Provincie Antwerpen - Gemeente Niel
gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
Bijlage IIIa: toelichtingsnota tekst
Inhoudsopgave Inhoudsopgave ..............................................................................................................................................................2 1 Inleiding .................................................................................................................................................................3 2 Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan ............................................................................4 2.1 Aanleiding voor opmaak van het plan .........................................................................................................4 2.1.1 NV Wienerberger ...................................................................................................................................4 2.1.2 NV Betonfabriek Fr. Coeck NV, NV Covari en NV Ico................................................................4 2.2 Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan .............................................5 3 Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen ....................................................................................6 3.1 Het richtinggevend gedeelte...........................................................................................................................6 3.2 De bindende bepalingen.................................................................................................................................6 3.3 Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen.............................................................................................6 4 Bestaande feitelijke en juridische toestand .......................................................................................................7 4.1 Bestaande feitelijke en juridische toestand ..................................................................................................7 4.1.1 Bestaande feitelijke toestand.................................................................................................................7 4.1.2 Bestaande juridische toestand...............................................................................................................7 4.2 Bestaande ruimtelijke structuur .....................................................................................................................8 5 Voorafgaande planningsprocessen en studies................................................................................................11 5.1 Studie ontsluitingsweg Niel..........................................................................................................................11 5.2 Onderzoek noodzaak passende beoordeling ............................................................................................11 5.3 Screening van de milieueffecten..................................................................................................................13 5.3.1 Onderzoek tot milieueffectenrapportage..........................................................................................13 5.3.2 Beslissing Dienst MER........................................................................................................................25 5.4 Watertoets.......................................................................................................................................................25 6 Visie en gewenste ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven..........................................................................26 7 Vertaling naar het grafisch plan........................................................................................................................28 7.1 Algemene principes .......................................................................................................................................28 7.2 Ruimtebalans ..................................................................................................................................................29 8 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundig voorschriften en op te heffen voorschriften ...........31 9 Bijlage ...................................................................................................................................................................42
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
2
Provincie Antwerpen – Gemeente Niel
1 Inleiding Voorliggend document is een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in de zin van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 8 mei 2009. Een ruimtelijk uitvoeringsplan bevat: - een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; - de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer; - een weergave van de feitelijke en juridische toestand; - de relatie met het ruimtelijk structuurplan waarvan het een uitvoering is; - een opgave van de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en opgeheven worden. Het grafisch plan (bijlage I) en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften (bijlage II) hebben verordenende kracht. De teksten en grafische plannen van de toelichtingsnota (bijlage III) hebben als dusdanig geen verordenende kracht, maar behouden hun waarde als inhoudelijk onderdeel van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Ontwerp Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
3
2 Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het plan 2.1
Aanleiding voor opmaak van het plan
De aanleiding voor de opmaak van dit gewestelijk RUP zijn de afgeleverde gedeeltelijk positieve planologische attesten voor het bedrijf NV Steenfabrieken Desimpel – Afdeling Steenfabriek van Niel (in wat volgt aangegeven als ‘Wienerberger’) te Niel op 19 mei 2006 en de bedrijven NV Betonfabriek Fr. Coeck NV, NV Covari en NV Ico in de gemeente Niel op 16 mei 2007. Op 15 juni 2007 vond reeds een plenaire vergadering over het voorontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Bestaand regionaal bedrijf ‘NV Steenfabrieken Desimpel” plaats. De vergadering besliste toen om de twee processen (opmaak van de gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplannen n.a.v. de twee planologische attesten) samen te brengen, vermits zij een sterke onderlinge relatie vertonen. 2.1.1
NV Wienerberger
Het gedeeltelijk positief planologisch attest voor NV Wienerberger laat de bestendiging toe van het bedrijf op de huidige locatie. Het attest stelt dan ook verder dat de nabestemming natuurgebied in het gebied voorbijgestreefd lijkt. Op korte termijn wordt toegelaten dat een bijkomende overdekte opslagruimte (loods van 30m x 40m) en bijkomende betonverhardingen met scheidingswanden voor opslag in open lucht voorzien worden. Eveneens wordt een nieuw ontworpen ontsluitingsweg voorzien. Op middellange en lange termijn kan het terrein tussen de bestaande bedrijfsgebouwen en de nieuwe ontsluitingsweg verder ingevuld worden met constructies die noodzakelijk zijn voor de verdere bedrijfsuitbating van Wienerberger. Een voorwaarde hierbij is dat de nieuwe ontsluitingsweg effectief moet gerealiseerd zijn en aangesloten naar de westelijke gelegen bestemmingszones voor economische activiteiten en in het bijzonder het bedrijventerrein van Coeck. Een verdere zuidelijke uitbreiding in de richting van het VEN en een verdere uitbreiding van de productiecapaciteit door het bouwen van een nieuwe tunneloven en uitbreiding van de tasplaats (droogplaats) worden in het attest niet aanvaard. Het voorliggende ruimtelijk uitvoeringsplan gaat in op de vraag van het bedrijf om op de bestaande bedrijfslocatie verder te kunnen ontwikkelen binnen de ruimtelijke randvoorwaarden die gesteld werden in het planologisch attest: - Ter integratie in de omgeving is een groene inkadering van het bedrijf hetzij als afschermende hetzij als visuele buffer noodzakelijk. Aldus is een groene afscherming van de drukke ontsluitingsweg met zwaar verkeer noodzakelijk ten opzichte van de eventuele gemeenschapsvoorzieningen en van de rechtsaanpalende woningen langs de Boomsestraat. Tevens is voor de kwaliteit van het straatbeeld groenaanleg aan de zijde van de Boomsestraat aangewezen. - De aansluiting van de nieuwe ontsluitingsweg op de Landbouwstraat dient op een overzichtelijke, verkeersveilige manier te worden ingericht. - De voorziene ruimtelijke uitbreidingen op middellange termijn zijn enkel aanvaardbaar zonder de ruimtelijke bedrijfsuitbreiding in het zuiden (zuidelijke groende zone op plan 7), zonder uitbreiding van de productiecapaciteit en pas nadat de nieuwe ontsluitingsweg is gerealiseerd en aangesloten op het in gebruik zijnde bedrijfsdeel van het bedrijf Coeck met kade faciliteit. - Er wordt effectief een onderlinge verbinding tussen de in gebruik zijnde bedrijfsdelen van de bedrijven Wienerberger en Coeck gerealiseerd, zodat de nieuwe ontsluitingsweg een maximale meerwaarde kan hebben en de kadefaciliteiten van Coeck gedeeld kunnen worden. 2.1.2
NV Betonfabriek Fr. Coeck NV, NV Covari en NV Ico
Het gedeeltelijk positief planologisch attest voor NV Betonfabriek Fr. Coeck NV, NV Covari en NV Ico laat de bestendiging toe van deze betonfabriek op de huidige locatie. De verdere uitbreiding van de betonfabriek, die een bijkomende belasting betekent op het reeds overbelaste bestaande wegennet, wordt afhankelijk gesteld van het optimaliseren van de verkeerssituatie. Het attest stelt dat de geplande uitbreidingen slechts aanvaard kunnen worden na realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg die voorzien wordt voor de bedrijfssite van Wienerberger en na realisatie van een onderlinge verbinding tussen de bedrijfssite van Wienerberger en de bedrijfssite van Coeck ter hoogte van deze nieuwe ontsluitingsweg. De uitbreiding van het bedrijf met een handelsplatform voor verkoop van producten die niet binnen het bedrijf zelf worden geproduceerd wordt in het planologisch attest niet aanvaard. Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
4
Het voorliggende ruimtelijk uitvoeringsplan gaat in op de vraag van het bedrijf om op de bestaande bedrijfslocatie verder te kunnen ontwikkelen binnen de ruimtelijke randvoorwaarden die gesteld werden in het planologisch attest: - Een uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten, die een bijkomende belasting zou betekenen op het bestaande wegennet, kan slechts worden toegestaan indien deze gepaard gaat met een optimalisatie van de verkeerssituatie. Dit betekent dat uitbreidingen slechts kunnen worden toegestaan wanneer de nieuwe ontsluitingsweg en de verbinding tussen deze ontsluitingsweg en de site van Coeck gerealiseerd zijn. De geplande uitbreidingen van de bedrijfsactiviteiten op lange termijn met een handelsplatform, waar producten verkocht worden die niet op de site zelf geproduceerd worden, worden niet aanvaard. - Het bedrijf Coeck dient aanhoudend te streven naar het behoud en het verhogen van het vervoer van enerzijds grondstoffen en anderzijds afgewerkte producten over water. Zij dient hiermee rekening te houden bij de verdere herstructurering van de bedrijfssite. Bovendien dient zij bij deze herstructurering rekening te houden met het medegebruik van de kadefaciliteiten door het bedrijf Wienerberger. - Bij de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt het deel van de bedrijfssite, dat niet werd opgenomen in de aanvraag tot planologisch attest, dat deel uitmaakte van het BPA nr. 1 centrum (18/03/1963), maar dat reeds van rechtswege vervallen was, wegens strijdigheid met het later gewestplan en daarom niet behouden werd bij de vervalregeling van de BPA’s in de gemeente Niel (B.V.R. 24/11/2000) bij de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan in het plangebied opgenomen om de bestaande discrepanties tussen de huidige situatie en de geldende gewestplanbestemmingen weg te werken. - Bij de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan wordt ingegaan op de noodzaak van voldoende ruime bufferzones ten opzichte van het bestaande woongebied. Vermits echter de bestaande bedrijfsactiviteiten vandaag de dag reeds dichtbij de perceelsgrenzen van de bestaande woningen in woongebied gesitueerd zijn, kan onderzocht worden of het voorzien van een zone voor niet hinderlijke bedrijfsactiviteiten, waarbij in deze zone enkel verhardingen en groenvoorzieningen toegelaten zijn en er een lijnvormig groenelement wordt voorzien tussen de bedrijfssite en het woongebied, op sommige plaatsen niet meer aangewezen is. - Het bestaande fietspad dient behouden te blijven. Het optimaliseren en het ruimtelijk verantwoord inpassen van het fietspad in de bedrijfssite moet worden vastgelegd in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.
2.2
Doelstelling, reikwijdte en detailleringsgraad van het voorgenomen plan
De doelstelling van het plan is de bestendiging op korte termijn van de huidige bedrijfsactiviteiten en het vastleggen van de nodige randvoorwaarden voor het behoud van de gebieden als bedrijventerrein op lange termijn. Deze doelstelling valt uiteen in volgende onderdelen: - het gebied (Coeck en Interbeton) dat momenteel bestemd is als gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO, waar de mogelijkheden voor de ontwikkeling op lange termijn moet gekoppeld zijn aan het bereikbaarheidsprofiel van de locatie; - het gebied met nabestemming natuur, waar het bestaand bedrijf kan op blijven verderwerken en waar moet worden nagegaan onder welke voorwaarden bedrijfsactiviteiten kunnen behouden blijven op lange termijn; - een nog te bepalen gebied voor een nieuwe wegontsluiting naar de landbouwstraat; - de gebieden waarvan het best is om de bestemming als natuurgebied te bevestigen of te verfijnen. Het ruimtelijk uitvoeringsplan zal zich beperken tot de percelen waar een bestemmingswijziging wenselijk is om hoger vermelde doelstelling te realiseren, of die omwille van de duidelijkheid en rechtszekerheid best mee worden opgenomen in het plan. Tegelijk zullen enkel die maatregelen worden opgelegd die tot het beleidsveld van de ruimtelijke ordening horen. De detailleringsgraad van het plan zal zoveel mogelijk de percelen vatten in één bestemming, en grote gehelen aanduiden. Het aanduiden van buffers en andere gebiedsgerichte stedenbouwkundige voorschriften is een mogelijkheid. Het opstellen van gedetailleerde bouwvoorschriften zoals bouwwijze, voortuinstroken, keuze van beplanting, e.d. maakt geen deel uit van dit RUP, tenzij er goede redenen zijn vanuit het actorenoverleg of het ruimtelijk ontwerp om dit wel te doen. Indien in de toekomst het noodzakelijk is om een verdere verfijning van dit plan door te voeren, kan dit steeds met een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan worden vastgelegd.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
5
3 Relatie met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 3.1
Het richtinggevend gedeelte
Delen van de gemeente Niel liggen volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen in het grootstedelijk gebied Antwerpen. De gemeente ligt eveneens binnen het internationaal stedelijk netwerk op Vlaams niveau ‘de Vlaamse ruit’. De bedrijfssites van de bedrijven Coeck en Wienerberger zijn eveneens gelegen in de omgeving van de Rupel, die deel uitmaakt van het secundair waterwegennet. Het ruimtelijk beleid in grootstedelijke gebieden is erop gericht de bestaande en toekomstige stedelijke potenties maximaal te benutten. Deze potenties liggen voor de grootstedelijke gebieden zeker op het internationale en het Vlaamse niveau. De ligging in het stedelijk netwerk van internationaal niveau, de uitstekende ontsluiting door hoofdinfrastructuren (weg, spoor, water), de aanwezigheid van belangrijke economische activiteiten, het hoogwaardige voorzieningenapparaat en het optimale verzorgingsniveau maken dat de grootstedelijke gebieden in kwantitatief en kwalitatief opzicht uitzonderlijke potenties hebben om een belangrijk aandeel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen. De afbakening van de grootstedelijke gebieden gebeurt door het Vlaamse gewest in nauw overleg met de provincie en de betrokken gemeenten.
3.2
De bindende bepalingen
Antwerpen wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als grootstedelijk gebied.
3.3
Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen
In het afbakeningsvoorstel voor het grootstedelijk gebied Antwerpen (15.04.2005) werd de omgeving van de steenfabriek aangegeven als actiepunt voor de opmaak van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan met het oog op het corrigeren van de achterhaalde gewestplanbestemming. Een gezamenlijke aanpak met het gebied Coeck werd hierbij noodzakelijk geacht. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’ is ondertussen definitief vastgesteld op 19 juni 2009. Het plangebied van voorliggend gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan is binnen het grootstedelijk gebied gelegen, maar er worden voor dit gebied geen herbestemmingen voorgesteld in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
6
4 Bestaande feitelijke en juridische toestand 4.1
Bestaande feitelijke en juridische toestand
Het plangebied is gesitueerd op het grondgebied van de gemeente Niel. Kaart 0: Situering plangebied
4.1.1
Bestaande feitelijke toestand
De bestaande feitelijke toestand wordt weergegeven op de volgende kaart: Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen
4.1.2
Bestaande juridische toestand
De bestaande juridische toestand wordt weergegeven op de volgende kaarten. De relevante juridische elementen worden aangehaald in de onderstaande tabellen. Kaart 2: Bestaande juridische toestand: gewestplan, gewestplanwijzigingen en ruimtelijke uitvoeringsplannen Kaart 3: Bestaande juridische toestand: andere plannen Plan
Naam
Gewestplan(nen) of gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen
Gewestplan nr.14 Antwerpen (K.B. 03.10.1979 en gewijzigd voor het plangebied bij B.V.R. 28.10.1998 en B.V.R. 07.07.2000) Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen’ (B.V.R. 19.06.2009)
Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen
/
Gemeentelijke plannen van aanleg of ruimtelijke uitvoeringsplannen
BPA ‘nr. 1 ter Centrum’ (M.B. 27/10/2006)
BPA ‘Niels vijvergebied Landbouwstraat’ (M.B. 31/07/2006)
Verkavelingsvergunningen
/
Beschermde monumenten
/
Beschermde dorpsgezichten
/
Beschermde landschappen
/
Vogelrichtlijngebieden (SBZ-V)
/
Habitatrichtlijngebieden (SBZ-H)
/
Ramsargebieden
/
Gebieden van het duinendecreet
/
Gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN)
GEN ‘De kleiputten van Niel-Terhagen’
Gebieden van het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON)
/
Vlaamse of erkende natuurreservaten
/
Bosreservaten
/
Beschermingszones grondwaterwinning / Bevaarbare waterlopen
/
Onbevaarbare waterlopen
/
Gewestwegen
/
Provinciewegen
Boomsestraat
Spoorwegen
/
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
7
Tenslotte wordt gewezen op de gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen inzake toegankelijkheid (B.V.R 04.06.2009), welke in werking treedt per 1 maart 2010, en inzake wegen voor voetgangersverkeer (B.V.R. 29.04.1997).
4.2
Bestaande ruimtelijke structuur
In de analyse van de bestaande ruimtelijke structuur de ruimere omgeving van de bedrijven bekeken en wordt onder meer ingezoomd op de verschillende kenmerken van de bedrijven en de vraag tot uitbreiding. Ruimtelijke kenmerken van de omgeving
Macroniveau Het plangebied is gelegen in de gemeente Niel. Deze gemeente maakt deel uit van het grootstedelijk gebied Antwerpen. Het plangebied sluit quasi aan op de kern van Niel. In het zuidwesten grenst het gebied aan de Rupel, een bevaarbare waterweg, en in het noordoosten grenst het aan het VEN-gebied ‘De Kleiputten van Niel-Terhaegen’, dat een deel van het plassengebied (voormalig ontginningsgebied) omvat. De plassen gelegen ten noorden van het plangebied zijn in recreatief gebruik (visvijvers). Voor dit gebied werd door de gemeente Niel recent een BPA opgesteld. Mesoniveau Het bedrijf Wienerberger bevindt zich ten noorden van de Boomsestraat. Ter hoogte van de bedrijfssite zijn aan deze straat enkele zonevreemde woningen gelegen. Aan de overzijde van de Boomsestraat is het bedrijf Coeck gesitueerd. Ten noordwesten van de bedrijfssite is een bestaand woon- en opvangcentrum gelegen voor andersvaliden. Het bedrijf wordt momenteel ontsloten via een ontsluitingsweg doorheen het plassengebied (als tijdelijke ontsluiting opgenomen in het geldende BPA). De bestaande bedrijfssite is langs drie zijden omgeven door bos. De betonfabriek Coeck is gelegen ten zuiden van de Boomsestraat en grenst aan de Rupel. Ten zuiden van het bedrijf Coeck is het bedrijf Interbeton gelegen. Hoewel de site van het bedrijf geen deel uitmaakte van de aanvraag tot planologisch attest, zal deze site, vermits zij één ruimtelijk geheel vormt met Coeck, wel mee opgenomen worden binnen het plangebied. De bedrijfssites van Coeck en Interbeton worden in het noorden en het zuiden omringd door zone-eigen woningen. Het buffergebied ten noorden van Coeck wordt momenteel ingenomen door het zonevreemd bedrijf De Stunt. Kenmerken van het plangebied
Economische kenmerken: Wienerberger is een steenfabriek, die momenteel 23.000.000 gevelstenen per jaar produceert en 23 personen tewerkstelt. Het bedrijf had in het jaar 2004 een gerealiseerde omzet van circa 4,3 miljoen euro. Coeck is een betonfabriek die zich specialiseert in het produceren en leveren van afgewerkte betonproducten en bouwmaterialen. Interbeton is actief in de productie en levering van stortbeton voor de bouw. Mobiliteitsprofiel: De drie bedrijven zijn samen dagelijks goed voor bijna 700 vrachtwagenbewegingen en een 600-tal autovervoersbewegingen. Ongeveer 80% hiervan wordt door Coeck gegenereerd; Interbeton en Wienerberger zijn elk goed voor 10%. De ontsluiting van de bedrijven is vandaag de dag niet optimaal. De ontsluiting van de steenfabriek gebeurt momenteel doorheen het plassengebied ten noordoosten van de bedrijfssite naar de Matenstraat. Deze weg is echter niet uitgerust als industrieweg en is rustverstorend voor het plassengebied. De betonfabriek Coeck, die het merendeel van de vervoersbewegingen genereert, wordt ontsloten via de Boomsestraat en de De Laetstraat. Het bedrijf beschikt over ruim 700 meter laaden loskades. De aanvoer van grondstoffen voor Coeck en Interbeton gebeurt voor het overgrote deel via de Rupel. Voor Coeck bedraagt de omvang van deze aanvoer ca. 470.000 ton op jaarbasis, goed voor ca. 420 schepen per jaar. De aanvoer van Interbeton bedraagt ca. 160.000 ton per jaar, goed voor ca. 160 schepen per jaar. De afvoer van afgewerkte producten gebeurt momenteel via de Boomsestraat. Het verkeer in noordelijke richting rijdt regelmatig door de kern van Niel. Historische context: De steenfabriek van Niel is reeds sinds het einde van de 19de eeuw in gebruik. Aanvankelijk was de fabriek gekoppeld aan een ontginning, maar sinds de jaren zestig worden de grondstoffen aangevoerd Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
8
(groeves van Schelle en Terhagen en sinds enkele jaren aangevuld met klei uit Henegouwen, Westerwald en Brunssum). De oude kleiputten op de site worden door een lokale vissersclub gebruikt en onderhouden. Dankzij de evolutie tot gespecialiseerde steenbakkerij in de jaren ’90 is de steenfabriek van Niel één van de laatst overgebleven steenbakkerijen in de regio Boom. In 2002 werd de fabriek overgenomen door de Oostenrijkse en wereldwijde actieve baksteenproducent Wienerberger, die zich wil toeleggen op een modernisering en een optimalisering van de fabriek. Uitbreidingen aan de fabriek gebeurden steeds met de nodige stedenbouwkundige vergunningen. In 1999 werd de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de bouw van een tweede blauwe oven tot in beroep bij de minister geweigerd. De betonfabriek is reeds sinds de jaren ‘60 gevestigd op de huidige locatie in Niel. Op het bedrijventerrein van de betonfabriek zijn drie bedrijven actief. De NV Betonfabriek Fr. Coeck staat samen met de NV Covari in voor de effectieve exploitatie van de betonfabriek en de distributie van de vervaardigde bouwmaterialen. Het produceren van de verschillende betonnen bouwstofmaterialen gebeurd door de NV Covari, terwijl Coeck instaat voor het in- en uitvoeren van de verschillende bouwmaterialen. Het bedrijventerrein zelf is voor het overgrote gedeelte in eigendom van de NV Ico een holding- en patrimoniumvennootschap die instaat voor het beheer van de roerende en onroerende goederen, alsook voor de aan- en verkoop van de aandelen. Dit bedrijf verhuurt zijn bedrijventerrein aan de twee andere vennootschappen. Ruimtegebruik, schaal en visuele impact: De bedrijfssite van de steenfabriek Wienerberger kenmerkt zich door een grote fabriekshal, enkele kleinere verspreide constructies, waaronder een kantoor en grootschalige verhardingen waarop opslag gebeurt. Het bedrijf is gelegen in een kom (voormalig ontginningsgebied). Door de ligging van het bedrijf in deze kom, de aanwezige begroeiing op de aanpalende percelen en het gegeven dat er enkel laagbouw op de site aanwezig is, blijft de visuele impact van het bedrijf op de omgeving beperkt. Op de site van de betonfabriek Coeck bevinden zich momenteel drie persinstallaties voor de productie van betonklinkers alsook een tegelpers. Deze persen bevinden zich elk in een eigen gesloten loods om de geluids- en trilhinder te beperken. Daarnaast zijn op het terrein ook een overdekte opslagplaats, een werkplaats voor onderhoud van machines, een loods voor de opzakinstallatie en een kantoorgebouw aanwezig. Het overgrote deel van het terrein is verhard. Ter hoogte van de kades is een zone afgebakend voor de opslag van bulkgoederen die via de Rupel per schip worden geleverd. Ruimtelijke vraag van het bedrijf: Wienerberger Door evoluties in het productieproces (o.a. bepaald door strengere milieu- en kwaliteitsnormen) en het productiegamma (bepaald door de vraag) heeft het bedrijf op korte termijn behoefte aan een relatief beperkte ruimtelijke uitbreiding om haar concurrentiepositie op de markt te kunnen behouden. Een deel van de ruimtebehoefte komt voort uit de noodzaak aan opslagruimte voor toevoegstoffen waarmee de opgelegde luchtemissienormen gehaald kunnen worden. Daarnaast dwingt de markt ertoe een deel van de productie te verschuiven naar straatklinkers, waartoe hoogwaardige klei- (en zand-)soorten moeten worden aangevoerd waarvoor ook opslagruimte voorzien moet worden op het fabrieksterrein. Andere werken ter optimalisatie van de fabriek kunnen binnen de bestaande gebouwen gerealiseerd worden. Tevens wenst het bedrijf de bestaande ontsluitingsweg doorheen het plassengebied te vervangen door een nieuwe ontsluitingsweg, die het mogelijk zou maken om het terrein optimaler te organiseren. Op deze manier zou er immers geen verkeer meer over het opslagterrein komen. Langs deze nieuwe ontsluitingsweg kan ook het bedrijf Coeck naar de Landbouwstraat ontsloten worden zonder doorheen de dorpskern te hoeven rijden. De verbinding met het bedrijfsterrein van de firma Coeck, die voorzien wordt op lange termijn zou aan de steenfabriek tevens de mogelijkheid bieden om gemakkelijker gebruik te maken van de binnenvaart voor aanvoer van grondstoffen. Naast verbinding met het terrein van Coeck worden op de middellange termijn (5-10 jaar) nog een aantal bijkomende constructies voorzien, namelijk de uitbreiding van de drogerij en de stockageplaats voor afgewerkte producten en het bouwen van een kleihal en een waterrecyclingsinstallatie. Op de lange termijn (>10 jaar) wordt de bouw van een nieuwe tunneloven en uitbreiding van de tasplaats voorzien. Deze (uitbreiding in zuidelijke richting en een bijkomende verhoging van de productiecapaciteit) wordt echter in het planologische attest niet aanvaardbaar geacht.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
9
Coeck Het bedrijf streeft op de eerste plaats naar rechtszekerheid op korte termijn. Er wordt eveneens een nieuwe productiehal voorzien met persinstallatie. Deze nieuwe hal sluit aan bij de bestaande hal met gelijkaardige pers en trommelinstallatie. Door het oprichten van deze productiehal, zal ook de stapelplaats geherconfigureerd dienen te worden. Het bestaande laadplein wordt ingericht als stapelplaats en het laadplein wordt ingericht achter de loods waar momenteel de handelsgoederen worden gestockeerd. Er wordt nog onderzocht door het bedrijf hoe de gestapelde materialen het meest efficiënt naar het laadplein worden gebracht. Rekening houdend met de huidige installaties en de gevraagde korte termijnuitbreidingen kan gesteld worden dat het bedrijf gemiddeld 220 vrachtwagens en een 100tal voertuigbewegingen genereert per dag. Op lange termijn wordt vooral gestreefd naar een optimalisatie van de verkeerssituatie, meer bepaald door de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg en het voorzien van een bijkomende opslagzone in open lucht. Momenteel wordt voor de afvoer van afgewerkte producten ontsloten via de Boomsestraat. Op lange termijn zou een nieuwe industrieweg worden aangelegd vanaf de Matenstraat (ook voor steenfabriek Wienerberger – zie hierboven). In een eerste fase wordt de ontsluitingsweg op het terrein van Wienerberger aangelegd. In een tweede fase zou dan ook het verkeer van het bedrijf Coeck via deze industrieweg over het terrein van Wienerberger kunnen worden ontsloten. Op deze manier zou de kaaifaciliteiten van het bedrijf Coeck ook gebruikt kunnen worden voor de steenfabriek. Op lange termijn wenst het bedrijf eveneens een bijkomende opslagplaats (plein en gebouw) voor handelsgoederen (producten die niet binnen het bedrijf zelf worden geproduceerd) te voorzien. Het bedrijf stelt dat dit noodzakelijk is voor de vele doe-het-zelfzaken (een belangrijk deel van hun klantenbestand), die het liefst slechts met een aantal leveranciers wensen te werken. Het handelsplatform werd echter niet aanvaardbaar geacht in het planologisch attest. Het bedrijf geeft in de aanvraag van planologisch attest aan dat verwacht wordt dat het aantal voertuigbewegingen (personenauto’s) op lange termijn niet zal wijzigen. Op lange termijn zal het aantal vrachtwagens dat per dag gegenereerd wordt licht stijgen tot 230.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
10
5 Voorafgaande planningsprocessen en studies 5.1
Studie ontsluitingsweg Niel
In opdracht van de POM Antwerpen maakte het studiebureau Soresma een studie ontsluitingsweg Niel (Coeck-Wienerberger) op, die klaarheid tracht te scheppen inzake de nood aan en het mogelijke tracé van deze nieuwe ontsluitingsweg. Op basis van de terreinkenmerken enerzijds en de standpunten van de toekomstige hoofdgebruikers anderzijds, werden een noordelijke, centrale en zuidelijke tracévariant uitgewerkt en op dermate wijze ingepast dat de ecologische impact zo min mogelijk beïnvloed wordt. Na afweging van de voor- en nadelen (kosten, impact op verkeersafwikkeling en verkeersleefbaarheid) werd geconcludeerd dat de centrale variant de voorkeur geniet met aan de oostzijde een afbuiging van de Landbouwstraat in het verlengde van de omleidingsweg en aan de westzijde een rotonde op de Boomsestraat.
noordelijke variant
centrale variant
zuidelijke variant
Figuur op basis van grondplan luchtfoto uit de studie omleidingsweg
5.2
Onderzoek noodzaak passende beoordeling
Artikel 36ter van het decreet Natuurbehoud bepaalt dat ieder plan dat -afzonderlijk of in combinatie met één of meerdere bestaande of voorgestelde activiteiten, plannen of programma’s- een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, dient onderworpen te worden aan een passende beoordeling. Het gaat om gebieden die door de Vlaamse Regering zijn voorgesteld of aangewezen zijn als Speciale Beschermingszone in toepassing van de Vogelrichtlijn (Richtlijn 79/409/EEG van 02.05.1979) en de Habitatrichtlijn (Richtlijn 92/43/EEG van 21.05.1992). Het plangebied ligt in de omgeving van een als speciale beschermingszone te beschouwen in de zin van de Habitatrichtlijn (SBZ-H BE2300006 ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’). Bij besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 werd SBZ-H BE2300006 ‘Schelde- en Durmeëstuarium van de Nederlandse grens tot Gent’ aan de Europese Commissie voorgesteld als speciale beschermingszone met mededeling van volgende gegevens: - omschrijving: Dit gebied valt voor een groot deel samen met het Vogelrichtlijngebied ‘Durme en middenloop van de Schelde’ en gedeeltelijk met Vogelrichtlijngebied ‘Schorren en polders van de Beneden-Schelde’, en omvat eveneens enkele bijkomende buiten- en binnendijkse gebieden (bv. Moer, Schouselbroek, Damvallei) en enkele kleinere gebieden (bv. Orchis). Het gebied sluit aan bij de het Nederlandse Westerscheldegebied (bv. Saeftinge). Zowel brak- als zoetwatergetijdengebieden werden aangeduid. - oppervlakte: 6 006 ha Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
11
voorgesteld voor volgende habitats, vissen en amfibieën, telkens met vermelding van hun Natura 2000-code, waarbij het teken « * » aangeeft dat het een prioritaire habitat of soort betreft in de zin van voormelde Richtlijn: habitats: - 1130 Estuaria - 1140 Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten - 1310 Eénjarige pioniervegetaties van slik- en zandgebieden met Salicornia-soorten en andere zoutminnende planten - 1320 Schorren met slijkgrasvegetaties (Spartinion) - 1330 Atlantische schorren (Glauco-Puccinellietalia maritimae) - 2310 Psammofiele heide met Calluna- en Genista-soorten - 2330 Open grasland met Corynephorus- en Agrostis-soorten op landduinen - 3150 Van nature eutrofe meren met vegetatie van het type Magnopotamium of Hydrocharition - 4030 Droge heide (alle subtypen) - 6410 Grasland met Molinia op kalkhoudende bodem en kleibodem (Eu-Molinion) - 6430 Voedselrijke ruigten - 6510 Laaggelegen, schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis) - 9160 Eikenbossen van het type Stellario-Carpinetum - 91E0* Alluviale bossen met Alnion glutinosa en Fraxinus excelsior (Alno-Padion, Alnion incanae, Salicion albae); vissen: - 1149 Cobitis taenia (Kleine modderkruiper) - 1099 Lampetra fluviatilis (Rivierprik) amfibieën: - 1166 Triturus cristatus (Kamsalamander) Het ruimtelijk uitvoeringsplan is er op gericht bestaande bedrijventerreinen ten noorden en ten zuiden van de Boomsestraat in te richten als specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter met overgangsbepalingen voor de bestaande bedrijven. Er wordt eveneens een zone voor lijninfrastructuur voorzien die een vernieuwde ontsluiting van deze terreinen mogelijk maakt. Het als speciale beschermingszone te beschouwen gebied grenst aan het plangebied van het uitvoeringsplan. Redelijkerwijze kan aangenomen worden dat het behoud en beperkte wijziging van het terrein geen betekenisvolle aantasting kan veroorzaken van de habitats ervan (i.c. verschillende types heide, graslanden, veengronden en alluviale bossen): - Het natuurlijk verspreidingsgebied van de habitats en de oppervlakte van deze habitats binnen de SBZ’s blijft stabiel en verminderd niet door de inrichting van het bedrijventerrein en ontsluitingsweg. Er vindt geen fysieke aantasting van de habitats plaats, zodat de staat van instandhouding van de habitats al gunstig kan beschouwd worden. - Het bebouwen en inrichten van het terrein veroorzaakt in principe geen significante verstoring die de staat van instandhouding zou kunnen beïnvloeden. De toegelaten bedrijfsactiviteiten die mogelijkerwijze wel een verstoring zouden kunnen veroorzaken, zijn in principe onderworpen aan een milieuvergunningsplicht en milieueffectenrapportage waarbij mogelijke hinderlijke effecten (licht, lucht, geluid...) ten aanzien van de vermelde soorten en habitats op niveau van de vergunningsaanvraag verder onderzocht en geëvalueerd moeten worden. Enkel die bedrijfsactiviteiten waarbij uit de milieueffectenbeoordeling blijkt dat ze geen betekenisvolle aantasting van de bedoelde soorten en habitats veroorzaken kunnen derhalve toegelaten worden. Concluderend kan gesteld worden het ruimtelijk uitvoeringsplan geen plan is dat een betekenisvolle aantasting van de natuurlijke kenmerken van een als speciale beschermingszone te beschouwen gebied kan veroorzaken, en conform artikel 36ter van het decreet Natuurbehoud, geen passende beoordeling vereist is. -
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
12
5.3 5.3.1
Screening van de milieueffecten Onderzoek tot milieueffectenrapportage
Artikel 4, §2 van het besluit van 12 oktober 2007 van de Vlaamse Regering betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s beschrijft de inhoud van een onderzoek tot milieueffectenrapportage. Deze bevat: • een beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan of programma, en in voorkomend geval van de redelijke alternatieven voor dat plan of voor onderdelen ervan; • in voorkomend geval een beoordeling of het voorgenomen plan of programma grens- of gewestgrensoverschrijdende aanzienlijke milieueffecten kan hebben; • een beschrijving en inschatting van de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van het voorgenomen plan of programma, in voorkomend geval op de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap, de mobiliteit, en de samenhang tussen de genoemde factoren; • in voorkomend geval alle relevante gegevens, met inbegrip van de redenen waarom de initiatiefnemer meent geen plan-MER te moeten opmaken overeenkomstig artikel 4.2.6, §1, 5° van het decreet. Reden waarom er geen plan-MER dient worden opgemaakt Dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan is niet ‘van rechtswege plan-MER-plichtig’ vermits er geen passende beoordeling vereist is en omdat het uitvoeringsplan niet het kader vormt voor de toekenning van een vergunning voor een bijlage I of II project. Beschrijving van het voorgenomen plan en mogelijke alternatieven De doelstelling van het plan is de bestendiging op korte termijn van de huidige bedrijfsactiviteiten en het vastleggen van de nodige randvoorwaarden voor het behoud van de gebieden als bedrijventerrein op lange termijn. Deze doelstelling valt uiteen in volgende onderdelen: - het gebied (Coeck en Interbeton) dat momenteel bestemd is als gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO, waar de mogelijkheden voor de ontwikkeling op lange termijn moet gekoppeld zijn aan het bereikbaarheidsprofiel van de locatie; - het gebied met nabestemming natuur, waar het bestaand bedrijf kan op blijven verderwerken, en waar moet worden nagegaan onder welke voorwaarden bedrijfsactiviteiten kunnen behouden blijven op lange termijn; - een nieuwe wegontsluiting naar de landbouwstraat; - de gebieden waarvan het best is om de bestemming als natuurgebied te bevestigen of te verfijnen. De ruimtelijk uitvoeringsplan zal zich beperken tot de percelen waar een bestemmingswijziging wenselijk is om hoger vermelde doelstelling te realiseren, of die omwille van de duidelijkheid en rechtszekerheid best mee worden opgenomen in het plan. Tegelijk zullen enkel die maatregelen worden opgelegd die tot het beleidsveld van de ruimtelijke ordening horen. Vermits het uitvoeringsplan voornamelijk een bestendiging en beperkte uitbreiding van bestaande bedrijven betreft, geeft dit aspect van het plan weinig ruimte voor alternatieven. Voor wat betreft de nieuwe ontsluitingsweg wordt kort ingegaan op 4 mogelijke alternatieven: - een tracé dat het bestaande bedrijfsterrein van Wienerberger begrenst en via de zone van de vroegere transportband naar de Landbouwstraat loopt en dat grotendeels overeenkomt met het tracé zoals aangegeven in de aanvraag tot planologisch attest voor de bedrijven Wienerberger en Coeck; - een tracé dat gebundeld loopt met de Landbouwstraat bovenaan het talud; - een tracé dat parallel loopt met de Landbouwstraat onderaan het talud; - een tracé ten zuiden van het bedrijfsterrein van Wienerberger. Een bundeling van de nieuwe omleidingsweg met de Landbouwstraat bovenaan het talud is om volgende redenen niet haalbaar: Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
13
inzake verkeersleefbaarheid (geluid en trillingen) biedt deze variant geen oplossing aan de bestaande verkeersleefbaarheidsproblemen in de Landbouwstraat, terwijl dit de initiële doelstelling van de nieuwe weg is; - de huidige kruin van het talud is over minstens twee derde van de lengte te smal om de nieuwe omleidingsweg te realiseren; een grove inschatting leert dat dit een bijkomend grondverzet van minimum 30.000 m³ zou impliceren. Een meer zuidelijke ligging zou een insnijding vormen in het bestaande VEN-gebied en wordt om deze reden niet verder bekeken. Een tracé parallel aan de Landbouwstraat (tracé 1) en gelegen onderaan het talud zou een alternatief kunnen zijn voor het tracé uit het planologisch attest (tracé 2). In wat volgt wordt kort een vergelijking gemaakt tussen de twee tracés zodat de uitgebreidere beschrijving en inschatting van mogelijke milieueffecten kan toegespitst worden op een voorkeurtracé. -
Tracé 1
Tracé 2
De zoekzone voor het tracé van de omleidingsweg werd geïnventariseerd op 2 mei 2007 waarbij in de eerste plaats een ecotopenkartering (controle en aanvulling BWK), floristische en faunistische inventarisatie werden uitgevoerd. De faunistische inventarisatie omvatte amfibieënonderzoek door middel van gerichte waarnemingen met behulp van een schepnet en toevallige waarnemingen van zoogdieren, vogels en insecten. Ecotopenkartering (volgens BWK) De invulling van tracé 1 zal een sterke impact hebben op een aantal potentieel zeer interessante vegetatietypes zoals Dotterbloemgrasland (Hc) en Rietland (Mr). Hier tegenover staat dat een beperkter deel van eutroof wilgenstruweel (Sf) en opslag van allerlei aard (Sz) zal ingenomen worden. Deze zone heeft het laagste terreinprofiel en de grondwater(kwel)invloed is hier het meest merkbaar met een aantal freatofyten. Voor het inrichten van deze tracévariant is bijgevolg een grotere ophoging vereist in de meest grondwaterbeïnvloede zone van het gebied. Omgekeerd kan de inrichting van tracé 2 mogelijkheden creëren voor het plaatselijk verhogen van de abiotische kwelinvloed in de noordelijke zone tussen landbouwstraat en het wegtracé. De afwatering van de zuidelijke zone kan immers grotendeels losgekoppeld worden van de afwatering van de noordelijke zone. Een hoge(re) grondwatertafel biedt mogelijkheden voor de ontwikkeling van dottergrasland (Hc), grote zeggenvegetaties (Mc), eutroof wilgenstruweel (Sz) en op langere termijn verdere ontwikkeling naar Elzenbroekbos (Vn). Tracé 2 komt voor een deel te liggen op een voormalige stortplaats van puinresten en inerte materialen (Ku). Het overige deel wordt zo aansluitend mogelijk gesitueerd langs de bedrijfssite en de recreatieve hengelsportzone met parking. Flora In de zoekzone van de tracévariant 1 komt een zeer grote populatie (duizenden exemplaren) van Bosorchis voor ten oosten van de in 1951 gedempte visvijver (huidige rietland). Deze tracévariant zou in Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
14
belangrijke mate overlappen met deze populatie. Volgens de Atlas van de Flora van Vlaanderen en het Brussels Gewest (Van Landuyt et al., 2006) is deze soort voor Vlaanderen zeldzaam. Alle soorten wilde orchideeën en hun groeiplaatsen zijn in België wettelijk beschermd. De soortenrijke graslanden met elementen van Dotterbloemgraslanden (Hp+/Hc) zijn interessant met Rode waterereprijs, Lidrus, Echte Koekoeksbloem, Watermunt, Waterkers, Pinksterbloem, Gestreepte Witbol, Zomprus, Kruipende boterbloem, Heelblaadjes, Scherpe boterbloem en Grote vossenstaart. Fauna De dichte struwelen in de zoekzone zijn vooral voor een aantal kleine zangvogelsoorten interessant, met terreinwaarnemingen van o.a. Fitis, Zwartkop, Nachtegaal, Tjif-tjaf, Winterkoning, Merel en Zomertortel. De exacte impact van de tracévarianten op de lokale broedvogelpopulatie kan moeilijk ingeschat worden omdat er geen exacte gegevens over het aantal en de locatie van de broedvogels beschikbaar zijn. Voor vogels met een specifieke voorkeur voor (oud) rietland kan een directe negatieve impact verwacht worden door de realisatie van de tracévariant 1. De impact van de tracévariant 1 op libellensoorten zal vermoedelijk negatief zijn, daar een aantal vegetatierijke vochtige zones in de noordelijke randzone zullen gedempt worden bij aanleg van de weg. De specifieke impact op de drie Rode lijstsoorten: (Bruine Korenbout, status: met uitsterven bedreigd; Variabele Waterjuffer, status: bedreigd; Grote Roodoogjuffer, status: kwetsbaar) kan moeilijk worden ingeschat omdat de effectieve voortplantingsgebieden in de zoekzone niet bekend zijn. Het amfibieënonderzoek heeft enkel in de meest noordelijk gelegen randzone waarnemingen van amfibieën opgeleverd en voortplantingsplaatsen. De grachten, plassen vochtige graslanden en poeltjes langs de Landbouwstraat leverden waarnemingen op van Kleine watersalamander, juveniele Bruine kikker en verschillende juveniele Middelste Groene Kikkers wat wijst op voortplanting van deze soorten in het gebied. De realisatie van de tracévariant 1 zal een negatieve impact hebben op de lokale amfibieënpopulaties doordat de meest geschikte voorplantingsplaatsen (de laagste zones, vegetatierijk en visvrije plekken) zullen gedempt worden. De ruigere vegetatie van de taludzone fungeert als een geschikt overwinteringsgebied voor deze soorten. Bij insluiting tussen de Landbouwstraat en het nieuw te realiseren tracé verliest deze zone haar waarde als overwinteringsgebied voor amfibieën omdat ze geïsoleerd komt te staan van potentiële voortplantingszones. Te verwachten effecten Direct ecotoopverlies Het geraamde ecotoopverlies zal bij de tracévariant 1 ongeveer 2.200m² groter zijn dan het tracé 2 omdat er een grotere aslengte wordt beschreven. Belangrijker dan de relatieve oppervlakte is de vergelijking van de biologische waarde van de aangesneden ecotooptypes tussen beide tracévarianten. Bijkomend ecotoopverlies (tracé 1 in vergelijking met tracé 2): - Soortenrijke vochtige graslanden met bomenrijen: 2.589 m² extra verlies (wz) - Rietland / verruigd rietland: 2.650 m² extra verlies (z) - Verruigde graslanden met bomenrijen: 955 m² extra verlies (mw) - Tuinen van residentiële bewoning: 466 m² extra verlies (mw) - Struweelopslag van allerlei aard: 695 m² extra verlies (mw-w)7 Vermindering of status quo: ecotoopverlies (tracé 1 in vergelijking met tracé 2) - Mesotroof wilgenstruweel: 3.177 m² minder verlies (w – wz) - Vijvers (Ae) en grachten: 700 m² minder verlies (w)8 - Stortplaats of opgehoogde terreinen, al dan niet begroeid met bomen: 1.259 m² minder verlies (mw) - Industriële site: status quo (m) De negatieve effecten worden vooral verwacht in de soortenrijke en biologisch waardevolle tot zeer waardevolle ecotopen zoals soortenrijke (dotter)graslanden en rietlanden. De schijnbare winst bij aquatische ecotopen is relatief aangezien het om structuurarme, vegetatieloze plassen en grachten gaat die voor amfibieën of libellen van weinig waarde zijn als voortplantingsgebied. In de tracévariant 1 wordt de grootste ‘winst’ geboekt in het verminderen van het verlies aan mesotroof wilgenstruweel. Hier dient echter opgemerkt dat net in de struweelzone die door de tracéaanleg langs de landbouwstraat zal
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
15
geaffecteerd worden een groeiplaats van duizenden Bosorchissen voorkomt. Daarom kunnen we stellen dat het aansnijden van de zuidelijke randzone die aansluit bij de bedrijfssite, de voormalige stortplaats en de visvijver (tracé 2) ecologisch gezien de beste optie is omdat hierdoor een zo groot mogelijk aaneensluitend gebied behouden blijft en ecologisch meer waardevolle zones van soortenrijke (dotter)graslanden, een grote populaties bosorchissen en rietland gespaard blijven. Rustverstoring De aanleg van de weg zal gepaard gaan met rustverstoring en habitatverlies voor verschillende soorten vnl. vogels en zoogdieren, het doorsnijden van een aaneengesloten gebied verhoogt immers de randwerking en vermindert de bufferende werking. Anderzijds dient gesteld dat zelfs centraal in de zoekzone de geluidsimpact van het verkeer in de Landbouwstraat en de Boomsestraat, de geluiden van de fabriekssite (inclusief de huidige vrachtwagentrafiek) goed waarneembaar zijn. Er is m.a.w. reeds een zekere geluidsimpact in het gebied aanwezig, desondanks zal de vrachtwagentrafiek zeker voor een bufferzone langs deze nieuwe ontsluitingsweg een negatief effect veroorzaken voornamelijk voor vogels en zoogdieren. Er wordt geen significant verschillende impact verwacht inzake rusten geluidsverstoring binnen de zoekzone tussen beide tracévarianten. Ecologische barrièrevorming Bij ingebruikname van de ontsluitingsweg zal gezien de intensiteit van het vrachtvervoer zeker een randzone van min. 75 meter langs weerszijden van de weg minder interessant worden als broed- en leefgebied voor kleine zangvogels en zoogdieren. Desondanks de lagere snelheden van het vrachtvervoer riskeren overstekende dieren – met als belangrijkste de aanwezige Damherten - overreden te worden. Deze effecten spelen enkel overdag. Inzake ecologische barrièrewerking zal de tracévariant 1 mogelijks minder negatief zijn t.a.v. zoogdieren en vogels door de meer excentrische ligging van het tracé. Voor amfibieën is deze tracévariant echter meer barrièrevormend aangezien zones met voortplantingsbiotopen vernietigd worden en de overwinteringshabitats langs de talud afgesneden worden van potentiële voortplantings- en overzomeringsgebieden. Bij het tracé 2 spelen deze effecten waarschijnlijk minder omdat er geen interessante voortplantingsbiotopen in de directe omgeving van het tracé zijn vastgesteld. In het geval van paddentrek (of amfibieëntrek in het algemeen) over het tracé kan dit een zeer significant negatief effect hebben. Dit kan op basis van de huidige gegevens niet beoordeeld worden. Vernatting/verdroging De aanleg van de tracévariant 1 situeert zich in de laagst gelegen zone van de noordelijke zoekzone met o.m. vochtige hooilanden, grachten en rietland. Deze zones zullen bij aanleg van het tracé gedempt moeten worden. Deze droogzuigwerken kunnen binnen een straal van 50 tot 100 meter van werkstrook een verdrogend effect sorteren op grondwaterafhankelijke vegetatietypes. In deze laaggelegen zones zal het negatief effect op de grondwaterafhankelijke vegetatietypes matig tot sterk negatief zijn afhankelijk van de tijdsduur van de droogzuigwerken, de periode waarin dit wordt uitgevoerd en de diepte van de grondwaterstandsverlaging. Bij de aanleg van de tracévariant 1 worden minder vijvers en grachten gedempt maar deze zijn ecologisch gezien minder waardevol dan de zones die geaffecteerd worden door de tracéaanleg. Besluit i.f.v. tracékeuze Op basis van de beschikbare gegevens kan gesteld worden dat uit de vergelijking tussen het tracé 2 en tracé 1 dat tracé 2 ecologisch gezien het minst negatieve effecten zal veroorzaken. Desondanks zijn matige tot sterk negatieve effecten door ecotoopverlies, barrièrewerking en verdroging niet uit te sluiten afhankelijk van de mate waarin al dan niet remediërende maatregelen genomen worden. Rustverstoring speelt in mindere mate een effect omdat de bestaande geluidsimpact in de zoekzone reeds aanzienlijk is. In de beschrijving en inschatting van mogelijke milieueffecten zal dus enkel worden ingegaan op tracé 2. Grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten Gezien de ruime afstanden van het plangebied tot de lands- of gewestgrens worden geen grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten verwacht. Beschrijving en inschatting van mogelijke milieueffecten Vermits de bedrijven Coeck en Interbeton bestaande bedrijven zijn, die voor het grootste deel zone-eigen zijn, en het gebied bestemd blijft voor bedrijvigheid, wijzigt het voorliggende plan niets aan de bestaande situatie en is er geen wijziging van milieueffecten te verwachten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
16
Hetzelfde kan gesteld worden met betrekking tot de herbestemming van het industriegebied met nabestemming natuurgebied naar een permanente industriebestemming. De verdere ontwikkeling van het gebied wordt afhankelijk gemaakt van de realisatie van de ontsluitingsweg. Indien deze weg niet gerealiseerd wordt, zal het gebied de bestemming natuurgebied krijgen, zoals ook voorzien in het huidige gewestplanvoorschrift. Enkel voor de herbestemming naar het gebied voor lijninfrastructuur in functie van de nieuwe omleidingsweg (tracé 2 zoals hierboven beschreven) wordt in wat volgt een beknopte beschrijving en inschatting van mogelijke milieueffecten (beschrijving bestaande toestand, onderzoeksvragen, inschatting effecten) gegeven voor verschillende disciplines. De gegevens voor deze inschatting van mogelijke milieueffecten werden deels gebaseerd op de studie ontsluitingsweg Niel die reeds in het voorgaande werd aangehaald. De aspecten die in deze onderzoeksvragen aan bod komen, zijn zeer ruim opgevat en werden verzameld uit bestaande richtlijnen voor de opmaak van een milieueffectenrapport.1 Gezien het plan zijn landschap, onroerend erfgoed en archeologie, stralingen, klimaat, energie en grondstoffen verder niet relevant. Bodem Beschrijving bestaande toestand De Rupelgemeenten bevinden zich op de cuesta gevormd door de zogenaamde Rupelklei. Deze wordt al sinds de Romeinse periode ontgonnen vanwege zijn goede kwaliteiten als basisgrondstof voor de baksteennijverheid. Het oorspronkelijke reliëf is op vele plaatsen gewijzigd door het afgraven van klei en later opnieuw opvullen van de vele putten met allerlei soorten materialen. Sommige kleiputten zijn daarbij aangevuld met zowel industrieel als huishoudelijk afval. Een deel van de verlaten kleiputten is opgespoten met het oog op nieuwe bedrijvigheden of woningbouw. Andere putten doen dienst als visvijver of hebben zich spontaan ontwikkeld als waardevolle natuurlijke gehelen zoals de Walenhoek. Analyse van oude luchtfoto’s resulteert in twee belangrijke aandachtspunten, zijnde enerzijds een put die omstreeks 1951 gedempt is en hier een risico vormt m.b.t. stabiliteit van de bodem en anderzijds een voormalige transportbaan waar omwille van de verdichting net een hogere stabiliteit te verwachten is.
Het tracé van de nieuwe ontsluitingsweg loopt dus doorheen een voormalige kleiput. Het bodempeil van deze put ligt tot ca. 7 meter lager dan het peil van de Boomsestraat en de Landbouwstraat, wat gelet op de hellingsgraden die voor vrachtverkeer toelaatbaar zijn, geen evidentie is om te overbruggen. Ook in de put zelf zijn verschillende accidentele reliëfverschillen tot 5 meter aanwezig.
Richtlijnenboek voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten – deel 2 algemene methodologische aspecten, 1997, www.mervlaanderen.be
1
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
17
Onderzoeksvragen Leiden de doelstellingen tot een wijziging in topografie, geomorfologie, bodemprofiel, bodemtextuur en –structuur, chemische en minerale samenstelling en biologische kenmerken? Leiden de doelstellingen tot wijzigingen in de geologische structuur en lithologische samenstelling? Zijn er wijzigingen in het historisch bodemgebruik? Milieubeoordeling 1.
Bodemgebruik
Tijdens de aanlegfase van het project zal het bodemgebruik ter plaatse van de omleidingsweg wijzigen. De huidige bosbodem wordt voor een groot deel verhard, waarbij de bodem nog louter een dragende functie krijgt toebedeeld. Aangezien dit bos gelegen is in natuurgebied is in principe de natuurfunctie primordiaal. Het toekomstige bodemgebruik (verharding) is permanent en niet grondgebonden. Het effect van de wijziging van het bodemgebruik wordt voor het natuurgebied als licht negatief beschouwd. 2. Bodemkwaliteit Negatieve effecten kunnen eveneens optreden bij calamiteiten tijdens de aanlegfase en exploitatiefase. Als calamiteit wordt hier vooral gedacht aan olielekken bij machines of morsen. Het effect dat calamiteiten heeft op de bodemkwaliteit is afhankelijk van de aard en de duur en is meestal van zeer locale aard. Tijdens de exploitatiefase zal het effect minder ernstig zijn omdat de verontreinigende stoffen bij een verharding niet zo gemakkelijk in de grond zullen dringen. Om calamiteiten te vermijden is werken volgens de codes van goede praktijk noodzakelijk. Milderende maatregelen Calamiteiten (lekken, morsen van olie) dienen zowel in de inrichtingsfase als tijdens de exploitatiefase vermeden te worden. Dit kan alleen gebeuren door correct en efficiënt te werken, zodat de kans op calamiteiten zeer klein is. Indien calamiteiten optreden die een overschrijding van de bodemsaneringsnorm veroorzaken, dient een bodemsanering plaats te vinden volgens de bepalingen van het Vlarebo. Uit oriënterende bodemonderzoeken moet in de toekomst blijken of er al dan niet een verontreiniging van de bodem optreedt. Globaal kan gesteld worden dat de problematiek van bodemverstoring en –verontreiniging voldoende afgedekt is in de bestaande regelgeving.
Oppervlakte- en grondwater
2
Beschrijving bestaande toestand Kaart 1: Bestaande feitelijke toestand: luchtfoto met aanduidingen
De geplande omleidingsweg is niet gelegen in overstromingsgevoelig, grondwaterstromingsgevoelig of infiltratiegevoelig gebied volgens de watertoetskaarten (BVR 10.07.2006). Desalniettemin wordt, gezien de ligging in een kom (voormalig ontginningsgebied), een waterproblematiek vastgesteld. In het gebied wordt zowel door het bedrijf Wienerberger als door het agentschap voor Natuur en Bos water weggepompt. Het bedrijf Wienerberger pompt het water naar een hogergelegen (vis)vijver, vanwaar het gravitair via een de ingebuisde Kilbeek afloopt naar de Rupel. Het bedrijf recupereert eveneens een deel van het water voor hun productieactiviteit. Het agentschap voor Natuur en Bos pompt water dat onder meer afkomstig is
2
Zie ook paragraaf 4.5 Watertoets
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
18
van bestaande industrie en een nieuwe verkaveling in de omgeving weg naar een bestaande RWZI. Onderzoeksvragen Leiden de doelstellingen tot wijzigingen in de hydrografische kenmerken van oppervlakte- en grondwater, de hydrogeologische kenmerken van oppervlakte- en grondwater, de hoeveelheid en kwaliteit van neerslag-, afval- en leidingwater? Zijn er wijzigingen in de processen die de kringloop van het water sluiten? Milieubeoordeling Het realiseren van een omleidingsweg impliceert het doorkruisen van een gebied en verstoring van de waterhuishouding. Om dit op te vangen is hier in de uitwerking van het tracé als volgt rekening mee gehouden: - verhoogde aanleg met grachten aan weerszijden van de taluds - grachten aansluiten aan de aanwezige ontwateringsinrichtingen o dwarsduikers onder de weg verzorgen de waterafvoer vanuit het gebied tussen de Landbouwstraat en de weg naar de richting van de ‘vangput’ meer oostwaarts; het behoud van de bestaande toestand wordt hier nagestreefd; o het terrein van Coeck watert na buffering op eigen terreinen en via een debietcontrole af onder de Boomsestraat, naast De Ekker naar de zone ten westen van de nieuwe omleidingsweg; o het terrein begrensd door De Laetstraat, Boomsestraat, Legastraat en voetweg 27 watert af via een doorsteek onder de Boomsestraat ter hoogte van huis nr. 32; De bestaande koker is in slechte staat en zal bij de uitvoering van de omleidingsweg steeds in min of meerdere mate vervangen dienen te worden. Tevens zijn peilaanpassingen noodzakelijk van de oevers van de beek, hetzij in open bedding, hetzij deels via inbuizing van het deel tussen de fabriek van Wienerberger en Boomsestraat. Milderende maatregelen Mits voorgaande maatregelen worden genomen, zal het resterende effect op het oppervlakte- en het grondwater verwaarloosbaar zijn. Lucht Beschrijving bestaande toestand De interpretatie van de meetresultaten inzake fijn stof, ozon en de emissie ten gevolge van verkeersstromen (stikstofdioxide NO2) gebeurt op een - in vergelijking met de grootte van voorliggend plangebied – dermate hoog schaalniveau dat een beschrijving ervan weinig meerwaarde heeft voor een inschatting van de milieueffecten ten gevolge van de aanleg van de omleidingsweg. Onderzoeksvragen Leiden de doelstellingen tot wijzigingen in de kwaliteit van het omgevingslucht via emissies? Zijn er wijzigingen in kleinschalige en grootschalige transporten van polluenten in de lucht? Is er invloed van verontreiniging op de chemische samenstelling van de deposities (zowel droge als natte)? Milieubeoordeling De bijdrage van de aanleg van de omleidingsweg met betrekking tot secundaire effecten van luchtverontreiniging op fauna en flora en in het algemeen is verwaarloosbaar in vergelijking met de bestaande situatie en de totale impact van de A12. Milderende maatregelen /
Geluid en trillingen Beschrijving bestaande toestand Het verkeer dat de door de bestaande bedrijven gegenereerd wordt, zorgt voor geluidshinder in de straten. Volgende berekende waarden tijdens een (avond)piekuur worden weergegeven. Voor de evaluatie worden volgende klassen gehanteerd: - < 55 dB (A) = zeer goed - 56-60 = goed
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
19
-
61-65 = voldoende 66-70 = onvoldoende 71-75 = slecht > 75 = zeer slecht
Onderzoeksvragen Leiden de doelstellingen tot wijzigingen van het bestaand omgevingsgeluid (normale achtergrondgeluid en specifiek geluid van relevante bronnen)? Zijn er wijzigingen in specifiek geluid ten gevolge van onderdelen in het plan? Milieubeoordeling Een ontlasting van het verkeer in de omliggende wegen verbetert de verkeersleefbaarheid voor de bewoners van de Landbouwstraat en een gedeelte van de Boomsestraat, en met name door een afname van de hinder t.g.v. het geluid en trillingen afkomstig van vrachtwagens. Met een daling van ca. 14 dB(A) is deze verbetering het sterkst in de Landbouwstraat. In de Boomsestraat bedraagt de afname ca. 3 dB(A). Milderende maatregelen / Fauna en flora
3
Beschrijving bestaande toestand
Kaart 3: Bestaande juridische toestand: andere plannen Kaart 4: Biologische waarderingskaart
De geplande omleidingsweg is niet gesitueerd in een speciale beschermingszone. De weg maakt ook geen deel uit van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). De geplande omleidingsweg is wel gesitueerd in een biologisch waardevol gebied. Het gebied werd op 2 mei 2007 geïnventariseerd waarbij in de eerste plaats een ecotopenkartering, floristische en faunistische inventarisatie werden uitgevoerd. De faunistische inventarisatie omvatte amfibieënonderzoek door middel van gerichte waarnemingen met behulp van een schepnet en toevallige waarnemingen van zoogdieren, vogels en insecten. Ecotopenkartering De ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied als kleiwinningsput voor baksteenproductie is sterk bepalend voor de huidige ecologische waarden. Het afgraven van substraat creëert immers een blanco substraat zonder zaakbank waar de ontwikkeling van pioniersvegetaties als een tussenstap naar climaxvegetaties –in de meeste gevallen bos– verloopt. De ontwikkelingstermijn van ‘gerijpte’ elzenbroekbostypes met een hoge structuur- en biodiversiteit kan gemakkelijk 150 jaar in beslag nemen, de meeste bosecotopen zijn nog duidelijk te karakteriseren als pioniersstruweel met een hoog aandeel aan pioniersoorten als wilgen en perk, een beperkte structuur- en foristische diversiteit. Het grootste deel van het gebied werd volgens de ecotopentypering van de biologische waarderingskaar
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
20
(BWK) als eutroof wilgenstruweel – al dan niet periodiek overstrooms, nitrofiel Elzenbroekbos en opslag van allerlei aard gekarteerd. In de randzone van het gebied, tegen de landbouwstraat aan komen ook nog soortenrijke graslanden voor met duidelijke potenties voor de ontwikkeling van Dotterbloemhooilanden en gedeeltelijk verruigd rietland. Verder kenmerkend zijn de talrijke vijvers die ontstaan zijn ten gevolge van kleiwinning en waarvan een aantal nu een recreatief gebruik kennen voor hengelsportrecreatie. Tegen de bedrijfssite komt ook een oude stortplaats voor met veel puinresten. Een tweede belangrijke abiotische factor –naast bodem– voor ontwikkeling van hogervermelde ecotooptypes is een hoge grondwaterstand en/of grondwaterkwel gedurende een belangrijk deel van het jaar. De hogervermelde ecotopen zijn waardevol tot zeer waardevol zijn volgens de BWK-typering. Flora In het gebied werd een zeer grote populatie van Bosorchis aangetroffen in de zone van de 1951 gedempte visvijver (zie ook bodem). Deze soort is volgens de atlas van de Flora van Vlaanderen en het Brussels Gewest zeer zeldzaam voor Vlaanderen. De vegetatie in de vochtige wilgenstruwelen wordt vooral gedomineerd door diverse wilgen waaronder Boswilg, Grauwe wilg, Geoorde wilg, etc. verder ook Voszegge, Pitrus, Riet, Bramen, Heermoes, Grote Kattenstaart, Elzenzegge, Wolfpoot, Grote wederik, Smeerwortel, Koninginnekruid, Hop, Brede stekelvaren, Ruwe berk, Bosveldkers en Bitterzoet. De iets drogere wilgenstruwelen in de zone van de gedempte visvijver hebben een zeer beperkte kruidlaag met de op de open halfbeschaduwde groeiplaatsen zijn voorkomen van de Bosorchis. De drogere randzones tegen het talud aan zijn sterk verruigd en gedomineerd door soorten als Braam, Schietwilg, Kleefkruid, Japanse Duizendknoop en Grote brandnetel. Bij de boomsoorten komen ook Zoete kers, Gewone esdoorn, Eénstijlige meidoorn, Sneeuwbes, Rode Bes (zeldzaam), Ruwe berk en Witte abeel voor. Aanvullende soorten voor de kruidlaag zijn Zevenblad, Heermoes, Brede Stekelvarken, Gewone berenklauw en Robertskruid. De overloopvijvers van de visvijvers zijn erg slibrijk met beperkte zichtdiepte en door de sterke beschaduwing ontbreekt enige waterplantenvegetatie. Als oeverplanten wordt zeer beperkt Grote Lisdodde, Riet, Hangende Zegge, Pitrus en Elzenzegge aangetroffen. In het rietland tegen de Landbouwstraat komen naast riet ook Wolfspoot, Grote kattenstaart, Scherpe zegge, Bitterzoet en Kleine Watereppe voor. De soortenrijke graslanden met elementen van Dotterbloemgraslanden zijn interessant met Rode watereprijs, Lidrus, Echte Koekoeksbloem, Watermunt, Waterkers, Pinksterbloem, Gestreepte Witbol, Zomprus, Kruipende boterbloem, Heelblaadjes, Scherpe boterbloem en Grote vossenstaart. Fauna Er werden in het gebied waar de omleidingsweg komt sporen aangetroffen van evenhoevigen, de aanwezigheid van sinds 2006 (uitgezette) Damherten werd bevestigd door Natuurpunt. Verder werd enkel Konijn vastgesteld. De dense struwelen in het gebied zijn vooral voor een aantal kleine zangvogelsoorten interessant, met terreinwaarnemingen (auditief) van Fitis, Zwartkop, Nachtegaal, Tjif-tjaf, Winterkoning, Merel en Zomertortel. Uit de broedvogelinventarisatiegegevens van Natuurpunt (periode 2003-2006) komen verder volgende soorten voor in het natuurgebied van de Walenhoek: Fuut, Krakeend, Wilde Eend, Meerkoet, Kuifeend, Sperwer, Ijsvogel, Groene Specht, Grote Bonte Specht, Roodborst, Blauwborst, Zanglijster, Grote lijster, Kleine karakiet, Tuinfluiter, Grasmus, Staartmees, Koolmees, Pimpelmees, Boomkruiper. Het gebied van de Walenhoek is zeer interessant voor libellen met drie Rode lijstsoorten: een grote populatie Bruine Korenbout (status: met uitsterven bedreigd), de Variabele Waterjuffer (status: bedreigd) en de Grote Roodoogjuffer (status: kwetsbaar). Aanvullende waarnemingen tijdens de terreininventarisatie omvatten Gewone Oeverlibel en Vuurjuffer. Natuurpunt vermeldt Levendbarende Hagedis evenals drie soorten watersalamanders voor het ruimere projectgebied. Levendbarende Hagedis kon niet worden vastgesteld tijdens de beperkte terreininventarisatie op 2 mei 2007. De gerichte inventarisatie van grachten, plassen en poeltjes in het gebied leverde enkel in de meest noordelijke gelegen randzone (tegen de landbouwstraat) waarnemingen op van amfibieën. In een grachtje van het soortenrijk grasland troffen we Kleine Watersalamander aan, verder ook nog 1 juventiele Bruine kikker en verschillende juventiele Middelste Groene Kikkers wat wijst op voortplanting van deze soorten in het gebied. Tot de twee andere soorten watersalamanders die door Natuurpunt worden vermeld zal waarschijnlijk Alpenwatersalamander als vrij algemene soort behoren. Het voorkomen van Kamsalamander of Vinpootsalamander kon niet worden bevestigd door Natuurpunt, noch door gegeven uit de Hyla-databank. De vijvers en grachten die in verbinding staan met de hengelsportvijvers zijn ongeschikt voor amfibieën als voortplantingsgebied door de aanwezigheid van vissen, de sterke mate van beschaduwing en door de totale afwezigheid van macrofyten. Er konden geen amfibieën worden vastgesteld, enkel de aanwezigheid van vis, libellenlarven en zoetwatermossels. Onderzoeksvragen
Leiden de doelstellingen tot een aantasting van of wijziging van specifieke flora en fauna? Wordt de biodiversiteit gewijzigd? Worden ecosystemen gewijzigd?
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
21
Milieubeoordeling
Direct ecotoopverlies De omleidingsweg heeft een totale vooropgestelde breedte van ca. 25 meter bestaande uit een geasfalteerde rijweg, optioneel een dubbelrichtingsfietspad en aan beide zijden een talud met afwateringsgracht. Het totale ecotoopverlies door inrichting van de werkstrook en aanleg van de rijweg wordt geraamd op min. 1,8 ha: Het ecotoopverlies zal een negatief effect hebben, het ecotoopverlies in de verruigde ruderale zones in de rand en van het opgehoogde terrein hebben de minste ecologische impact. Het verlies van mesotroof wilgenstruweel, vijvers en grachten heeft ecologisch gezien de meeste impact. Het aansnijden van de zuidelijke randzone die aansluit bij de bedrijfssite, de voormalige stortplaats en de visvijver is ecologisch gezien de beste optie omdat hierdoor een zo groot mogelijk aaneensluitend gebied behouden blijft en ecologisch meer waardevolle zones van soortenrijke (dotter)graslanden, een grote populatie bosorchissen en rietland gespaard blijven. Rustverstoring De aanleg van de weg zal gepaard gaan met rustverstoring en habitatverlies voor verschillende soorten, voornamelijk vogels en zoogdieren. Het doorsnijden van een aaneengesloten gebied verhoogt immers de randwerking en vermindert de bufferende werking. Anderzijds dient gesteld dat zelfs centraal in het gebied de geluidsimpact van het verkeer in de Landbouwstraat en de Boomsestraat, de geluiden van de fabriekssite (inclusief de huidige vrachtwagentrafiek) goed aanvaardbaar zijn. Er is met ander woorden reeds een zekere geluidsimpact in het gebied aanwezig, desondanks zal de vrachtwagentrafiek zeker voor een bufferzone langs deze nieuwe ontsluitingsweg een negatief effect veroorzaken voor vogels en zoogdieren. Ecologische barrièrevorming Bij ingebruikname van de ontsluitingsweg zal gezien de intensiteit van het vrachtverkeer zeker een randzone van min. 75 meter langs weerszijden van de weg minder interessant worden als broed- en leefgebied voor kleine zangvogels en zoogdieren. Desondanks de lagere snelheden van het vrachtverkeer riskeren overstekende dieren overreden te worden. Deze effecten spelen enkel overdag. Voor amfibieën zullen deze effecten waarschijnlijk minder spelen omdat er geen interessante voortplantingsbiotopen in de directe omgeving zijn vastgesteld. In het geval van paddentrek over het tracé kan dit een zeer significant negatief effect hebben. Dit kan op basis van de huidige gegevens niet beoordeeld worden. Vernatting/verdroging Bij de aanleg wordt een plaatselijke vijver doorsneden en zal de bestaande afwateringsgracht gedempt moeten worden. De aanleg zal eveneens gepaard gaan met een tijdelijke grondwaterstandsverlaging voor het uitvoeren van de nodige funderingswerken. Deze droogzuigwerken kunnen binnen een straal van 50 tot 100 meter van werkstrook een verdrogend effect sorteren op grondwaterafhankelijke vegetatietypes. Afhankelijk van de tijdsduur van de droogzuigwerken, de periode waarin dit wordt uigevoerd en de diepte van de grondwaterstandsverlaging, zal dit effect matig tot sterk negatief uitvallen. Algemeen kan gesteld worden dat een diepe en langdurige verlaging van het grondwater tijdens winter-voorjaarzomer een sterk negatief effect zal hebben. Een ondiepe lokale bemaling tijdens de nazomer-najaar zal het meest gunstig zijn. Milderende maatregelen
Mogelijk remediërende maatregelen voor de matige tot sterk negatieve effecten door ecotoonverlies, barrièrewerking en verdroging zijn: - Een natuurtechnische herinrichting van de aan te leggen taluds en afwateringsgracht met mogelijkheden voor natuurontwikkeling is te verkiezen boven een puur technische inrichting. - Ecotoopverlies: vermijdbare schade kan tegengegaan worden door: o de werkstrookbreedte zo minimaal mogelijk te maken; duidelijke afbakening van werkstroken en rijstroken; grondstockage op minder waardevolle zones eventueel buiten het gebied; aanvoer en afvoer van materiaal gebeurt bij voorkeur langs één of enkele welbepaalde, vastgelegde routes die bij voorkeur bestaande verharde wegen omvatten; o bij het droogpompen van vijvers en grachten de aanwezige organismes te vangen en te verplaatsen naar de dichtstbijzijnde gelijkwaardige biotopen; o de afgeschraapte teelaarde kan hergebruikt worden voor de heraanleg van de bermzones en taludafwerking, op die manier blijft de lokale zaadbank bewaard; het sparen van de omliggende vegetatie is belangrijk omdat deze een permanente zadenbron is (en geen eenmalige) voor de afgewerkte zones; verstoorde gronden of vervuilde grondlagen worden bij voorkeur afgevoerd; o (her)aanplantingen bij voorkeur met (bij voorkeur genetisch streek- of ecodistrictgebonden) streekeigen en standplaatsgeschikte soorten(materiaal), zodat geen ‘floravervalsing’ van de reeds aanwezige populaties wordt gecreëerd; o bodemverstoring zoveel mogelijk beperken; indien toch vergravingen worden uitgevoerd moeten de Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
22
bodemlagen/bodemprofiel in de oorspronkelijke volgorde terug hersteld of zo goed mogelijk benaderd worden; o de ingezette machines en materieel moeten een minimale bodemdruk veroorzaken door het gebruik van lagedrukbanden, brede rupsbanden en rijplaten; o om het verlies aan vochtige ecotopen te compenseren kunnen een aantal poelen voor amfibieën voorzien worden met volgende aandachtspunten bij inrichting: onregelmatige oeverlijn, zachthellende oevers, variatie in diepte-ondiepte, waterhoudend tot min. augustus, buffering van min. 5 meter kruidige tot ruigtezones, geen vis; - Rustverstoring: o algemene maatregel voor avifauna: uitvoeren werken buiten broedseizoen; o gebruiken van moderne geluidsarme machines bij voorkeur in zones met verstoringsgevoelige fauna; - Verdroging/vernatting: o werken in drogere periodes met lage grondwaterstand vermindert de kans op vegetatievernietiging en schade voor verdrogingsgevoelige vegetatietypes en beperkt de noodzaak tot bemaling; o het bemalingswater in de dichtstbijzijnde gracht lozen. o de meest optimale periode om grond af te graven voor de flora is de nazomer en winter, gekoppeld aan de laagste grondwaterstanden, ongewenste soorten zullen in die periode ook niet direct kiemen; o bij het droogpompen van vijvers en grachten de aanwezige organismen te vangen en te verplaatsen naar de dichtstbijzijnde gelijkwaardige biotopen. Ruimtelijk-functionele aspecten (mens) Beschrijving bestaande toestand De ontsluiting van de bestaande bedrijven is vandaag de dag een probleempunt. De huidige ontsluiting van de bedrijven gebeurt immers doorheen een aantal woonconcentraties (Niel-centrum, Hellegat, woonlint Matenstraat). Verkeersleefbaarheid vormt dus een belangrijk aandachtspunt. In de huidige toestand zorgt vooral geluidshinder in de omliggende straten (Landbouwstraat, Uitbreidingstraat, Boomsestraat, Antwerpsestraat, Matenstraat en J. Wauterslaan) voor problemen. De route via de Boomsestraat doorheen Hellegat krijgt het meeste van het door de bedrijven gegenereerd verkeer te verwerken.
Hoewel een aanvoer van grondstoffen in functie van de bedrijven Coeck en Interbeton voor het grootste deel via de Rupel gebeurt, zijn de drie bestaande bedrijven samen goed voor bijna 700 vrachtwagenbewegingen en een 600-tal personenwagens. Ongeveer 80% hiervan wordt door Coeck gegenereerd. Interbeton en Wienerberger zijn elk goed voor circa 10%. Gespreid over de dag worden verschillende piekmomenten vastgesteld. Deze pieken zijn geheel aan Coeck toe te schrijven. De drukste piek situeert zich ‘s morgens tussen 9u en 10u (17,5% van de dagintensiteit), gevolgd door het spitsuur tussen 16u en 17u.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
23
Onderzoeksvragen Zijn er veranderingen in interne processen en structuren van de functionele systemen (wonen/werken/recreëren, communicatie incl. mobiliteit)? Wordt de bereikbaarheid van deze functionele systemen gewijzigd? Wordt de kwaliteit van de leefruimte gewijzigd? Milieubeoordeling Door de omleidingsweg kan het deel van de Landbouwstraat tussen de Boomsestraat en de aansluiting met de nieuwe omleidingsweg volledig ontlast worden van vrachtverkeer en drie kwart van het autoverkeer. Op het gedeelte van de Boomsestraat tussen Landbouwstraat en De Laetstraat wordt de hoeveelheid vrachtverkeer gehalveerd. Elders is er geen relevante wijziging van de intensiteiten te verwachten. De aanleg van de omleidingsweg is dus als positief te beschouwen voor dit aspect. Milderende maatregelen /
Gezondheid van de mens Onderzoeksvragen Hebben de doelstellingen impact naar de volksgezondheid en –hygiëne t.g.v. geluidshinder, inhalatie ten gevolge van atmosferische emissies, orale opname via voeding of drinkwater, dermale opname via lucht/oppervlaktewater?4 Scoping De te verwachten effecten naar gezondheid van de mens staan vooral in functie van andere disciplines zoals lucht, water, bodem, geluid, e.d. Omdat deze thema’s elders worden besproken en het aandeel van de uitbreiding door het plan beperkt is, lijkt het niet zinvol om deze problematiek bij dit plan verder te onderzoeken.
Veiligheid van de mens Onderzoeksvragen Hebben de doelstellingen impact naar verkeersveiligheid (ongevallen), veiligheid t.a.v. Seveso-bedrijven en andere calamiteiten? Scoping
Richtlijnenboek voor het opstellen en beoordelen van milieu-effectrapporten – deel 2 Algemene methodologische aspecten, p. 223
4
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
24
De te verwachten effecten naar gezondheid van de mens hebben vooral betrekking op veiligheid t.a.v. Sevesobedrijven enerzijds en mobiliteit anderzijds. Omdat Seveso-inrichtingen niet toegestaan zijn volgens de stedenbouwkundige voorschriften van het RUP en vermits het thema mobiliteit reeds elders wordt besproken, en bij gebrek aan gerichte basisinformatie die aanvullend kan zijn, lijkt het niet zinvol om deze problematiek op planniveau ten gronde te onderzoeken.
5.3.2
Beslissing Dienst MER
In de brief van de dienst Mer van 14 oktober 2008 concludeerde de dienst Mer op basis van de uitgebrachte adviezen dat het voorgenomen plan geen aanleiding heeft tot aanzienlijke milieugevolgen en dat de opmaak van een plan-MER niet nodig is (brief zie bijlage).
5.4
Watertoets
In het kader van het decreet integraal waterbeleid van 18.07.03 is het noodzakelijk een toetsing te doen naar de risico’s tot overstroming en waterproblemen als gevolg van de nabijheid van waterlopen. In het kader van de watertoets wordt verwezen naar bovenstaande elementen over oppervlakte- en grondwater. Meer algemeen kan gesteld worden dat in de stedenbouwkundige voorschriften opgenomen wordt dat het waterbergend vermogen in het gebied moet gevrijwaard blijven.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
25
6 Visie en gewenste ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven In het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de bestaande bedrijven Wienerberger en de betonfabriek Coeck word de bestendiging en de uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten, zoals bepaald in de afgeleverde planologische attesten mogelijk gemaakt. Op die manier zullen de bedrijven in de toekomst zo goed mogelijk kunnen blijven functioneren. Bij de inrichting van het bedrijventerrein moet gestreefd worden naar een verbeterde ontsluiting van het gebied, het streven naar aan- en/of afvoer via de waterweg, beperking van de uitbreiding van de bestaande site, een kwalitatieve buffering en het versterken van de natuurlijke waarden in de directe omgeving van het gebied. Ruimtelijke vertaling Verbeterde ontsluiting van het gebied Ter ontsluiting van de bedrijfssites wordt een nieuwe ontsluitingsweg voorzien ten noorden van de site van Wienerberger. Op deze manier kan de huidige ontsluiting via de Boomsestraat en doorheen het plassengebied doorbroken worden.
Beperkte uitbreiding van de bestaande site Het gebied tussen de bestaande bedrijfssite en nieuwe ontsluitingsweg wordt opgenomen in het plangebied als bedrijventerrein. Dit om beperkte uitbreidingen in functie van de bestaande bedrijfsvoering van de steenfabriek, zonder uitbreiding van productiecapaciteit, toe te laten.
Streven naar aan- en afvoer via water Ter hoogte van de kruising van de nieuwe ontsluitingsweg en de Boomsestraat wordt een wegverbinding voorzien tussen de bedrijfsdelen van Wienerberger en Coeck. Op deze manier kan het enerzijds het bedrijf Wienerberger gebruik maken van de kadefaciliteiten van het bedrijf Coeck voor aanvoer van grondstoffen of de afvoer van producten en anderzijds het bedrijf Coeck eveneens ontsloten worden via deze nieuwe ontsluitingsweg ter ontlasting van de Boomsestraat.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
26
Fietsrelaties De bestaande voetweg doorheen de bedrijfssite van Coeck wordt behouden. Ter hoogte van de Noodweg wordt een ongelijkvloerse kruising ter bevordering van de verkeersveiligheid voorzien. Bijkomend wordt de mogelijkheid van een fietsverbinding langsheen de nieuwe omleidingsweg voorzien.
Kwalitatieve buffering Langsheen de bedrijfssite wordt een groene buffer voorzien. Voor het bedrijf Coeck wordt wel een overgangsmaatregel voorzien waarbij de buffer voorzien naar de woningen langs de Rupelstraat en Kapelstraat tijdelijk kan gebruikt worden voor niethinderlijke bedrijfsactiviteiten zoals opslag van goederen in open lucht.
Versterken van het natuurlijke waarden Het gebied ten noorden van de ontsluitingsweg en dat momenteel de bestemming industriegebied met nabestemming natuurgebied heeft, wordt aansluitend met het bestaande natuurgebied, ook opgenomen als natuurgebied. Het gebied tussen de bestaande bedrijfssite en het geselecteerde VEN-gebied krijgt eveneens de bestemming natuurgebied, maar wordt bijkomend geselecteerd als grote eenheid natuur.
.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
27
7 Vertaling naar het grafisch plan 7.1
Algemene principes
Ontwikkelingsmogelijkheden voor bestaande bedrijven afhankelijk van realisatie nieuwe ontsluitingsweg
Aangezien de bestaande bedrijfsactiviteiten momenteel reeds voor een overbelasting zorgen van de omliggende woonstraten wordt een verdere uitbreiding van de bestaande bedrijven strikt gekoppeld aan de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg en de onderlinge wegverbinding. Deze dient gerealiseerd te zijn voor 1/1/2016. Er wordt in de stedenbouwkundige voorschriften immers bepaald dat er geen stedenbouwkundige vergunningen kunnen afgeleverd worden voor uitbreidingen van gebouwen en verhardingen in functie van de bestaande bedrijven vooraleer de nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd is. Alle werken en handelingen die opgelegd worden vanuit sectorale regelgeving kunnen echter wel stedenbouwkundig vergund worden. Nieuwe ontsluitingsweg
Een nieuwe ontsluitingsweg voor de bestaande bedrijven moet worden aangelegd voor 1/1/2016. Deze weg wordt aangelegd zoals voorzien op plan. Het knooppunt ter hoogte van de Boomsestraat wordt ofwel ongelijkvloers of gelijkvloers met de Boomsestraat voorzien. Dit knooppunt zal instaan voor de ontsluiting van de bedrijfsterreinen om bijkomende conflictsituaties op de aan te leggen ontsluitingsweg te vermijden. Overgangsmaatregelen voor het buffergebied
Aangezien de bestaande bedrijfsactiviteiten van het bedrijf Coeck vandaag de dag gesitueerd zijn tot tegen de perceelsgrenzen van de huizen langsheen de Rupelstraat en Kapelstraat, wordt een overgangsregeling voorzien voor het voorzien van de buffer ten opzichte van deze huizen. Tot 1/1/2016 kan deze bufferzone gebruikt worden als zone voor niet hinderlijke bedrijfsactiviteiten. Per 1/1/2016 zal het bedrijf deze bedrijfsactiviteiten moeten herlokaliseren op het eigen terrein en de bufferzone effectief moeten aanleggen. Wat kan er dan voor 1/1/2016?
De bestaande toestand van de bedrijven wordt ‘bevroren’ zolang de ontsluitingsweg niet gerealiseerd wordt (in principe dus voor 1/1/2016 of vroeger). Dit betekent dat de bestaande bedrijven zolang de ontsluitingsweg niet gerealiseerd is geen stedenbouwkundige vergunningen kunnen aanvragen voor het uitbreiden van gebouwen of verhardingen. Verbouwen binnen het bestaande vergunde volume is wel toegestaan. Wat zijn de mogelijkheden na 1/1/2016?
Er zijn twee scenario’s mogelijk: - De nieuwe ontsluitingsweg is niet gerealiseerd. - De nieuwe ontsluitingsweg is gerealiseerd. 1. De nieuwe ontsluitingsweg is niet gerealiseerd. Bedrijfsdeel ten zuidwesten van de Boomsestraat De bestaande toestand van de bedrijven ten zuidwesten van de Boomsestraat blijft ‘bevroren’. Zij kunnen geen stedenbouwkundige vergunningen aanvragen voor het uitbreiden van gebouwen of verhardingen. Verbouwen binnen het bestaande volume is wel toegestaan. De buffer tussen het bedrijventerrein en de Rupelstraat en Kapelstraat moet effectief worden aangelegd door het bedrijf. Indien de bestaande bedrijven zouden verdwijnen, zal het gebied moeten ingevuld worden door andere watergebonden bedrijven. Bedrijfsdeel ten noordoosten van de Boomsestraat Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
28
Het bedrijfsdeel ten noordoosten van de Boomsestraat verliest zijn bestemming van specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter met specifieke bepalingen in overdruk en verkrijgt de bestemming natuurgebied. 2. De nieuwe ontsluitingsweg is gerealiseerd. De bestaande bedrijven kunnen verder ontwikkelen en uitbreiden. De steenbakkerij kan echter in geen geval een nieuwe tunneloven bouwen. Wanneer nieuwe bedrijven zich vestigen in het gebied, zullen het watergebonden bedrijven moeten zijn.
7.2
Ruimtebalans
De invloed van de bestemmingswijzigingen in dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan op de ruimteboekhouding uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is weergegeven in volgende ruimtebalans. Tabel 1: Ruimtebalans Bestemmingscategorie
Huidige gewestplanbestemmingen in het plangebied
Bestemmingen in het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan
Verschil
Wonen
-
-
-
Recreatie
1 ha
-
- 1 ha
Reservaat en natuur
13 ha
15,5 ha
+ 2,5 ha
Overig groen
1,5 ha
-
- 1,5 ha
Bos
-
-
-
Landbouw
-
-
-
Industrie
29 ha
29 ha
-
Overige bestemmingen
1 ha
2 ha
+ 1 ha
GEN in overdruk
3,5 ha
7 ha
+ 3,5 ha
GENO in overdruk
-
-
-
Totaal GEN/GENO in overdruk
3,5 ha
7 ha
+ 3,5 ha
Natuurverweving in overdruk boven recreatie
-
-
-
Natuurverweving in overdruk boven overig groen
-
-
-
Natuurverweving in overdruk boven bos
-
-
-
Natuurverweving in overdruk boven landbouw
-
-
-
Totaal natuurverweving in overdruk
-
-
-
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
29
8 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundig voorschriften en op te heffen voorschriften Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
De strategisch gelegen gebieden langs weerszijden van de Boomsestraat die grenzen aan de Rupel worden aangeduid als specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter. De bestaande bedrijven Coeck en Interbeton worden hierbij beschouwd als watergebonden, vermits zij beide de waterweg reeds gebruiken voor de aanvoer van grondstoffen. Voor Coeck bedraagt de omvang van deze aanvoer ca. 470.000 ton op jaarbasis, goed voor ca. 420 schepen per jaar. De aanvoer van Interbeton bedraagt ca. 160.000 ton per jaar, goed voor ca. 160 schepen per jaar. Het bedrijf Coeck beschikt over ruim 700 meter laad- en loskades. De opname van deze bedrijven binnen het specifieke bedrijventerrein met watergebonden karakter zal deze bedrijven eveneens stimuleren tot gebruik van de waterweg zowel voor aanvoer van grondstoffen als voor de afvoer van afgewerkte producten. Onder productie van energie of energierecuperatie wordt ook begrepen de productie van groene energie (windmolens, zonnepanelen,…). Onder op- en overslag, voorraadbeheer, groepage en fysieke distributie wordt ook begrepen groothandel. Met opslag is de opslag van de geproduceerde of verwerkte goederen bedoeld. Daarnaast kan bijvoorbeeld ook de opslag van grond voor een grondwerker hieronder begrepen zijn. Recyclage uitsluitend als deel uitmakend van het productieproces kan worden toegelaten. De verwerking van slib uitsluitend als deel uitmakend van het productieproces kan worden toegelaten.
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘bedrijvigheid’.’
Uit: gewestplan nr.14 Antwerpen (K.B. 03.10.1979 en gewijzigd voor het plangebied bij B.V.R. 28.10.1998 en B.V.R. 07.07.2000):
Artikel 1. Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter
-
industriegebied met nabestemming natuur
-
natuurgebied
-
oeverstrook met bijzondere bestemming
-
gebied voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s buffergebied
1.1. Het bedrijventerrein is bestemd voor regionale bedrijven met watergebonden karakter. Het watergebonden karakter bestaat uit het gebruik van de waterweg voor het vervoer van een substantiële hoeveelheid basisgrondstoffen en/of (half) afgewerkte producten, of uit het gebruik van het water als substantieel onderdeel van het productieproces. De hoofdactiviteiten van deze bedrijven zijn: -
productie en verwerking van goederen;
-
verwerking en bewerking van grondstoffen met inbegrip van delfstoffen;
-
productie van energie of energierecuperatie;
-
op- en overslag, voorraadbeheer, groepage en fysieke distributie;
-
gebieden voor dagrecreatie logistiek complementaire en logistiek ondersteunende activiteiten inclusief exploitatie van intermodale en laad- en losinfrastructuur. Uit: BPA nr. 1 ter Centrum (M.B. 27.10.2006): Alle werken, handelingen, en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van het specifiek regionaal bedrijventerrein met strook voor watergebonden karakter en de bedrijven zijn toegelaten. Daartoe worden ook de aanleg en binnenplaatsen en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen tuinen I langs de waterzijde en langs de landszijde gerekend
-
-
De volgende activiteiten zijn niet toegelaten: -
afvalverwerking met inbegrip van recyclage;
-
verwerking en bewerking van mest;
-
verwerking en bewerking van slib.
1.2. Kantoren en toonzalen met beperkte vloeroppervlakte, ondergeschikt en gekoppeld aan de productieactiviteit van individuele bedrijven, zijn toegelaten voor zover die activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activiteiten uitmaken. De toonzalen mogen maximaal 10% van de gelijkvloerse bebouwde oppervlakte innemen, ongeacht op welk niveau de toonzalen worden ingericht, en de toonzaaloppervlakte mag maximaal 500 m² zijn. 1.3. Inrichtingen voor de huisvesting van bewakingspersoneel van maximaal 200 m² vloeroppervlakte, geïntegreerd in het bedrijfsgebouw, zijn toegelaten. Indien het noodzakelijk is voor de veiligheid van het bewakingspersoneel is de niet-integratie toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
31
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
1.4. De minimale perceelsoppervlakte bedraagt 5000 m². Uitzonderingen zijn toegestaan voor: -
percelen met bestaande stedenbouwkundig vergunde bedrijfsgebouwen binnen de zone;
-
percelen met bedrijven die gemeenschappelijke en complementaire voorzieningen verzorgen;
-
percelen met bedrijfsverzamelgebouwen;
-
een beperkt aantal percelen die omwille van de globale inrichting van het bedrijventerrein een kleinere terreinoppervlakte verkrijgen;
-
percelen met aaneengesloten gebouwen of gebouwen die architectonisch een geheel vormen maar voor verschillende bedrijven bestemd zijn.
1.5. Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkingsakkoord tussen de federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken zijn niet toegelaten. Aangezien bedrijven op de twee gebieden aan weerszijden van de Boomsestraat gebruik dienen te maken van de Rupel wordt een zone aangeduid die vrij dient gehouden te worden voor een interne wegenis zodat bedrijven ten noordoosten en zuidwesten van de bestaande kaaimuren eveneens deze infrastructuur kunnen gebruiken voor laden en lossen van goederen.
1.6.
(symbolische aanduiding) In het bedrijfsdeel dat grenst aan de waterweg wordt een interne wegenis voorzien tot aan de aanwezige kaaimuur.
Voetweg 27 loopt doorheen het gebied en kan gebruikt worden door 1.7. voetgangers en fietsers. Deze route blijft behouden. Ter hoogte van de De Laetstraat wordt een kruising voorzien, hetzij een fietsersbrug, hetzij een fietserstunnel. (symbolische aanduiding) Alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bestaande fietspad zijn toegelaten. Ter hoogte van de De Laetstraat wordt een ongelijkvloerse kruising voorzien.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
32
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Langsheen de randen van het bedrijventerrein en ten opzichte van de woningen in de Rupelstraat en Legastraat wordt een 20 meter brede groene bufferstrook ingetekend. Er worden wel overgangsbepalingen voorzien voor het bestaande bedrijf Coeck.
1.8. Buffer
Op te heffen voorschriften
(overdruk) 1.8.1. Tussen het bedrijventerrein en de aangrenzende zones wordt in een buffer voorzien. De buffer moet voldoen aan de voorwaarden van visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing en afstand. De buffer wordt voor ten minste 50 % beplant met streekeigen struiken en hoogstammige bomen met het oog op het bufferen van de bedrijfsactiviteiten ten opzichte van de aanliggende functies. Alleen werken en handelingen met het oog op de aanleg en het onderhoud van de buffer zijn toegelaten. Uiterlijk in het plantseizoen dat volgt op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning, na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan of dat volgt op de overgangsperiode zoals bepaald in artikel 1.8.2., moet de zone voor buffer aangelegd en beplant zijn. 1.8.2. Delen van deze buffer kunnen ingericht worden als tuin voor de woningen gelegen aan de Rupelstraat. 1.8.3. Tot 1 januari 2016 kan de buffer tussen het regionaal bedrijventerrein en de woningen langs de Rupelstraat en de Kapelstraat gebruikt worden als zone voor niet-hinderlijke bedrijsactiviteiten in functie van de bestaande regionale bedrijfsactiviteiten. In deze zone zijn enkel verharding en groenvoorzieningen toegelaten. Vergunde bedrijfsgebouwen die gelegen zijn in deze zone kunnen verbouwd worden binnen het bestaande volume. Indien ze herbouwd of uitgebreid worden kunnen enkel verharding en groenvoorzieningen toegelaten worden binnen deze zone. Een lijnvormig groenelement in de vorm van een bomenrij of groene haagconstructie van minstens 3 meter hoogte moet worden aangelegd tussen het bedrijventerrein en het woongebied. Per 1 januari 2016 moet de buffer tussen het regionaal bedrijventerrein en de woningen langs de Rupelstraat en Kapelstraat aangelegd worden zoals aangegeven op het plan en zoals bepaald in artikel 1.8.1 en 18.2. 1.8.4. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten met het oog op:
Aangezien de bestaande bedrijfsactiviteiten momenteel reeds voor een overbelasting zorgt van de omliggende woonstraten wordt een verdere uitbreiding van de bestaande bedrijven strikt gekoppeld aan de realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg en de onderlinge wegverbinding.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
-
de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast;
-
het voorzien van transportbanden of leidingen tussen de twee bedrijfsdelen aan weerszijden van de Boomsestraat.
1.9. Het afleveren van stedenbouwkundige vergunningen voor de verdere uitbreiding van verhardingen en gebouwen in functie van de bestaande bedrijven is slechts mogelijk na realisatie van de nieuwe ontsluitingsweg en na de realisatie van de onderlinge wegverbinding tussen de bedrijfsdelen langs weerszijden van de Boomsestraat. Alle werken en handelingen die opgelegd worden vanuit sectorale regelgeving kunnen echter wel stedenbouwkundig vergund worden.
33
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
1.10 Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: -
zuinig ruimtegebruik;
-
een kwaliteitsvolle aanleg van het plangebied en afwerking van de bedrijfsgebouwen;
Minimaal volgende inrichtingsprincipes dienen gerespecteerd te worden: Binnen het specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter zijn alle werken en handelingen voor de waterbeheersing mogelijk. Bijzondere aandacht zal hierbij uitgaan naar de afwatering van het bedrijventerrein en het omliggende natuurgebied naar de Rupel. Zowel in de natuurgebieden als in het habitatrichtlijngebied rond de Rupel komt verwante fauna voor. Bij een eventueel openleggen van de afwateringsbeken (waaronder de Kilbeek) kan worden nagegaan of er ook een verbinding voor waterfauna nuttig en mogeiljk is. Deze werken zijn eveneens toegelaten binnen dit stedenbouwkundig voorschrift.
maximaal groeperen van gebouwen waar de bedrijfsactiviteit dit toelaat.
1.11. Bij de aanleg van het terrein moet het waterbergende vermogen van het gebied zo veel mogelijk worden behouden en het overstromingsrisico worden beperkt.
(overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 2. Specifieke bepalingen voor het gebiedsdeel ten noordoosten van de Boomsestraat Vermits de bestaande steenbakkerij vandaag de dag (nog) de waterweg niet gebruikt voor transport van grondstoffen of afgewerkte producten, wordt een specifieke bepaling opgenomen voor dit bedrijf. Opname in het specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter betekent echter ook dat het bedrijf, zoals het ook zelf aangeeft in de aanvraag tot planologisch attest, mogelijkheden onderzoekt om grondstoffen of afgewerkte producten te vervoeren via de waterweg.
2.1. De huidige bestaande regionale bedrijfsactiviteiten, steenbakkerij, aan de Landbouwstraat 98 te 2845 Niel kunnen behouden blijven en uitbreiden binnen het specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter. Indien deze bedrijfsactiviteiten gestopt worden, kunnen in dit gebied enkel bedrijven toegelaten worden die voldoen aan artikel 1.
2.2. Het bouwen van een bijkomende tunneloven in deze zone is evenwel niet toegelaten.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
34
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Wanneer de ontsluitingsweg niet gerealiseerd wordt, zal het deel van het specifiek regionaal bedrijventerrein dat niet grenst aan de Rupel de bestemming natuurgebied krijgen.
2.3. Om de nieuwe aan te leggen ontsluitingsweg binnen een redelijke termijn in gebruik te nemen, zal een overeenkomst gesloten worden tussen de POM Antwerpen, de bedrijven, de gemeente Niel en eventuele andere partners.
Op te heffen voorschriften
Deze overeenkomst moet minstens afspraken en garanties bevatten over de te volgen procedures voor de aanleg van de weg binnen een redelijke termijn. Deze overeenkomst wordt meegedeeld aan de Vlaamse overheid en zal door de gemeente ter inzage worden gelegd samen met het ruimtelijk uitvoeringsplan. Indien er op 1 januari 2012 geen overeenkomst zoals hoger bedoeld is afgesloten en de weg is nog niet gerealiseerd en in gebruik op 1 januari 2016, geldt de bestemming ‘natuurgebied’ volgens artikel 7. Er worden geen bestemmingsvoorschriften opgeheven. Naast de voorschriften van deze overdruk blijven de (overdruk) voorschriften van het Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie bestaande plan van aanleg van de grondkleur. (BPA Visvijvers) geldig. Artikel 3. Gebied voor waterberging De bestaande, hogergelegen visvijver speelt een belangrijke rol in de waterhuishouding van het vijvergebied, maar ook voor de aanpalende bedrijvigheid. Het hemelwater wordt hierin opgevangen en dan gravitair afgevoerd.
3.1. Het gebied aangeduid in overdruk is bestemd voor waterberging in functie van zowel het aanpalende bedrijventerrein als het bedrijventerrein aan de andere zijde van de Boomsestraat. 3.2. Zolang heel het gebied of delen van het gebied aangeduid met deze overdruk niet worden benut in functie van de waterberging, is de grondkleur van toepassing. 3.3. Indien de nieuwe ontsluitingsweg en onderlinge wegverbinding tussen de in gebruik zijnde bedrijfsdelen langs weerzijde van de Boomsestraat niet gerealiseerd is op 1 januari 2016 vervalt dit gebied voor waterberging.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
35
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
De Boomsestraat en de nieuwe ontsluitingsweg voor het bedrijventerrein worden opgenomen in het gebied voor wegeninfrastructuur. De weg doorheen het vijvergebied, die momenteel door het bedrijf gebruikt wordt omdat er geen alternatieven zijn, kan, na aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg, niet meer gebruikt worden als bedrijfsontsluitingsweg. De weg doorheen het vijvergebied zal enkel nog in functie van het recreatieve gebruik van het vijvergebied gebruikt worden en conform de voorschriften zoals bepaald in het BPA “Niels vijvergebied Landbouwstraat” (M.B. 31/07/2006).
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘lijninfrastructuur’.’
Uit: gewestplan nr.14 Antwerpen (K.B. 03.10.1979 en gewijzigd voor het plangebied bij B.V.R. 28.10.1998 en B.V.R. 07.07.2000):
Artikel 4. Gebied voor wegeninfrastructuur
-
industriegebied met nabestemming natuur
-
natuurgebied
4.1. Dit gebied is bestemd voor wegeninfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van deze wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten.
In de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning voor een 4.2. Gronden die niet voor de inrichting of het functioneren van de wegeninfrastructuur project dat een deel van het gebied beslaat, moet aangegeven gebruikt worden, worden op een kwaliteitsvolle manier geïntegreerd in de omgeving. worden wat met het overige gedeelte gebeurt. De vergunningverlenende overheid moet aan de hand van de aanvraag kunnen oordelen of het nog niet benutte deel lange tijd onbenut zal blijven voor vervoers- of verkeersinfrastructuur en wat er tussentijds mee zal gebeuren. 4.3. Het deel van het gebied voor wegeninfrastructuur gelegen in het aangeduide specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter ten zuidwesten van de Boomsestraat krijgt de bestemming specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter indien de nieuwe ontsluitingsweg en onderlinge wegverbinding tussen de in gebruik zijnde bedrijfsdelen langs weerzijde van de Boomsestraat niet gerealiseerd is op 1 januari 2016 of indien de onderlinge wegverbinding tussen de bedrijfsdelen aan weerszijden van de Boomsestraat voorzien wordt op het niveau van de Boomsestraat en er bovendien voor 1 januari 2012 geen overeenkomst is gesloten tussen de POM-Antwerpen, de bedrijven, de gemeente Niel en eventuele andere partners met het oogmerk de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg binnen een redelijke termijn in gebruik te nemen. Deze overeenkomst moet minstens afspraken en garanties bevatten over de te volgen procedures voor de aanleg van de weg binnen een redelijke termijn. Deze overeenkomst wordt meegedeeld aan de Vlaamse overheid en zal door de gemeente ter inzage worden gelegd samen met het ruimtelijk uitvoeringsplan. Indien de ontsluitingsweg niet tijdig wordt aangelegd en voorgenoemde overeenkomst niet is afgesloten, gelden de voorschriften zoals bepaald in artikel 1.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
36
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
(overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 5. Reservatiegebied voor wegeninfrastructuur Ter hoogte van de Boomsestraat wordt een onderlinge wegverbinding voorzien tussen de bedrijfsdelen die aan weerszijden van de Boomsestraat gelegen zijn.
5.1. Het gebied aangeduid in overdruk is bestemd voor de aanleg, het beheer en de exploitatie van wegeninfrastructuur (wegverbinding) en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die wegeninfrastructuur en aanhorigheden. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, jaagpaden, recreatienetwerk en waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer toegelaten. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de vergunningen die afgeleverd worden tijdelijke vergunningen zijn. 5.2. Elke aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning voor de onderlinge wegverbinding zal worden beoordeeld aan de hand van volgende criteria: -
het ontworpen knooppunt voorziet in een wegverbinding tussen de twee bedrijfsdelen langs weerszijden van de Boomsestraat, waarbij eveneens wordt aangesloten op een interne ontsluitingsweg naar de kade;
-
het ontworpen knooppunt ontsluit niet alleen de bestaande bedrijven, maar dient ook eventuele toekomstige nieuwe ontwikkelingen binnen het bedrijventerrein te ontsluiten;
-
het ontworpen knooppunt houdt rekening met de verkeersveiligheid van fietsers en in voorkomend geval voetgangers;
-
bij een eventuele aansluiting op de Boomsestraat wordt aangetoond dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn op het gehele netwerk.
5.3. Zolang heel het gebied of delen van het gebied aangeduid met deze overdruk niet worden benut in functie van de wegeninfrastructuur, is de grondkleur van toepassing. 5.4. Indien de nieuwe ontsluitingsweg en onderlinge wegverbinding tussen de in gebruik zijnde bedrijfsdelen langs weerzijde van de Boomsestraat niet gerealiseerd is op 1 januari 2016 en er bovendien voor 1 januari 2012 geen overeenkomst is gesloten tussen de POMAntwerpen, de bedrijven, de gemeente Niel en eventuele andere partners met het oogmerk de nieuw aan te leggen ontsluitingsweg binnen een redelijke termijn in gebruik te nemen, vervalt dit reservatiegebied. Deze overeenkomst moet minstens afspraken en garanties bevatten over de te volgen procedures voor de aanleg van de weg binnen een redelijke termijn. Deze overeenkomst wordt meegedeeld aan de Vlaamse overheid en zal door de gemeente ter inzage worden gelegd samen met het ruimtelijk uitvoeringsplan.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
37
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
Er worden geen bestemmingsvoorschriften opgeheven. Voor de delen waar geen grondkleur wordt aangegeven blijven, naast (overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie de voorschriften van deze overdruk, de voorschriften van de grondkleur. van de bestaande plannen Artikel 6. Overdruk voor landschappelijke en functionele inpassing van van aanleg (BPA Visvijvers wegeninfrastructuur en gewestplan) geldig. Langsheen de nieuwe ontsluitingsweg wordt een strook voor landschappelijke en functionele inpassing van wegeninfrastructuur voorzien. In deze strook zijn alle werken die nodig zijn van de landschappelijke en visuele afscherming van de wegeninfrastructuur aanvaardbaar.
6.1. In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de visuele afscherming, geluidsafscherming, landschappelijke inpassing of afstand tot de wegeninfrastructuur zoals bepaald in art. 3. Daarnaast zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten met het oog op: -
ecologische infrastructuur en kleine landschapselementen,
-
de optimalisatie van de waterhuishouding, het beheersen van de waterproblematiek en het voorkomen van wateroverlast,
voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden, zoals beschreven in de Vademecums Natuurtechniek. 6.2. Zolang heel het gebied of delen van het gebied aangeduid met deze overdruk niet worden benut in functie van de landschappelijke en functionele inpassing van de betreffende infrastructuur, is de grondkleur van toepassing. Met ‘technieken van natuurtechnische milieubouw’ wordt verwezen naar een geheel van technieken die gebruikt kunnen worden om bij de inrichting (en het beheer) van infrastructuurwerken (wegen, waterlopen) bestaande natuurwaarden zoveel als mogelijk te behouden of ze te ontwikkelen of te versterken, en meer algemeen om te komen tot ‘milieuvriendelijke’ oplossingen voor ruimtelijke ingrepen. Een beschrijving van en toelichting bij dergelijke technieken is te vinden in de ‘Vademecums Natuurtechniek’, die onder meer te raadplegen zijn op de website van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie van de Vlaamse overheid: http://www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/vademecumsnatuurtechniek. Op basis van onderzoek en ervaring worden deze Vademecums regelmatig geactualiseerd.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
6.3. In het gebied zijn eveneens toegelaten, voor zover de hoofdbestemming niet in het gedrang komt, voor zover in overeenstemming met of aangewezen in de watertoets, alle werken, handelingen en wijzigingen in functie van het bereiken van de randvoorwaarden die nodig zijn voor het behoud van de watersystemen en het voorkomen van wateroverlast buiten de natuurlijke overstromingsgebieden toegelaten voor zover de technieken van de natuurtechnische milieubouw gehanteerd worden, zoals beschreven in de Vademecums Natuurtechniek.
38
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
In het natuurgebied is de hoofdfunctie natuur. Recreatief medegebruik laat evenwel toe dat bepaalde zones in het natuurgebied afgeschermd kunnen worden, niet toegankelijk zijn voor het publiek omwille van de natuurwaarde. Onder bos wordt begrepen ecologisch beheerd bos zoals bedoeld in het Bosdecreet in artikel 18 en volgende. Het aanbrengen van infrastructuren voor het beheer van het gebied als natuurgebied is mogelijk. Die infrastructuren zijn onder meer: veekerende rasters, het bouwen van schuilplaatsen voor dieren die ingezet worden bij het beheer van het gebied.
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
Dit gebied behoort tot de bestemmingscategorie ‘reservaat en natuur’.’
Uit: gewestplan nr.14 Antwerpen (K.B. 03.10.1979 en gewijzigd voor het plangebied bij B.V.R. 28.10.1998 en B.V.R. 07.07.2000):
Artikel 7. Natuurgebied
-
industriegebied met nabestemming natuur
7.1. Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu. Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functie.
-
natuurgebied
Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuur, het natuurlijk milieu en van de landschapswaarden zijn toegelaten. Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet overschreden wordt, zijn de volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten: -
In het gebied zijn uitsluitend gebouwen toegelaten die noodzakelijk zijn voor het beheer van of het toezicht op het betrokken natuurgebied, op voorwaarde dat ze niet samen gebruikt worden als woonverblijf. Het gaat om gebouwen en constructies met een beperkte omvang (schuilplaats, bergplaats voor materiaal…). Een dergelijke bebouwing kan slechts toegelaten worden voor zover ze landschappelijk inpasbaar is en de betrokken oppervlakte natuurgebied aanzienlijk is.
het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur voor het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer; het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen. Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
Recreatief medegebruik is een ondergeschikte functies in het natuurgebied. Ondergeschikt betekent ‘van betrekkelijk minder grote betekenis’. Kleinschalige infrastructuur voor het al dan niet toegankelijk maken bestaat onder meer uit: toegangspoortjes, wegwijzers, verbodsborden, wegafsluitingen … Kleinschalige infrastructuur voor natuureducatie is bijvoorbeeld: informatieborden, verrekijkers, knuppelpaden, vogelkijkhutten … Kleinschalige infrastructuur voor recreatief medegebruik: zitbanken, picknicktafels, vuilnisbakken … Niet-gemotoriseerd verkeer is onder meer: wandelen, fietsen, paardrijden ... Verharde paden worden bij voorkeur aangelegd in een waterdoorlatende verharding. Onder openbare wegen worden ook verkeersveilige fietspaden begrepen. 7.2. Binnen een strook van 5 meter langsheen de Landbouwstraat zijn alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor het beheer van de weg toegelaten. Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
39
Toelichting bij de verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Verordenende stedenbouwkundige voorschriften
Op te heffen voorschriften
(overdruk) Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 8. Overdruk grote eenheid natuur Dit gebied is een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk . Alle bepalingen van het decreet Natuurbehoud betreffende grote eenheden natuur zijn van toepassing in dit gebied.
Het in overdruk aangeduide gebied is een onderdeel van het Vlaams Ecologisch Netwerk.
In voorkomend geval is een vastgesteld natuurrichtplan bepalend voor de inrichting en het beheer van het gebied. Een dergelijk natuurrichtplan wordt als een afwegingselement gehanteerd bij de beoordeling van de vergunningsaanvragen voor bovenvermelde werken, handelingen, voorzieningen, inrichtingen en wijzigingen.
Deze overdruk heeft geen eigen bestemmingscategorie, maar volgt de bestemmingscategorie van de grondkleur. Artikel 9. Enkelvoudige leiding In het gebied, aangeduid met deze overdruk, zijn alle werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, de exploitatie en de wijzigingen van een ondergrondse transportleiding en haar aanhorigheden. De aanvragen voor vergunningen voor een transportleiding en aanhorigheden worden beoordeeld rekening houdend met de in grondkleur aangegeven bestemming. De in grondkleur aangegeven bestemming is van toepassing voor zover de aanleg, de exploitatie en wijzigingen van de enkelvoudige leiding en haar aanhorigheden niet in het gedrang worden gebracht.
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
40
9 Bijlage
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel
Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan 2.12_00303_00001 Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Niel