BGHM info Afgiftekantoor : 1050 Brussel 5
Driemaandelijks informatiebulletin van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij
Nr 50
APRIL - MEI - JUNI 2007
DRIEMAANDELIJKS DOSSIER :
Sociale huisvesting en duurzaam wonen EN VERDER : • Versailles Seniors, een andere kijk op ouder worden in de sociale huisvesting • Tentoonstelling « Modelwijk007CitéModèle »
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
BGHM-info ■ Verantwoordelijk uitgever en hoofdredacteur : Jacques De Witte wnd. Directeur-generaal Jourdanstraat 45-55 1060 Brussel Tel. : 02.533.19.11 http ://www.bghm.irisnet.be ■ Redactiesecretaresse : Christiane Van Vaerenbergh Tel. : 02.533.19.33 ■ Redactiecomité : Lutgart Decoster Roger Sannen Luciane Tourtier Roland Tuteleers Pol Zimmer ■ Concept en logistiek : Pascal Houzé ■ Foto’s BGHM : Chris Van Goethem en Pascal Houzé ■ Vertaling : FIBEMA n.v. en Luc Baudewijns ■ Drukkerij : Edition & Imprimerie SA
■ Inhoud nummer 50 : 3 Een pionier van de BGHM vertrekt ( Paul Van Ackere ) .................................. 5
■ Het editoriaal artikel van de hoofdredacteur .......................................
■ Dossier : Sociale huisvesting en duurzaam wonen ...............................
6
• De renovaties in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : energiemanagement, eerste stap van duurzame huisvesting ( Staatssecretaris Françoise Dupuis ) .....
6 De oorsprong van duurzame ontwikkeling ( Prof. Dr. Luc Hens ) ............... 7
• • Van energiebezuiniging tot een globaal concept voor ecologisch bouwen: enkele definities ( Aude Lenders ) ........................................... • Verwarmen voor 40 euro per jaar, het voorbeeld van passieve gebouwen ( Sebastian Moreno-Vacca ) ................................................. • Begeleidingen om ecologisch bouwen te stimuleren ( Benoît Thielemans, Virginie Lambert en Aude Lenders ) ...................... • Hulpmiddelen voor eco-bouw in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ( Aude Lenders ) .................................................................................... • Duurzame sociale woningbouw in de Vlaamse praktijk ( Bernard Wallyn ) .. • De renaissance van de Waalse sociale huisvesting via de principes van duurzaam wonen ( André De Herde ) ............................................. • Energie-efficiëntie in het kader van een zware renovatie van sociale woningen en de bouw van een kantoorgebouw bij GEBRUWO ( Marc Walschot ) .................................................................................. • Cel projectbegeleiding: energieadviseur ? ( Catherine Grosjean ) ............ • Integratie van de duurzaamheidsproblematiek in de Brusselse sociale huisvesting ( Vincent Thièry ) ................................................................. • 5.000.000 € voor « voorbeeldgebouwen » ...........................................
10 13 15 18 22 25 28 31 32 34
35 .............................. 35
■ Juridisch nieuws ................................................................................. • Registratie van huurcontracten ( Caroline Osselaer )
■ Wonen in 3 dimensies : Gezondheid, Veiligheid, Gezelligheid .........
36
• Versailles Seniors: een andere kijk op ouder worden in de sociale huisvesting ( Carine Delbrouck ) ............................................................. 36 BGHM-Info wordt uitgegeven met de steun van Ethias. De overname van teksten en illustraties is enkel toegestaan na schriftelijke toestemming van de redactie en de auteur en mits de bron alsook de naam van de auteur vermeld worden. De gepubliceerde artikels geven enkel de mening weer van de auteur(s). D/2007/5637/86
2
■ Open Venster ......................................................................................
38
• De verkiezingen 2007 van de Adviesraden van de Huurders ( Marc Walravens ) ................................................................................
38
• De Gewestelijke Gegevensbank ( GGB ) in evolutie: een stand van zaken ( Reinhilde Vanherp ) ...................................................................
39
42 Tentoonstelling « Modelwijk007CitéModèle » ( Michael De Lausnay ) ..... 42
■ Nieuws van de OVM’s ....................................................................... •
■ Publicaties, aankopen .......................................................................
44
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Het editoriaal artikel van de hoofdredacteur
D
e keuze om dit nummer te wijden aan duurzame ontwikkeling lag vrijwel voor de hand. Meer en meer kan dit thema rekenen op de belangstelling van de politiek, de media, de wetenschap en de ‘gewone’
bevolking. Dagelijks worden we overstelpt met noodlottige voorspellingen waaraan ons ‘verspillend’ consumentengedrag ten grondslag ligt. We kunnen er niet meer privé-sector, de mens thuis, … De eerste steen werd alvast gelegd door onze Staatssecretaris, mevrouw Dupuis. Zij en haar team geven ons een overzicht van de verschillende budgetten die werden
PHOTO J. DE WITTE
omheen. Iedereen zal zijn steentje moeten bijdragen, de staat, de openbare en de
uitgetrokken om te investeren in deze duurzame ontwikkelingsgedachte. Een eerste vraag die wij ons stelden, was waar al die belangstelling opeens vandaan kwam ? De idee van duurzame ontwikkeling ontstond in de jaren ´60. Toen werd luidop de vraag gesteld of wij nog lang zouden beschikken over voldoende energie om aan onze noden tegemoet te komen. Prof. Luc Hens van de Vrije Universiteit Brussel bespreekt de verschillende stadia die aan de basis liggen van de huidige duurzame ontwikkelingsgedachte en besluit dat het nodig is te blijven werken aan deze ontwikkeling, daar er nog te weinig vooruitgang is geboekt op essentiële punten als de verandering van productie- en consumptiepatronen en vele internationale milieuproblemen. Na een bondig overzicht van de oorsprong van de duurzame ontwikkelingsgedachte volgt een artikel dat verschillende definities en begrippen weergeeft die verband houden met duurzame energie en duurzaam bouwen. Begrippen zoals ecobouw, passieve woning, Haute Qualité Environnementale ( H.Q.E. ), duurzaam bouwen, energieprestatie van gebouwen, … zijn heuse modeconcepten geworden. Die verschillende begrippen, die vaak met elkaar verwant zijn, worden hier op een professionele manier uiteengezet om zo vooroordelen uit de weg te ruimen en verwarring te vermijden. Dat er over dit onderwerp al heel wat gesprekken werden en worden gevoerd, toont aan dat we op het juiste spoor zitten. Die voornemens moeten vervolgens in de praktijk worden gebracht. Eerst wordt dieper ingegaan op het bestaan van de passieve woning, waar isolatie, ventilatie en verwarming de hoofdrol spelen. De passieve woning voldoet aan een zeer precieze standaard, zodat energie kan worden bespaard en men zich kan verwarmen voor slechts € 40 per jaar. Een fictie ? Neen, binnenkort realiteit, zo blijkt. Voor mensen met een gering inkomen betekent dat alvast een fikse besparing. De passieve woning is niet alleen goed voor de portemonnee, ook Moeder Natuur vaart er wel bij. Het is dan ook van het allergrootste belang dat deze methode van isoleren en ventileren wordt uitgebreid. Er van uitgaand dat duurzaam bouwen alleen maar voordelen kent, hoe kunnen we dit dan het best stimuleren ? Voor openbare gebouwen bestaat er op dat vlak een begeleidingsprocedure. Een in duurzaam bouwen gespecialiseerd studiebureau begeleidt het architecturale project stap voor stap gedurende het hele bouw- of renovatieproces en voor alle aspecten van het duurzaam bouwen ( water, energie, afval, materialen, … ). Voorlopig werden er 3 projecten geselecteerd, die in de jaren 2008 en 2009 zullen worden verwezenlijkt. We zullen deze projecten in de volgende nummers van ons tijdschrift beslist opvolgen.
3
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Naast deze vorm van actieve begeleiding, worden ook andere bruikbare bronnen opgesomd. Het gaat hierbij om brochures, vademecums, cd-rom’s, interessante links tot zelfs gegevens van instellingen die gemachtigd zijn om premies uit te keren. Zo kan iedereen de nodige informatie opzoeken. Naar goede gewoonte schenken wij in dit nummer ook aandacht aan de andere Gewesten en hun verwezenlijkingen. Zo bespreekt de heer Wallyn, celhoofd technische studies van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen ( VMSW ), de duurzame sociale woningen in de Vlaamse praktijk. Voor de situatie in het Waalse Gewest interviewde mevrouw Van Vaerenbergh de heer De Herde, voorzitter van de Société Wallonne du Logement. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geeft Gebruwo een voorbeeld van een project, namelijk een grondige renovatie van sociale woningen en de bouw van gemeenschappelijke ruimten en kantoren. Het gaat om een toepassing van het beleid inzake rationeel energiegebruik, waarbij duurzame materialen gebruikt werden en extra aandacht werd geschonken aan de isolatie van daken en gevels. De ventilatie werd zo opgevat dat deze tot een vermindering van de kosten leidt. Om het dossier af te sluiten geeft de heer Thiery ons een overzicht van de verschillende door onze maatschappij geplande en reeds opgestarte projecten. Het is duidelijk dat wij niet stilstaan! Na de duurzame ontwikkeling gooien we het met de juridische rubriek over een geheel andere boeg. De programmawet van 27 december 2006 voorziet in een belangrijke verandering op het vlak van de registratie van huurcontracten. Verder laten wij opnieuw de maatschappij Gebruwo aan het woord over het project « Versailles Seniors », een nieuwe vzw die werd gesticht door Gebruwo en het OCMW, met de steun van de Franse Gemeenschapscommissie. In de voorlaatste rubriek « Nieuws van de OVM’s » geeft fotograaf De Lausnay een overzicht van een expositie die werd gehouden in de Modelwijk, meer bepaald in de Cité Culture. Zo fotografeerde deze persoon 50 woonkamers met min of meer dezelfde basisstructuur. Het werd een gezellige tentoonstelling met verrassende resultaten. Zo ziet u weer dat er in dit nummer voor ieder wat wils te vinden is. We onthouden vooral dat duurzame ontwikkeling en de daarmee gepaard gaande besparing op onze energiefactuur een belangrijk gegeven is geworden. Hoewel dit nog allemaal in de kinderschoenen staat, kan onze maatschappij met de realisatie van verschillende projecten niet alleen een grotere tevredenheid bij de huurders bewerkstelligen, maar ook de natuur sparen. Dat laatste is toch iets dat ons allen ten goede komt. Tot slot wens ik alle trouwe lezers van ons magazine ervan op de hoogte brengen dat ze hiermee waarschijnlijk mijn laatste editoriaal artikel hebben gelezen, aangezien ik op 1 september 2007 met pensioen ga. Ik wens iedereen dan ook een prettige vakantie toe en wens u, beste lezer, het allerbeste voor de toekomst toe. Tot ziens !
Jacques De Witte, hoofdredacteur
4
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Een pionier van de BGHM vertrekt
J
acques De Witte zit aan zijn bureau dat afgeladen vol ligt met de laatste dossiers van de dag. Hij moet ze nog ondertekenen. Aan de muren van zijn kantoor hangen hedendaagse schilderijen die hij van thuis heeft meegebracht. Hij houdt erg veel van schilderkunst. Na meer dan twintig jaar aan het hoofd van de BGHM bekijkt hij mij met een vermoeide, maar vredige blik. Het moment is gekomen om de fakkel door te geven. Ik heb gedurende dertien jaar met hem kunnen samenwerken. Het waren de boeiendste uit mijn hele loopbaan en dat komt voor een groot deel omdat wij vanaf de eerste momenten samen een goed team vormden. Ik herinner me nog toen ik bij de geboorte van de BGHM als directeur-generaal begon, werd aangesproken door een oude rot in de Brusselse politiek die er mij laconiek op wees dat «alles in gereedheid was gebracht om de sociale huisvesting van het Gewest in een honderdjarige oorlog te storten of de sector eenvoudigweg te doen verdwijnen in de Bermudadriehoek ». Ongelijk had hij niet. Om de vluchtige schets die de BGHM in den beginne was, te leiden en te sturen, had de Wetgever, die bijwijlen kan getuigen van zwarte humor, een Voorzitter, een Ondervoorzitter-Afgevaardigd bestuurder, een Directeur-generaal en een Adjunct-directeur-generaal op het schaakbord gezet! Bovendien moesten die « bazen », per graad, tot een andere taalrol behoren... En kijk, het
werkte nog ook! Het heeft zelfs heel goed gewerkt dankzij personaliteiten zoals Julien Van der Burght, JeanPierre Cornelissen en de man aan wie wij vandaag hulde brengen. Ik durf zelfs te zeggen dat zijn dagelijkse inzet ervoor gezorgd heeft dat de sociale huisvesting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest over een kwaliteitsvolle voogdij beschikt. Als geboren liberaal weigerde Jacques De Witte elke vorm van sektarisme en legde hij de geboden van het jansenisme en van het calvinisme steevast naast zich neer. Hij heeft de anderen evenwel nooit het recht ontzegd zich te plooien naar deze levensprincipes. Ik heb hem zijn ondernemersgeest, zijn dynamisme, zijn talent voor nuance en diplomatie talloze keren moeten nageven en heb hem daarvoor ook bewonderd. Die kwaliteiten zijn trouwens geen overbodige luxe als je het hoofd moet bieden aan de onvermijdelijke stormen die je deel zijn als de politieke houdingen verzoend moeten worden met de wetten van de vastgoedmarkt en met de sociale noodwendigheden. Ik heb altijd gevonden dat Jacques behoorde tot het soort Vlamingen dat, in de loop der eeuwen, uitblonk op alle gebieden van de Europese economie : realisten, polyglotten, met een duidelijk talent voor financiën en onderhandelingen. Hij zou allesbehalve misstaan hebben op een doek van Van Dyck, Hobema of Rembrandt die een doeltreffend, werklustig en moedig volk geportretteerd hebben.
Samen met hem groeide de BGHM uit tot een instelling met meer dan 100 personeelsleden die evenwel nooit als nummers werden behandeld. De deur van de « baas » stond voor iedereen altijd open. Onder zijn toeziend oog werden ook steeds meer opdrachten toegewezen aan de BGHM, een instelling waarvan de traditie steeds bescheidenheid en ernst is geweest. Twee kwaliteiten die ik mijn voormalige collega eveneens toedicht... Jacques De Witte gaat met pensioen en ik durf er alles op te verwedden dat hij hiervoor niets aan het toeval heeft overgelaten. Hij is er de man niet naar om in de valstrikken van de ledigheid te trappen. Bye, bye, old chap ... Ook voor jou ACTA EST FABULA! Paul Van Ackere, Ere-Directeur-generaal
5
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
DRIEMAANDELIJKS DOSSIER
Sociale huisvesting en duurzaam wonen
6
De renovaties in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : energiemanagement, eerste stap van duurzame huisvesting Nu de balans wordt opgemaakt, moet de goedkeuring van het Vierjaarlijks programma voor de renovatie van de sociale huisvesting 2006-2009 erkend worden als één van de belangrijkste elementen in de actie van de Regering wat duurzame ontwikkeling betreft. Dat renovatieprogramma werd op mijn voorstel een jaar geleden goedgekeurd en hierin staat energiebesparing centraal : een bedrag van 130.000.000 euro wordt hierin voorzien om renovaties te financieren die in het teken staan van duurzame ontwikkeling. Dat is meer dan 60 % van het globale bedrag van het programma. Het gaat hier geenszins om « wensen » of « ontwerpen ». We bevinden ons wel degelijk in het stadium van de realisaties : dakisolatie, installatie van dubbele beglazing, vervanging van stookketels, warmtekrachtkoppeling... In een globale context waarin energie steeds duurder wordt, gaan ecologie en sociale bekommernis hand in hand. Iedereen doet er zijn voordeel bij : niet alleen de huurders en de openbare vastgoedmaatschappijen die het positieve effect op de energielasten genieten, maar de hele samenleving dankzij de positieve gevolgen voor het leefmilieu en de beheersing van de CO2–productie. De openbare vastgoedmaatschappijen hebben zich volop in dat programma geëngageerd. De geleidelijke realisatie van die werken, die één na één tot een goed einde worden gebracht, vormt thans de belangrijkste bijdrage van de sector tot « duurzame huisvesting ». Deze bouwwerken moeten in de eerste plaats voltooid worden en hiervoor moeten we de krachten bundelen. Tegelijkertijd worden andere initiatieven genomen of uitgeprobeerd. Zo kunnen de Adviesraden van de Huurders over mogelijke energiebesparing nadenken en hiermee een concrete bijdrage leveren, die voor aanzienlijke verbeteringen kan
zorgen. Dat is niet alleen in het voordeel van de huurders, maar ook van de openbare vastgoedmaatschappij. Het OIVO heeft samen met de huurders van de Foyer Saint-Gillois een initiatief genomen om rationeel energiegebruik bij de OVM te stimuleren ( spaarlampen plaatsen, toestellen uitschakelen na gebruik, verwarmingsverbruik verminderen,enz ). De resultaten hiervan moeten onderzocht worden en er moet nagedacht worden over de mogelijke lessen die hieruit getrokken kunnen worden. Ook andere punten kunnen worden onderzocht. Zo kan er worden nagedacht over een reeks aangepaste mechanismen ter voorfinanciering van werken die zorgen voor energiebesparingen en waarmee de oorspronkelijke investering op termijn kan worden gecompenseerd. Uiteraard heeft de vermindering van het energieverbruik niet alleen betrekking op de bestaande woningen. Het is makkelijker om minder energie te verbruiken als hiermee van bij de oprichting van het gebouw rekening werd gehouden. Zo worden goede isolatieprestaties in het bestek van het Gewestelijke Huisvestingsplan als een verplichting bepaald. Voor de projecten die in het kader van het Huisvestingsplan reeds werden toegekend, bereiken we isolatiewaarden die schommelen tussen K 30 en K 40. Er wordt bij de keuze van de projecten ook bijzondere aandacht besteed aan het gebruik van technieken die zo ruim mogelijk rekening houden met duurzame ontwikkeling ( kwaliteit van de materialen, recuperatie van regenwater voor sanitair gebruik, enz... ). Laten we meteen maar ook onderstrepen dat duurzaam bouwen niet hoeft neer te komen op het gebruik van supergesofistikeerde en ingewikkelde technieken die vaak nog onbetaalbaar zijn en, vooral, niet altijd aangepast zijn aan een dichtbevolkte en -bebouwde stedelijke omgeving.
Lage-energiegebouwen en zelfs passieve constructies kunnen met traditionele bouwtechnieken verwezenlijkt worden. De oplossingen voor die prestatie moeten worden aangereikt door de bouwheren, dat wil zeggen alle professionals die betrokken zijn bij de uitwerking en de realisatie van het project. Alle aandacht moet hierbij uitgaan naar de klassieke posten die behoren tot elk bouwproject : inplanting, oriëntatie, architectuur, metselwerk, isolatie, luchtdichtheid, ventilatie. Dat zijn de belangrijkste criteria die de energieprestatie van een gebouw beïnvloeden. Duurzaam bouwen hoeft dus niet per definitie duurder uit te vallen! Onderhavig nummer van BGHM-Info bewijst dat duurzame huisvesting nog maar aan de opgang begonnen is. Met mijn volledige steun integreren de betrokken gewestelijke overheidsdiensten deze bekommernis gaandeweg als een fundamenteel onderdeel van hun werking. Françoise Dupuis, Staatssecretaris voor Huisvesting
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
De oorsprong van duurzame ontwikkeling Korte inhoud Duurzame ontwikkeling heeft aanknopingspunten in tal van rapporten uit de periode 1960-1987. Het meest bekende is wellicht het eerste rapport van de Club van Rome, dat de schaarste-idee en de zorgplicht voor het milieu op de voorgrond bracht. Een belangrijk sleutelpunt is het Brundtlandrapport art. 1987, waarin men niet alleen de vaakst vermelde definitie van duurzame ontwikkeling vindt, maar waarin ook grote problemen met betrekking tot beleid gericht op duurzame ontwikkeling worden doorgelicht. Verdere details vindt men in de documenten van de Rio-Conferentie ( UNCED, 1992 ). Met de Verklaring van Rio, Agenda 21 en de milieuconventies werd de idee verder uitgewerkt. Ook in het nieuwe millennium zal duurzame ontwikkeling als ijkmaat voor het beleid erg nodig blijken, wil men problemen rond bijvoorbeeld klimaatwijziging en biodiversiteit doelmatig aanpakken.
De periode van het Brundtlandrapport Elementen van de duurzame ontwikkelingsidee gaan terug tot de jaren 1960 toen in vele geïndustrialiseerde landen het milieubeleid tot stand kwam. De idee van schaarste van vele milieugoederen is terug te voeren tot de activiteiten die de Club van Rome tijdens de tweede helft van de jaren 60 van vorige eeuw ontplooide. De industriëlen van deze club vroegen zich af hoe lang energie en andere grondstoffen zouden beschikbaar blijven tegen de achtergrond van de economische bloei na Wereldoorlog II. Het antwoord kwam met het eerste rapport aan de Club van Rome dat de eindigheid van de milieugrondstoffen onderstreepte, maar tegelijk ook aantoonde hoe moeilijk het was op een betrouwbare manier deze eindigheid in cijfers weer te geven. Veel rapporten uit de periode 19701987 gebruikten elementen van wat men vandaag duurzame ontwikkeling noemt. De « International Union for the Conservation of Nature » ( IUCN ) bijvoorbeeld, lanceerde in de jaren 1970 plannen voor het behoud van de biodiversiteit, een onderwerp dat nog steeds als een centraal element in de duurzaamheiddiscussie wordt gezien. Opmerkenswaardig is dat de duurzaamheidsidee toen met termen als « eco-ontwikkeling » werd aangeduid.
World Commission on Environment and Development Een belangrijk ankerpunt voor duurzame ontwikkeling is de publicatie van het rapport van de World Commission on Environment and Development » ( WCED, 1987 ). Deze commissie van de Verenigde Naties en voorgezeten door Dr. Gro Harlem Brundtland, vindt haar oorsprong in de tweede wereldwijde milieuconferentie die de Verenigde Naties in 1982 organiseerden in Nairobi ( Kenia ). Op dat ogenblik realiseerde men zich dat milieuproblemen diep waren ingebed in de maatschappij en vaak door demografische en economische factoren werden gedreven. Van de « Brundtlandcommissie » verwachtte men dat ze de banden tussen milieu en economie zou analyseren vanuit een wereldwijd standpunt. Het rapport bevat onder meer de vaakst geciteerde definities van duurzaamheid en duurzame ontwikkeling : « Duurzaamheid is het herschikken van technologische, wetenschappelijke, milieu-, economische en sociale grondstoffen op zo’n manier dat het heterogeen systeem dat van deze herschikking het resultaat is, kan blijven bestaan in een evenwichtstoestand in tijd en ruimte. »
7
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
« Duurzame ontwikkeling vervult de noodwendigheden van de huidige generatie zonder de mogelijkheid in de weg te staan voor de volgende generaties om aan hun noodwendigheden tegemoet te komen. » Essentiële elementen in deze definities zijn : • De kern van duurzame ontwikkeling is het in overeenstemming brengen van sociale, economische en milieuagenda’s. De commissie realiseert zich ten volle dat deze groepen verschillende doelstellingen hebben en dat daardoor de agenda’s nooit geheel in overeenstemming gebracht kunnen worden. Nochtans zal er voor belangrijke ( milieu- ) problemen maar een oplossing kunnen komen wanneer die niet alleen goed is voor de omgeving, maar tevens economisch leefbaar en maatschappelijk aanvaard en gedragen wordt. • De instrumenten die men hiervoor heeft, zijn vooral technisch en wetenschappelijk van aard. Zonder twijfel is een technisch-wetenschappelijke basis essentieel voor het aanpakken van milieuproblemen. Nochtans verraadt de commissie hier ook een kind van haar tijd te zijn. Vandaag zou men zeker een breder pallet instrumenten aanbevelen met onder meer communicatie, beheer, en capaciteitsopbouw. • Duurzame ontwikkeling gaat over de noden van mensen. Er is, in de antropocentrische visie van de commissie en van de Verenigde Naties, dan ook niets mis met het gebruik van grondstoffen en milieugoederen. De problemen ontstaan echter door overgebruik. • Dat overgebruik wordt gedefinieerd door het recht van de komende generaties op een gelijke toegang tot grondstoffen als dit van de huidige generatie. Ook de verontreiniging van het milieu kan niet toenemen naarmate mensen meer gebruik maken van hun milieu.
8
Dit generatieoverstijgende tijdspad is een element in het centrum van de duurzaamheiddiscussie. • Dit geldt ook voor het wereldwijde, intergenerationele aspect van duurzame ontwikkeling. Milieuproblemen doen zich voor over een breed spectrum van geografische schalen : van lokaal ( v.b. lawaaihinder of verontreiniging in huizen ) tot wereldwijd ( v.b. klimaatwijzigingen, of aantasting van de ozonlaag ). De Verenigde Naties hebben daarbij vooral belangstelling voor de grensoverschrijdende en mondiale problemen. In die zin gaat duurzame ontwikkeling over mensen en problemen, wereldwijd. De Brundtlandcommissie identificeerde ook de belangrijkste onderwerpen die deel uitmaken van het duurzame ontwikkelingsdebat : toename van de wereldbevolking, het verspillend gebruik van energie en materialen, de industrialisering van de landbouw, het overgebruik van bos- en zeereserves en de biodiversiteit. Ook vandaag staan deze thema’s nog vooraan op de duurzaamheidagenda. De oorsprong van duurzame ontwikkeling bij de Brundtlandcommissie wijst ook op de politieke aard van de idee. Niet toevallig kwam duurzame ontwikkeling als benadering naar voor op het ogenblik dat de evidente beleidsacties ter ondersteuning en voor de verbetering van het milieu waren opgezet. Verdergaand milieubeleid botste vaak met economische en in mindere mate ook met maatschappelijke imperatieven. Vandaar dat het logisch was te pleiten voor een benadering die een synthese van drie peilers van duurzame ontwikkeling nastreeft.
De « United Nations Conference on Environment and Development » De « World Commission for Environment and Development » ( 1987 ) zette de grote bakens uit, trok de grote lijnen van de ideeën achter duurzame ontwikkeling. Het was wachten tot 1992 en de derde milieuconferentie van de Verenigde Naties, ditmaal over milieu en ontwikkeling ( UNCED ) in Rio de Janeiro, Brazilië, om deze ideeën uit te diepen. De conferentie deed dat op drie manieren : • De « Verklaring van Rio » is een geheel van meer dan twintig principes waarop men beleid voor duurzame ontwikkeling kan vestigen. Sommige van deze principes als deze van de intra- en intergenerationele gelijkwaardigheid of het voorzorgsbeginsel leunen nauw aan bij de kern van duurzame ontwikkeling. Andere zoals het principe van de vervuiler / gebruiker betaalt of het subsidiariteitsbeginsel zijn eerder verbonden met goede praktijken van milieubeheer in het algemeen. • Agenda 21 bepleit in 40 hoofdstukken beleidsinitiatieven voor duurzame ontwikkeling in een bijzonder breed gamma van domeinen. De Agenda is bedoeld als een bron van inspiratie voor landen die een op duurzame ontwikkeling gericht beleid willen waarmaken. Voor België zijn de aanbevelingen omtrent de plannen voor duurzame ontwikkeling en de adviesraden die de verschillende doelgroepen samenbrengen, de basis geweest voor de Federale wet over duurzame ontwikkeling. Internationaal beslisten gemeenten en lokale overheden de idee van locale Agenda’s 21 te promoten, waarbij zich ook veel Vlaamse gemeenten aansloten.
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
• In 1992 beslisten de Verenigde Naties dat een aantal vooraanstaande problemen van duurzame ontwikkeling voldoende dringend waren om internationale actie te rechtvaardigen. Over die problemen werden Conventies opgesteld. De landen die tekenden, engageerden zich daarmee de internationale afspraken in eigen wetgeving om te zetten. Dit leidde tot de Conventie over de klimaatswijzigingen die, hoewel door een overgrote meerderheid van landen ondertekend, 15 jaar later nog steeds niet leidde tot minder uitstoot van broeikasgassen. De Conventie over de Biodiversiteit leidde wereldwijd tot interessante initiatieven, maar kan evenmin het verlies van soorten en ecosystemen stoppen. Over de Conventie over de Verwoestijning werd in principe in Rio beslist, maar ze werd pas twee jaar later besloten.
Recente bijdragen In 2002 organiseerde de Verenigde Naties de World Summit on Sustainable Development in Johannesburg ( Zuid-Afrika ). Te dezer gelegenheid legde men er vooral de nadruk op dat Agenda 21 in ruime mate zijn relevantie voor het beleid blijft bewaren. Men stelde vast dat op essentiële punten zoals de verandering van productie en consumptiepatronen en vele internationale milieuproblemen te weinig vooruitgang was geboekt en herhaalde dat werken aan duurzame ontwikkeling meer dan nodig bleef. Duurzame ontwikkeling is een idee dat een beroep doet op solidariteit tussen mensen wereldwijd en over de generaties heen. Duurzame ontwikkeling roept op om aan milieuproblemen te werken in een context die sociaal opportuun en economisch leefbaar is. Deze
ideeën zijn wervend en, tenminste in principe, kan niemand hier tegen zijn. Anderzijds gaat duurzame ontwikkeling over een complexe context die een verregaande vorm van interdisciplinaire aanpak vereist en daardoor moeilijk ligt. Maar duurzame ontwikkeling heeft vooral gedurende de laatste 15 jaar het niet mogelijk gemaakt voldoende vooruitgang te boeken op zeer wezenlijke problemen zoals klimaatswijzigingen, biodiversiteit of het beheer voor bossen en zeeën. Luc Hens, Vrije Universiteit Brussel, Menselijke Ecologie 2 e-mail :
[email protected] Website : www.vub.ac.be/MEKO
9
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Van energiebezuiniging tot een globaal concept voor ecologisch bouwen : enkele definities Eco-bouwen, passief huis, hoge milieutechnische kwaliteit, duurzaam bouwen, energieprestatie van de gebouwen … allemaal begrippen die heel erg in de mode zijn … Steeds meer mensen zijn zich ervan bewust dat er iets moet worden ondernomen om de milieueffecten van de bouwsector te verminderen. Maar wat betekenen al die termen ?
Eco-bouwen, Bioconstructie en Eco-bioconstructie – of renovatie Deze drie termen worden het vaakst in die materie gebruikt. Het prefix « eco » impliceert een minimalisering van de impact van het gebouw op het milieu en de gezondheid tijdens de volledige levensduur van het gebouw, vanaf de bouw via de bewoning tot de sloop ervan. Er wordt gedacht aan de gevolgen in termen van gebruik van energiebronnen, water, grondstoffen, uitstoot van broeikasgassen en van vervuilende stoffen, afvalproductie, aantasting van de biodiversiteit, verbruik van ruimte … Uiteraard moet een gebouw ook zijn elementaire rol kunnen vervullen. Concreet moet het zijn bewoners beschermen tegen de externe omgeving ( geluidsoverlast, thermisch comfort, luchtvervuiling, hygrothermisch comfort, enz. ) en binnenin een gezonde omgeving bieden. Het prefix « bio » verwijst meer naar de natuur en naar gezonde woningen. In het kader van de bioconstructie
10
wordt dus in sterkere mate gebruik gemaakt van biologische ( van dierlijke of plantaardige oorsprong ) en dus hernieuwbare materialen zoals lamswol, cellulose, linnen, hennep, linoleum, kurk… of materialen van minerale oorsprong die zo weinig mogelijk bewerkingen hebben ondergaan, zoals natuursteen, leisteen, enz... Er wordt ook gelet op de behandelingsprocédés voor hout en op lijm, verf en andere elementen waarbij schadelijke stoffen niet alleen tijdens de verwerking kunnen vrijkomen, maar ook tijdens de levensduur van het gebouw ( pesticiden, vluchtige organische composietmaterialen,… ). De term eco-bioconstructie verwijst naar de opzet om de uiteenlopende aspecten te integreren. In de praktijk wordt de verkorte term eco-constructie, of eco-bouw, vaak beschouwd als een generische term waarin tevens de opzet om gebruik te maken van « biologische » materialen is vervat. Dat geldt in ieder geval toch voor de toepassingen waarbij er een vermindering van het globale milieueffect mogelijk is.
Duurzaam bouwen Duurzame ontwikkeling voegt sociale en economische bekommernissen toe aan de milieubekommernissen. In het kader van duurzaam bouwen zal er dus bijvoorbeeld op gelet worden dat ondernemingen voor sociale economie worden gebruikt, dat er in toegangen voor personen met beperkte mobiliteit wordt voorzien of dat er ten minste sprake is van een aanpasbare woning, in het geval de behoefte zich voordoet … Het economische aspect wordt uiteraard nooit uit het oog verloren, of het nu gaat om ecologisch of duurzaam bouwen. Er wordt gewerkt op basis van een globale kostprijs en de overheid zal zorgen voor financiële stimuli zoals premies en fiscale aftrekposten en leningsystemen zoals de derde-investering. Met de globale kostprijs wordt de kostprijs van het gebouw tijdens de volledige levensduur beschouwd. Zodoende wordt er niet alleen rekening gehouden met de investeringskosten, maar ook met de kosten voor de werking en het onderhoud van het gebouw. Het derde-investeringssysteem komt erop neer dat een derde instantie instaat voor de investering die de eigenaar van het gebouw wenst. De terugbetaling is mogelijk dankzij de besparing op de werkingskosten van het gebouw ( bijvoorbeeld voor de vernieuwing van de energie-installaties ). Ecologisch of duurzaam bouwen, houdt ook verborgen economische voordelen in, zoals de ontwikkeling van nieuwe arbeidssectoren of de vermindering van de kosten voor gezondheidszorg en verzekeringen die verband houden met natuurrampen.
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Hoge milieutechnische kwaliteit of Haute Qualité Environnementale ( H.Q.E. ® ) Deze term verwijst naar een Franse norm ( gedeponeerd merk ) die werd ontwikkeld om principes inzake duurzaam bouwen in de bouwsector te kunnen integreren. De norm bepaalt 14 doelen betreffende ecologisch bouwen, ecologisch beheer, comfort en gezondheid. Het gaat om een vrijwillig initiatief dat gebaseerd is op de samenwerking van alle partijen die actief zijn in de bouw- of renovatiesector. Samen bepalen zij aan de hand van een gezamenlijke begrippenreeks de streefdoelen van het project in functie van de 14 doelen. Er wordt op gelet dat met deze streefdoelen rekening wordt gehouden bij het ontwerp en de uitvoering van het gebouw.
Bioklimatisch gebouw De bioklimatische architectuur houdt zich inzonderheid bezig met de energie-uitgaven. Een bioklimatisch gebouw maakt zoveel mogelijk gebruik van de zonnestralen, het licht en de natuurlijke luchtstroom. Een dergelijk ontwerp kan bijvoorbeeld aanleiding geven tot een gebouw met grote, naar het zuiden gerichte ramen, een beperkt aantal ramen die naar het oosten of het westen gericht zijn, een goede thermische massa om oververhitting te voorkomen, het gebruik van zonlicht, de inrichting van natuurlijke schoorstenen die zorgen voor een betere luchtcirculatie …
Passief huis De term « passief huis » verwijst naar een bouwnorm waarmee uitstekende energieprestaties worden gehaald ( http : / / www.passiefhuisforum.be / ). Dergelijke gebouwen waarborgen immers een comfortabel binnenklimaat zonder gebruik van een conventioneel verwarmingssysteem of luchtbehandelingssysteem ( vandaar het adjectief « passief » ). De buitenschil van het gebouw wordt extreem geïsoleerd ( bijvoorbeeld 30 cm isolatie en drievoudig glas ), het warmteverlies wordt verminderd door een uitstekende luchtdichtheid van het gebouw, het gebouw wordt uitgerust met een verluchtingssysteem met dubbele stroming waarbij warmte, aan de hand van een hoogrendementssysteem, wordt gerecupereerd. Er wordt bovendien zoveel mogelijk gebruik gemaakt van zonne-energie en andere hernieuwbare energie. Om die norm te bereiken, moet : • de verwarmingsvraag minder dan 15 kWh / m² per jaar bedragen; • de globale energievraag voor verwarming, warm water en huishoudelijke toepassingen minder dan 42 kWh / m² per jaar bedragen. Deze prestaties kunnen worden gecertificeerd en geattesteerd aan de hand van een PHPP-certificaat ( Passief Huis-Project Pakket ) waarvoor er in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest premies worden uitgereikt voor nieuwbouw.
Laagenergiegebouw Een laag-energiegebouw heeft uitstekende energieprestaties. Dat wil zeggen dat het energieverbruik ervan zich situeert tussen het verbruik van een gebouw dat louter voldoet aan de reglementering en het verbruik van een passief gebouw. Het gaat om gebouwen die beschikken over isolatie en ramen met een zeer hoog rendement en met beperkte thermische bruggen, een luchtdichte gebouwschil, die volgens de bioklimatische principes georiënteerd zijn en kunnen bogen op een verluchtingssysteem met warmterecuperatie en een verwarmingssysteem met hoog rendement dat gebruik maakt van hernieuwbare energiebronnen ( bijvoorbeeld, stookketel op zonneenergie, geothermische warmtepomp … ). Zelfs bij renovatie is het mogelijk om goede energieprestaties te bereiken. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest biedt premies aan voor dergelijke renovaties, als verbruiksprestaties kunnen worden voorgelegd van minder dan 60 kWh verwarming / m² per jaar.
Energieprestatie van gebouwen – EPG Europa wil de energie-efficiëntie van gebouwen verbeteren. Zodoende keurden het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie de Europese richtlijn over de energieprestatie van gebouwen op 16 december 2002 goed. Krachtens deze richtlijnen moeten de Lidstaten op verschillende niveaus maatregelen nemen. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt een reglementering onderzocht om de richtlijn om te zetten.
11
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
De grote lijnen ervan zien er als volgt uit : • Alle gebouwen zullen moeten voldoen aan minimumeisen inzake energieprestatie. Hiervoor zal niet alleen rekening worden gehouden met de thermische kwaliteit van de gebouwschil, zoals thans wordt verplicht door de huidige reglementering ( titel V van de Gewestelijke Stedelijke Verordening ( GSV ) of «K55» ), maar tevens met alle andere parameters die het energieverbruik van het gebouw beïnvloeden. Dat gaat van de prestatie van het verwarmingssysteem tot de eventuele inbreng van zonneenergie. Voor gebouwen van meer dan 1000 m² moet er systematisch worden gezorgd voor een specifieke studie over alternatieve technieken. De huidige reglementering zal worden aangepast en ingevoegd in dat meer volledige geheel. Er zal ook bijzondere aandacht worden besteed aan de praktische naleving van deze bepalingen. • Bij grote renovatiewerken zullen ook prestatievereisten worden vastgesteld. • Bij de bouw, de verkoop of de verhuur van een gebouw moet een certificaat worden opgesteld waaruit de energieprestatie van het gebouw blijkt. Zodoende zal de toekomstige bewoner van het gebouw ingelicht worden over zijn potentieel energieverbruik en over de eventuele maatregelen die genomen kunnen worden om het te verminderen.
12
• In openbare gebouwen moet het prestatiecertificaat zichtbaar geafficheerd worden. • Er wordt een periodiek systeem voor de controle van de verwarmings- en luchtverversingssystemen toegepast. • Om te vermijden dat de verbetering van de energieprestatie het comfort van de gebruikers in het gedrang brengt, is er het voornemen om ook normen voor het binnenklimaat in de nieuwe of gerenoveerde gebouwen te bepalen. Deze voorschriften zouden tussen eind 2006 en begin 2009 gaandeweg ingang moeten vinden. Het project is de hoeksteen van een systeem waarmee de energieprestatie van gebouwen verbeterd kan worden. Het is tevens de bedoeling hiermee een duurzame vermindering van de CO2-uitstoot te realiseren. Aude Lenders, Dienst ecologisch bouwen, Leefmilieu Brussel, BIM
S.L.R.B.-Info n° 50 • Avril - Mai - Juin 2007
Verwarmen voor 40 euro per jaar, het voorbeeld van passieve gebouwen Fictie of realiteit ?
Dat stemt overeen met een verwarmingsverbruik van maximum 1,5 m³ gas ( of 1,5 liter stookolie ) per m² per jaar. Het Belgisch gemiddelde = 220 kWh / m² per jaar.
Sebastian Moreno-Vacca : Eigenlijk wordt het steeds minder fictie. Over een jaar is het immers zo ver! Nemen we het voorbeeld van een appartement met een bewoonbare oppervlakte van 80 m² en een brutooppervlakte van 110 m² met drie slaapkamers. Het appartement ligt in de buurt van de « Allée aux Oiseaux » te Bergen. Die woning biedt een ongelofelijk comfort. Ongeacht het weer, hittegolf of vrieskou, is het er altijd aangenaam warm. Tussen de 21°C en 26°C. Voor verwarming kan de woning het stellen met ongeveer 40 euro per jaar. Dat is zo wat het equivalent van een koffietje per maand ! Het PHPP 1-programma geeft een waarde aan van 12 kWh / m² per jaar. Voor de oppervlakte van het beschouwde gebouw krijgen we dus 12 x 80 m² ( te verwarmen ) = 960 kWh / jaar. De prijs per kWh gas = 0,04 euro / kWh -> 960 kWh x 0,04 euro / kWh = 38,4 euro / jaar, zegge 3,2 euro / maand.
• Een luchtdichtheidswaarde die overeenstemt met de luchtverversing van iets meer dan de helft van het volume van de woning per uur. Het Belgisch gemiddelde bedraagt 9 maal het volume per uur.
Hoe haal je die prestaties ? Eerst en vooral door de gebouwschil uitzonderlijk goed te isoleren ( tot 30 cm isolatiedikte ) en superisolerende ramen te plaatsen. Vervolgens moet er gezorgd worden voor een extreme luchtdichtheid zodat de gebouwschil nergens lekt. Tot slot wordt er een
ventilatiesysteem geplaatst waarmee de warmte van de vervuilde lucht die wordt afgezogen, wordt gerecupereerd om de aangevoerde verse lucht op te warmen. In een passief gebouw is er zo weinig warmteverlies en is er een zo gering verwarmingsverbruik per jaar dat de lucht van de hygiënische ventilatie 2 ( opgewarmd dankzij de warmtewisselaar ) volstaat om het gebouw op temperatuur te houden. Van conventionele verwarmingssystemen zoals radiatoren of convectors is er dus geen sprake. In ons voorbeeld bedraagt het noodzakelijke verwarmingsvermogen voor dergelijke woning 1,5 kW, zegge 1.500 Watt. Dat is het vermogen van een krachtig strijkijzer! Bij passief bouwen en wonen, gaat het dus alleen over isolatie van de gebouwschil en van een beetje
Wat is een passief gebouw precies ? Een passief gebouw beantwoordt aan 2 heel precieze normen. Het gaat om een gebouw met : • een jaarlijkse energiebehoefte voor verwarming die lager is dan 15 kWh per m² bewoonbare oppervlakte. PHPP= het PassiefHuisProjecteringsPakket is een thermodynamisch simulatieprogramma. Hiermee kunnen de afmetingen van een gebouw worden bepaald volgens de « passieve standaard ». Er wordt tevens gebruik van gemaakt voor het passief certificaat. 1
Jaarlijks energieverbruik, « de passieve aanpak » zorgt voor een besparing van 90 % ! Hygiënische ventilatie : staat voor een Belgische norm die verwijst naar het minimumvolume lucht dat ieder uur in eender welk gebouw ververst moet worden om schadelijke partikels af te voeren waarmee de stilstaande lucht wordt geladen in een gesloten ruimte. 2
13
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
ventilatie. Er is geen sprake van nieuwe of ongewone technieken. De passieve filosofie maakt dus gebruik van het basisprincipe waarbij wordt gesteld dat de goedkoopste en onbeperkte energie, de energie is die niet moet worden verbruikt.
Is innovatie dan eigenlijk nog wel mogelijk in de sociale huisvesting ? Het project te Bergen gaat perfect in tegen het vooroordeel dat ons wil doen geloven dat de sociale architectuur architecten niet meer kan inspireren. De verwezenlijking van die passieve sociale woningen, inclusief het enthousiasme waarmee dit gepaard gaat 3, betekent voor ons de terugkeer van een nog niet zo lang vervlogen tijd waarin sociale huisvesting nog als voorbeeld gold voor architecturale ontwikkeling. Die projecten zijn het neusje van de zalm inzake duurzaamheid. Bovendien hoeven we er niet te komen aandraven met zonnepanelen, fotovoltaïsche cellen, regenwaterputten, groendaken, warmtepompen of
warmtekrachtkoppeling! Die technieken hoeven we niet af te zweren, maar als kers op de taart hebben ze vaak een zeer twijfelachtig rendement. Met passief bouwen houden we ons bezig met de « taart ». We mogen niet vergeten dat 75 % van de energiefactuur betrekking heeft op de gebouwschil en de verluchting ervan. De evolutie wijst in de richting van een globale visie waarbij rekening wordt gehouden met de behandeling van de gebouwschil en van de luchtstromen.
Voor meer informatie zie : A2M : <www.a2m.be>. Passief Huis Platform vzw ( PHP ) : ( http : / / www.passiefhuisplatform.be / Premies in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : <www.ibgebim.be>. Sinds begin 2007 zijn er ook premies7 van 100 euro / m² voor nieuwbouw dat het certificaat « passief » meekreeg en 100 euro / m² bij renovatie dat het label « lage energie » kreeg. Sebastian Moreno-Vacca, architecte en bestuurder van A2M sprl, bestuurder en medestichter van de vzw PHP, lid van de cluster Ecobuild
Als je zodoende aandacht besteedt aan de drie sleutelelementen, met name isolatie, luchtdichtheid4 en het ventilatiesysteem, krijg je een lageenergiegebouw. En als je er nog een beetje meer rekening mee houdt, kom je bij een passief gebouw. Toch is er bij de passieve aanpak 5 of bij de EPG 6 niets nieuws onder de zon. De technieken, toch tenminste afzonderlijk, zijn trouwens eenvoudig en gekend. Alleen de systematische en controleerbare veralgemening van die informatie is van recentere datum. Bovendien zou de EPG-software ( zowel in het Nederlands als in het Frans ) in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op grote schaal gratis verspreid worden. Er zou daarbij ook voor opleidingen worden gezorgd.
Na de persconferentie waarop het resultaat van het Bergense project werd aangekondigd, stond de telefoon bij de promotor en het sociaal vastgoedkantoor roodgloeiend om woningen te reserveren! 3
Luchtdichtheid : verwijst naar de staat van een bouwwerk waarbij de lucht niet door de muur heen kan, ongeacht de manier waarop de luchtstroom wordt gehinderd. 4
De principes van de passieve filosofie werden in 1988 te Darmstadt ontwikkeld en het 1ste passiefhuis werd in 1991 gerealiseerd. Sindsdien zijn er duizenden passieve gebouwen in Europa. 5
De EPG ( Energieprestatie van gebouwen ) : cijfer dat het voorwerp uitmaakt van een Europese richtlijn van 2002. De richtlijn werd in de nieuwe Brusselse reglementering omgezet. De invoering ervan wordt begin 2008 verwacht. Hierbij wordt een maximumniveau van E 100 verplicht. Dat niveau houdt rekening met het energieverbruik voor verwarming, sanitair water en elektriciteit. Er wordt ook rekening gehouden met oververhitting of het gebrek aan comfort tijdens de zomer. 6
De premies zijn bestemd voor iedereen : privé-personen, bedrijven, overheid, OCMW, promotors, enz... Het bedrag beloopt 100 euro / m² voor de eerste 150 m² en daarna 50 euro / m². 7
Deel van het energieverbruik in een typewoning. (Uittreksel uit de EPB-slides. Bron : CSTC, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap-Syntra-NAV-VIZO)
14
S.L.R.B.-Info n° 50 • Avril - Mai - Juin 2007
Begeleidingen om ecologisch bouwen te stimuleren U voelt wel iets voor eco-bouw, maar u weet niet waar te beginnen ? Verschillende hulpmiddelen, zoals publicaties, gidsen, software en brochures zijn ter beschikking van opdrachtgevers en beheerders om hen te helpen bij een duurzamere manier van bouwen. Het kan echter ook interessant zijn om een beroep te doen op de dienst van een in eco-bouw gespecialiseerd studiebureau om zodoende een « begeleiding van eco-bouwprojecten » te genieten. Dergelijke begeleidingen zijn in België amper bekend. In onderhavig artikel leest u er alvast meer over … Wij maken van de gelegenheid gebruik om u het lopende project dat ons Gewest inzake begeleiding opstartte, uiteen te zetten.
Waaruit bestaat een « begeleiding in ecologisch bouwen » ? Het is een stapsgewijze begeleiding van het bouwproject door een gespecialiseerd studiebureau : – gedurende heel het bouwof renovatieproject, vanaf de programmering tot aan de eerste zes maanden van de ingebruikneming, via de ontwerp, werf- en indienststellingsfasen. De begeleiding wil de projecten oriënteren van bij de aanvang, een cruciaal moment waarop er veel onomkeerbare beslissingen genomen worden. Het is geen actie om het project ‘onderweg’ te corrigeren. – voor alle aspecten van het ecologisch bouwen ( water, energie, afval, materialen, geluid, binnenvervuiling, enz. ) zodat de opdrachtgevers en de uitvoerders een globale en geïntegreerde milieubenadering kunnen verwerken in hun project.
Naar een typebegeleiding in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Door het promoten van het ecologisch bouwen, stelt het BIM diverse betrokkenen, waaronder de overheid en bijgevolg de openbare vastgoedmaatschappijen, diverse hulpinstrumenten voor waarmee zij zich kunnen engageren voor een meer milieugerichte bouw, renovatie en beheer van hun patrimonium. Hiervoor werden of worden nog bepaalde instrumenten uitgewerkt ( zie betreffend artikel ). In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest was er echter nog geen sprake van steun of aanmoediging van een concreet en permanent initiatief voor het gebruiken of aanwenden van deze instrumenten, die het mogelijk zouden moeten maken een opdrachtgever stapsgewijs en globaal te ondersteunen in zijn project. Dergelijke steun zou dan moeten plaatsvinden voor alle aspecten van het ecologisch bouwen en gedurende heel het bouw- en beheersproject van het gebouw.
Het feit dat er momenteel in het Brussels Gewest nog geen erkende en gepromote begeleiding voor ecologisch bouwen verstrekt wordt door studiebureaus is een belangrijke hinderpaal voor het inschrijven van deze projecten in een milieubenadering. Om dat euvel te ondervangen, heeft Leefmilieu Brussel – BIM in april 2006 een milieubegeleiding aangeboden aan de overheidsverantwoordelijken voor een nieuwbouwproject en twee renovatieprojecten met betrekking tot openbare gebouwen van meer dan 1000 m², die zich in de initiële fase bevinden en zich op het grondgebied van het Gewest situeren. Het was de bedoeling voorbeeldgebouwen te realiseren waarmee alle aspecten van ecologisch bouwen aan bod kwamen. De projecten moeten mensen ook stimuleren en bewust maken van de factoren inzake duurzame ontwikkeling op het gebied van architectuur. De analyse van die projecten zal bovendien uitmonden in aanbevelingen over milieubegeleiding in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Criteria voor een goed verloop van begeleiding De drie door Leefmilieu Brussel – BIM aangeboden begeleidingen moesten worden toegekend aan drie openbare gebouwen van meer dan 1.000 m² op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het moest respectievelijk gaan om een nieuwbouwproject en twee renovatieprojecten.
15
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Er werd een projectaanvraag gepubliceerd en niet minder dan 19 projecten werden door diverse overheidsinstanties voorgesteld ( 10 gemeentelijke woningen, waarvan 3 met uitrustingen, 6 sociale woningen, een kantoor, een school en een culturele voorziening ). Er werden criteria uitgewerkt om die projecten te selecteren. De meeste criteria zijn noodzakelijk voor het goede verloop van elke vorm van begeleiding bij ecologisch bouwen : • De vooruitgang van het voorgestelde project, de planning ervan en de waarborgen voor een goede uitkomst – de begeleiding moet in een zo vroeg mogelijk stadium van het project aanvangen. • Het project past in het kader van het grondgebied – via de ligging en de programmering ervan is het belangrijk dat het project goed past
in het kader van het grondgebied. • De oriëntatiemogelijkheden van het architecturale ontwerp – De begeleiding kan zich in geen geval beperken tot een palliatieve of corrigerende benadering. Om de beste resultaten te kunnen bereiken, moeten er mogelijkheden zijn om het architecturaal schematisch ontwerp te oriënteren. - Het engagement van de opdrachtgever – Er kan geen goed architecturaal ontwerp zijn zonder een goede opdrachtgever. Om geavanceerde modelresultaten te bekomen, is het engagement van de opdrachtgever van fundamenteel belang. De reproduceerbaarheid en de publieke en pedagogische zichtbaarheid maakten ook deel uit van de criteria voor de selectie van de aangeboden begeleidingen. Leefmilieu Brussel – BIM beoogde immers de realisatie van een demonstratienetwerk.
Het tijdschema van de begeleidingen Een begeleiding duurt even lang als de realisatie van een project. Het door Leefmilieu Brussel aangeboden begeleidingsproject ging in december 2005 van start middels de aanduiding van 4 studiebureaus. Na een informatievergadering voor de openbare opdrachtgevers, waarop 62 deelnemers afkwamen in april 2006, werden 19 kandidaatsdossiers ingediend in mei 2006. In juni vond de selectie plaats van drie projecten, waarvan twee woningprojecten die hierna worden voorgesteld. De ontwerpperiode ( aanstelling van de ontwerpers, studies, stedenbouwkundige attesten ), die wordt begeleid door de studiebureaus die hiervoor werden aangesteld, zal, afhankelijk van de gevallen, tot in december 2008 lopen. Daarna volgt de realisatiefase die in de periode 2008-2009 wordt gepland.
De geselecteerde projecten BOUW VAN SOCIALE WONINGEN Pluimstraat 5-29 te 1000 Brussel door de Brusselse Haard Dit nieuwbouwproject met 9 à 11 sociale woningen ( met 1 à 4 slaapkamers ) wordt gerealiseerd op een lang en smal bouwperceel dat aan beide kanten afgezoomd wordt door woninggebouwen en achteraan aan een schoolcomplex ligt. De nagestreefde mix en integratie wijst in de richting van een verspreiding van sociale woningen in de wijken aan de hand van kleinschalige nieuwbouwprojecten. Het perceel heeft een oppervlakte van 333 m². Er wordt een totale bruto bebouwde oppervlakte tussen de 1.000 en 1.100 m² vooropgesteld. Het alignement werd gecorrigeerd, waardoor het project er vooraan voor zorgt dat de bouwlijn doorloopt. Een gedeelte van het terrein wordt als open ruimte aangelegd.
16
Bouw van sociale woningen door de Brusselse Haard, Pluimstraat 5 - 29 te 1000 Brussel (Foto : Brusselse Haard).
De Brusselse Haard wou dat de ontwerpers rekening hielden met de diverse elementen inzake ecologisch bouwen, zoals daglicht, het zoeken naar duurzame materialen en technieken en, ruimer, architectuur. Ook energiebesparende maatregelen worden nagestreefd. Een ontwerp dat zowel rekening houdt met de straat als met de wijk en tegelijkertijd zorgt voor een kwaliteitsvol gebouw en ook aandacht heeft voor de buitenruimte, enz...
De Brusselse Haard wil met het welslagen van dit project dat duurzaamheid nastreeft, een toekomstgericht imago uitdragen en een voorbeeld en stimulans vormen voor de openbare en de privé-sector. Het zogenaamde Pluimproject werd geselecteerd omdat het inspeelde op alle selectiecriteria. Het project is vooral belangrijk omdat het een stadskanker herwaardeert en in de buurt van het Vossenplein duidelijk zichtbaar is. Door
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
de stand van zaken van het project kon de begeleiding reeds van bij het begin plaatsvinden. Bovendien werd de ontwerper geselecteerd op basis van eco-bouwcriteria. Het voorontwerp loopt. De architectuuropdracht werd toevertrouwd aan het architectenbureau B612 associates en de begeleiding aan het bureau Ecorce ( www.ecorce.be ).
ZWARE RENOVATIE VAN EEN WONINGGEBOUW Graaf van Vlaanderenstraat 45 t / m 51 te Molenbeek door de Gemeente Sint-Jans-Molenbeek Het te renoveren gebouw telt 5 verdiepingen en het is de bedoeling dat het onderdak biedt aan 10 tot 15 gezinnen, een winkel en een toekomstige vzw. Het perceel is 225 m² groot. De totale bewoonde oppervlakte beloopt 1.250 m². Het is de bedoeling de woningen en de gemeenschappelijke delen te renoveren en sommige appartementen anders in te delen en samen te stellen. Het project wordt ingevoegd in het wijkcontract «Werkhuizen-Mommaerts». Als overheid wil de gemeente aan de hand van dit project kennis opdoen inzake duurzaam bouwen. De gemeente wil een voorbeeld stellen door de milieutechnische kwaliteit van al haar nieuwe uitrustingen te verbeteren en zo de kaart te trekken van, onder andere, meer levenskwaliteit in de stad. Het project beoogt de renovatie van een bestaand gebouw om de energiefactuur van de sociale huurders te verminderen. Hiermee komt het project tegemoet aan een belangrijke uitdaging van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het project werd geselecteerd omdat het bij uitstek reproduceerbaar is en wonderwel past in het kader van het grondgebied ( functionele mix, renovatie van het patrimonium, potentiële ecomobiliteit, invoeging in de dichtbevolkte stad ). Door de stand van zaken van het project kon het niet alleen onmiddellijk worden opgestart, maar kon het ook nog volop georiënteerd worden.
Zware renovatie van een woningcomplex door de gemeente Sint-Jans-Molenbeek, Hertog van Vlaanderenstraat 45-51 te Molenbeek (Foto : Gemeente Sint-Jans-Molenbeek).
Het voorontwerp loopt. De architectuuropdracht werd toevertrouwd aan het bureau CERAU sprl en de begeleiding wordt verzekerd door het bureau RDC Environment ( www.rdcenvironment.be ).
LICHTE RENOVATIE VAN EEN KANTOORGEBOUW Wolstraat 70 te 1000 Brussel door VIVAQUA In het kader van het begeleidingsproject was het ook uitermate interessant een begeleiding toe te wijzen aan een project voor de renovatie van kantoren. Deze kwestie is immers heel sterk aanwezig in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en bovendien is het project perfect reproduceerbaar. Aangezien het derde project betrekking heeft op de renovatie van een kantorencomplex, met name de zetel van Vivaqua, wordt er hier minder op ingegaan. Onderhavig artikel staat immers in het teken van huisvesting.
Toch dient er te worden aangestipt dat VIVAQUA met deze belangrijke renovatie het gebouw wou aanpassen aan de huidige standaarden, maar dan wel vanuit het standpunt van eco-bouw. Er werd tegelijkertijd gestreefd naar de economische rentabiliteit van de investering op korte en lange termijn. Vivaqua wenst immers de impact van het gebouw op de omgeving te verminderen en van de ligging en van de rol als overheidsdienst te profiteren om de zichtbaarheid van het gebouw, waarvan het renovatieproject duurzaamheid nastreeft, te waarborgen. De begeleiding van het project werd toevertrouwd aan het bureau MATRICIEL. ( www.matriciel.be ). Benoît Thielemans, Centre d’Etude, de Recherche et d’Action en Architecture ( CERAA ) ( begeleidingscoördinatie ), Virginie Lambert & Aude Lenders, Leefmilieu Brussel - BIM
17
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Hulpmiddelen voor eco-bouw in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wil de aanzet geven tot een globale aanpak van eco-bouw en de realisatie van milieuvriendelijke gebouwen. Het Gewest wil dat doel niet alleen bereiken door informatie-instrumenten ter beschikking te stellen en bestaande goede praktijken te erkennen, maar ook door te zorgen voor stimulansen zoals premies, ontwerpaanvragen, de evolutie van het reglementair kader en de structurering van de bouwsector. De meeste van deze documenten zijn beschikbaar op de website van Leefmilieu Brussel, in de thema’s energie en eco-constructie :
Documenten voor de opdrachtgevers Adviesgids voor het energiebewust en duurzaam ontwerp van collectieve huisvesting Deze adviesgidsen, de ene voor de beheerders en de andere voor de ontwerpers van gebouwen, zijn referentiewerken die zowel voor renovatie als nieuwbouw kunnen worden gebruikt. Voor de opdrachtgevers : Aan de hand van praktische fiches krijgen de opdrachtgevers een duidelijk beeld van hun behoeften inzake energieen milieuprestaties ten aanzien van hun leveranciers. De gids maakt het mogelijk om bij elke fase van een bouwproject kennis te nemen van de op te geven vereisten en de concrete initiatieven die voor dat project moeten worden genomen. Het document kost 10 euro en is verkrijgbaar bij Leefmilieu Brussel – BIM. Het kan ook gratis in pdf-formaat worden gedownload. ( 2006 )
REG-vademecum : Voor collectieve woningen Dit document wenst te antwoorden op de talrijke vragen die beheerders zich gewoonlijk stellen over een beter energiebeheer in hun gebouwen. Beschikbaar in pdf ( bestaat ook voor de dienstensector ) ( 2006 ).
18
Energiebesparingen : Hoe 30% besparen voor constructie of renovatie zonder meer geld uit te geven. Deze studie toont aan de hand van een beschrijving van vier rendabele bouw- en renovatieprojecten aan dat er heel wat mogelijkheden bestaan om energie te besparen. ( 2006 )
Energiekadaster voor collectieve woningen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Aan de hand van dit Excelbestand kunnen gebouwen worden gerangschikt volgens hun energiekwaliteit, kunnen prioritaire initiatieven worden bepaald en kan de evolutie van de gerealiseerde verbeteringen worden opgevolgd ( 2006 ).
CD Rom Energie+ Dit programma omvat informatie en hulpmiddelen die de gebruiker helpt bij het begrijpen, inschatten en evalueren van het economisch belang van bijzondere technologieën zoals warmtekrachtkoppeling of grote systemen voor het verwarmen van water met zonne-energie. Het is zeer volledig en zal zowel de nieuwsgierigheid van de beheerders als die van de specialisten bevredigen. Bij deze zeer volledige cd-rom zullen niet alleen beheerders, maar ook specialisten hun voordeel doen.
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Documenten voor de ontwerpers Adviesgids voor het energiebewust en duurzaam ontwerp van collectieve huisvesting
bewoners willen vrijwaren, krijgen met deze gids een concrete hulp aangereikt. Er worden verschillende concrete toepassingen en oplossingen aangeboden en het document geeft een overzicht van de operationele, relevante en doeltreffende mogelijkheden wat de technische, milieukundige en economische aspecten betreft van duurzaam bouwen en renoveren in een verstedelijkt gewest zoals Brussel. ( 2007 ) Directe link : www.leefmilieubrussel. be / handleiding_eco_bouwen
« eco-constructies » Deze publicatie stelt 11 gebouwen in detail voor die werden geselecteerd vanwege hun goede praktijken inzake eco-constructie.
Voor de ontwerpers. In deze gids vinden de ontwerpers een overzicht van de technische criteria die moeten worden toegepast om de resultaten te halen waarvan er in de gids voor de beheerders sprake is. Dit document en de bijlagen ervan zijn bij Leefmilieu Brussel – BIM verkrijgbaar voor de prijs van 20 euro. Het kan samen met de bijlagen ook gratis in pdf-formaat worden gedownload. ( 2006 )
Praktische handleiding voor het duurzaam bouwen en renoveren van kleine gebouwen ( <1000 m² ) Deze handleiding is bestemd voor de professionals van de bouwsector en voor de opdrachtgevers. Het is een interactief hulpmiddel dat de toegang verschaft tot een zestigtal themafiches. Personen die de impact van gebouwen op het leefmilieu tot een minimum willen herleiden en tegelijkertijd het comfort en de gezondheid van de
Kantoren, woningen, kinderdagverblijven, gerenoveerde gebouwen of nieuwbouw werden op zeer specifieke wijze ontworpen en bevatten doeltreffende technologische componenten zodat hun milieu-impact zoveel mogelijk beperkt wordt. Het boek geeft een inzicht in de context, de filosofie en de sterke punten van elke realisatie. Zodoende is het niet alleen een inspiratiebron, maar ook een rijkelijk geïllustreerd naslagwerk. Aan de hand van foto’s, plannen en grafieken worden de sterke punten van elk project in de kijker geplaatst. La Renaissance du Livre ( 2007 ). In de boekhandel verkrijgbaar voor de prijs van 25 euro of op bestelling bij Leefmilieu Brussel – BIM. Het grootste deel van het werk kan in pdf-formaat ook geraadpleegd worden op het internet.
Tool voor de karakterisering van een gebouw « Green Building Brussels » ( GBB ) Dit hulpmiddel in Excel geeft de globale energie-index van een groot gebouw. De spreadsheet is gebaseerd op kwantitatieve informatie ( water-, brandstof- en elektriciteitsverbruik ) en op een beschrijving van het gebouw en de kenmerken inzake architectuur, technische installaties en werking. GBB evalueert het gebouw op basis van 5 thema’s : comfort en gezondheid – energie - materialen, ontwerp en leefmilieu - water beheer en karakterisering van de milieukwaliteit. Een grafiek geeft een idee van de globale score van het gebouw. Op het internet kan een Excelmodel worden gedownload. ( 2006 )
AlterCLIM AlterCLIM is een module die geraadpleegd kan worden op de website van Leefmilieu BrusselBIM. Het geeft een antwoord op de vraag hoe airconditioning, volledig of gedeeltelijk, vermeden kan worden met het behoud van alle comfort. Het bevat de resultaten van 50.000 dynamische simulaties die de gebruiker gemakkelijk kan raadplegen om te zien of een lokaal met bepaalde eigenschappen het zonder airconditioning kan stellen. Het bevat ook gedetailleerde technische en didactische informatie in de vorm van fiches die kunnen geraadpleegd of afgedrukt worden. De module is in de eerste plaats bestemd voor de tertiaire sector, maar kan ook voor kamers in bejaardentehuizen en ziekenhuizen worden gebruikt. ( 2006 ) Directe link : http : / / www.ibgebim. be / soussites / alter_clim /
19
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Andere door Leefmilieu BrusselBIM uitgewerkte hulpmiddelen Tenzij anders vermeld, kunnen deze publicaties besteld worden bij de dienst Info Leefmilieu. • Renoveren en bouwen : een brochure met 100 tips om het leefmilieu te respecteren en om energie te besparen ( 2007 ). • Dag in, dag uit, voor in huis : een brochure met 100 tips om comfortabeler te leven in een gezond leefmilieu ( 2007 ). • 100 tips om energie te besparen : een brochure met 100 tips om energie te besparen ( 2006 ). • Renovatie en geluidsisolatie : Een praktijkgids : een brochure met technische tips ( 2004 ). • Les Cahiers de La Cambre – Architecture nr. 4 – Eco-logisch : De voordelen van milieugericht werken / How Green Buildings Pay ( 2005 ). Gezamenlijke uitgave van BIM-ISACF La Cambre – 224 pagina’s, Nederlandse en Engelse teksten - 19,00 euro. Verkrijgbaar in de boekhandel of te bestellen bij La Lettre Volée. • BIM rapporten, nr. 22 : Concrete voorstellen om de duurzame ontwikkeling te integreren in de sociale woningen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ( 2004 ). • Label ecodynamisch bedrijf : Catalogus van praktische maatregelen inzake milieubeheer ( 2006 ). ( Het label voor goed milieubeheer is ook toegankelijk voor vzw’s en overheidsdiensten ). • Label ecodynamisch bedrijf : Bedrijven en milieubeheer – Beheer van niet bebouwde, groene en grijze ruimten ( 2003 ). • Gids voor het beheer van bouwen sloopafval ( 2000 ).
20
• Vademecum voor wegverkeerslawaai in de stad - Hoofdstuk 10 : De akoestische studie in urbanisme en architectuur ( 2005 ). • Pest in huis. Gezondheid en binnenhuisvervuiling : een internetinstrument waarmee de link kan worden gelegd tussen een gezondheidsprobleem en verontreinigende stoffen in het interieur die ervan de oorzaak kunnen zijn ( 2004 ). • Standaardlastenboek zonneboilers. Daarnaast worden talrijke opleidingsrondes over energie en ecobouw georganiseerd. U vindt ze terug op de webstek van Leefmilieu Brussel.
De Facilitator Collectieve Huisvesting : een expert tot uw dienst De energiefacilitatoren worden gratis ten dienste gesteld van vertegenwoordigers van overheidsbedrijven, semioverheidsbedrijven of privéondernemingen die gebouwen betrekken waarvoor een hulp bij het management van energieverbruik en het rationeel energiegebruik ( REG ) nuttig kan zijn, ongeacht het stadium waarin het project zich bevindt. facilitator.huisvest.collectief@ibgebim. be of bel naar : 0800 / 85 775.
Energiepremies Er zijn heel wat premies die investeringen in energiebezuiniging belonen. Ze gelden zowel voor collectieve woningen, particulieren als voor de tertiaire sector. In het kader van de collectieve huisvesting worden audits, studies en de toepassing van een energieboekhoudingssysteem ook gesubsidieerd. De Energiepremies 2007 voor collectieve huisvesting staan open voor de volgende spelers die een exploitatiezetel, een maatschappelijke zetel, een hoofdvestiging of een directie- of administratieve zetel hebben in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : • Openbare Vastgoedmaatschappijen ( OVM ) • Gemeentelijk Grondbedrijf • Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn ( OCMW ) • Sociaal Verhuurkantoor ( SVK ) • Mede-eigendommen met of zonder rechtspersoonlijkheid enz... De gebouwen die in aanmerking komen, moeten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelegen zijn. Het gebouw moet minstens twee woningen tellen. Bovendien moeten de studies en de investeringen die in aanmerking komen voor de premies, betrekking hebben op het volledige gebouw.
Cluster Ecobuild Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest steunt de nieuwe cluster Ecobuild waaraan specialisten in eco-bouw te Brussel deelnemen. Het gaat om een platform dat streeft naar samenwerkingsverbanden en synergieën tussen de verschillende stakeholders binnen de sector. Voor particulieren en opdrachtgevers is het een interessante gesprekspartner die ook kan zorgen voor adressen van professionals. <www.brusselsgreentech.be> ( <www.ecobuildinbrussels.be> ).
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Reglementering ( GSV ) In 2006 kwam een nieuwe Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening tot stand in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. In artikel 13 van Titel I ( Kenmerken van de bouwwerken en hun naaste omgeving ) lezen we het volgende « Ontoegankelijke platte daken van meer dan 100 m² moeten worden ingericht als groene daken ». Er moet een element worden geplaatst die de aanplanting van trage groeiers mogelijk maakt ( vetplanten van het sedumtype, bijvoorbeeld ) die genoegen nemen met een dunne laag aarde en waarmee slechts een extra gewicht tussen de 30 en 120 kg / m² dak gemoeid is. Uitgezonderd een bijzondere afwijking die door de stedenbouwkundige vergunning wordt toegestaan, moeten alle projecten met een plat dak van meer dan 100 m² die verplichting dus naleven.
Bovendien lezen we in artikel 16 nog het volgende : « Bij nieuwbouw is de plaatsing van een regenput verplicht om met name een overbelasting van de riolering te vermijden. De minimumafmetingen van deze regenput bedragen 33 liter per m² dakoppervlak in horizontale projectie ». In de tekst wordt niet gepreciseerd of het gaat om tanks voor regenwaterrecuperatie of om opslagtanks die dienst doen als stormbekken. In het eerste geval moet het water van de opslagtanks, als het de bedoeling is dat hiermee wordt ingespeeld op de overbelasting van de riolering, uiteraard ook verbruikt worden. Dat betekent dat de opslagtank minstens aangesloten moet zijn op toilet of wasmachine en op een buitenkraantje. De combinatie van deze wateropslagtank met het groendak ( of « beplant dak » ) is perfect mogelijk als er een waterfilter wordt geïnstalleerd. Aude Lenders, Dienst ecologisch bouwen, Leefmilieu Brussel, BIM
21
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Duurzame sociale woningbouw in de Vlaamse praktijk Onlangs stelde een zaakvoerder uit de Kempen : « Al jaren is onze bouwmaatschappij met van alles en nog wat bezig zonder dat we wisten dat het duurzaam bouwen genoemd zou worden ! ». En inderdaad, de principes van sociale woningbouw lopen parallel met deze van duurzaam bouwen, te beginnen met betaalbare, gezonde en menswaardige huisvesting voor iedereen. Verhoogde woondichtheid, compactheid, gepast materiaalgebruik, correcte uitbouw van structuren en technieken, oppervlaktenormen, bemeubelbaarheid, onderhoudsvriendelijkheid,… het is slechts een greep uit de concept- en ontwerponderrichtingen voor sociale woningbouw, de C2001. Naast deze milieugerelateerde aspecten treffen we in de onderrichtingen C2001 tevens economische doelstellingen aan zoals maximum kostprijsnormen en procedures voor vrije marktwerking en kostenbewaking. De sociale aspecten van duurzame ontwikkeling zitten ingebed in sociale huisvesting. Deze parallellen maken sociale woningbouw echter niet automatisch duurzaam. De reeds genoemde zaakvoerder heeft vanuit zijn jarenlange ervaring een vernieuwende visie omtrent sociale woningbouw ontwikkeld. Om zijn doelstellingen te bereiken, weet hij alle deelnemers aan het project achter zijn
visie te scharen en in een bouwteam samen te brengen. Vooraleer de eerste lijn van een project op papier komt, is er reeds intens gezamenlijk overleg gepleegd over doelstellingen, randvoorwaarden, taken,… Desgevallend wordt, in een zo vroeg mogelijk stadium, een beroep gedaan op externe kennis en ervaringen. Beperkingen worden gezien als kansen. De lat wordt aanvankelijk vrij hoog gelegd. Er wordt gezocht naar eventueel betere alternatieven. Tijdens het ontwerpproces is er een voortdurende toetsing aan de doelstellingen. Hij kon zich dan ook gemakkelijk vinden in de principes van duurzame ontwikkeling. Zijn visie ligt mede aan de basis van de door VMSW 1 in haar ontwerp onderrichtingen uitgewerkte bepalingen. Duurzame ontwikkeling deed haar intrede in de sector omstreeks de eeuwwisseling onder de noemer Ecologische en Duurzame Sociale Woningbouw – EDSW en werd als volgt omschreven : Duurzaam is de term waarmee wordt aangeduid dat een samenleving alleen maar toekomst heeft als de huidige generaties aan hun ( woon )noden voldoen op een manier die waarborgt dat ook toekomstige generaties nog over voldoende grondstoffen en gezonde ecologische systemen beschikken. Ecologie duidt op de wisselwerkingen tussen natuurlijke systemen en in het bijzonder op de relatie tussen de mens en zijn omgeving.
Duurzame ontwikkeling is welvaart creëren zonder verspilling van grondstoffen als energie, water, materialen,… met respect voor natuurlijk evenwicht en waarbij iedereen kan deelnemen in de samenleving en op een rechtmatige manier kan genieten van deze welvaart. Het is een langetermijnplanning met langetermijndoelstellingen op basis van een integrale en interdisciplinaire aanpak. Duurzame ontwikkeling moet leiden tot evenwicht in het systeem : MENS – MILIEU – ECONOMIE. Mogelijke duurzame maatregelen worden in de C2001 omschreven als denkpistes, zonder concrete eisen op te leggen. Een bewuste keuze die ieder de kans geeft een eigen visie te ontwikkelen, los van voorgekauwde ideeën. Enkele belangrijke uitzonderingen hierop : • het maximaal isolatiepeil ( K-peil ) wordt vastgelegd op K45 ( terwijl in Vlaanderen K55 gangbaar was ) samen met minimale isolatiewaarden ( U-waarden ) voor de elementen van de buitenschil; • verwarmingsinstallaties worden voor werking op lagere temperatuur ontworpen ( regime 70 / 50 of lager ); • elke woning wordt voorzien van een ventilatiesysteem; • als er regenwater wordt opgevangen dan moet het ook effectief gebruikt worden voor toiletspoeling en een dienstkraan; • er wordt steeds een gescheiden afvoersysteem voorzien voor hemelen grijs water 2. 2
1
22
Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen
Grijs water : zeepachtig afvalwater ( afkomstig van keuken, toilet, wasmachine ... )
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Duurzaam bouwen kan via een stappenmethode benaderd worden, toepasbaar op alle aspecten van een gebouw ( energie, ruimte, water, grondstoffen, afval,… ). Algemeen worden de volgende drie stappen vooropgesteld : • beperk de vraag / voorkom onnodig gebruik • gebruik zoveel mogelijk duurzame / eindeloze bronnen • gebruik eindige bronnen verstandig De VMSW voegt daar – op basis van praktijk ervaringen – drie andere essentiële stappen aan toe : • controleer en corrigeer, ook in de tijd
Sint-Antoniuspleintje te Zoerle-Parwijs ( foto : VMSW )
• deel ervaringen met anderen • informeer en begeleid de bewoners Toegepast op energie vertaalt dit zich in : • isoleer zo goed mogelijk, hou ventilatie onder controle • maak gebruik van actieve en passieve zonnewarmte, gebruik hernieuwbare energievormen ( biomassa als houtpellets ) • zet energie om met een zo hoog mogelijk rendement Bovenstaande stappen zijn gekend als ‘trias energetica’. • voorzie meetmogelijkheden, analyseer en interpreteer de gegevens, optimaliseer en • maak ervaringen en resultaten bekend • bespreek met de bewoners hun energieverbruik en geef aan waar eventueel bespaard kan worden De volledige onderrichtingen C2001 zijn te vinden op : http : / / www.vmsw.be / VMSW / professioneel.jsp ?page=2062 In 2000 deed de VMSW een oproep tot de SHM´s om hun visie en ideeën inzake duurzame ontwikkeling te vertalen in projectvoorstellen. Drie ontwerpen – met een verschillende benadering en doelstelling – werden geselecteerd
om als voorbeeldprojecten verder te worden uitgewerkt en gebouwd en waarvan de meerkosten werden gesubsidieerd door de Vlaamse Overheid : • Renovatie van 60 appartementen residentie Sterrenveld in de modelwijk Ban-Eik te WezembeekOppem – « een met afbraak bedreigd gebouw een nieuw en duurzaam leven bieden » • Nieuwbouw van 12 koopwoningen en 4 huurappartementen St-Jozefstraat te Houthalen ( Lillo ) – « zo ver mogelijk gaan met gangbare praktijken » • Vervangingsbouw van 13 huurwoningen St-Antoniuspleintje te Zoerle-Parwijs – « wonen met de zon » Per project werd een bouwteam samengesteld bestaande uit bouwmaatschappij, architecten, ingenieurs, veiligheidscoördinatoren, adviesbureaus. Alle andere van dicht en ver betrokken instanties zoals gemeente, stedenbouw, infrastructuur, netbeheerders, brandweerdiensten, sociale instellingen,… werden bij het ontwerpproces betrokken. Een overkoepelende stuurgroep van uiteenlopende partijen uit de bouwwereld zorgde voor opvolging en advies.
Elke beslissing of actie was het resultaat van een zo objectief mogelijke afweging van de duurzaamheid ervan. Twee van de projecten zijn intussen een jaar bewoond. Het derde project wordt omstreeks deze tijd opgeleverd. Deze projecten worden vrij intens opgevolgd en bijgestuurd inzake energie- en waterverbruik, bewonerservaringen,…. Concrete resultaten zijn in het najaar te verwachten. Deze oefeningen maakten duidelijk dat : • ondersteunende maatregelen en financiële stimuli vanuit het beleid beperkt zijn; • het bestuur van de bouwmaatschappij, evenals lokale overheden en instanties, ontvankelijk moeten zijn voor een duurzame aanpak; • duurzaamheid veel meer is dan energie - momenteel wordt duurzaam onterecht gelijkgesteld met energie sparen; • maatregelen pas duurzaam zijn als ze volledig in het ontwerp geïntegreerd zijn, ( het is de bedoeling van de VMSW om, met de invoering van de C2007, geïntegreerd ontwerpen als een
23
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
voorwaarde ter goedkeuring van ontwerpen op te leggen ); • er behoefte is aan ervaringen en resultaten van andere gelijkaardige projecten; • wetenschappelijke ondersteuning essentieel is; • het initiatief en het voorontwerp de belangrijkste fasen van het bouwproces zijn, wat in deze fazen over het hoofd wordt gezien, kan in een later niet meer goed komen; • aannemers en installateurs over het algemeen onvoldoende of niet vertrouwd zijn met duurzaam bouwen, wat moet opgevangen worden door bestek en project begeleiding; • terdege rekening moet worden gehouden met de mensen die de woningen zullen betrekken, maatregelen die sterk door het individueel woongedrag beïnvloed worden zijn te mijden. De invloed van de bewoner, evenals van de uitvoerder, komt in de meeste publicaties rond duurzaam bouwen onvoldoende aan bod. Bedenk echter dat bouwen gebeurt voor mensen en door mensen. Een woning die het zonder nutsaansluitingen ( gas, elektriciteit,
24
water, afvoeren ) kan stellen, die gebouwd is met de meest milieuvriendelijke materialen, die bedekt is met zonnepanelen en is volgestopt met technische hoogstandjes,… doch waarvan de bewoner geen thuis kan maken, voldoet niet aan zijn doel en is dan ook niet duurzaam. De aannemer die het project bouwt, kan – als gevolg van de wet op overheidsopdrachten – niet betrokken worden bij het ontwerptraject en deelt niet zomaar de ontwikkelde visie en doelstellingen. De uitvoerder moet geïnformeerd en ondersteund worden bij toepassing van nieuwe materialen, technieken en systemen. Duurzaam bouwen is niet te omvatten in wetten, regeltjes of voorschriften. Het is een nieuwe benadering van het bouw- en woongebeuren gesteund op teamwerking, geïntegreerd en multidisciplinair ontwerpen en visie. Diverse tools vormen echter een handige hulp bij duurzaam ontwerpen. Ir. Bernard Wallyn Celhoofd technische studies Afdeling Projecten Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen
[email protected] www.vmsw.be
Nuttige links http : / / www.meetlatduurzaambouwen.be http : / / www.bouwwijzer.be http : / / www.vmsw.be / VMSW / professioneel.jsp ? page=2355
Aanbevolen lectuur inzake groepswoningbouw – De Adviesgids voor opdrachtgevers in de collectieve huisvesting – De Adviesgids voor studiebureaus en architecten in de collectieve huisvesting
Download http : / / www.ibgebim. be / nederlands / contenu / content. asp ?ref=2203&Highlight=%20coll ectieve%20+++%20gebouwen
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
De renaissance van de Waalse sociale huisvesting via de principes van duurzaam wonen André De Herde, burgerlijk ingenieur-architect is sinds 25 januari 2007 voorzitter van de nieuwe Raad van Bestuur van de Société wallonne du Logement ( de Waalse Huisvestingsmaatschappij ) en is van plan de sociale huisvesting nieuw leven in te blazen aan de hand van de duurzame ontwikkeling. De heer De Herde is internationaal bekend voor zijn onderzoek inzake « geïntegreerde » architectuur en vindt dat de Waalse sociale huisvesting in de toekomst rekening moet houden met het leefmilieu. Gedaan met de economie van de verspillingen. Dergelijke aanpak is volgens hem niet alleen in het belang van de Waalse vastgoedmaatschappijen die moeten instaan voor het groot onderhoud, maar ook van de bewoners die hun energie- en waterfactuur moeten betalen en verantwoordelijk zijn voor het dagelijkse onderhoud. Professor De Herde staat aan het hoofd van de cel « Architecture et Climat » aan de Katholieke Universiteit van Louvain-La-Neuve. Tussen 1999 en 2004 was hij ook voorzitter van de internationale vereniging « Passive and Low Energy Architecture » ( PLEA ). Thans is hij voorzitter van de raad van bestuur van MATRiciel, een advies- en studiebureau dat gericht is op een betere link tussen gebouw, bewoner en het leefmilieu met duurzame ontwikkeling als basis. In het gesprek dat wij op 13 maart 2007 met hem hadden, zette André De Herde zijn argumenten uiteen om de principes van duurzame architectuur toe te passen op de sociale woningen.
Het Waalse gewest betaalt nog steeds de hoge prijs voor de voltooiing van de ingrijpende renovatie van het sociale woningenbestand dat werd opgetrokken in de periode 1960-1970 : een korte periode waarin niemand wakker lag van energiekwesties. Ondertussen weten we wel beter en dwongen de stijgende energieprijzen ons om besparingsstrategieën uit te werken zowel inzake architectuur als particulier verbruik. De duurzame aanpak komt de sociale huisvesting dus heel logisch binnen via de « energiebesparingen ». Professor De Herde vindt dat het debat nu moeten worden uitgebreid. Hij wijst erop dat de duurzame aanpak niet alleen relevant is « voor de sociale
huisvesting, maar voor alle soorten huisvesting ». De goede toepassing komt het gezinsbudget van de huurder en de financiële balans van de eigenaar ten goede. Maar er is meer. De heer De Herde is immers van mening dat een duurzame architectuur, die op alle sectoren kan worden toegepast, geworteld is in een genuanceerde interpretatie van het begrip duurzame ontwikkeling. Zijn interpretatie van die architectuur gaat verder dan het « loutere » perspectief van vooruitgang die enkel en alleen gericht is op de behoeften van de huidige generaties, zonder de toekomstige generaties op te offeren. Hij neemt de visie die voormalig Noors eerste minister mevrouw Gro Harlem Brundtland voor de VN verdedigde voor zijn rekening en
wijst erop dat « duurzame ontwikkeling ook te maken heeft met economie, sociale aspecten, de maatschappij en het politieke aspect van dingen. » Volgens hem kunnen we duurzame architectuur in de eerste plaats definiëren als een verwezenlijking die aansluit bij een multidimensionale context waarin we leefmilieu, maatschappij, economie en politiek terugvinden en waarmee we moeten rekening houden. Enerzijds om er op een positieve manier profijt uit te halen ( het klimaat, de bestaande infrastructuren, … ) en anderzijds om zich te beschermen tegen de negatieve aspecten van die contexten ( het lawaai, de kou, de onveiligheid, … ). Bovendien « heeft het geen zin om ergens iets op te bouwen als dat geen meerwaarde oplevert. » Uit dat principe vloeit de noodzaak voort om de schade te beperken, die een bouwof renovatieproject onvermijdelijk veroorzaakt aan de omgeving. « Als we de vier bestanddelen van die definitie op een rijtje zetten, begrijpen we onmiddellijk dat sociale huisvesting in de stad thuishoort, omdat de dingen zich nu eenmaal in de stad afspelen. Sociale huisvesting moet omringd worden door een mix van woningen en functies. Er moet een mix zijn van sociale en private woningen, van winkels en kantoren, van externe ruimten. Kortom, iets anders dan tientallen vierkante meter parking. » Zo onderstreept de heer De Herde dat het absoluut noodzakelijk is dat kansarmen makkelijker toegang krijgen tot cultuur, administratie en informatie. Als de woningen zich buiten de stad bevinden, kan dat door het openbaar vervoer te optimaliseren. André De Herde vindt dat « er pas vanaf dat
25
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
moment gepraat kan worden over het belang om op zoek te gaan naar kwaliteitsvolle sociale huisvesting. Het is trouwens dat soort huisvesting dat over de meeste kwaliteiten moet beschikken. Pas als sociale huisvesting echt met de stad verbonden is, zal er van duurzame huisvesting sprake zijn. »
Complex « Am Hirschenfeld » ten noorden van Wenen : Gangen en doorgang als geluids- en warmtebuffer (bron : www.unige. ch/cuepe/idea/frm_one.htm).
Complex « Am Hirschenfeld » ten noorden van Wenen : Privé-tuintjes ( bron : www.unige. ch/cuepe/idea/frm_one.htm ).
Het voorbeeld van het « Am Hirschenfeld-complex » dat tussen 1993 en 1996 ten Noorden van Wenen werd gerealiseerd, is een interessant voorbeeld waarnaar de heer De Herde graag verwijst. Hij waardeert de manier waarop de ontwerpers van dat project ondanks de sterke concentratie van bewoners ( er zijn niet minder dan 215 woningen ) niettemin konden zorgen voor een zeer goed comfort. De site heeft de vorm van een kam : er is een imposant flatgebouw van vijf verdiepingen ( benedenverdieping + 4 ) dat langs een snelweg ligt. Het gebouw vormt een soort schild dat tien rijen gebouwen met drie verdiepingen beschermt die loodrecht zijn ingeplant. Dankzij de doordachte afstand tussen de gebouwen en de oriëntatie ervan is er volop zon in de winter en de nodige schaduw in de zomer. De lichtjes gebogen vorm van de gebouwen vermijdt directe inkijk van de buren, waardoor de ruimten intiemer zijn. Nochtans komt er door de voetpaden die zich langs de flatgebouwen en de functionele gebouwen ( kinderdagverblijf, restaurant en feestzalen ) bevinden een ontmoetingsruimte en een plaatselijke sociale dynamiek tot stand. Het comfort dat deze woningen bieden, vloeit dus niet alleen voort uit de energiebesparende structuur en de gezellige omgeving. Door de algemene inplanting vlakbij de stad die de bewoners via de snelweg of met het openbaar vervoer kunnen bereiken, ligt de stedelijke omgeving, en bijgevolg de diensten die er worden georganiseerd, binnen handbereik.
Complex « Am Hirschenfeld » ten noorden van Wenen : Balkons en zonnehoekje ( bron : www.unige. ch/cuepe/idea/frm_one.htm)
26
Tot slot zorgt de manier waarop de gebouwen in perfecte harmonie zijn met de bestaande omgeving rondom, voor de best mogelijke integratie van de bewoners in het maatschappelijk weefsel van de gemeente.
Met dat voorbeeld voor ogen kiest de heer De Herde voor een pragmatischer aanpak van duurzaam wonen ( in concreto de woning waarin gewoond wordt ), met name in de sociale huisvesting. Precies sociale woningen moeten het mogelijk maken minder energie en drinkbaar water te verbruiken, al was het maar om ervoor te zorgen dat het voor de bewoners draaglijker wordt om hun lasten te betalen. Een sociale woning moet uit gezonde materialen bestaan en afval moet er zonder grote inspanningen gesorteerd kunnen worden. Als het dagelijkse onderhoud en het prijskaartje van energie en water menselijk blijven, zullen de bewoners er des te beter zorg voor dragen. Als de woning bovendien ingevoegd is in een veilige openbare ruimte waar mensen elkaar ontmoeten en als de link met stedelijke diensten inzake cultuur, administratie en gezondheidszorg verzekerd is, zullen de bewoners er graag wonen. Hiermee wordt dan gezorgd voor hun maatschappelijke verankering die onontbeerlijk is voor hun integratie in de sociaal-economische wereld. De voorzitter van de Waalse sociale huisvestingsmaatschappij vindt dat het Waalse sociale huisvestingsprogramma precies daar om draait. De bewoners moeten met hun woning worden verzoend door de ruime toepassing van de geïntegreerde architectuur. Niet meer en niet minder. Naast een begroting voor de jaarlijkse nieuwbouw van 2.000 woningen en de renovatie van 35.000 woningen in 5 jaar, beschikt het lopende Waalse programma over een jaarlijks uitzonderlijk budget van 25 miljoen euro dat bestemd is voor de « vernieuwing van de onmiddellijke omgeving » van de sociale woningen. Bovenop de verfraaiing van de openbare ruimte aan de hand van enkele aanplantingen beoogt het project vooral de inrichting van veilige doorgangsruimten waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Dat gebeurt aan de hand van een mix van de bevolkingsgroepen en de functies in de ruimten, eventueel met de steun van privé-investeringen.
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Het nieuwe beheercontract, waaraan samen met de Waalse regering wordt gewerkt, bepaalt die streefdoelen en preciseert de middelen die hiervoor zullen worden voorbehouden. Zo werd nu reeds beslist dat de sommen die worden bespaard op de kosten van de bouwwerken, ingevolge de BTW-verlaging van 12 tot 6 %, helemaal geïnvesteerd zullen worden in projecten die het accent leggen op energiebesparing, één van de belangrijke elementen van duurzame ontwikkeling. André De Herde is van oordeel dat de vraagstelling in het kader van de sociale huisvesting verruimd moet worden : « Kun je eventueel niet beter kleinere, maar kwaliteitsvollere woningen bouwen ? » Dit gaat lijnrecht in tegen de opties uit het verleden toen er bouwkeuzes werden gemaakt die in de eerste plaats de toekomst verzekerden van een zekere industrie. « Dat is gedaan; dat heeft niets met sociaal te maken. ( … ) Er wordt niet ten koste van het sociale geëxperimenteerd. We zullen het doen met de middelen waarover we beschikken. Maar niet te koste van de kwaliteit noch van de streefdoelen. » Bij de dringende werken zijn er nog 5.000 van de 103.000 woningen die met elektriciteit worden verwarmd en die voor een betere energie-efficiënte op renovatie wachten. Daarnaast zijn er 1.750 onverbeterbare woningen die gesloopt zullen worden. « Alle nieuwbouw moet dan ook in alle opzichten van onberispelijke kwaliteit zijn. Bij renovatie moet het onderste uit de kan worden gehaald. Het moet zijn van « ik moet de plek in zijn geheel » renoveren en niet alleen het gebouw! » Professor De Herde vindt dat de kwaliteit van de nieuwbouwwoningen belangrijker is dan het aantal. Als je bij het bouwen beknibbelt op de kwaliteit krijg je vroeg of laat de rekening gepresenteerd. Hetzij onder de vorm van duurder onderhoud of van zwaardere huurlasten of zelfs beide. Ten opzichte van de vaststelling dat sociale huisvesting zou kunnen evolueren naar een aanbod dat eerder
aangepast is aan de budgetten van middeninkomens wijst de heer De Herde erop hoe belangrijk het is dat de gezinnen met de laagste inkomens kwaliteitsvolle woningen worden aangeboden, met dien verstande dat de functionele uitrusting, volgens de logica van de duurzame huisvesting, in dat geval de belangrijkste kwaliteit is. Zo kan de sociale huisvestingssector ervoor zorgen dat de gezinnen de huurprijs en de lasten regelmatig kunnen betalen en met opgeheven hoofd kunnen deelnemen aan het maatschappelijk leven. Tegen de vraag of duurzame huisvesting een bijzondere omkadering van de huurders vereist, treedt André De Herde in het verweer : «Energiebesparende, duurzame of milieuvriendelijke huisvesting mag in geen geval ingewikkelder zijn dan een andere soort huisvesting. Dat heeft volledig te maken met gezond verstand. Als er toch meer complexiteit is, dan moet er bij het ontwerp of de realisatie een fout gemaakt zijn. Als het bestek wordt opgemaakt voor de sanitaire uitrusting, moet er sowieso gevraagd worden naar toestellen die minder verbruiken. Wat kan de gebruiker eraan veranderen, of hij nu een sociale of een andere woning betrekt, als je een douchekop installeert die tweemaal zoveel verbruikt als een spaardouchekop ? Je moet er sowieso voor zorgen dat er in alle sociale woningen toestellen worden geplaatst die zuinig met water omspringen. Een woning moet op een natuurlijke manier duurzaam zijn. Omdat het van bij de aanvang zo moest. Er is geen enkele reden waarom het ingewikkelder zou zijn om een duurzame woning te bewonen of te onderhouden. Er moet bij de sociale huurder evenwel aan sensibilisering worden gedaan. » Volgens de heer De Herde moet er met « de huurders gepraat worden ». Vaak hebben ze deze of gene gewoonte « omdat hun moeder het zo deed » of om dat « de buur dit of dat heeft gezegd ». En dus « moet je soms de tijd nemen om een en ander uit te leggen. »
Waar liggen dan de kwaliteitsverschillen inzake duurzaamheid tussen de sociale huisvesting en woningen voor middeninkomens ? « Er kan sprake zijn van een grotere oppervlakte, maar er mag geen verschil zijn in bouwkwaliteit. » luidt het. « Voor de uitrusting geldt dat ook. Er kan meer of minder uitrusting zijn. Ten opzichte van een geschat minimum zouden we kunnen zeggen dat het minimum wel degelijk behoort tot sociale huisvesting en dat al wat meer is ( twee in plaats van één wastafel, bijvoorbeeld ) woningen voor middeninkomens zou kunnen worden. Maar er mag geen onderscheid zijn tussen de kwaliteit van de installaties. Die moet ten minste hetzelfde zijn. Er is geen reden om aan minderwaardige woningbouw te doen. » Tot slot herinnert hij eraan dat « de toekomst van de Waalse sociale huisvesting, net zoals van de huisvesting in het algemeen, wijst in de richting van de toepassing van de principes inzake geïntegreerde architectuur en duurzame huisvesting ». Voorzitter De Herde probeert de architecten van de Société wallonne du Logement en de plaatselijke maatschappijen er dus van te overtuigen zich hiervoor concreet in te zetten. « Er zullen geen gebouwen meer gerenoveerd worden zonder eerst vragen te stellen over de wijk waarin die gebouwen zich bevinden. » André De Herde, voorzitter van de raad van bestuur van « La Société wallonne du Logement », in gesprek met Christiane Van Vaerenbergh, BGHM-Info.
27
S.L.R.B.-Info n° 50 • Avril - Mai - Juin 2007
Energie-efficiëntie in het kader van een zware renovatie van sociale woningen en de bouw van een kantoorgebouw bij GEBRUWO GEBRUWO beheert 1.440 woningen die verspreid liggen over het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Sinds enkele jaren is de OVM zich bewust geworden van wat er met het Rationeel Gebruik van Energie ( R.E.G. ) 1 op het spel staat. Wij zijn niet alleen bijzonder gevoelig voor de problematiek van de huurlasten en van het energieverbruik die onze huurders moeten betalen, maar zijn ook begaan met de problemen rondom vervuiling. Wij spelen hierop in via • onze ingrijpende renovaties van gebouwen, • de analyse van onze verwarmingsinstallaties en van de distributiesystemen en via de bijbehorende onderhoudscontracten, • de sensibilisering van en de communicatie met de huurders, • het regelmatig onderhoud van ons patrimonium. Zodoende proberen wij dus na te gaan hoe alle kosten waarvoor onze huurders moeten instaan, kunnen worden verminderd of toch ten minste geoptimaliseerd kunnen worden. Het is de bedoeling dat deze kosten tot een minimum herleid worden, zonder dat het leefcomfort daarbij ook maar iets hoeft in te boeten! Definitie van het R.E.G. : het gaat om een benadering, zowel inzake architectuur als ingenieurstechnieken, waaraan voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vorm werd gegeven door Leefmilieu Brussel – BIM en die werd uitgewerkt voor ontwerpers en beheerders van gebouwen. Er worden hulpmiddelen ter beschikking gesteld om het patrimonium in overeenstemming te brengen met de ordonnantie inzake de Energieprestatie van gebouwen. 1
28
Via de onderstaande voorbeelden wensen wij ons REG-beleid te illustreren. 1. De zware renovatie van 107 woningen, Rodenbach- en Marconistraat te 1190 Brussel ( gebouwen uit 1902 met een opmerkelijke architectuur ). 2. De bouw van gemeenschaps- en kantoorruimte op de Versaillessite te 1120 Brussel. Voor beide projecten moesten we niet alleen de Huisvestingscode naleven, maar ook voor het volgende instaan : • een opdrachtgeversteam aanstellen dat openstaat voor deze aanpak; • het project vanuit een architecturaal standpunt « integreren ». Voor de zware renovatie wordt geen enkele gevel gewijzigd en de nieuwbouw houdt rekening met de omliggende architectuur; • letten op de technische en REGkwaliteit van het project : Isolatie en Bijzondere technieken 2; • het plaatsen van het beste buitenschrijnwerk; DUURZAME materialen 3 kiezen; 2
Isolatie en Bijzondere technieken : de gebouwschil ( dak en gevel ) zo goed mogelijk isoleren, voor de productie van verwarmings- en sanitair water opteren voor milieuvriendelijke systemen met een hoog rendement. 3
De meest gebruikte « duurzame » materialen ( bijvoorbeeld ) : als we rekening houden met de globale energiebalans : zink, blokken in kalkzandsteen, inlands hout met een label ( dat geen ontbossing van het tropisch regenwoud teweegbrengt ), dakpannen in vezelcement ( op basis van houtvezels ).
• een verluchtingssysteem plaatsen dat rekening houdt met de hogere isolatiegraad van de gebouwen; condensatieproblemen vermijden; • de huurlasten en het verbruik zo veel mogelijk verminderen; • sociale begeleiding organiseren tijdens de herverhuring om de huurders en het personeel tijdens hun dagelijkse bezigheden en op de werkplek voor REG te sensibiliseren ( dat punt is cruciaal. Samen zullen we erin slagen ); een conciërge ter plaatse opleiden 4 om de goede integratie van de REG-aanpak te waarborgen. In het kader van de zware renovatie, rekening houdend met de architectonische specificiteit van de gebouwen, hadden onze inspanningen inzonderheid betrekking op : • de warmte-isolatie : het warmteverlies via de buitenkant van het appartement verminderen. Aangezien zoveel mogelijk geïsoleerd wordt, in de mate van wat « technisch mogelijk is » konden wij rekenen op de Energiepremies van Leefmilieu Brussel – BIM; • de keuze van het beste buitenschrijnwerk, waarvan de warmtedoorgangscoëfficiënt ( U ) zo laag mogelijk is ( U raam 1.1 w / m²k )5;
4
Oorspronkelijk was er geen conciërge. Voor die gelegenheid zal er een worden aangeworven. 5
De warmtedoorgangscoëfficiënt U ( voorheen K ) geeft het beeld van de warmteweerstand van een materiaal. Hoe kleiner de coëfficiënt, hoe kleiner de hoeveelheid warmte die doorheen dat materiaal verloren gaat.
S.L.R.B.-Info n° 50 • Avril - Mai - Juin 2007
Rodenbachstraat te Vorst ( Foto : Gebruwo )
• de keuze van de beste bijzondere technieken die tegenwoordig verkrijgbaar zijn : condensatiestookketels met modulerende brander; voorbereiding SWW ( sanitair warm water ) met condensatie, onafhankelijk van de warmteproductie ( er wordt energie bespaard omdat de stookketels in de zomer niet draaien ); elektriciteitsproductie voor de gemeenschappelijke delen, of meer indien mogelijk, door middel van een warmtekrachtkoppelingsstation dat gebruik maakt van biobrandstof; plaatsing van zonnepanelen voor de productie van sanitair warm water; plaatsing in de dakappartementen van een ventilatiesysteem met dubbele luchtstroom ( de warmte van de uitgaande luchtstroom wordt gerecupereerd om de inkomende luchtstroom op te warmen ). Rekening houdend met de REGinvesteringen wordt de investering voor het project thans geraamd op 8.104.158 euro à 100 %.
Na een eerste analyse en rekening houdend met de geleverde technische inspanningen worden de volgende resultaten verwacht : • de vervuiling ( CO2-uitstoot ) zal met meer dan 53 % worden verminderd dankzij bijzondere technieken ter vervanging van de 107 badgeisers en kolenof stookoliekachels en andere gasconvectors ! • uit een snelle berekening blijkt dat de huidige gasfactuur ( voor verwarming ) van een huurder na de REG-investering tussen de 21,9 % en 33 % zal dalen en dat het comfort zal stijgen. Het loont de moeite om hierover na te denken. Een goede isolatie is de beste manier om te besparen. Het kost weinig en levert veel op. De investering om de gebouwschil goed te isoleren ( muren, daken ) beloopt, rekening houdend met de subsidies, 5 % van het totaal bedrag per m² van de zware renovatie.
De bijzondere technieken komen bovenop de isolatie ( « luxe van de ingenieur » ). In het kader van de bouw van gemeenschaps- en kantoorruimte hadden onze inspanningen meer bepaald betrekking op : • het door de ontwerper berekende globale niveau van de warmteisolatie van het gebouw ( U ) dat zo laag mogelijk moet zijn; • de hygiënische verluchting voor alle lokalen en de nachtelijke afkoeling voor de kantoren; • de plaatsing van externe zonneschermen. Wij spitsten onze aandacht toe op de ventilatie. Van bij de aanvang werd er immers beslist dat er van airconditioning geen sprake kon zijn. De kantoren kunnen op natuurlijke wijze afkoelen aan de hand van verluchtingsroosters in de gevel. Deze roosters gaan automatisch open
29
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Volledig gebouw ( Bron : Gebruwo )
in functie van de verhouding tussen de buitentemperatuur ( ‘s nachts ) en de binnentemperatuur van de kantoren. Voor dat project wordt een investering van 1.960.072 euro à 100 % vooropgesteld. Ten opzichte van het ontwerp van de bestaande zetel uit 1984 ( onze bestaande zetel is gevestigd in 9 woningen, verdeeld over 2 verdiepingen ) Rekening houdend met identieke oppervlakten in beide gevallen, – beloopt de bijkomende investering ± 50.127 euro, excl. BTW, – beloopt de jaarlijkse nettowinst van het project 13.687 euro, excl. BTW.
30
Er dient nog te worden aangestipt dat het bedrag hoger kan uitvallen als de energiekostprijs in de toekomst nog zou stijgen. Dat is zeer waarschijnlijk en bijgevolg zal de terugverdientijd ook korter uitvallen.
Conclusie Met een investering die in minder dan 4 jaar is afbetaald, kunnen we het jaarverbruik met meer dan de helft verminderen. Dankzij een aangepaste verluchting wordt het gebruikscomfort ook verbeterd. De eigenaar ( GEBRUO ) wint dus tweemaal !
Het zit er dik in dat de projecten over het algemeen succesvol zullen zijn, maar er moet ook worden bekeken in hoeverre de punten afzonderlijk geslaagd zijn. De sensibilisering van de huurders en de medewerkers is van essentieel belang. Zonder die bewustwording zijn onze technische inspanningen gedoemd gedeeltelijk te mislukken. Het is relatief gemakkelijk om van de ene techniek op de andere over te schakelen, maar het is veel moeilijker en energierovender om de vastgeroeste mentaliteiten te veranderen. Marc Walschot, cv Gebruwo, Verantwoordelijke van de technische dienst
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Cel Projectbegeleiding : energieadviseur ? In ons vorige nummer van BGHMinfo ( nr. 49 ) stelde ik u de cel projectbegeleiding voor, een nieuwigheid bij de BGHM. Er even aan herinneren dat deze nieuwe dienst ten behoeve van de OVM’s werd opgericht toen de bewustwording groeide omtrent de moeilijkheden om investeringsprojecten in het kader van het vastgoedbestand van de sector tot een goed einde te brengen. De nieuwe dienst moet de OVM’s steunen en begeleiden om de talrijke, via de gewestelijke investeringsprogramma’s ( vierjarenplannen en trekkingsrechten ) gefinancierde projecten sneller te verwezenlijken en de kwaliteit ervan te optimaliseren. Onze initiatieven kunnen uiteraard onmogelijk los gezien worden van energie en duurzaamheid. Er zijn dan ook verschillende redenen waarom we bij de uitwerking van projecten hiermee rekening moeten houden : • Onze huurders moeten het stellen met een laag inkomen en de lasten wegen steeds zwaarder door op hun gezinsbudget. • Het patrimonium moet heel lang meegaan ( verschillende generaties ), maar ondertussen mag het onderhoud en de herstelling ervan geen handenvol geld kosten. • Het is in ieders belang dat er minder energie wordt verbruikt en dat er minder afval wordt geproduceerd dat schadelijk is voor het leefmilieu. Hiertoe, en los van de belangstelling en van een specifieke opleiding die de leden van het projectbegeleidingsteam op dat vlak genoten, volgde één van ons, met name Eric Myngheer, attaché, industrieel ingenieur elektriciteit,
de opleiding « Energieadviseur » bij Leefmilieu Brussel - BIM. In het kader van zijn activiteiten houdt hij hier dan ook in het bijzonder rekening mee. Hij was reeds sterk toegespitst op de bijzondere technieken en werd zodoende ook de teamadviseur inzake duurzaam bouwen en energiebesparing. Hij dient de OVM’s dan ook van raad en informatie over deze materies. Concreet komt zijn begeleiding, bijvoorbeeld, neer op bijstand bij administratieve stappen of ter gelegenheid van contacten met studiebureaus. Dankzij zijn initiatieven kan de cel Projectbegeleiding makkelijker inspelen op de verwachtingen om duurzame technieken zowel toe te passen bij nieuwbouw als bij renovatie. Concreet denken we aan • isolatie met een hoog rendement; • gecontroleerde ventilatie; • hernieuwbare energiebronnen ( zonne-energie, warmtepomp, hout, .... ); • de keuze van ecologische materialen; • de globale problematiek, inclusief een gedetailleerde informatie over de financiering van duurzame realisaties ( premies, fiscale voordelen, subsidies, ... ).
Eric Myngheer, energieadviseur (Foto : Pascal Houzé)
• hoe vroeger er bij de uitwerking van het project met de duurzame aspecten rekening wordt gehouden, hoe meer sprake er zal zijn van geslaagde integratie en doeltreffendheid. Catherine Grosjean, Eerste attaché BGHM, verantwoordelijke cel projectbegeleiding
Ik maak tevens van dit artikel gebruik om twee zaken te onderstrepen : • aangezien de verschillende parameters onderling verbonden zijn, moeten de projecten globaal worden bestudeerd ( isolatie van de muren / ramen / verwarming / ventilatie... );
31
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Integratie van de duurzaamheidsproblematiek in de Brusselse sociale huisvesting Inleiding Het is vooral de afgelopen jaren dat we een stijgende belangstelling opmerken voor de sociale, economische en ecologische dimensie van duurzame huisvesting. Zo vloeide uit het 3e colloquium van de Europese Ministers over duurzame huisvesting dat op 27 en 28 juni 2002 te Genval plaatsvond, het inzicht voort dat duurzame huisvesting eigenlijk niet zo nieuw is. Het is een oud verhaal waaraan vorm wordt gegeven aan de hand van technieken die thans opnieuw ontdekt worden als gevolg van de energiecrisis en volksgezondheidsproblemen. We hoeven eigenlijk niet verder terug in de tijd te gaan dan het einde van de 18e eeuw toen reeds woningen werden opgetrokken waarbij rekening werd gehouden met het natuurlijke, sociale en culturele aspect van samenlevingen. Reeds toen waren mensen zich bewust van de waarde van fundamentele hulpbronnen zoals water en energie. Vandaag de dag houdt de vastgoedsector naast voornoemde waarden ook rekening met de leefmilieuproblematiek. Dat gebeurt ook bij nieuwbouw : er worden nieuwe technieken toegepast om water te besparen en om nieuwe materialen te kunnen aanwenden. Gebouwen worden beter geïsoleerd, de prestaties van de toestellen voor de productie van verwarmingswater en sanitair warm water worden in de gaten gehouden, er wordt gezorgd voor de recyclage van oude materialen en er wordt ook meer rekening gehouden met het menselijke, en dus maatschappelijke,
32
aspect. Zo wordt de veiligheid op de bouwwerken gewaarborgd door de aanwezigheid van « veiligheids- en gezondheidscoördinatoren» en de verwijdering van materialen zoals asbest, lood en andere toxische stoffen. Dat betekent uiteraard allemaal wel dat de organisatiestructuren moeten worden aangepast en dat de maatschappelijke en culturele infrastructuren op de nieuwe dynamiek moeten aansluiten. De politieke kijk op deze problematiek, en de terminologie die hiervoor voortaan wordt gebezigd, zijn gebaseerd op een rapport dat in 1987 door de Wereldcommissie voor het Milieu en de Ontwikkeling van de Verenigde Naties ( ONU ) werd gepubliceerd. Dat zogenaamde Brundtlandrapport bracht duurzame ontwikkeling definitief onder de aandacht. Het reglementaire kader ervan volgde later met de Wereldtop van de Verenigde Nationa in Rio in 1992 en vervolgens met het Kyotoakkoord van 1997 over de vermindering van de CO2-uitstoot.
Deze intentie werd geconcretiseerd aan de hand van criteria voor de uitwerking van het vierjaarlijks investeringsprogramma 2006-2009, waarbij er een prioriteit moest worden toegekend aan projecten die erop gericht waren de energieprestaties van de gebouwen te verbeteren. Er werd gestreefd naar actieve bezuinigingen ( maximalisatie van het rendement voor de productie van verwarmingswater en sanitair warm water ) en passieve bezuinigingen ( dubbel glas, betere gevelisolatie ). Hieruit vloeiden de volgende projecten voort : De Villa’s van Ganshoren hebben een eerste warmtekrachtkoppelingsproject ingewijd in de gebouwen in de Van Overbekelaan. Hierbij was een honderdtal woningen gemoeid. De Verenigde Huurders verving haar oude stookketels en plaatste installaties met een hoog rendement waardoor de huurders van de gebouwen in de de Broqueville-, Prekelinden- en Abelooslaan maar liefst een derde konden besparen.
De concretisering van het beleid inzake duurzame sociale huisvesting
Voor de bouw van 12 woningen op het tweede perceel ( perceel 12 ) dat op de site van de voormalige Daillykazerne is voorbehouden, is de BGHM van plan zonnepanelen te plaatsen voor de verwarming en de productie van sanitair warm water.
Na de verkiezingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewestelijk van juni 2004 werd een regeringsverklaring afgelegd waarin ook duurzame huisvesting als een doelstelling werd aangegeven ( zie het punt « Een kwaliteitsvol leefmilieu » ).
In het kader van de volledige renovatie van de woningen in de Stepman- en de Cubismestraat 1 spitste Le Foyer 1
Zie BGHM-Info nr. 45 p. 43.
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Koekelbergeois zich toe op de problematiek van het regenwater.
In het programma werden de volgende projecten ingeschreven :
Het regenwater wordt gebruikt als spoelwater voor de toiletten. Als de waterputten leeg zijn, schakelt het systeem automatisch over op stadswater.
De recuperatie van regenwater voor het onderhoud van de gemeenschappelijke delen ( nieuwbouwwoningen in de Mettewielaan-Scheutbos te Molenbeek ).
De OVM wees erop dat de waterfactuur van de huurders sinds de herverhuring van de gebouwen spectaculair gedaald is. De Lakense Haard plaatste zonnepanelen voor de productie van warm water in haar woningen in de Wannecouterstraat12. De meeste andere OVM’s hebben hun oude systemen voor verwarming en warm water ook vervangen door hoogrendementsinstallaties. Ze isoleerden ook hun gebouwen door ramen met dubbele beglazing te plaatsen en door gevels en daken te isoleren. In het kader van hun nieuwbouwprojecten zetten ze alles op alles om de middelen ter besparing van zoveel mogelijk energie na te leven en de lasten van de huurders zodoende te verminderen. In het bijzonder bestek dat voor het Huisvestingsplan geldt, verwijst de BGHM uitdrukkelijk naar energiebesparende technieken en materialen.
2
De recuperatie van regenwater voor het spoelsysteem van de toiletten en het gebruik van zonne-energie voor de productie van sanitair warm water ( nieuwbouwwoningen in CRAETBOSCH te Neder-OverHeembeek ).
te realiseren vandaag de dag nog niet helemaal op punt staan. Er moet immers een beroep gedaan worden op arbeidskrachten die op dat gebied gespecialiseerd zijn. Toch kunnen voornoemde voorbeelden de huidige inspanningen niet overschaduwen. Zoals altijd speelt de tijd in het voordeel van de verbetering van « verstandiger bouwen » in de ruime zin van het woord. Vincent Thièry, BGHM, directeur van de technische dienst
De plaatsing van groendaken ( nieuwbouwwoningen in Stokkel te Sint-Lambrechts-Woluwe ). Hoewel de sociale huisvestingssector in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het duurzaamheidsaspect bij haar realisaties voor ogen houdt, staan er nog hindernissen de veralgemening hiervan in de weg. Hierbij denken we uiteraard aan het prijskaartje. Zo is de rentabiliteit van zonne-energie nog altijd niet helemaal onbetwist door de dure installatie ervan en de negatieve invloed op de huurprijs die de huurders moeten betalen. Toch moedigen de overheidssubsidies de realisaties in die zin aan. Ook de aannemers zelf geven toe dat de toepassing van bepaalde technieken om lage-energiegebouwen
Zie BGHM-Info nr. 37 p. 35-36.
33
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
5.000.000 euro voor « voorbeeldgebouwen » Om de integratie van energieen leefmilieuoplossingen bij nieuwbouw en renovatie te stimuleren, kan je bij Leefmilieu Brussel – BIM tot 14 september 2007 je kandidaatsdossier indienen voor gedurfde projecten waarvan de ontwerpers zich verbinden tot de realisatie ervan op korte termijn. Aangezien de geselecteerde projecten als voorbeelden moeten dienen, moeten de gebouwen een hoog energie- en leefmilieuprestatieniveau bereiken. Hierbij mag enkel gebruik worden gemaakt van reproduceerbare technieken waarvan de rentabiliteit zal worden onderzocht vanuit kostprijs, meerprijs ( terugverdientijd op basis van een prognose inzake energieverbruik en van een vaste rentevoet ) en economische en ecologische winst over een afschrijvingsperiode van 10 jaar. Het is de bedoeling dat voor de Brusselse markt kan worden aangetoond dat het technisch haalbaar en economisch rendabel is om inzake energie en leefmilieu vernieuwend te bouwen en te renoveren. Alle opdrachtgevers die actief zijn op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen deelnemen aan het programma waarin diverse gebouwtypes worden bepaald volgens de hoofdbestemming ervan. De lijst omvat privé- en openbare
34
woningen, schoolgebouwen, kantoren, gezondheids- en verzorgingsinstellingen, culturele centra, sportinfrastructuren, tentoonstellingsruimten, werkplaatsen, enz... Iedere opdrachtgever wiens ingediende dossier beantwoordt aan alle voorwaarden om grondig onderzocht te kunnen worden, krijgt sowieso een subsidie van 3.000 euro, ongeacht of het project als « voorbeeldproject » wordt geselecteerd of niet. Voor de voorbereiding van hun dossiers kunnen de kandidaten rekenen op de begeleiding van het Brusselse Energieagentschap ABEA-de Stadswinkel of van de Energiefacilitatoren van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest verbindt er zich bovendien toe de realisatie van de geselecteerde projecten te steunen aan de hand van een subsidie die wordt toegekend voor de door de bouwheer aangestelde ontwerpteams ten belope van 10 euro per m2 en voor de uitvoering van het gebouw ten belope van 90 euro per m2. De subsidie bedraagt ten hoogste 1 miljoen euro per gebouw. De door het Gewest toegekende bedragen staan evenwel los van andere gewestelijke tegemoetkomingen die
gecumuleerd kunnen worden tot 100 % van de totale investering. Na de realisatie zullen de geselecteerde gebouwen en de ontwerpers ervan kunnen rekenen op gratis publiciteit waarvoor het Gewest zal instaan. Voor meer informatie kunt u terecht op de website van Leefmilieu Brussel – BIM : pagina
.
Contactpersonen : – bij Leefmilieu Brussel – BIM, Departement Promotie van de Energiedoeltreffendheid, Mevrouw Els POPPE : tel. 02 / 775.76.71 ( email : [email protected] ); – bij het kabinet van Brussels minister voor Leefmilieu, Energie en Waterbeleid, mevrouw Evelyne Huytebroeck, de heer Grégoire CLERFAYT : tel. 02 / 517.14.27 ( email : [email protected] ).
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
De huurcontracten van onroerende goederen en de bijlagen ervan zijn onderworpen aan de registratieplicht. De programmawet van 27 december 2006 ( I ) 1 brengt enkele belangrijke wijzigingen aan het stelsel voor de registratie van huurcontracten. De door de programmawet ingevoerde wijzigingen hebben enkel betrekking op de verhuring, de onderverhuring of de overdacht van huur van in België gelegen gebouwen of gedeelten van gebouwen die uitsluitend bestemd zijn voor de huisvesting van een alleenstaande persoon of een gezin. De wijzigingen gelden dus niet voor handelshuurovereenkomsten, de verhuring van kantoren of parkings noch voor de verhuring van vakantiewoningen. Voor de huurcontracten die onderworpen zijn aan de programmawet is de registratie sinds 1 januari 2007 gratis.
Op diezelfde datum beloopt de registratietermijn voor bedoelde huurcontracten twee in plaats van vier maanden vanaf het moment waarop de partijen het huurcontract ondertekenden. Voortaan moet de verhuurder instaan voor de registratie van deze huurcontracten. De kosten die voortvloeien uit een laattijdige registratie vallen volledig te zijnen laste. De kosten voor een laattijdige registratie worden evenwel niet ten laste gelegd van de verhuurder als hij de huurcontracten die na 1 januari 2007 werden ondertekend of de nog niet geregistreerde contracten die vóór 1 januari 2007 werden ondertekend, tussen 1 januari 2007 en 30 juni 2007 ter registratie aanbiedt. Na evaluatie kan de Koning de betrokken periode verlengen tot 30 september 2007. Dat betekent niet dat de huurder het huurcontract niet zelf kan registeren, als hij dat relevant acht.
Tot slot dient te worden aangestipt dat de huurder het huurcontract kan opzeggen zonder daarbij de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek te hoeven naleven ( betekening van een opzegging en betaling van een vergoeding ), als de periode van twee maanden waarin de gesloten huurovereenkomst moet worden geregistreerd voorbij is en zolang het huurcontract niet is geregistreerd. Die bepaling is pas vanaf 1 juli 2007 van toepassing. Die inwerkingtredingsdatum kan evenwel worden uitgesteld tot 1 oktober 2007 als de Koning, na evaluatie, beslist de periode te verlengen waarin de verhuurder de huurcontracten kan registeren zonder dat hij kosten wegens laattijdige registratie moet betalen.
JURIDISCH NIEUWS
Registratie van huurcontracten
Caroline Osselaer, juriste, BGHM
Artikelen 61 t / m 75 – Belgisch Staatsblad van 28 december 2006, Uitg. 3, p. 75189 en volgende. 1
35
GEZONDHEID, VEILIGHEID, GEZELLIGHEID
WONEN IN DRIE DIMENSIES
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Versailles Seniors : een andere kijk op ouder worden in de sociale huisvesting Versailles Seniors is een project dat werd opgestart en gesteund wordt door Gebruwo en het OCMW van Brussel. Onze residentie ligt aan de rand van de stad midden een sociale woonzone en is omringd door groen en scholen. Bejaarden die voldoen aan de toegangsvoorwaarden kunnen er terecht in 32 woningen die verspreid liggen over 5 verdiepingen. Versailles Seniors is bijzonder omwille van de filosofie en het innoverende karakter ervan. Naast een veilig onderkomen biedt onze residentie de bejaarden ook een menswaardige levensplek aan waar niet wordt geraakt aan de privé-sfeer en de autonomie van het individu. Daarbij worden diensten aan huis aangeboden en ook gezamenlijke activiteiten georganiseerd om isolement te voorkomen of tegen te gaan.
Deze gezamenlijke ruimte wordt gebruikt en gedefinieerd als een ideale plek om elkaar te ontmoeten en dat is precies de filosofie van het project. De Welnessruimte staat in het teken van lichaamsverzorging en beschikt naast een professionele massagetafel over toestellen voor zachte gymnastiek. De residenten kunnen er ook met behulp van aangepaste begeleiding een bad nemen. Desgewenst staat ook een kinesitherapiezaal ter beschikking waar individuele verzorging wordt verstrekt. De Ontspannings- en hobbyruimte is voorbehouden voor manuele en creatieve activiteiten.
De gemeenschappelijke leefruimten, die vrijblijvend en zonder opgelegd tijdschema toegankelijk zijn, zijn onderverdeeld in drie zones.
Het leven in Versailles Seniors
De Leefruimte werd aangenaam ingericht en gemeubeld en bestaat uit een eetplaats en een salon met bibliotheek en televisiehoek.
De huurders wonen zelfstandig en richten dus hun dag zelf in. Versailles Seniors stelt interne of externe diensten voor en biedt ook collectieve creatieve, ludieke, culturele en huishoudelijke activiteiten aan. Die activiteiten worden zo gevarieerd mogelijk gehouden en worden iedere namiddag aangeboden.
Hier kunnen residenten elkaar ontmoeten voor een kaartspelletje, om een film te bekijken, naar muziek te luisteren of gewoon om elkaar op een drankje en een babbeltje te trakteren. Alles werd in het werk gesteld om het hen zo comfortabel mogelijk te maken : fauteuils en canapés, spelletjestafel, breedbeeldtelevisie met homecinema, leeshoek, allerlei gezelschapsspelletjes,...
36
Het aquarium tussen de eetzaal en het salon draagt bij tot een gezellige, rustige en serene sfeer.
De interne omkadering Het omkaderingsteam bestaat uit vier personen, waaronder een coördinatrice, een bestuursassistent en twee polyvalente arbeidskrachten die door het OCMW ter beschikking
worden gesteld met een contract artikel 60. Versailles Seniors biedt het volgende dienstengamma aan : • Toegang tot de gemeenschappelijke ruimten ( salon / eetzaal ), de cafetaria en de georganiseerde diensten ( inclusief drankjes en hapjes ). • Toegang tot de Welnessruimte ( met aangepaste badkuip ) en de Ontspanningsruimte. • Mogelijkheid om deel te nemen aan de collectieve voorbereiding van kookateliers. • Assistentie bij het Dagelijks Leven : wekelijkse boodschappen, hulp bij het klaarmaken van de maaltijden, begeleiding bij uitstapjes ( eenmaal per week ). • Onderhoud van de woning en hulp bij het dagelijkse leven. • Aanwezigheid, luisterbereidheid, identificatie van moeilijkheden en individuele opvolging. • Begeleiding bij een medisch consult. • Hulp bij administratieve stappen. • Opvolging bij hospitalisatie ( regelmatige bezoeken ). Desgewenst kan ook dagelijks worden gezorgd voor de levering van een warme maaltijd. Dat kan eenmalig of op langere termijn.
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Versailles Seniors : de leefruimte ( Foto : vzw Versailles Seniors )
De externe omkadering Deze omkadering zal worden verzorgd door de uiteenlopende diensten van het OCMW : Dienst Begeleiding van de Bejaarden ( DBB ), dienst gezinszorg en thuiszorg. Als de resident een bijzondere verpleging nodig heeft, kan iemand hiervoor langskomen.
Kostprijs Zoals voor alle sociale verhuringen moet ieder geval afzonderlijk worden bekeken : de huurprijs hangt af van het inkomen van de resident. Voor de diensten die door Versailles Seniors aanbiedt, wordt een bijdrage in de kosten gevraagd. Deze maandelijkse bijdrage gaat van 128,43 euro voor een alleenstaande tot 192,65 euro voor een koppel.
Contacten Versailles Seniors Versailleslaan 125 / 6 - 1120 Brussel 02 / 261.12.70 Carine Delbrouck, coördinatrice
37
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
OPEN VENSTER
De verkiezingen 2007 van de Adviesraden van de Huurders Op zaterdag 27 januari 2007 werden de huurders van de Openbare Vastgoedmaatschappijen ( OVM’s ) en de personen ouder dan 16 jaar 1 die officieel bij hen inwonen, opgeroepen om deel te nemen aan de verkiezingen van de vertegenwoordigers van de Adviesraden van de Huurders. Dergelijke verkiezingen vonden op 31 januari 2004 al eens een keertje eerder plaats. In 2004 konden de huurders nog kiezen tussen verschillende lijsten, maar in 2007 was er nog slechts sprake van één enkele lijst die, overeenkomstig hetgeen was bepaald in de reglementering, ten minste vijf kandidaten moest tellen. Bij de OVM’s waar dat minimumaantal van vijf kandidaten niet werd bereikt, konden de verkiezingen dan ook niet plaatsvinden. Vandaar dat de verkiezingen op 27 januari 2007 plaatsvonden bij slechts 21 van de 33 OVM’s in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 2. Bij 19 van die 21 OVM’s vonden de verkiezingen ook al plaats in 2004. Bij twee OVM’s ( « Floréal »
1
De leeftijd van 16 jaar moest op 27 januari 2007 bereikt zijn. 2
In 2004 vonden de verkiezingen bij 23 van de 33 OVM’s plaats.
38
en « Ville et Forêt » ) waren de verkiezingen van 27 januari een primeur. Anders dan in 2004 waren de OVM’s « La Cité Moderne », « Le Foyer Ixellois », « Le Foyer Koekelbergeois » en « De GW van Sint-Joost-ten-Node » er in 2007 niet meer bij. In de ochtend van 27 januari 2007 trok iets meer dan 10 % van het totale aantal opgeroepen kiezers naar de stembus om er hun stem uit te brengen. Concreet bedroeg het aantal per OVM te begeven mandaten voor effectieve leden tussen de 5 en 15. Dat aantal hing af van : • het aantal door de OVM beheerde woningen : er was een mandaat beschikbaar per begonnen schijf van 150 door de OVM beheerde woningen; • het aantal kandidaten dat zich voor de verkiezingen had aangeboden : als de lijst van een OVM, bijvoorbeeld, slechts 11 kandidaten omvatte, konden er dus onmogelijk 15 mandaten voor effectieve leden worden toegekend !
Als het aantal kandidaten meer bedroeg dan het aantal te begeven effectieve mandaten werden de kandidaten die niet werden verkozen tot effectief lid dan aangeduid als plaatsvervangend lid. Uiteraard mocht het aantal plaatsvervangende leden niet hoger liggen dan het aantal effectieve leden! De kersverse Adviesraden van de Huurders kwamen binnen de twee maanden na hun verkiezing voor het eerst in vergadering bijeen. Te dezer gelegenheid verkozen ze een bureau en stelden ze twee vertegenwoordigers aan die de vergaderingen van de raad van bestuur van de OVM gedeeltelijk bijwonen. Ze moeten ook de bepalingen naleven van een gestandaardiseerd huishoudelijk reglement dat door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij werd opgesteld. Marc Walravens, jurist, BGHM
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
De gewestelijke gegevensbank ( GGB ) in evolutie : stand van zaken op 1 januari 2007 In 2002 gingen de meervoudige inschrijvingen van start. Hierbij krijgt een kandidaat-huurder de mogelijkheid om zich met één enkele aanvraag in te schrijven bij verscheidene openbare vastgoedmaatschappijen ( OVM ) naar keuze.
De OVM waar hij zijn aanvraag doet, wordt de eerstelijns-OVM1 genoemd. De keuze( n ) die hij daaraan toevoegt, worden de tweedelijns-OVM’s genoemd.
In 2003 werden de kandidaturen van vóór 2002 geïntegreerd in het nieuwe systeem.
De inschrijvingen blijven de wachtlijsten vergroten Tabel 1 : Evolutie van het aantal inschrijvingen en het aantal schrappingen
Evolutie van de meervoudige inschrijving
Totaal aantal inschrijvingen bij de eerstelijns-OVM’s ( totaal aantal kandidaten )
Vóór 2002
Nieuwe inschrijvingen tijdens het jaar
Aantal schrappingen
8.313
31/12/2002
7.477
31/12/2003
24.792
9.002
31/12/2004
30.219
8.761
8.925
31/12/2005
29.415
8.206
6.072
31/12/2006
30.826
7.548
5.799
Het aantal nieuwe inschrijvingen daalde lichtjes, maar aangezien het aantal schrappingen eveneens daalde, steeg het totaal aantal kandidaten op de wachtlijst.
In de volgende twee punten gaan we nog iets dieper in op de totstandkoming van de cijfers.
1
Ook moedermaatschappij genoemd.
39
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
De schrappingen Tabel 2 : Redenen van de schrappingen
Aantal schrappingen Redenen van de schrappingen 2004
2005
2006
4.796
3.438
3.049
230
209
128
1.770
1.413
1.496
708
354
461
14
16
18
1.012
330
362
Verzaking
226
165
167
Overschrijding van het toelatingsinkomen
116
104
88
53
27
15
16
15
6.072
5.799
Kandidatuur niet bevestigd met de hernieuwingsprocedure1 Weigering van of geen antwoord op voorstel van een toewijzing Toewijzing van een woning Weigering van of geen antwoord op definitieve toewijzing Eigenaar Adreswijziging niet gemeld
Inbreuk op voorwaarde inzake wettig verblijf Verwerping door de referentiemaatschappij Totaal
8.925
We stelden reeds vast dat het aantal schrappingen afnam. In 2004 werden er 8.925 dossiers geschrapt. In 2005 waren dat 6.072 dossiers. In 2006 werden er nog minder dossiers geschrapt, namelijk 5.799. Hieruit kunnen we besluiten dat kandidaten hun dossier administratief intensiever opvolgen. De geschrapte dossiers blijven steeds één jaar actief in de Gewestelijke Gegevens Bank ( GGB ) om dossiers in geval van klacht of administratieve en technische problemen te kunnen recupereren.
40
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
Het aantal inschrijvingen en het aantal kandidaten Tabel 3 : Het totaal aantal actieve kandidaten per jaar op 1 januari
Année
Aantal kandidaten
2003
-
2004
21.294
2005
23.343
2006
25.029
Het aantal inschrijvingen op 1 januari geeft het aantal actieve dossiers weer in de Gewestelijke Gegevensbank. De actieve dossiers zijn de dossiers waarbij rekening wordt gehouden met de schrappingen. Uit de cijfers blijkt dat het aantal kandidaten jaar na jaar stijgt. We stelden eveneens vast dat er minder dossiers werden geschrapt, omwille van o.a. een betere opvolging door de kandidaat-huurders. Hierdoor blijft het aantal kandidaten op de wachtlijst effectief toenemen. Reinhilde Vanherp, BGHM, coördinatrice dienst sociaal afgevaardigden
41
NIEUWS VAN DE OVM’S
B.G.H.M.-Info S.L.R.B.-Info n° 50 • April Avril - Mei Mai - Juni Juin 2007
Tentoonstelling « Modelwijk007CitéModèle » Rond kerstmis vorig jaar ben ik mijn bezoekjes aan de Modelwijk te Laken begonnen, met een grote camera rond mijn nek. Steeds opnieuw raak ik immers gefascineerd door appartementenblokken, maar deze specifieke wijk bestaat niet uit één blok. Uiteindelijk zijn er twaalf neergepoot volgens een totaalplan van architect Renaat Braem, icoon van het modernisme in België. Nu wonen hier in deze sociale woonwijk ongeveer 3.000 mensen ( en trouwens ook heel wat honden en katten ) in iets meer dan 1.000 appartementen. De autoluwe ruimte tussen de betonblokken in is ruim voorzien van groen, speeltuinen en sportinfrastructuur. Een cultureel ( en contact- ) centrum moet ook de volwassen bevolking betrekken bij de wijk. Het is in die Cité Culture dat de bewuste foto’s werden tentoongesteld om de interieurs rechtstreeks te kaderen in hun omgeving. Een tienjarenplan neemt nu een aanvang om het modernistische project te moderniseren. Geen dag te vroeg want de oudste onderdelen hebben er al bijna 50 jaar opzitten. En dat is ook duidelijk te merken aan de misschien ooit wel spierwitte gevels… En de bewoners, hoe reageren zij eigenlijk op die enorme gevels ? Hoe wordt die uniforme, repetitieve en kale buitenkant aan de binnenzijde versierd ? Nieuwsgierig naar het antwoord begon ik voorbijgangers in de wijk aan te spreken om hen te overtuigen me even in hun woning binnen te laten voor een korte fotosessie. Het doel was heel eenvoudig : 50 woonkamers met een min of meer gelijkende basisstructuur fotograferen, waarbij ook het camerastandpunt onveranderd blijft. Zodoende verkreeg ik een reeks foto’s waarbij
42
ieder afzonderlijk beeld eerder bepaald werd door de bewoners zelf en hun inrichting van het appartement. Spektakel werd bewust vermeden, wat dan weer het waarheidsgehalte ten goede komt. In eerste instantie lijkt de reeks eerder banaal en weinig esthetisch, maar bij een – attente – tweede visie komt de rijkdom van de details bovendrijven. Verscheidenheid
en herkenning lopen vanaf dan constant door elkaar. Bij een overzicht van de hele verzameling wordt al snel één ding duidelijk : van het ( ietwat koele ) modernistische beeld blijft niet veel over! ( Hoe zou Renaat Braem gereageerd hebben op de expositie, op de invulling van zijn eigen concept ? ) Allerlei stijlen en kleuren, grote en kleine details, chaos en orde verdringen
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
elkaar.Van uniformiteit is er aan de binnenzijde weinig te bekennen, van diversiteit des te meer. Toch zijn er ook heel wat herkenningspunten, zoals huisdieren of een ( aangeschakelde ) televisie. Zonder de pretentie aan wetenschap te doen, gooiden de tentoongestelde foto’s ook enige vooroordelen omver. Eén van de meest gehoorde opmerkingen bij ‘toeschouwers’ van buiten de wijk was immers : « Verbazingwekkend ordelijk en net. » Waardevolle uitspraak, want de meeste bewoners werden verrast door m’n komst en kregen dus amper de tijd om schoon te maken. Toch bizar dat die strakke, ‘ordelijke’ gevels niettemin aanzetten tot een idee van ‘wanorde’ bij buitenstaanders… Ondanks de zichtbaarheid door de hoge, monumentale gebouwen op een heuvel is de Modelwijk toch ietwat geïsoleerd van z’n omgeving. Onder andere door het autoluwe ontwerp worden buitenstaanders wat geweerd. Anderzijds betekent dit dat bezoekers van de tentoonstelling zich te voet naar de Cité Culture moesten begeven en zo verplicht waren zich de wijk visueel toe te eigenen. Hun beeld / oordeel werd dan vervolledigd dankzij de ietwat voyeuristische maar eerlijke foto’s. Michael De Lausnay, fotograaf
Modelwijk ( Fotos : Michael De Lausnay )
43
PUBLICATIES, AANKOPEN
B.G.H.M.-Info n° 50 • April - Mei - Juni 2007
De redactie van BGHM-INFO wenst de lezers erop te wijzen dat de publicaties die in de rubriek « publicaties-aankopen » worden voorgesteld, niet door de BGHM worden verdeeld maar wel kunnen worden geraadpleegd in de bibliotheek van de Instelling. Als het gaat om beschikbare brochures, gratis of betalend, zal de redactie dit ook steeds preciseren.
« Wegwijzer voor de sociale sector » Instellingen 2006 – Uitgeverij Wolters Kluwer
Deze uitgave van 288 bladzijden is mede samengesteld met de hulp van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Kind & Gezin en het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. De publicatie is een goede aanvulling op
een eerder verschenen document, namelijk : Wegwijzer voor de sociale sector : Wetgeving en toelichting. Het is een vrij volledige databank die de verschillende instellingen werkzaam in Vlaanderen samenbrengt. Je krijgt een overzicht van verschillende sectoren en hun werkgebied. In een eerste deel zijn de algemene adressen van het Vlaams Parlement, de Vlaamse Regering en de Vlaamse Overheid opgenomen. In een tweede deel vind je alle nuttige adressen van de instellingen die in verband staan met Gezin en maatschappelijk welzijn. Een derde hoofdstuk is gewijd aan de gegevens betreffende Kind & Gezin. Het vierde deel bestaat uit de verschillende gegevens van het Vlaams agentschap voor personen met een handicap. Een laatste rubriek varia is toegevoegd met een hoofdstuk Gezondheid en een hoofdstuk Rechtshulp en Justitie. De indeling gebeurt eerst volgens bovenvermelde onderdelen en binnen dit onderdeel kan men de adressen vinden per provincie : namelijk : Antwerpen, arrondissement BrusselHoofdstad, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen. Naast de adressen vind je ook de telefoonnummers, eventuele faxnummers, e-mail en soms zelf een internetsite. Met dit handboek zorgt de Vlaamse administratie voor een algemeen informatie-instrument waarmee heel wat contactgegevens kunnen worden verzameld over de Vlaamse instellingen.
De methode van hernieuwing is vastgelegd bij omzendbrief en gaat verder dan de methode voorzien in de wetgeving. De hernieuwing verloopt in 2 fasen, namelijk een gewone brief waarbij de kandidaat wordt gevraagd om zijn kandidatuur te bevestigen en de nodige documenten over te maken. De tweede fase treedt in wanneer de kandidaat niet reageerde binnen de 2 maanden. Dan zal de OVM een herinnering sturen per aangetekend schrijven. De kosten van dit aangetekend schrijven worden gedragen door de BGHM. 1
44