Indien deze ontwikkelingen buiten beschouwing worden gelaten zou de gemiddelde jaarlijkse groei van het aantal budgethouders naar verwachting op 18% zijn uitgekomen2. Met de groei in het gebruik van pgb’s zijn ook de kosten voor de pgb-regeling sterk gestegen. In de periode van 2002 tot en met 2010 zijn de uitgaven voor de pgb-regeling jaarlijks met gemiddeld 23% toegenomen van €414 miljoen naar €2,2 miljard. De groei van uitgaven bij zorg in natura is in dezelfde periode jaarlijks gemiddeld met 4% gestegen3. Vanwege de groei in het gebruik van het pgb kondigde de staatssecretaris van VWS in juni 2011 een drastische inperking aan van het pgb-gebruik binnen de AWBZ. Door de Tweede Kamer zelf zijn zomer 2012 dePGB maatregelen ‘verzacht’. Dit zijn de maatregelen in de AWBZ welke per 2013 van kracht zijn: 1. De huidige AWBZ pgb-regeling en de vergoedingsregeling persoonlijke zorg AWBZ worden met ingang van 2013 samengevoegd tot een nieuwe pgb-regeling. 2. De vormgeving van de vergoedingsregeling wordt als uitgangspunt genomen. 3. Dit betekent dat cliënten zich eerst dienen te oriënteren op de zorg in natura met de vraag of passende zorg beschikbaar is. Een beroep op de pgb-regeling is alleen mogelijk als de cliënt van oordeel is dat dit niet het geval is. 4. Het bestaande criterium uit de vergoedingsregeling dat er sprake moet zijn van minimaal 10 uur geïndiceerde zorg (10-uurscriterium) vervalt: behalve voor de cliënten die alleen een indicatie hebben voor de functie begeleiding, al dan niet in combinatie met kortdurend verblijf. Voor hen blijft het 10-uurscriterium (vooralsnog)gehandhaafd. 5. Hebben mensen begeleiding in combinatie met verzorging en/of verpleging dan geldt het 10 uurscriterium niet. 6. Mensen komen pas na één jaar gebruik van zorg in natura in aanmerking voor een pgb. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt voor cliënten met een langdurige zorgvraag. Of er sprake is een langdurige zorgvraag stellen het CIZ of de Bureaus Jeugdzorg vast bij de indicatiestelling. In dat geval geldt de termijn van één jaar niet.
2
Brief staatssecretaris aan Tweede Kamer over persoonsgebonden budget, d.d. 21.06.2011, kenmerk DLZ-6070169.
3
Brief staatssecretaris aan Tweede Kamer over persoonsgebonden budget, d.d. 21.06.2011, kenmerk DLZ-6070169.
10
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
7. Het 10-uurscriterium bij begeleiding geldt met ingang van 1 januari 2014 ook voor bestaande pgb-houders. 8. Mensen krijgen het geld niet meer op de rekening: er komt een trekkingsrecht. Dit gaat mogelijk uitgevoerd worden door de Sociale Verzekeringen Bank (SVB) of de zorgverzekeraar. Een trekkingsrecht houdt in dat na levering van de dienst het bestede geld wordt overgemaakt naar de zorgverlener. Het kan zijn dat het nieuwe Kabinet hier toch ook weer wijzigingen in aanbrengt. Een grote Wens van Per Saldo (Vereniging van Budgethouders) is bijvoorbeeld het schrappen van het 10 uurscritrium.
Leeswijzer Hoofdstuk 2 van deze handreiking biedt gemeenten handvatten om beleidskeuzes te maken over de vormgeving van een pgb-regeling. Het hoofdstuk gaat ten eerste in op de motieven van budgethouders om te kiezen voor een pgb. Aan bod komen vervolgens de voor- en nadelen van een pgb en de wijze waarop deze nadelen kunnen worden ondervangen met behoud van de voordelen. Ook besproken worden alternatieve vormen om tot vraagsturing en eigen regie te komen zoals het maken van afspraken met aanbieders van zorg in natura, het persoonsvolgende budget, vouchers of een financiële tegemoetkoming. Hoofdstuk 3 gaat in op mogelijkheden voor de praktische uitvoering van het lokale pgb-beleid. De uitvoering van het pgb-beleid werken we uit aan de hand van het proces van zorgvraag tot aan verstrekking en verantwoording. Het hoofdstuk biedt ondersteuning bij de fase ‘Verwerking aanpak en keuzes’ van het genoemde stappenplan ‘Begeleiding in de Wmo’. De bijlagen 1 t/m 3 zijn te raadplegen als achtergrondinformatie. Bijlage 1 geeft informatieve over het pgb voor de functies begeleiding en kort verblijf in de AWBZ. Bijlage 2 gaat in op pgb-tarieven in de AWBZ, en in bijlage 3 is een overzicht opgenomen van kostencomponenten met behulp waarvan gemeenten de tarieven voor het pgb kunnen vaststellen.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
11
12
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Handvatten voor vormgeven Wmo pgb-beleid Inleiding Dit hoofdstuk geeft gemeenten handvatten om een keuze te maken voor het treffen en invullen van een pgb-regeling voor de voorzieningen die waarschijnlijk overgaan van de AWBZ naar de Wmo: begeleiding en kortdurend verblijf. Het hoofdstuk schetst als eerste een beeld van de motieven van budgethouders om te kiezen voor een pgb. Hierna wordt ingegaan op voor- en nadelen van het pgb. Vervolgens komt aan de orde hoe de genoemde nadelen te ondervangen zijn met diverse maatregelen. Vervolgens wordt ingegaan op alternatieven voor een pgb zoals een systeem met persoonsvolgende budgetten of vouchers. Daarbij kan het aanpassen van het aanbod van zorg in natura aan de vraag van de cliënt het beroep op een pgb voor een belangrijk deel ondervangen. Ook op deze aspecten wordt in dit hoofdstuk ingegaan.
Motieven van budgethouders en zorginkoop Motieven van budgethouders Recent is in meerdere onderzoeken456 in kaart gebracht wat overwegingen zijn voor cliënten om te kiezen voor een pgb. De drie belangrijkste motieven om te kiezen voor een pgb in plaats van zorg in natura zijn 1) keuze voor regie op de levering van de hulp; 2) keuze voor een pgb uit noodzaak (omdat de noodzakelijke en/of gewenste hulp in natura niet beschikbaar is); en 3) de cliënt wil de mantelzorg betalen met het pgb.
4
Op weg naar een solide pgb. ITS. Januari 2011.
5
Zelf kiezen voor zorg. Onderzoek naar keuze en regie bij diverse cliëntgroepen. Research voor Beleid. Maart 2011.
6
Hoe regelt u uw zorg met een PGB? Regioplan. September 2011
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
13
Hieronder wordt nader ingegaan op deze motieven. Motief is eigen regie Budgethouders die kiezen voor een pgb vanuit de behoefte aan regie over de hulp, zijn vooral ouders/ verzorgers van kinderen met een lichamelijke beperking of met psychische/ psychiatrische problemen (ITS, 2011). De budgethouder kan met het pgb invloed uitoefenen op de volgende aspecten: • omvang van de hulp in aantal uren per week; • aantal keren per week hulp (dagdelen); • inhoud van de hulp; • tijdstippen waarop de hulp wordt geleverd; • aantal verschillende hulpverleners; • deskundigheidsniveau van de hulpverleners; • persoonlijke eigenschappen van de hulpverlener; • de mate waarin het soort hulp is afgestemd op de behoefte; • de wijze van contact/communicatie met hulpverlener; • flexibele inzet van de hulp (bijvoorbeeld bij feestdagen of vakanties). Belangrijk aandachtspunt bij de keuze voor regie is dat deze kan voortkomen uit de behoefte aan ‘presentiezorg’, omdat het onderlinge contact tussen hulpverlener en cliënt zo intensief is door bijvoorbeeld een groot aantal hulpmomenten op een dag, dat het elkaar aanvoelen en op elkaar inspelen van groot belang is. Motief is noodzaak De groep budgethouders die uit noodzaak kiest voor een pgb is vaak jong met een lichamelijke of psychische beperking (ITS, 2011). Uit diverse onderzoeken komen de specifieke behoeften naar voren van mensen die kiezen voor een pgb, omdat zorg in natura niet passend is. Sommige cliëntgroepen hebben behoefte aan: • hulp op afroep die niet planbaar is; • hulp die op specifieke momenten/tijdstippen (zoals voor het naar school of naar het werk gaan), ongebruikelijke tijden of wisselende tijden wordt geleverd en soms per dag of binnen een dag kan verschillen; • veel kleine hulp momenten op een dag • begeleiding op meerdere locaties of in een specifieke setting zoals thuis of op of nabij werk; • een vaste hulpverlener en/of een hulpverlener met wie er een ‘klik’ is, een hulpverlener met wie een langdurige relatie kan worden opgebouwd (dit speelt met name bij GGZ problematiek, autisme en kinderen, waar vertrouwen en structuur essentieel zijn) • sectoroverschrijdende hulp (bijvoorbeeld bij niet aangeboren hersenletsel is er zowel lichamelijke als cognitieve problematiek, waardoor hulp vanuit één sector veelal niet geschikt is). De bovengenoemde specifieke aspecten van hulp zijn in de regel in natura niet verkrijgbaar. Motief is betalen mantelzorg In sommige gevallen wil de budgethouder mantelzorg (familieleden, vrienden, bekenden, buren) met het pgb betalen. Dit wordt ook wel monetarisering van de hulp genoemd, ofwel een verschuiving van onbetaalde mantelzorg voorafgaand aan het pgb naar betaalde ‘mantelzorg’ met het pgb. Het initiatief voor deze verschuiving ligt volgens onderzoek (ITS, 2011) bij de budgethouder en niet zozeer de mantelzorger en is alleen mogelijk wanneer er sprake is van bovengebruikelijke zorg. De budgethouders in kwestie hebben vooral hulp nodig op het gebied van persoonlijke verzorging en hulp bij bewegen en verplaatsen. Mantelzorg wordt om niet door naasten gegeven. Mantelzorg wordt gegeven op grond van de band die er is met de betrokken zorgvrager. Mantelzorg vloeit voort uit een persoonlijke relatie en is niet afdwingbaar. Op het moment dat een kennis of vriend wordt ingehuurd om op basis van een arbeidscontract structureel zorgtaken op zich te nemen, wordt dat gezien als reguliere dienstverlening. Bij betaling van inwonende familieleden wordt door het CIZ in de AWBZ en vaak ook door gemeenten
14
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
in de Wmo gekeken naar (het protocol) gebruikelijke zorg. Wat uitstijgt boven de gebruikelijke zorgtaken mag als betaald werk worden verricht.
Voordelen van het pgb Voordelen van het pgb laten zich onderverdelen naar voordelen voor budgethouders en voordelen voor gemeenten. Voordelen voor budgethouders Hieronder gaan we in op de voordelen van een pgb voor budgethouders. Hierbij merken we op dat gemeenten die het aanbod van zorg in natura beter willen laten aansluiten op de vraag van de burger, er goed aan doen om te streven naar een aanbod van zorg in natura dat aan deze voordelen voldoet (meer hierover in paragraaf 2.6.1). Mogelijkheid om hulp aan te laten sluiten op specifieke vraag Het pgb biedt mensen meer dan (de huidige) zorg in natura de mogelijkheid om zelf te bepalen welke zorg wordt geleverd, door wie, waar en op welke momenten. Hierdoor kunnen cliënten de zorg zodanig vormgeven dat deze aansluit bij hun behoeften. Mogelijk is dat gezien de aard van aandoening of beperking, er behoefte is aan specifieke zorg, die niet in natura beschikbaar is. Zo kan het zijn dat de behoefte aan zorg slecht vooraf te plannen of wisselend is, of dat er (bijvoorbeeld bij kinderen met een stoornis in het autisme spectrum) sterke behoefte is aan een vaste hulpverlener met wie de budgethouder een band kan opbouwen. Ook kan met een pgb zorg worden ingekocht bij een specifieke hulpverlener die niet door de gemeente gecontracteerd is. Een pgb maakt hierdoor de inkoop van identiteitsgebonden zorg mogelijk (zorg die gericht is op mensen met een specifieke levensbeschouwing). Mogelijkheid tot afstemming met AWBZ-zorg Indien personen, vanuit de Vergoedingsregeling persoonlijke zorg, een pgb onvangen voor AWBZ-zorg, en tevens aanspraak maken op een individuele Wmo-voorziening, biedt een pgb voor de Wmo-voorziening hen de mogelijkheid om de benodigde zorg en ondersteuning op elkaar af te stemmen. Effectieve zorg Diverse onderzoeken7 concluderen dat cliënten meer tevreden zijn over zorg die met een pgb wordt ingekocht dan over zorg in natura en dat deze zorg veelal op individueel niveau effectiever is dan zorg in natura, want meer vraaggericht en meer op maat. Betalen mantelzorg met een pgb Budgethouders kunnen met het pgb hun mantelzorger betalen. Het gaat hierbij per definitie om ‘bovengebruikelijke’ zorg: ondersteuning die verder voert dan de normale dagelijkse ondersteuning van gezinsleden en huisgenoten voor elkaar8. In gevallen waarin een mantelzorger deze ‘bovengebruikelijke’ ondersteuning wil blijven leveren, maar daar een betaling voor wil ontvangen (bijvoorbeeld omdat het verlenen van mantelzorg een belemmering vormt voor reguliere arbeidsparticipatie) biedt het pgb hiervoor uitkomst.
7
O.a. de opmars van het pgb, SCP, 2011. Zelf kiezen voor zorg: onderzoek naar keuze en regie bij diverse cliëntgroepen, Research voor Beleid, 2011. Afschaffen PGB stuurt mensen terug naar af, Movisie, 2011.
8
Gemeenten kunnen vaststellen wat wel en niet onder deze ondersteuning valt.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
15
Voordelen voor gemeenten Het treffen van een pgb-regeling heeft voor gemeenten de volgende voordelen: Pgb heeft geleid tot effectievere ondersteuning Een voordeel voor zowel gemeenten als voor cliënten is dat ondersteuning die met een pgb wordt ingekocht meer vraaggericht is, dus naar verwachting beter aansluit op de behoefte en daardoor wellicht ook effectiever is. En dat betekent dat cliënten beter geholpen zijn met mogelijk minder middelen, en dat het pgb ook een preventief effect kan hebben op de noodzaak van (zwaardere) zorg en opname in een instelling. Het pgb in de AWBZ heeft ook geleid tot vernieuwende zorginitiatieven zoals kleinschalige woonvoorzieningen, zorgboerderijen, vervoersvoorzieningen en nieuwe thuis- en zelfzorg methoden. Gemeenten kunnen deze innovatieve voorzieningen toegankelijk houden door deze (eventueel samen met andere gemeenten) in te kopen of individuele burgers voor dit aanbod een pgb te verstrekken. Meer ondersteuning voor hetzelfde geld Met een pgb kan meer geleverd worden voor hetzelfde geld, omdat het bedrag alleen voor de feitelijke ondersteuning bedoeld is en niet voor overhead en andere niet ‘zorg’gerelateerde kosten die onderdeel uitmaken van de tarieven voor ondersteuning in natura. Pgb-tarieven kunnen daarom lager zijn dan tarieven voor in natura . Het SCP (2011) concludeert dat de kosten van het pgb op individueel niveau meestal zo’n 75%-80% zijn van de kosten van zorg in natura. Arbeidsmarkteffecten Het gebruik van een pgb spreekt een andere arbeidsmarkt aan (ZZP-ers, studenten, uitkeringsgerechtigden) dan die van het aanbod in natura. Dit ondervangt het tekort aan arbeidskrachten in de zorg en leidt tot meer diversiteit op de arbeidsmarkt. Het pgb kan hierdoor tevens een gunstig economisch effect hebben. Er zijn wellicht mogelijkheden om mensen uit de bijstand te krijgen of te houden doordat zij ondersteuning kunnen bieden die betaald wordt vanuit een pgb.
Nadelen van het pgb In onderstaande gaan we in op de aandachtspunten en nadelen die het pgb met zich meebrengt voor budgethouders en voor gemeenten..
Nadelen voor budgethouders Opdracht- of werkgeversverplichtingen Met een pgb is de cliënt zelf verantwoordelijk voor het werven van personeel, het afsluiten van overeenkomsten, het uitbetalen van de hulpverleners en het voeren van de pgb-administratie. Deze administratie kan belastend zijn voor budgethouders. Dit geldt zeker voor de groep die niet voor een pgb kiest omwille van de behoefte aan zelfregie maar vanwege gebrek aan passende ondersteuning in natura. Deze groep kiest dus voor een pgb uit noodzaak en zit niet te wachten op de extra taken en verantwoordelijkheden die een pgb met zich meebrengt. Daarbij komt nog dat het hier om een zeer kwetsbare groep kan gaan die mogelijk onvoldoende in staat is regie te voeren over de inkoop van passende ondersteuning. Dit kan de doelmatigheid van de inzet belemmeren en vergroot het risico op misbruik door kwaadwillende of ondeskundige hulpverleners. Bovenstaande benadrukt het belang van de beschikbaarheid van passende zorg in natura zodat de keuze voor een pgb er niet één uit noodzaak is.
Nadelen voor gemeenten Mogelijke ondermijning van ‘civil society’ en Het pgb kan door mensen ook gebruikt worden voor het betalen van ondersteuning door niet-professionele ondersteuners. Dit kan ondermijnend zijn voor het principe van de ‘civil society’: het principe dat burgers elkaar helpen zonder inmenging van de overheid. Eén van de uitgangpunten van de Wmo is dat door een goed functionerende civil society mensen elkaar informeel ondersteunen, waardoor het beroep op individuele voorzieningen lager is.
16
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Wanneer het pgb gebruikt wordt voor het betalen van niet-professionele ondersteuners, wordt informele ondersteuning (wat meer is dan gebruikelijke zorg voor elkaar) in feite omgezet in een individuele voorziening. Mogelijke ondermijning collectieve systemen Bovendien kan een pgb ondermijnend werken voor collectieve systemen, indien een pgb wordt verstrekt voor het financieren van voorzieningen die ook collectief toegankelijk zijn. Een voorbeeld is het verstrekken van een pgb voor een vervoersvoorziening die ook beschikbaar is in de vorm van een collectief vervoerssysteem. Mogelijke aanzuigende werking Het pgb in de AWBZ is de laatste jaren zo sterk gestegen dat het kabinet Rutte in 2011 heeft besloten tot een drastische inperking hiervan, zoals al in hoofdstuk 1 van deze handreiking is beschreven. Deze stijging doet vermoeden dat het pgb een aanzuigende werking heeft op een groep mensen die zonder de mogelijkheid van het pgb nooit een beroep zou hebben gedaan op de AWBZ. Dit wordt bevestigd door onderzoek9. Een substantiële groep budgethouders is simpelweg niet geïnteresseerd in zorg in natura, bijvoorbeeld omdat ze zorg nodig hebben die in natura niet beschikbaar of niet passend is of omdat ze hun bestaande zorg, die geleverd wordt door een particuliere hulp of een mantelzorger, willen voortzetten. Gemeenten hoeven niet te maken te krijgen met een groei van budgethouders die vergelijkbaar is met de eerdere groei in de AWBZ. De crux voor het beheersbaar houden van de pgb-regeling zit in een goede en kritische toegangsprocedure tot de ondersteuning. Gemeenten hebben de beleidsvrijheid om, binnen de kaders van de compensatieplicht die de Wmo oplegt, voorwaarden te stellen die in de AWBZ niet bestonden. Dit punt komt aan de orde in paragraaf 2.5. Zeker als de functie begeleiding en het kortdurend verblijf overkomen naar gemeenten zouden gemeenten de maatregelen die genomen zijn in de AWBZ om het pgb beheersbaar te houden ook op kunnen nemen in hun eigen Wmo verordening en beleidsregels. Geen controle op doelmatigheid en kwaliteit van de zorg In de huidige pgb-regelingen in de AWBZ en de Wmo is de budgethouder vrij om te bepalen bij wie de zorg wordt ingekocht. Er zijn geen aanvullende eisen met betrekking tot de opleiding van de hulpverlener of de kwaliteit en effectiviteit van ingekochte zorg. Er is daarom geen controle, althans niet bij de verstrekker van het pgb, op kwaliteit en effectiviteit en dus ook niet op de doelmatigheid van de voorziening. Hier staat tegenover dat onderzoeksresultaten er op wijzen dat budgethouders veelal goed geholpen zijn met de zorg die zij inkopen. Dit is dan ook vooral een aandachtspunt waar het gaat om budgethouders die onvoldoende in staat zijn regie te voeren over de inkoop van passende zorg. Kans op oneigenlijk gebruik/fraude De afgelopen jaren zijn er signalen geweest over fraude met het pgb of oneigenlijk gebruik. Dit kan de volgende vormen aannemen: • Intermediairs of tussenpersonen strijken soms onterecht geld op uit een pgb. Een voorbeeld zijn bemiddelingsbureaus die mensen stimuleren om een pgb aan te vragen en vervolgens zelf (hoge) bemiddelingskosten rekenen. • Het kan ook voorkomen dat er geld uit het pgb wordt gedeclareerd voor zorg die niet geleverd is, of voor meer zorg dan geleverd is. Ook komt het voor dat uren dubbel worden gedeclareerd, dus zowel binnen de AWBZ als de Wmo. Er zijn gevallen bekend van dergelijke fraude door bemiddelingsbureaus en hulpverleners, maar ook de budgethouder zelf kan een rol spelen in deze fraude.
9
Op weg naar een solide pgb. ITS 2011; en Onderzoek naar noodgedwongen gebruik pgb’s door tekorten in het zorgaanbod Zvw en Awbz, Partners in jeugdbeleid 2011.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
17
• Tot slot kan slechte kwaliteit van de ingekochte zorg ook gezien worden als een vorm van oneigenlijk gebruik of misbruik, aangezien het budget in deze gevallen mogelijk bewust niet wordt gebruikt voor het beoogde doel, waarvoor de indicatie is afgeven en het budget is gebaseerd. Inmiddels zijn er in de AWBZ meerdere maatregelen genomen om fraude tegen te gaan, waarover meer in paragraaf 2.5.6.
Maatregelen om pgb beheersbaar en doelmatig te houden Het verdient aanbeveling dat gemeenten regels opstellen om de beheersbaarheid en doelmatige besteding van het pgb te bewaken. Veel van de hierboven genoemde aandachtspunten zijn (deels) te ondervangen. Hieronder komen de mogelijkheden hiertoe aan de orde, die ondermeer zijn gebaseerd op in het verleden geleerde lessen over het pgb in de AWBZ en recente maatregelen in de AWBZ. Voorkomen van ondermijning collectieve systemen en ‘civil society’ ondermijning collectieve systemen De huidige Wmo regelt nog in artikel 6 dat als een persoon aanspraak maakt op een individuele voorziening, de keuze tussen een voorziening in natura en een pgb dient te worden voorgelegd, tenzij hiertegen overwegende bezwaren bestaan. Overwegende bezwaren kunnen zijn de ondermijning van een collectief systeem, zoals collectief vervoer. Indien de cliënt voldoende is geholpen met een algemeen toegankelijke voorziening of een voorziening die collectief beschikbaar is, is er dan ook niet de verplichting een pgb te verstrekken. Ook als met de voorgenomen wetswijziging Wmo de compensatieplicht is uitgebreid, ligt het in de rede om, vergelijkbaar met de situatie vóór de wetwijziging, alleen een pgb te verstrekken indien algemeen toegankelijke voorzieningen of beschikbare collectieve systemen niet toereikend zijn. Hiermee wordt de ondermijning van collectieve voorzieningen voorkomen. Bovenstaande impliceert dat verstrekking van een pgb altijd vooraf wordt gegaan door een toetsing van de noodzaak van een individuele voorziening. Dit gebeurt in het vraagverhelderingsgesprek met de cliënt. Voor een collectieve voorziening waar specifieke toegangseisen voor gesteld zijn (en waarvoor een beschikking wordt afgegeven), zoals dagbesteding bijvoorbeeld op een zorgboerderij, kan overwogen worden om geen pgb te verstrekken. Zeker wanneer het hier gaat om een collectieve voorziening die al door de gemeente wordt gefinancierd, ligt het voor de hand dat de gemeente deze voorziening alleen in natura toegankelijk stelt. Ondermijning civil society Wat betreft mogelijke ondermijning van de ‘civil society’ is wederom van belang dat het pgb alleen wordt toegekend als er de noodzaak is tot een individuele voorziening. Om te voorkomen dat het leveren van mantelzorg wordt gemonetariseerd kan de gemeente overwegen om mantelzorg alleen onder specifieke voorwaarden uit te betalen, bijvoorbeeld alleen indien de zorg dusdanig intensief is dat er sprake is van inkomensverlies van de (inwonende) mantelzorger. Ook kan besloten worden voor deze zorg lagere tarieven beschikbaar te stellen dan voor professionele zorg (zie ook hoofdstuk 3).
Duidelijke informatievoorziening Het is van belang dat burgers een afgewogen keuze kunnen maken voor een pgb. Wanneer zij vooraf helder en volledig geïnformeerd worden over wat er komt kijken bij het beheer van een pgb, vergroot dit de kans dat de mensen die hiervoor kiezen gemotiveerd en in staat zijn om het pgb adequaat te beheren. Dit mechanisme heeft naar verwachting een positief effect op zowel de beheersing van de vraag naar pgb, als op verkleining van de kans op oneigenlijk gebruik (bijvoorbeeld door inkoop van ongeschikte zorg of misbruik door zorgverleners). Gemeenten zijn hiertoe verplicht op grond van het huidige artikel 6a van de Wmo. In dit artikel is vastgelegd dat de gemeente de taak heeft haar burgers te informeren over de gevolgen van de keuze voor een pgb.
18
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Het idee dat bij adequate informatievoorziening er alleen een groep overblijft die bewust kiest voor het pgb en hier goed mee kan omgaan, houdt echter geen rekening met het feit dat een substantiële groep budgethouders voor een pgb ‘kiest’ uit noodzaak. Deze groep zal zich wellicht niet laten weerhouden door de grote verantwoordelijkheid die een pgb met zich meebrengt, ook al zouden ze deze liever niet willen. Om te voorkomen dat cliënten uit noodzaak voor een pgb kiezen dient het aanbod aan zorg in natura beter afgestemd te worden op de vraag. Hier wordt in paragraaf 2.6.1 nader op ingegaan.
Voorwaarden stellen aan de zorgvraag In de notitie ‘Ombuigingen AWBZ uitgaven in relatie tot het pgb’ (van belangenvereniging van budgethouders Per Saldo dd 21 juni 2011), wordt voorgesteld om het pgb alleen beschikbaar te stellen voor cliënten met een langdurige zorgvraag en/of cliënten met een meervoudige of intensieve zorgvraag. Cliënten met een kortdurende zorgvraag (bijvoorbeeld als gevolg van een tijdelijke aandoening of beperking) komen dan alleen in aanmerking voor zorg in natura. Per Saldo verwacht dat een dergelijke maatregel tot gevolg heeft dat een bepaalde groep afziet van het beroep op een voorziening, aangezien ze niet geïnteresseerd zijn in zorg in natura. De maatregel Vergoedingsregeling Persoonlijke Zorg, die in de AWBZ is ingegaan per 2012, stelt (onder andere) de eis dat de cliënt geïndiceerd is voor minstens 10 uur per week zorg om in aanmerking te komen voor een pgb. Deze laatste maatregel was door het Rijk geformuleerd en niet door Per Saldo en is per 2013 weer ingetrokken, behalve voor de functie begeleiding. Zie ook pag. 4.
Voorwaarden stellen aan budgethouders Om de toegang tot een pgb in te perken kan de gemeente voorwaarden stellen aan cliënten die in aanmerking komen voor een pgb. Ook dient de gemeente te bepalen in welke gevallen het pgb beheerd mag of moet worden door een wettelijk vertegenwoordiger. Bepalen van mogelijkheden voor eigen regie Het rapport ‘Op weg naar een solide pgb’ (ITS, 2011) gaat in op mogelijke voorwaarden die aan cliënten gesteld kunnen worden, die te maken hebben met de mate waarin cliënten in staat zijn eigen regie te voeren en het budget op adequate wijze te beheren. Overwogen kan worden om cliënten te testen op hun kennis van het pgb en de mate waarin zij in staat zijn om regie te voeren over de zorg en de administratie over het pgb kunnen voeren. Per Saldo heeft een zelftest ontwikkeld waarmee mensen kunnen bepalen of het pgb iets is wat bij hen past. De test is bedoeld om zorgvragers inzicht te bieden in de mate waarin zij geschikt zijn om een pgb te beheren, zodat ze een meer afgewogen keuze kunnen maken tussen een pgb en zorg in natura. De test is niet bedoeld om gemeenten te adviseren over de geschiktheid van een aanvrager, ondermeer omdat het mogelijk is dat mensen na verloop van tijd leren hoe de test ingevuld moet worden of dat zij de test door een ander laten invullen zonder dit aan de gemeente te melden. Een zelftest als ‘selectie-instrument’ lijkt om deze redenen dan ook ongeschikt, wel kan de gemeente deze gebruiken om het gesprek over de mogelijkheden tot regie met burgers aan te gaan. Overigens zijn er wel mogelijkheden denkbaar om bovengenoemde problemen te pareren (denk bijvoorbeeld aan een test die op locatie bij de gemeente wordt afgenomen). Het is echter niet vastgesteld dat een dergelijk instrument geschikt is om de beheersbaarheid en doelmatigheid van het pgb te vergroten. Daarbij komt dat er mogelijk cliënten zijn die niet slagen voor de test, maar voor wie zorg, ondersteuning in natura niet beschikbaar is, geen passend alternatief is. Deze cliënten kunnen een beroep doen op de toereikendheidsclausule (waarbij adequate ondersteuning, of vertegenwoordiging van de budgethouder belangrijk is). Mogelijke contra-indicaties In de huidige situatie verstrekken gemeenten geen pgb vanuit de Wmo als ‘op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
19
problemen zal hebben bij het omgaan met een pgb’ (www.invoeringwmo.nl). Hier kan sprake van zijn als de aanvrager: • wilsonbekwaam is; • geen inzicht heeft in zijn functionele beperkingen; • niet over voldoende organisatie- en regelvermogen en verantwoordelijkheidsbesef beschikt; • niet over voldoende inzicht beschikt door dementie, een verstandelijke handicap, of ernstige psychische problemen; Andere contra-indicaties voor een pgb in de Wmo die door gemeenten worden toegepast zijn de aanwezigheid van schuldenproblematiek/schuldhulpverlening, eerder onjuist gebruik van een pgb of niet kunnen omgaan met administratie en formulieren. Uit gesprekken met gemeenten blijkt dat een aantal gemeenten het nodig hebben van begeleiding wil opnemen als contra-indicatie voor een pgb. Deze gemeenten verwachten dat mensen begeleiding nodig hebben omdat ze geen eigen regie kunnen voeren en daardoor niet goed om kunnen gaan met het pgb. Er is echter ook een omvangrijke groep mensen die is aangewezen op begeleiding die wel in staat is eigen regie te voeren (denk bijvoorbeeld aan mensen met een lichamelijke of een matige psychische beperking). Of iemand in staat is tot regie is hangt af van de aard en mate van de bepreking. In het rapport ‘Op weg naar een solide pgb’ (ITS, 2011) is de vraag wat budgethouders ongeschikt maakt, gesteld aan enkele experts. Hieruit blijkt dat men het moeilijk vindt een direct verband te leggen tussen de beperking van de cliënt en de mate van geschiktheid. Wel wordt ook hier de aanwezigheid van schuldenproblematiek en verslavingsproblematiek als mogelijke contra-indicatie genoemd. Over deze twee vormen van problematiek bestaat de meeste consensus. Ook wordt opgemerkt dat indien de reden voor de aanvraag van een voorziening te maken heeft met regieverlies over het eigen leven, het niet logisch is om een pgb te verstrekken, waarmee mensen de regie over hun zorgtraject krijgen. De vraag is dus of de doelgroep waarbij gebrek aan regie inherent is aan de aandoening, in aanmerking moeten komen voor een pgb. Een mogelijkheid is voor deze groep het pgb toe te kennen aan een vertegenwoordiger die wel regie kan voeren. Hierop gaan we hieronder in. Rol van de vertegenwoordiger In het geval dat de cliënt zelf over onvoldoende cognitieve vermogens beschikt om een pgb te beheren, kan de gemeente overwegen een vertegenwoordiger aan te wijzen om dit namens de cliënt te doen. Type cliënten waarbij dit aan de orde is, zijn bijvoorbeeld: • kinderen met een aandoening/beperking; • volwassenen met een verstandelijke beperking; • volwassenen met geheugenstoornissen/dementie; • volwassenen met psychiatrische problematiek die gepaard gaat met regieverlies. De gemeente kan besluiten om in deze gevallen geen pgb toe te kennen. Het gevolg hiervan is echter dat grote groepen cliënten uitgesloten worden van het pgb, terwijl zij mogelijk wel effectief geholpen zouden zijn met een pgb. Het ligt daarom meer voor de hand om onder voorwaarden toe te staan dat een vertegenwoordiger het pgb beheert. Bij het bepalen van deze voorwaarden is het vooral belangrijk om te voorkomen dat de vertegenwoordiger het eigen belang voor het belang van de cliënt stelt. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren in een situatie waarin de mantelzorger zichzelf betaalt uit het pgb. Een voorwaarde kan zijn dat het beheer van het pgb door een derde alleen is toegestaan indien dit de wettelijk vertegenwoordiger is van de cliënt.
20
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Bevorderen van doelmatige zorginkoop door de budgethouder In plaats van, of in aanvulling op, het stellen van voorwaarden aan de budgethouder, kan de gemeente ook voorwaarden stellen aan de in te kopen zorg en/of aan de zorgaanbieder. Opstellen ondersteuningsplan Sinds 2012 is het voor nieuwe budgethouders in de AWBZ verplicht om een ondersteuningsplan op te stellen. Door het opstellen van een ondersteuningsplan stimuleer je de budgethouder na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren. Het ondersteuningsplan werkt naar verwachting bevorderend voor doelmatige zorginkoop. De gemeente kan ervoor kiezen budgethouders te verplichten een dergelijk plan op te stellen, en te toetsen of dit plan voldoet. Het ondersteuningsplan komt tevens aan de orde in hoofdstuk 3 van deze handreiking. Eisen aan zorgaanbieders In de huidige regelgeving worden geen eisen gesteld aan de zorgaanbieders en hulpverleners die vanuit het pgb worden betaald. Om te waarborgen dat de ingekochte zorg van voldoende kwaliteit is, kan een gemeente er voor kiezen om als voorwaarde te stellen dat met een pgb alleen hulp bij voldoende gekwalificeerde hulpverleners (bijvoorbeeld in het bezit van een passend diploma) worden ingekocht. In het geval van de voorwaarde dat het budget alleen besteed wordt aan gekwalificeerde hulpverleners is er feitelijk geen sprake meer van een pgb in de oorspronkelijke vorm, maar van een alternatieve vorm van vraaggestuurde verstrekking. Deze wordt behandeld in paragraaf 2.6.2. Door het stellen van kwaliteits eisen aan de ondersteuner wordt mogelijk ook het monitariseren van de mantelzorg tegengegaan.
Maatregelen om fraude tegen te gaan Maatregelen in de AWBZ In de AWBZ is recent een aantal maatregelen genomen om fraude, misbruik, oneigenlijk met het pgb tegen te gaan. Het verdient aanbeveling dat gemeenten deze maatregelen overnemen (met de kennis dat controle en toezicht ook geld kosten). Het gaat om de volgende maatregelen: • bij de aanvraag van een pgb dient een goed onderbouwd ondersteuningsplan ingediend te worden; • budgethouders krijgen trekkingrecht (zie hieronder); • betalingen uit het pgb mogen niet meer contant worden gedaan; • budgethouders mogen het geld uit hun pgb niet meer gebruiken om bemiddelingsbureaus te betalen. Wat betreft dit laatste punt moet worden opgemerkt dat de doelmatige besteding van het pgb er ook bij gebaat kan zijn als de cliënt ondersteund wordt bij de besteding van het pgb. Een alternatief voor een bemiddelingsbureau is dan ook dat de gemeente zorgt voor een vorm van ondersteuning van de budgethouder. Op ondersteuning van de budgethouder wordt nader ingegaan in hoofdstuk 3. Aanvullend op bovenstaande is een adequate controle op de besteding uiteraard van belang. Ook dit punt wordt nader uitgewerkt in hoofdstuk 3. Controle op zorginkoop Om de levering van zorg te kunnen controleren kan de gemeente bepalen dat de budgethouder de zorgaanbieder vraagt om gespecificeerde facturen te leveren. Op deze facturen dienen dan vermeld te staan op welke dag, hoeveel uur een bepaalde vorm van zorg werd geleverd. Trekkingsrecht Bij ‘trekkingsrecht’, zoals dat nu ook in de AWBZ toegepast gaat worden, geeft de gemeente opdracht aan een interne of externe partij om het pgb te beheren voor haar budgethouders. Een aantal gemeenten heeft bij het SVB servicecentrum de vraag neergelegd of het servicecentrum budgethouders kan ondersteunen door de kassier van het pgb te zijn. Daarom is de SVB in samenwerking met enkele gemeenten gestart met een pilot voor de dienst ‘PGB betaling & verantwoording’. Dit betekent dat het pgb op de rekening van de SVB wordt gestort en dat de SVB, op basis van een
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
21
zorgverleningovereenkomst en declaraties, de betalingen aan de zorgverlener of zorginstelling verricht. Zowel de gemeente als de budgethouders ontvangen betalingsoverzichten. Dit vermindert het risico op onrechtmatige besteding van het pgb. Het SVB servicecentrum biedt al enige jaren ondersteuning aan budgethouders uit de AWBZ en de Wmo bij hun werkgevers- en opdrachtgeverstaken. Naast het SVB Servicecentrum zijn er echter ook andere partijen, zoals zorgkantoren, die deze taak en de pgb-betaling kunnen uitvoeren.
Alternatieven om tot vraagsturing en eigen regie te komen Het pgb is een middel voor cliënten om meer zeggenschap te hebben over de zorg en ondersteuning waar zij gebruik van maken, zodat deze beter aansluit bij hun behoefte. Er zijn ook alternatieven denkbaar om dit doel, maatwerk, te bereiken, namelijk het beter laten aansluiten van het aanbod van zorg in natura op de vraag en andere vormen van vraaggestuurde financiering.Hieronder wordt ingegaan op deze alternatieven.
Aanbod in natura dat beter is afgestemd op de vraag Aan het begin van dit hoofdstuk is toegelicht om welke redenen cliënten kiezen voor een pgb. Hieruit wordt duidelijk dat er een groep cliënten is met een specifieke vraag voor wie het regulier aanbod in natura niet passend is. Deze personen kiezen uit noodzaak voor een pgb en niet omdat zij de voorkeur geven aan het zelf organiseren en inkopen van hun ondersteuning. Het is juist deze groep, die uit noodzaak kiest voor een pgb, bij wie de eerder genoemde aandachtspunten van een pgb een rol spelen. Bij mensen die niet bewust kiezen voor een pgb is de kans groter dat zij onvoldoende in staat zijn goed met het pgb om te gaan dan bij mensen die daar wel bewust voor kiezen. Dit brengt een risico op ondoelmatig en oneigenlijk gebruik met zich mee. Een ander motief om voor een pgb te kiezen is dat mensen zelf de regie willen voeren over de hulp. Er is veel voor te zeggen dat ook mensen die gebruik maken van aanbod in natura, de mogelijkheid zouden moeten hebben om hierover zelf de regie te voeren. . Een gemeente dient er naar te streven dat het aanbod in natura aansluit bij de (specifieke) vraag van haar burgers en meer mogelijkheden biedt om regie te voeren over de te leveren ondersteuning. Hiermee kan worden voorkomen dat burgers zijn aangewezen op een pgb voor passende hulp. Dit kan binnen de eigen gemeente geregeld worden, maar ook door afspraken te maken met gemeenten in de regio over inkoop, wanneer andere gemeenten wel passende ondersteuning kunnen leveren. Daarbij kan de gemeente er ook voor kiezen om meerdere aanbieders te contracteren om daarmee de keuzevrijheid voor cliënten te vergroten. Aandachtspunten voor betere aansluiting aanbod in natura op de vraag De specifieke behoeften van mensen die kiezen voor een pgb, omdat ondersteuning in natura niet passend is, leveren aandachtspunten op voor de zorg in natura. Deze behoeften zijn in paragraaf 2.2 vermeld. Indien de gemeente ernaar streeft dat het aanbod in natura meer vraaggestuurd wordt, zijn deze punten van belang in de onderhandelingen met de zorgaanbieders. Gemeenten kunnen aan de aanbieders vragen of zelfs van hen eisen dat zij hun aanbod aanpassen, uiteraard binnen redelijke grenzen, aan de vraag van cliënt. Het gaat daarbij vooral om het bieden van de mogelijkheid dat de cliënt zeggenschap heeft over door wie (vaste hulpverlener met wie het klikt), op welke tijdstippen, op welke plaatsen en in welke vorm begeleiding gewenst is. Overwegingen voor pgb of betere aansluiting aanbod in natura De vraag is of het altijd mogelijk en wenselijk is dat gemeenten aanbieders in natura erop aanspreken met hun aanbod op specifieke behoeften in te spelen. Dit zal afhangen van het aantal cliënten in de gemeente dat behoefte heeft aan een dergelijk aanbod en kenmerken van het aanbod in natura in de regio. Als er veel cliënten zijn met één of meer specifieke zorgbehoeften, en als de aanbieders mogelijkheden zien om hier op in te spelen, ligt het voor de hand het aanbod van in natura aan de behoeften van deze cliënten aan te passen. Als het daarentegen om een enkele cliënt gaat die evengoed of beter geholpen is met een pgb, ligt het meer voor de hand een pgb te verstrekken, mits de cliënt ook een pgb wil en kan beheren.
22
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Alternatieve vormen van vraaggestuurde financiering In paragraaf 2.5.6 is al ingegaan op het ‘trekkingsrecht’, waarbij de gemeente opdracht geeft aan een interne of externe partij om het pgb te beheren voor haar budgethouders. Daarnaast zijn nog alternatieve vormen van vraaggestuurde financiering denkbaar zoals een systeem met persoonsvolgende budgetten of vouchers. Deze alternatieven bieden deels dezelfde voordelen als een pgb terwijl ze enkele nadelen hiervan ondervangen. Het persoonsvolgend budget Het persoonsvolgend budget (PVB) is een vorm van vraaggestuurde bekostiging die als een middenweg tussen een pgb en ondersteuning in natura gezien kan worden. Het PVB is een geldbedrag dat is toegekend aan een cliënt maar niet aan de cliënt wordt uitgekeerd. De cliënt kan kiezen bij welke zorgaanbieder hij zijn budget besteedt, en kan in principe met meerdere aanbieders in onderhandeling gaan. De aanbieder waar hij voor kiest wordt uitbetaald door de verstrekker van het budget, in dit geval de gemeente. Het is mogelijk dat de gemeente aanvullende voorwaarden stelt aan de aanbieders aan wie het budget besteed mag worden (bijvoorbeeld alleen bij professionele aanbieders). Het doel van het PVB is dat aanbieders van zorg in natura meer geprikkeld zijn om vraaggerichte zorg aan te bieden. Als de cliënt besluit naar een andere aanbieder te gaan, verhuist het budget met hem mee. De belangrijkste verschillen met het pgb zijn dat de cliënt niet zelf werkgever is en niet zelf het budget hoeft te beheren en te verantwoorden. Het PVB heeft daarom niet het risico van oneigenlijk gebruik, en brengt voor de cliënt minder verantwoordelijkheid en administratie met zich mee. Tegelijk is het een instrument om keuzevrijheid en eigen regie te bevorderen. Ook bij het PVB bestaat het risico dat een collectief aanbod ondermijnd wordt. Aandachtspunten bij het verstrekken van een PVB zijn dat, om het effect van meer vraaggestuurd aanbod te bereiken, het van belang is dat er voldoende aanbod is om uit te kiezen dat er ook keuzeinformatie beschikbaar is. Daarnaast spreekt de gemeente geen andere arbeidsmarkt aan wanneer het budgetvolgende systeem zich beperkt tot de reguliere zorginstellingen. De gemeente benut zo minder de krachten uit de informele ondersteuning. Gemeente Huizen verstrekt reeds een persoonvolgend budget voor hulp vanuit de Wmo. Praktijkvoorbeeld persoonsvolgend budget De gemeente bepaalt aan de hand van een gesprek in welke mate de cliënt gecompenseerd dient te worden door middel van een bepaalde vorm van ondersteuning. De gemeente gaat uit van een vraag- en resultaatgerichte aanpak. Als duidelijk is dat gemeentelijke compensatie nodig is, ontvangt de cliënt hiervoor een brief waarin staat welke ondersteuning de cliënt kan krijgen, hoe vaak deze ondersteuning plaats mag vinden en tegen welk tarief de ondersteuning geleverd kan worden. De cliënt geeft de brief af aan de organisatie waar hij de zorg wil afnemen. Op basis van de brief kan de organisatie bij de gemeente de zorg declareren. De gemeente betaalt alleen voor de daadwerkelijk geleverde zorg. De controle vindt plaats door zogenoemde marktmeesters die de cliënten bellen om te vragen of de toegewezen ondersteuning is afgenomen en hoe deze is ervaren. Bij klachten over geleverde ondersteuning is de gemeente voor de cliënt het aanspreekpunt. De gemeente gaat vervolgens het gesprek aan met de organisatie en bepaalt of de zorglevering daar wordt gecontinueerd. Als besloten wordt een andere aanbieder te contracteren, verhuist het budget van de cliënt mee. Voor de gemeente is het voordeel dat zij niet met alle organisaties in de regio een contract hoeft aan te gaan maar dat wel al deze organisaties zorg kunnen leveren. Er is echter wel een grens aan het aantal organisaties waarvoor de gemeente deze werkwijze efficiënt kan inzetten. Begeleiding kan een zeer grote verscheidenheid en hoeveelheid aan organisaties meebrengen, hetgeen voor de gemeente een grotere uitvoerlast in administratie en controle mee brengt.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
23
Vouchers Een vouchersysteem vertoont veel overeenkomsten met een persoonsvolgend budget. In plaats van een virtueel budget is er hierbij sprake van een systeem met vouchers, ofwel waardebonnen, die periodiek aan de cliënt verstrekt worden en ingezet mogen worden om ondersteuning in te kopen. De hulpverleners kunnen de voucher vervolgens bij de gemeente verzilveren. Hulpverleners die worden uitbetaald bij een vouchersysteem dienen zich wel bij de verstrekker (de gemeente) te registreren. Dit biedt gemeente de mogelijkheid tot een vorm van controle op of het stellen van voorwaarden aan deze hulpverleners. Net als bij het PVB wordt het bedrag alleen aan de cliënt besteed en heeft de cliënt meer eigen zeggenschap dan bij aanbod in natura het geval is. De cliënt kan zelf afspreken hoe en wanneer de hulp wordt ingezet. De gemeente kan overigens wel een rol spelen bij de bemiddeling tussen cliënt en hulpverlener. Meerdere gemeenten, zoals Breda en Tilburg, werken al met het vouchersysteem voor huishoudelijke hulp en over het algemeen zijn de ervaringen goed. Het systeem is gunstig voor cliënten want het geeft hen meer regie over de zorg maar minder administratieve lasten dan het pgb. Een gunstig aspect voor gemeenten is overigens dat er op deze manier WWB-ers ingezet kunnen worden voor bijvoorbeeld de huishoudelijke hulp. Mogelijke nadelen zijn dat de vouchers fraudegevoelig zijn, doordat de vouchers makkelijk zijn na te maken10. Daarnaast moeten hulpverleners extra handelingen verrichten omdat zij geen geld ontvangen maar de vouchers eerst moeten incasseren. Met de voorgenomen decentralisatie van begeleiding en overgang van de nieuwe doelgroepen vanuit de AWBZ naar de Wmo, zouden gemeenten kunnen overwegen in plaats van, of naast een pgb, een voucher te verstrekken voor begeleiding en/of kortdurend verblijf. Bij een voucher voor begeleiding dient wel rekening gehouden te worden met differentiatie in zwaarte (zie hoofdstuk 3 bij tariefbepaling). Het gemeentelijke voordeel dat bij een vouchersysteem WWB-ers ingezet kunnen worden, zoals bij hulp bij het huishouden, gaat voor begeleiding en kortdurend verblijf mogelijk in mindere mate op. Van belang hierbij is dat de ondersteuning die geleverd wordt door de WWB-er aansluit op de behoefte van de cliënt. Praktijkvoorbeeld vouchersysteem: inrichting van de alfacheque De gemeente wijste de benodigde ondersteuning toe waarbij is aangegeven welke huishoudelijke activiteiten uitgevoerd moeten worden bij de aanvrager. De cliënt is werkgever en verantwoordelijk om op de juiste wijze de zorg te organiseren. De cliënt krijgt hiervoor een aantal vouchers dat overeenkomt met het aantal uur waarvoor de cliënt zorg toegewezen heeft gekregen. De cliënt behoudt de keuzevrijheid van zorgverlener en de indeling van zorguren. Zo kan de cliënt een aantal vouchers “sparen” om een keer een goede zomerschoonmaak te houden, of in geval van vakantie de zorglevering een aantal weken uit te stellen. Zowel een mantelzorger als een professionele zorgverlener kunnen door de cliënt worden ingekocht. De hulpverlener dient zich te registeren bij de gemeente, alleen dan kan hij voor het vouchersysteem in aanmerking komen. Om fraude tegen te gaan staan op de vouchers de naam van de hulpverlener en een unieke streepjescode vermeld. Ook bestaan de vouchers uit drie delen: een versie voor de gemeente, een voor de cliënt en een voor de zorgverlener. De sociale werkplaats is gevraagd de uitvoering van de alfacheque en zorgbemiddeling te verzorgen. De werkplaats drukt de mappen, verstrekt de cheques per kwartaal, en registreert de alfahulpen. Dit laatste gaat via een gesprekje met de desbetreffende hulp zodat de gemeente weet “wat men in huis haalt”.
10
De fraudegevoeligheid kan worden beperkt door elke voucher te voorzien van een streepjescode en de naam van de zorgverlener.
24
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Voor de gemeente heeft dit systeem als voordeel dat de gemeente weet wie de zorg levert en bij klachten over een bepaalde zorgverlener kan interveniëren door deze zo nodig uit te sluiten van verdere betaling. Doordat de vouchersystematiek werkt met zelfstandigen biedt het werkgelegenheid en kunnen mensen die huishoudelijk werk willen verrichten bemiddeld worden door de sociale werkplaats naar cliënten met een zorgvraag.
Een financiële tegemoetkoming Een financiële tegemoetkoming kan door de gemeente worden toegekend voor het financieren of bijdragen aan de financiering van een individuele voorziening. Het verschil met het pgb is dat deze laatste een vergelijkbaar en toereikend alternatief voor een voorziening in natura dient te zijn, wat bij een tegemoetkoming niet noodzakelijkerwijs het geval is. Bij een financiële tegemoetkoming is het tevens mogelijk dat het bedrag rechtstreeks aan de leverancier van de voorziening wordt uitbetaald. De Wmo stelt de volgende regels over een financiële tegemoetkoming: De hoogte van de financiële tegemoetkomingen kan voor de verschillende soorten van maatschappelijke ondersteuning verschillend worden vastgesteld en mede afhankelijk gesteld worden van het inkomen van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning is verleend en van zijn echtgenoot. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de financiële tegemoetkomingen.
Formele vormgeving In het voorgenomen nieuwe artikel 5 van de Wmo is opgenomen dat de gemeenteraad bij verordening regelt in welke gevallen en onder welke voorwaarden aanspraak bestaat op een individuele voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een met een individuele voorziening in natura vergelijkbaar en toereikend persoonsgebonden budget. Als dit artikel door het nieuwe Kabinet in de wetswijziging gehandhaafd blijft, moeten gemeenten in de verordening regels opstellen omtrent de volgende zaken: 1. In welke situaties wordt er wel of niet een pgb toegekend? Bijvoorbeeld: • alleen als de persoon (of diens vertegenwoordiger) in staat is tot het voeren van regie over het pgb; en/of • alleen als de beschikbare zorg in natura niet redelijkerwijs toereikend is; en/of • alleen als er sprake is van een langdurige en intensieve zorgvraag. 2. In welke situaties wordt regievoering door een vertegenwoordiger toegestaan? Bijvoorbeeld: • alleen als dit ook de wettelijke vertegenwoordiger is, • niet als dit een professionele organisatie is. 3. In welke vorm wordt de vraaggestuurde financiering verstrekt? Bijvoorbeeld: • in de vorm van een pgb (bedrag uitgekeerd aan de budgethouder); • in de vorm van trekkingsrecht, een persoonsvolgend budget of een voucher (bedrag uitgekeerd aan hulpverlener). 4. In welke situaties mag een informele zorgverlener of mantelzorger worden betaald uit het pgb? Bijvoorbeeld: • alleen in gevallen van bovengebruikelijke zorg, en/of • alleen indien de zorg dusdanig intensief is dat er sprake is van inkomensverlies van de mantelzorger; en/of • alleen als de zorg in natura niet toereikend is.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
25
5. Zijn de tarieven gedifferentieerd afhankelijk van het benodigde opleidingsniveau van de hulpverlener? Overwegingen om te komen tot het beleid omtrent bovenstaande punten zijn in dit hoofdstuk aan de orde gekomen.
Conclusie Het persoonsgebonden budget biedt voor- en nadelen ten opzichte van de reguliere aanbod in natura. Bij het vormgeven van beleid omtrent pgb’s en alternatieve vormen van vraaggestuurde financiering dient de gemeente te zoeken naar een vorm waarin deze nadelen zoveel mogelijk worden ondervangen waarbij de voordelen behouden blijven. Een eerste stap hierbij is te zorgen dat het aanbod in natura meer flexibel en op maat is, om zo beter aan te sluiten op de vraag van de burger en te voorkomen dat de ‘keuze’ voor een pgb er één uit noodzaak is. Belangrijke voordelen van het pgb voor cliënten zijn dat de cliënt zeggenschap heeft over door wie (vaste hulpverlener met wie het klikt), op welke tijdstippen, op welke plaatsen en in welke vorm begeleiding gewenst is. Belangrijke voordelen voor gemeenten zijn dat het bieden van een pgb vaak goedkoper is dan verstrekking in natura en dat er een andere arbeidsmarkt wordt aangesproken zodat het een oplossing biedt voor arbeidsmarkttekorten in de zorg. Deze voordelen kunnen behalve met een persoongebonden budget ook bereikt worden met alternatieve vormen van vraaggestuurde financiering zoals persoonsvolgende budgetten en vouchers. Om optimaal voordeel te behalen is dan wel van belang dat de hulp (ook) verleend mag worden door andere zorgverleners dan die van de reguliere aanbieders in natura en dat de cliënt zo veel mogelijk zeggenschap heeft over door wie, wanneer en waar de ondersteuning wordt verleend. Belangrijke nadelen van het pgb voor cliënten zijn vooral de administratieve rompslomp, en, met name indien voor het pgb ‘gekozen’ wordt uit noodzaak, de grote verantwoordelijkheid die het pgb met zich meebrengt. Nadelen voor gemeenten zijn de mogelijk aanzuigende werking van het pgb en het risico op ondoelmatig en oneigenlijk gebruik. Bij het vormgeven van een pgb-regeling is het noodzakelijk dat maatregelen worden genomen om het pgb beheersbaar te houden en doelmatig gebruik te bevorderen. Hierbij dienen ten eerste voorwaarden gesteld te worden aan de toegang tot het pgb, bijvoorbeeld door pgb’s alleen te verstrekken als de cliënt in aanmerking komt voor een individuele voorziening, als er sprake is van een langdurige en complexe zorgvraag, als de cliënt of diens (wettelijk) vertegenwoordiger in staat is de regie te voeren en/of als de beschikbare zorg in natura niet passend is. Ook kan de toegang verder worden ingeperkt door het betalen van mantelzorgers alleen toe te staan in situaties dat de zorg dusdanig intensief is dat er sprake is van inkomensverlies van de mantelzorger; of door voor het betalen van mantelzorgers lagere tarieven vast te stellen. De risico’s op oneigenlijk of ondoelmatig gebruik kunnen worden ingeperkt door de budgethouder een ondersteuningsplan te laten opstellen en te werken met trekkingsrecht. Het trekkingsrecht ondervangt tevens het nadeel van de administratieve lasten voor de budgethouder. Samenvattend is het bij het vormgeven van een pgb-regeling van belang dat de aanzuigende werking wordt ingeperkt door eisen te stellen aan de toegang, en dat ondoelmatig gebruik en administratieve lasten worden ingeperkt door te werken met een ondersteuningsplan en trekkingsrecht. Om te voorkomen dat er noodgedwongen voor een pgb wordt gekozen dient de gemeente ervoor te zorgen dat het aanbod van zorg in natura aansluit op de behoefte van de burgers. Tot slot kunnen vouchers of persoonsvolgende budgetten worden verstrekt als alternatief voor een pgb, waarbij gestreefd moet worden naar een optimale combinatie van enerzijds zeggenschap over de zorg door de cliënt, en anderzijds beheersbaarheid en doelmatige inzet van zorg.
26
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Uitvoering van het pgb-beleid Inleiding Dit hoofdstuk gaat in op de praktische uitvoering van het lokale pgb-beleid. Dit werken we uit aan de hand van het proces van zorgvraag tot aan verstrekking en verantwoording. Aan bod komt ten eerste het beslissingsproces om te komen tot een verstrekking een pgb (voor een individuele cliënt). Vervolgens wordt ingegaan op de verstrekkingstermijn, tariefbepaling, de rol van het ondersteuningsplan, verantwoording van het pgb en ondersteuning van de budgethouder.
Wel of geen pgb: in gesprek met de cliënt In hoofdstuk 2 is ingegaan op overwegingen die een rol spelen bij het vormgeven van het gemeentelijk beleid rondom pgb’s. In onderstaande gaan we in op de keuzes en beslissingen op het niveau van de individuele cliënt: welke overwegingen spelen een rol bij het bepalen of er wel of niet een pgb verstrekt wordt aan een cliënt? Zoals al in hoofdstuk 2 gesteld is wordt de verstrekking van een pgb altijd vooraf gegaan door een toetsing van de noodzaak voor een individuele voorziening. Dit gebeurt tijdens het vraagverhelderingsgesprek11. Als blijkt dat de cliënt niet voldoende geholpen kan worden door zijn eigen netwerk of algemeen toegankelijke voorzieningen, is er de noodzaak om over te gaan tot verstrekking van een individuele voorziening. Hierna is de vraag aan de orde of dat een verstrekking is in natura, in de vorm van een pgb of een andere vorm van vraaggestuurde financiering zoals een voucher/persoonvolgend budget.
11
Voor een nadere toelichting op dit gesprek verwijzen wij naar de Handreiking toegang tot de Wmo.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
27
Aandachtspunten bij de beslisboom Om gemeenten een indruk te geven van overwegingen die een rol spelen bij de beslissing om wel of geen pgb te verstrekken, is een beslisboom opgesteld (figuur 3.1). Hierbij gelden de volgende aandachtspunten: • Deze beslisboom is geen blauwdruk van hoe het moet maar geeft een indruk van overwegingen die een rol kunnen spelen en de beslissingen waar zij toe kunnen leiden. De uitkomst van het beslissingsproces zal altijd afhankelijk zijn van de specifieke situatie van de cliënt en het deskundige oordeel van de indicatiesteller. • Verder zullen de overwegingen die gemeenten in de praktijk laten meespelen en de uitkomsten hiervan afhankelijk zijn van beleidskeuzes die gemeenten hebben gemaakt en de lokale situatie. Als gemeenten hebben besloten alleen pgb’s te verstrekken als het aanbod van zorg in natura niet volstaat, zullen andere beslissingen worden genomen dan als de gemeente heeft bepaald dat een pgb wordt verstrekt aan iedere cliënt die daar een voorkeur voor heeft. • Ook de criteria die gelden voor het al dan niet verstrekken van een pgb zijn afhankelijk van de gemaakte beleidskeuzes (bijvoorbeeld omtrent contra-indicaties, eisen ten aanzien van de duur en ernst van de zorgvraag, eisen en voorwaarden ten aanzien van een vertegenwoordiger). Deze criteria zullen een plaats krijgen in het beslissingsproces. • In de beslisboom is aangegeven dat juist als de cliënt kiest voor een pgb uit noodzaak, of als ondanks verminderde eigen regie of andere contra-indicaties toch tot een pgb besloten wordt, adequate ondersteuning van de budgethouder van belang is (bijvoorbeeld door middel van ondersteunen bij het opstellen van een ondersteuningsplan en trekkingsrecht, zie hoofdstuk 2). De gemeente kan uiteraard ook beslissen deze ondersteuning aan alle budgethouders te bieden. • Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven kan de gemeente beslissen in plaats van een pgb een alternatieve vorm van vraaggestuurde financiering te verstrekken, zoals een persoonsvolgend budget of een voucher. Deze vormen zijn in de beslisboom niet meegenomen maar kunnen uiteraard ook de uitkomst van het beslissingsproces zijn. Juist in de gevallen waarbij cliënten in mindere mate de verantwoordelijkheid en administratieve lasten van het pgb willen, maar wel een specifieke zorgvraag hebben, kunnen deze alternatieve instrumenten uitkomst bieden.
28
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Vraagverhelderings gesprek
Client is aangewezen op individuele voorziening
Is passende voorziening in natura beschikbaar?
Nee
Gemeente: onderzoek de mogelijkheid om ZIN beter te laten aansluiten op de zorgvraag van de cliënt
Wil de cliënt een pgb? (mogelijk is dat de cliënt dit zelf aangeeft of dat de gemeente hier expliciet om vraagt)
Wil en kan de client zelf regie voeren over de zorg? (hierbij ook de stappen hiernaast vanaf ‘wil de client een pgb?’ doorlopen)
Ja
Verstrekking van pgb
Ja
Ja
Informatie verschaffen over pgb
Verstrekking van voorziening in natura
Nee
Is de cliënt, gezien bv. leeftijd en cognitieve vaardigheden, in staat tot eigen regie over de zorg?
Nee
Indien passende zorg in natura echt niet mogelijk is, zorg dan voor adequate ondersteuning bij het pgb (bv. trekkingsrecht en hulp bij zorgplan)
Eventueel extra criterium invoegen: is er sprake van een langdurige en /of complexe zorgvraag?
Nee
Ja
Is er wettelijk vertegenwoordiger die het pgb kan en wil beheren?
Zijn er andere contra-indicaties voor de verstrekking van een pgb (schulden, verslaving. etc)
Nee
Ja
Heeft de beoogde budgethouder voldoende kennis over het pgb?
Ja
Nee
Zorg voor extra informatie
Verstrekking van voorziening in natura (of eventueel pgb met adequate ondersteuning (bv. trekkingsrecht en hulp bij zorgplan)
Nee
Verstrekking van pgb
Figuur 3.1 Mogelijke overwegingen bij de beslissing over de verstrekking van een pgb
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
29
Toelichting op de beslisboom Het beslissingsproces start op het moment dat duidelijk is dat de cliënt een individuele voorziening nodig heeft. Met het oog op de specifieke vraag van de cliënt en de kenmerken van het lokale aanbod moet bepaald worden of de benodigde voorziening in natura beschikbaar is. Is dit niet het geval, dan kan dit een signaal zijn voor de gemeente om afspraken te maken met aanbieders van ondersteuning in natura over de levering van deze vraaggerichte hulp (zie hoofdstuk 2). Dit kan leiden tot een aanbod in natura, of uiteindelijk toch tot de verstrekking van een pgb of een andere vorm van vraaggestuurde financiering. Dit hangt uiteraard ook af van de wensen en vaardigheden van de cliënt. Zeker in de gevallen dat er voor het pgb wordt gekozen uit noodzaak, is adequate ondersteuning van de budgethouder van belang (bijvoorbeeld door middel van ondersteunen bij het opstellen van een ondersteuningsplan en trekkingsrecht, zie hoofdstuk 2). Indien zorg in natura wel beschikbaar is, zal er in veel gevallen worden overgegaan tot verstrekking in natura. Het is echter mogelijk dat de cliënt (uit zichzelf, of na expliciete vraag van de gemeente) aangeeft een pgb te willen. In dat geval zal er een nader gesprek of nadere toetsing nodig zijn. De gemeente zal daarbij op grond van criteria, zoals vastgelegd in de beleidsregels, moeten vaststellen of het toekennen van een pgb mogelijk is.
Aandachtspunten voor termijn van pgb-verstrekking Bij het bepalen van de termijn waarvoor een pgb wordt verstrekt kan de gemeente het volgende in overweging nemen: • In het algemeen geldt dat de gemeente ervoor kan kiezen bij nieuwe budgethouders het pgb aanvankelijk voor 1 jaar te verstrekken, waarna een evaluatiemoment volgt om te bezien of de cliënt nog steeds gebaat is bij het pgb en hier goed mee om weet te gaan. • Ontwikkelingen in het aanbod, onder regie van de gemeente, kunnen er voor zorgen dat op termijn collectieve voorzieningen of individuele voorzieningen in natura beschikbaar komen, wat kan leiden tot het heroverwegen van de verstrekking van een pgb. • Bij inkoop van ondersteuning door een mantelzorger kan de situatie van de mantelzorger aanleiding zijn om periodiek te toetsen of het pgb nog steeds een wenselijke verstrekkingsvorm is, om overbelasting van de mantelzorger uit te sluiten.
Tariefbepaling pgb Gemeenten zijn tot op zekere hoogte vrij in het bepalen van de tarieven van het pgb. De Wmo stelt dat de hoogte van dit budget zodanig dient te zijn dat deze ‘vergelijkbaar en toereikend’ is in relatie tot de zorg in natura, zodat de aanvrager in staat is de benodigde zorg of ondersteuning in te kopen. Bepaling van het pgb-tarief als percentage van het in-natura-tarief Bij de beoordeling of een pgb een vergelijkbaar en toereikend alternatief is voor zorg in natura, is bepalend of de budgethouder zijn beperkingen kan compenseren met het pgb zoals dit ook met zorg in natura mogelijk zou zijn geweest. In de praktijk kan dit bij een pgb veelal met minder middelen dan bij ondersteuning in natura. Hierboven werd al genoemd dat pgb tarieven variëren van 75-85% van het aanbod in natura tarief in de Wmo. Voor de tariefbepaling van het pgb voor begeleiding en kortdurend verblijf zouden de gemeenten dit percentage als uitgangpunt kunnen nemen. Hierbij kunnen de volgende aandachtspunten worden genoemd: • De methode van waardebepaling die de gemeente hanteert dient te voldoen aan de uitgangspunten ‘vergelijkbaar en toereikend’. • De gemeente dient voldoende te waarborgen dat burgers in individuele situaties met het berekende budget daadwerkelijk hun beperkingen kunnen compenseren (rechtsgelijkheid) en daarin ook keuzevrijheid hebben. • Er dient rekening gehouden te worden met het feit dat gemeenten een betere onderhandelingspositie hebben ten opzichte van aanbieders en leveranciers bij de inkoop van zorg in natura dan budgethouders, omdat zij op grote schaal inkopen. Daar staat echter tegenover dat de gemeente budgethouders de mogelijkheid kan bieden bij de inkoop van hulp of ondersteuning particulieren in te huren zodat er geen overheadkosten hoeven te worden gefinancierd.
30
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Tariefdifferentiatie en tariefcategorieën Na de voorgenomen decentralisatie van de begeleiding en het kortdurend verblijf krijgt de gemeente te maken met een grotere variëteit aan te leveren diensten dan voorheen. Begeleiding kan wellicht lastiger worden ingedeeld in drie varianten, zoals bij de hulp bij het huishouden het geval was, omdat de achterliggende zorgvragen van budgethouders meer van elkaar zullen verschillen dan bij hulp bij het huishouden. Mogelijk zijn er voor begeleiding meer budgetcategorieën nodig. Hierbij spelen onderstaande overwegingen mee. Tariefdifferentiatie draagt bij aan de ‘vergelijkbaarheid’ en ‘toereikendheid’ van het budget en kan onderbenutting van het pgb-budget tegengaan. Tegelijkertijd leidt tariefdifferentiatie ook tot meer inspanningen bij de toekenning van het budget en eventuele wijzigingen na de budgetvaststelling. Een budgethoogte die in alle situaties kan voorzien, leidt dan ook tot minder uitvoeringsinspanningen voor de gemeente, maar leidt wellicht tot een grote mate van onderbesteding die ook weer extra administratie met zich meebrengt. Afhankelijk van de zorgvraag en situatie van een burger is het daarom redelijk om enige differentiatie aan te brengen in tarieven. Bij het bepalen van mogelijke tariefcategorieën voor het pgb is het belangrijk rekening te houden met de volgende factoren die van invloed zijn op het benodigde budget: • Intensiteit van zorggebruik (aantal uur); • begeleiding in groep of individueel, de zwaarte van HbH • gebruikmaking van vervoer; • f iscale en arbeidsrechtelijke verplichtingen als gevolg van een af te sluiten arbeidsovereenkomst; • mate dat professionele zorgverlening noodzakelijk is. Dit laatste punt (mate van professionaliteit van de zorg) heeft in de AWBZ geen invloed op de tarieven. De Wmo biedt echter kansen om tot meer maatwerk en innovatie in de ondersteuning te komen. Het is daarom te overwegen om de mate waarin professionele inzet noodzakelijk is mee te nemen bij de tariefbepaling. Dit leidt mogelijk tot de volgende tariefindeling: • mantelzorg (bovengebruikelijke zorg door partner of huisgenoten) en/of informele zorg: 50%; • formele inzet(MBO-niveau): 75%; • specialistische inzet (HBO-niveau): 100%. Bovengenoemde percentages zijn illustratief, gemeenten kunnen hier uiteraard ook van afwijken. Aandachtspunten bij een differentiatie op basis van professionaliteit zijn de complexe administratie en mogelijk de fraudegevoeligheid van een dergelijk systeem. Werken met kostencomponenten De gemeente kan de waarde van begeleiding ook bepalen door uit te gaan van de kosten die de burger maakt om met een pgb zelf de benodigde voorziening te regelen. De gemeente gaat hierbij dan uit van de markt waarop de budgethouder de ondersteuning in gaat kopen en die verschilt van de gemeentelijke inkoopmarkt. De waardebepaling brengt de verschillende kostencomponenten in beeld en benoemt deze voor zover mogelijk naar aard en omvang. Naast de directe kosten van de hulpverlening zijn dit ook andere kosten voor het zelf realiseren of organiseren van de voorziening met een pgb. De kostencomponenten zijn afhankelijk van de contractrelatie die de budgethouder aangaat om de benodigde hulp te regelen. De kostencomponent verschilt voor de volgende contractrelaties: • Partner of inwonend familielid (informele relatie); • Freelancer (opdracht); • Zorgaanbieder (opdracht); • Hulp op maximaal 3 dagen per week (arbeidsverhouding conform Regeling dienstverlening aan huis); • Hulp op 4 of meer dagen per week (arbeidsverhouding: volledig werkgeverschap).
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
31
Een nadere uitwerking van de kostencomponenten waarmee de gemeente rekening kan houden bij deze methodiek van waardebepaling vindt u in bijlage 3. Ruimte voor onvoorziene omstandigheden Het is mogelijk dat door onvoorziene omstandigheden het toegekende budget te hoog of te laag blijkt te zijn. Het is daarom aan te raden dat de gemeente periodiek, bijvoorbeeld op basis van verantwoording en/of in contact met de budgethouder, ruimte laat voor aanpassing van het budget. Zo is het denkbaar dat de gemeente het tarief heeft vastgesteld op grond van het ondersteuningsplan van de cliënt, maar dat later blijkt dat het de budgethouder niet lukt om een student in te huren als begeleider zoals in het ondersteuningsplan was opgenomen. Hierdoor kan het noodzakelijk zijn om de hoogte van het pgb-budget aan te passen om te voorkomen dat de budgethouder de benodigde zorg niet kan inkopen. Dit geldt ook voor gevallen waarin de hulpverlener wisselt in geval van ziekte of vakantie of omdat de hulpverlener niet bevalt. Het kan ook zo zijn dat een budgethouder in latere instantie alsnog in staat is om een goedkopere zorgvorm te organiseren. Dit zal blijken uit de verantwoording, indien de gemeente overeenkomsten en facturen controleert.
Opstellen van een ondersteuningsplan door aanvragers Gemeenten kunnen aanvragers verzoeken een ondersteuningsplan (ook wel budget-, zorg- of pgb-plan genoemd) te overleggen voordat een pgb wordt verstrekt. Een goed ondersteuningsplan helpt de budgethouders om doelmatige en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen. De budgethouder wordt zo gestimuleerd om na te denken over zijn ondersteuningsvraag en deze uit te werken. De gemeente kan vooraf het ondersteuningsplan toetsen op doelmatige inkoop. Ook kunnen de gemeente en de budgethouder het ondersteuningsplan gebruiken om samen te evalueren of met de gedane inkoop de gestelde doelen zijn behaald en welke aanpassingen in de inkoop en/of het pgb eventueel wenselijk zijn. Binnen de AWBZ dient de zorgaanbieder voor nieuwe cliënten binnen zes weken na aanvang van de zorgverlening een budgetplan12 op te stellen. Eenzelfde termijn kan binnen de Wmo worden gehanteerd. In het ondersteuningsplan kunnen de volgende onderdelen worden opgenomen: • Naam en gegevens aanvrager • Doelstelling(en) van de zorg • Omschrijving zorgvraag • Criteria waaraan de zorg dient te voldoen • Type ondersteuning/begeleiding • Naam aanbieder/particulier • Wijze waarop de zorg bijdraagt aan de gestelde doelen • Ondersteuning bij opdrachtgeverschap/beheer • Evaluatie van de ondersteuning De gemeente kan bij de verantwoording van het pgb inzicht vragen in de evaluatie van de zorg. Daarbij komen vragen aan de orde als: heeft de budgethouder met het pgb de gestelde doelen gerealiseerd? Is de budgethouder afgeweken van het ondersteuningsplan en zo ja, waarom? Op deze wijze krijgt de gemeente meer zicht op de zorgbehoefte en het gebruik van het pgb. Bijkomend kan de gemeente deze kennis over inzet van het pgb gebruiken bij haar gesprekken met zorgaanbieders over cliënt- of vraaggericht werken en bij het lokaal ontwikkelen van voldoende passende zorg.
Verantwoording van het pgb In de Wmo is niet vastgelegd hoe gemeenten dienen om te gaan met verantwoording en controle van de wijze waarop budgethouders hun pgb besteden. Lokaal wordt bepaald wie,
12
32
Een voorbeeld is te vinden op de website van het CVZ.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
wanneer op welke wijze de besteding van budgetten dient te verantwoorden. Bij het bepalen van de wijze van verantwoorden en controle krijgt de gemeente te maken met de balans tussen controle en verantwoording enerzijds en een vermindering van regeldruk en administratieve lasten anderzijds. Een striktere regelgeving leidt in principe tot een zwaardere (administratieve) belasting voor budgethouders en de gemeente. De kosten van de controle kunnen dan de opbrengsten ervan overstijgen, omdat bijvoorbeeld blijkt dat oneigenlijk gebruik in de gemeente niet of nauwelijks voorkomt. Door onder meer een goed georganiseerde toegang tot de Wmo (vraagverhelderingsgesprek en toegangsprocedures) worden de mogelijkheden voor oneigenlijk gebruik en fraude beperkt en is een strenge, uitgebreide verantwoording minder relevant. Indien de gemeente kiest voor een systeem met vouchers of persoonsvolgende financiering of voor een pgb met trekkingsrechten, kunnen de administratieve lasten laag worden gehouden.
Overwegingen ten aanzien van verantwoording Bij het inrichten van de verantwoording en controle kunnen gemeenten keuzes maken ten aanzien van de volgende onderwerpen. Omschrijving bestedingsdoel De wijze waarop het bestedingsdoel van het pgb is omschreven, heeft gevolgen voor de bestedingsvrijheid van de budgethouder, de omvang van administratieve lasten en de mogelijkheden tot beheersing van de bestedingen door de gemeente. Wanneer de budgethouder het pgb alleen voor een specifieke voorziening mag gebruiken, zoals een rolstoel, ontstaan er immers eerder verantwoordingsvraagstukken, dan wanneer de budgethouder het pgb mag aanwenden voor alle voorzieningen die de budgethouder voor zijn beperkingen compenseren. Het vaststellen van een specifiek doel beperkt tevens de bestedingsvrijheid van budgethouders zeer waardoor zij minder geprikkeld worden om alternatieve vormen van zorg in te kopen. Ook kopen budgethouders dan wellicht eerder zorg in die ze met zekerheid kunnen verantwoorden en die ze mogelijk niet in eerste instantie nodig hebben. Een alternatief is het formuleren van het bestedingsdoel in termen van de hulpvraagen resultaat van de ondersteuning, waarbij het budget benut mag worden voor alle voorzieningen en hulpmiddelen waarmee budgethouders het beoogde resultaat realiseren. door budgethouders gecompenseerd worden in hun beperking(en). Essentieel hierbij is dat de verantwoording zich dan minder richt op de ingekochte voorziening, maar juist aandacht schenkt aan de mate waarin de budgethouder dankzij het pgb zich gecompenseerd voelt. De evaluatie, zoals opgenomen in het ondersteuningsplan (zie §4.6), biedt hierbij uitkomst. Omvang verantwoording Om de druk van de verantwoording en controle te beperken kan de gemeente overwegen om niet voor alle voorzieningen verantwoording te vragen. Als duidelijk is welke dienst of hulpmiddel nodig is en een goede inschatting is te maken van de te maken kosten, kan besloten worden de verantwoording in dat speciale geval achterwege te laten. De gemeente kan ook bepalen dat budgethouders een bestedingsvrij bedrag (forfaitair bedrag) krijgen voor bijkomende kosten zoals het voeren van de administratie en/of de eigen bijdrage bij de verantwoording buiten beschouwing laten. Door dergelijke maatregelen geeft de gemeente een blijk van vertrouwen en enige bestedingsvrijheid aan de budgethouder en ook worden de administratieve lasten zo (enigszins) beperkt. Mogelijk nadelig effect is dat de gemeente een minder compleet zicht heeft op de correctheid van de bestedingen. Wanneer de kans op onderbenutting klein is, hoeft dit echter niet problematisch te zijn. Iedereen of steekproef Zeker met een toename van het aantal budgethouders kan de administratieve lasten die gepaard gaan met de controle van bestedingen door budgethouders omvangrijk zijn. De gemeente kan dan ook bepalen om aan bepaalde doelgroepen (bijvoorbeeld ouderen met een toewijzing voor hulp bij het huishouden), of onder een bepaalde minimumgrens, geen verantwoording te vragen of alleen een steekproef te controleren in plaats van alle budgethouders. Door de steekproef te richten op bepaalde
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
33
risico- en klantprofielen worden de administratieve lasten voor de gemeente nog sterker beperkt, terwijl de doeltreffendheid van de controle toeneemt. Kanttekening hierbij is echter dat budgethouders het prettig vinden om te horen dat hun bestedingen en de verantwoording daarover akkoord zijn, zodat zij het dossier kunnen afsluiten. Voor pgbhouders moet daarom duidelijk zijn binnen welke termijn een eventuele controle kan plaatsvinden. De gemeente kan een goede balans verkrijgen tussen vertrouwen en administratieve lasten door te kiezen voor een gedifferentieerde controle waarbij: • Iedereen een basisverantwoording dient aan te leveren, en vervolgens een steekproef te trekken voor een meer gedetailleerde verantwoording, inclusief facturen of overeenkomsten. • Iedereen de eerste twee jaar aan een gedetailleerde verantwoording wordt onderworpen, maar wanneer de budgethouder ervaring heeft opgebouwd in het besteden van het pgb en het pgb goed is afgestemd op de zorgvraag, in latere jaren een basisverantwoording volstaat. • De wijze van verantwoording afhankelijk is van de financiële omvang van het budget. De volgende grenzen kunnen daarbij bijvoorbeeld worden gehanteerd13: -
voorzieningen tot € 1.000: geen verantwoording;
-
voorzieningen tussen € 1.000 en € 5.000: beperkte controle;
-
voorzieningen boven € 5.000: uitgebreide controle.
Frequentie verantwoording Gemeenten mogen zelf bepalen wanneer budgethouders zich dienen te verantwoorden. Vaker verantwoorden betekent een grotere administratieve druk voor budgethouders en de gemeente. Voor budgethouders is daarnaast belangrijk dat de periode van verantwoording in verhouding staat tot het bestedingsdoel: de inkoop van een sportrolstoel vergt een andere termijn dan het inkopen van begeleiding voor een jongere met gedragsproblematiek. De gemeente kan dan ook per type hulpvraag variëren in de tijdsduur van de verantwoording. Daarnaast sluit de verantwoording beter aan op de dagelijkse praktijk van de budgethouder als deze lang genoeg is om eventuele pieken en dalen in de besteding te realiseren, zonder dat dit voor de verantwoording problemen vormt. Dergelijke schommelingen zullen bij de nieuwe gemeentelijke taken begeleiding en kortdurend verblijf eerder voorkomen dan bij de overige individuele voorzieningen. Uit het vraagverhelderingsgesprek zal blijken in hoeverre de aanvrager te maken heeft met wisselingen in de intensiteit van de zorgbehoefte. Aandachtspunten uit de ‘Handreiking rechtmatigheid en interne controle’ Scenario’s voor verantwoording en controle De ‘Handreiking rechtmatigheid en interne controle’ (VNG/project minder regels, 2010) werkt drie scenario’s voor verantwoording en controle van pgb’s in de Wmo uit. Deze scenario’s gaan uit van een inperking van de regeldruk en administratieve lasten, zonder aan rechtmatigheid van toekenningen in te boeten. Het gaat om de volgende scenario’s: 1. Preventief organiseren: de gemeente treft aan de voorkant (de toegang) zodanige waarborgen dat de risico’s op het onrechtmatig besteden van gelden en/of het niet realiseren van de beoogde prestaties zijn afgedekt of tot voor de gemeente tot acceptabele proporties zijn teruggebracht. 2. Zoeklichtcontroles: naast preventieve maatregelen vraagt de gemeente een beperkte verantwoording van de budgethouders waarbij de controle zich richt op enkele aspecten of thema’s; 3. Toegespitste aanpak: de gemeente stelt specifieke (aanvullende)voorwaarden aan de verantwoording door bepaalde cliënten en richt daar ook de controle op. Deze scenario’s zijn in de genoemde handreiking nader uitgewerkt en helpen gemeenten om lokale regels vast te stellen rondom de verantwoording en controle. Maatregelen die de lasten van verantwoording en controle kunnen beperken De ‘Handreiking rechtmatigheid en interne controle’ noemt tevens tal van praktische maatregelen (binnen de drie scenario’s) die de regeldruk en administratieve lasten van verantwoording en controle kunnen beperken. Behalve eerder genoemde aandachtspunten tijdens de toegangsprocedure zijn dit:
13
34
‘Handreiking rechtmatigheid en interne controle’, VNG/project minder regels, 2010
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
• Gebruik een standaard aanvraagformulier waarin onder andere de voorwaarden om voor een pgb in aanmerking te komen zijn vermeld. Beperkt de vragen tot die vragen die echt nodig zijn voor de controle van een rechtmatige besteding. Gebruik begrijpelijke taal, zodat onduidelijkheden worden voorkomen. • Vraag alleen die documenten en bewijsstukken op die echt relevant zijn voor het bepalen van het recht op een pgb. • Probeer zoveel mogelijk gebruik te maken van de beschikbare informatie binnen de organisatie, zoals informatie vanuit andere afdelingen of eerdere aanvragen van een persoon. • Wanneer de financiële omvang van het pgb beperkt is en de beperking(en) van de aanvrager helder, kan worden besloten één persoon (i.p.v. meerdere) het besluit te laten voorbereiden en nemen. • Leg in de toekenningbeschikking vast dat de budgethouder verplicht is om eventuele wijzigingen in de persoonlijke omstandigheden te melden. Vermeld ook de mogelijkheid dat de gemeente steekproefsgewijs de (wijzigingen in de) persoonlijke omstandigheden controleert, wanneer de gemeente geen standaard verantwoording uitvoert. • Stel een standaard beperkt verantwoordingsformat op en stuur deze mee met de toekenningsbeschikking. • Beoordeel de verantwoording van het pgb en stel vast of het redelijkerwijs is besteed aan de voorzieningen waarvoor het is toegekend. De eis om verantwoording af te leggen heeft al een preventieve werking. Het is ook mogelijk om de controle volgens het zoeklichtscenario jaarlijks op een ander thema te richten: het ene jaar begeleiding bij het krijgen/behouden van een dagritme, het volgende jaar hulp bij het huishouden. Bij de toegespitste aanpak worden alle verantwoordingen integraal gecontroleerd wanneer het gaat om financieel omvangrijke budgetten. • Maakt de Wmo Verordening op maat: controleer of de in de verordening opgenomen regels aansluiten bij de lokale omstandigheden, ervaringen en wensen. Legt de gewenste groep budgethouders verantwoording af en zijn de ondergrenzen voor verantwoording wel valide? De modelverordening nodigt gemeente uit voor de lokale inkleuring, benut deze vrijheid.
Ondersteuning bij opdrachtgevers- en werkgeversfunctie Budgethouders krijgen niet alleen te maken met een inhoudelijke verantwoordelijkheid, maar ook met financieel-administratieve en arbeidsrechtelijke taken die horen bij de opdrachtgevers- en werkgeversfunctie. De budgethouder moet heldere afspraken maken met de hulpverleners, eventuele onderlinge conflicten oplossen en tijdig het loon uitbetalen. Ook brengt het budgethouderschap risico’s met zich mee. Bij ziekte van de aanbieder moet de budgethouder zes weken loon doorbetalen en als er schade ontstaat tijdens de werkzaamheden zal de budgethouder deze moeten verhalen. Deze taken en verantwoordelijkheden zijn voor veel budgethouders belastend. Een goede ondersteuning, zeker in het eerste jaar, helpt budgethouders om de opdrachtgeversen werkgeverstaak en de aan de gemeente op te leveren verantwoording op orde te krijgen. De ondersteuning draagt zo bij aan het ontlasten van de budgethouder en helpt tevens onjuist gebruik van pgb-middelen tegen te gaan. Informatie- en adviesfunctie Gemeenten kunnen budgethouders bij deze taken ondersteunen door een informatie en adviesfunctie in te richten. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor de algemene informatievoorziening rondom de Wmo en de beleidsregels rondom het pgb. De aanpak kan per gemeente verschillen en is afhankelijk van de wijze waarop de informatie-, advies- en cliëntondersteuningsfunctie in de gemeente in den brede is georganiseerd. Voor specifieke vragen over bijvoorbeeld arbeidsrechtelijke of fiscale zaken kan de gemeente budgethouders doorverwijzen naar belangenorganisaties of (particuliere) adviseurs. Voor ondersteuning bij de opdrachtgevers- of werkgeversfunctie kan de gemeente (meer specifieke) ondersteuning organiseren door bijvoorbeeld een aansluitovereenkomst met het SVB Servicecentrum PGB. Het SVB Servicecentrum PGB biedt met ‘Mijn PGB’ een gratis service aan budgethouders waarmee
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
35
zij onder meer de salarisadministratie, ziek- en betermeldingen van de zorgverlener, en de verantwoording van hun pgb uit de Wmo en de AWBZ digitaal kunnen regelen. Cursussen voor budgethouders Naast ondersteuning is het ook mogelijk dat gemeenten cursussen over het omgaan met een pgb en/ of de opdrachtgevers- of werkgeversfunctie aan de budgethouders aanbieden of zelfs, bij personen die voor het eerst een pgb krijgen, verplicht stellen. Dergelijke cursussen worden bijvoorbeeld aangeboden door Per Saldo maar kunnen ook door lokale partijen worden georganiseerd. Een dergelijke cursus helpt budgethouders een goede start te maken met het beheren van hun pgb.
36
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Bijlagen
Bijlage 1 Het pgb voor begeleiding en kortdurend verblijf in de AWBZ Cijfers over pgb-gebruik AWBZ begeleiding en kortdurend verblijf In deze paragraaf presenteren we enkele cijfers14 over het pgb-gebruik voor begeleiding en kort verblijf in de AWBZ. Op 1 juli 2011 waren er landelijk 232.900 cliënten met een geldige AWBZ-indicatie voor extramurale begeleiding individueel, begeleiding groep en/of kortdurend verblijf. Bijna driekwart van de cliënten is geïndiceerd voor één functie (73%), de rest voor twee of drie functies (27%). Van alle cliënten met een indicatie voor begeleiding en/of kortdurend verblijf heeft 29% (67.600) een voorkeur uitgesproken voor het ontvangen van een pgb15. Onderstaande tabellen B.1 t/m B.3 laten per leeftijdscategorie zien hoe de voorkeur voor een pgb samenhangt met de aard van de beperking. Deze tabellen hebben betrekking op de totale groep cliënten met een indicatie voor begeleiding en/of kortdurend verblijf. Tabel B1.1. Leeftijdsgroep tot 18 jaar
Grondslag Somatisch Lichamelijke beperking Verstandelijke beperking Zintuiglijke beperking Psychiatrisch Totaal 1.
% pgb
% ZIN
Totaal1
79% 85% 61% 70% 86% 67%
21% 15% 49% 30% 14% 33%
1.360 2.590 26.070 1.130 4.260 35.410
% pgb 23% 23% 35% 23% 28% 31% 9% 28%
% ZIN 77% 77% 65% 77% 72% 69% 91% 72%
Totalen zijn afgerond op tientallen.
Tabel B1.2. Leeftijdsgroep 18 tot 65 jaar
Grondslag Somatisch Psychogeriatrisch Lichamelijke beperking Verstandelijke beperking Zintuiglijke beperking Psychiatrisch Psychosociaal Totaal
Totaal 11.800 1.020 11.550 38.140 2.370 64.720 10 129.600
14 De hier gepresenteerde cijfers zijn afkomstig uit het AWBZ-brede zorgregistratiesysteem (AZR) en zijn aangeleverd door het CVZ. Het CVZ beschikt over de gegevens die door het zorgkantoor worden doorgestuurd. Hierin kunnen ook indicaties van Bureau Jeugdzorg zijn opgenomen indien deze door het zorgkantoor zijn ingevoerd in het AZR, maar deze registratie is niet volledig. De groep jeugd-GGZ is dus ondervertegenwoordigd in de hier gepresenteerde cijfers. Bekend is wel dat het aantal cliënten dat via Bureau Jeugdzorg een pgb ontvangt naar schatting rond de 35.000 cliënten ligt. De cliënten die door Bureau Jeugdzorg zijn geïndiceerd hebben bijna allemaal een indicatie voor extramurale begeleiding en ruim een kwart van de cliënten heeft een pgb voor kortdurend verblijf (27,4%). 15 Het gaat hier om mensen die in eerste instantie kiezen voor pgb, dit betekent niet altijd dat zij in de praktijk ook daadwerkelijk een pgb afnemen.
38
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Tabel B1.3. Leeftijdsgroep 65 jaar en ouder
Grondslag Somatisch Psychogeriatrisch Lichamelijke beperking Verstandelijke beperking Zintuiglijke beperking Psychiatrisch Psychosociaal Totaal
% pgb 10% 10% 20% 11% 19% 12% 0% 11%
% ZIN 90% 90% 80% 89% 81% 88% 100% 89%
Totaal 36.600 15.230 5.280 1.460 2.020 7.240 10 67.830
In de leeftijdsgroep tot 18 jaar hebben cliënten met een psychiatrische16, somatische -of lichamelijke beperking relatief het vaakst een voorkeur voor een pgb. Binnen deze leeftijdscategorie is de groep met een verstandelijke beperking met een voorkeur voor een pgb is in absolute zin het grootst. In de leeftijdsgroep 18 tot 65 jaar is de voorkeur voor een pgb iets gelijkmatiger verspreid over verschillende grondslagen. In de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder hebben veruit de meeste cliënten een psychogeriatrische of somatische grondslag. Deze cliënten maken relatief weinig gebruik van een pgb. In deze leeftijdsgroep hebben cliënten met een zintuiglijke beperking het vaakst een voorkeur voor een pgb. De tabellen B1.4 t/m B1.6 geven weer, per grondslag en leeftijdsgroep, welk percentage van de cliënten met een indicatie voor begeleiding individueel, begeleiding groep of kortdurend verblijf, een voorkeur heeft voor een pgb. Tabel B1.4. Indicatie voor Begeleiding individueel naar voorkeur pgb
18 jaar Grondslag Somatisch Psychogeriatrisch Lichamelijke bep. Verstandelijke bep. Zintuiglijke beperk. Psychiatrisch Psychosociaal Totaal
totaal 1.030 2.070 18.980 820 3.460 26.360
18-65
65 jaar en ouder
% pgb totaal % pgb 78% 9.420 24% 540 29% 87% 8.790 40% 63% 34.420 23% 73% 2.180 29% 87% 66.890 33% 10 11% 69% 122.250 30%
Totaal2
totaal % pgb indicaties % pgb aantal pgb 20.090 14% 30.540 19% 5.880 6.160 14% 6.700 15% 1.020 2.120 36% 12.980 47% 6.080 1.320 12% 54.720 37% 20.030 1.320 26% 4.320 36% 1.570 4.600 15% 74.950 34% 25.770 0 0% 10 11% 0 35.610 16% 184.220 33% 60.560
2.
Tabel B1.5. Indicaties voor Begeleiding groep naar voorkeur pgb
Grondslag Somatisch Psychogeriatrisch Lichamelijke bep. Verstandelijke bep. Zintuiglijke beperk. Psychiatrisch Psychosociaal Totaal
18 jaar totaal % pgb 260 81% 900 83% 12.100 65% 420 66% 1.940 89% 15.620 70%
18-65 totaal % pgb 2.300 20% 500 17% 3.080 22% 6.380 44% 230 21% 8.270 19% 0% 20.760 28%
65 jaar en ouder Totaal totaal % pgb indicaties % pgb aantal pgb 15.210 7% 17.770 10% 1.740 9.040 7% 9.540 8% 720 3.010 9% 6.990 24% 1.700 150 11% 18.630 57% 10.690 690 4% 1.340 26% 350 2.640 6% 12.850 27% 3.460 10 0% 10 0% 0 30.750 7% 67.130 28% 18.900
16 Dit betreft de cliëntgroep die onder de Wet op de jeugdzorg valt, en daarmee zorg ontvangt vanuit een ander wettelijk kader dan de Wmo.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
39
Tabel B1.6 . Indicaties voor Kortdurend verblijf naar voorkeur pgb
Grondslag Somatisch Psychogeriatrisch Lichamelijke bep. Verstandelijke bep. Zintuiglijke beperk. Psychiatrisch Totaal
18 jaar totaal % pgb 380 89% 1.040 86% 12.210 71% 400 65% 2.260 88% 16.290 74%
18-65 65 jaar en ouder Totaal totaal % pgb totaal % pgb indicaties % pgb aantal pgb 400 51% 1.720 12% 2.500 30% 750 80 33% 780 21% 860 22% 190 940 61% 490 27% 2.470 65% 1600 4.390 69% 40 32% 16.640 70% 11.710 70 56% 30 31% 500 62% 310 1.020 90% 50 32% 3.330 88% 2.920 17.410 6.900 70% 3.110 17% 26.300 66%
B1.5 Zorginkoop met het pgb Hulpverleners bij wie zorg wordt ingekocht Tabel B1.7 geeft inzicht in het type zorgverleners/zorgaanbieders dat wordt ingekocht met een pgb. Tabel B1.7. Aandeel van zorgverleners/aanbieders op de pgb-zorgmarkt17
Informele zorg, waaronder mantelzorger Reguliere zorginstelling/voorziening (incl. tijdelijk verblijf en zorgboerderij) Zelfstandig werkende hulpverlener (incl. particuliere hulp/begeleider) Anders
45% 44% 41% 3%
Bron: ITS, 2011
Bijna de helft van de budgethouders in de AWBZ (45%) koopt met het pgb zorg in binnen het eigen informele netwerk (in- en uitwonende familieleden en vrienden, buren en goede bekenden). Hiernaast koopt 44% van de budgethouders zorg in bij een reguliere zorginstelling/voorziening (inclusief tijdelijk verblijf en zorgboerderij) en 41% koopt hulp in bij zelfstandig werkende zorgverleners (inclusief en particuliere hulp of begeleider). Tabel B1.8. Inkoop bij één of meerdere typen zorgverleners, gerelateerd aan gemiddeld aantal uren hulp per week
1 type hulpverlener 2 typen hulpverleners 3 typen hulpverleners
73% 21% 6%
Gemiddeld aantal uur per week 12,3 20,8 25,8
Bron: ITS, 2011
Met een pgb is het mogelijk om meerdere typen zorgverleners in te kopen. Driekwart van de budgethouders (73%) koopt echter zorg in bij één zorgverlener. Het gemiddelde aantal uren per week gaat omhoog als er bij meerdere type zorgverleners/aanbieders hulp wordt ingekocht. Als er intensievere zorg nodig is, wordt deze vaker ingekocht bij verschillende zorgleners/aanbieders. Tabel B1.9 geeft weer welke combinaties van zorgverleners/zorgaanbieders worden ingekocht door cliënten met een pgb in de AWBZ.
17 Doordat een deel van de budgethouders meerdere vormen van hulp inkoopt met het pgb tellen de percentages op tot meer dan 100%.
40
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Tabel B1.9. Zorginkoop bij combinaties van zorgverleners/aanbieders (%), gerelateerd aan het gemiddeld aantal uren zorg per week
Alleen mantelzorg Alleen zorginstelling Alleen zelfstandig werkende hulpverlener Mantelzorg plus zorginstelling Mantelzorg plus zelfstandig werkende hulpverlener Zorginstelling plus zelfstandig werkende hulpverlener Mantelzorg plus zorginstelling plus zelfstandig werkende hulpverlener
27% 21% 24% 9% 4% 8% 6%
Gemiddeld aantal uur per week 13,6 13,1 10,4 16,5 19,8 22,8 25,8
Bron: ITS, 2011
Alleen zorginkoop bij mantelzorg komt het vaakst voor, gevolgd door inkoop bij alleen een zelfstandig werkende hulpverlener en inkoop bij alleen een zorginstelling. Zelfstandig werkende hulpverlener zijn de laatste jaren duidelijk in opkomst.
Combinatie zorginkoop voor AWBZ- en Wmo-functies Budgethouders zetten hun pgb vaak in voor meer dan één functie. Tabel B1.10 toont dat het pgb vooral wordt benut voor begeleiding en een andere indicatie uit de AWBZ. Ook combinaties met hulp bij het huishouden uit de Wmo komen voor.
Tabel B1.10. Combinatie van begeleiding met andere functies uit de AWBZ en HH uit de Wmo18
Functie(s)
Percentage
Alleen begeleiding
17,8%
Begeleiding en andere indicatie Begeleiding, andere indicatie en huishoudelijke hulp Wmo Begeleiding, geen andere indicatie en huishoudelijke hulp Wmo Geen begeleiding, andere indicatie, geen huishoudelijke hulp Geen begeleiding, andere indicatie, wel huishoudelijke hulp Wmo Overig Totaal
49% 10,4% 2,1% 11,3% 8,3% 1,1% 100%
18
Hoe regelt u uw zorg met PGB? Regioplan. 2011.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
41
Bijlage 2 Tarieven pgb bij begeleiding en kortdurend verblijf in de AWBZ Vanuit de AWBZ verstrekte tarieven Tabel B2.1 toont de pgb-tarieven voor begeleiding in de AWBZ over het jaar 2012. Deze tarieven zijn vastgesteld door het College Voor Zorgverzekeringen (CVZ) op basis van de door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vastgestelde tarieven voor begeleiding. De tarieven voor tijdelijk verblijf zijn € 101 per etmaal. Tabel B2.1. Overzicht van pgb-tarieven voor begeleiding in de AWBZ over 2012
Uren Klasse 1 2 3 4 5 6 7 8
Uren per week Tarief per jaar 0 - 1,9 1.967 2 – 3,9 5.903 4 – 6,9 10.823 7 – 9,9 16.726 10 – 12,9 22.630 13 – 15,9 28.534 16 – 19,9 35.420 20 – 24,9 44.276
Dagdelen (zonder vervoer) Klasse Tarief per jaar 1 2.432 2 4.865 3 7.297 4 9.731 5 12.163 6 14.595 7 17.028 8 19.460 9 21.893
Dagdelen (met vervoer) Klasse Tarief per jaar 1 2.724 2 5.447 3 8.172 4 10.893 5 13.620 6 16.051 7 18.485 8 20.917 9 23.350
Uit het overzicht blijkt dat in de AWBZ de tarieven worden gedifferentieerd op basis van intensiteit van het zorggebruik (klasse), begeleiding in groep of individueel en gebruikmaking van vervoer. Op deze tarieven wordt voor budgethouders die ouder zijn dan 18 jaar, een eigen bijdrage in mindering gebracht. Het bruto pgb wordt verminderd met de eigen bijdrage. Die eigen bijdrage wordt vastgesteld op basis van het geïndiceerde aantal uren en niet (zoals bij zorg in natura) op basis van het daadwerkelijk aantal geleverde uren zorg, hulp of begeleiding. Omdat de eigen bijdrage al bij voorbaat wordt ingehouden op het budget, zijn er in het pgb geen invorderingsproblemen.
Tarieven bij zorginkoop door budgethouders Tabel B2.2 geeft een indicatie van de uurtarieven waarvoor budgethouders hun begeleiding vanuit de AWBZ kunnen inkopen. Deze tarieven zijn berekend op basis van de pgb-tarieven op jaarbasis, gebaseerd op het maximum aantal uur behorend bij de klasse (zie tabel B2.1). Tabel B2.2. Tarieven zorginkoop Klasse 1 2 3 4 5 6 7 8 9
42
Tarief per uur 19,91 29,11 30,16 32,49 33,74 34,51 34,22 34,20 -
Tarief per dagdeel (zonder vervoer) 46,78 46,78 46,78 46,78 46,78 46,78 46,78 46,78 46,78
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
In de AWBZ zijn budgethouders gebonden aan maximumtarieven. De budgethouder mag aan de zorgverleners niet meer betalen dan €63 per uur of €58 per dagdeel. Hogere tarieven mogen alleen betaald worden voor zorg waarvoor de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) een hoger tarief heeft vastgesteld19.
19
Deze informatie is te vinden op de website van de NZA onder de zoektermen CA-300-487 en CA-300-509.
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
43
Bijlage 3 Schema waardebepaling De gemeente kan de waarde van begeleiding bepalen door uit te gaan van de kosten die de burger maakt om met een pgb zelf de benodigde voorziening te regelen. De waardebepaling brengt de verschillende kostencomponenten in beeld en benoemt deze voor zover mogelijk naar aard en omvang. Hieronder treft u een nadere uitwerking aan van de kostencomponenten waarmee u als gemeente rekening dient te houden. Freelancer ZZP’er
Zorgaanbieder of ander bedrijf
Volledige arbeidsovereenkomst
Overeenkomst van opdracht
Beperkte arbeidsovereenkomst. maximaal 3 dagen per week Werkgeverschap cfr. Regeling dienstverlening aan huis, Optioneel: keuze voor volledig werkgeverschap. Arbeidsovereenkomst
Aard relatie
Opdrachtgeverschap
Opdrachtgeverschap
Type overeenkomst
Overeenkomst van opdracht
Loon
Geen nadere voorwaarden.
Geen nadere voorwaarden.
Tenminste minimumloon.
Tenminste minimumloon.
Vakantie • geld • dagen • bijzonder verlof • vervanging
Geen nadere voorwaarden overeenkomst. Verantwoordelijkheid opdrachtnemer. Opdrachtgever en opdrachtnemer maken afspraken over vervanging. Geen vakantiegeld/dagen voor rekening budgethouder.
Geen nadere voorwaarden overeenkomst. Verantwoordelijkheid opdrachtnemer. Opdrachtgever en opdrachtnemer maken afspraken over vervanging. Geen vakantiegeld/dagen voor rekening budgethouder.
Vakantiegeld Vakantiedagen Bijzonder verlof Mogelijkheid vervanging.
Vakantiegeld Vakantiedagen Bijzonder verlof Mogelijkheid vervanging.
Ziekte • geld • vervanging
Geen ziektegeld voor rekening budgethouder. Geen ziektevervanging voor rekening van budgethouder.
Geen ziektegeld voor rekening budgethouder. Geen ziektevervanging voor rekening van budgethouder.
Max. 6 weken doorbetaling.
Max. 104 weken doorbetaling (100%/70%). Mogelijkheid vervanging bv. via SVB.
44
Mogelijkheid Vervanging bv. via SVB.
Volledig werkgeverschap
Arbeidsovereenkomst
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Verplichtingen werkgever/ opdrachtgever
Freelancer ZZP’er
Zorgaanbieder of ander bedrijf
Geen nadere voorwaarden.
Geen nadere voorwaarden.
Beperkte arbeidsovereenkomst. maximaal 3 dagen per week Geen nadere voorwaarden. Keuze budgethouder en hulpverlener.
Verzekeringen (optioneel) • rechtsbijstand • aansprakelijkheid schade • arbo/ ziekte-verzuim Reiskosten (optioneel)
Volledige arbeidsovereenkomst
Verplichte salarisadministratie door budgethouder. Verplichte afdracht werkgeversdeel.
Budgethouder verantwoordelijk. Freelancer Verantwoordelijk. Freelancer Verantwoordelijk. Afhankelijk van situatie.
Budgethouder verantwoordelijk. Aanbieder Verantwoordelijk. Aanbieder Verantwoordelijk. Afhankelijk van situatie.
Budgethouder verantwoordelijk. Budgethouder verantwoordelijk. Budgethouder verantwoordelijk. Afhankelijk van situatie.
Budgethouder verantwoordelijk. Budgethouder verantwoordelijk. Budgethouder verantwoordelijk. Afhankelijk van situatie.
Overige arbeidsvoorwaarden, bijzondere kosten (optioneel)
Geen nadere voorwaarden overeenkomst. Afhankelijk van situatie.
Geen nadere voorwaarden. Aanbieder verantwoordelijk.
Geen nadere voorwaarden overeenkomst. Afhankelijk van situatie.
Geen nadere voorwaarden overeenkomst. Afhankelijk van situatie.
Kosten eenmalige bemiddeling Kosten administratie pgb Btw
Afhankelijk van situatie.
Afhankelijk van situatie.
Afhankelijk van situatie.
Afhankelijk van situatie.
Afhankelijk van situatie.
Afhankelijk van situatie.
Afhankelijk van situatie.
Afhankelijk van situatie.
Voor hulpverlening geen btw. Voor bemiddeling wel btw.
Voor hulpverlening geen btw. Voor bemiddeling wel btw.
Niet van toepassing.
Niet van toepassing.
Bron: http://www.invoeringwmo.nl/sites/default/documenten/schemawaardebepaling.doc
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
45
46
Vereniging van Nederlandse Gemeenten