Regionaal bedrijventerrein Oude-Tonge 2013 Toelichting
Gemeente Goeree-Overflakkee Juni 2013 Vastgesteld 9Y3096
INHOUDSOPGAVE Blz. 1
INLEIDING 1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding en doel Ligging en begrenzing plangebied Opgave Leeswijzer
1 1 1 1 2
2
BELEIDSKADER 2.1 Rijksbeleid 2.2 Provinciaal beleid 2.3 Regionaal beleid
3
GEBIEDSVISIE 3.1 Ontstaansgeschiedenis 3.2 Landschappelijke situatie 3.3 Verkeersstructuur
9 9 9 10
4
ANALYSE PLANGEBIED 4.1 Ruimtelijke structuur 4.2 Ontsluiting 4.3 Groenstructuur 4.4 Technische infrastructuur 4.5 Watersysteem
11 11 12 12 13 13
5
SECTORALE ASPECTEN 5.1 Bodemkwaliteit 5.2 Archeologie 5.3 Ecologie 5.4 Externe veiligheid 5.5 Geluidhinder 5.6 Bedrijven en milieuzonering 5.7 Water
15 15 15 16 18 20 22 24
6
JURIDISCHE PLANOPZET 6.1 Algemeen 6.2 Plansystematiek 6.3 Bestemmingsplanbeschrijving
27 27 27 28
7
UITVOERBAARHEID 7.1 Financiële uitvoerbaarheid 7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
31 31 31
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
3 3 5 7
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BIJLAGEN: 1. Beeldkwaliteitsplan 2. Advies externe veiligheid 3. Akoestisch onderzoek 4. Waterplan
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
1
INLEIDING
1.1
Aanleiding en doel In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) behoren bestemmingsplannen volgens de huidige inzichten geactualiseerd te worden. Dit bestemmingsplan geldt als een algehele herziening van het vigerende bestemmingsplan 'Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge' uit 2003. Het doel van dit bestemmingsplan "Regionaal bedrijventerrein Oude-Tonge 2013" is het bieden van een actueel juridisch-planologisch kader. Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, omdat een deel van het bedrijventerrein reeds is gerealiseerd en een ander deel inmiddels bouwrijp is gemaakt.
1.2
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied is gelegen in de gemeente Goeree-Overflakkee (provincie Zuid-Holland) ten noorden van de kern Oude-Tonge. Het gebied wordt van deze kern gescheiden door de N59, die tevens voor verbindingen met Rotterdam en de regio zorgt.
Afbeelding 1.1 ligging van het plangebied
1.3
Opgave Vanuit de behoefte naar een regionaal bedrijventerrein is er een masterplan opgesteld. Dit masterplan geeft een beeld van de ruimtelijke inrichting op hoofdlijnen en heeft als doelstelling het aangeven van een realistisch uitvoerbare gebiedsindeling die een basis vormt voor verdere planvorming.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott -1-
Juni 2013
Om een juridisch kader hiervoor te bieden is het bestemmingsplan "Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge" opgesteld. Dit bestemmingsplan is op 10 april 2003 vastgesteld door de raad van de gemeente Oostflakkee en op 18 november 2003 goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland. Gelet op het bepaalde in de Wro (Wet ruimtelijke ordening) moet een bestemmingsplan binnen een periode van 10 jaar worden herzien. De opgave bestaat dus uit het opstellen van een herziening van het bestemmingsplan "Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge" uit 2003. Deze herziening is consoliderend van aard en biedt vrijwel dezelfde ontwikkelingsmogelijkheden als het vigerende plan. Dit bestemmingsplan bevat ten opzichte van het geldende bestemmingsplan uit 2003 geen uitbreiding van het bedrijventerrein. Tevens worden er geen zwaardere bedrijfscategorieën toegestaan, noch wordt de hoofdontsluiting gewijzigd. Niet het gehele bedrijventerrein is aangelegd en in gebruik genomen. Er is een fasering aangebracht die bestaat uit drie fases. Op dit moment is fase 1 ontwikkeld en zijn fase 2 en 3 bouwrijp.
Afbeelding 1.2 fasering met fasenummer (bron: www.bedrijvenparkoostflakkee.nl)
1.4
Leeswijzer Hoofdstuk 2 bevat een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het bedrijventerrein. Hierbij wordt ingegaan op Rijks, Provinciaal en regionaal beleid. In hoofdstuk 3 is een visie op het gebied weergegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 een analyse van het plangebied gegeven. In hoofdstuk 5 worden relevante omgevingsaspecten behandeld. Hoofdstuk 6 beschrijft de juridische opzet waarbij de verbeelding en planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 7 een beschrijving van de uitvoerbaarheid.
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge -2-
Vastgesteld
2
BELEIDSKADER
2.1
Rijksbeleid
2.1.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte Het beleid van het rijk inzake de ruimtelijke inrichting en het mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Op 13 maart 2012 is deze vastgesteld. Hierin presenteert het kabinet zijn visie op de ruimtelijke inrichting en mobiliteit van Nederland tot 2040. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte zal bij inwerkingtreding onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de Structuurvisie Randstad 2040 en de Mobiliteitsaanpak vervangen. De regering maakt ruimte voor groei en beweging en kiest ervoor de invulling van het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel over te laten aan provincies en gemeenten. Daardoor kan het Rijk zich richten op het behartigen van belangen die van nationale en internationale betekenis zijn. De minister vermindert stevig het aantal procedures en brengt eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat gebracht (burgers en bedrijven) en er wordt meer overgelaten aan gemeenten en provincies. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) en verbindt hier 13 nationale belangen aan.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott -3-
Juni 2013
Afbeelding 2.1: gebiedsgerichte kaart Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Bron: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte)
2.1.2
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) De inwerkingtreding van de Wro op 1 juli 2008 heeft gevolgen voor de doorwerking van het nationale ruimtelijke beleid. Totdat de Wro in werking was getreden was het geldende rijksbeleid vastgelegd in Planologische Kernbeslissingen (PKB's). Sinds 1 juli 2008 zijn deze documenten alleen nog bindend voor het rijk en niet meer voor andere overheden. Het rijk kiest ervoor om het deel van het ruimtelijk beleid dat bedoeld is bindend te zijn voor andere overheden, ook onder de Wro te borgen. Dit kan via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is de AMvB die het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid vormt over ruimtelijke ordening. Op 30 december 2011 is de eerste tranche van het Barro in werking getreden. Deze eerste tranche van het Barro bevat een vertaling van het geldende planologische beleid dat bedoeld was om op lokaal niveau: in bestemmingsplannen, te worden verwerkt. De vastgestelde onderdelen van het Barro hebben betrekking op onder meer het kustfundament, de grote rivieren, de Waddenzee, defensie, erfgoederen en het Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR). Op 1 oktober 2012 is de tweede tranche van het Barro in werking getreden. In deze tranche vormt een vertaling van nieuw ruimtelijk beleid van het Rijk, dat eerder is vastgelegd in o.a. de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en de MIRT-agenda's. Dit deel van het Barro bevat regels voor onder meer radarverstoringsgebieden, militaire terreinen, reserveringsgebieden voor nieuwe hoofdwegen en spoorlijnen en reserveringsgebieden voor uitbreiding van enkele bestaande hoofdwegen. 9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge -4-
Vastgesteld
2.1.3
Conclusie Op hoofdlijnen voldoet deze herziening aan het nationaal beleid. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) staan geen regels die concreet op dit plan betrekking hebben.
2.2
Provinciaal beleid
2.2.1
Provinciale Structuurvisie De kern van Visie op Zuid-Holland is een samenhangend stedelijk en landschappelijk netwerk realiseren. Hierin is het goed wonen, werken en leven voor de inwoners. Deze toekomstige ruimtelijke inrichting versterkt de economische concurrentiepositie. Duurzame ontwikkeling en klimaatbestendigheid zijn belangrijke pijlers. Goede bereikbaarheid, een divers aanbod van woon- en werkmilieus in een aantrekkelijk landschap met ruimte voor natuur en water zijn kenmerkend voor de provincie. Een brede landbouw is drager van het landschap, deltalandschap- en wateren. De opgave in de Zuid-Hollandse Delta kan als volgt worden samengevat: condities creëren voor een duurzame en klimaatbestendige inrichting en een hoogwaardige ruimtelijk-economische ontwikkeling. Deze opgave kan in drie delen worden uitgesplitst: 1. Waarborgen van de veiligheid tegen overstromingen, ook op de lange termijn (2100). Dit betekent onder meer dat de opgave van de commissie Veerman verder verkend wordt, voor zover hier relevant. 2. Realiseren van een duurzaam en zo natuurlijk mogelijk ecosysteem, waarbij rekening gehouden wordt met de zoetwatervoorziening voor functies als drinkwatervoorziening en landbouw. 3. Benoemen, bieden en grijpen van kansen voor de ruimtelijke economische en maatschappelijke ontwikkeling van het gebied.
Afbeelding 2.2: uitsnede functiekaart Provinciale Structuurvisie (Bron: Provincie Zuid-Holland)
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott -5-
Juni 2013
Een economische concurrentiepositie creëren betekent dat er voldoende bedrijventerrein binnen stedelijk netwerk beschikbaar moet zijn. De provincie ziet het behouden en aantrekken van bedrijvigheid als provinciaal belang. Hierbij staat het optimaal benutten van bestaande bedrijventerreinen centraal. Het ruimtegebruik zal intensiever en efficiënter worden benut. De functiekaart (afbeelding 2.2) geeft de gewenste ruimtelijke functies weer die in de structuurvisie zijn geordend, begrensd en vastgelegd als ruimtelijk beleid tot 2020. 2.2.2
Actie en Uitvoeringsprogramma Ruimte voor Economie 2008-2011 De ambitie van de provincie Zuid-Holland is om als economische regio tot de koplopers van Europa te behoren met een concurrerende, innovatieve en duurzame economie. Behoud en groei van de werkgelegenheid en het vergroten van de toegevoegde waarde van de economische activiteiten zijn belangrijke aandachtsgebieden. Het actieprogramma "Ruimte voor Economie 2008-2011" biedt een kader om te komen tot voldoende en kwalitatief goede werklocaties in Zuid-Holland. Het uitvoeringsprogramma geeft een nadere uitwerking van de activiteiten die volgen uit het actieprogramma. In het Actieprogramma is het "Regionale Bedrijventerrein Oude-Tonge" opgenomen als bedrijventerrein waarop de provincie de komen de jaren extra wil inzetten. Hierbij wordt ingezet op zuinig en efficiënt ruimtegebruik en behoud en versterking van de kwaliteit van het bedrijventerrein.
2.2.3
Provinciale Verordening Ruimte; ontwikkelen met schaarse ruimte Om het provinciale ruimtelijke belang, zoals beschreven in de provinciale structuurvisie, te kunnen uitvoeren is, onder meer, de provinciale verordening opgesteld. In de provinciale verordening zijn de zaken die generiek van aard zijn (relevant voor alle gemeenten of een bepaalde groep gemeenten) en in eerste instantie vooral een werend of beperkend karakter hebben, vastgelegd. De provincie acht de borging hiervan van groot belang. Tevens zijn de nationale belangen zoals vastgelegd in het Barro ook in de provinciale verordening opgenomen ten behoeve van een doorwerking in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Tot slot zijn in de verordening regels gesteld over de inhoud van bestemmingsplannen en de inhoud van de toelichting van bestemmingsplannen. De verordening heeft slechts betrekking op een beperkt aantal onderwerpen. Bij het opstellen van bestemmingsplannen dient daarom ook rekening te worden gehouden met ander provinciaal beleid. Bovendien moet worden voldaan aan de overige wet- en regelgeving.
2.2.4
Conclusie Met dit bestemmingsplan wordt mede uitvoering gegeven aan het provinciaal ruimtelijk beleid.
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge -6-
Vastgesteld
2.3
Regionaal beleid
2.3.1
Regionale structuurvisie Goeree-Overflakkee Goeree-Overflakkee is een authentiek en vitaal belevingseiland in de Delta. Daarin is het ontspannen wonen, werken en recreëren in dorpen en landschappen met een hoge herkenbare ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid staat hoog in het vaandel. De belangrijkste economische pijler is de toeristische sector. Ook andere economische initiatieven zijn welkom, als zij qua aard en schaal inpasbaar zijn in de cultuurhistorisch waardevolle landschapsstructuur en het open agrarisch karakter van het eiland.
Afbeelding 2.3: uitsnede strategische visie lange termijn (Bron: Regionale structuurvisie GoereeOverflakkee)
Bedrijventerreinen Het uitgangspunt is om de bestaande economische dragers en clusters te behouden en eventueel te versterken. Een belangrijke strategie hierbij is het aanbieden van voldoende vestigingsmogelijkheden voor het regionale bedrijfsleven. Het "Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge" komt in aanmerking voor opvang van grootschalige bedrijven in de regio en voor opvang van eventuele bovenregionale vraag. Als er behoefte blijft aan nieuwe terreinen in de verdere toekomst kan worden overwogen door te groeien naar massa van 100 hectare. 2.3.2
Bedrijventerreinenstrategie 2009 - 2020 De Portefeuillehouders Adviescommissie volkshuisvesting ruimtelijke ordening en economische zaken (PAC VROEZ) hebben een bedrijventerreinenstrategie opgesteld. Aanleidingen hiertoe zijn: de huidige ontwikkelingen op het gebied van bedrijventerreinen; de uitgiften op het regionale Bedrijven Park Oostflakkee; de noodzaak tot herstructurering van bedrijventerreinen op het eiland.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott -7-
Juni 2013
Goeree-Overflakkee wil met dit instrument tot een optimaal afgestemde ontwikkeling komen. De strategie is vertaald in een vijftal doelen: het bieden van inzichten in de huidige stand van zaken tussen vraag en aanbod in de regio; het leveren van een toetsingskader op voor investeringen voor de gemeente, de regio en de markt; het aangeven van handvatten voor de aanpak, herstructurering en invulling van bedrijventerreinen in de toekomst; het leveren van bouwstenen voor een uitvoeringsprogramma; het leveren van richtlijnen voor de vormgeving van samenwerking in de regio. 2.3.3
Conclusie Dit bestemmingsplan is in lijn met de doelstellingen en belangen uit het regionaal beleid met betrekking tot bedrijventerreinen.
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge -8-
Vastgesteld
3
GEBIEDSVISIE
3.1
Ontstaansgeschiedenis
3.1.1
Ontginningsgeschiedenis Het belangrijkste landschapsvormende proces in deze streek is de inpoldering geweest. Deze vond aanvankelijk plaats door dijken te leggen op de hoogste delen van de wadvlakte. Die hoogste delen werden nog slechts bij zeer hoge vloed overstroomd, waren begroeid met een grasvegetatie en werden gebruikt als weidegronden (voornamelijk voor schapen). De drooglegging geschiedde door de aanleg van een ringdijk. Door het laatste stroomgat te sluiten bij eb, kwam de grond droog te liggen. De afwatering geschiedde op natuurlijke wijze door een sluis die open stond bij eb en dichtsloeg bij vloed. De aldus ingepolderde gebieden vormden aanvankelijk losse ‘eilandjes’. Het Oudeland van Oude-Tonge is er een van. Spoedig werden ook aangrenzende aanwassen op eenzelfde manier drooggelegd, waardoor uiteindelijk de losse eilandjes aaneen groeiden tot het eiland Goeree-Overflakkee. De oorspronkelijke polderdijk van de polder van het Oudeland van Oude-Tonge vormt de oostgrens van het plangebied.
3.1.2
Stedenbouwkundige ontwikkeling De inrichting van de polder is typisch voor de zeekleipolders: een of twee lange wegen in de lengte van de polders en een of meerdere kruiswegen loodrecht daarop. De Tonisseweg is een lange weg en de Blauwepannenweg een kruisweg. De polders werden op twee manieren bebouwd. De agrarische bedrijven werden verspreid door de polder op de bedrijfskavels opgericht (veelal aan de dijk die dus tevens als verkeersweg diende of aan een van de polderwegen). De huidige vestigingsplaatsen van agrarische bedrijven in het plangebied blijkt op diverse plaatsen overeen te komen met vestigingsplaatsen van boerderijen uit de negentiende eeuw. Waarschijnlijk gaan die nog terug tot de vestigingsplaatsen van vlak na de inpoldering. De burgerbebouwing werd geconcentreerd in een geplande nederzetting (een brede weg loodrecht op de dijk die eindigde in een rond of rechthoekig kerkterrein – dit dorpstype wordt: “Voorstraat Kerkringdorp” genoemd), zoals Oude-Tonge.
3.2
Landschappelijke situatie Het bedrijventerrein is omgeven door poldergebied. Dit gebied is representatief voor het gehele poldergebied van Goeree-Overflakkee: de visuele openheid, grootschalige akkerbouwgebieden doorsneden door slapersdijken en sporadische (agrarische) bebouwing. De lange zichtlijnen en de grootschalige openheid zijn kenmerkend voor dit type landschap. Juist door de openheid komen specifieke landschapselementen als de dijken, de groenomrande agrarische erven en de poldersloten, goed uit. Het agrarisch grondgebruik is en blijft de drager van de open ruimte op Goeree-Overflakkee.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott -9-
Juni 2013
3.3
Verkeersstructuur De hoofdstructuur van de wegen in het buitengebied wordt gevormd door de rijksweg N59, de provinciale wegen N215 en Magdalenadijk/Tonisseweg N498. Aan de zuidelijke zijde wordt het plangebied gedeeltelijk begrensd door de N59 en gedeeltelijk door de N215. Om het gehele plangebied zijn verharde wegen gelegen. Met uitzondering van de rijks- en provinciale wegen zijn alle wegen in het plangebied in beheer bij het waterschap Goeree-Overflakkee. Vlakbij het plangebied, aan de zuidzijde van de rijksweg N59 ligt een busstation van regionale betekenis. De loopafstand van het busstation naar het plangebied bedraagt minder dan 300 meter. Grote delen van het plangebied zijn daardoor goed bereikbaar met het openbaar vervoer.
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge - 10 -
Vastgesteld
4
ANALYSE PLANGEBIED
4.1
Ruimtelijke structuur De bebouwingsstrook parallel aan de rijksweg en provinciale weg vormt een zichtlocatie. Deze locatie is gereserveerd voor hoogwaardige bedrijven en dient een open parkachtige, duurzame uitstraling te krijgen. In deze rand is losse bebouwing gewenst in een parkachtige omgeving, die samen een representatief front vormen voor het bedrijventerrein. In deze rand geldt een maximale bouwhoogte van 15 meter. Kantoorruimten, toonzalen/showrooms of kantines bieden architectonisch de meeste potentie voor een hoogwaardige of representatieve uitstraling. De overige bedrijfsgrond is gereserveerd voor reguliere bedrijven. Op het bedrijventerrein staat intensivering van het ruimtegebruik hoog in het vaandel. Parkeervoorzieningen worden op eigen terrein gerealiseerd. De ruimtelijke kwaliteit van het bedrijventerrein is vastgelegd in het Beeldkwaliteitsplan 'Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge'. Dit beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 1 opgenomen.
Afbeelding 4.1 het masterplan
Ter waarborging van de ruimtelijke kwaliteit dienen binnen het bedrijventerrein de volgende percentages aangehouden te worden: uitgeefbare grond (grond bestemd voor bedrijven), maximaal 75% van de oppervlakte van de bestemming Bedrijventerrein; openbaar groen, inclusief omliggende groenstrook en open water: minimaal 12,5% van de oppervlakte van de bestemming Bedrijventerrein; verharding van de openbare ruimte (oppervlakte wegen): maximaal 8% van de oppervlakte van de bestemming Bedrijventerrein.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott - 11 -
Juni 2013
4.2
Ontsluiting De hoofdontsluiting van het bedrijventerrein vindt plaats via de aansluiting op de provinciale weg Tonisseweg/N498. Verder wordt het bedrijventerrein ontsloten door twee noodontsluitingen die aansluiten op de Blauwepannenweg.
Afbeelding 4.1 aansluiting van de hoofdontsluiting op de provinciale weg/Tonisseweg/N498 (peildatum mei 2012)
Op dit moment is een gedeelte van de gewenste infrastructuur gerealiseerd en in gebruik. De interne ontsluitingsstructuur heeft een rondgaande vorm, waarop eventuele secundaire ontsluitingen kunnen worden aangesloten. Hierdoor zullen alle bedrijven via maximaal één zijstraat op de hoofdontsluitingsweg uitkomen. Parkeren en laden en lossen dienen geheel op eigen terrein plaats te vinden. Voor langzaam verkeer is er een fijnmaziger netwerk voorzien. Middels deze route wordt een verbinding gelegd tussen enerzijds het achterland en anderzijds het regionaal busstation.
4.3
Groenstructuur Gelet op de ligging in het landelijk gebied is extra aandacht besteed aan de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein. De Oudelandsedijk aan de noordoostzijde van het bedrijventerrein heeft een landschappelijke en cultuurhistorische waarde. Tussen de Oudelandsedijk en het bedrijventerrein is een groenstrook voorzien om een zachte overgang naar de polder te realiseren. Binnen deze groenstrook zijn voorzieningen getroffen ten behoeve van waterberging. Gezien het karakter van het gebied is het niet gewenst om bosschages of houtwallen aan te leggen in de groenstrook.
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge - 12 -
Vastgesteld
Afbeelding 4.2 groenstructuur – masterplan
4.4
Technische infrastructuur In of nabij het plangebied bevinden zich geen hoogspanningsleidingen. De dichtstbijzijnde hoogspanningsleiding loopt ten noorden van het plangebied op een afstand van ongeveer 2,5 km. In het plangebied zijn twee leidingstroken aanwezig. In de leidingstrook aan de westzijde loopt een waterleiding en een gasleiding. In de leidingstrook aan de oostzijde loopt alleen een waterleiding. Deze leidingen zijn niet planologisch relevant.
4.5
Watersysteem Er wordt gestreefd naar een duurzaam oppervlaktewatersysteem. Dit systeem biedt niet alleen een oplossing voor het omgaan met wateroverlast of watertekort, maar geeft ook mogelijkheden om de waterkwaliteit in het gebied te verbeteren. Dit systeem neemt tevens de principes van duurzame stedenbouw in acht. Een duurzaam oppervlaktewatersysteem is gebaseerd op de hedendaagse inzichten omtrent de relatie tussen waterbeheer en ruimtelijke ordening. De hoofdstructuur van dit systeem is schematisch weergegeven in afbeelding 4.3.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott - 13 -
Juni 2013
Afbeelding 4.3 hoofdstructuur oppervlaktewatersysteem (bron: waterplan Oude-Tonge)
Het plangebied is omsloten door watergangen (nummer 1, 2, 3). Watergang 1 staat direct in verbinding met het gemaal 'Haas van Dorsser'. Voor de ontwatering van het plangebied moeten een aantal watergangen worden gerealiseerd (nummer 4, 5, 6). Watergang 5 en 6 zijn inmiddels in gebruik. Het gebied ten noorden van het bedrijventerrein (aangegeven met nummer 8) is in gebruik als waterberging voor het bedrijventerrein.
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge - 14 -
Vastgesteld
5
SECTORALE ASPECTEN
5.1
Bodemkwaliteit
5.1.1
Wettelijk kader In verband met de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de (te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens. Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van herbestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie vooraf achterwege blijven.
5.1.2
Situatie plangebied In 2006 is er een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit is gebleken dat er, net zoals in het bodemonderzoek uit 2003 staat beschreven, lichte bodemverontreiniging aanwezig is. Deze lichte verontreiniging vormt geen belemmering voor uitgifte van percelen.
5.1.3
Conclusie Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. Voor zover in de bestaande situatie geen verandering optreedt, zal er geen verslechtering van de bodemkwaliteit optreden als gevolg van dit bestemmingsplan.
5.2
Archeologie
5.2.1
Wettelijk kader Wet op de Archeologische Monumentenzorg Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. In deze wet is vastgelegd dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening ook rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed. In dat kader dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan, zodat in het plan - indien nodig - een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen. Naar aanleiding van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg heeft GoereeOverflakkee een nota Archeologiebeleid opgesteld. Deze beleidsnota bevat het gezamenlijke archeologiebeleid voor Goeree-Overflakkee. In de nota is vastgelegd hoe rekening moet worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de bij de nota horende archeologische waarden- en kenmerkenkaart.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott - 15 -
Juni 2013
De gemeente moet in juridische zin, bestemmingsplannen ‘archeoproof’ maken. Hierbij zal de gemeente aangeven welke archeologische waarden in het geding zijn en op welke wijze de gemeente daarmee wil omgaan. Dit ‘archeoproof’ maken gebeurt door op de plankaart van het desbetreffend bestemmingsplan aan te geven welke gebieden de dubbelbestemming Archeologie krijgen. Deze gebieden zijn over te nemen vanuit de archeologische waarden- en kenmerkenkaart. Vanaf de goedkeuring van dit beleid door de gemeenteraden zal dit dan ook de praktijk worden. 5.2.2
Situatie plangebied Op de archeologische waarden- en kenmerkenkaart heeft het bedrijventerrein geen waarde (afbeelding 5.1). De Oudelandsedijk aan de noordzijde van het bedrijventerrein is een ringdijk en heeft de waarde 4 (bruin/rode lijn). Bij een bodemverstoring dieper dan 50 cm en met een oppervlakte groter dan 500 m2 is verkennend onderzoek nodig. De Oudelandsedijk ligt (net) buiten het plangebied waardoor een dubbelbestemming ter bescherming van archeologische waarden niet nodig is.
Afbeelding 5.1: uitsnede archeologische waarden- en kenmerkenkaart. Met geel is het plangebied aangegeven (Bron: Archeologiebeleid Goeree-Overflakkee)
5.3
Ecologie
5.3.1
Wettelijk kader De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale weten regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998.
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge - 16 -
Vastgesteld
Soortenbescherming Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde plantenen diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing. Gebiedsbescherming Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet. 5.3.2
Situatie plangebied Nabij het bedrijventerrein ligt Ecologische hoofdstructuur en Natura2000. Het Bedrijventerrein zelf vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000gebied.
Afbeelding 5.2: uitsnede kaart Ecologische hoofdstructuur en belangrijke weidevogelgebieden. Met rood is de ligging van het plangebied aangegeven. (Bron: Provincie Zuid-Holland) BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott - 17 -
Juni 2013
5.3.3
Conclusie Soortenbescherming De kavels die bouwrijp zijn gemaakt worden regelmatig gemaaid waardoor beschermde soorten niet de kans krijgen zich op deze kavels te vestigen. Gebiedsbescherming Het bedrijventerrein ligt niet in of nabij een Vogelrichtlijngebied of een Habitatrichtlijngebied. Hierdoor zullen geen schadelijke effecten optreden waardoor een passend onderzoek niet nodig is.
5.4
Externe veiligheid
5.4.1
Wettelijk kader Externe veiligheid betreft de kans op overlijden voor burgers (aanwezig in bebouwing of verblijfsgebieden grenzend aan risicobronnen) als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen bij de risicobron. Risicobronnen kunnen bedrijven zijn, maar ook het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, vaarwegen en spoorwegen en via buisleidingen. Ook risico's veroorzaakt door windturbines (afvallen rotorbladen) en dalend en stijgend vliegverkeer bij vliegvelden, wordt gerekend tot de externe veiligheidsrisico's. Dit risico wordt uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Het plaatsgebonden risico is de overlijdenskans per jaar als gevolg van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen bij een ongeval. Dit kan op een kaart worden weergegeven met behulp van contouren. Het groepsrisico betreft de kans per jaar dat in één keer een groep mensen komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico kan met behulp van een diagram worden weergegeven. Bevi Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. De norm voor het plaatsgebonden risico is vastgesteld op 10-6 per jaar. Voor kwetsbare objecten, zoals woningen en scholen, is dit een grenswaarde. Voor beperkt kwetsbare objecten, zoals bedrijfsgebouwen en sporthallen, is dit een richtwaarde. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en geeft ook aan hoe deze veiligheidseisen doorwerken in plannen voor de ruimtelijke ordening. Op grond van het besluit wordt in een ministeriële regeling voor een aantal bedrijfssectoren (LPGtankstations, opslag van gevaarlijke stoffen (PGS 15), ammoniakkoelinstallaties) vaste veiligheidsafstanden vastgelegd. Voor de overige bedrijven wordt de veiligheidsafstand met een risicoberekening bepaald. Bij het maken van een bestemmingsplan moeten gemeenten hiermee rekening houden.
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge - 18 -
Vastgesteld
Het Bevi bevat geen wettelijke grenswaarde voor het groepsrisico; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico in het gebied rondom de inrichting. Er is een oriëntatiewaarde bepaald, die aangeeft wanneer de kans dat bij een ongeval 10, 100 of 1.000 doden vallen, voldoende klein is. Dit geeft houvast bij de beoordeling bij welke bevolkingsdichtheid in de omgeving van een risicobedrijf er nog sprake is van een voldoende veilige situatie. De gemeente dient verantwoording af te leggen met betrekking tot het groepsrisico. Het bevoegd gezag motiveert - kort gezegd - in ieder geval: het aantal personen in het invloedsgebied; het groepsrisico; de mogelijkheden tot risicovermindering; de alternatieven; de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken; de mogelijkheid tot zelfredzaamheid. Naast de verantwoording van het groepsrisico moet advies worden gevraagd aan de regionale brandweer over het groepsrisico en de mogelijke gevolgen van het bestemmingsplan voor de mogelijkheden van rampbestrijding en de zelfredzaamheid van de bevolking binnen het invloedsgebied van het bedrijf. Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan 50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1.600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer dan 1.600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van aardgasleidingen met een druk tussen 1.600 en 4.000 kPa. 5.4.2
Situatie plangebied Op het bedrijventerrein is een Bevi-inrichting aanwezig, namelijk een bovengrondse propaantank met een inhoud van 8.000 liter en opslag van maximaal 400.000 kg aan gevaarlijke stoffen binnen een loods. Deze inrichting is gelegen op het bedrijfskavel van Mol Agrocom, Energiebaan 15. De propaantank heeft een PR (10-6)-contour van 50 meter en de opslag van gevaarlijke stoffen een PR (10-6)-contour van 20 meter. Tevens heeft de opslag van gevaarlijke stoffen een GR-contour van 320 meter. Binnen de GRcontour bevinden zich een aantal kwetsbare objecten (woningen). Voor de realisering van Mol Agrocom op het bedrijventerrein is een artikel 19 lid 1 Wro procedure gevolgd. Voor deze procedure is een ruimtelijke onderbouwing opgesteld waarin staat dat een verder verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is. Hiervoor is advies aangevraagd bij Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. Dit advies is als Bijlage 2 opgenomen.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott - 19 -
Juni 2013
Direct naast het bedrijventerrein (Blauwepannenweg 3) bevind zich een bovengrondse propaantank met een inhoud van 4.840 liter. Deze inrichting valt niet onder het Bevi en heeft een PR (10-6)-contour van 20 meter. Tevens loopt langs het bedrijventerrein een route voor transport van gevaarlijke stoffen (N59). Deze weg ligt ongeveer 60 meter van het bedrijventerrein en heeft een PR (10-6)-contour van 0 meter. Er zijn in het plangebied geen planologisch relevante buisleidingen aanwezig.
Afbeelding 5.4: uitsnede risicokaart provincie Zuid-Holland (Bron: risicokaart.nl, maart 2013).
5.4.3
Conclusie Mol Agrocom heeft voor het opslaan van gevaarlijke stoffen een GR-contour van 320 meter. Binnen deze contour bevinden zich een aantal kwetsbare objecten. Om het groepsrisico voor deze kwetsbare objecten te beperken zijn een aantal maatregelen getroffen. Deze maatregelen staan in het advies van Veiligheidsregio Rotterdam Rijnmond. Dit advies is als Bijlage 2 opgenomen. De GR-contour is als veiligheidszone opgenomen op de verbeelding. Binnen deze veiligheidszone mogen geen nieuwe kwetsbare objecten worden gerealiseerd. De PR-contouren van Mol Agrocom vallen grotendeels binnen het bedrijfskavel. Het deel van de contour dat buiten de kavel valt heeft de bestemming water waardoor en geen nadere regeling in het bestemmingsplan is opgenomen. Risicogevoelige bebouwing is hierbij uitgesloten.
5.5
Geluidhinder
5.5.1
Wettelijk kader De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeurswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan 9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge - 20 -
Vastgesteld
deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeurswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd. Wegverkeerslawaai Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidzone. Uitzondering hierop zijn woonerven en straten met een maximumsnelheid van 30 km/u. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen. Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied. Binnen stedelijk gebied gelden over het algemeen minder strenge normen. In het kort komt het er op neer dat het gebied binnen de bebouwde kom behoort tot het stedelijke gebied, met uitzondering van het gebied binnen de bebouwde kom, dat gelegen is binnen de zone van een autoweg of autosnelweg. In het laatste geval en voor de situatie buiten de bebouwde kom gelden de normen die van toepassing zijn op het buitenstedelijke gebied. Een hoofdweg is, conform deze definitiebepaling van de Wet geluidhinder, altijd gelegen in buitenstedelijk gebied. Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op reductie van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, zijn burgemeester en wethouders van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting. Ter anticipatie op het steeds stiller worden van motorvoertuigen mag alvorens te toetsen aan de geldende grenswaarden een aftrek worden toegepast op de berekende geluidbelasting. Deze aftrek bedraagt: 2 dB voor wegen waar de maximumsnelheid gelijk is aan of hoger is dan 70 km/uur; 5 dB voor overige wegen. Industrielawaai Een industrieterrein volgens de Wet geluidhinder is een terrein waar zich bedrijven kunnen vestigen die genoemd worden in artikel 40 van de Wet geluidhinder en onderdeel D van Bijlage I behorende bij het Besluit omgevingsrecht (de zogenaamde grote lawaaimakers). In dit plan zijn deze uitgesloten. 5.5.2
Situatie plangebied Wegverkeerslawaai Nabij het bedrijventerrein liggen twee wegen met een redelijk hoge verkeersdruk en waarschijnlijk met een daarmee samenhangend wegverkeerslawaai. Aangezien het plan BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott - 21 -
Juni 2013
niet voorziet in de oprichting van nieuwe woningen of andere gevoelige bestemmingen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, is er geen sprake van een nieuwe situatie (als gedefinieerd in de Wet geluidhinder) ten opzichte van het wegverkeerslawaai van deze wegen. Wel is er sprake van een nieuwe situatie waar het gaat om de realisering van nieuwe wegen op het industrieterrein zelf. Industrielawaai Geluidhinderlijke bedrijven als bedoeld in de Wet geluidhinder zijn op dit bedrijventerrein niet toegestaan. Het betreft categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken. 5.5.3
Analyse In het rapport 'Akoestisch onderzoek Regionaal bedrijventerrein Oude-Tonge' (Grontmij Bravenboer & Scheers, augustus 2003) is conform het bestemmingsplan uit 2003 de geluidbelasting berekend nabij woningen rondom het bedrijventerrein. Dit rapport is als Bijlage 3 opgenomen. In het bij de bovengenoemde rapportage behorende geluidonderzoek wordt een systematiek gehanteerd gebruik makend van de VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening en de methode Miedema. Deze systematiek maakt het mogelijk de beschikbare geluidruimte optimaal tussen de verschillende bedrijven te verdelen op een zodanige wijze dat het een voldoende woon- en leefklimaat bij woningen wordt behouden. De genoemde rapportage stamt uit 2003, zowel de VNG publicatie, de Handreiking als de methode Miedema zijn ook heden nog voor dit doel geschikt. De onderzochte geluidbronnen zijn wegen en bedrijven. Bij bedrijven wordt nog onderscheid gemaakt tussen geluid op de gevels van woningen vanwege afzonderlijke bedrijven en bedrijven gezamenlijk (de zogenoemde cumulatie industrielawaai).
5.5.4
Conclusie Binnen het plangebied is sprake van nieuw te realiseren wegen. Het geluid afkomstig van deze wegen dient op de bestaande, te handhaven geluidgevoelige bestemmingen te voldoen aan de grenswaarden die in de Wet geluidhinder zijn opgenomen. Als bij een melding of vergunningaanvraag wordt aangetoond dat de inrichting de eis voor geluidruimte voor afzonderlijke inrichtingen respecteert (in de vorm van een voorgeschreven maximaal geluidvermogen per vierkante meter) dan zal een voldoende woon- en leefklimaat gewaarborgd zijn.
5.6
Bedrijven en milieuzonering
5.6.1
Wettelijk kader Om de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten in dit bestemmingsplan vast te leggen is gebruikgemaakt van een milieuzonering. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden. De Vereniging van Nederlandse 9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge - 22 -
Vastgesteld
Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze handreiking wordt aangegeven hoe door middel van milieuzonering de afstand tussen bedrijfsactiviteiten en milieugevoelige functies voldoende blijft. Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijfsactiviteiten op een passende afstand ten opzichte van woningen worden gesitueerd en dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bestaande bedrijven worden gepland. Niet ieder bedrijf heeft evenveel invloed op de omgeving. In de handreiking worden bedrijfsactiviteiten daarom ingedeeld in zes categorieën. Per milieucategorie zijn richtafstanden opgenomen die aangehouden kunnen worden om hinder te voorkomen. Er wordt hierbij onderscheid gemaakt in afstanden tot een rustige woonwijk en tot een gebied met een menging van functies. In figuur 5.1 zijn de richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur. De bedrijvigheid kan volgens de handreiking van de VNG ingedeeld worden in categorieën die lopen van 1 tot en met 6. Hierbij lopen de richtafstanden uiteen van 0 meter tot 1.500 meter. Milieucategorie
Richtafstanden tot een 'rustige
Richtafstanden tot een 'gebied met
woonwijk'
menging van functies'
1
10 meter
0 meter
2
30 meter
10 meter
3
50-100 meter
30-50 meter
4
200-300 meter
100-200 meter
5
500-1.000 meter
300-700 meter
6
1.500 meter
1.000 meter
Afbeelding 5.1: Richtafstanden per milieucategorie.
De VNG-handreiking is een richtlijn, waarin in algemene zin richtafstanden zijn bepaald op basis van gemiddelde productieprocessen. Het kan daarom zinvol zijn om in specifieke situaties de bewuste bedrijven nader te beschouwen op hun bedrijfsactiviteiten. Het kan immers zo zijn dat een specifiek bedrijf er een andere bedrijfsvoering op nahoudt, waardoor de hinder afwijkt van dat wat op grond van de VNG-publicatie wordt ingeschat. Bovendien moeten bedrijven op basis van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunning milieu) of op basis van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) aan voorschriften voldoen. Deze voorschriften hebben onder meer als doel de hinder voor de omgeving te reguleren en op een acceptabel niveau te houden. Deze voorschriften bieden daarom meer concreet inzicht in de hindersituatie. 5.6.2
Situatie plangebied Om het bedrijventerrein bevinden zich enkele gevoelige bestemmingen, zoals solitaire woningen. Het centrum van Oude-Tonge bevindt zich op ongeveer 700 meter van het plangebied. Om het woonklimaat te waarborgen zijn overlast veroorzakende bedrijven op voldoende afstand van deze gevoelige bestemmingen gesitueerd. Deze afstand is BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott - 23 -
Juni 2013
gewaarborgd met behulp van bedrijfscategorieën. Het bestemmingsplan biedt ruimte aan bedrijfsactiviteiten die voorkomen in de categorieën 1 t/m 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (en na afwijking 4). Het bestemmingsplan beoogt primair de ontwikkeling van een hoogwaardig bedrijvenpark voor regionale ambachtelijke, kleinindustriële en handelsbedrijven. Geurhinder Op de hoek van de Tonisseweg/Blauwepannenweg bevindt zich een intensieve veehouderij. Deze bedrijfsvorm kan stankhinder veroorzaken. De geurcontour van dit bedrijf is op de verbeelding opgenomen. Binnen de geurcontour is het niet toegestaan om nieuwe geurgevoelige objecten toe te staan.
5.7
Water
5.7.1
Wettelijk kader In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets. De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen. Waterbeheerplan 2009-2015 (2008) In het Waterbeheerplan 2009-2015 (2008) staat hoe het waterschap Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Daarbij gaat het om betaalbaar waterbeheer met evenwichtige aandacht voor veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, duurzaamheid en om het watersysteem als onderdeel van de ruimtelijke inrichting van ons land. Het Waterbeheerplan beschrijft de uitgangspunten voor het beheer, de ontwikkelingen die de komende jaren verwacht worden en de belangrijkste keuzen die het waterschap moet maken. Daarnaast geeft het Waterbeheerplan een overzicht van maatregelen en kosten. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan. Voor het afvoeren van hemelwater van verhard oppervlak groter dan 250 m² naar open water, dient ontheffing te worden aangevraagd op grond van de Keur. Wanneer de toename aan verhard oppervlak groter is dan 250 m² is het beleid van het waterschap om 10% van de toename te compenseren in de vorm van open water. Waterplan Goeree-Overflakkee 2009-2015 (2008) In het Waterplan Goeree-Overflakkee 2009-2015 werken de vier gemeenten op het eiland, het Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee (ISGO) en het waterschap Hollandse Delta aan de realisatie van veilig, schoon en aantrekkelijk water. Het gaat om het ontwikkelen van een gezamenlijke visie en het vaststellen van concrete maatregelen voor de korte en de middellange termijn 2015. In het waterplan staat samenwerking centraal. Het hoofddoel van het waterplan is het opstellen van een gezamenlijke koers voor de realisatie van een veilig, schoon, aantrekkelijk en goed beheerd watersysteem in de stedelijke kernen op Goeree-Overflakkee. 9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge - 24 -
Vastgesteld
Waterplan Oude-Tonge, Uitbreiding Regionaal Bedrijventerrein (2004) In het Waterplan Oude-Tonge, Uitbreiding Regionaal Bedrijventerrein staat concreet omschreven op welke wijze het watersysteem in en rond het bedrijventerrein is ingericht en hoe deze beheerd moet worden. Alle aspecten tot de waterhuishouding is hierin opgenomen en ook de betekenis van het water voor de andere functies in het gebied is aangeduid. Ook de beheers-, onderhoud- en eigendomsverhouding van het bedrijventerrein is in dit plan opgenomen. Dit waterplan is als Bijlage 4 opgenomen. 5.7.2
Situatie plangebied Waterkwantiteit Het plangebied ligt in het bemalingsgebied De Haas van Dorsser. Dit bemalingsgebied heeft een oppervlakte van bijna 0,23 hectare. Het bemalingsgebied is onderverdeeld in diverse peilgebieden. Het plangebied ligt in peilgebied 33H, met een oppervlakte van ongeveer 0,2 hectare een van de grotere peilgebieden op Goeree-Overflakkee. Het zomerpeil in dit peilgebied is 1.40 meter onder NAP. Het winterpeil bedraagt 1.70 meter onder NAP. Hiermee is het een van de diepst gelegen polders. Het peilbesluit voor peilgebied 33H dateert van november 1990. Het waterschap werkt momenteel aan een plan voor de herziening van een groot aantal peilbesluiten. De afwatering van het peilgebied vindt in hoofdzaak plaats via aan de zuid- en oostzijde gelegen hoofdwatergangen. Het water wordt vanuit deze watergangen door het gemaal De Haas van Dorsser uitgeslagen op het Spui en de haven van Oude-Tonge (boezem) en vandaar via de sluis van Oude-Tonge onder vrij verval geloosd op het KrammerVolkerak. In het plangebied bevinden zich voorts nog diverse andere watergangen, zoals weg- en kavelsloten. Waterkwaliteit De waterkwaliteit op Goeree-Overflakkee is bijna overal matig tot slecht. Dit is een gevolg van een te hoge nutriëntenbelasting door meststoffen en nutriëntrijke kwel. Riooloverstorten uit gemengde stelsels in stedelijk gebied zorgen ook voor een te hoge belasting van het oppervlaktewater. Waterkering De noordoostgrens van het plangebied wordt gevormd door de Oudelandsedijk. Het gedeelte van deze dijk dat langs het plangebied loopt is in het reglement van het waterschap niet aangemerkt als primaire, secundaire of overige waterkering. Ook is deze dijk geen boezemkade. Dit deel van de Oudelandsedijk heeft dan ook geen waterkerende functie.
5.7.3
Conclusie Deze herziening is consoliderend van aard waardoor dit bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft op de waterhuishouding.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott - 25 -
Juni 2013
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge - 26 -
Vastgesteld
6
JURIDISCHE PLANOPZET
6.1
Algemeen Het bestemmingsplan is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. In een bestemmingsplan wordt door middel van bestemmingen en aanvullende aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden. Het bestemmingsplan is een digitaal bestand in gml-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd. Technisch gezien is een bestemmingsplan zodoende een verzameling objecten (zoals bestemmingsvlakken), waaraan informatie (zoals ligging en naam) is gekoppeld. Om het plan te kunnen raadplegen zijn in feite drie onderdelen van belang: een digitale en analoge verbeelding van de geometrisch bepaalde planobjecten (plankaart); de juridisch bindende regels van het bestemmingsplan (planregels); een bijbehorende toelichting (plantoelichting). Het bestemmingsplan kan geraadpleegd worden door middel van computersoftware; in ieder geval via de internetpagina www.ruimtelijkeplannen.nl. Met de software kunnen de verschillende kaarten van het bestemmingsplan opgeroepen worden door het aan- of uitvinken van planobjecten. Door interactie met het kaartbeeld worden de regels van de betreffende bestemmingen weergegeven. Ook kan de toelichting worden opgeroepen. Om de vergelijkbaarheid te bevorderen bestaat er een landelijke standaard voor de verbeelding en de planregels van bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP). De toepassing van de SVBP is verplicht. Hiermee wordt geborgd dat alle bestemmingsplannen overeenkomen voor wat betreft kleurgebruik, naamgeving, gebruik van arceringen en dergelijke. Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de koppeling tussen de regels en de kaart. In de volgende paragraaf staat uitgelegd welke systematiek voor dit bestemmingsplan gehanteerd is en hoe de eigenschappen van het plangebied zich hebben vertaald in de toegekende bestemmingen. De paragraaf daarna geeft een korte toelichting per artikel van de planregels.
6.2
Plansystematiek De hoofdopzet van het bestemmingsplan sluit aan bij de bestaande ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied. In principe zijn de bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden van de vigerende bestemmingsplannen gehandhaafd. Deze bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn getoetst aan de bestaande situatie en waar nodig geactualiseerd. Verder acht de gemeente het wenselijk dat de inhoud van diverse bestemmingsplannen in de gemeente overeenkomt. Dit geldt zowel voor de bestemmingen die toezien op het openbaar gebied, zoals groen- en verkeersbestemmingen als bestemmingen voor woningen en bedrijven.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott - 27 -
Juni 2013
6.3
Bestemmingsplanbeschrijving Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP2008). Hierin zijn regels opgenomen over onder andere de indeling van de planregels en de naamgeving van bestemmingen. De planregels kennen standaard vier hoofdstukken.
6.3.1
Inleidende regels Artikel 1: Begrippen In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Artikel 2: Wijze van meten In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoeringen in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.
6.3.2
Bestemmingen Artikel 3: Agrarisch Deze bestemming is toegekend aan agrarische gronden waarop een agrarisch bedrijf gevestigd is. Tevens is een agrarisch hulp- en nevenbedrijf toegestaan. De locatie van dit bedrijf is op de verbeelding vastgelegd middels een aanduiding. Door middel van een aanduiding is aangegeven waar een bedrijfswoning is toegestaan. Artikel 4: Bedrijventerrein In beginsel zijn bedrijven toegelaten, behorende tot categorie 1 tot en met 3 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (als opgenomen in bijlage 1, planregels) van dit plan. Door middel van een aanduiding is aangegeven waar bedrijven met een hogere milieucategorie zijn toegestaan. De volgende bedrijfsactiviteiten zijn uitgesloten: risicovolle inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, inrichtingen zoals bedoeld in onderdeel D van Bijlage I behorende bij het Besluit omgevingsrecht, groothandels in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk, opslag van goederen in de open lucht en geluidhinderlijke bedrijven als bedoeld in de Wet geluidhinder. Het is binnen dit bestemmingsplan niet mogelijk hiervan af te wijken. Ondergeschikte detailhandel is toegestaan tot een maximum van 50 m² per bedrijf. Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. Artikel 5: Groen Deze bestemming is bedoeld voor groenvoorzieningen, plantsoenen en bermstroken, beplantingen en waterberging. Daarbij horen ook voet- en fietspaden, in- en uitritten, water, nuts- en waterhuishoudkundige voorzieningen. Binnen de bestemming mogen enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd. Afhankelijk van de aard van het bouwwerk, gelden variërende bouwhoogtes.
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge - 28 -
Vastgesteld
Artikel 7: Water Deze bestemming is toegekend aan water, waterhuishoudkundige voorzieningen, wateraan- en afvoer en waterberging. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (waaronder bruggen en duikers) zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 5 meter. 6.3.3
Algemene regels Artikel 8: Anti-dubbeltelregel De anti-dubbeltelregel voorkomt dat dezelfde gronden meerdere keren in aanmerking mogen worden genomen bij het verlenen van (verschillende) bouwvergunningen, waardoor bebouwingsmogelijkheden onbedoeld kunnen worden verruimd. Het opnemen van deze regel is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Artikel 9: Algemene bouwregels De algemene bouwregels regelen dat een bestaand gebouw groter is dan de maximale goot- en bouwhoogtes, de maten ter plaatse als maximaal toelaatbaar mogen worden beschouwd en bouwen op een eigen terrein of bouwperceel geen toestand dient te worden op een aangrenzend terrein. Artikel 10: Algemene gebruiksregels De algemene gebruiksregels regelen welke vormen van gebruik van onbebouwde gronden respectievelijk bouwwerken in ieder geval moeten worden aangemerkt als een verboden gebruik, zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening respectievelijk de Woningwet. Artikel 11: Algemene aanduidingsregels Dit artikel bevat regels ten aanzien van de in het plangebied aanwezige geurzone. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geurgevoelige functies worden opgericht. Ook bevat dit artikel regels ten aanzien van hoogwaardige bedrijven. Binnen deze zone mogen alleen bedrijven worden gerealiseerd met een hoogwaardige uitstraling. Artikel 12: Algemene afwijkingsregels Behalve de specifieke afwijkingsregels, opgenomen binnen de bestemmingsregels, kent het plan ook een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden. Deze bevoegdheden hebben als doel om flexibel te kunnen inspelen op afwijkingen en overschrijdingen van beperkte aard of omvang. Artikel 13: Algemene procedureregels Indien er gebruik gemaakt wordt van het stellen van nadere eisen is hier aangegeven dat de procedure als genoemd in afdeling 3.4 Awb van toepassing is.
6.3.4
Overgangs- en slotregels Artikel 14: Overgangsrecht Het overgangsrecht is van toepassing op bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. Het opnemen van deze regel is verplicht op grond van de Wet ruimtelijke ordening.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott - 29 -
Juni 2013
Artikel 15: Slotregel De slotregel geeft aan hoe de regels van het plan worden aangehaald.
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge - 30 -
Vastgesteld
7
UITVOERBAARHEID
7.1
Financiële uitvoerbaarheid Doordat dit plan voorziet in een actualisatie is ook de grondexploitatie herzien (2012). Deze grondexploitatie bevat een overzicht van uitgaven en inkomsten.
totale opbrengsten: totale kosten: positief saldo:
€ 46.905.848 € 33.929.677 € 12.976.171
In de kosten zijn de volgende posten opgenomen: verwervingskosten; bouwrijp maken; woonrijp maken; tijdelijk onderhoud openbaar gebied; honoraria; PR en acquisitie; kunstwerken; bodemaspecten. Onder bouwrijp maken wordt verstaan: aanleg wegen, ophogingen, rioleringen, watergangen, ander grondwerk. Onder woonrijp maken wordt verstaan: verhardingen, groenaanleg, verlichting, water.
7.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan heeft als ontwerp ter visie gelegen van 11 april 2013 tot en met 23 mei 2013. Tijdens deze periode heeft een ieder zienswijzen kunnen indienen.
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott - 31 -
Juni 2013
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
1
GEMEENTE OOSTFLAKKEE BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
INHOUD 1
INLEIDING
3
1.1 1.2 1.3 1.4
Aanleiding Doel Karakter en functie Procedure
3 3 3 4
2
VORMCOÖRDINATIE BEBOUWING EN BEDRIJFSPERCEEL
5
2.1 2.2
Inleiding Beeldaspecten bebouwing stedenbouwkundig plan
5 5
2.2.1 2.2.2 2.2.3 2.2.4
5 7 8 9
2.3
2.4
2.5
Hoofdopzet bebouwingskarakter Onbebouwde assen Entree, landmarks en andere bebouwingsaccenten Bebouwing en wegenstructuur
Basisprincipes bebouwing en percelen
10
2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.3.6 2.3.7 2.3.8
10 10 12 12 12 13 13 13
Rooilijnen Marges bouwperceel Representativiteit Hoofdvorm bebouwing Voorbehoud: Duurzaamheidsaspecten Parkeren Erfafscheidingen en voorterreinen Reclame en andere uitingen
Deelgebieden
14
2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.4.6
14 15 16 17 19 20
Inleiding Deelgebied De Zichtlocatie Deelgebied Pannese Zijde Deelgebied ‘t Logistieke Midden Deelgebied Bedrijfslandschap Deelgebied Oudelandsedijk
Welstandsbeoordeling
21
2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4
21 21 22 23
Algemeen Welstandsbeoordelingsniveaus Afwijkingen Welstandscriteria per deelgebied
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
2
3
OPENBARE RUIMTE
27
3.1 3.2
Inleiding De diverse openbare gebieden
27 27
3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.2.5 3.2.6
27 30 30 31 32 33
Het entreegebied De Bedrijfsboulevard Detailontsluiting Het “Groene kruis” met langzaam verkeersroute De landschappelijk-recreatieve zone Overige groene ruimten met waterpartijen
3.3 3.4
Inrichtingselementen Parkeren, laden en lossen
35 35
4
OVERLEG EN PROCEDUREVERLOOP
36
4.1 4.2
Opmerkingen welstandszorg procedureverloop
36 41
5
SAMENVATTING EN OVERZICHT
43
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
3
GEMEENTE OOSTFLAKKEE BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
1
INLEIDING
1.1 Aanleiding De gemeente Oostflakkee heeft besloten de gewenste ruimtelijke kwaliteit van het te ontwikkelen Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge vast te leggen in een Beeldkwaliteitsplan. Een beeldkwaliteitsplan en de daarin gegeven aanbevelingen stimuleren de verschillende bij de planontwikkeling betrokken partijen tot het leveren van een op kwaliteit gerichte inspanning. Ook vormt het beeldkwaliteitsplan een toetsingskader voor die te leveren kwaliteit1.
1.2 Doel Bij de ontwikkeling van het Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge, bij de kern OudeTonge, zijn beeldkwaliteit, duurzaamheid, ontsluiting, faseringsmogelijkheden en de landschappelijke inpassing belangrijke uitgangspunten. Het bedrijventerrein is bestemd als hoogwaardig bedrijventerrein. Doel van dit beeldkwaliteitsplan is het vastleggen van de gewenste ruimtelijke kwaliteit in het werkgebied Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge ten behoeve van diverse ontwerpende, realiserende en toetsende instanties. Het beeldkwaliteitsplan steunt enerzijds op het ruimtelijke ordeningsbeleid van de gemeente Oostflakkee en anticipeert anderzijds op de wijziging van de Woningwet ten aanzien van het welstandsbeleid.
1.3 Karakter en functie Het beeldkwaliteitsplan heeft verschillende functies:
-
Communicatiemiddel het beeldkwaliteitsplan toont wat de gewenste samenhangende stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit binnen het plangebied is. Binnen dit raamwerk ligt de uitdaging voor de architect om tot creatieve oplossingen te komen. Het beeldkwaliteitsplan dient geen keurslijf te zijn dat de creativiteit inperkt.
-
Beleidskader
1
VROM, 1993
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
4
het beeldkwaliteitsplan is op te vatten als beleidskader waarin het te voeren ruimtelijk kwaliteitsbeleid voor de verschillende partijen is vastgelegd. Het dient als bewustmakings- en discussiemiddel het draagvlak voor het gemeentelijk ruimtelijk beleid te vergroten, doordat van tevoren wordt duidelijk gemaakt welke beeldkwaliteit wordt verwacht.
-
Toetsingsinstrument het beeldkwaliteitsplan geeft gedetailleerd vorm aan het gemeentelijk welstandsbeleid door het duidelijk verwoorden en onderbouwen van de welstandscriteria. Hierbij ontstaat een verschuiving van welstandstoezicht achteraf naar welstandszorg vooraf.
-
Beleidsstuk Het beeldkwaliteitsplan is een beleidsstuk waarover van tevoren met belanghebbenden overleg moet zijn gevoerd en zo mogelijk overeenstemming moet zijn bereikt. Om het plan een duidelijke status te geven dient het onderworpen te worden aan politieke besluitvorming zodat het een maatschappelijk en politiek draagvlak krijgt en de welstandscommissie voldoende rugdekking krijgt.
•
Relatie met het bestemmingsplan
Volgens de wettelijke voorschriften, prevaleert het bestemmingsplan boven een regeling in een beeldkwaliteitsplan. Het bestemmingsplan geeft het kader aan waarbinnen welstandsregels gesteld mogen worden. De welstandsregels mogen niet strijdig zijn met het bestemmingsplan.
•
Relatie met exploitatie-overeenkomsten
Het bestemmingsplan zal door derden worden gerealiseerd in het kader van een exploitatieovereenkomst. Het beeldkwaliteitsplan heeft in relatie tot zo’n exploitatie-overeenkomst een functie van kwaliteitsdefinitie. In het beeldkwaliteitsplan staan de kwaliteitseisen die op uitvoeringsniveau worden gesteld aan de te realiseren planonderdelen, zoals woningen, wegen, groenvoorzieningen en dergelijke.
1.4 Procedure Het door de gemeenteraad van Oostflakkee vastgestelde beeldkwaliteitsplan Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge zal gebruikt worden ter toetsing van bouwplannen in het kader van de Welstandsprocedure. Verder dient het als uitgangspunt bij de vormgeving van de openbare ruimte door de gemeente of door ontwikkelaars.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
2
5
VORMCOÖRDINATIE BEBOUWING EN BEDRIJFSPERCEEL
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de vormaspecten behandeld die van belang zijn voor de bebouwing en eventueel de perceelindeling. Ten eerste worden er beeldaspecten behandeld die het stedenbouwkundig plan ondersteunen en zeer bepalend zijn voor het algemene karakter en uitstraling van het bedrijventerrein. Een toelichting op het stedenbouwkundig plan is in de bijlage opgenomen. Ten tweede worden er algemene basisprincipes behandeld voor de bebouwing en de perceelsinrichting. Dit zijn gedeeltelijk bepalingen die in het bestemmingsplan al zijn vastgelegd. Tot slot worden er deelgebieden met eigen sferen onderscheiden die passen binnen de algemene gewenste karakteristiek en uitstraling van het bedrijventerrein.
2.2 Beeldaspecten bebouwing stedenbouwkundig plan 2.2.1 Hoofdopzet bebouwingskarakter Het bedrijventerrein is grofweg te verdelen in de onderstaande beschreven bebouwingskarakters. Voor de specifiekere bebouwingskarakters wordt verwezen naar de deelgebieden.
•
De randen: rekening houden met het omliggende landschap
Voor de randen van het bedrijventerrein speelt landschappelijke inpassing een belangrijke rol. Bebouwingsaspecten als massa, vorm en natuurlijke materialen en sober kleurgebruik (donkere aardkleuren) zijn daarbij zeer beeldbepalend en daarom essentieel. In het kader hiervan zijn de bedrijfskavels aan de oost- en noordzijde van het plangebied bedoeld voor de kleinschaligere bedrijfscomplexen. In het bestemmingsplan is een maximale bebouwingshoogte van 10 meter toegestaan.
Foto: voorbeeld donkere aardkleuren in de buitenring
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
•
6
De zichtlocatie
De zuidelijke rand langs de Rijksweg en de Provincialeweg, de zichtlocatie van het bedrijventerrein, dient een open parkachtige, hoogwaardige en duurzame uitstraling te krijgen. In deze rand is losse bebouwing gewenst in een parkachtige omgeving, die samen een representatief front vormen voor het bedrijventerrein. In deze rand geldt in het bestemmingsplan een maximale bouwhoogte van 15 meter.
•
Het gebied binnen de hoofdontsluiting
In het gebied binnen de hoofdontsluitingsweg van het bedrijventerrein speelt de landschappelijke inpassing een minder belangrijke rol. In dit gebied dienen de middelschalige bedrijfscomplexen te worden geconcentreerd. In het bestemmingsplan is hier een maximale bebouwingshoogte van 10 meter toegestaan.
Afbeelding 2.2.1a Buitenring, middengebied, hoofdorïentatie bebouwing
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
7
Afbeelding 2.2.1b Schaal bebouwing
2.2.2 Onbebouwde assen Het huidige landschap heeft een open karakter met bijbehorende grootschalige lijnen. Vanwege deze openheid van het landschap is een zekere mate van transparantie een belangrijk uitgangspunt voor het bedrijventerrein. Daarom is in het stedenbouwkundig ontwerp ingespeeld op het open karakter van het landschap en de bijbehorende grootschalige lijnen, door ter plaatse van de oude verkavelingsstructuren assen/doorzichten te creëren. Belangrijk is daarom dat deze doorzichten (minimaal 10 meter breed) onbebouwd blijven. Een en ander is weergegeven in afbeelding 2.2.2.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
8
Afbeelding 2.2.2 Bijzonder bebouwingsaspecten
2.2.3 Entree, landmarks en andere bebouwingsaccenten Bijzondere aandacht verdient het entreegebied dat duidelijk herkenbaar dient te zijn en samen met de zichtlocatie “het gezicht” van het Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge dient te vormen. Voor de herkenning en markering van het bedrijventerrein (ofwel het begin en eind van het bedrijventerrein) is het wenselijk dat er op de hoeken bijzondere gebouwen worden geplaatst, die als “landmarks” dienen. Het een en ander is weergegeven in afbeelding 2.2.2. Een belangrijke bijdrage aan de rol van “landmark” van de bebouwing is het toepassen van de maximale toegestane bebouwingshoogte van 15 meter. De westelijke landmark speelt tevens een belangrijke rol bij de entreevorming en zal een belangrijke voorbeeldfunctie hebben voor de overig te vestigen bedrijven.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
9
foto’s: voorbeelden landmarks en bijzondere bebouwing
foto’s: voorbeelden landmarks en bijzondere bebouwing
Door de inrichting van het bedrijventerrein verschuift de entree van de kern Oude-Tonge. Het is wenselijk dat deze toekomstige entree van de kern beter vorm te geven. Bijvoorbeeld door kantoorontwikkeling rondom het busstation, waardoor met twee communicerende bebouwingsaccenten de nieuwe entree beter kan worden gevisualiseerd, dan de huidige situatie. Dit kan als een apart project worden gezien, maar bij de inrichting en de bebouwing van het bedrijventerrein kan hier al rekening mee gehouden worden. Het bebouwingsaccent dat binnen het plangebied ligt (zie afbeelding 2.2.2.) heeft tevens een entreefunctie voor de langzaamverkeersas door het bedrijventerrein en dient dan als herkenningspunt. Daarnaast is op de hoeken en in het bijzonder ook bij de openbare ruimten met waterpartijen bijzondere bebouwing gewenst. 2.2.4 Bebouwing en de wegenstructuur •
Rijksweg en Provincialeweg
Langs de Rijksweg en de Provincialeweg dient de bebouwing zorg te dragen voor een representatieve rand van het bedrijventerrein. Het gaat daarbij niet om een harde, gesloten, stedelijke rand, maar om een zekere frontvorming door losse bebouwing in een parkachtige setting. De bebouwing dient de oriëntatie van de orthogonale landschapstructuur te volgen, zoals is weergegeven in de afbeelding 2.2.1a. De bebouwing aan de Rijksweg dient met de hoek van de representatieve voorgevel(s) direct aan de bouwgrens te staan. Bij de bebouwing aan de Provincialeweg dient de bebouwing zoveel mogelijk in een lijn gezet te worden, namelijk direct aan de bouwgrens.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
•
10
Hoofdontsluitingsweg
Langs de hoofdontsluitingsweg van het bedrijventerrein is begeleidende bebouwing gewenst. De bebouwing dient met de beweging van de weg mee te gaan en op de ontsluitingsweg te zijn georiënteerd. De representatieve bedrijfsgedeelten dienen aan de hoofdweg te staan. Gepleit wordt om deze bebouwing zo veel mogelijk in een lijn te zetten, namelijk direct aan de bouwgrens.
2.3 Basisprincipes bebouwing en percelen 2.3.1 Rooilijnen In het bestemmingsplan is de bouwgrens gelegen op 8 meter afstand van de grens van de weg. Verspringingen van de voorgevelrooilijn geven veelal een onrustig beeld. Het kan afbreuk doen aan de gewenste ruimtelijke samenhang. Aan de hoofdontsluitingsweg, en bij de Zichtlocatie langs de Provincialeweg en de Rijksweg dient de bebouwing direct aan de bouwgrens te worden geplaatst. Aangezien de bebouwing de oriëntatie van de orthogonale landschapsstructuur moet volgen (zie afb. 2.2.1a), kan dit betekenen dat bedrijven met de hoek van twee representatieve zijden direct aan de bouwgrens moet komen te staan. Het een en ander is weergegeven in de afbeelding 2.3. Aan de detailontsluitingen hoeft de bebouwing niet in een lijn te staan, maar dienen eventuele verspringingen plaats te vinden binnen een beperkte bandbreedte (van 5 meter) zodat een zekere ruimtelijke samenhang is gewaarborgd. 2.3.2 Marges bouwperceel In het bestemmingsplan is opgenomen dat de bedrijfsgebouwen achter de bouwgrens dienen te worden geplaatst. Deze bouwgrens ligt op 8 meter afstand van de grens van de weg. De afstand van de gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen dient minimaal 5 meter te zijn. Dit betekent over het algemeen dat er tussen de bedrijven 10 meter onbebouwde zones aanwezig zullen zijn. Hiermee wordt een zekere openheid in het gebied gegarandeerd. Daarnaast is in het bestemmingsplan opgenomen dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel ten hoogste 70% mag bedragen. Het een en ander is in de afbeelding hieronder weergegeven.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
11
Afbeelding 2.3 Basisprincipes bebouwing en percelen
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
12
2.3.3 Representativiteit De representatieve zijde van een bedrijfsgebouw moet naar de aanliggende ontsluitingsweg gekeerd zijn. Door de oriëntatie van de bebouwing volgens de lijnen van de orthogonale landschapsstructuur (zie afb. 2.2.1a) kan dit betekenen dat er sprake moet zijn van twee representatieve zijden van de bedrijfsgebouwen, zoals onder meer het geval is aan de Rijksweg. Kantoorruimten, toonzalen/showrooms of kantines bieden architectonisch de meeste potentie voor een hoogwaardige of representatieve uitstraling. Deze liggen altijd aan de voorzijde van het perceel. Bij de hoekkavels dient het representatieve deel op de hoek te worden geplaatst. Een duidelijk onderscheid tussen de representatieve bebouwing en het achterliggende bedrijfsdeel dient aanwezig te zijn en naar voren te komen in de massa, vorm en de gevelopbouw. 2.3.4 Hoofdvorm bebouwing
•
Bouwhoogte
In het bestemmingsplan is opgenomen dat de maximale bouwhoogte binnen de strook “Hoogwaardige bedrijven” 15 meter bedraagt. Voor de overige bebouwing in het plangebied is een maximale bouwhoogte van 10 meter toegestaan. In verband met zuinig ruimtegebruik dient het kantoorgedeelte van een bedrijfsgebouw in minimaal 2 bouwlagen te worden uitgevoerd, dan wel in minimaal 1 bouwlaag boven de bedrijfsruimte. Kantoordelen dienen minimaal twee bouwlagen en bij voorkeur drie bouwlagen hoog te zijn.
•
Onderscheid representatief deel en bedrijfsfunctie
De visuele uitstraling van over het algemeen minder representatieve bedrijven (transport en logistiek, industrie enz.) dient te worden versterkt door het onderscheiden van het representatieve deel en de specifieke bedrijfsfuncties (productie-, opslagruimten) en dit architectonisch te benadrukken. Hierbij kan gedacht worden aan zelfstandige vormen, hoogteverschil en materiaalverschillen. 2.3.5 Voorbehoud: Duurzaamheidsaspecten Het materiaalgebruik heeft ook consequenties voor de duurzaamheidsaspecten. De toepassing van gras- en sedumdaken, lemen wanden en houtskeletbouw heeft consequenties voor het straatbeeld, kleurstelling e.d. Het gemeentebestuur van Oostflakkee streeft ernaar het gebied duurzaam en milieuvriendelijk vorm te geven. Het convenant Dubo en het politiekeurmerk “veilig wonen” dienen hierbij in acht te worden genomen. Daarom kan gemotiveerd van het aangegeven bouwprofiel (materiaal- en kleurgebruik) afgeweken door de toepassing van duurzaam bouwen.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
13
2.3.6 Parkeren Bij het ontwerp van het bedrijventerrein is ervan uitgegaan dat het parkeren (zowel het bezoekersparkeren als het parkeren van werknemers) en het laden en lossen geheel op eigen terrein zullen plaatsvinden. Parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein gerealiseerd te worden en zouden dan ook bij voorkeur in een onderbouw of op het dak een plaats moeten vinden. De bouwkundige voorzieningen voor laden en lossen (zoals laadperrons en laaddeuren) en parkeervoorzieningen voor werknemers en werkverkeer zullen bij de bedrijfsgedeelten achter het kantoorgedeelte en/of eventueel aan de zijkant moeten plaatsvinden, maar niet aan de voorzijde. Naast voldoende parkeerruimte dient de buitenruimte van een bedrijf voldoende plaats te bieden aan laden en lossen en manoeuvreermogelijkheden. Deze activiteiten dienen geheel op eigen terrein plaats te vinden. 2.3.7 Erfafscheidingen en voorterreinen Terreinafscheidingen zijn, op bedrijventerreinen vaak nog meer dan in woongebieden, beeldbepalend voor het straatbeeld. Iedereen kent wel de bedrijventerreinen waar de werkstraten omgeven worden door hoge hekwerken, vaak nog voorzien van prikkeldraad, waarachter parkeerterreinen en bedrijfsloodsen liggen. Deze beelden zijn weinig aanlokkelijk en vertegenwoordigen een ruimtelijke kwaliteit die moet worden voorkomen. Volgens het bestemmingsplan Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge mag de hoogte van terreinafscheidingen vóór de bouwgrens maximaal 1,20 m bedragen. Hekwerken aan de straatzijde van het bedrijventerrein mogen dan ook niet hoger zijn dan 1,20 m. Daarachter mag de hoogte maximaal 2,00 m bedragen. Duurzaam materiaalgebruik en/of landschappelijke inpassing is voor de erfafscheidingen van belang. Aan de voorzijde is het toepassen van hagen vereist, eventuele hekken dienen een open karakter te hebben en in een lijn te staan en zijn in hoogte en vorm op elkaar afgestemd. Buitenterreinen mogen niet worden gebruikt voor de opslag van goederen. Dit verbod is in het bestemmingsplan opgenomen. 2.3.8 Reclame en andere uitingen Bij bedrijventerreinen kan een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten boodschappen: 1. 2. 3.
Naam-, beroeps- en/of productaanduiding met een directe relatie tot het betreffende bedrijf. Routeborden op het bedrijventerrein. Gezamenlijke presentatie van de bedrijven m.b.t. b.v. een mast bij de entree van het terrein.
Ad 1. Reclame per bedrijfsperceel dient te voldoen aan de volgende eisen: Reclame dient bij voorkeur geïntegreerd te zijn in de architectuur en tot het hoogst noodzakelijke te worden beperkt. Reclame dient tegen de gevel te worden geplaatst. Maximaal 1 reclame-uiting per bedrijfsgevel is toegestaan.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
-
-
14
Reclame-uitingen aan de voorgevel moeten worden behandeld als zelfstandige elementen, passend in de vormgeving (maat, schaal en structuur) van de betreffende gevel. De gevelreclame evenwijdig aan de gevel dient te worden uitgevoerd als losse letters, lichtbakken zijn niet toegestaan. Reclames vlak aan de gevel mogen niet breder zijn dan 10 meter en niet hoger zijn dan 0,40 m. Reclame haaks op de gevel, op het dak of op de dakrand is niet toegestaan.
Ad 2. Aan het begin van elke detailontsluiting is één routebord mogelijk. Deze routeborden dienen één uniform kader te hebben die voor het terrein zal moeten worden ontwikkeld en vormgegeven. Binnen dit uniforme kader worden alleen de naamsaanduidingen van het bedrijf en branche, c.q. beroepsaanduiding toegelaten. Ad 3. Een gezamenlijke presentatie bij de entree van het bedrijventerrein is denkbaar eventueel in combinatie met een plattegrond en routebeschrijving. Een zorgvuldige vormgeving is dan essentieel. De in het bestemmingsplan maximaal toegestane hoogte van een gezamenlijke reclamemast is 15 meter.
•
Reclamemasten
In het bestemmingsplan is opgenomen dat op het bedrijventerrein één gezamenlijk reclamemast mag worden opgericht tot een hoogte van 15 meter en dat er op afzonderlijke bedrijfspercelen geen vrijstaande reclamemasten mogen worden opgericht die hoger zijn dan 3 meter. Vanuit beeldkwaliteitsoogpunt zijn reclamemasten niet wenselijk, aangezien deze masten kunnen bijdragen aan “verrommeling”. Indien er sprake is van een gezamenlijke reclamemast, dient deze in de buurt van de hoofdentree van het bedrijventerrein te worden geplaatst en een duurzame en bijzondere uitstraling te krijgen die bij het karakter van het bedrijventerrein past.
•
Aanlichten bebouwing
Aangezien landschappelijke inpassing, een duurzame en kwalitatieve uitstraling zijn gewenst, is het aanlichten van bebouwing niet toegestaan.
2.4 Deelgebieden 2.4.1 Inleiding In het plangebied worden 5 deelgebieden onderscheiden, zoals op de onderstaande afbeelding is weergegeven. Per deelgebied wordt in de navolgende paragrafen een beschrijving gegeven van de algemene typering van het gebied, de stedenbouwkundige en architectonische typering en het soort bedrijven. Ook zijn per deelgebied middels foto’s voorbeelden opgenomen van de soort bebouwing die in het betreffende deelgebied kan worden opgericht. Deze foto’s dienen louter als illustratie en sfeerbeeld. Het is uiteraard niet de bedoeling dat de voorbeelden gekopieerd worden.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
15
In paragraaf 2.5 worden de welstandscriteria per deelgebied gegeven en worden de welstandsniveaus aan het Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge toegekend.
Afbeelding 2.4 Te onderscheiden deelgebieden
2.4.2 Deelgebied De Zichtlocatie 2.4.2.1 algemene typering In dit gebied wordt een hoge ruimtelijke kwaliteit nagestreefd, waarbij naast de landschappelijke inpassing, de bedrijfsbebouwing met een moderne, duurzame uitstraling beeldbepalend zijn en voor een hoge beeldkwaliteit dienen te zorgen. Het gebied zal het karakter van een bedrijvenpark moeten uitstralen. Het betreft losstaande representatieve bebouwing van maximaal 15 meter hoog. 2.4.2.2 stedenbouwkundige en architectonische typering Gezien het nagestreefde moderne, duurzame karakter van de bebouwing en de gewenste parkachtige uitstraling, hoeft de plaatsing van de bebouwing niet “strak in het gelid” plaats te vinden. De bebouwing dient de richting van de orthogonale landschapsstructuur te volgen (zie afb. 2.2.1a), waardoor er ter plaatse van de Rijksweg een gestaffelde rooilijn ontstaat, zoals weergegeven in bijlage 4 op de proefverkaveling 2. Een geleding van de massa-vorm wordt voorgestaan. Nadrukkelijk is het niet de bedoeling ongelede blokvormige bebouwing toe te staan. Enige speelsheid in de massa-vorm en de gevelopbouw is noodzakelijk. Ten aanzien van het hoofd-materiaalgebruik worden donkere aardkleuren en natuurlijke materialen voorgestaan met een duurzame uitstraling, zoals bijvoorbeeld baksteen en hout.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
16
2.4.2.3 soort bedrijven De ruimtebehoefte betreft dienstverlenende bedrijven die zich willen vestigen op een bedrijventerrein, waaronder bedrijven uit de grafische sector, technische ontwerp- en adviesbureaus, schoonmaakbedrijven, beveiligingsbedrijven, verhuurbedrijven en ICTbedrijven. Deze bedrijven hebben een relatief hoge arbeidsintensiteit, wensen over het algemeen een hoogwaardige uitstraling en lenen zich uitstekend voor zichtlocaties. Naast de dienstverlenende bedrijven kunnen in dit deelgebied ook de lokale handelsbedrijven met een uitbreidingsbehoefte binnen de regio terecht. Omdat doorgaans administratieve werkzaamheden in hetzelfde pand plaatsvinden als de bedrijfsactiviteiten, lenen handelsondernemingen zich goed voor een relatief hoge kantoorcomponent (circa 30%). Deze sector kent in het algemeen een relatief hoogwaardige uitstraling en levert met name door de administratieve werkzaamheden een vrij hoge toegevoegde waarde.
foto’s: voorbeelden uitstraling en sfeer bedrijven “Zichtlocatie”
2.4.3
Deelgebied Pannese Zijde
2.4.3.1 algemene typering In dit gebied wordt een relatief hoogwaardige, eigentijdse uitstraling nagestreefd. Aan deze zijde van het bedrijventerrein speelt de landschappelijke inpassing een belangrijke rol. Niet alleen de beoogde groenzone aan de westelijke rand, maar vooral ook de bebouwingsaspecten als massa, vorm en natuurlijke materialen en sober kleurgebruik (donkere aardkleuren) zijn daarbij zeer beeldbepalend en essentieel. Dit gebied is bedoeld voor de kleinschaligere bedrijfscomplexen. In het bestemmingsplan is een maximale bebouwingshoogte van 10 meter toegestaan. 2.4.3.2 stedenbouwkundige en architectonische typering Gezien het nagestreefde moderne karakter van de bebouwing en de ligging aan de hoofdontsluitingsweg, is het wenselijk dat de bebouwing zoveel mogelijk in een lijn geplaatst wordt. Een geleding van de massa-vorm wordt voorgestaan. Nadrukkelijk is het niet de bedoeling ongelede blokvormige bebouwing toe te staan. Enige speelsheid in de massavorm en de gevelopbouw is noodzakelijk. Ten aanzien van het hoofd-materiaalgebruik worden donkere aardkleuren en natuurlijke materialen voorgestaan met een duurzame
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
17
uitstraling, zoals bijvoorbeeld baksteen en hout. De representatieve bebouwing dient te worden gesitueerd aan de ontsluitingsweg; eventuele kleine bijbehorende bedrijfshallen dienen hierachter te worden geplaatst.
foto’s: voorbeelden uitstraling en sfeer bedrijven “Pannese Zijde”
2.4.3.3 soort bedrijven Het betreft handelsbedrijven en kleine industrie-, bouw- en installatiebedrijven. Omdat doorgaans administratieve werkzaamheden in hetzelfde pand plaatsvinden als de bedrijfsactiviteiten, lenen handelsondernemingen zich goed voor een relatief hoge kantoorcomponent (circa 30%). Deze sector kent in het algemeen een relatief hoogwaardige uitstraling en levert met name door de administratieve werkzaamheden een vrij hoge toegevoegde waarde. 2.4.4
Deelgebied ‘t Logistieke Midden
2.4.4.1 algemene typering In dit gebied wordt in elk geval aan de hoofdontsluitingsweg een representatieve, eigentijdse kwalitatieve uitstraling van de bedrijven nagestreefd. Meer naar het midden kan worden volstaan met een reguliere uitstraling. Dit gebied is bedoeld voor de middelschalige bedrijfscomplexen. In het bestemmingsplan is een maximale bebouwingshoogte van 10 meter toegestaan. 2.4.4.2 stedenbouwkundige en architectonische typering De richting van de bebouwing dient in hoofdzaak de orthogonale richting van de landschapsstructuur te volgen (zie afbeelding 2.2.1a). Indien de percelen gelegen zijn aan de hoofdontsluiting, dient de bebouwing direct aan de bouwgrens te worden geplaatst. Op
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
18
deze manier ontstaat een zekere mate van ruimtelijke samenhang en begeleiding van de hoofdontsluiting. Bij de overige bebouwing is een verspringing mogelijk tot een maximum van 5 meter achter de bouwgrens. De bedrijfshallen dienen aan de straatzijde voorzien te zijn van een apart herkenbaar kantoorgedeelte dat een hoge kwalitatieve uitstraling heeft. Ten aanzien van de kleuren van de kantoorgedeelten worden lichte aardkleuren toelaatbaar geacht. De bijbehorende bedrijfshallen dienen op een grotere afstand van de bouwgrens te zijn gesitueerd en dienen zoveel mogelijk door de verschillende bedrijven in eenzelfde grijs-zilveren metaalkleur te worden toegepast (duurzame en natuurlijke materialen hebben de voorkeur). Langs de fietsroutes door het deelgebied zijn geen gesloten gevels toegestaan en dienen er hagen erfafscheiding te worden gebruikt.
foto’s: voorbeelden uitstraling en sfeer bedrijven “Logistiek Midden”
2.4.4.3 soort bedrijven De logistieke sector richt zich naast goederentransport in toenemende mate op toegevoegde waarde activiteiten, Value Added Logistics (VAL). Dit betreft activiteiten zoals assemble-
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
19
ren, labelen en verpakken, waarna distributie volgt. Door de toegevoegde activiteiten stijgt het aantal arbeidsplaatsen per hectare voor transport- en distributiebedrijven. 2.4.5
Deelgebied Bedrijfslandschap
2.4.5.1 algemeen typering In dit gebied wordt duurzame en landschappelijke uitstraling nagestreefd. Natuurlijke en duurzame materialen moeten hier beeldbepalend zijn. Niet alleen de groenzone maar vooral ook de bebouwingsaspecten als massa, vorm, maar vooral ook de natuurlijke materialen en sober kleurgebruik (donkere aardkleuren) zijn daarbij zeer beeldbepalend en essentieel. Dit gebied is bedoeld voor de kleinschalige bedrijfscomplexen. In het bestemmingsplan is een maximale bebouwingshoogte van 10 meter toegestaan. 2.4.5.2 stedenbouwkundige en architectonische typering Om een goede visuele afscheiding van het bedrijventerrein te bewerkstelligen is in het plan voorgesteld de achterzijde van de bedrijfsgronden te voorzien van dijklichamen met boomsingels. Gestreefd wordt om de bebouwing op deze bedrijfsgronden aan te laten sluiten op deze dijklichamen. Daarnaast hebben grasdaken en sedumdaken de voorkeur om voor een hoogwaardige landschappelijke en duurzame inpassing te zorgen. De bebouwing hoeft niet strak in een lijn te worden geplaatst maar kan speelser ten opzichte van elkaar worden geplaatst. Een uitzondering hierop is de bebouwing aan de hoofdontsluitingsweg, welke direct aan de bouwgrens dient te worden gesitueerd en de orthogonale richting van de landschapsstructuur moet volgen (afb. 2.2.1a). Hierbij moet het representatieve bedrijfsgedeelte aan de straatkant worden geplaatst.
foto’s: voorbeelden uitstraling en sfeer bedrijven “Bedrijfslandschap”
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
20
2.4.5.3 soort bedrijven Dit gebied is bedoeld voor kleine bedrijfscomplexen van de transport- en distributiebedrijven (met bijzondere aandacht voor bedrijven met hoge toegevoegde waarde (VAL) en een relatief hoge arbeidsintensiteit) en voor de kleine industrie-, bouw- en installatiebedrijven. 2.4.6
Deelgebied Oudelandsedijk
2.4.6.1 algemene typering In dit deelgebied is een landschappelijke uitstraling gewenst. Centraal hierbij staat het behouden van de aantrekkelijke recreatieve fietsomgeving van de dijk en de inpassing van de agrarische bedrijven. 2.4.6.2 stedenbouwkundige en architectonische typering De bestaande slapersdijk de Oudelandsedijk heeft, naast een landschappelijke en cultuurhistorische betekenis, ook een recreatieve betekenis. Tussen deze dijk en het bedrijventerrein is een groenzone geprojecteerd, waarbinnen de twee bestaande agrarische bedrijven gevestigd zijn. In dit deelgebied spelen de groen- en waterinrichting van de groenzone en de agrarische functie een centrale rol en is er nauwelijks sprake van aanwezige of eventuele toekomstige bebouwing. De indeling van het perceel en de hoofdopzet van het hoofdgebouw moeten worden afgestemd op de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek van de locatie (hiërarchie, ontsluiting, zichtlijnen en dergelijke). Specifiek voor agrarische bedrijven is de clustering van meerdere gebouwen (woonhuis, stallen, loodsen) op een bouwperceel. De positionering van deze gebouwen ten opzichte van elkaar heeft vaak een bedrijfsmatige achtergrond maar is ook uit een oogpunt van de beleving van het complex een belangrijk uitgangspunt. De oorspronkelijke agrarische bedrijfsgebouw-opbouw moet herkenbaar blijven: een relatief grootschalige (zg. Vlaamse) schuur met een hoog pannendak en een losstaande bedrijfswoning met een zadeldak.
foto’s: behouden uitstraling Oudelandsedijk
2.4.6.3 soort bedrijven In het deelgebied zijn twee agrarische bedrijven aanwezig. In het bestemmingsplan worden een aantal nevenactiviteiten mogelijk gemaakt en worden vervolgfuncties op de agrarische bouwblokken weergegeven.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
2.5
Welstandsbeoordeling
2.5.1
Algemeen
21
Binnen het plangebied behoeven niet alle te realiseren bouwwerken op een even indringende manier beoordeeld te worden om de gewenste beeldkwaliteitsniveaus te bereiken. Daarom is het plangebied ingedeeld in gebieden met verschillende welstandsniveaus. Binnen deze verschillende gebieden zullen meer of minder aspecten van de beoogde bouw beoordeeld worden (zie 3.5.2 en 3.5.4). 2.5.2
Welstandsbeoordelingsniveaus
Zoals hiervoor reeds is aangeduid, is het niet nodig alle te realiseren bouwwerken in het plangebied Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge op eenzelfde wijze te beoordelen. Daarom is er een onderscheid aangebracht tussen verschillende deelgebieden, waarin op een bepaalde wijze beoordeling plaatsvindt.
Afbeelding 2.5 Welstandsniveaus
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
22
De beoordeling op welstandsniveau 1 vindt plaats in de zuidelijk gelegen zichtlocatie en de landschappelijke zones, vanwege het open karakter. Beoordeling op welstandsniveau 2 vindt plaats in het overige gebied. Een en ander is in de voorgaande figuur voor het Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge in beeld gebracht. Bij de gebieden met welstandsniveau 1 wordt de bebouwing getoetst op de criteria behorende bij: • de stedenbouwkundige typering (relatie met de omgeving); • de architectonische typering (het bouwwerk op zichzelf); • de detaillering. Bij de gebieden met welstandsniveau 2 wordt getoetst aan de criteria behorende bij: • de stedenbouwkundige typering (relatie met de omgeving); • de architectonische typering (het bouwwerk op zichzelf). 2.5.3
Afwijkingen
Afwijkingen dienen de ruimtelijke kwaliteit duidelijk ten goede te komen. Om te grote contrasten met de bestaande omgeving te voorkomen kan er in het algemeen slechts van één aspect tegelijk afgeweken worden. Welstandshalve kunnen er, bij een van de gebiedskarakteristiek afwijkend bouwplan (massavorm, gevelopbouw en materialen/kleuren) nadere eisen gesteld worden aan de situering (een afwijkende bouwvorm wordt door plaatsing naar achteren ten opzichte van de bestaande rooilijn minder dominant).
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
2.5.4
23
Welstandscriteria per deelgebied
WELSTANDCRITERIA PER DEELGEBIED WELSTANDSASPECTEN
de Zichtlocatie
Pannese Zijde
‘t Logistieke Midden
Bedrijfslandschap
Oudelandsedijk
algemene typering
zie paragraaf 2.4.2.1
zie paragraaf 2.4.3.1
zie paragraaf 2.4.4.1
zie paragraaf 2.4.5.1
zie paragraaf 2.4.6.1
stedenbouwkundige typering plaatsing
massa-vorm
zie paragraaf 2.3 met bouwmarges, aanvullend geldt het volgende:
-
de indeling van het perceel en de hoofdopzet van het bedrijfspand moeten worden afgestemd op de stedenbouwkundige karakteristiek van de locatie (de zichtassen, de hiërarchie, ontsluiting, omliggende openbare ruimte).
de indeling van het perceel en de hoofdopzet van het hoofdgebouw moeten worden afgestemd op de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek van de locatie.
direct aan de bouwgrens
in lijn met de bestaande bebouwing
Indien het perceel is gelegen aan de hoofdontsluiting, dient de bebouwing direct aan de bouwgrens te worden geplaatst. Bij de overige percelen is een verspringing mogelijk tot een maximum van 5 meter achter de bouwgrens.
het hoofdgebouw moet met het representatieve bebouwingsgedeelte aan de straatzijde staan, bij(ge)bouwen dienen een ondergeschikte positie te hebben.
-
de richting van de bebouwing dient de richting van de orthogonale landschapstructuur/ de richting van de zijdelingse perceelsgrens te volgen. Zie voor de bebouwingsoriëntatie ook afbeelding 2.2.1a
de richting van de bebouwing moet worden afgestemd op de landschappelijke en cultuurhistorische karakteristiek van de locatie.
De hoofdvorm van de bebouwing moet eenduidig zijn. Indien er sprake is van een te onderscheiden representatief bedrijfsgedeelte dient dit tot uitdrukking gebracht te worden in de massa-vorm.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
Het representatieve bedrijfsgedeelte heeft een grotere bouwhoogte dan de achterliggende bedrijfshallen.
De hoofdvorm van de bebouwing dient rekening te houden met de landschappelijke inpassing.
De hoofdvormen moeten bestaan uit enkelvoudige (dus geen samengestelde) bebouwingsmassa’ s met duidelijke kappen.
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
24
WELSTANDCRITERIA PER DEELGEBIED WELSTANDSASPECTEN
de Zichtlocatie
Pannese Zijde
‘t Logistieke Midden
Bedrijfslandschap
Oudelandsedijk
gevelopbouw
de verschillende hoofdfuncties moeten te onderscheiden zijn door architectonische accenten en geledingen
bij splitsing van het pand moet de architectonische eenheid van het oorspronkelijke pand behouden blijven
gevels dienen een duidelijke horizontale of verticale geleding te hebben
bij renovatie en/of verbouwing dient de oorspronkelijke gevelopbouw te worden gerespecteerd
zijgevels die duidelijk zichtbaar zijn van af de openbare ruimte moeten worden behandeld als voorgevels materialen (hoofd)
grote vlakken moeten een structuur of onderverdeling hebben
baksteen, hout, duurzame materialen, en kwalitatieve uitstraling
baksteen, hout, duurzame materialen. Voor bedrijfshallen worden damwandprofielen toegestaan indien er een zilver-grijze metaalkleur wordt toegepast.
baksteen, hout, duurzame materialen. Voor bedrijfshallen worden damwandprofielen toegestaan indien er een zilver-grijze metaalkleur wordt toegepast.
bij renovatie en/of verbouwing dient het oorspronkelijke materiaal- en kleurgebruik uitgangspunt te zijn baksteen, hout, duurzame materialen, bij voorkeur sedum- of grasdaken.
in verband met de toepassing van duurzaam bouwen kan gemotiveerd worden afgeweken van het eerder voorgeschreven materiaalgebruik kleuren (hoofd)
baksteen voor de gevels en gebakken pannen voor het dak
-
hoofdmaterialen moeten in gedekte kleuren zijn toegepast en grote vlakken mogen geen kleurcontrasten vertonen
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
25
WELSTANDCRITERIA PER DEELGEBIED WELSTANDSASPECTEN
de Zichtlocatie
Pannese Zijde
‘t Logistieke Midden
Bedrijfslandschap
Oudelandsedijk
in hoofdzaak donkere aardkleuren en natuurlijke houttinten.
donkere aardkleuren Voor bedrijfshallen bestaande uit damwandprofielen dient een zilver-grijze metaalkleur te worden toegepast
lichte aardkleuren Voor bedrijfshallen bestaande uit damwandprofielen dient een zilvergrijze metaalkleur te worden toegepast
donkere aardkleuren
(bruin)rode baksteen, aansluitend op de bestaande bebouwing
in verband met de toepassing van duurzaam bouwen kan gemotiveerd worden afgeweken van het eerder voorgeschreven kleurgebruik.
-
architectonische typering compositie massa (onderdelen)
de bebouwing dient op zichzelf te staand te zijn met een duidelijk eigen architectuur
representatieve bebouwing dient aan de straatkant te worden gesitueerd en op de straatkant te worden georiënteerd
representatieve bebouwing dient aan de openbare ruimte te worden gesitueerd en op deze openbare ruimte te worden georiënteerd
gebouwen moeten geclusterd of in onderlinge samenhang geplaatst staan, daarbij dienen de bedrijfshallen achter de representatieve bedrijfsbebouwing te worden geplaatst. aan- en bij(ge)bouwen moeten rekening houden met de herkenbaarheid van de hoofdbebouwing
gevelindeling
grote lengtes van gebouwen, waarbij de lengte $ 3x hoogte, dienen door materiaal- en kleurgebruik geleed te worden.
Bij bestaande gevels moet de oorspronkelijke (karakteristieke) indeling blijven domineren.
vormgeving elementen
De hoofdentree van de bebouwing dient herkenbaar te zijn; de panden moeten met een eigen entree en entreegebied georiënteerd zijn op de openbare ruimte/straatzijde.
De bestaande (karakteristieke) vormgeving dient te worden gehandhaafd.
de representatieve bedrijfsgedeelten dienen gericht te zijn naar de openbare ruimte en moeten minimaal op de begane grond voorzien zijn van gevelopeningen.
-
de Zichtlocatie
Oudelandsedijk
WELSTANDSASPECTEN
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
Pannese Zijde
‘t Logistieke Midden
Bedrijfslandschap
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
26
WELSTANDCRITERIA PER DEELGEBIED indeling gevelelementen
de gevels moeten een duidelijke plint en een beëindiging aan de bovenzijde hebben. de gevelgeleding dient naar voren te komen in gevelassen.
detaillering in verband met de toepassing van duurzaam bouwen kan gemotiveerd worden afgeweken van het hieronder voorgeschreven materiaal- en kleurgebruik. materialen (onderdelen)
Voor gevelonderdelen of accenten is ook stucwerk toegestaan Voor de fijne detaillering zijn andere eigentijdse materialen mogelijk.
-
Duurzame materialen
Glas, spiegelende oppervlakken en kunststof mogen niet worden toegepast bij beplating van de gevels.
voor gevelonderdelen en accenten zijn ook lichte aardkleuren en houtkleuren toegestaan
aardkleuren
aardkleuren
kleuren (onderdelen)
voor gevelonderdelen en accenten zijn ook lichte aardkleuren en houtkleuren toegestaan
detaillering elementen
detaillering dient zorgvuldig en met aandacht voor plasticiteit van de gevel uitgewerkt te zijn. kozijnen, dakranden, regenpijpen en dergelijke dienen op eenvoudige wijze gedetailleerd te zijn
bij de bestaande gebouwen moeten de aanwezige fijne en/of ambachtelijke onderdelen behouden blijven. De detaillering van nieuwe onderdelen moet qua vorm en uitstraling passen bij de aanwezige details
parkeren
zie paragraaf 2.3.6
erfafscheidingen
zie paragraaf 2.3.7 Duurzaam materiaalgebruik en/of landschappelijke inpassing is voor de erfafscheidingen van belang: Aan de voorzijde is het toepassen van hagen vereist, eventuele hekken dienen een open karakter te hebben en in een lijn te staan en zijn in hoogte en vorm op elkaar afgestemd.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
3
OPENBARE RUIMTE
3.1
Inleiding
27
De beeldkwaliteit van een gebied wordt niet alleen bepaald door de daar gerealiseerde bebouwing en de daarbij behorende tuinen, maar ook door de vormgeving en inrichting van de openbare ruimte. De vormgeving van de openbare ruimte is in grote lijnen vastgelegd in het stedenbouwkundig plan (zie hoofdstuk 1). De inrichting van de openbare ruimte is een aspect dat hier nadere aandacht verdient. Binnen de openbare ruimte kan er onderscheid gemaakt worden tussen de verkeersruimten en de groene ruimten. Veelal vallen deze twee functies samen en dienen deze ook in samenhang bekeken te worden. Ten eerste worden voor de groene openbare ruimte een aantal verschillende gebieden weergegeven waaraan beeldkwaliteitseisen worden gekoppeld. Voor de hoofdontsluiting en de detailontsluiting zijn in het bestemmingsplan profielen opgenomen, waarbij de maten als minimale maten gelden. Deze profielen zullen in de volgende paragraaf worden uitgewerkt.
3.2
De diverse openbare gebieden
De openbare ruimte van het bedrijventerrein kan worden verdeeld in een aantal verschillende gebieden die als de dragers van het stedenbouwkundig plan functioneren: • • • • • • •
Het entreegebied; De Bedrijfsboulevard; Detailontsluiting; De landschappelijk-recreatieve zone langs de Oudelandsedijk (incl. Nieuwe dijk); Het “Groen Kruis” met de langzaamverkeerroute; Representatieve rand met waterloop en natuurlijke oevers; Overige groene ruimten.
De verschillende openbare ruimten zullen in de volgende paragrafen worden behandeld. Hierbij worden dwarsprofielen weergegeven. De ligging van de dwarsprofielen is weergegeven in navolgende afbeelding. 3.2.1
Het entreegebied
Het entreegebied verdient bijzondere aandacht en dient duidelijk herkenbaar te zijn en samen met de zichtlocatie “het gezicht” van het regionale bedrijventerrein te vormen en daarbij een kwalitatief hoge uitstraling te hebben. Voor de invulling van het entreegebied worden de volgende uitgangspunten genoemd. Het entreegebied dient een herkenbaar, open en toegankelijk karakter te krijgen. Hierbij spelen de inrichting van de openbare ruimte van de rotonde en een breed wegprofiel een centrale rol. De kruising zal, indien verkeerssituatie dat toelaat, gelijkvloers moeten worden uitgevoerd. Een open en toegankelijke karakter kan worden bereikt door de twee rijstroken van elkaar te scheiden door een brede groene middenberm.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
28
Begeleiding van de entree door bebouwing en (dubbele) bomenrijen spelen een essentiële rol. De entree dient te worden gemarkeerd door op zich zelf staande bebouwing die als herkenningspunt dient (een landmark) en waarvoor de maximaal toelaatbare bebouwingshoogte wordt toegepast (15 meter). De bebouwing dient te worden georiënteerd op de openbare ruimte en de omgeving van het bedrijventerrein. Door de inrichting van het bedrijventerrein verschuift de entree van de kern Oude-Tonge. Het is wenselijk de entree van het bedrijventerrein in samenhang te bekijken met de bestaande entree van de kern Oude-Tonge en het bestaande bedrijventerrein in OudeTonge. Zo is voor het regionale bedrijventerrein en het bestaande bedrijventerrein in OudeTonge een gezamenlijk infopunt denkbaar aan de Provinciale weg. Bij de entree van het regionale bedrijventerrein zal rekening gehouden moeten worden met een gezamenlijke presentatie van de bedrijven, eventueel in combinatie met een plattegrond en routebeschrijving. Hierbij is een zorgvuldige plaatsing en een duurzame en bijzondere uitstraling van belang.
Afbeelding 3.2.1a Hoofdopbouw openbare ruimte
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
29
Afbeelding 3.2.1b Ligging dwarsprofielen
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
3.2.2
30
De Bedrijfsboulevard
De te realiseren hoofdontsluiting op het bedrijventerrein dient een strakke, doelmatige en nette en groene uitstraling te hebben. De breedte van het rijwegprofiel moet zodanig zijn, dat een goede ontsluiting van de aanliggende bedrijfsgronden wordt verkregen (ook met vrachtverkeer) en anderzijds zodanig smal, dat er geen neiging zal bestaan om te parkeren op de openbare weg. Het profiel is weergegeven op de afbeelding.
Afbeelding 3.2.2 Profiel A Bedrijfsboulevard
De verharding van de rijbaan dient een in de omgeving passende uitstraling te hebben. Een rijbaan van bijvoorbeeld asfalt met een afstrooilaag van zandkleurig grind en de goten uitgevoerd in lichtgrijze betonklinkers zou goed binnen dit beeld passen. Om de gewenste groene uitstraling te verkrijgen zijn er blokhagen, brede bermen en bomen in het straatprofiel opgenomen.
3.2.3
Detailontsluiting
foto: voorbeeld toe te passen materiaal- en kleurgebruik hoofdontsluitingsweg
De te realiseren detailontsluitingen op het bedrijventerrein dienen een doelmatige en tevens groene uitstraling te hebben. De breedte van het rijwegprofiel moet zodanig zijn, dat een goede ontsluiting van de aanliggende bedrijfsgronden wordt verkregen (ook met vrachtverkeer) en anderzijds zodanig smal, dat er geen neiging zal bestaan om te parkeren op de openbare weg. Het profiel is weergegeven op de afbeelding.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
31
Afbeelding 3.2.3 Profiel B Detailontsluiting
Het is wenselijk de rijbaan te realiseren in zandkleurige klinkers en de goten in lichtgrijze betonklinkers. Om de gewenste groene uitstraling te verkrijgen dienen er blokhagen en aan één zijde bomen in het straatprofiel opgenomen te worden. 3.2.4
Het “Groene Kruis” met langzaam verkeersroute
Deze twee assen dienen een open karakter te behouden. Water met natuurlijke oevers en eventueel laag groen zullen het beeld bepalen. Langs de hoofdroute voor het langzaam verkeer dient verlichting te worden geplaatst.
Afbeelding 3.2.4 Profiel C Langzaamverkeersroute
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
32
Op het kruispunt van de twee groen-assen is een bijzondere markering door middel van inrichting of een kunstwerk gewenst. Rondom dit punt dient een aangename openbare ruimte voor het bedrijventerrein te worden gecreëerd, waar de werkende mensen graag hun pauze door zullen brengen.
Afbeelding 3.2.4 Sfeerbeeld markering kruispunt
3.2.5
De landschappelijk-recreatieve zone
In deze zone staat de landschappelijke uitstraling voorop. Het gebied dient een aangename recreatieve functie te vervullen voor fietsers en wandelaars. Een zone van 100 meter langs de Oudelandsedijk dient ingericht te worden als groenzone ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein, danwel als natuurlijke oever en/of een andere waterhuishoudkundige voorziening. De aanleg van voetpaden en fietspaden is binnen deze zone mogelijk.
Afbeelding 3.2.5 Profiel D Landschappelijk-recreatieve zone
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
33
foto’s gewenste sfeer Oudelandsedijk
3.2.6
Overige groene ruimten met waterpartijen
Overige beeldbepalende groene ruimten in het plangebied zijn: !
Representatieve rand en de Groene Lob met waterloop en natuurlijke oevers
Afbeelding 3.2.6a Profiel E Representatieve rand met waterloop en natuurlijke oevers
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
34
foto’s: natuuroevers
!
Groenzone aan de oostzijde van het bedrijventerrein
Afbeelding 3.2.6b Profiel F Groenzone aan de oostzijde
Afbeelding 3.2.6c Profiel G Noodontsluiting
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
3.3
35
Inrichtingselementen
Er zal terughoudend worden omgegaan met het toepassen van inrichtingselementen (paaltjes bijvoorbeeld). De inrichting moet zoveel mogelijk het juiste gebruik duidelijk maken. Sommige elementen zijn echter nodig en gewenst (zitbankjes, straatverlichting, wegbewijzeringssysteem). Bij de keuze van het straatmeubilair spelen de volgende overwegingen: -
het element dient de gewenste duurzame uitstraling van het bedrijventerrein te ondersteunen - duurzame materialen, zo gering mogelijke milieubelasting; een strakke en sobere vormgeving heeft de voorkeur; doelmatig vormgegeven, mede uit oogpunt van beheer;
3.4
Parkeren, laden en lossen
De openbare ruimte in het plangebied is zodanig ingericht dat bovengenoemde activiteiten (parkeren, laden en lossen) daar niet in plaats kunnen vinden. Er zijn bijvoorbeeld geen parkeerstroken aangebracht.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
36
4
OVERLEG EN PROCEDUREVERLOOP
4.1
opmerkingen welstandszorg
Het concept voor dit beeldkwaliteitsplan is tot stand gekomen in nauw overleg met Stichting Dorp, Stad en Land. -
Inleiding
De keuze van de gemeente Oostflakkee om een nieuw regionaal bedrijventerrein te ontwikkelen ten noorden van de N 59 heeft ingrijpende consequenties voor de beleving van het landschap en de kern Oude Tonge. Op een driehoekige locatie, begrensd door de N 59, de provinciale weg N 498, de Oudelandsedijk en de Blauwe Panneweg is 42,3 ha bedrijventerrein geprojecteerd in aansluiting op het reeds bestaande bedrijventerrein ten zuiden van de N 59. Hiermee wordt het bebouwd oppervlak bedrijventerrein in Oude-Tonge beduidend groter dan de oorspronkelijke oude kern! De N59 doorsnijdt beide bedrijventerreinen waardoor, in de beleving van de automobilist, Oude-Tonge zich presenteert als een groot bedrijventerrein! Dit effect wordt nog eens versterkt doordat de N 59 ter plaatse op een talud is aangebracht ten behoeve van een vrije kruising met de provinciale weg N 498. De relatie tussen de oorspronkelijke kern van Oude Tonge met het open landschap aan de noordzijde is hiermee voorgoed verloren gegaan. -
Beeldkwaliteitsplan regionaal bedrijventerrein Oude-Tonge + reactie DSL
Om de landschappelijke inpassing van het regionaal bedrijventerrein zo goed mogelijk te waarborgen, is door adviesbureau Cuijpers het "beeldkwaliteitsplan regionaal bedrijventerrein Oude-Tonge" opgesteld. Met het bestemmingsplan als uitgangspunt worden in het beeldkwaliteitsplan kwantitatieve en kwalitatieve ruimtelijke randvoorwaarden geformuleerd (het commentaar in de vet gedrukte cijfers verwijzen naar de blz. nrs): -
Algemeen
De structuur van het beeldkwaliteitsplan is helder, overzichtelijk en leesbaar. De planologische verantwoording van het hoe en waarom ontbreekt geheel. Het is te betreuren dat de beschrijving van het stedenbouwkundig plan geen integraal onderdeel van het beeldkwaliteitsplan vormt. In bijlage 3, vormt de beschrijving van het stedenbouwkundig plan, een goede inleiding tot het beeldkwaliteitsplan. Reactie: Om het beeldkwaliteitsplan compact en overzichtelijke te houden is er bewust voor gekozen om de beschrijving van het stedenbouwkundig plan in de bijlage te doen. De referentiebeelden van de mogelijke bebouwing hebben slechts incidenteel een relatie met de te verwachten vestiging van een bepaald type bedrijven (20 % diensten = kantoren), terwijl 80 % van de bedrijven in de sector handel, transport / logistiek, industrie / bouw (kleine kantoren, grote loodsen en hallen). Hiervan zijn relatief weinig referentiebeelden in het beeldkwaliteitsplan opgenomen. De referentiebeelden met betrekking tot de representatieve "Zichtlocatie" zijn (te) zeer autonoom en objectmatig qua vormgeving. Te lichte
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
37
"aardtinten" versterken de autonomie van de vorm. De (semi)ondergrondse bebouwing ter referentie zijn in deze context niet realistisch (zie ook later commentaar). Reactie: De referentiebeelden zijn bedoeld om een gewenste sfeer te illustreren. De Zichtlokatie is voornamelijk bedoeld voor de dienstverlenende bedrijven die zich willen vestigen op een bedrijventerrein. -
Beeldaspecten bebouwing stedenbouwkundig plan
(4) In aansluiting op het open landschap zijn aan de noordoostzijde kleinschaliger bedrijfscomplexen met een maximale hoogte van 10 m (?) geprojecteerd. Reactie: Ten behoeve van een goede afstemming en voorkoming van tegenstrijdigheden zijn in het beeldkwaliteitsplan de bouwhoogten die in het bestemmingsplan zijn geregeld overgenomen. (5) Langs de rijks- en provinciale weg aan de zuidzijde representatieve bebouwing met een maximale hoogte van 15 m. (= 4 - 5 kantoorlagen, 5 - 6 woningbouwlagen. (Schaalsprong!). De oriëntatie van de bebouwing volgt niet het orthogonale stelsel van het onderliggende landschap. (7) De voorgestelde oriëntatie van de bebouwing langs de Rijksweg en de Provinciale weg (loodrecht op deze wegen) genereert een harde rand (sterke frontvorming) i.p.v. rafelig karakter (losse bebouwing in parkachtige setting). Reactie: De oriëntatie van de bebouwing is nader onderzocht, dit zal in het beeldkwaliteitsplan als volgt worden aangepast: De bebouwing langs de rijksweg (gedeelte van de Zichtlokatie) zal de oriëntatie van het landschap volgen. Dit betekent een gestaffelde rooilijn en een meer parkachtige uitstraling. Bij deze oriëntatie kunnen er vanuit het oogpunt van een praktische erfinrichting bezwaren ontstaan. Indien dit in de tweede fase van de ontwikkeling van het bedrijventerrein leidt tot moeilijke verkoop van de gronden kan er gekozen worden voor de tweede variant in het beeldkwaliteitsplan, waarbij de oriëntatie van de bebouwing loodrecht op de rijksweg staat. Deze laatste variant is vanuit beeldkwaliteit duidelijk minder wenselijk vanwege de stedelijke uitstraling die tegenstrijdig is met het uitgangspunt van landschappelijke inpassing. -
Basisprincipes bebouwing en percelen
(8) In de gedefinieerde marges van het bouwperceel dient het parkeren bij voorkeur geïntegreerd te zijn in de bebouwing of dient plaats te vinden op het achterterrein. Dit is een illusie omdat het representatieve deel van de bebouwing (kantoor) aan de ontsluitingsweg is gesitueerd. Het groen van het voorterrein zal onder "parkeerdruk" komen te staan. Reactie: Bij het bedrijventerrein is duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt: het integreren van parkeren in de bebouwing betekent een efficiënter ruimtegebruik. Dit dient in het beeldkwaliteitsplan als ambitie overeind te blijven staan. Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen parkeren voor bezoekers en parkeren voor werknemers en werkverkeer. Een aantal parkeerplaatsen voor
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
38
bezoekers in het voorterrein in een groene setting zullen niet als storend worden ervaren. De bouwkundige voorzieningen voor laden en lossen, zoals laadperrons en laaddeuren zullen bij de bedrijfsgedeelten achter het kantoorgedeelte en/of eventueel aan de zijkant moeten plaatsvinden, maar niet aan de voorzijde. In het beeldkwaliteitsplan zal het e.e.a. specifieker worden geformuleerd. (9) De bouwhoogte langs de zichtlocatie "hoogwaardige bedrijven" kan maximaal 15 m. hoog zijn. Dit is mijns inziens te hoog. (Ook hier 10 m. maximaal!) De voorkeur om parkeervoorzieningen in de onderbouw of op het dak te situeren is niet haalbaar en realistisch, en zal in de praktijk niet plaats vinden. Reactie: Zie ook reactie onder 4) Bij het bedrijventerrein is duurzaamheid een belangrijk uitgangspunt: het integreren van parkeren in de bebouwing betekent een efficiënter ruimtegebruik. Dit dient zeker in het beeldkwaliteitsplan als ambitie overeind te blijven staan. (10) Het toepassen van hagen aan de voorzijde is te vrijblijvend geformuleerd (gewenst). Reactie: Wordt aangepast. De breedte van de reclames (maximaal 60 % van de gevelbreedte) kan tot ongewenste situaties leiden (bij een gevelbreedte van 22 m. > ca 13 m. brede reclame!) Reactie: Wordt aangepast. (11) Een reclamemast van 15 m. hoogte moet worden vermeden. Dit geldt ook voor het aanlichten van bebouwing (=milieu vervuiling) Reactie: Een reclamemast van maximaal 15 m. hoogte is in het bestemmingsplan mogelijk. Het aanlichten van de bebouwing wordt bij voorkeur helemaal niet toegestaan. Dit zal worden aangepast. -
Omschrijving deelgebieden
(12) Kan de infrastructuur, de knopen en de deelgebieden niet geometrischer worden vormgegeven? Dit geldt met name voor de weg tussen deelgebied 3 & 4, die parallel aan de Oudelandsedijk zou kunnen lopen, en de groene as tussen de noordelijke en zuidelijke deelgebieden 2 & 3. Het groene kruis kan daarmee centraler in het deelgebied 3 ('t Logistiek Midden) worden geplaatst. De symmetrische opbouw van dit gebied worden versterkt en is een efficiëntere gronduitgifte c.q. gebruik mogelijk. Reactie: Het onderliggende masterplan is mede in het kader van de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein gebaseerd op de aanwezige landschappelijke structuren, verkavelingen en waterlopen. Afgezien van de onbruikbare terminologie "speelsheid", is het gelet op de dagelijkse praktijk volstrekt overbodig e.e.a. te accentueren. Er gebeurt qua vormgeving op bedrijventerreinen
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
39
al gauw te veel op dit gebied. Terughoudend en ingetogen dient mijns inziens het motto te zijn. Dit geldt ook voor het begrip "aardkleuren". Er zijn lichte en donkere aardkleuren. Het landschap van Goeree Overflakkee is gebaat bij donkere tinten. Reactie: Uitgangspunt van het beeldkwaliteitsplan is dat de buitenste schil donkere aardkleuren het beeld bepalen. Aangezien het binnengebied is ingekapseld door de buitenschil, kunnen hier lichtere tinten aardkleuren worden toegelaten. Het een en ander zal in de tekst van het beeldkwaliteitsplan beter worden benadrukt. (13) Indien aan de hoofdontsluitingsweg de representatieve bebouwing gesitueerd moet worden, heeft dit als consequentie dat aan de zijde van de Blauwe Panneweg (= open landschap) de minder representatieve bebouwing (lees bedrijfshallen en loodsen) is gelegen. Is dit gewenst in het kader van de landschappelijke inpassing? Reactie: In het kader van de landschappelijke inpassing is er juist voor gekozen om de bebouwing niet naar het landschap te oriënteren maar in te pakken in een groenzone met rijen bomen, zoals die meer in het landschap voorkomen. (14) In het deelgebied "Logistieke Midden" dienen de bedrijfshallen in grijs - zilver te worden uitgevoerd. Ook hier geldt dat donkere kleuren in dit landschap beter passen. (referentie zwarte gepotdekselde houten schuren) Reactie: zie ook de reactie onder 12) Daarnaast wordt er de voorkeur gegeven aan een meer eigentijdse uitstraling in dit middengebied. (16) Ten aanzien van het deelgebied "Bedrijfslandschap" is er een groot contrast tussen droom en werkelijkheid. (Semi-)ondergrondse bebouwing met kleinschalige bedrijfscomplexen van 10 m hoog zijn moeilijk in taluds onder te brengen. De cultuurhistorische component van de pragmatische bevolking en ondernemers verdraagt zich niet tot het ondergronds bouwen in een dijk! (Eeuwenlange strijd tegen het water). Vanuit landschappelijk perspectief is het de vraag of parallel aan de Oudelandsedijk een nieuw dijklichaam dient te worden geprojecteerd. Reactie: In het onderliggende masterplan is bewust gekozen om de bedrijfsbebouwing niet in te pakken met houtwallen, bossages of andere niet eigen- landschappelijke elementen ter plaatse. De dijk kan worden gezien als een eigentijdse dijk, die een andere functie vervult dan de strijd tegen het water of de inpoldering van gebied. In het deelgebied "Bedrijfslandschap" gaat het niet om ondergrondse bebouwing, maar het betreft sedumdaken, grasdaken en bouwen tegen een dijklichaam. Vanwege het uitgangspunt duurzaamheid zijn dit wenselijke ontwikkelingen: sedumdaken en grasdaken isoleren goed, zorgen voor minder verharding, houden het water langer vast, en zuiveren water.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
-
40
Welstandsbeoordeling
(19) Er wordt ten aanzien van de welstandsbeoordeling een onderscheid gemaakt tussen de randen van het plangebied (Welstandsniveau 1; echter niet langs de Blauwe Panneweg, relatie landschap!?), en het middengebied (Welstandsniveau 2). Afgezien van het marginale verschil in de beoordelingscriteria (de detaillering, indien dit van essentieel belang is), is dit onderscheid arbitrair. Het deelgebied "Bedrijfslandschap" dat grenst aan de Oudelandsedijk waar een "parkachtig" landschap is geprojecteerd, dient mijns inziens aan strenge voorwaarden (landschappelijke inpassing) te voldoen. Reactie: Het deelgebied blauwe Pannese Zijde is naar binnengekeerd en afgeschermd met een brede groenzone. Welstandsniveau 2 is daarom hier voldoende. Het welstandsniveau voor het deelgebied Bedrijfslandschap zal vanwege de kwetsbaardere landschappelijke inpassing worden aangepast naar welstandsniveau 1. (20) Is er sprake van een rooilijn aan de Oudelandsedijk? Reactie: Bij nader inzien is er geen sprake van een duidelijke rooilijn. Dit zal in het beeldkwaliteitsplan worden aangepast. De richting van de bebouwing dient mijns inziens niet de richting van de rijksweg N 59 te volgen, maar gestaffeld het orthogonale stelsel van het onderliggende polderlandschap. Reactie: Zie reactie onder 5) en 7) (21) Aan de Pannese Zijde en 't Logistieke Midden, de bedrijfshallen niet in zilvergrijze metaalkleur maar in donkere tinten te worden gebouwd. Reactie: zie reactie onder 12) (22) Wat betekent "de onderverdieping van kantoorgebouwen en de kantoorgedeelten dienen een open karakter te hebben en georiënteerd zijn naar / op de openbare ruimte"? Reactie: De voorzijde/representatieve bedrijfsgedeelten dienen gericht te zijn naar de openbare ruimte en moeten minimaal op de begane grond voorzien zijn van gevelopeningen. Een en zal worden verduidelijkt. (23) De zin "Het toepassen van hagen als erf afscheidingen aan de voorzijde is gewenst", is te vrijblijvend geformuleerd en leidt in de praktijk van bedrijventerreinen tot niets! Reactie: Wordt aangepast.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
-
41
Openbare ruimte
(24) Het entreegebied van het regionaal bedrijventerrein Oude-Tonge is het enige gebied waar autonoom vormgegeven gebouwen de entree zouden kunnen markeren. Hierin duidelijke uitspraken doen ten aanzien van de oriëntatie, structuur en hoogte van de bebouwing. Dubbele bomenrijen spelen per definitie een ondergeschikte rol ter markering van entreegebieden. Reactie: Aan het entreegebied zullen in het beeldkwaliteitsplan nadere eisen worden gesteld. 4.2
procedureverloop
Het plan is in de periode van 8 juni 2004 tot 5 juli 2004 ter inzage gelegd. Er zijn geen inspraakreacties ontvangen. Het concept Beeldkwaliteitsplan Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge is op 20 april 2004 behandeld in de raadscommissie voor Grondgebiedzaken. Aan de hand van onderstaande kaderstellende vragen heeft een discussie plaatsgevonden. De visie van de raadscommissie is na iedere vraag aangegeven. 1.
Kunt u instemmen met het voorgestelde onderscheid in de schaal van de bebouwing op het regionaal bedrijventerrein ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing en een representatief uiterlijk van het bedrijventerrein? De commissie kan zich hierin vinden.
2.
Kunt u zich vinden in het stellen van eisen aan massa, vorm en gevelopbouw teneinde een kwalitatief hoogwaardige representativiteit van de bedrijfsbebouwing na te streven? De commissie kan zich hierin vinden.
3.
In hoeverre denkt u vast te houden aan de orthogonale verkaveling wanneer deze verkaveling aantoonbaar van invloed is op de verkoopbaarheid van de bedrijfskavels? De commissie denkt hieraan vast te houden.
4.
Onderschrijft u het ruimtelijk belang van het onderscheid in bouwhoogten tussen representatieve deel en bedrijfshallen van de bedrijfsbebouwing? De commissie onderschrijft dit, met dien verstande dat vestiging voor een bedrijf interessant moet blijven.
5.
Kunt u zich vinden in de minder strenge kwaliteitseisen die aan het middengebied worden gesteld? De commissie kan zich vinden in de eisen.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
6.
42
Onderschrijft u dat het eisen van de (vergaande) toepassing van duurzame materialen een bijdrage levert aan de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein in de landschappelijke omgeving? De commissie ziet dit als streven, niet als eis. Het woord “vergaande” dient te komen vervallen.
7.
Stemt u in met het uitgangspunt dat de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de bestaande agrarische bebouwing gerespecteerd dienen te worden? De commissie stemt hiermee in.
8.
Op welke wijze zou u, als raad, de entree van Oude-Tonge “op de kaart willen zetten”? Als suggestie wordt meegegeven dat de entree duidelijk en goed moet zijn, maar niet te duur.
9.
Kunt u instemmen met het in het kwaliteitsplan beschreven gewenste karakter van de hoofdontsluitingen? De commissie kan hiermee instemmen.
10.
Denkt u dat het fietspad door het regionaal bedrijventerrein een toegevoegde waarde heeft voor het recreatief routenetwerk van Oostflakkee? De commissie is van mening dat het fietspad een functionele waarde heeft en geen toegevoegde waarde.
De visie van de raadscommissie is in het vast te stellen beeldkwaliteitsplan verwerkt.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
21.019 - 2004 07 15 BKP-v3.wpd
5
43
SAMENVATTING EN OVERZICHT
Doel van dit beeldkwaliteitsplan is het vastleggen van de gewenste ruimtelijke kwaliteit in het werkgebied Regionaal Bedrijventerrein Oude-Tonge ten behoeve van diverse ontwerpende, realiserende en toetsende instanties. Het beeldkwaliteitsplan heeft verschillende functies: Communicatiemiddel, Beleidskader, Toetsingsinstrument, Beleidsstuk en Kwaliteitsdocument in relatie tot eventueel op te stellen exploitatie-overeenkomsten. In het Beeldkwaliteitsplan worden de volgende zaken geregeld: 1. 2.
Het welstandsniveau: de mate waarin (de “strengheid” waarmee) de diverse welstandsaspecten bij het beoordelen van een bouwaanvrage getoetst worden; Aanvullende eisen ten aanzien van de realisering van bebouwing met het oog op het realiseren van aan de plek aangepaste bouwkwaliteiten.
Verder worden de kwaliteitseisen ten aanzien van de openbare ruimte geformuleerd.
GEMEENTE OOSTFLAKKEE
BEELDKWALITEITSPLAN REGIONAAL BEDRIJVENTERREIN OUDE-TONGE
Bijlage 2 Advies externe veiligheid
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
Bijlage 3 Akoestisch onderzoek
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge -2-
Vastgesteld
Bijlage 4 Waterplan
BP Bedrijventerrein Oude-Tonge Vastgesteld
9Y3096/R00001/903870/Rott Juni 2013
1
in opdracht van: contactpersoon: projectnummer: omvang rapportage: projectleider: auteur(s): datum: status:
Waterschap Goeree-Overflakkee ing. C.I. Stoutjesdijk 13070112 28 pagina’s (excl. bijlagen) ing. M.J.N. Buurman drs. M.A.M. van Dorst, ing. H.H. van der Beek april 2004 definitief
2
INHOUD 1
INLEIDING .......................................................................................................................................5 1.1 Algemeen .................................................................................................................................5 1.2 Kader en doelstelling................................................................................................................5 1.3 Samenwerkende organisaties..................................................................................................6 1.4 Opbouw van het raamplan .......................................................................................................6
2
PLANGEBIED EN UITGANGSSITUATIE .......................................................................................7 2.1 Inleiding ....................................................................................................................................7 2.2 Uitbreidingsgebied en begrenzing ...........................................................................................7 2.3 Organisatie waterbeheer..........................................................................................................8 2.4 Waterkwantiteit en -kwaliteit ....................................................................................................8 2.5 Aan- en afvoersituatie ..............................................................................................................9 2.6 Randvoorwaarden voor het gewenste waterhuishoudkundige beeld ....................................10
3
FUNCTIES EN DOELSTELLINGEN .............................................................................................11 3.1 Inleiding ..................................................................................................................................11 3.2 Functies en doelstellingen .....................................................................................................11 3.3 Projectgroep en interviews.....................................................................................................12 3.4 Synthese ................................................................................................................................13
4
HOOFDSTRUCTUUR ....................................................................................................................15 4.1 Inleiding ..................................................................................................................................15 4.2 Watergangen..........................................................................................................................16 4.3 Peil .........................................................................................................................................16 4.4 Peilbeheersingsmiddelen .......................................................................................................16 4.5 Wateraanvoer voor peilbeheer...............................................................................................17 4.6 Afvoer overtollig water............................................................................................................18 4.7 Circuleren van water ..............................................................................................................18
5
INRICHTING OVERIGE ASPECTEN ............................................................................................19 5.1 Riolering en afkoppelen .........................................................................................................19 5.2 Plasdras/rietveld.....................................................................................................................19 5.3 Groenstructuur .......................................................................................................................20 5.4 Ecologie .................................................................................................................................20 5.5 Natuurvriendelijke oevers.......................................................................................................21 5.6 Infrastructuur en bebouwing ..................................................................................................21
6
TOETSING ONTWERP..................................................................................................................22 6.1 Uitgangspunten ......................................................................................................................22 6.2 Modelopbouw.........................................................................................................................22 6.3 Resultaten berekening ...........................................................................................................22 6.4 Conclusie ...............................................................................................................................25
7
BEHEER EN ONDERHOUD..........................................................................................................26 7.1 Onderhoud .............................................................................................................................26 7.2 Beheer....................................................................................................................................26
8
STATUS EN VERVOLGACTIVITEITEN........................................................................................28 8.1 Waterplan tot zover ................................................................................................................28 8.2 Vervolgactiviteiten ..................................................................................................................29
Tabellen 2.1 Inlaatsituatie 2.2 Afvoersituatie 3.1 Samengevoegde functies en doelstellingen 4.1 Karakteristieken watergangen 6.1 Oppervlakken bedrijventerrein per type 6.2 Overzicht berekende herhalingstijden per scenario Figuren 1.1 Geplande bedrijventerrein ten noorden van Oude-Tonge 2.1 Uitbreidingsgebied en begrenzing bedrijventerrein 2.2 Aan- en afvoer bemalingsgebied De Haas van Dorsser 4.1 Geschematiseerde voorstelling van de structuur van de watergangen 4.2 Peilbeheersingsmiddelen RBT 4.3 Locaties meetpunten waterkwaliteit 6.1 Overschrijdingsgrafiek voor diverse scenario’s voor peilgebied 33H 6.2 Overschrijdingsgrafiek voor diverse scenario’s voor het bedrijventerrein Bijlagen 1 Literatuurlijst 2 Lijst met afkortingen 3 Begrippenlijst 4 Functies en doelstellingen Beleidsplan Milieu en Wate provincie Zuid-Holland 5 Functies en doelstellingen IWBP 2 (ZHEW) 6 Samenvatting doelstellingen masterplan gemeente Oostflakkee 7 Parameters waterkwaliteit bemalingsgebied De Haas van Dorsser 8 Inrichtingseisen per instantie 9 Beslisboom voor afkoppelen verharde oppervlakken Kaarten 1 Concept-ontwerp watergangen
4
1
INLEIDING
1.1 Algemeen De gemeente Oostflakkee ontwikkelt momenteel een nieuw regionaal bedrijventerrein ten noorden van de woonkern Oude-Tonge (Goeree-Overflakkee). Om bij deze stedelijke uitbreiding voldoende rekening te houden met het watersysteem ter plaatse, zijn in een vroeg stadium belanghebbenden betrokken bij de planvorming. Hieruit is in ieder geval naar voren gekomen dat rondom het bedrijventerrein “waterbalkons” moeten komen om wateroverlast in het nieuwe bebouwde gebied te voorkomen. Daarnaast is besloten voor het gebied een waterplan op te stellen waarin de vereisten voor het watersysteem zijn vastgelegd en duidelijke afspraken zijn gemaakt ten aanzien van eigendom, beheer en onderhoud. In figuur 1.1 (afkomstig van de nieuwe kaart van Nederland) is het geplande bedrijventerrein ten noorden van Oude-Tonge weergegeven.
Regionaal Bedrijventerrein
Figuur 1.1: geplande bedrijventerrein ten noorden van Oude-Tonge
In het “Handboek Waterplannen in uitbreidingsgebieden”, dat onlangs door de zeven waterschappen in Zuid-Holland Zuid is opgesteld, wordt omschreven hoe om te gaan met de planvorming en het watersysteem in nieuwe stedelijke uitbreidingsgebieden. Uitgangspunt voor het verantwoord omgaan met water is duurzaamheid. Duurzaam waterbeheer als onderdeel van een duurzame stedenbouwkundige ontwikkeling, inclusief belevingswaarde, is erop gericht dat problemen niet worden doorgeschoven naar anderen, in de tijd, in de ruimte, naar een ander schaalniveau of andere milieucompartimenten. Het waterbeleid van de zeven waterbeheerders in Zuid-Holland Zuid richt zich in het Integraal Waterbeheersplan (IWBP) dan ook op de vraag: hoe kunnen we, ook in een bebouwd gebied, voldoende en goed water bereiken en behouden in de toekomst? 1.2 Kader en doelstelling Dit waterplan is opgesteld op basis van het “Handboek Waterplannen in uitbreidingsgebieden” voor het inrichten van de waterhuishouding in en rond het nieuwe “Regionaal bedrijventerrein (RBT)” ten noorden van Oude-Tonge. In dit waterplan zal concreet omschreven worden op welke wijze het watersysteem in en rond het nieuwe terrein ingericht en beheerd moet worden. Alle aspecten met
5
betrekking tot de waterhuishouding zijn hierin opgenomen en ook de betekenis van het water voor de andere functies in het gebied zijn aangeduid. Zo komen doelstelling en functietoekenning aan de orde, de maatregelen die genomen dienen te worden om dit te bereiken, het verwachte eindresultaat, de planning en fasering van het uitbreidingsgebied en de beheers-, onderhouds- en eigendomsverhoudingen in de eindsituatie. 1.3 Samenwerkende organisaties Voor het RBT bij Oude-Tonge is in april 2003 een masterplan vastgesteld. Dit masterplan omvat een globale inrichting van het terrein en is tot stand gekomen door middel van een samenwerking tussen de volgende partijen: • Gemeente Oostflakkee • OPP (Ontwikkelings- en Participatiebedrijf Publieke sector) • ISGO (Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee) • Waterschap Goeree-Overflakkee (kwantiteitsbeheerder) • Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden (kwaliteitsbeheerder, agendalid) • Brandweer • Provincie Zuid-Holland (toezichthouder) Het masterplan wordt opgesteld om het bestemmingsplan voor het onderzoeksgebied aan te passen en dient als basis voor onderhavig waterplan. Het waterplan is opgesteld door een projectgroep waarin bovengenoemde partijen eveneens vertegenwoordigd zijn. De projectgroep is hierin ondersteund door Ingenieursbureau BCC uit Leerdam. Het waterplan is, na overeenstemming over de inhoud, in de projectgroep door alle partijen bestuurlijk goedgekeurd. 1.4 Opbouw van het raamplan Na dit inleidende hoofdstuk zijn in hoofdstuk 2 het plangebied en de uitgangssituatie beschreven. De functies en doelstellingen die aan de watergangen worden toegekend komen in hoofdstuk 3 aan de orde. In hoofdstuk 4 is de hoofdstructuur van de watergangen beschreven, waarna in hoofdstuk 5 de nadruk wordt gelegd op de detailuitwerking van enkele technische aspecten van de watergangen. In hoofdstuk 6 is de toetsing van het ontwerp nader toegelicht. In hoofdstuk 7 zijn de beheers- en onderhoudsaspecten van de watergangen nader omschreven. Tot slot wordt in hoofdstuk 8 toegelicht welke activiteiten ondernomen moeten worden in het vervolgtraject.
6
2
PLANGEBIED EN UITGANGSSITUATIE
2.1 Inleiding Het masterplan voor het RBT gaat uit van een gefaseerde ontwikkeling van het terrein. Tot nu toe zijn twee fasen onderscheiden en is een deel van het terrein (circa 8 hectare) nog “open” voor toekomstige uitbreidingen. 2.2 Uitbreidingsgebied en begrenzing Het bedrijventerrein ligt ten noorden van de rijksweg N59 en Oude-Tonge en is gelegen in het bemalingsgebied De Haas van Dorsser. Het bemalingsgebied ligt op de oostelijke helft van het ZuidHollandse eiland Goeree-Overflakkee. Aan de westkant wordt het bedrijventerrein begrensd door de Blauwe Pannenweg en aan de oostkant door de Oudelandsedijk. De in figuur 2.1 aangegeven paarse en gele vlakken zijn de bedrijfslocaties die in verschillende fasen tot stand komen.
Figuur 2.1: uitbreidingsgebied en begrenzing bedrijventerrein
Het terrein is op dit moment in gebruik als landbouwgrond. De watergangen zoals deze rondom het nieuwe terrein zijn aangegeven, zijn reeds bestaande watergangen. De watergangen binnen het plangebied worden met de ontwikkeling van het terrein aangelegd.
7
2.3 Organisatie waterbeheer Het kwantiteitsbeheer wordt uitgevoerd door waterschap Goeree-Overflakkee. Het is verantwoordelijk voor de waterkeringen, de waterpeilen, de waterstromen en het onderhoud van de waterlopen en waterbodems. De waterkwaliteitsbeheerder, Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden, is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit, afvalwaterzuiveringsinstallaties, vergunningverlening, lozingen en riooloverstorten. Deze twee instanties zullen in januari 2005 overgaan in een nieuw all-in waterschap, namelijk waterschap Hollandse Delta, dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het oppervlaktewater zal gaan beheren. De gemeente is verantwoordelijk voor de inzameling en het transport van afvalwater (riool). Daarnaast beheert de gemeente de watergangen die niet noodzakelijk zijn voor de aan- en afvoer in het hoofdwatersysteem. Het grondwaterbeheer is een provinciale taak en de provincie is tevens toezichthouder van het waterschap en het zuiveringsschap. Delta NV zorgt voor de drinkwatervoorziening. 2.4 Waterkwantiteit en -kwaliteit Waterkwantiteit Het eiland Goeree-Overflakkee wordt omringd door zoet, brak en zout water. De beschikbaarheid van zoet water is hier geen vanzelfsprekendheid. Een groot deel van het water dat wordt ingelaten, wordt gebruikt als doorspoeling ter bestrijding van brak water in de landbouwgronden. Het bedrijventerrein ligt in de polder Het Oudeland van Oude-Tonge en is onderdeel van het bemalingsgebied De Haas van Dorsser (33H). Voor het gehele bemalingsgebied worden dezelfde oppervlaktewaterpeilen gehanteerd. Deze zijn voor het winterpeil NAP –1,40 m en voor het zomerpeil NAP –1,70 m en vastgesteld in het peilbesluit van 1990. In de praktijk varieert het verschil in peilen tussen zomer- en winterpeil: 0 en 0,30 m. Het bedrijventerrein zal met de nieuwe inrichting een geïsoleerd peilvak worden dat in het nog op te stellen peilbesluit vastgelegd wordt. De gemeente wil in het bedrijventerrein uitgaan van een vast peil van NAP –1,40 m. De gemiddelde hoogte van het gebied is NAP –0,11 m. Het gebied zal worden opgehoogd tot NAP 0,00 m. Waterkwaliteit De vereisten van de waterkwaliteit worden bepaald door de functie die is toegekend aan het oppervlaktewater. In de volgende hoofdstukken zal hier verder op worden ingegaan. Om de waterkwaliteit te toetsen aan de eisen (kwaliteitsdoelstellingen) die gesteld zijn, worden regelmatig watermonsters genomen. Hierbij is het nutriëntengehalte (fosfaat en stikstof) een van de belangrijkste kwaliteitsparameters. De waterkwaliteit op Goeree-Overflakkee is matig tot slecht en er wordt vrijwel nergens voldaan aan de basisnorm voor nutriënten. Deze nutriënten zijn afkomstig van meststoffen die worden gebruikt in de landbouw en van kwel. Te hoge nutriëntenconcentratie kan algenbloei tot gevolg hebben. Algenbloei kan (deels) worden beperkt door een goede doorstroming van het water. Ook chloridengehalten overschrijden de normen. In hoofdstuk 4 zal hier verder op worden ingegaan. In de zomer wordt, voor beregening van de landbouwgronden, water ingelaten. De watergangen worden op deze manier doorgespoeld waardoor de chloridengehalten dalen. Door de functieverandering in het nieuwe uitbreidingsgebied en hiermee een vermindering van de nutriënteninput (invloed landbouw) wordt verwacht dat de waterkwaliteit verbetert. De chloridennorm voor het bedrijventerrein zal wellicht aangepast worden, waardoor een minder stringent chloridengehalte gevraagd zal worden. Het is voor de waterkwaliteit van belang dat het chloridengehalte constant blijft. Dit kan bereikt worden door in de zomer minder water in te laten.
8
2.5 Aan- en afvoersituatie De totale oppervlakte van het bemalingsgebied bedraagt circa 2300 ha. Het bemalingsgebied De Haas van Dorsser bestaat uit acht peilgebieden (33A t/m 33H, zie figuur 2.2), waarvan peilgebied 33H het grootste is. Het gebied wordt bemalen door gemaal Haas van Dorsser te Oude-Tonge. De watergang langs de Oudelandse dijk, ten oosten van het RBT, voert het water af vanuit het peilgebied naar het gemaal, dat net ten zuiden van de provinciale weg en het RBT ligt. Het gemaal loost via de haven en boezem van Oude-Tonge op het Volkerak-Zoommeer. duiker 430D-32G
32G
41B
stuw QB
32F
41A
33F
stuw WAI 32A
32H
stuw OAI
stuw Korteweegje
stuw KAI
33B
33A
33H
25B
RBT Oude-Tonge33E stuw KN
stuw 100S-33G
gemaal Haas v. Dorsser
33G
stuw KO3 43H
33D 33C inlaat Zuiderland
43F
43i 43B
Figuur 2.2: aan- en afvoer bemalingsgebied De Haas van Dorsser
In het bemalingsgebied lozen de peilgebieden 33A t/m 33G het waterbezwaar op peilgebied 33H waarna het door het gemaal wordt uitgemalen. Peilgebieden 33A en 33B zijn lage peilgebieden (Bleekert en Dabbe) die worden bemalen door elektrische pompen. De overige peilgebieden zijn van 33H gescheiden door stuwen. Tabel 2.1: inlaatsituatie Peilgebied
Inlaat uit peilgebied
Kunstwerk op grens
33H 33G 33H 33H 33H 33H 33F 33H 33E 33C
41B 25B 25B 32A 32G 42A 32G 43F 43F haven Oude Tonge
stuw WAI (100S-41B) stuw 100S-33G stuw Korteweegje (100S-25B) stuw OAI (100S-32A) stuw QB (100S-32G) stuw KAI (101S-33H) afsluitbare duiker 430D-32G stuw KO3 (100S-33H) stuw KN (100S-33E) inlaat Zuiderland (100N-33C)
Capaciteit gemaal, breedte stuw of afmetingen duiker 1,5 m 1,5 m 1,0 m 1,5 m 1,5 m 1,0 m diameter 0,8 m 1,0 m 2,0 m diameter 0,3 m
9
Opvoerhoogte of soort stuw autom. klepstuw schuifstuw schuifstuw klepstuw klepstuw autom. klepstuw klepstuw klepstuw -
Inlaathoeveelheden bekend nee nee nee nee nee nee nee nee nee nee
Tabel 2.2: afvoersituatie Peilgebied
Afvoer naar peilgebied
Kunstwerk op grens
33H
haven Oude Tonge
gemaal Haas van Dorsser
Capaciteit gemaal, breedte stuw of afmetingen duiker 267 m3/min
Opvoerhoogte of soort stuw
Afvoerhoeveelheden bekend
1,70 m
ja
2.6 Randvoorwaarden voor het gewenste waterhuishoudkundige beeld Voor het RBT zijn in een vroeg stadium een aantal randvoorwaarden voor het watersysteem opgesteld. Deze voorwaarden komen enerzijds voort uit de huidige waterhuishoudkundige situatie en anderzijds uit de gewenste inrichting en beeldkwaliteit van het bedrijventerrein. Voor de gewenste inrichting is het van belang dat het RBT waterhuishoudkundig zelfregulerend is. Dit houdt kort gezegd in dat het RBT geen nadelige invloed mag hebben op de waterhuishouding in het omliggende gebied. Hieronder wordt verstaan dat het gebied in tijden van wateroverlast het water niet hoeft af te wentelen op naast gelegen gebieden en in tijden van droogte zoveel mogelijk zelfvoorzienend is. Wat de beeldkwaliteit betreft is het van belang dat het RBT goed moet worden ingepast in de omgeving. In onderstaande alinea’s worden de randvoorwaarden toegelicht. zelfregulerend Uit een faalkansenstudie die in 2002 is uitgevoerd, is gebleken dat het bemalingsgebied De Haas van Dorsser (33H) niet voldoet aan de gestelde normen. Hieruit, en naar aanleiding van het huidige waterbeleid, is als randvoorwaarde naar voren gekomen dat het RBT in ieder geval zelfregulerend is. Naar aanleiding van de plannen voor het RBT is het bemalingsgebied opnieuw doorgerekend met de nieuwe inrichting. De resultaten hiervan zijn opgenomen in hoofdstuk 6 (toetsing ontwerp). Hieruit blijkt dat de inrichting van het RBT kansen biedt om de wateroverlast in het bemalingsgebied te verminderen. In het ontwerp is hier rekening mee gehouden door extra bergingsruimte te reserveren. Beeldkwaliteit In het masterplan is een voorlopige inrichting van het RBT weergegeven. Hierin zijn de geplande watergangen aangegeven. Het bedrijventerrein dient goed ingepast te worden in de omgeving. Langs de provinciale weg is ruimte gereserveerd voor hoogwaardige bedrijven, deze strook dient als zichtlocatie voor de weggebruikers en bewoners van Oude-Tonge. Aan de noordoostzijde van het RBT dient de overgang naar het landelijk gebied goed ingepast te worden in de omgeving. Met de inrichting van het watersysteem kan hier een bijdrage aan worden geleverd. De afgelopen jaren is meer aandacht gekomen voor de “belevingswaarde” van water. Met het inpassen van voldoende (brede) watergangen wordt de beeldkwaliteit van het openbare gebied verhoogd. Ook bij de inrichting van het RBT wordt hier rekening mee gehouden. Een aantal brede watergangen worden voorzien van rietoevers en één van de watergangen zal als “meanderende” kreek worden aangelegd (zie kaart 1). De bovengenoemde randvoorwaarden voor de inrichting dienen als basis voor de uitwerking van de watersysteeminrichting alsmede het beheer, onderhoud en eigendom.
10
3
FUNCTIES EN DOELSTELLINGEN
3.1 Inleiding Het formuleren en toewijzen van de functies en doelstellingen voor de inrichting van het watersysteem is gebaseerd op het provinciale beleidsplan milieu en water, het waterstructuurplan en het IWBP2 van de waterschappen en het master- en bestemmingsplan RBT van de gemeente. De algemene doelstellingen voor de oeverinrichting, waterkwantiteit en -kwaliteit volgen rechtstreeks uit de functietoekenning, gebaseerd op bovengenoemde beleidsplannen. Na toekenning van de functies zijn aan het watersysteem nog een aantal aanvullende doelstellingen toegekend vanuit de randvoorwaarden die voor het gebied gesteld zijn. Voor de verschillende watergangen in het RBT zijn de functies door de projectgroep vastgesteld. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de hoofdfuncties (gebiedsgerichte functies) en de aanvullende gebruiksfuncties. Hoofdfuncties voor het oppervlaktewater • stedelijk water / bebouwd gebied • water voor landbouw / agrarisch gebied Gebruiksfuncties voor het oppervlaktewater belevingswaarde bluswater
• •
In de volgende paragrafen worden de functies en doelstellingen vanuit de verschillende beleidsplannen afzonderlijk behandeld. 3.2 Functies en doelstellingen Beleidsplan Milieu en Water De functies en doelstellingen die de provincie stelt aan het oppervlaktewater zijn beschreven in het Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004. Naast de ecologische functie gelden voor het gebied twee gebiedsgerichte functies, voor agrarisch en bebouwd gebied. Voor deze functies worden drie doelstellingen gehanteerd, gericht op waterkwaliteit, waterkwantiteit en tot slot de doelstelling van oevers en ecologische verbindingen. In bijlage 4 worden de functies en doelstellingen van de provincie ZuidHolland in een tabel weergegeven. Voor bijvoorbeeld de functie bebouwd gebied kan de waterkwantiteitsdoelstelling van de provincie eenvoudig worden afgelezen. Integraal Waterbeheersplan De functies en doelstellingen van het waterschap en het zuiveringsschap voor het oppervlaktewater worden in het Integraal Waterbeheersplan 2 (IWBP 2) verwoord. Het IWBP is een vertaling van het provinciaal beleid. Naast de altijd geldende ecologische functie, zijn de functies voor agrarisch en bebouwd gebied van toepassing. In bijlage 5 worden de doelstellingen en functies in een tabel weergegeven. Voor bijvoorbeeld de functie agrarisch gebied kan de waterkwaliteitsdoelstelling van het waterschap en zuiveringsschap eenvoudig worden afgelezen. Waterstructuurplan In het waterstructuurplan van het waterschap Goeree-Overflakkee en het zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden is het plangebied op de functiegeschiktheidskaart aangeduid als “minder geschikt” voor de functies wonen en werken (gebaseerd op kansen wateroverlast). Dit houdt in dat het plangebied in de huidige fase niet voldoende weerstand kan bieden tegen extreme neerslag. In hoofdstuk 6 is met de voorgestelde inrichtingsmaatregelen gekeken of het plangebied met de toekomstige inrichting nog steeds faalt.
11
Masterplan De gemeente Oostflakkee heeft een masterplan opgesteld voor het bedrijventerrein. Bij het opstellen van het masterplan zijn de waterbeheerders ook betrokken. De hoofddoelstelling met betrekking tot de waterhuishouding van het masterplan is een zo duurzaam mogelijk watersysteem te creëren. In het masterplan worden geen functies toegekend aan het oppervlaktewater die vergelijkbaar zijn met de opgestelde functies en doelstellingen van de provincie, waterschap en zuiveringsschap, vermeld in bijlage 4 en 5. Naast de doelstelling een duurzaam watersysteem te creëren worden een aantal nevendoelstellingen geformuleerd in het masterplan: • beschouwen van klimaat en klimaatverandering (2050): geen wateroverlast (veiligheid) of watertekort (verdroging); • ruimte voor waterberging; • verbeterd gescheiden rioolstelsel; • verbeteren waterkwaliteit; • hoge belevingswaarde en landschappelijke inpassing; • inrichting gebaseerd op relaties tussen waterbeheer en ruimtelijk ordening; duurzame stedenbouw. In het masterplan worden veel kansen, knelpunten en mogelijke oplossingen geformuleerd. Deze zijn opgenomen bij de inrichting van het watersysteem en worden behandeld in de volgende twee hoofdstukken. Een mogelijke aanvullende functie die uit het masterplan en het overleg met de projectgroep naar voren is gekomen is de belevingswaarde. Het gaat hier om een duurzaam bedrijventerrein met een hoogwaardige uitstraling. Belevingswaarde is daarom voor het oppervlaktewater opgenomen als aparte (gebieds)functie. In bijlage 6 zijn de doelstellingen uit het masterplan opgenomen. 3.3 Projectgroep en interviews Deze paragraaf is gewijd aan de inbreng tijdens het projectoverleg en de interviews met de betrokken instanties. Aanvullende onderwerpen die van belang zijn bij de inrichting van het RBT, worden beschreven. Projectgroep Bluswater In het projectgroepoverleg is voorgesteld om naast de gebiedsgerichte functies stedelijk en agrarisch, de gebruiksfunctie bluswater op te nemen. Naast de algemene inrichtingseisen geldt een waterkwantiteitseis van minimaal 4-6 m3/min en toegankelijke oevers. De brandweer heeft globaal drie opstelplaatsen aangegeven. Belevingswaarde In paragraaf 3.2 wordt belevingswaarde al genoemd als gebiedsgerichte functie. Deze functie wordt expliciet genoemd in het masterplan en is als zodanig opgenomen in dit waterplan. De inrichtingsvoorwaarden worden behandeld in hoofdstuk 4 en 5. Interviews Gemeente Oostflakkee en OPP Ten aanzien van de functies en doelstellingen zijn door de gemeente en OPP, afgezien van de reeds besproken punten in de projectgroep, geen aanvullende zaken gemeld. Op het bedrijventerrein zullen maximaal bedrijven van categorie 3 (en categorie 4 bedrijven alleen onder vrijstellingsregeling) gevestigd worden. Vanuit het zuiden (provinciale weg) dient het bedrijventerrein een echte zichtlocatie te worden. Vanuit het noorden dient de overgang naar het landelijk gebied (akkerbouw) zo geleidelijk mogelijk te verlopen.
12
ZHEW Ten aanzien van de waterkwaliteit geeft het ZHEW aan dat voor de functie stedelijk water, alle wateren aan de waterkwaliteitseis IIIB “biologisch gezond” moeten voldoen. Om deze doelstelling te halen moet men rekening houden met: • huidige waterkwaliteit o.a. chloriden en nutriënten • ontwikkeling van kreken (krekenplan) • minimale waterdiepte van 1,0 m • beperkte fluctuatie in chloridengehalte • overstorten en andere lozingen • verantwoord afkoppelen Waterschap Goeree-Overflakkee Ten aanzien van de functies en doelstellingen zijn door het waterschap geen aanvullende zaken gemeld. ISGO en brandweer Ten aanzien van de functies en doelstellingen zijn door het ISGO en de brandweer geen aanvullende zaken gemeld. In het RBT wordt uitgegaan van maximaal categorie 3 bedrijven. In het overleg heeft de brandweer een aantal aspecten aangegeven ten aanzien van de inrichting van het bedrijventerrein. Deze aspecten worden in hoofdstuk 4 en 5 nader omschreven. 3.4 Synthese Alle watergangen in het plangebied hebben op de eerste plaats een ecologische (basis)functie. Daarnaast valt een watergang in stedelijk of in agrarisch gebied. Al het oppervlaktewater van het bedrijventerrein valt bovendien onder de gebiedsgerichte functie belevingswaarde en de gebruiksfunctie bluswater. De doelstellingen uit voorgaande paragrafen, die voor de genoemde functies reeds zijn gedefinieerd, zijn in tabel 3.1 samengevoegd. Voorzover mogelijk zijn de doelstellingen gedifferentieerd uitgewerkt bij de inrichting. De belevingswaarde kan uitgewerkt worden in verschillende doelstellingen per watergang. In hoofdstuk 4 en 5 wordt de inrichting van het watersysteem verder uitgewerkt.
13
Tabel 3.1: samengevoegde functies en doelstellingen FUNCTIES
KWALITEITSDOELSTELLING OPPERVLAKTEWATER EN WATERBODEM
WATERKWANTITEITSDOELSTELLING
DOELSTELLING OEVERS EN ECOLOGISCHE INFRASTRUCTUUR
A. ECOLOGISCHE FUNCTIE
- minimumkwaliteit en biologisch gezond (minimaal ecologische waterkwaliteits-klasse III-B); niveau 3 STOWA-systematiek - MTR- en VR-waarden (4e NWH)
- voorwaarden scheppen voor bereiken kwaliteitsdoelen: drooglegging en berging afstemmen op bodemgebruik
- natuurvriendelijk beheer en onderhoud van oevers. natuurvriendelijke inrichting van oevers waar mogelijk; minimale afmetingen, migratie en vestigingsmogelijkheden voor vis
B. GEBIEDSGERICHTE FUNCTIES
1. Stedelijk gebied
- biologisch gezond (minimale kwaliteitseis III-B) - rekening houden met huidige waterkwaliteit o.a. chloride en nutriënten - gescheiden rioolstelsel (afkoppelen)
2. Agrarisch gebied
- chloriden-eis afhankelijk van type agrarisch gebied - gescheiden rioolstelsel (afkoppelen)
3. Belevingswaarde
- helder, schoon en reukloos water
- het binnen kleine marges regelen van waterpeil om wateroverlast en schade te voorkomen alsmede een - ontwikkeling van kreken in het goede doorspoelbaarheid gebied (krekenplan) - berging en buffering in stedelijk groen (voldoende); rekening houden met klimaatscenario’s - tegengaan natuurlijke verzilting. - handhaving bestaande - gescheiden van overig gebied; waterhuishoudkundige situatie ZHEW voor begrensde relatienota en natuurontwikkelingsgebieden - voldoende berging; rekening houden met klimaatscenario’s - hoogwaardige uitstraling; landschappelijke inpassing - begroeide watergangen - per watergang wordt dit bij de inrichtingseisen nader uitgewerkt
C. GEBRUIKSGERICHTE FUNCTIE 1. Bluswater
- maximaal categorie 3 bedrijven (en categorie 4 onder vrijstellingsregeling)
- voldoende water, 4-6 m3/min
14
- toegankelijke oevers
4
HOOFDSTRUCTUUR
4.1 Inleiding Het oppervlaktewatersysteem is geschematiseerd weergegeven in figuur 4.1. In tabel 4.1 worden de karakteristieken van de watergangen vermeld. Het plangebied wordt omsloten door de bestaande watergangen 1, 2 en 3. Dit zijn bestaande watergangen. Watergang 1 staat in directe verbinding met het gemaal Haas van Dorsser. Bovendien is watergang 1 onderdeel van het “krekenplan” van GoereeOverflakkee. Voor de ontwatering zijn in het gebied nog een aantal andere watergangen gepland, watergang 4 tot en met 7. Het gebied in het noorden van het bedrijventerrein (aangegeven met nummer 8) is in het waterplan gekenmerkt als een gebied met natuurlijke oevers/plasdras. Dit gebied kan ook voor extra waterberging bij extreme neerslaggebeurtenissen worden ingericht. Langs alle watergangen, met uitzondering van watergang 3, zijn natuurlijke oevers gepland. Watergang 4 heeft het meest natuurlijke verloop. Kaart 1 geeft een beeld van de watergangen en kunstwerken.
8 3
6
1
5 4
7
2 Figuur 4.1: geschematiseerde voorstelling watergangen
Tabel 4.1: karakteristieken watergangen watergang 1 2 3 4 5 6 7 8
hoofdfunctie agrarisch gebied agrarisch gebied agrarisch gebied stedelijk gebied stedelijk gebied stedelijk gebied stedelijk gebied stedelijk gebied
0pmerkingen onderdeel van het krekenplan. hoofdwatergang wegsloot waterberging voor RBT + aan- en afvoer waterberging voor RBT + aan- en afvoer waterberging voor RBT + aan- en afvoer waterberging voor RBT + aan- en afvoer plasdras/rietveld, waterberging voor RBT
Inrichtingseisen per instantie Het zuiveringsschap, het waterschap, de gemeente, OPP, de ISGO en de brandweer hebben een aantal eisen opgesteld waaraan de inrichting van het watersysteem moet voldoen. In bijlage 8 wordt een overzicht gegeven van alle eisen. Deze zijn verwerkt in de volgende paragrafen waarin de watergangen, kunstwerken, het peilbeheer, aan- en afvoer van water en doorspoeling beschreven worden.
15
4.2 Watergangen De breedte van de watergangen wordt aangehouden zoals deze op kaart 1 zijn aangegeven. Het profiel van de watergangen is afhankelijk van een aantal gegevens. • bovenbreedte watergang; • waterdiepte van minimaal 1,00 m in de smalle watergangen en 1,50 m in de brede watergangen (slechts op enkele locaties is deze diepte vereist); • drooglegging → minimaal 1,30 m; • minimale taludverhouding → voor zavel wordt een waarde aangehouden van 1:1,5 tot 1:2,5 (Bron: cultuurtechnisch vademecum) voor kleine watergangen wordt een verhouding van 1:2 gehanteerd. 4.3 Peil Het huidige peil is voor de zomer en winter respectievelijk NAP –1,40 m en NAP –1,70 m. Vanuit de faalkansenstudie is het RBT doorgerekend met een veiligheidsnorm van 1:100 jaar voor het stedelijk gebied. Hiervan mag 5% van het laagste maaiveld, enkele dagen onder water staan. Het RBT voldoet aan deze norm wanneer het bedrijventerrein als apart peilgebied wordt ingericht en wanneer de drooglegging minimaal 1,30 m is. Dit betekent dat bij een gemiddelde maaiveldhoogte van NAP –0,11 m het nieuwe winterpeil minimaal rond NAP –1,41 m komt te liggen. De gemeente wil een vast peil van NAP –1,40 m handhaven. De nieuwe werknorm geeft in plaats van 5% een nieuwe waarde van 0% aan. Hiervoor mag worden uitgegaan van de laagste drempel van de bebouwing. 4.4 Peilbeheersingsmiddelen Het gebied wordt als apart peilvak gekenmerkt. Hiervoor zijn een aantal peilbeheersmaatregelen en kunstwerken gepland. Stuw 1
8
Stuw 4
3 b d 7 f
6
1
a
Stuw 3
5 4 c
e 2 Stuw 2
Figuur 4.2: peilbeheersingsmiddelen RBT
Stuwen In het RBT worden vier klepstuwen (verstelbaar) ingezet. Stuw 1 is gesitueerd ter hoogte van het plasdras/rietveld. Hier wordt ten behoeve van de peilhandhaving en doorspoeling in de zomer water ingelaten met behulp van een pomp. Stuw 2 is gesitueerd in het zuidwesten van het RBT en kan 16
overtollige neerslag afvoeren. Stuw 3 en 4 dienen hetzelfde doel als stuw 2 en zijn gesitueerd langs de west- en oostkant van het RBT. In de winter kan het water bij elke stuw worden uitgelaten. Op kaart 1 zijn de exacte locaties van de stuwen weergegeven. Duikers Ten zuiden van het plasdras/rietveld is een duiker (a) gesitueerd die het gezuiverde water afvoert naar watergang 5 van het RBT. Ter hoogte van de eerste kruising van watergang 5 met de hoofdontsluiting (vanaf het noorden) en de kruising van watergang 4 met de detailontsluiting zijn afsluitbare duikers (a en b) gesitueerd. Wanneer een calamiteit optreedt, kan het watersysteem met behulp van deze duikers worden afgesloten. Het is de taak van het waterschap om deze duikers te bedienen. De duikers moeten minimaal een inwendige diameter van 500 mm hebben. Inlaatpomp Het water ten behoeve van de peilhandhaving dient met een pompje aangevoerd te worden door het 3 plasdras/rietveld en moet een minimale capaciteit van 1 m /min hebben. Kaden Omdat het RBT geen negatieve invloed mag hebben op de omgeving, zal een kade om de boerderijen (gesitueerd aan watergang 1) worden aangelegd om deze te beschermen tegen eventuele hoge waterstanden in het RBT. 4.5 Wateraanvoer voor peilbeheer Het oppervlaktewater wordt ter hoogte van het rietveld ingelaten met behulp van een inlaatpompje en een stuw, zie kaart 1. De huidige waterkwaliteit van het oppervlaktewater wordt aan de hand van vier parameters in grafiekvorm weergegeven in bijlage 7. In figuur 4.3 worden de meetlocaties weergegeven.
2 3 1
Figuur 4.3: locaties meetpunten waterkwaliteit
Over een periode van tien jaar zijn de zuurstof-, stikstof-, fosfaat- en de chloridengehalte gemeten. De gemeten waarden zijn getoetst aan de MTR-norm. Per meetlocatie worden de verschillende parameters toegelicht. Locatie 1 Voor bijna alle parameters liggen de waarden boven de MTR-norm. Alleen de zuurstofhuishouding geeft een ander beeld. Met name de eerste jaren van meting komt het zuurstofgehalte (ongeveer 3 mg/l) niet boven de MTR-norm (5 mg/l). De laatste drie jaar ligt het zuurstofgehalte (ongeveer 5,5 mg/l) boven de MTR-norm.
17
Locatie 2 Ook voor deze locatie geldt dat voor bijna alle parameters de waarden boven de MTR-norm liggen. Alleen de zuurstofhuishouding geeft een ander beeld, deze waarden (ongeveer 0,5 mg/l) liggen onder de MTR-norm. Locatie 3 Allereerst kan worden vastgesteld dat voor deze locatie, alleen van de jaren 1995, 1998 en 2001 de gegevens bekend zijn. Dit geeft een beperkt beeld ten aanzien van de waterkwaliteit. Met name de stikstof- en de fosfaatgehalten geven waarden aan die boven de MTR-norm liggen en die onderling sterk fluctueren. De chloridengehalten blijven vrij constant maar liggen ook boven de MTR-norm. Het zuurstofgehalte vertoont een stijgende lijn maar blijft onder de MTR-norm. 4.6 Afvoer overtollig water Om het bedrijventerrein zo veel mogelijk zelfregulerend te laten zijn, wordt voorgesteld de afvoer vrijwel geheel via het plasdras/rietveld te laten verlopen. Hiervoor worden de stuwen 2, 3 en 4 onder “normale” omstandigheden ingesteld op NAP –1,35 m. De afvoer zal dan plaatsvinden via het rietveld en stuw 1 die ingesteld wordt op NAP –1,40 m. Tevens kan het plasdras/rietveld in natte perioden dienen om tijdelijk water te bergen vanuit het bedrijventerrein om zodoende de afvoer van water uit het totale bemalingsgebied (via watergang 1) te waarborgen (zomersituatie). 4.7 Circuleren van water Doorspoeling van het watersysteem in de zomer kan door water vanuit watergang 1 via het plasdras/rietveld in te laten. Het water kan dan door de stuwen 2, 3 en 4 het bedrijventerrein uitgelaten worden. In de winter kan het water bij elke stuw het bedrijventerrein verlaten. Met behulp van afsluitbare duikers kunnen de watergangen in het RBT worden afgesloten wanneer een calamiteit optreedt.
18
5
INRICHTING OVERIGE ASPECTEN
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de details van het watersysteem en overige aspecten die hierop van invloed zijn. 5.1 Riolering en afkoppelen Verbeterd gescheiden stelsel Voor de riolering wordt uitgegaan van een verbeterd gescheiden stelsel. Het rioleringssysteem wordt nader uitgewerkt in het rioleringsplan. Afkoppeling verharde oppervlakken De beslisboom voor het aan- of afkoppelen van verharde oppervlakken (ZHEW) is ingezet voor het bepalen van de af te koppelen oppervlakken in het RBT. Het streven naar een duurzame inrichting van het watersysteem speelt daarbij een leidende rol. Primair dient te worden vastgesteld of afkoppelen dan wel aankoppelen van verhard oppervlak wenselijk is vanuit milieutechnisch oogpunt. In bijlage 9 wordt de beslisboom nader toegelicht. In het RBT worden de mogelijkheden voor het afkoppelen van 60% verhard oppervlak nader bekeken. Het afgekoppelde regenwater wordt in eerste instantie afgevoerd naar het oppervlaktewater. De bodemkundige situatie laat niet toe dat het afgekoppelde regenwater infiltreert. Nuttige toepassingen zoals een regenwaterbassin of mogelijkheden voor infiltratie zijn hiermee uitgesloten. Door de bouw van het RBT neemt het verhard oppervlak toe. Het regenwater dat hierdoor wordt opgevangen betreft een nieuwe regenwaterlozing. De afkoppelboom verschaft inzicht in de randvoorwaarden waaronder verharde oppervlakken mogen worden afgekoppeld. Dit gebeurt aan de hand van vier oppervlakken, zie bijlage 9. 5.2 Plasdras/rietveld In het noorden van het bedrijventerrein (nummer 8 op kaart 1) is een gebied aangeven als plasdras/rietveld met natuurlijke oevers. Het gebied is in eerste instantie bedoeld als waterberging voor het bedrijventerrein. Hiermee wordt ervoor gezorgd dat het bedrijventerrein zelfregulerend is. Het gebied is niet direct bedoeld als helofytenfilter, maar kan een vergelijkbare functie hebben. Het heeft het geen zin een volledig helofytenfilter aan te leggen, omdat er geen specifieke noodzaak is om het af te voeren water te zuiveren. Het terrein wordt wel als plasdras/rietveld ingericht, maar het specifieke onderhouds- en monitoringsplan hiervoor wordt niet verder uitgewerkt. Helofytenfilters zijn natuurlijke of aangelegde moerassen die zijn begroeid met helofyten (riet). Hierbij wordt het afstromende regenwater of huishoudelijke afvalwater door een veld van moerasplanten (helofyten) geleid zodat het water een biologische reiniging ondergaat. In de randvoorwaarden voor de waterhuishouding (paragraaf 2.6) wordt de voorwaarde gegeven dat het RBT geen nadelige invloed mag hebben op de waterhuishouding in het gebied. Deze voorwaarde geldt voor zowel de waterkwantiteit als voor de waterkwaliteit. Het plasdras/rietveld kan de kwaliteit van het water verbeteren voordat dit het RBT uitstroomt. Blus- en ander mogelijk sterk verontreinigd water mag niet via het plasdras/rietveld worden afgevoerd. Hiervoor dienen de stuwen 2 en 3 gebruikt te worden, of moet een noodpomp het water afvoeren naar de hoofdwatergang buiten het RBT. Via deze watergangen kan het verontreinigde water direct uitgemalen worden.
19
5.3 Groenstructuur De eerste 5 m van de insteek van de watergang kan opgaand struweel worden toegepast en bomen op minimaal 10 m van de insteek. Dit voorkomt teveel bladinval in de wegsloot en is beter voor het zicht. De groenstructuur op het bedrijventerrein is uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan. 5.4 Ecologie In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de “natte” groenstructuur. In paragraaf 3.4, synthese, is al geconcludeerd dat alle wateren in het plangebied op de eerste plaats een ecologische functie hebben. Dit houdt in dat oevers natuurvriendelijk beheerd en onderhouden moeten worden. Een andere doelstelling is dat oevers, waar mogelijk, natuurvriendelijk dienen te worden ingericht, dit is voor het plangebied omschreven in de volgende paragraaf. De waterkwantiteitsdoelstelling behorende bij de ecologische functie, is het scheppen van voorwaarden voor het bereiken van de minimumkwaliteit [8]. In het IWBP is dit geconcretiseerd in streefdiepten ten opzichte van het zomerpeil voor alle watergangen; 1 m voor hoofdwatergangen en singels en 0,5 m voor andere watergangen (dijksloten, wegsloten, spoorsloten en overige watergangen). Hierbij wordt opgemerkt dat deze diepten alleen worden nagestreefd wanneer de grondsoort en breedte van de watergang dit toelaten. Watergang 1 (zie kaart 1) neemt een bijzondere plaats in, omdat deze deel uitmaakt van het krekenplan van Oostflakkee. Deze watergang verbindt de kreken ten zuidoosten van Oude-Tonge via oude kreekrestanten (o.a. Magdalenakreek en Amenea) met het natuurgebied de Luukert ten oosten van Nieuwe-Tonge. Een belangrijke meerwaarde levert deze kreek door het realiseren van een doorgaande oost-westverbinding voor flora en fauna en het verminderen van de faalkans van de polder [7]. Ten behoeve van de inrichting van kreekzones zijn in het krekenplan een aantal natuurdoeltypen van het zeekleigebied geselecteerd. Deze natuurdoeltypen vormen de kenmerkende biotopen die in en nabij kreken worden aangetroffen. Het betreft hier hoofdgroep 3, halfnatuurlijke typen. In tabel 5.1 zijn de geselecteerde natuurdoeltypen voor dit krekengebied weergegeven. Tabel 5.1: natuurdoeltypen krekenplan Open water 3.15 3.19 Moeras 3.24
3.25 Droge natuur 3.32 3.39 3.55 3.66
afgeleide van gebufferde sloot (tot 8 m breed, tot 1000 mg Cl - / l) kanaal en vaart (breder dan 8 m) moeras c) waterriet en biezen d) bloemrijk rietland natte strooiselruigte nat, matig voedselrijk grasland bloemrijk grasland van het rivieren- en zeekleigebied b) glanshaverhooiland van het rivieren en zeekleigebied wilgenstruweel bos van voedselrijke, vochtige gronden
De kreek wordt een deel van de ecologische verbindingszones op Goeree-Overflakkee. De kreekontwikkeling is gericht op de versterking van natuurwaarden. Door het verlagen van het maaiveld ontstaan brede oevers waarin de moerassige natuurdoeltypen tot ontwikkeling komen, variërend van waterriet en biezen, natte strooiselruigte tot bloemrijk rietland. De hogergelegen gebieden bieden kansen voor de ontwikkeling van nat matig voedselrijk grasland, glanshaverhooiland, wilgenstruweel en bos van voedselrijke natte gronden.
20
5.5 Natuurvriendelijke oevers De hydraulische randvoorwaarden die gesteld worden aan het oppervlaktewatersysteem bepalen in belangrijke mate ook de speelruimte voor de inrichting van een natuurvriendelijke oever. De natuurvriendelijke oevers in het RBT bestaan in hoofdzaak uit rietoevers en plasdrassituaties. Algemeen geldt voor de aanleg van een natuurvriendelijke oever: • harde verdedigingsconstructies niet noodzakelijk • zeer extensief onderhoud • een flauwe helling → min 1:3 tot 1:5 • toepassen van brede oevers → in het RBT varieert deze breedte tussen de 5 m en de 60 m De watergangen die worden aangelegd met dergelijke oevers worden in de volgende alinea’s beschreven. Watergang 1 Deze watergang maakt deel uit van het krekenplan. Dit heeft gevolgen voor de inrichting van de natuurvriendelijke oever. Er wordt namelijk extra ruimte voor waterberging gerealiseerd en voor de inrichting van de oevers worden plasbermen, vooroevers e.d. aangelegd. De breedte van de natuurvriendelijke oever varieert van 24 m tot 60 m (ter hoogte van de kruising met watergang 2). De kreekontwikkeling sluit aan op de ontwikkeling van het waterplan voor het bedrijventerrein OudeTonge. De watergangen worden natuurvriendelijk aangelegd (plasbermen, vooroevers e.d.) en er wordt extra ruimte voor waterberging gerealiseerd (concept-krekenplan). Watergang 2 Over bijna de gehele lengte van deze watergang wordt aan één zijde een natuurvriendelijke oever aangelegd. De breedte ervan varieert van 24 m tot 60 m (ter hoogte van de kruising met watergang 1). Watergang 4 Langs de gehele lengte van deze watergang zijn aan beide kanten natuurvriendelijke oevers ingepland. Door de meanderende vorm kan deze aansluiten bij de doelstellingen uit het krekenplan. De breedte van de natuurvriendelijke oever varieert van 5 m tot 20 m. Watergang 5 Over bijna de gehele lengte van deze watergang wordt aan één zijde een natuurvriendelijke oever aangelegd. Deze oevers zijn langs de gehele watergang 14 m breed. Watergang 6 Over bijna de gehele lengte van deze watergang wordt aan één zijde een natuurvriendelijke oever aangelegd. Over de gehele lengte wordt een breedte van 9 m aangehouden. Watergang 8 Dit betreft het plasdras/rietveld, voor een gedetailleerde omschrijving zie paragraaf 5.2. 5.6 Infrastructuur en bebouwing De hoofdontsluiting is gepland zoals aangegeven met de rode stippellijn in figuur 4.1. Aan deze hoofdaansluiting wordt in een latere fase de detailontsluiting gekoppeld. Bovendien zijn aan de westkant van het bedrijventerrein twee noodontsluitingen gepland. Op het RBT zullen bedrijven van maximaal categorie 3 (en categorie 4 bedrijven onder vrijstellingsregeling) gevestigd worden. Hoogwaardige bedrijven zijn gepland langs watergang 2 en in het directe zicht vanaf de rijksweg zijn in het zuiden van het bedrijventerrein. Dit bevorderd in grote mate de hoogwaardige uitstraling van het bedrijventerrein. Daarachter ligt een gedeelte dat is gereserveerd voor reguliere bedrijven en een gedeelte dat is gereserveerd voor een latere fase. Dit laatste gedeelte krijgt tot die tijd de functie agrarisch gebied.
21
6
TOETSING ONTWERP
De inrichting van het bedrijventerrein zal in twee fasen plaatsvinden. De invloed van deze uitbreiding op de faalkans van het bemalingsgebied (33H) is doorgerekend. 6.1 Uitgangspunten Door het waterschap zijn diverse uitgangspunten en gegevens over het nieuwe bedrijventerrein aangeleverd. Deze vormen de basis om de faalkansenberekeningen uit te voeren. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste invoerparameters (de percentages verhard, onverhard en open water) in de situatie van het bedrijventerrein in peilgebied 33H bij winterpeil. Op het bedrijventerrein zal een verbeterd gescheiden stelsel worden aangelegd voor de afvoer van 3 vuilwater (dwa) en regenwater (rwa). Voor de berekening van dwa-afvoer is een norm van 0,85 m /h per bruto hectare aangehouden. Voor het rwa-stelsel is een pompovercapaciteit van 0,3 mm/h en een berging van 4 mm aangehouden. De watergangen en natuurvriendelijke oevers aan de rand van het plangebied zijn niet meegenomen in het oppervlak van het bedrijventerrein. Tabel 6.1: oppervlakken bedrijventerrein per type type oppervlak
eerste fase
tweede fase
totaal (1 en 2)
open water verhard (90% uitgeefbaar) onverhard (10% uitgeefbaar) uitgeefbaar terrein wegen incl. fietspaden openbaar groen natuurvriendelijke oevers verlaagd maaiveld totaal
1,06 ha 10,76 ha 1,20 ha 11,96 ha 0,92 ha 3,07 ha 1,03 ha 3,44 ha 21,48 ha
0,71 ha 15,50 ha 1,72 ha 17,22 ha 1,84 ha 3,07 ha 1,08 ha 4,30 ha 28,22 ha
1,77 ha 26,26 ha 2,92 ha 29,18 ha 2,76 ha 6,14 ha 2,11 ha 7,74 ha 49,70 ha
toekomstige fase 7,24 ha 0,80 ha 8,05 ha 8,05 ha
Gesteld wordt dat van het bedrijventerrein alleen maar landelijke afvoer (14 mm/dag) mag plaatsvinden. Binnen het bedrijventerrein zal een waterpeil van NAP –1,40 m heersen. De groengebieden aan de oostzijde van het uitbreidingsgebied zullen worden gebruikt als overloopgebieden voor het bedrijventerrein. Aangenomen is dat het maaiveld hier 0,50 m zal dalen. Uitgaande van een gemiddeld maaiveldhoogte van NAP –0,11 m, wordt de maaiveldhoogte van deze gebieden NAP –0,61 m. Het maaiveld van het bedrijventerrein wordt opgehoogd met 0,50 m. Hiermee komt de maaiveldhoogte op NAP +0,39 m uitgaande van een gemiddelde hoogte van NAP –0,11 m. Binnen het bedrijventerrein heerst een waterpeil van NAP –1,40 m. Voor het bedrijventerrein is een norm van T = 100 jaar met 5% inundatie aangehouden. 6.2 Modelopbouw Het SOBEK-RR model van het bemalingsgebied De Haas van Dorsser, dat gebruikt is in de faalkansenstudie is gehanteerd als uitgangspunt voor deze berekening. Dit model is aangepast aan de nieuwe situatie en doorgerekend met de 44-jarige reeks van De Bilt. 6.3 Resultaten berekening Om te bepalen wat de invloed van de aanleg van het RBT is op de faalkans van het peilgebied De Haas van Dorsser zijn de volgende scenario’s doorgerekend, inclusief scenario’s waarbij rekening is gehouden met extra berging in het toekomstig uit te breiden deel van het bedrijventerrein voor het peilgebied 33H: • scenario 1: huidig klimaat (oorspronkelijke faalkans) • scenario 2: huidig klimaat fase 1 RBT Oude-Tonge
22
• • • • • • •
scenario 3: huidig klimaat fase 1 en 2 RBT Oude-Tonge scenario 4: huidig klimaat fase 1, 2 en toekomstige uitbreiding scenario 5: huidig klimaat met toekomstige uitbreiding als extra waterberging voor 33H scenario 6: klimaatscenario fase 1 RBT Oude-Tonge scenario 7: klimaatscenario fase 1 en 2 RBT Oude-Tonge scenario 8: klimaatscenario fase 1, 2 en toekomstige uitbreiding scenario 9: klimaatscenario met toekomstige uitbreiding als extra waterberging voor 33H
Het resultaat van de faalkansenanalyse is weergegeven in vier figuren. In figuur 6.1 zijn de scenario’s doorgerekend voor het gebied 33H (scenario 1, 3, 5, 6, 7 en 9) en in figuur 6.2 zijn de scenario’s doorgerekend voor het RBT Oude-Tonge (scenario 2 t/m 4 en 6 t/m 8).
Figuur 6.1: overschrijdingsgrafiek voor diverse scenario’s voor peilgebied 33H
In de figuur 6.1 is duidelijk te zien dat de uitbreiding invloed heeft op het peilgebied 33H. De overschrijding van het zomerpeil is in de situatie met de uitbreiding van het RBT hoger dan de huidige situatie. De waterstandstijging is lager als van het toekomstig uit te breiden deel van het RBT, circa 8 ha als waterberging wordt toegevoegd aan peilgebied 33H.
23
Figuur 6.2: overschrijdingsgrafiek voor diverse scenario’s voor het bedrijventerrein
In figuur 6.2 is te zien dat het verlaagd maaiveld veel invloed heeft op de waterstandstijging. Het bedrijventerrein moet wel als een apart peilgebied worden gezien. In de berekening is aangehouden dat niet meer dan de toelaatbare landelijke afvoer het gebied uit gaat en dat vanaf peilgebied 33H geen water het gebied inkomt. Voor de bepaling van de faalkans in het peilgebied 33H en het bedrijventerrein zijn de herhalingstijd bepaald uit de grafieken. De herhalingstijd voor 33H is bepaald aan de hand van het snijpunt tussen het 5% laagste maaiveld en de trendlijn door de punten die het zomerpeil overschrijden. Voor het bedrijventerrein is de herhalingstijd bepaald aan de hand van het snijpunt tussen de maaiveldhoogte van het terrein en de trendlijn door alle punten boven het streefpeil. Van deze trendlijnen is een vergelijking bepaald. Hieronder staat een rekenvoorbeeld van de huidige situatie peilgebied 33H bij het huidige klimaat. Voor peilgebied 33H in de huidige situatie is de faalkans berekend volgens de volgende vergelijking: 5% laagste maaiveld overschrijding zomerpeil
y = 1,10 m y = 0,3287ln(x) – 0,314
y = 5% laagste maaiveld (m) x = herhalingstijd (jaar) Uit deze berekening komt een herhalingstijd van 74 jaar, waarbij wel rekening dient te worden gehouden met een 5% over- en onderschrijding. Dit gebied voldoet dus in de huidige situatie niet aan de gestelde norm van T = 100 jaar met 5% inundatie. Voor de overige scenario’s zijn de berekende herhalingstijden weergegeven in tabel 6.2.
24
Tabel 6.2: overzicht berekende herhalingstijden per scenario scenario huidig klimaat 1. huidige situatie 2. fase 1 RBT Oude-Tonge 3. fase 1 en 2 RBT Oude-Tonge 4. fase 1, 2 en toekomstige uitbreiding 5. toekomstige uitbreiding als extra waterberging voor 33H klimaatscenario 6. fase 1 RBT Oude-Tonge 7. fase 1 en 2 RBT Oude-Tonge 8. fase 1, 2 en toekomstige uitbreiding 9. toekomstige uitbreiding als extra waterberging voor 33H
peilgebied 33H
RBT Oude-Tonge
74 jaar 89 jaar 127 jaar
> 100 > 100 > 100 > 100
43 jaar 52 jaar
> 100 > 100 > 100 > 100
Uit tabel 6.2 blijkt dat de herhalingstijd in het peilgebied 33H momenteel 74 jaar bedraagt. Als gevolg van het ontwikkelen van het RBT wordt de herhalingstijd groter. Dit betekent dat het gebied minder vaak zal falen. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door de afname van onverhard oppervlak in het gebied, terwijl de hoeveelheid open water in peilgebied 33H niet daalt. Wanneer de resultaten echter worden getoetst aan de norm van honderd jaar voor stedelijk gebied, blijkt dat het systeem nog steeds faalt. Als het oppervlak van het toekomstig uit te breiden bedrijventerrein (circa 8 ha) als extra waterberging kan worden gebruikt, dan wordt de herhalingstijd groot genoeg om aan de norm voor dit gebied te voldoen. Het bedrijventerrein voldoet aan de norm die gesteld wordt voor dit gebied. Hierbij is het wel noodzakelijk dat het bedrijventerrein een apart peilgebied wordt. Volgens het waterschap is dit mogelijk door grondwallen op te werpen. Tevens zullen de voorgestelde stuwen automatisch worden. 6.4 Conclusie Het bedrijventerrein kan zelfregulerend zijn in kritieke situaties. De norm van 1:100 wordt makkelijk gehaald. Het is niet noodzakelijk het bedrijventerrein 0,50 m op te hogen. De norm ten aanzien van de herhalingstijd wordt in het bedrijventerrein gehaald als de drooglegging minimaal 1,30 m is. Dit betekent dat bij een streefpeil van NAP –1,40 m de maaiveldhoogte minimaal NAP –0,10 m moet bedragen. In de berekening is rekening gehouden met een verlaagd maaiveld van NAP –0,61 m. Bij een gemiddelde maaiveldhoogte van NAP –0,11 m moet dan 0,50 m afgegraven worden. Ervan uitgaande dat werk met werk gemaakt wordt, is bepaald dat wanneer 0,50 m afgegraven wordt in de daarvoor aangewezen locaties, het in te richten terrein circa 0,10 m opgehoogd dient te worden. In deze berekening is geen rekening gehouden met een gesloten grondbalans. Grond die vrijkomt bij het graven van watergangen, natuurvriendelijke oevers en het uitgraven van de fundering van wegen is hierbij niet meegenomen.
25
7
BEHEER EN ONDERHOUD
7.1 Onderhoud Het bedrijventerrein wordt in opdracht van de gemeente aangelegd. Daarna wordt het overgedragen aan het waterschap dat dan het beheer en onderhoud op zich neemt. Om goed onderhoud te kunnen plegen zijn onderhoudsstroken van minimaal 5 m nodig. Als slechts aan een kant van de watergang baggerspecie ontvangen kan worden dient een erfdienstbaarheid gevestigd te worden. Indien geen baggerspecie ontvangen kan worden, dienen de meerkosten voor varend onderhoud en afvoer van specie door de aanliggende eigenaren betaald te worden. Natuurvriendelijke oevers en rietveld Verlanding van een watergang is in het kader van het waterkwantiteitsbeheer ongewenst. Verwijdering van (een deel van) de vegetatie is noodzakelijk om voldoende wateraanvoer en -afvoer te kunnen garanderen (voldoende diepte en breedte). Tegelijkertijd is het ecologisch gunstig om de positieve werking van waterplanten optimaal te benutten. Door een deel van de vegetatie te handhaven, wordt voorkomen dat algen en flab massaal groeien. Rotting, stank en baggeraanwas zijn het gevolg en eutrofiëring kan optreden door nalevering van voedingsstoffen uit de waterbodem. Doordat de watergangen bovengedimensioneerd zijn, kan de onderhoudsfrequentie relatief laag zijn. Om de gewenste natuurdoeltypen te ontwikkelen en te behouden moeten diverse beheersmaatregelen worden genomen. De natte en matig voedselrijke graslanden vragen om een beheer met een extensieve beweiding of dienen in de nazomer te worden gemaaid, waarna het maaisel moet worden afgevoerd om verschraling te bewerkstelligen. Tijdstip, frequentie en methode van onderhoud zijn belangrijke regelmechanismen voor sturing van de gewenste processen. Bij het onderhoudsbeheer in de watergangen en kreken zullen de volgende regels worden toegepast (Vegetatie watergangen Goeree-Overflakkee, 2000): • Schonen in het groeiseizoen wordt zo veel mogelijk voorkomen. Schonen in de herfstperiode biedt het beste perspectief voor planten en dieren. Dit wordt bij voorkeur uitgevoerd met een maaikorf of maaiboot. • De uitvoering wordt zorgvuldig uitgevoerd om ongewenste effecten als kroos- en algengroei, baggervorming, vertroebeling en eutrofiëring door verstoring en beschadiging te voorkomen. Het beheer wordt uitgevoerd door het waterschap en/of door de terreinbeheerders. 7.2 Beheer Naast het beheer en onderhoud van de watergangen worden door het waterschap een aantal aspecten gecontroleerd. Kwantiteitsbeheer wordt nu nog gedaan door waterschap GoereeOverflakkee en kwaliteitsbeheer door zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden, maar in 2005 zal waterschap Hollandse Delta beide gaan uitvoeren. Kwantiteit Het waterschap zal zorgdragen voor de peilregistratie. Het is mogelijk om bij iedere stuw een peilschaal te plaatsen. De meest geschikte situatie voor peilregistratie is bij stuw 1 op een voor het publiek goed-afleesbare peilschaal. Hiermee kunnen tevens de bergingsmogelijkheden worden gecontroleerd in gebied 8 (plasdras/rietveld). Het waterpeil in het bedrijventerrein zal met een bepaalde frequentie worden opgenomen. Met automatische peilregistratie is het mogelijk over continue peilgegevens te beschikken. Het toepassen van automatische peilregistratie (voorkeur volgens waterbeheersplan) is een afweging (aard en omvang peilvak) van het waterschap.
26
Het waterschap zal minimaal eenmaal per jaar schouwen in het gebied. Hierbij wordt beoordeeld of de dimensies van de watergangen nog voldoen aan de legger. Afhankelijk van de schouw wordt buiten het reguliere onderhoud om maatregelen genomen om de watergangen weer te laten voldoen aan de legger. Kwaliteit Om de kwaliteit van het af te voeren water te beoordelen, wordt aanbevolen die te monitoren. De meting zal deel uitmaken van het meetnet oppervlaktewater en het waterbodemonderzoek. Het doel van de kwaliteitsmeting is uitgesplitst in diverse subdoelen [8]. Het meten van de kwaliteit van het oppervlaktewater wordt verricht in de categorieën fysisch-chemisch, bacteriologisch en hydrobiologisch. Naast de uitvoering van waterkwaliteitsonderzoek wordt onderzoek verricht naar de kwaliteit van de waterbodems. Dit vindt voornamelijk plaats in opdracht van het waterschap. De meetfrequentie en het baggeronderhoud zal nog door het waterschap worden opgesteld en passen binnen het reguliere onderhoudsplan van het gebied. De meest geschikte meetlocatie voor de waterkwaliteit is op het bedrijventerrein bij stuw 1 voordat het water de kreek inloopt. Het meten van de waterkwaliteit zal minimaal tweemaal per jaar plaatsvinden (zomer en winter) en passen binnen het reguliere monitoringsplan. De ontwikkelingen in het beleid voor de meetinspanning, vermeld in het waterbeheerplan, zullen ook voor dit meetpunt worden toegepast.
27
8
STATUS EN VERVOLGACTIVITEITEN
Dit waterplan heeft nog niet zijn definitieve vorm gekregen. Het zal aangevuld moeten worden om het te laten voldoen aan het handboek waterplannen voor uitbreidingsgebieden. In de eerste paragraaf wordt een samenvatting gegeven van het waterplan tot op dit moment. In de tweede paragraaf wordt ingegaan op vervolgactiviteiten voor het complementeren van het waterplan. 8.1 Waterplan tot zover Het plan voldoet aan de randvoorwaarden voor het gewenste waterhuishoudkundige beeld en volgt de lijn uit het Handboek waterplannen voor uitbreidingsgebieden en de provinciale- (Beleidsplan Milieu en Water) en waterschapsbeleidsplannen (IWBP2 en waterstructuurplan). In het huidige masterplan wordt een voorlopige inrichting van het RBT weergegeven. Hierbij levert de inrichting van het watersysteem een belangrijke bijdrage aan de inpassing in de omgeving en beeldkwaliteit. Functie en doelstelling Alle watergangen in het plangebied hebben op de eerste plaats een ecologische (basis)functie. Dit houdt in dat oevers natuurvriendelijk beheerd en onderhouden moeten worden. Een andere doelstelling is dat de oevers, waar mogelijk, natuurvriendelijk dienen te worden ingericht. Door voldoende (brede) watergangen wordt de beeldkwaliteit van het openbare gebied verhoogd. Daarnaast hebben de watergangen binnen het RBT een stedelijk gebiedsgerichte functie en rondom het RBT een agrarische gebiedsgerichte functie. Al het oppervlaktewater van het bedrijventerrein valt bovendien onder de gebiedsgerichte functie belevingswaarde en de gebruiksfunctie bluswater. De doelstellingen die voor de genoemde functies zijn gedefinieerd, zijn gedifferentieerd uitgewerkt bij de inrichting. Inrichting Bij de inrichting van de hoofdstructuur is rekening gehouden met de inrichtingseisen per instantie, geplande en reeds bestaande watergangen, peilbeheer (en beheersingsmiddelen zoals stuwen, duikers, inlaatpomp voor aanvoer en kaden), afvoer van overtollig water en watercirculatie. Bij de aanleg van de riolering wordt gestreefd naar een verbeterd gescheiden stelsel en afkoppeling van verharde oppervlakken. Voor de riolering moet nog een rioleringsplan worden opgesteld. Een plasdras/rietveld in het noorden van het RBT met een waterbergingsfunctie wordt ingericht met moerasplanten (helofyten) en natuurlijke oevers. Naast de ecologische functie van de watergangen maakt de watergang aan de oostzijde van het RBT deel uit van het krekenplan van Oostflakkee. De kreekontwikkeling is gericht op de versterking van de natuurwaarden en dient als zondanig, met lage(nat) en hoog(droog) gelegen gedeelten, te worden ingericht. Struweel en bomen dienen respectievelijk op minimaal 5 en 10 m van de insteek te worden toegepast. De belevingswaarde van het RBT kan verder uitgewerkt worden in verschillende doelstellingen per watergang in het nog op te stellen beeldkwaliteitsplan. De inrichting en de ligging van de watergangen is verwerkt in de kaart Concept ontwerp watergangen. Toetsing ontwerp De faalkansenstudie laat zien dat het bedrijventerrein zo gezegd zelfregulerend is in kritieke situaties. Het bedrijventerrein zal niet zorgen voor wateroverlast in het eigen en omliggende gebied, de norm van 1:100 wordt makkelijk gehaald. Het is niet noodzakelijk het bedrijventerrein 0,50 m op te hogen. De norm ten aanzien van de herhalingstijd wordt in het bedrijventerrein gehaald als de drooglegging minimaal 1,30 m is. Dit
28
betekent dat bij een streefpeil van NAP –1,40 m de maaiveldhoogte minimaal NAP –0,10 m moet bedragen. Beheer en onderhoud Het bedrijventerrein zal in opdracht van de gemeente Oostflakkee worden aangelegd. Na aanleg wordt het beheer en onderhoud aan het toekomstige waterschap Hollandse Delta overgedragen. 8.2 Vervolgactiviteiten De inrichting van het bedrijventerrein is nog niet definitief. Grond moet nog worden aangekocht en bepaalde inrichtingsaspecten kunnen nog veranderen. Voor het completeren van het waterplan en het behalen van de doelstellingen wordt het volgende aanbevolen: •
Aanvullen waterplan bij het definitieve ontwerp van het bedrijventerrein of bij nieuwe ontwikkelingen. Hierbij dienen tevens de hoofdstukken samenwerking, financiën en planning en controle te worden ingevuld.
•
Uitvoeren nieuwe faalkansenanalyse bij het definitieve ontwerp van het bedrijventerrein.
•
Opnemen randvoorwaarden uit het waterplan als onderdeel van de watertoets in het bestemmingsplan.
•
Realiseren van de doelstellingen uit het krekenplan voor watergang 1 (zie kaart 1) en streven naar opname in de ecologische hoofdstructuur (wel of niet met subsidiemogelijkheden).
•
Ontwikkelen van een functioneel ontwerp van het gebied met plasdras/rietveld (nr 8 op kaart), rekening houdend met de waterbergingsfunctie en ecologische doelstelling.
•
Opstellen van een rioleringsplan.
•
Opstellen van een beeldkwaliteitsplan.
Voor het bereiken van de doelstellingen is permanent een goede communicatie nodig tussen het waterschap en de gemeente, zodat bijvoorbeeld ook het krijgen en verstrekken van vergunningen en de overname van beheer correct en efficiënt kunnen verlopen.
29
Bijlage 1 Literatuurlijst 1 2 3 4 5 6 7 8
Nieuwe Kaart van Nederland Handboek Waterplannen in uitbreidingsgebieden, samenwarkingsverband integraal waterbeheer Zuid-Holland Zuid, mei 2003 Masterplan RBT Oostflakkee, gemeente Oostflakkee, 2002 Meerjarenplan IWBP 2, Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004, Strategisch deel, Provincie Zuid-Holland Faalkansenstudie, Aanvullende berekeningen RBT Oude-Tonge, BCC, 2002 Krekenplan Oost-Flakkee, Traject 2 Bierkreek-Deur den Tille, 19 november 2003 Integraal Waterbeheersplan 2, Zuid-Holland Zuid
30
Bijlage 2 Lijst met afkortingen BCC IWBP ISGO OPP RBT WHP WSGO ZHEW
Ingenieursbureau BCC bv Integraal Waterbeheersplan Intergemeentelijk Samenwerkingsverband Goeree-Overflakkee Ontwikkelings- en Participatiebedrijf Publieke Sector Regionaal Bedrijventerrein Waterhuishoudingsplan Provincie Zuid-Holland (beleidsplan Milieu en water) Waterschap Goeree-Overflakkee Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden
31
Bijlage 3 Begrippenlijst Aanvoer
Het (kunstmatig) aanvoeren van water met het doel watertekorten in droge perioden te voorkomen
Afvoer
De hoeveelheid water die per tijdseenheid uit een gebied stroomt
Afvoercapaciteit
De hoogste afvoer die onder bepaalde omstandigheden een waterloop kan passeren
Afwatering
De afvoer van water via een stelsel van open waterlopen naar een lozingspunt van het afwateringsgebied
Berging
Het volume water dat aanwezig is binnen een bepaald gebied
Drooglegging
Het hoogteverschil tussen de waterspiegel in een waterloop en het maaiveld
Ecologie
De relatie tussen levende dieren en planten met hun omgeving en met andere organismen
Ecosystemen
Functioneel relatiestelsel afgegrensd in tijd en ruimte waarin zich onder de elementen levende organismen bevinden aquatisch
- ecosysteem van het water
terrestrisch - ecosysteem van de bodem Eeuwkanten Eutrofiëring (eutroof)
Lagere stroken aan de kreek met rietbeplanting met als functie helofytenfilter De verrijking van oppervlaktewater, bodem en grondwater met voedingsstoffen als gevolg van de belasting met fosfor- en stikstofverbinding
Dynamisch peilbeheer
Peilbeheer waarbij fluctuatie van het peil is toegestaan, binnen vooraf vastgestelde marges ten opzichte van een streefpeil en gebonden aan een vastgestelde periode
Freatisch grondwater
Vrij grondwater, water onder de grondwaterspiegel in een relatief goed doorlatende laag en boven een eerste slecht doorlatende of ondoorlatende laag
Freatisch vlak
Vlak van het grondwater in de verzadigde zone waar de drukhoogte van het grondwater gelijk is aan de atmosferische druk.
Gebiedsvreemd water
Van elders aangevoerd water.
Geohydrologie
Hydrologie gericht op het grondwater.
Gemengd rioolstelsel
Een rioolstelsel, waardoor zowel regenwater als afvalwater afgevoerd wordt
Gescheiden rioolstelsel
Een rioolstelsel, waardoor het regenwater en het afvalwater via aparte stelsels worden afgevoerd
Gestuwd gebied
Gebied waarin het oppervlaktewaterpeil hoger wordt gehandhaafd dan het omliggende gebied
Helofytenfilter
Een natuurlijk of door de mens aangelegd moeras van helofyten die een zuiverende werking heeft
Hoofdwatergang
Deze watergang dient voornamelijk voor het transport van water ten behoeve van de afwatering
Hoogwatersloot/-voorzienning
Sloot met kunstmatig hooggehouden peil
Hydrobiologie
Wetenschap die zich bezighoudt met het gedrag van levende organismen in het water
Hydrobiologische waarden
Waarden die betrekking hebben op de hydrobiologie
32
Hydrobiologische
De waterkwaliteit die betrekking heeft op de hydrobiologie
waterkwaliteit
(zie hydrobiologie)
Hydrologie
De leer van het voorkomen, het gedrag en de chemische en fysische eigenschappen van water in al zijn verschijningsvormen op en beneden het aardoppervlak, uitgezonderd het water in zeeën en oceanen
Infiltratie
De aanvulling van water onder het grondoppervlak, die plaatsvindt door middel van een sloten- of buizenstelsel.
Inklinking
De blijvende vermindering van de dikte van een veenlaag, onder meer als gevolg van uitdroging en oxidatie
Inlaat
Kunstwerk dat dient om water in een bepaald gebied in te laten
Integraal waterbeheer
Samenhangend beleid en beheer op het gebied van het waterbeheer van de verschillende overheidsorganen met strategische taken en beheerstaken.
Isohypsen Keur
Lijnen met een gelijke waarde van de stijghoogte Een verordening met strafbepaling van een waterschapsbestuur, dat in zijn reglement tot het maken van deze verordening bevoegd verklaard is.
Kwel
Het uittreden van grondwater direct aan het grondoppervlak in sloten, drains of capillaire opstijging
Moerig
Term voor de organischestofklassen veen, zandig veen, kleiig veen, venig zand en venige klei samen.
Neerslagoverschot
Het (positieve) verschil tussen de neerslag en de werkelijke verdamping
Onderbemaling
Een door middel van bemaling gehandhaafde plaatselijke verlaging van het polderpeil
Onderleider
Een constructie met een verlaagd gedeelte in het midden, waarmee een waterloop onder een andere waterloop door wordt geleid
Ontwatering
De afvoer van water uit percelen over en door de grond en eventueel door drains en greppels naar een stelsel van grotere watergangen
Ontwateringsdiepte
De afstand tussen het grondoppervlak en de hoogste grondwaterstand tussen de ontwateringsmiddelen
Peilaanpassing
Neerwaartse bijstelling van het waterpeil waarbij de natuurlijke maaivelddaling wordt gevolgd
Peilbeheer
Zorg voor het handhaven van bij peilbesluit vastgestelde peilen
Peilbesluit
Een besluit van de beheerder, waarin het te handhaven oppervlaktewaterpeil wordt vastgelegd
Peilgebied/-vak
Een gebied waar een bepaalde oppervlaktewaterstand wordt nagestreefd
Peilverlaging
Neerwaartse bijstelling van het waterpeil die een vergroting van de drooglegging als gevolg heeft
Polder
Een gebied dat door een waterkering beschermd is tegen water van buiten en waarbinnen de waterstand beheerst kan worden
Polderpeil
Zie vigerend peil
Praktijkpeil
Het peil dat in de huidige situatie wordt nagestreefd
33
Sloten
Kunstmatige, lijnvormige, watervoerende lichamen
Stijghoogte
Waterspanning van de diepere grondlagen
Stuw
Vaste of beweegbare constructie, die dient om de waterstand bovenstrooms van de constructie te verhogen c.q. regelen
Verdroging
Toestand van een gebied waarbij de grondwaterstand onvoldoende hoog is zodat het land uitdroogt en/of dat water van een gebiedsvreemde kwaliteit moet worden ingelaten om uitdroging tegen te gaan
Verzilting
Het proces van toename van het chloridegehalte van water door natuurlijke (bijvoorbeeld kwel) of kunstmatige (lozingen) oorzaken
Vigerend peil
Een krachtens reglement of verordening door de waterbeheerder vastgesteld en door de Gedeputeerde Staten goedgekeurd waterpeil voor een polder, dat door de beherende instantie wordt nagestreefd
Waterbalkons
Een oplossingstechniek (waterberging) in stedelijke gebied voor het tegengaan van waterlast ontwikkelt door Waterschap Goeree-Overflakkee, WLTO, de gemeenten van Goeree-Overflakkee, de provincie ZuidHolland en WL | delft hydraulics.
Waterbeheer
Een geheel van onderzoekingen, plannen, technische werken en bestuurlijke maatregelen dat dient om te komen tot een zo doelmatig mogelijk beheer van zowel grond- als oppervlaktewater
Waterconservering
Het vasthouden van grond- en oppervlaktewater in een gebied in perioden van overschot ten behoeve van een periode met watertekort
Waterhuishouding
De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt en afgevoerd wordt; in veruit de meeste gevallen wordt dit beïnvloed door menselijk handelen
Waterkwaliteit
De toestand van het aquatisch ecosysteem in chemisch, fysisch en hydrobiologisch opzicht in relatie tot de gewenste toestand
Watersysteem
Een geografisch afgebakend, samenhangend en functionerend geheel van oppervlaktewateren, grondwater, waterbodems, oevers en technische infrastructuur, met inbegrip van de daarin voorkomende levensgemeenschappen en alle bijbehorende fysische, chemische en biologische kenmerken en processen
34
Bijlage 4 Functies en doelstellingen Beleidsplan Milieu en Water provincie Zuid-Holland
Functies
ecologische basisfunctie
Kwaliteitsdoelstelling oppervlaktewateren waterbodem MTR- en VR-waarden (4e Nota Waterhuishouding); niveau 3 STOWA systematiek
Waterkwantiteits doelstelling oppervlaktewater
Doelstelling ecologische infrastructuur en oevers
Milieuvriendelijk oeverbeheer Voorwaarden scheppen voor en onderhoud; minimale bereiken kwaliteitsdoelen: afmetingen, migratie en drooglegging en berging vestigingsmogelijkheden voor afstemmen op bodemgebruik vis
Gebruiksgericht
Gebiedsgericht
aanvullende doelstellingen die behoren bij de specifieke gebieds- en gebruikfuncties
natuurgebied
niveau 3/4 STOWA systematiek in handhaving natuurlijk brakke gebieden ondergrens peilverloop chloride
natuurlijke ontwikkeling van oevers
ANL-gebied
niveau 3/4 STOWA systematiek in volgen maaivelddaling, brakke gebieden ondergrens compensatieplicht bij chloride vergroten drooglegging
natuurvriendelijk oeverbeheer
ecologisch aandachtsgebied
niveau 3/4 STOWA systematiek
aanwezige kwel handhaven
natuurvriendelijk oeverbeheer
agrarisch gebied
chloriderichtwaarde afhankelijk van type agrarisch gebruik
tegengaan natuurlijke verzilting
natuurvriendelijk oeverbeheer
bebouwd gebied
geen aanvullende doelstelling
berging en buffering in stedelijk groen
natuurvriendelijk oeverbeheer
bos- en recreatiegebied
geen aanvullende doelstelling
onderzoek mogelijkheden voor berging
natuurlijke ontwikkeling van oevers
Recreatiewater/ zwemwater
zwemkwaliteit recreatiewater voldoende, doorzicht > 0,4m; zwemwater: zwemkwaliteit uitstekend, doorzicht >1,0m
aandacht voor peilbeheer, diepte en stroming
toegankelijkheid oevers, vrij van drijvend vuil; stranden en oevers van zwemwater hygiënisch en veilig
Vaarwater
geen aanvullende doelstelling
voldoende vaardiepte en afmetingen
oeverbescherming, aanlegplaatsen
water als grondstof
saneren bestaande lozingen en geen nieuwe lozingen in milieubeschermingsgebied voor grondwater
geen aanvullende doelstelling geen aanvullende doelstelling
35
Bijlage 5 Functies en doelstellingen IWBP 2 (ZHEW kwantiteitsbeheer) Functie A. Ecologische functie (geldt voor alle wateren)
Kwaliteitsdoelstelling Waterkwantiteits- Doelstelling oevers en oppervlaktewater en doelstelling ecologische waterbodem infrastructuur Minimumkwaliteit en biologisch gezond (minimaal ecologische waterkwaliteits-klasse III-B)
Natuurvriendelijk beheer en Voorwaarden scheppen voor onderhoud van oevers. bereiken minimumkwaliteit; Natuurvriendelijke inrichting van drooglegging afstemmen op oevers waar mogelijk; minimale grondgebruik afmetingen
Klasse III-B, zo mogelijk III-A, zo mogelijk II. In met name genoemde gebieden ondergrens Chloride
Handhaving natuurlijk peilverloop afgestemd op natuurwaarden
Klasse III-B, zo mogelijk III-A. In met name genoemde gebieden ondergrens Chloride
In beginsel geen peilverlaging, anders compensatie.
B. Gebiedsgerichte functies Natuurgebied
ANL-gebied
Ecologische aandachtsgebied
Stand-still-beginsel. Klasse III-B, zo mogelijk III-A.
Agrarische gebied Chloride-eis afhankelijk van type agrarisch gebied
Het binnen kleine marges relegen van waterpeil om wateroverlast en schade te voorkomen alsmede een goede doorspoelbaarheid.
Stedelijk gebied -
Grondwaterbeschermingsgebied
Aanwezige kwel handhaven. Handhaving bestaande waterhuishoudkundige situatie voor begrensde relatienota en natuurontwikkelingsgebieden Tegengaan natuurlijke verzilting. Handhaving bestaande waterhuishoudkundige situatie voor begrensde relatienota en natuurontwikkelingsgebieden
Sanering bestaande lozingen en geen nieuwe lozingen
-
Nastreven natuurlijke ontwikkeling van oevers. Handhaven en stimuleren van verbindingszones. Tegengaan versnippering. Inpassing in he landschapsbeeld -
-
-
-
-
C. Gebruiksge-richte functies Recreatiewater
Zwemwater Viswater
Vaarwater Water voor drinkwaterbereiding
Minimaal zwemwaterkwaliteit 2 en Aandacht voor peilbeheer, eisen ten aanzien van doorzicht. waterdiepte en stroming.
Toegangelijke oevers.
Minimaal zwemwaterkwaliteit 1 en Aandacht voor peilbeheer, kwaliteitsdoelstellingen Wvo (o.a. Toegangelijke oevers. waterdiepte en stroming. doorzicht) Peilbeheer, passeerbaarheid Besluit kwaliteitsdoelstellingen Migratie- en vestigingsmogelijkheden kunstwerken, voldoende Wvo (water voor karperachtigen). voor vis. waterdiepte. Voldoende waterdiepte/afmetingen
Besluit kwaliteitsdoelstellingen
36
Voldoende aanvoer van water
Oeverbescherming/aanlegplaatsen
Bijlage 6 Samenvatting doelstellingen Masterplan gemeente Oostflakkee Hoofddoelstelling van het Masterplan is een zo duurzaam mogelijk watersysteem Dit houdt in: • beschouwen van klimaat en klimaatverandering (2050); geen wateroverlast (veiligheid) of watertekort • voldoende waterberging • afvoer hemel en afvalwater; gescheiden rioolstelsel • verbetering van de waterkwaliteit • hoge belevingswaarde en landschappelijke inpassing • inrichting gebaseerd op relaties tussen waterbeheer en ruimtelijk ordening; duurzame stedenbouw 1 Inundatie van bedrijventerrein (kapitaalintensief gebied) - Analyse in hoeverre huidige watersysteem de ontwikkelingen van het gebied tot bedrijventerrein toestaat. Wat is de geschiktheid van het plangebied voor de beoogde functie, gezien vanuit het waterbeheer? Knelpunt: In het waterstructuurplan is het gebied op basis van een normering aangeduid als “minder geschikt” als wonen en bedrijventerrein. (op het moment niet bestand tegen extreem hevige neerslag). Kansen: Bedrijventerrein biedt ook kansen voor de realisering van duurzaam watersysteem en huidige problemen in het peilgebied op te lossen. 2 Voldoende waterberging - Niet afwentelen en zorgen voor voldoende waterberging Knelpunten: Oorspronkelijk geplande watersysteem voldoet niet aan faalkansnorm (1/100 jaar). Door realisering bedrijventerrein verslechtert de faalkans in overige deel van peilgebied Kansen: Watersysteem bedrijventerrein zo aanpassen dat het voldoet aan norm en dat de situatie in het overige peilgebied niet verder verslechterd. De ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein biedt hiervoor een kans. Mogelijke oplossingen: creëren van meer open water aanleg natuurvriendelijke oevers verhoogde aanleg bedrijventerrein peilregulerend kunstwerk tussen watersysteem bedrijventerrein en omliggende water * binnen de juridisch-planologische regelingen van het bestemmingsplan *Uitgangspunten na overleg tussen gemeente en waterbeheerders:: verhoogde aanleg van de bedrijfsgronden gesloten grondbalans met als gevolg maaiveldverlaging elders in het gebied met als functie waterberging (deze functie wordt in het bestemmingsplan vastgelegd). 3 Afvoer hemel en afvalwater Verbeterd Gescheiden rioleringsstelsel (Zuiveringsschap) Knelunten: Analyse voorzuivering (helofytenfilter, lamellenfilter, infiltratie) van afgekoppeld water (daken, wegen en verharding). Ruimte reseveren voor voorzuiveren.
37
Mogelijke oplossing: - aanleg van regenwaterbuffers met natuurvriendelijke oevers gecombineerd met een voorzuiveringssysteem. (capaciteit moet berekend zijn op extreem hevige neerslag). 4 Waterkwaliteit in nauwe relatie met inrichting van het watersysteem Knelpunten: Isoleren van vervuilingen in watergangen bij calamiteiten. fluctuatie chloridegehaltes belasting vanuit agrarisch gebied Kansen: Verantwoord afkoppelen kan een positief effect hebben op de waterkwaliteit. Mogelijke oplossingen: Voldoende doorstroming. Breedte en diepte zorgen voor een zelfreinigend vermogen. Geen bomen binnen 10 m van de watergang (bladval een van de meest vervuilende factoren). nvo’s 5 Belevingswaarde water Hoogwaardig bedrijventerrein moet ook hoogwaardige uitstraling hebben. Kansen: Landschappelijke inpassing Mogelijke oplossingen: Aanleg natuurvriendelijke oevers Realisering helofytenfilters 6 Landschappelijke inpassing Nadruk op gebiedseigen vocabulaire maatregelen. Voorkomen van gebiedsvreemde elementen (bosjes, houtwallen, e.d.) Gebiedseigen elementen zijn o.a. (cultuurlandschap): dijken - kreken - wegenstructuur en percelering Kansen: Handhaving bestaande percelering. Bestaande kavelsloten uitbouwen tot kreken met eeuwkanten.
38
Bijlage 7 Parameters waterkwaliteit bemalingsgebied De Haas van Dorsser
Meetpunten 1 2 3 MTR-norm
Meetpunten 1 2 3 MTR-norm
39
Meetpunten 1 2 3 MTR-norm
Meetpunten 1 2 3 MTR-norm
40
Meetpunten 1 2 3 MTR-norm
41
Bijlage 8 Inrichtingseisen per instantie Zuiveringsschap • Alle watergangen dienen minstens 1 meter diep te zijn. • De watergangen moeten worden voorzien van natuurvriendelijke oevers. Hiermee wordt tevens aangesloten bij het krekenplan. • Als het noordelijke gebied voorlopig agrarisch blijft moet dit gescheiden zijn van het overige watersysteem. • Indien een calamiteit optreedt dienen de watergangen afsluitbaar te zijn. • Eventueel een bepaalde techniek zoals aquaflow toepassen bij de aanleg van een rioleringsstelsel. Waterschap • In het noordelijk gebied dat voorlopig nog landbouwgebied blijft, moet bekeken worden of met de huidige inrichting de drooglegging nog gehaald kan worden. Met een extra watergang aan de zuidzijde kunnen eventuele droogleggingproblemen worden ondervangen. • De watergangen moeten voorzien zijn van onderhoudsstroken aan beide zijden, met name bij watergang 1 (“kreek”), waar aan beide zijden een rietoever is gepland (wellicht moet hier varend onderhoud gepleegd worden.) • In verband met de afvoer naar het gemaal in extreem natte perioden moeten voor het bedrijventerrein de maximaal toelaatbare peilen worden bepaald. • Aan de westzijde worden een aantal dammen verwijderd om zodoende het plangebied te isoleren van de rest van het bemalingsgebied. • Eventueel dient de afvoer naar het gemaal, aan de noordkant van de provinciale weg verbreed te worden (dit kan ingepast worden in het krekenplan) Gemeente Oostflakkee en OPP: • Op het bedrijventerrein wordt duurzaam bouwen toegepast • Het helofytenfilter is ingepland, belangrijk is dat hier het onderhoud goed op moet worden aangepast • de doorstroming van het watersysteem moet nog worden uitgewerkt, eventueel moeten een aantal watergangen worden doorgetrokken of verwijderd worden • normering voor het watersysteem is maximaal 1 : 100 jaar ISGO en brandweer: • het inrichten van een drietal opstelplaatsen voor het oppompen van bluswater uit oppervlaktewater, hierbij moet minimaal 4 tot 6 kuub per minuut voorradig zijn • de pomp die wordt ingezet bij het blussen, heeft minimaal een waterdiepte nodig van 0,5 meter 3 3 • na 1 uur blussen met een capaciteit van 6 m per minuut, dus 360 m totaal, mag de waterdiepte niet onder de 50 cm zijn gezakt • de verticale afstand van de opstelplaats tot de laagste waterstand mag niet meer bedragen dan 5 meter • indien de opstelplaats haaks staat ten opzichte van de oever, moet op een afstand van 2 meter van het einde van de opstelplaats, over de volle breedte van de rijloper, een drempel zijn aangebracht • op het drinkwaterleidingnet moeten de normaal vereiste aansluitpunten aanwezig zijn • alleen het inlaatwater zal door het helofytenfilter stromen • wanneer bedrijven water gaan hergebruiken dient rekening gehouden te worden met de mogelijkheid dat deze installaties uitvallen (in verband met aan- en afvoer) • het afkoppelen van verharde oppervlakken kan via de beslisboom aan- en afkoppelen van het zuiveringsschap worden bepaald
42
Bijlage 9 Beslisboom voor afkoppelen verharde oppervlakken Hoofdboom De hoofdboom verschaft inzicht in de keuze voor afkoppelen of aankoppelen van verharde oppervlakken. In tabel 1 wordt deze keuze inzichtelijk gemaakt.
Afkoppelen
Nuttige toepassing mogelijk
Toepassing regenwaterbassin onderzoeken
positief
Benutting
nee
Toepassing vegetatiedak onderzoeken
positief
Vegetatiedak
Lozing op oppervlaktewater
Infiltratie onderzoeken
positief
Infiltratie
ja
Geen lozing op oppervlaktewater
Bestaande of nieuwe regenwaterlozing
Aankoppelboom
Afkoppelboom
Figuur 1: hoofdboom voor afkoppelen of aankoppelen verharde oppervlakken (bron: Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken,2003 tauw.) Tabel 1: gemaakte keuzen voor afkoppelen of aankoppelen Stap Keuze 1 De mogelijkheid van afkoppelen wordt bekeken 2 Er is geen nuttige toepassing mogelijk 3 Het betreft een lozing op oppervlaktewater 4 Het betreft een nieuwe regenwaterlozing 5 Zie afkoppelboom
Afkoppelboom In figuur 2 wordt de structuur van de afkoppelboom afgebeeld. Gewenste voorzieningen en de vereiste vergunningen worden in dit figuur voor een viertal oppervlakken aangegeven. In tabel 2 worden de stappen die gemaakt zijn voor het bepalen van de gewenste voorzieningen en vereiste vergunningen voor daken en gevels inzichtelijk gemaakt. Daarna volgen de beschrijvingen van de overige oppervlakken.
43
Nieuwe lozing bestaand of nieuw gebied
Daken/gevels
Licht verontreinigde oppervlakten
Nieuwe lozing in Bestaand of Nieuw gebied
Welke: - vrijliggende voetfietspaden: - kantorenoppervlakken; - schoolpleinen - parkeerterreinen personenauto’s
Welke: - woonerven - wijkontsluitingswegen - winkelstraten - doorgaande wegen - busbanen
Welke: - parkeerterrein hoge wisselfunctie - parkeerterrein vrachtwagens
Zuiveringstechnieken gewenst bijv. - slibafvang - bodempassage
Vereiste zuiveringstech. - zand- en slibafvang - bodempassage
Vereiste zuiveringstech. - slibafvang - olieafscheider - bodempassage
Bestaand gebied
-zinken dakgoten -lood en koper niet in excessieve toepassing
Nieuw gebied
Matig verontreinigde oppervlakken
Verontreinigde oppervlakken
Welke: - bedrijfsterreinen - marktpleinen - laad-/ losplaatsen - overslagterreinen - busstation - trambanen - tunnels
- niet afkoppelen - verbeterd gescheiden stelsel (VGS)
Geen toepassing van uitloogbare materialen ja
WVO-vergunning met algemene en specifieke (“coaten”) voorschriften
WVO-vergunning met algemene voorschriften
WVO-vergunning met algemene voorschriften
WVO-vergunning met algemene en (specifieke) voorschriften
WVO-vergunning met algemene en specifieke voorschriften
Figuur 2: afkoppelboom (bron: Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken,2003 tauw.) Stap Keuze 1 Het betreft een nieuwe regenwaterlozing 2 Nieuw gebied 3 Er worden geen uitloogbare materialen toegepast 4 Er kan rechtstreeks op het oppervlaktewater worden afgekoppeld 5 Nodig: WVO-vergunning met algemene voorschriften Tabel 9: gemaakte keuzen voor afkoppelen van daken en gevels
Daken en gevels Het regenwater dat van de daken en gevels stroomt, wordt beschouwd als een nieuwe regenwaterlozing in een nieuw gebied. Wanneer bij de bouw van de daken en gevens geen uitloogbare materialen zoals zink, lood en koper worden toegepast, kan het regenwater rechtstreeks worden afgevoerd op het oppervlaktewater. Een WVO-vergunning met algemene voorschriften is vereist bij deze vorm van afkoppelen. Licht verontreinigde oppervlakken In het RBT worden de vrijliggende voet- en fietspaden en de parkeerterreinen voor personenauto’s gerekend tot de licht verontreinigde oppervlakken. De verontreinigingen die daar vrij komen bestaan uit zand en eventueel grofvuil. Een slibafvang of bodempassage kan worden toegepast om deze lichte verontreiniging te verwijderen. Door deze extra voorzieningen komen de licht verontreinigde oppervlakken in aanmerking voor rechtstreekse afkoppeling. Een WVO-vergunning met algemene voorschriften is vereist bij deze vorm van afkoppelen. Matig verontreinigde oppervlakken In het RBT worden de ontsluitingswegen, kantorenterreinen, parkeerterreinen voor vrachtwagens en parkeerterreinen met hoge wisselfrequenties gerekend tot de matig verontreinigde oppervlakken. De concentraties van de vrijkomende verontreinigingen is dermate hoog dat zuiveringstechnieken, zoals zand- of slibafvangers en olieafscheiders, vereist is. Zonder deze zuiveringstechnieken mogen de matig verontreinigde oppervlakken niet worden afgekoppeld. Een WVO-vergunning met algemene en (specifieke) voorschriften is vereist bij deze vorm van afkoppelen.
44