WWW.ARTTODAY.BE SOUTH-AFRICA POETRY SPECIAL
INGRID JONKER IK HERHAAL JE Gedichten – Vertaling Gerrit Komrij Biografie Henk van Woerden Uitgev. Podium ISBN 978 90 5759 437 3
Selectie gedichten: Ontvlugting (1956) Een selectie uit 17 gedichten: “ONTVLUGTING Uit hierdie Valkenburg het ek ontvlug En dink my nou in Gordonsbaai terug: Ek speel met paddavisse in ’n stroom En kerf swastikas in ’n rooikransboom Ek is die hond wat op die strande draf en dom-allenig teen die aandwind blaf Ek is die seevoël wat verhongerd daal en dooie nagte opdis as ’n maal Die god wat jou gesklep het uit die wind sodat my smart in jou volmaaktheid vind: op al die plekke waar ons eenmaal was“ “ONTVLUCHTING Hier, aan dit Valkenburg, ben ik ontvlucht en droom mij nu in Gordonsbaai terug: Ik speel met kikkervisjes in een stroom en kerf er runnen in een wilgenboom Ik ben de hond die langs de stranden draaft en dom-alleen de avondwind toeblaft Ik ben de schrokop-zeevogel die daalt
En dode nachten opdist als een maal De god die jou gebouwd heeft uit de wind zodat mijn smart volmaaktheid in je vind: Mijn lijk ligt uitgespoeld in wier en gras op al die plekken waar ik met je was” “JE HET VIR MY GESTERF… Jy het vir my gesterf sonder my wette sodat ek jare met gevoude hande en gebede en preutse öe op ’n herontmoeting hoop (nog smiddags angeliere vir die woonstel koop) en my verbeel ek sien in neon-lig die wit en blau patroon van jou gesig. Nou weet ek hy is dood en alle bande geknip met ’n stomp skiȇr in sagte hande – die flenters van ons liefde lȇ verspot onbruikbaar, vormloos en sonder God Nou weet ek jy is dood en al my lof verminder daagliks oor die gruis en stof” “JIJ BENT VOOR MIJ GESTORVEN… Jj bent voor mij gestorven buiten mijn weten zodat ik jaren met gevouwen handen en gebeden en preutse blik op een herontmoeting hoop (nog ’s middags anjers voor het woonerf koop) en in mijn verbeelding in het neonlicht het wit-blauwe patroon zie van je gezicht Nu weet ik: jij bent dood en alle banden sneed een stompe schaar door in zachte handen – van onze liefde rest een lachwekkend overschot onbruikbaar, vormeloos en zonder God Nu weet ik, jij bent dood en al mijn lof stuift dagelijks minder over het gruis en stof” “DIE BRAND Naartiglik in my kamer soek ek nog Na branders, krappe en die kindervers die ou portret, die stofpad na die see - die stad brand onder ’n papierkombers” “DE BRAND Naarstig in mijn kamer zoek ik nog naar kindervers, krabben, golven die breken het oud portret, het stoffige pad naar zee - de stad brandt onder een papieren deken”
“ONTNUGTERING Laat hulle spot! Die dag roer uit sy papie Die kuiken uit sy dop Die slaap roer uit my wese Ek wou my aan hul voorstel As ’n klein rooi-wang pop. Met hierdie oggend is ek uit My kierang en my rok: Nou het hul my ontsyfer en staan ek voor hul op As die verwronge digter Laat hulle spot!” ‘ONTNUCHTERING Laat ze spotten!
De dag uit zijn cocon Het kuiken uit de dop De slaap trilt uit mijn wezen Ik wou de wereld foppen: Ik wou me aan haar voordoen Als roodgewangde pop Vanochtend en ik weggetrild Uit foppery en rok: Ze hebben me ontcijferd Nu sta ik voor ze op Als de verwrongen dichter Laat ze spotten!” Rook en oker (1965) Een selectie uit 29 gedichten: “EK HERHAAL JOU Ek herhaal jou sonder begin of einde herhaal ik jou liggaam Die dag het ’n smal skadu en die nag geel kruise die landskap is sonder aansien en die mense ‘ry kerse terwyl ek jou herhaal met my borste wat die holtes van jou hande namaak” “IK HERHAAL JE Ik herhaal je zonder begin of einde herhaal ik jouw lichaam De dag kent een smalle schaduw en de nacht gele kruisen het landschap is onaanzienlijk en het mensdom een rij kaarsen terwijl ik jou herhaal met mijn borsten die de holtes van jouw handen imiteren” “KORRELTJE SAND Korreltje korreltje sand klippie gerol in my hand klippie gesteek in my sak word korreltje klein en plat Sonnetje groot in die blau ek maak net ’n ogie van jou blink in my korreltjie klippie dit is genoeg vir die rukkie kindjie wat skreeu uit die skoot niks in die wéreld is groot stilletjes lag nou en praat stilte in de Doodloopstraat Wéreldjie rond en aardblou korreltjie maak ek van jou huise met deur en twee skrefies tuintjie met blau madeliefies Pyltjie geveer in verskier liefde verklein in die niet Timmerman bou aan ’n kis Ek maak my gereed vir die Niks Korreltjie is my woord korreltjie niks is my dood” “KORRELTJE KORRELTJE ZAND Korreltje korreltje zand steentje gerold in mijn hand steentje gestopt in mijn zak wordt korreltje klein en plat Zonnetje groot in het blauw ik maak ’n echt oogje van jou
schijn in m’n korreltje steentje eventjes ’t is er maar eentje Kindje dat krijst uit de schoot niks in de wereld is groot stilletjes lacht het en praat stilte in de Doodloopstraat Wereldje rond en aardblauw korreltje maak ik van jou huisje met deur en twee kiertjes tuintje met blauwe madeliefjes Pijltje veert weg in ’t verschiet liefde verkleint tot het niet Timmerman bouwt aan een kist Ik maak me gereed voor het Niks Korreltje klein is mijn woord korreltje niks is mijn dood” “LADYBIRD ‘ n Herinnering aan my moeder Glans oker en ‘n lig breek uit die see. In die agterplaas ȇrens tussen die wasgoed en ’n boom vol granate jou lag en die oggend skielik en klein soos ’n liewenheersbesie geval op my hand” “LADYBIRD Als herinnering aan mijn moeder Okergloed en een licht breekt uit de zee. Op het achtererf Ergens tussen het wasgoed en een boom vol granaatappels jouw lach en de ochtend schielijk en klein als een lieveheersbeestje dat valt op mijn hand” “DIE KIND WAT DOODGESKIET IS DEUR SOLDATE BY NYANGA Die kind is nie dood nie die kind lig sy vuiste teen sy moeder wat Afrika skreeu skreeu die geur van vryheid en heide in die lokasies van die omsingelde hart Die kind lig sy vuiste teen sy vader In die optog van die generasies wat Afrika skreeu skreeu die geur van geregtigheid en bloed in die strate van sy gewapende trots Die kind is nie dood nie Nóg by Orlando nóg by Sharpeville nóg by die polisiestasie in Philippi waar hy lȇmet ‘n koeël deur sy kop Die kind is die skaduwee van die soldate op wag met gewere sarasene en knuppels die kind is teenwoordig by alle vergaderings en wetgewings die kind loer deur die vensters van huise en in die harte van moeders die kind wat net wou spele in die son by Nyanga in orals die kind wat ’n man geword het trek deur die ganse Afrika die kind wat ’n reus geword het reis deur die hele wȇreld Sonder ’n pas”
“HET KIND DAT DOODGESCHOTEN IS DOOR SOLDATEN BY NYANGA Het kind is niet dood het kind heft zijn vuist naar zijn moeder die Afrika schreeuwt de geur schreeuwt van vrijheid en heide in de townships van het omsingelde hart Het kind heft zijn vuist naar zijn vader in de optocht van de generaties die Afrika schreeuwen de geur schreeuwen van gerechtigheid en bloed in de straten van zijn gewapende trots Het kind is niet dood noch bij Langa noch bij Nyanga noch bij Orlando noch bij Sharpeville noch bij het politiebureau van Philippi waar het ligt met een kogel door zijn hoofd Het kind is de schaduw van de soldaten Op wacht met geweren pantserwagens en knuppels het kind is aanwezig bij alle vergaderingen en wetgevingen het kind loert door de vensters van huizen en in de harten van moeders het kind dat alleen maar wilde spelen in de zon bij Nyanga is overal het kind dat een man is geworden trekt door heel Afrika het kind dat een reus is geworden trekt door heel Afrika het kind dat een reus is geworden trekt door de gehele wereld Zonder pas” Kantelson (1966) Een selectie uit 14 gedichten: “HEIMWEE NAAR KAAPSTAD Sy beskerm my in die menigte van haar skoot Sy sȇ my keel word nie afgesny nie Sy sȇ ek word nie onder huisarres geplaats nie Sy sȇ ek sterf nie aan die galóptering van die liefde nie Sy weet niet ek is bang nie Sy weet niet dat die hanekraai en die huisarres paar nie Sy is my moeder Met koppies tee verwilder sy Tafelberg En haar hande is koel soon lepels” “HEIMWEE NAAR KAAPSTAD Zij beschermt me in de veelvuldigheid van haar schoot Zij zegt dat mijn keel niet wordt afgesneden Zij zegt dat ik niet onder huisarrest word geplaatst Zij zegt dat ik niet sterf aan de vliegende tering van de liefde Zij weet niet dat ik honger heb Zij weet niet dat ik bang ben Zij weet niet dat hanengekraai en huisarrest een paar zijn Zij is mijn moeder Met kopjes thee jaagt ze Tafelberg schrik aan En haar handen zijn koel als lepels” “EK DRYF IN DIE WIND Vir Anna Los het ek my eie selfstandigheid van grafte van bedrieglike vriende die vuurherd wat ek vertroos het gluur my aan my ouers het hul afgebreek van my dood die wurms roer teen my moeder, my vader hou sy hand vas wat los teen die lug veer los glo ek jy het die berge in my laat tuimel los ruik my landskap na bitter son en bloed Wat sal van my word die hoekstene van my hart bring niks tot stand my landskap is myne verhard verbete verbitter maar oop My volk, volg my eensame vingers mense, hul jul in hartlikheid versluirer deur die son van die toekoms
M swart Afrika volg my eensame vingers volg my afwesige beeld eensaam soos ’n uil en die vereensaamde vingers van die wȇreld eensaam soos my suster My volk het van my afgevrot wat sal word van die vrot volk ’n hand kan nie alleen bid nie” “IK DRIJF OP DE WIND Voor Anna Los bezit ik mijn eigen zelfstandigheid jegens graven jegens bedrieglijke vrienden de vuurhaard die ik getroost heb gluurt naar me mijn ouders hebben gebroken met mijn dood wormen raken mijn moeder aan, mijn vader houdt zijn hand vast die los in de lucht springt los heeft mijn oude vriend me denkelijk verlaten los liet je de bergen denkelijk in me tuimelen los ruikt mijn landschap naar bittere zon en bloed Wat zal er van mij worden de hoekstenen van mijn hart brengen niets tot stand mijn landschap is van mij verhard verbeten verbitterd maar open Mijn volk, volg mijn eenzame vingers mensen, hul jullie in hartelijkheid versluierd door de zon van de toekomst Mijn zwarte Afrika volg mijn eenzame vingers volg mijn afwezige beeld eenzaam als een uil en de vereenzaamde vingers van de wereld eenzaam als mijn zuster Mijn volk is van mij weggerot wat zal er worden van het rottende volk een hand bidt slecht alleen”