1
Solvabiliteit II-richtlijn eindelijk definitief De Europese Raad heeft de Omnibus II-richtlijn goedgekeurd. De tekst wordt naar verwachting in mei 2014 gepubliceerd. Hiermee staat de Solvabiliteit IIraamwerkrichtlijn eindelijk vast. Dit betekent niet dat alles nu duidelijk is. Veel onderwerpen moeten nader worden ingevuld in gedelegeerde en uitvoerende handelingen en in richtsnoeren. Het goede nieuws is dat we nu wel een definitieve tekst hebben van de raamwerkrichtlijn. In deze legal alert schetsen we de belangrijkste wijzigingen die de Omnibus II-richtlijn (“O2“) aanbrengt in de Solvabiliteit II-richtlijn (“S2“). Bij de voorbereidingen op de invoering van S2 per 1 januari 2016 doen verzekeraars er goed aan rekening te houden met deze wijzigingen. Hoewel wij in deze legal alert alleen spreken over verzekeraars, zullen de door ons genoemde punten op gelijke wijze van toepassing zijn op herverzekeraars. We bespreken het effect van het Verdrag van Lissabon en het Europees Systeem voor Financieel Toezicht, de langetermijngarantiemaatregelen, gelijkwaardigheid van derde landen, de overgangsmaatregelen, en de gefaseerde invoering van S2. We signaleren daarnaast enkele andere wijzigingen die een minder grote impact hebben.
1. Verdrag van Lissabon en het Europees Systeem voor Financieel Toezicht Tijdens de onderhandelingen over O2 verschoof de aandacht van de verzekeringssector naar het regime voor langetermijngaranties onder S2 (zie 2. Langetermijngarantiemaatregelen). Hierdoor is het makkelijk te vergeten dat het oorspronkelijke hoofddoel van O2 was om S2 in lijn te brengen met het Verdrag van Lissabon en het in 2010 ingevoerde Europees Systeem voor Financieel Toezicht (“ESFT“). Het Verdrag van Lissabon heeft de Europese “comitologie”-procedure voor het vaststellen van technische uitvoeringsmaatregelen vervangen door een systeem van “gedelegeerde handelingen” en “uitvoerende handelingen”, vast te stellen door de Europese Commissie. O2 brengt die wijzigingen aan in S2 die nodig zijn voor dat systeem. Onder het ESFT is aan de European Insurance and Occupational Pensions Authority (“EIOPA“) een grotere rol toegewezen dan onder het eerdere systeem. S2 gaf EIOPA niet de vereiste basis om de taken uit te voeren die het ESFT en de EIOPAoprichtingsverordening (1094/2010) aan haar geven. Dit wordt nu geïntroduceerd door O2. Rollen van EIOPA EIOPA heeft diverse rollen onder het ESFT die zijn geregeld in de oprichtingsverordening. De Brauw Blackstone Westbroek
- 1 / 11 -
29.04.2014
2
We noemen de volgende (O2 heeft impact op de meeste hiervan): Adviserende rol (niet gewijzigd door O2) ●
EIOPA adviseert Europese instellingen over kwesties die onder haar bevoegdheid vallen. EIOPA heeft bijvoorbeeld de Europese Commissie advies gegeven over S2 en de gedelegeerde handelingen die daar verder uitvoering aan moeten geven.
Regelgevende rol ●
●
O2 geeft de specifieke gebieden aan waarbinnen EIOPA bevoegd is om concepten voor technische regulerings- en uitvoeringsnormen te ontwikkelen die de Europese Commissie kan vaststellen via gedelegeerde of uitvoerende handelingen. Deze nieuwe taak van EIOPA betekent dat verzekeraars mee moeten doen aan door EIOPA gehouden consultaties om invloed te kunnen uitoefenen op de totstandkoming van regelgeving die voor hen van belang is. EIOPA consulteert momenteel het publiek over haar eerste pakket technische uitvoeringsnormen op grond van S2. De consultatie loopt tot 30 juni 2014. Het volgt uit de sunrise provision dat EIOPA gedurende twee jaar na inwerkingtreding van O2 geen rol speelt bij vaststelling door de Europese Commissie van technische reguleringsnormen. De zon zal schijnen voor EIOPA na die twee jaar of als dergelijke gedelegeerde handelingen voor die tijd worden gewijzigd. EIOPA is bevoegd level 3 richtsnoeren te geven om de convergentie van het toezicht te verhogen, bijvoorbeeld ten aanzien van de invoering van S2 (dit wijzigt niet door O2). Ook hier geldt dat het belangrijk is deel te nemen aan de consultaties die EIOPA houdt tijdens het opstellen van deze richtsnoeren.
Toezichthoudende rol ●
●
●
●
O2 geeft aan op welke terreinen EIOPA bevoegd is om bindend te bemiddelen wanneer toezichthouders uit verschillende lidstaten het met elkaar oneens zijn. EIOPA treedt in eerste instantie op als bemiddelaar, maar kan de kwestie bindend schikken als pogingen daartoe niet tot overeenstemming leiden. EIOPA heeft deze bemiddelingsbevoegdheid bijvoorbeeld bij de beslissing om een intern model van een groep goed te keuren, of om een andere groepstoezichthouder aan te wijzen dan volgt uit de standaardcriteria. O2 verduidelijkt dat EIOPA lid is van de colleges van toezichthouders voor verzekeringsgroepen. De specifieke taken van EIOPA in het kader van deze colleges zijn geregeld in de oprichtingsverordening van EIOPA. EIOPA houdt toezicht op de nationale toezichthouders en speelt een rol in geval van schending of niet-toepassing van Europees recht (dit wijzigt niet door O2). In specifieke situaties kan EIOPA een individueel besluit nemen waarin een verzekeraar wordt verplicht de nodige maatregelen te nemen om aan zijn verplichtingen op grond van het Europese recht te voldoen (dit wijzigt niet door O2).
Andere rollen ●
●
O2 verplicht EIOPA om bepaalde technische informatie openbaar te maken, bijvoorbeeld over de berekening van de beste schatting (technische voorzieningen), de matchingopslag en de volatiliteitsaanpassing (zie 2.Langetermijngarantiemaatregelen). De Europese Commissie kan uitvoerende handelingen vaststellen waarin deze technische informatie wordt opgenomen. Dit verplicht verzekeraars om die technische informatie te gebruiken bij het maken van hun berekeningen. S2 stond toezichthouders toe om de herstelperiode voor verzekeraars die hun
De Brauw Blackstone Westbroek
- 2 / 11 -
29.04.2014
3
●
solvabiliteitskapitaalvereiste niet nakomen, te verlengen met een passende periode “bij een uitzonderlijke koersdaling op de financiële markten”. O2 bepaalt dat deze verlenging alleen kan worden verleend als er volgens EIOPA sprake is van “uitzonderlijke ongunstige omstandigheden”. O2 en het concept voor gedelegeerde handelingen van 14 maart 2014 (“Concept Gedelegeerde Handelingen S2“) geven meer informatie over wanneer sprake is van dergelijke uitzonderlijke ongunstige omstandigheden en welke factoren moeten worden meegewogen bij het vaststellen van de duur van de verlenging. De maximale periode van verlenging is zeven jaar. Buiten “uitzonderlijke ongunstige omstandigheden”, is de herstelperiode zes maanden, eventueel te verlengen met drie maanden (dit is niet gewijzigd door O2). O2 verplicht EIOPA om te rapporteren over het effect van de maatregelen die betrekking hebben op langetermijngaranties (zie 2. Langetermijngarantiemaatregelen), de aandelenrisicomaatregelen (de submodule aandelenrisico op basis van duration en het symmetrisch dempingmechanisme (niet gewijzigd door O2)) en de maatregelen met betrekking tot uitzonderlijk ongunstige omstandigheden. EIOPA moet uiteindelijk advies uitbrengen aan de Europese Commissie over de beoordeling van de toepassing van deze maatregelen. De Commissie zal dat advies gebruiken voor haar rapportage aan het Europese Parlement en de Europese Raad die zij uiterlijk 1 januari 2021 moet uitbrengen, waar nodig vergezeld van wetgevingsvoorstellen.
2. Langetermijngarantiemaatregelen De onderhandelingen over O2 zijn lange tijd opgehouden door zorgen over langetermijngaranties. Waar ging de discussie precies over? Langetermijngaranties maken deel uit van producten zoals lijfrenteverzekeringen. Zij betalen vaste bedragen uit over een specifieke periode in de toekomst. Bij de berekening van de beste schatting (technische voorzieningen), worden verzekeringsverplichtingen in principe verdisconteerd tegen de relevante risicovrije rentetermijnstructuur die door EIOPA openbaar wordt gemaakt. Uit de Concept Gedelegeerde Handelingen S2 volgt dat de risicovrije basisrentetermijnstructuur is gebaseerd op renteswaptarieven voor rentes van iedere valuta, aangepast voor kredietrisico. O2 beschrijft op hoofdlijnen de grondslagen voor extrapolatie van de risicovrije rentetermijnstructuur voor looptijden wanneer de markten voor de desbetreffende relevante financiële instrumenten of voor obligaties niet langer “diep, liquide en transparant” zijn. Meer details zijn te vinden in de overwegingen bij O2 en de Concept Gedelegeerde Handelingen S2. De verdisconteerde beste schatting is hoger als de discontovoet lager is. Verzekeraars hebben aangevoerd dat hen zou moeten worden toegestaan om een hogere discontovoet te gebruiken voor langetermijngaranties (met andere woorden, een opslag toe te voegen aan de risicovrije rente). Hun argument is dat zij de langetermijngaranties kunnen matchen met activa die een lange looptijd hebben. Aangezien zij beogen deze activa tot het eind van de looptijd aan te houden, lopen zij – buiten wanprestatie – geen enkel risico met betrekking tot die activa. Met andere woorden: verzekeraars betogen dat zij niet alle risico’s met betrekking tot die activa lopen die andere beleggers lopen. Om die reden zou het deel van de spread op die activa dat niet correspondeert met de “fundamentele spread” (corresponderend met risico op wanprestatie) moeten worden toegevoegd aan de risicovrije rentetermijnstructuur. Dit is precies wat de door O2 geïntroduceerde “matchingopslag” doet, zij het dat die ook het risico op een downgrade in de fundamentele De Brauw Blackstone Westbroek
- 3 / 11 -
29.04.2014
4
spread meeneemt. Als een verzekeraar deze aanpassing niet zou mogen maken, zou er kunstmatige volatiliteit optreden in zijn eigen vermogen. Deze kunstmatige volatiliteit zou worden veroorzaakt doordat een stijging van de spread voor bepaalde obligaties, niet zijnde de fundamentele spread, wel zou leiden tot een waardedaling van die obligaties, maar niet tot een waardedaling van de technische voorzieningen (het grootste deel van de passiva van een verzekeraar). Dit resulteert in lager eigen vermogen (kort gezegd, activa minus passiva) terwijl de verlaagde waarde van de activa niet wordt gerealiseerd. Als de spread omlaag gaat, geldt natuurlijk het omgekeerde. Een flankerende maatregel is de volatiliteitsaanpassing. Deze aanpassing is bedoeld om procyclisch investeringsgedrag te voorkomen. Bij de maatregelen voor langetermijngaranties horen ook overgangsmaatregelen met betrekking tot de risicovrije rentestructuur en met betrekking tot de technische voorzieningen. Hoewel O2 strikt genomen het gebruik van de maatregelen voor langetermijngaranties niet beperkt tot langetermijngaranties, zullen de maatregelen het grootste nut hebben voor die verplichtingen. De reden daarvoor is dat een wijziging in een discontovoet een groter effect heeft wanneer de verdiscontering plaatsvindt over een langere periode. Matchingopslag Met de matchingopslag kan een verzekeraar, met de goedkeuring van de desbetreffende toezichthouder, een opslag toepassen op de relevante risicovrije rentetermijnstructuur om de beste schatting te berekenen. De matchingopslag is maximaal 70% van de spread op (kort gezegd) EER-overheidsschuld en 65% van de spread op andere schuldinstrumenten. Uit de Concept Gedelegeerde Handelingen S2 volgt dat extrapolatie gebaseerd moet zijn op de risicovrije rentes zonder een matchingopslag. De matchingopslag moet worden toegepast op de geëxtrapoleerde risicovrije rentes. De matchingopslag kan alleen worden gebruikt als wordt voldaan aan strenge voorwaarden. De belangrijkste voorwaarden zijn: ●
●
●
●
●
●
alleen obligaties en andere activa met vergelijkbare kasstroomkarakteristieken kunnen worden toegewezen om de beste schatting van de portefeuille van verzekeringsverplichtingen te dekken de toegewezen activa moeten in principe worden aangehouden gedurende de hele looptijd van de verplichtingen de verplichtingen en activa moeten afzonderlijk van andere activiteiten van de verzekeraar worden geïdentificeerd, georganiseerd en beheerd, en de toegewezen activa kunnen niet worden gebruikt om verliezen te dekken die ontstaan bij andere activiteiten (maar er geldt geen formeel ringfencing-vereiste) de kasstromen van de activa en verplichtingen moeten met elkaar corresponderen en de kasstromen van de toegewezen activa moeten in principe vaststaan de contracten die ten grondslag liggen aan de verzekeringsverplichtingen mogen niet resulteren in toekomstige premiebetalingen en mogen niet voorzien in opties voor de polishouders, behalve in een afkoopoptie als de afkoopwaarde niet hoger is dan de waarde van de toegewezen activa de enige aan de verzekeringsverplichtingen verbonden verzekeringstechnische risico’s mogen het langleven-, het kosten-, het herzienings- en het mortaliteitsrisico zijn.
Er is geen verplichting om activa te vervangen als ze niet meer een bepaalde kredietwaardigheid hebben, zoals wel het geval was in het eerdere denken rond de De Brauw Blackstone Westbroek
- 4 / 11 -
29.04.2014
5
matchingopslag. Wij vragen ons daarom af of het downgrade-risico nog steeds moet worden beschouwd als een afzonderlijk risico dat een verzekeraar loopt ten aanzien van zijn langetermijngaranties en of dit daarom deel zou moeten uitmaken van de fundamentele spread (zie het begin van deze paragraaf). De matchingopslag kan niet worden gebruikt in combinatie met de volatiliteitsaanpassing of de overgangsmaatregel ten aanzien van de risicovrije rentestructuur. Het is onduidelijk of de matchingopslag wel kan worden gebruikt in combinatie met de overgangsmaatregel ten aanzien van de technische voorzieningen. Volatiliteitsaanpassing De volatiliteitsaanpassing staat verzekeraars toe om de relevante risicovrije rentetermijnstructuur voor de berekening van de beste schatting te verhogen met 65% van dat deel van de spread van een referentieportefeuille dat niet wordt toegerekend aan “een realistische inschatting van te verwachten verliezen of een onverwacht kredietrisico, of andere aan de activa verbonden risico’s”. Uit de Concept Gedelegeerde Handelingen S2 volgt dat dit – net als de matchingopslag – neerkomt op (65% van) de spread minus de fundamentele spread. Daarnaast is er nog een aanpassing beschikbaar voor een voor risico’s gecorrigeerde landenspread. De volatiliteitsaanpassing geldt alleen voor de risicovrije rentetarieven van de termijnstructuur die niet zijn afgeleid via extrapolatie, en de extrapolatie van de termijnstructuur moet zijn gebaseerd op de risicovrije rentetarieven inclusief de volatiliteitsaanpassing. Zoals de naam suggereert, is de verzekeraar niet verplicht om de activa in de referentieportefeuille daadwerkelijk te houden, zoals het geval is bij de matchingopslag. Maar voor zover de activa die de verzekeraar in feite houdt afwijken van de activa in de referentieportefeuille, zal de effectiviteit van de volatiliteitsaanpassing afnemen. De vereisten waaraan de referentieportefeuille moet voldoen, staan in de Concept Gedelegeerde Handelingen S2. Wij noemen hier dat de referentieportefeuille kan bestaan uit obligaties, securitisaties, leningen, aandelen en vastgoed en dat de activa representatief moeten zijn voor de door verzekeraars gehouden beleggingen (in het algemeen, zo lijkt het) om de beste schatting te dekken. Tevens moet de portefeuille, waar van toepassing, zijn gebaseerd op relevante indices. Lidstaten kunnen voorafgaande goedkeuring van de toezichthouder vereisen voor de toepassing van de volatiliteitsaanpassing door verzekeraars. De volatiliteitsaanpassing kan niet worden gecombineerd met de matchingopslag. De wisselwerking tussen de volatiliteitsaanpassing en de overgangsmaatregelen met betrekking tot de risicovrije rentetermijnstructuur is ingewikkeld, maar komt er in wezen op neer dat de overgangsmaatregel voorrang heeft, terwijl de berekening is gebaseerd op de voor volatiliteit gecorrigeerde risicovrije rentevoet. De berekening volgens de overgangsmaatregel met betrekking tot de technische voorzieningen is gebaseerd op de voor volatiliteit gecorrigeerde risicovrije rentevoet, maar het lijkt erop dat de volatiliteitsaanpassing ook kan worden gebruikt in samenhang met deze overgangsmaatregel. Overgangsmaatregelen De overgangsmaatregel met betrekking tot de risicovrije rentetermijnstructuur staat verzekeraars toe om voor hun verzekeringsverplichtingen die op 31 december 2015 De Brauw Blackstone Westbroek
- 5 / 11 -
29.04.2014
6
bestaan de S2 termijnstructuur over een periode van 16 jaar geleidelijk in te voeren (met voorafgaande goedkeuring van de toezichthouder). Aangezien veel Nederlandse verzekeraars de door DNB gepubliceerde risicovrije rentetermijnstructuur gebruiken, verwachten wij niet dat deze overgangsmaatregel voor hen van veel betekenis zal zijn. Op grond van de overgangsmaatregel met betrekking tot de technische voorzieningen mogen verzekeraars de S2-berekening van de technische voorzieningen geleidelijk invoeren over een periode van 16 jaar (met voorafgaande goedkeuring van de toezichthouder). De overgangsmaatregel lijkt alleen betrekking te hebben op verzekeringsverplichtingen die op 31 december 2015 bestaan. Deze overgangsmaatregelen kunnen niet worden gecombineerd. Zie onder Matchingopslag en Volatiliteitsaanpassing voor de mogelijkheid om de overgangsmaatregelen te combineren met de matchingopslag of de volatiliteitsaanpassing. Een verzekeraar die een van de overgangsmaatregelen toepast en constateert dat hij niet aan het solvabiliteitskapitaalvereiste zou voldoen zonder toepassing van die overgangsmaatregel, moet de toezichthouder zo spoedig mogelijk op de hoogte stellen. In een “geleidelijke-invoeringsplan” moet de verzekeraar de maatregelen uiteenzetten die hij van plan is te nemen om ervoor te zorgen dat aan het eind van de overgangsperiode voldaan is aan het vereiste. Gevolgen van het nemen van langetermijngarantiemaatregelen De langetermijngarantiemaatregelen zijn vrij technisch, een speelwei voor actuarissen. De matchingopslag en de volatiliteitsaanpassing moeten leiden tot minder volatiliteit in eigen vermogen, terwijl de overgangsmaatregelen een geleidelijke invoering van het S2-regime bieden. Maar toepassing van deze maatregelen heeft een veel bredere impact dan je zou denken als je alleen naar de maatregelen zelf kijkt. Om die reden moeten niet alleen actuarissen zich met deze maatregelen bezighouden. Als een eerste verkenning hebben we hieronder de gevolgen samengevat van het gebruik van de langetermijngarantiemaatregelen. ●
Bij toepassing van de matchingopslag, volatiliteitsaanpassing of een van de overgangsmaatregelen: moet de verzekeraar in het kader van de ORSA (beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit) beoordelen of aan de kapitaalsvereisten is voldaan, met en zonder meerekenen van die maatregel kan een toezichthouder een opslagfactor van het kapitaalvereiste vaststellen als het risicoprofiel van de verzekeraar significant afwijkt van de aannames die ten grondslag liggen aan de desbetreffende maatregel moet de verzekeraar in het verslag over zijn solvabiliteit en financiële toestand vermelden dat de verzekeraar de maatregel toepast en welke impact niet-toepassing zou hebben. Verdere informatieverplichtingen gelden voor de matchingopslag. De Concept Gedelegeerde Handelingen S2 lijken te suggereren dat verzekeraars voor andere maatregelen dan de matchingopslag ook een verklaring moeten opnemen als zij de maatregel niet gebruiken (dit volgt voor de volatiliteitsaanpassing ook uit O2). ❍
❍
❍
●
Bij toepassing van de matchingopslag of de volatiliteitsaanpassing moet de verzekeraar een liquiditeitsplan opstellen dat een raming geeft van de inkomende en uitgaande kasstromen met betrekking tot de activa en passiva die aan de opslag of aanpassing onderhevig zijn. In het kader van zijn activa-passivabeheer moet de verzekeraar ook regelmatig het effect
De Brauw Blackstone Westbroek
- 6 / 11 -
29.04.2014
7
beoordelen van: een verlaging van de opslag of aanpassing tot nul de gevoeligheid van zijn technische voorzieningen en eigen vermogen voor de aannames waarop de berekening van de opslag of aanpassing is gebaseerd en het eventuele effect van een gedwongen verkoop van activa op zijn eigen vermogen (alleen bij de matchingopslag) de gevoeligheid van de technische voorzieningen en het eigen vermogen voor veranderingen in de samenstelling van de toegewezen activa. ❍
❍
❍
●
Uit de Concept Gedelegeerde Handelingen S2 volgt dat bij toepassing van de matchingopslag een andere berekening geldt voor de submodule spreadrisico van het solvabiliteitskapitaalvereiste en dat het eigen vermogen wordt verlaagd met het bedrag waarmee dat eigen vermogen het solvabiliteitskapitaalvereiste verband houdend met de matchingopslagportefeuille (de desbetreffende verplichtingen en toegewezen activa) overschrijdt.
Verzekeraars moeten ook regelmatig de gevoeligheid beoordelen van hun technische voorzieningen en eigen vermogen voor de aannames waarop de extrapolatie van de relevante risicovrije rentetermijnstructuur is gebaseerd.
3. Gelijkwaardigheid van derde landen De vraag of het solvabiliteitsregime van een derde land gelijkwaardig is aan het S2-regime is relevant op drie punten. ●
●
●
Herverzekeringsactiviteiten Getoetst wordt of het solvabiliteitsregime van een derde land dat van toepassing is op de herverzekeringsactiviteiten van ondernemingen uit dat land gelijkwaardig is aan het solvabiliteitsregime onder S2. Als dit zo is, worden herverzekeringsovereenkomsten die met ondernemingen uit dat derde land zijn aangegaan onder S2 behandeld als herverzekeringsovereenkomsten aangegaan met EER-verzekeraars. Het belangrijkste voordeel is dat een verzekeraar dan kan profiteren van de kapitaaleisverlichting die beschikbaar is als herverzekeringsovereenkomsten aan bepaalde vereisten voldoen. Berekening van groepssolvabiliteit Getoetst wordt of een verzekeraar uit een derde land die wordt gehouden door een EERverzekeraar vergunningsplichtig is en onderworpen is aan een solvabiliteitsregime van een derde land dat equivalent is aan het solvabiliteitsregime onder S2. Als dit zo is, kunnen lidstaten bepalen dat de EER-verzekeraar bij de berekening van de groepssolvabiliteit op basis van aftrek en aggregatie rekening mag houden met het solvabiliteitskapitaalsvereiste en eigen vermogen van de verzekeraar uit het derde land gebaseerd op de berekening van het derde land, in plaats van een nieuwe berekening te maken op grond van S2. Groepstoezicht Getoetst wordt of het groepstoezicht dat wordt uitgeoefend door het derde land waar de moederonderneming van de verzekeringsgroep haar hoofdkantoor heeft, gelijkwaardig is aan het groepstoezicht onder S2. Als dat zo is, moeten de lidstaten vertrouwen op het gelijkwaardige groepstoezicht dat door de toezichthouder in het derde land wordt uitgeoefend en passen zij niet het op S2 gebaseerde groepstoezicht toe op de groep als geheel.
De uitkomst van deze toetsen is van belang voor alle verzekeraars of verzekeringsgroepen die internationaal actief zijn. Zij zullen het effect moeten beoordelen van de De Brauw Blackstone Westbroek
- 7 / 11 -
29.04.2014
8
gelijkwaardigheid van derde landen op hun herverzekeringsportefeuille, op de berekening van hun groepssolvabiliteit en op het groepstoezicht. De nieuwe onderdelen die O2 introduceert (zie hieronder) spelen een belangrijke rol bij deze beoordeling omdat zij de mogelijkheid vergroten dat het regime van een derde land als gelijkwaardig wordt beschouwd. Zoals S2 bepaalt heeft de Commissie in de Concept Gedelegeerde Handelingen S2 de voorwaarden omschreven waaraan het regime van een derde land moet voldoen om als gelijkwaardig te worden aangemerkt. Voor ieder gebied geldt een verschillende set criteria. Het is duidelijk geworden dat niet veel derde landen aan de criteria zullen voldoen. Alleen Bermuda en Zwitserland lopen op schema om deze status te verkrijgen. Dit is de reden waarom O2 twee nieuwe soorten gelijkwaardigheid introduceert: ●
●
tijdelijke gelijkwaardigheid voorlopige gelijkwaardigheid
De regeling voor tijdelijke gelijkwaardigheid geldt voor herverzekeringsactiviteiten en groepstoezicht. Voorlopige gelijkwaardigheid wordt geïntroduceerd voor de berekening van groepssolvabiliteit. Tijdelijke gelijkwaardigheid Tijdelijke gelijkwaardigheid wordt verleend tot 31 december 2020 (vijf jaar) met de mogelijkheid van verlenging met een jaar. Als het regime van een derde land tijdelijk gelijkwaardig wordt geacht, gelden dezelfde voordelen als met betrekking tot volledig gelijkwaardige landen. Wat betreft groepstoezicht bestaat er een uitzondering als er een EER-verzekeraar binnen de groep is die een groter balanstotaal heeft dan zijn moederonderneming in het derde land. De voorwaarden voor tijdelijke gelijkwaardigheid zoals vervat in O2 zijn vanzelfsprekend minder streng dan die voor volledige gelijkwaardigheid. Deze voorwaarden kunnen nog verder door de Commissie worden ingevuld in de Gedelegeerde Handelingen S2, maar dit is nog niet gebeurd in het concept van 14 maart 2014. De belangrijkste voorwaarde is dat het derde land zich moet verplichten om een prudentieel regime vast te stellen en toe te passen dat als gelijkwaardig kan worden beoordeeld, en om in de toekomst deel te nemen aan een gelijkwaardigheidsbeoordelingsproces. Het derde land moet een werkprogramma hebben opgezet en voldoende middelen uittrekken om aan de verplichting te voldoen. Het huidige prudentiële regime moet risicogeoriënteerd zijn en voorzien in “kwalitatieve en kwantitatieve solvabiliteitsvereisten en in vereisten inzake rapportage aan de toezichthoudende autoriteit en transparantie en inzake groepstoezicht”. Het derde land moet ook een onafhankelijk toezichtstelsel hebben. Voorlopige gelijkwaardigheid Voorlopige gelijkwaardigheid wordt verleend voor tien jaar en kan een onbepaald aantal keren worden verlengd met periodes van tien jaar. Als het regime van een derde land wordt beschouwd als voorlopig gelijkwaardig, gelden dezelfde voordelen als met betrekking tot volledig gelijkwaardige landen. De voorwaarden voor voorlopige gelijkwaardigheid zijn neergelegd in O2. De Commissie heeft niet de mogelijkheid om deze voorwaarden nader uit te werken in de Gedelegeerde Handelingen S2. Het belangrijkste verschil met de tijdelijke regeling is dat het derde land De Brauw Blackstone Westbroek
- 8 / 11 -
29.04.2014
9
zich niet hoeft te verplichten toe te werken naar een regime dat als gelijkwaardig aan het S2-regime kan worden beoordeeld. Het is voldoende als wordt aangetoond, niet noodzakelijkerwijs door het derde land zelf, dat het huidige systeem aan de volledige gelijkwaardigheidsvereisten zou kunnen voldoen, of dat dat systeem in de toekomst kan worden vastgesteld. Er is geen termijn gesteld voor deze toekomstige vaststelling. Dit is goed nieuws voor verzekeraars met een dochtermaatschappij in een derde land. Als dat derde land geacht wordt een prudentieel regime te hebben dat voorlopig gelijkwaardig is, kan de verzekeraar de berekeningen van het derde land gebruiken voor het verplichte en beschikbare kapitaal van de dochter gedurende tenminste tien jaar en waarschijnlijk voor aanvullende periodes van tien jaar. Dit vermindert het risico dat een verzekeringsgroep meer eigen vermogen moet aanhouden voor haar dochtermaatschappij in een derde land dan uit de regels van dat derde land volgt. Zoals boven uiteengezet, geldt dit alleen als de groepssolvabiliteit wordt berekend op basis van de aftrek- en aggregatiemethode.
4. Overgangsmaatregelen O2 bevat een aantal overgangsmaatregelen. We hebben de overgangsmaatregelen met betrekking tot de risicovrije rentetermijnstructuur en de technische voorzieningen hierboven al besproken (zie 2. Langetermijngarantiemaatregelen, subparagraaf Overgangsmaatregelen). Andere voorbeelden van overgangsmaatregelen in O2 betreffen ●
●
●
●
●
●
eigen vermogen niet-nakoming van het solvabiliteitskapitaalvereiste rapportage aan toezichthouders openbaarmakingsverplichtingen de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste volgens de standaardformule (met betrekking tot de te gebruiken parameters bij de berekening van de submodule risicoconcentratie, de submodule spreadrisico, of de submodule aandelenrisico) op herverpakte kredieten gebaseerde verhandelbare effecten of andere financiële instrumenten die zijn uitgegeven voor 1 januari 2011.
Eigen vermogen Ten aanzien van eigen vermogen voorzien de overgangsmaatregelen in een grandfathering-regime voor kapitaalinstrumenten die onder huidig recht zijn uitgegeven. Tier 1 Vermogensbestanddelen die voor 1 januari 2016 (of voor de datum dat de Gedelegeerde Handelingen S2 in werking treden, als deze eerder valt) zijn uitgegeven en die onder huidig recht kunnen worden gebruikt tot maximaal 50% van de solvabiliteitsmarge, zullen worden gerekend tot het Tier 1 kernvermogen gedurende ten hoogste tien jaar na 1 januari 2016. De bewoording suggereert dat vermogensbestanddelen die voldoen aan de S2-vereisten voor directe classificatie als Tier 1 of Tier 2 eigen vermogen niet in aanmerking komen voor deze overgangsmaatregel. Dit lijkt te betekenen dat een verzekeraar in theorie eigenvermogensbestanddelen kan hebben met een lagere classificatie dan deze hadden kunnen hebben (Tier 1), eenvoudigweg omdat deze bestanddelen voldoen aan de S2vereisten voor classificatie als Tier 2 eigen vermogen. Of dit in de praktijk problemen zal De Brauw Blackstone Westbroek
- 9 / 11 -
29.04.2014
10
opleveren, moeten worden afgewacht. Tier 2 Vermogensbestanddelen die voor de cut off date zijn uitgegeven en die onder huidig recht kunnen worden gebruikt tot maximaal 25% van de solvabiliteitsmarge zullen worden gerekend tot het Tier 2 kernvermogen gedurende ten hoogste tien jaar na 1 januari 2016. Dit grandfathering-regime kan tot de conclusie leiden dat verzekeraars tot aan 1 januari 2016 door kunnen gaan met uitgifte van kapitaalinstrumenten zonder rekening te houden met de S2-vereisten. Omdat het echter marktpraktijk is geworden om te anticiperen op deze nieuwe vereisten, denken wij dat de het onwaarschijnlijk is dat DNB het aanvaardbaar zou vinden wanneer de nieuwe vereisten worden genegeerd. Verzekeraars moeten in ieder geval zorgvuldig de classificatie van hun huidige vermogensbestanddelen onder S2 beoordelen. Niet-nakoming van het solvabiliteitskapitaalvereiste De overgangsmaatregelen voorzien in een periode van respijt voor verzekeraars die aan de solvabiliteitsregels voldoen op 31 december 2015, maar niet aan het S2solvabiliteitskapitaalvereiste op 1 januari 2016. In dat geval moet de relevante toezichthouder eisen dat de verzekeraar de nodige maatregelen neemt om uiterlijk 31 december 2017 te voldoen aan het vereiste.
5. Gefaseerde invoering van S2 De S2-regels, zoals gewijzigd door O2 en voor zover nieuw, moeten uiterlijk 31 maart 2015 zijn omgezet in nationaal recht. Die bepalingen en de rest van S2 moeten van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2016. De enige uitzondering hierop is dat de gefaseerde invoeringsbepaling van S2, zoals geïntroduceerd door O2, al vanaf 1 april 2015 moet gelden. De gefaseerde invoeringsbepaling vereist dat toezichthouders bepaalde bevoegdheden hebben voor 1 januari 2016. Dit zorgt ervoor dat bepaalde voorbereidingsstappen al voor de toepassingsdatum van S2 kunnen worden gezet. Toezichthouders moeten bijvoorbeeld vanaf 1 april 2015 de bevoegdheid hebben om te beslissen over goedkeuring van een volledig of gedeeltelijk intern model en over aanvullend eigen vermogen. Met ingang van dezelfde datum moeten de toezichthouders de bevoegdheid hebben om de groepstoezichthouder aan te wijzen en een college van toezichthouders in te stellen. Vanaf 1 juli 2015 moeten toezichthouders de bevoegdheid hebben om, bijvoorbeeld, de gelijkwaardigheid van een derde land vast te stellen en om de toepassing van een overgangsmaatregel te bepalen. Verzekeraars weten nu zeker vanaf welke data zij besluiten van hun toezichthouders kunnen verwachten over bepaalde belangrijke onderwerpen, zoals de goedkeuring van hun interne modellen.
6. Andere wijzigingen De Brauw Blackstone Westbroek
- 10 / 11 -
29.04.2014
11
Wij noemen ten slotte enkele andere wijzigingen onder O2: ●
●
●
●
●
O2 introduceert specifieke regels voor het wijzigen van periodieke rapportages aan de toezichthouder met een hogere frequentie dan een jaar. O2 verhoogt de ondergrens van het minimumkapitaalsvereiste. O2 verplicht lidstaten om van verzekeraars te eisen dat zij “jaarlijks op het niveau van de groep hun juridische structuur en governance- en organisatiestructuur publiekelijk bekendmaken, met inbegrip van een beschrijving van alle dochterondernemingen, materieel verbonden ondernemingen en belangrijke bijkantoren die tot de groep behoren”. O2 introduceert de Europese coöperatieve vennootschap als een nieuw toegestane juridische rechtsvorm voor verzekeraars. Deze vorm mag alleen worden gebruikt voor zover de lidstaat toestaat dat een coöperatieve vennootschap het verzekeringsbedrijf uitoefent (dit is niet het geval in Nederland). O2 verplicht de Europese Commissie om uiterlijk 31 december 2020 de geschiktheid te beoordelen van de methoden, aannames en standaardparameters die worden gebruikt bij de berekening van de standaardformule voor het solvabiliteitskapitaalvereiste.
Hoe kan De Brauw Blackstone Westbroek u helpen? Onze verzekeringspraktijk houdt ontwikkelingen in Nederland en Europa die relevant zijn voor verzekeraars nauwlettend in de gaten. S2 is natuurlijk een belangrijk onderdeel van deze ontwikkelingen. Met betrekking tot zowel geldend recht als S2 kunnen wij: ●
●
●
●
●
adviseren over groepsstructuren en daarmee samenhangende toezichtsrechtelijke vragen met betrekking tot de positie van verzekeraars en holdings beoordelen en opstellen van voorwaarden van kapitaalinstrumenten om te kwalificeren als beschikbare solvabiliteitsmarge / eigen vermogen adviseren over toezichts- en vennootschapsrecht met betrekking tot de governance en sleutelfuncties van verzekeraars en holdings adviseren over overeenkomsten met vermogensbeheerders en fondsbeheerders, bijvoorbeeld in verband met de “look through“-norm en uitbestedingsregels cliënten bijstaan bij het verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar van DNB voor het verwerven van een “gekwalificeerde deelneming” in een verzekeraar en hen adviseren over toezichtkwesties die daarmee verband houden.
In het kader van ons “Best Friends”-netwerk werken wij nauw samen met vooraanstaande kantoren met kennis over de verzekeringssector in Duitsland (Hengeler Mueller), Frankrijk (Bredin Prat), Ierland (A&L Goodbody), Italië (BonelliErede), Spanje (Uría Menéndez) en het Verenigd Koninkrijk (Slaughter and May). Klik hier voor meer informatie over het netwerk.
De Brauw Blackstone Westbroek
- 11 / 11 -
29.04.2014