Specialismespecifieke Toelichting op de Registratieregels Longgeneeskunde v20110701 Ingangsdatum 1 januari 2012
SPECIALISME SPECIFIEKE TOELICHTING LONGGENEESKUNDE V20110701
Inhoudsopgave 1 2
Inleiding ..................................................................................................................................3 Uitzonderingen op de algemene registratieregels..................................................................4 2.1 Sluiten van klinische subtrajecten bij exacerbatie COPD ..............................................4 2.2 Sluiten subtrajecten voor chronische zorg met thuisbeademing ....................................5 3 Medebehandeling ...................................................................................................................6 4 Toelichting bij diagnosecodes van Longgeneeskunde ..........................................................7
© DBC-Onderhoud
Pagina 2 van 12
SPECIALISME SPECIFIEKE TOELICHTING LONGGENEESKUNDE V20110701
1 INLEIDING De Specialismespecifieke toelichtingen maken deel uit van het drieluik rondom de Registratieregels. Dit drieluik bestaat uit: 1. het document Registratieregels met Registratieaddendum (dit bevat de beslisregels met bijbehorende referentietabellen) 2. een algemene toelichting met voorbeelden bij de algemene en specialisme overstijgende regels uit het document Registratieregels 3. de specialismespecifieke toelichtingen De registratieregels voor het werken met de vernieuwde DBC-systematiek (DOT) staan beschreven in het document Registratieregels. Uitgangspunt van de registratieregels is dat deze specialismebreed gehanteerd dienen te worden. In een aantal gevallen wordt er afgeweken van de algemene registratieregels. Deze uitzonderingen worden beschreven in de specialismespecifieke toelichtingen. Naarmate de productstructuur verder wordt ontwikkeld, zullen steeds minder uitzonderingen nodig zijn. In de specialismespecifieke toelichtingen worden alleen die onderwerpen beschreven waarvoor afwijkende regels gelden en registratieregels die extra uitleg behoeven. Voor de overige onderwerpen zijn de algemene regels uit het document Registratieregels van kracht. Dit document kunt u downloaden via de website van DBC-Onderhoud. Waar nodig wordt naar dit document verwezen. Naast een toelichting op de registratieregels bevatten de specialismespecifieke toelichtingen ook informatie vanuit de wetenschappelijke verenigingen. Deze informatie is gericht op de diagnose typering en de toepassing daarvan. Voor het specialisme Longgeneeskunde bevat de specialismespecifieke toelichting de volgende onderwerpen: 2. Uitzonderingen op de algemene registratieregels 2.1 Sluiten van subtrajecten bij exacerbatie COPD 2.2 Sluiten van subtrajecten bij chronische zorg met thuisbeademing 3. Medebehandeling 4. Toelichting bij diagnosecodes van Longgeneeskunde
© DBC-Onderhoud
Pagina 3 van 12
SPECIALISME SPECIFIEKE TOELICHTING LONGGENEESKUNDE V20110701
2 UITZONDERINGEN OP DE ALGEMENE REGISTRATIEREGELS Voor het specialisme Longgeneeskunde wordt een uitzondering gemaakt op de sluitregel voor klinische subtrajecten bij heropnames vanwege exacerbatie COPD. Daarnaast geldt een afwijkende looptijd voor subtrajecten voor chronische thuisbeademing. Hoewel deze regel niet alleen voor Longgeneeskunde geldt maar dit wel zorg betreft waar Longgeneeskunde een groot aandeel in heeft is dit onderwerp in deze toelichting opgenomen. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke afsluitmomenten in eerder genoemde situaties gelden. Voor medicinale oncologische behandelingen en behandelingen bij stamceltransplantatie gelden afwijkende sluitregels, deze regels staan beschreven in de Registratieregels. Omdat deze niet specifiek voor longgeneeskunde maar specialisme overstijgend gelden, zijn deze regels niet opgenomen in deze toelichting.
2.1
Sluiten van klinische subtrajecten bij exacerbatie COPD
Wanneer bij een exacerbatie van COPD (diagnose 1241) een heropname plaatsvindt binnen 42 dagen na ontslag van de voorgaande opname, wordt het subtraject afgesloten en een nieuw (vervolg)subtraject geopend. Moment van afsluiten is één dag voor de start van de nieuwe e klinische opname. Indien de heropname plaatsvindt na de 42 dag, gelden de algemene regels. Voorbeelden a)
b)
Patiënt wordt ontslagen uit het ziekenhuis na opname vanwege COPD. Tien dagen na ontslag treedt een exacerbatie van de COPD op en wordt patiënt heropgenomen. Het klinische subtraject waarbinnen de eerdere opname viel wordt gesloten op de dag voor de heropname. Aansluitend wordt één dag later (op de dag van de heropname) een volgend subtraject geopend. Patiënt wordt ontslagen uit het ziekenhuis na opname vanwege COPD. 50 dagen na ontslag treedt een exacerbatie van de COPD op en wordt patiënt heropgenomen. Het klinische subtraject waarbinnen de eerdere opname viel, was reeds op basis van de e algemene sluitregel gesloten op de 42 dag na ontslag uit de kliniek. Aansluitend was één dag later een volgend subtraject geopend. Binnen dit volgende subtraject valt de heropname.
Deze uitzondering is beschreven in paragraaf 3.3.1 van het document Registratieregels. De specificaties voor deze uitzondering op de afsluitregel zijn opgenomen in het Registratieaddendum tabblad 1.0322.1.
© DBC-Onderhoud
Pagina 4 van 12
SPECIALISME SPECIFIEKE TOELICHTING LONGGENEESKUNDE V20110701
2.2
Sluiten subtrajecten voor chronische zorg met thuisbeademing
Bij chronische zorg met thuisbeademing wordt het subtraject afgesloten telkens na een periode e van 30 dagen (het subtraject wordt afgesloten op de 30 dag na openen van het subtraject). Het 1 zorgprofiel bevat tenminste één van de zorgactiviteiten voor thuisbeademing . Deze uitzondering is beschreven in paragraaf 3.3.1 van het document Registratieregels. De specificaties van deze uitzondering op de afsluitregel zijn opgenomen in het Registratieaddendum tabblad 1.0000.2.
1
In de Afsluitregelstabel en het Registratieaddendum zijn de zorgactiviteiten voor thuisbeademing benoemd.
© DBC-Onderhoud
Pagina 5 van 12
SPECIALISME SPECIFIEKE TOELICHTING LONGGENEESKUNDE V20110701
3 MEDEBEHANDELING Wanneer een longarts een patiënt van een ander specialisme gaat meebehandelen kan daarvoor een zorgtraject geopend worden. Door het registreren van zorgactiviteitcode 190017 “Medebehandeling ” wordt afgeleid naar het DBC Zorgproduct “Medebehandeling”. Deze zorgactiviteit wordt geregistreerd in situaties waar daadwerkelijk sprake is van medebehandeling, situaties van intercollegiaal consult zijn te registreren met zorgtype 13. Onderstaande situaties kunnen zich voordoen: Inzet door de longarts bij een voor Longgeneeskunde onbekende patiënt die klinisch is opgenomen voor een ander specialisme: - Als er sprake is van een intercollegiaal consult (ICC) wordt een ICC zorg/subtraject geopend (zie document Registratieregels voor de openings- en sluitregels van ICC zorg/subtrajecten zorgtype 13) - Als er sprake is van medebehandeling wordt een zorgtraject met subtraject 11 geopend. Binnen dit zorgtraject wordt zorgactiviteit 190017 vastgelegd (zie document Registratieregels voor de openings- en sluitregels van subtrajecten met ZT11) - Als een intercollegiaal consult, tijdens een opname van een patiënt, overgaat in medebehandeling wordt het ICC zorg/subtraject omgezet in een regulier zorgtraject met subtraject zorgtype 11 - Indien de longarts een patiënt vanuit de medebehandeling klinisch overneemt zal het geopende zorgtraject met subtraject 11 resulteren in een klinisch DBC zorgproduct. Inzet door de longarts bij een voor longgeneeskunde bekende patiënt die klinisch is opgenomen voor een ander specialisme: - Als er sprake is van een intercollegiaal consult (ICC) wordt een ICC zorg/subtraject geopend naast het reeds lopende zorgtraject, op deze manier wordt de extra inzet van de longarts tijdens de klinische periode van een ander specialisme vergoed. - Als er sprake is van medebehandeling voor een bekende zorgvraag wordt bij aanvang van de medebehandeling een ICC zorg/subtraject geopend naast het reeds lopende zorgtraject. ZA 190017 (voor medebehandeling) en eventuele andere zorgactiviteiten worden gekoppeld aan het reeds lopende zorgtraject - Als er sprake is van medebehandeling voor een andere/nieuwe zorgvraag wordt (mits voldaan wordt aan de regels voor het openen van parallelle zorgtrajecten) een zorgtraject met subtraject 11 geopend naast het reeds lopende zorgtraject. Binnen dit zorgtraject wordt zorgactiviteit 190017 vastgelegd (zie document Registratieregels voor de openings- en sluitregels van subtrajecten met ZT11)
© DBC-Onderhoud
Pagina 6 van 12
SPECIALISME SPECIFIEKE TOELICHTING LONGGENEESKUNDE V20110701
4 TOELICHTING BIJ DIAGNOSECODES VAN LONGGENEESKUNDE In deze paragraaf worden diagnosecodes nader toegelicht. Deze toelichting is afkomstig van de Wetenschappelijke Vereniging Longgeneeskunde. Diagnosegroep 11: evaluatie klacht zonder duidelijke diagnose of therapie 11
Evaluatie klacht zonder duidelijke diagnose of therapie
1101 1102 1103 1104 1105 1106
Diagnose N.N.O. Pijn op de borst Dyspnoe Hoest Hemoptoë Moeheid
1101 Diagnose N.N.O. Deze diagnosecode werd gebruikt bij de registratie van „overige producten‟ en voor het typeren van een intercollegiaal consult. In beide gevallen heeft deze diagnosecode haar functie verloren. Een intercollegiaal consult wordt vastgelegd met diagnosecode 9905 ICC of andere relevante diagnosecode en bij Overige Producten binnen een traject met zorgtype 41 wordt de diagnose standaard gevuld met 0000. 1102 – 1106 De overige codes uit deze groep zijn alleen bedoeld voor patiënten met klachten waarbij geen diagnose is te stellen. Indien er gaandeweg een diagnose wordt gesteld dient de diagnose te worden gewijzigd. Diagnose groep 12: Astma/ COPD 12 1201 1202 1203 1241
Astma / COPD Astma Hoesten tgv hyperreactiviteit Gastric Astma COPD
1201 – 1203 Alle vormen van Astma codeert u als 1201, met uitzondering van hoesten t.g.v. hyperreactiviteit, code 1202 (bijvoorbeeld postviraal) en Gastric Astma, code 1203. Deze codes zijn voor de duidelijkheid apart benoemd.
© DBC-Onderhoud
Pagina 7 van 12
SPECIALISME SPECIFIEKE TOELICHTING LONGGENEESKUNDE V20110701
1241 COPD Alle vormen van COPD vallen hieronder: Indien er sprake is van kenmerken van zowel Astma als COPD zal gekozen moeten worden tussen code 1201 en 1241. Diagnosegroep 13: Longtumoren 13 1301 1302 1303 1304 1305 1306 1307 1308
Longtumoren Litteken Goedaardige tumoren Tumoren NSCLC Tumoren SCLC Mesothelioom Mediastinale tumoren Overige tumoren Metastasen van proces elders
1301 Litteken Deze code wordt gebruikt voor een patiënt, waar het onderzoek gericht was op longkanker, maar de diagnose uiteindelijk meevalt. 1302 Goedaardige tumoren Alle goedaardige tumoren vallen hieronder, ook het typische carcinoïd (geen aanwijzingen voor metastasen) en eventuele cysteuze afwijkingen. 1305 Mesothelioom Alleen 1305 coderen indien er sprake is van aanvullende behandeling met chemotherapie, chirurgie etc. De diagnosestelling en de behandeling met „plakken‟ coderen bij 1701. Diagnose groep 14: bronchopneumonie en andere infecties 14 1401 1402 1403 1404 1405
Bronchopneumonie en andere infecties Pneumonie Recidiverende infecties bij gestoorde afweer Cystic Fibrosis Bronchiëctasieën Acute (tracheo)bronchitis
© DBC-Onderhoud
Pagina 8 van 12
SPECIALISME SPECIFIEKE TOELICHTING LONGGENEESKUNDE V20110701
1401 Pneumonie Exclusief: Bronchitis, dit valt onder Astma (code 1201) of COPD (code 1241) Tuberculose (groep 15) Cystic Fibrosis (code 1403) Bronchiectasiën (code 1404) Wanneer de pneumonie leidt tot een empyeem niet code 1401 gebruiken maar hercoderen naar code 1701. 1402 Recidiverende infecties bij gestoorde afweer Hieronder wordt verstaan de recidiverende infecties bij HIV positieve en leucopenische patiënten en andere immuniteitsstoornissen. Exclusief: Tuberculose (groep 15) Cystic Fibrosis (code 1403). 1403 Cystic Fibrosis Hieronder worden alle uitingsvormen van Cystic Fibrosis verstaan. 1404 Bronchiëctasieën Ziektebeeld met schade aan grotere luchtwegen; mucus transport stoornis. 1405 Acute (tracheo)bronchitis Acute ontstekingen van de luchtwegen. Diagnose groep 15: (Non) Tuberculose 15 1511 1512 1513 1514 1521 1522
(Non)Tuberculose Tuberculose Extrapulmonale Tuberculose Tuberculose en HIV Multiresistente Tuberculose Infecties met Non Tuberculeuze Mycobacteriën Infecties met Non Tuberculeuze Mycobacteriën en HIV
1511 Tuberculose Hieronder wordt verstaan de pulmonale vorm van Mycobacterium Tuberculosis. 1512 Extrapulmonale Tuberculose Hieronder wordt verstaan de extrapulmonale vorm van Mycobacterium Tuberculosis.
© DBC-Onderhoud
Pagina 9 van 12
SPECIALISME SPECIFIEKE TOELICHTING LONGGENEESKUNDE V20110701
1513 Tuberculose en HIV Hieronder wordt verstaan: alle vormen van infectie met Mycobacterium Tuberculosis bij patiënten met HIV. 1514 Multiresistente Tuberculose Hieronder wordt verstaan: alle vormen van infectie met Mycobacterium Tuberculosis die multiresistent is. 1521 Infecties met Non Tuberculeuze Mycobacteriën Hieronder wordt verstaan de pulmonale en extrapulmonale “atypische = non tuberculeuze” mycobacteriële infecties. 1522 Infecties met Non Tuberculeuze Mycobacteriën en HIV Voor tuberculose behandeling bij HIV is een aparte diagnosecode in de lijst opgenomen: 1513. Zo ook voor behandeling van atypische tuberculose bij HIV: 1522. Diagnosegroep 16: Interstitiële longafwijkingen 16 1601 1602 1603
Interstitiële longafwijkingen Interstitiële aandoeningen Systeemaandoeningen van het bindweefsel Sarcoïdose
Diagnosegroep 17: Pleurale aandoeningen 17 Pleurale aandoeningen 1701 Pleurale aandoeningen 1702 Pneumothorax 1701 Pleurale aandoeningen Ook bij maligne pleurale aandoeningen wordt deze diagnose gebruikt voor het stellen van de diagnose en behandeling met plakken etc. Indien echter besloten wordt chemotherapie te geven door de longarts of chirurgisch te interveniëren dan wordt voor een mesothelioom 1305 gecodeerd, voor een pleuritis bij longcarcinoom 1303 of 1304 en voor een andere pleuritis carcinomatosa 1308.
© DBC-Onderhoud
Pagina 10 van 12
SPECIALISME SPECIFIEKE TOELICHTING LONGGENEESKUNDE V20110701
Diagnosegroep 18: Vasculaire aandoeningen 18 Vasculaire aandoeningen 1801 Vasculaire aandoeningen 1802 Longembolie 1803 Primaire pulmonale hypertensie 1801 Vasculaire aandoeningen Hieronder verstaan we de M. Rendu Osler en Pulmonaal aneurysma en abnormaal vaatpatroon. Vasculitiden vallen onder Interstitiële longafwijkingen (code1602). 1803 Primaire pulmonale hypertensie Zowel primaire pulmonale hypertensie als secundaire pulmonale hypertensie (dit laatste echter uitsluitend voor behandeling met middelen als Epoprostenol. Overige vormen van secundaire pulmonale hypertensie vallen onder het veroorzakende ziektebeeld). Diagnose groep 19: Slaapaandoeningen 19 Slaapaandoeningen 1901 Slaapaandoeningen overige 1902 Slaapaandoeningen waarvoor polygrafie 1903 Slaapaandoeningen waarvoor polysomnografie 1901 Slaapaandoeningen overige Deze code is te gebruiken indien geen verder onderzoek noodzakelijk is (anamnese past bijvoorbeeld bij insomnia of ongecompliceerd snurken, folluw-up van bekende slaappatiënt zonder verdere diagnostiek, etc.) of ander onderzoek (bijvoorbeeld longfunctie onderzoek bij nachtelijke hyperventilatie, of MSLT bij verdenking Narcolepsie, etc.). 1902 Slaapaandoeningen waarvoor polygrafie Deze code is te gebruiken indien verder onderzoek noodzakelijk is met behulp van polygrafie. 1903 Slaapaandoeningen waarvoor polysomnografie Deze code is te gebruiken indien verder onderzoek noodzakelijk is met behulp van polysomnografie.
© DBC-Onderhoud
Pagina 11 van 12
SPECIALISME SPECIFIEKE TOELICHTING LONGGENEESKUNDE V20110701
Diagnose groep 21: Aandoeningen welke kunnen leiden tot respiratoire insufficiëntie 21 2101 2102 2103 2104
Aandoeningen die kunnen leiden tot respiratoire insufficiëntie Primair cardiale aandoeningen Neuromusculaire aandoeningen Thoraxwandaandoeningen Neurologische aandoeningen
2101 Primair cardiale aandoeningen. Denk aan links decompensatio cordis en ritmestoornissen. Cor pulmonale is gewoon een onderdeel van COPD etc. en hoort dus niet hierbij. 2102 Neuromusculaire aandoeningen Denk aan Myastenia gravis en spierdystrofie. 2103 Thoraxwand aandoeningen Denk aan ook Kyphoscoliose en diafragmaparese. 2104 Neurologische aandoeningen Denk aan centrale vasculaire stoornissen, diafragmaparese en degeneratieve cerebrale ziekten. Diagnose groep 99: Andere diagnoses 99 9901 9902 9903 9950
Andere diagnoses Overige Hyperventilatie syndroom Insectenallergie en niet-pulmonale allergie Palliatieve zorg
9901 Overige Denk aan alle diagnoses waarvoor geen passende diagnosecode op de typeringslijst voorkomt. Probeer echter zoveel mogelijk een diagnose te gebruiken, die wel gespecificeerd is. 9904 Rookverslaving Voor stoppen met roken interventie kan een zorgtraject met deze diagnose geopend worden naast een andere zorgtraject (bijvoorbeeld voor behandeling van COPD).
© DBC-Onderhoud
Pagina 12 van 12