&
Sociaal kapitaal George Gelauff
EEN
Prof. dr. G.M.M. Gelauff is
ONMISBAAR BEZIT IN DE KENNISECONOMIE
Sociaal kapitaal bestaat uit normen en netwerken die samenwerking in bedrijven ondersteunen. Een open vorm van sociaal kapitaal gericht op het uitwisselen en leren van vaardigheden in plaats van feiten, vergroot kennisuitwisseling tussen diverse praktijkgemeenschappen in een bedrijf en beperkt het risico dat cruciale kennis weglekt naar buiten. Het is daarom belangrijker voor bedrijven om te investeren in activiteiten en normen die uitwisseling van vaardigheden tussen medewerkers bevorderen, dan in formele methoden die feitelijke kennis vastleggen. Ofwel stimuleer eerder ontmoetingsmogelijkheden of samenwerken in wisselende teams dan databanken met kennisgebieden van medewerkers op een intranet.
hoogleraar Kenniseconomie aan de Faculteit der Managementwetenschappen van de Katholieke Universi-
Inleiding
teit Nijmegen en plaatsvervangend directeur Algemene Economische Politiek van het Ministerie van Economische Zaken.1
44
Een onderneming bouwt haar productieproces op fysiek, financieel en menselijk kapitaal. Daarbij speelt samenwerking een grote rol. De wijze waarop mensen in de onderneming met elkaar omgaan, bepaalt voor een aanzienlijk deel de efficiëntie van het productieproces en de kwaliteit van het product. Voorbeelden te over laten zien dat te veel nadruk op eigenbelang, naijver of verkeerd gerichte prikkels tot aanzienlijk efficiëntieverlies kunnen leiden. Dat wijst op de betekenis van sociaal kapitaal in de onderneming: het geheel van normen en netwerken dat samenwerking ondersteunt. Delen van kennis of samenwerking bij onderzoek en ontwikkeling lijken bovendien te benadrukken dat het belang van sociaal kapitaal alleen maar stijgt in de kenniseconomie. Daar staat echter tegenover dat ook dynamiek en differentiatie toenemen, waardoor het moeilijker wordt duurzame relaties te onderhouden. Wat zijn dan de achtergrond en de rol van sociaal kapitaal in de kenniseconomie en hoe veranderen deze onder invloed van technologische, organisatorische en maatschappelijke trends? Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de creatie en verspreiding van kennis in ondernemingen? Dit artikel diept deze twee kernvragen verder uit. Aan het begin staat de vraag waarom samenwerking niet vanzelfsprekend is. Het blijkt dat twee partijen gevangen kunnen raken in een prisoner’s dilemma, waarin geen samenwerking
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
S O C I A A L K A P I TA A L
George Gelauff
totstandkomt, ondanks dat beide partijen beter af zouden zijn als dat wel gebeurde. Instituties kunnen dan helpen om samenwerking dichterbij te brengen. Instituties bestaan uit contracten, wetten en normen. Met name normen kunnen samenwerking stimuleren, in situaties waarin het moeilijk is om bij de rechter af te dwingen dat een partij zich aan een impliciete overeenkomst houdt, zoals bij kennis vaak het geval is. Normen maken deel uit van sociaal kapitaal. Onder invloed van trends, zoals informatie- en communicatietechnologie (ICT) en individualisering, wint een meer open vorm van sociaal kapitaal aan belang. Er vindt een verschuiving plaats van hechte onderlinge relaties, gebaseerd op sociale controle in homogene groepen, naar fluïde netwerken, waarin snelle overdracht van reputatie het fundament vormt van sociaal kapitaal. De relatie tussen sociaal kapitaal en kennis in ondernemingen loopt enerzijds via diverse vormen van kennis en anderzijds via de verschillende praktijkgemeenschappen in een bedrijf. Kennis kan zich in verschillende vormen manifesteren. Het varieert van feitenkennis tot vaardigheden en van fundamentele wetenschappelijke kennis tot inzicht in relevante netwerken. Praktijkgemeenschappen zijn groepen waarin mensen samenwerken en gemeenschappelijk een kennisbasis delen en opbouwen. Voorbeelden van die praktijkgemeenschappen zijn onderzoekers, managers of marketingmedewerkers. Bedrijven staan voor de uitdaging een evenwicht te vinden tussen verschillende vormen van sociaal kapitaal en van kennis.
1. Normen ondersteunen samenwerking en vertrouwen Elke economische transactie omvat een vorm van samenwerking en bevat elementen van vertrouwen (voor meer achtergronden zie Rousseau et al., 1998; Van de Klundert, 1999a en b; James, 2002). Bij simpele aankopen in de winkel blijft dit beperkt tot de aankooptransactie, waarbij kopers ervan moeten kunnen uitgaan waar voor hun geld te krijgen en verkopers erop vertrouwen betaald te krijgen. Voorwaarden waaronder de transactie plaatsvindt, zijn redelijk rechttoe rechtaan te formuleren. Een standaardkoopovereenkomst voldoet dan ook vaak om deze transactie mogelijk te maken. Bij activiteiten die met kennis samenhangen, kan de samenwerking bijzonder complex zijn. In een joint venture tussen twee multinationale bedrijven die samen proberen een standaard te zetten voor een product (bijvoorbeeld de dvd-speler), speelt een scala van technische, organisatorische en strategische afwegingen. De inhoud van de samenwerking is vooraf zeer moeilijk te concretiseren. Hetzelfde geldt voor de arbeidsrelatie tussen manager en kenniswerker. De kenniswerker weet meestal veel meer van een bepaald onderwerp dan de manager. Daardoor krijgt de arbeidsrelatie veel meer het karakter van onderlinge samenwerking dan van een hiërarchische overeenkomst tussen leidinggevende en ondergeschikte. Samenwerkingsrelaties kunnen schade oplopen door het prisoner’s dilemma. Partijen in een samenwerkingsrelatie kunnen zich opportunistisch gedragen. Uitgaande van het economische mensbeeld van strikt rationele nutsmaximeerders maakt een partij misbruik van de coöperatieve houding van de andere partij, 45
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
George Gelauff
zodra dat meer oplevert dan eerlijk gedrag (voor een heldere uiteenzetting hiervan zie James, 2002, p. 292). Bij de ontwikkeling van een dvd-speler gaat de ene partij er bijvoorbeeld vandoor met de kennis van de andere partij. De speltheoretische analyse van een samenwerkingsrelatie levert dan op, dat – zonder nadere restricties of op samenwerking gerichte prikkels -opportunistisch gedrag de dominante strategie is. Een partij leidt dan geen schade als de ander zich opportunistisch gedraagt. Mocht de ander zich wel coöperatief gedragen, dan levert misbruik maken van dat gedrag extra voordeel op. Met deze dominante strategie zijn beide partijen echter wel slechter af dan als ze zouden samenwerken. Ze zitten gevangen in het prisoner’s dilemma: hoewel samenwerking in wederzijds belang is, komt deze toch niet tot stand. In de praktijk bestaan er diverse instituties die samenwerking makkelijker maken door het prisoner’s dilemma op te lossen (Bovenberg, 2001, James, 2002). Deze vallen uiteen in drie hoofdgroepen: contracten, wetten of regels, en normen. Door contracten leggen partijen coöperatief gedrag vooraf vast. Het bedrijf en de kenniswerker sluiten een arbeidscontract met de bepaling dat de werknemer de opgedragen werkzaamheden naar beste kunnen dient te verrichten. Door wetten of regels maakt een autoriteit niet-coöperatief gedrag strafbaar. Managers stellen bijvoorbeeld regels die specificeren hoe de werknemer zich in bepaalde situaties heeft te gedragen. Door de sancties die zijn verbonden aan contracten of regels, stijgen de kosten van het zich niet houden aan de overeenkomst, waardoor opportunistisch gedrag niet langer de dominante strategie is. Formele contracten, wetten of regels hebben bij kennisrelaties echter beperkte waarde. Ze zouden zodanig onvolledig (incompleet) zijn dat partijen er bij een rechtbank nooit succesvol op zouden kunnen terugvallen. Van tevoren is niet in een contract voor bijvoorbeeld de gemeenschappelijke ontwikkeling van een standaard voor de dvd-speler te specificeren welke hobbels zich voor kunnen gaan doen en hoe partijen geacht worden daarop te reageren. Het arbeidscontract van de kenniswerker bevat ook slechts een zeer algemene omschrijving van de te verrichten werkzaamheden, waarop managers in de rechtszaal alleen met grote moeite kunnen terugvallen. Op samenwerking gerichte normen of reciprociteit kunnen dan een uitkomst bieden. Normen zijn te interpreteren als overtuigingen over het gedrag van andere economische agenten. Ze kunnen op diverse manieren samenwerking dichterbij brengen (Bovenberg, 2001). Ze kunnen ten eerste een overtuiging inhouden dat anderen altijd niet-coöperatief gedrag bestraffen en coöperatief gedrag belonen. Ten tweede kunnen normen intrinsieke motivatie bieden door de morele overtuiging dat iemand zich aan informele overeenkomsten behoort te houden. Breken van deze overeenkomsten leidt in dat geval tot verlies aan zelfrespect. Ten derde kan het zich niet houden aan impliciete overeenkomsten tot verlies aan respect van anderen leiden. Als iemand daar gevoelig voor is, bieden waarden en normen een meer extrinsieke motivatie tot samenwerken. Reputatiemechanismen versterken dit, bijvoorbeeld indien opportunistisch gedrag niet alleen bekend raakt aan degenen die er direct de gevolgen van ondervinden, maar ook aan degenen met wie in de toekomst misschien moet worden samengewerkt. Het bedrijf dat zich niet aan afspraken houdt, heeft niet alleen iets uit te leggen aan de huidige maar 46
S O C I A A L K A P I TA A L
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
S O C I A A L K A P I TA A L
George Gelauff
ook aan toekomstige toeleveranciers of werknemers, indien het opportunistisch gedrag van het bedrijf breder bekend raakt. Op deze wijze ondersteunen normen al bestaand vertrouwen of brengen ze vertrouwen tot stand in nieuwe relaties. Rousseau et al. (1998) definiëren vertrouwen als ‘een psychologische toestand die de intentie omvat om kwetsbaarheid te accepteren, gebaseerd op positieve verwachtingen van de intenties of het gedrag van de ander.’ Vertrouwen op grond van normen gaat verder dan het ‘vertrouwen’ dat een rationele nutsmaximeerder heeft in het gedrag van de ander, wanneer de nutsmaximeerder weet dat de ander voldoende prikkels of restricties ondervindt om betrouwbaar te zijn. Deze laatste vorm van ‘berekenend vertrouwen’ (Williamson, 1993), ‘op afschrikking gebaseerd vertrouwen’ (Rousseau et al., 1998) of ‘vertrouwen als voorzichtigheid’ (James, 2002) wordt over het algemeen niet onder vertrouwen verstaan. ‘We spreken gewoonlijk niet van vertrouwen als dat gebaseerd is op wettelijke dwang of eigenbelang’ (Nooteboom, 2000). Het feit dat mensen elkaar vertrouwen, zelfs als de economische prikkels voor vertrouwen afwezig zijn, zou verklaard kunnen worden uit begrensde rationaliteit of uit een ander mensbeeld dan dat van de rationele nutsmaximeerder. Vanuit begrensde rationaliteit vormt het schenken van vertrouwen dan een vuistregel die pas wordt veranderd, wanneer de ander een bepaalde tolerantiedrempel voor opportunistisch gedrag heeft overschreden (Nooteboom, 2000). Vanuit een ander mensbeeld denkend zijn mensen bijvoorbeeld genetisch geprogrammeerd om anderen te vertrouwen (Ridley, 1997). Recent onderzoek (Tirole, 2002; Rabin, 2002; Fehr en Falk, 2002) laat zien dat mensen zich niet altijd rationeel nutsmaximerend gedragen. Reciprociteit, als een specifieke gedaante van sociale normen, vormt een kenmerkende uitingsvorm van gedrag dat uitgaat boven nutsmaximeren. Een beknopte omschrijving van reciprociteit is wederkerigheid. Zowel praktijkervaringen als experimenten wijzen op het bestaan van reciprociteit (zie Fehr en Gächter, 2000; Ostrom, 2000; Clark en Sefton, 2001; Fehr en Falk, 2002). Als reactie op een vriendelijke behandeling zijn mensen vaak aardiger en meer tot samenwerking geneigd dan het puur op eigenbelang gerichte gedrag van de rationele nutsmaximeerder zou aangeven. Ze reageren vriendelijk, zelfs als ze er zelf geen toekomstige voordelen van hebben. Fehr en Gächter (2000) noemen dit ‘positieve reciprociteit’, Ostrom (2000) spreekt over ‘conditionele samenwerkers’. Omgekeerd, bij oneerlijk gedrag reageren mensen vaak veel sterker dan van iemand gericht op puur eigenbelang (de rationele egoïst uit de neoklassieke economische theorie) verwacht mag worden. Soms maken mensen kosten of lopen risico’s om een anonieme overtreder van normen of wetten te straffen die hun persoonlijk niets aandeed en die ze ook nooit meer zullen zien. In dit geval is er sprake van ‘negatieve reciprociteit’ of ‘bereidwillige bestraffers’. Reciprociteit verschilt daarmee zowel van het nastreven van puur eigenbelang als van altruïsme, dat onconditionele goedheid betreft.
47
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
S O C I A A L K A P I TA A L
George Gelauff
2. Normen en sociaal kapitaal Normen maken deel uit van het sociaal kapitaal van een groep, buurt, bedrijf of de samenleving als geheel. Woolcock (2000) definieert sociaal kapitaal als de combinatie van normen en netwerken die collectieve actie vergemakkelijken. Cruciale elementen zijn dus normen en netwerken tussen actoren. Investeren in sociale relaties, opbouwen van netwerken, werken aan een bedrijfscultuur waarin onderling vertrouwen kan groeien, overdragen van normen van de ene generatie op de andere, zijn allemaal dimensies van het opbouwen van sociaal kapitaal. Lesser (2000) bundelt een aantal bijdragen in het denken over sociaal kapitaal vanuit diverse disciplines. Discussies over het begrip sociaal kapitaal staan ook in Glaeser (2000) en Schuler (2000). T W E E VA R I A N T E N VA N S O C I A A L K A P I TA A L
De praktijk wijst op het bestaan van twee varianten: gesloten en open sociaal kapitaal. De linkerkolom van Tabel 1 beschrijft gesloten sociaal kapitaal. In een relatief homogene gemeenschap met grote onderlinge betrokkenheid tussen de leden van die gemeenschap, kunnen normen en waarden coöperatief gedrag stimuleren. Gemeenschappelijke normen versterken intrinsieke motivatie tot samenwerken. Bovendien is de sociale controle (extrinsieke motivatie) groot: iedereen kent elkaar en is op de hoogte van het gedrag van de ander. De mogelijkheid van collectieve sancties biedt bescherming tegen opportunistisch gedrag. Voorbeelden hiervan variëren van industriële clusters in Noord-Italië, waarvan volgens Putnam (1993) de sociale verbanden teruggaan tot de Middeleeuwen, tot hechte groepen migranten (Chinese ondernemers) die elkaar op allerlei manieren ondersteunen. Tabel 1. Twee varianten van sociaal kapitaal
Gesloten
Open
Bekendheid van reputatie Sociale controle Sociale betrokkenheid Lang Historisch gegroeid, stabiel
Overdracht van reputatie Contracten Individualistisch Kort / middellang Fluïde
Binnen groep Schaalvoordelen Solidariteit in groep
Met buitenstaanders Scope, diversiteit Prikkels
Kenmerken Samenwerken door Sociale banden Relaties Netwerken Sterke punten Specifieke investeringen Schaal en scope Onzekerheden
De tweede variant, open sociaal kapitaal, sluit aan bij de analyse van netwerkrelaties in Silicon Valley door Cohen en Fields (2000). Hier blijken andere karakteristieken te gelden dan in de hechte gemeenschappen waarin gesloten sociaal kapitaal floreert (zie Tabel 1). Silicon Valley bestaat uit een netwerk van universi48
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
S O C I A A L K A P I TA A L
George Gelauff
teiten, grote en kleine bedrijven, venture-kapitalisten, advocatenkantoren en accountants. Homogeniteit en diepgaande sociale verbanden zijn er ver te zoeken. Integendeel, er trekken mensen naartoe vanuit alle mogelijke plaatsen op de wereld en individualisme viert hoogtij. Toch bestaat er volgens Cohen en Fields (2000) in Silicon Valley sociaal kapitaal. Er is sprake van uitgebreide netwerken en er heerst vertrouwen, wat gemeenschappelijke actie vergemakkelijkt. In tegenstelling tot een omgeving waarin iedereen elkaar kent, zijn hier samenwerkingsrelaties vooral gebaseerd op snelle overdracht van reputatie. Frequente baanwisselingen en wisselende allianties zorgen voor een snelle verspreiding van informatie over vaardigheden en gedrag van personen en bedrijven. Het is dan niet zozeer de kans op een collectieve straf door de groep als geheel die disciplinerend werkt op opportunistisch gedrag, maar de kans dat informatie over dergelijk gedrag terechtkomt bij een groot aantal toekomstige samenwerkingspartners. Binnen het netwerk krijgt iemand die zich opportunistisch gedraagt, snel het stigma van onbetrouwbaarheid, wat toekomstige transacties moeilijker maakt. De transitiviteit van reputatie en vertrouwen speelt hier een belangrijke rol (Fountain, 1997). Stel: A vertrouwt B en B vertrouwt C. A is dan ook snel geneigd C te vertrouwen op basis van het vertrouwen gesteld in B en de reputatie van B. Zo kan vertrouwen ontstaan in netwerken, zonder dat alle deelnemers in dat netwerk onderling persoonlijk contact hoeven te hebben. Voor een ander deel spelen formele contracten een rol, waarbij het grote aantal juristen en accountants dient om deze contracten juridisch vorm te geven en te monitoren. T W E E VA R I A N T E N VA N S O C I A A L K A P I TA A L N A D E R V E R G E L E K E N
Tabel 1 presenteert enkele verschillen tussen gesloten en open sociaal kapitaal aan de hand van de sterke punten van elke variant. Wat betreft relatiespecifieke investeringen biedt open sociaal kapitaal meer ruimte voor flexibiliteit door de grotere openheid naar buitenstaanders. Gesloten sociaal kapitaal leunt op bekendheid van reputatie en sociale controle om binnen een groep betrokkenheid op te bouwen en relatiespecifieke investeringen te bewaken. Door gemeenschappelijke ervaringen nemen transactiekosten van additionele investeringen in bilaterale samenwerkingsverbanden af. Bovendien kan, doordat de relatie afgeschermd is van buitenstaanders, vertrouwelijkheid beter gewaarborgd worden. Er is echter ook een andere kant aan gesloten sociaal kapitaal. Creativiteit kan in gevaar komen door groepsdenken: er bestaat onvoldoende cognitieve afstand tussen de leden van de groep (Nooteboom, 2000). Of wantrouwen en achterdocht kunnen een open blik naar buiten in de weg staan en kunnen normen in een groep aantasten (Olsen, 1982, Platteau, 2000). Daarentegen strekt vertrouwen binnen open sociaal kapitaal zich sneller uit tot mensen uit andere plaatsen of andere culturen of tot mensen met andere ideeën door de snelle verspreiding van reputatie (Cohen en Fields, 2000, p. 200). Dat kan wat minder diepgaand zijn en additionele transactiekosten genereren, maar vergroot wel flexibiliteit in het opbouwen van relatiespecifieke investeringen, wat aantrekkelijk kan zijn in een snel veranderende omgeving (zie ook Nooteboom, 2000). De homogene groep waarbinnen gesloten sociaal kapitaal voorkomt, creëert 49
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
S O C I A A L K A P I TA A L
George Gelauff
schaalvoordelen. Informatieasymmetrie is geringer en minder inspanning is nodig om elkaar wederzijds te leren kennen. Vernieuwingen komen relatief makkelijk tot stand binnen bestaande kaders. Open sociaal kapitaal kenmerkt zich door meer diversiteit en scope. Nieuwe samenwerkingsverbanden komen sneller van de grond, waardoor ook eerder nieuwe wegen opgegaan worden. Wel brengt dit hogere kosten met zich mee in het opbouwen van relaties. Gesloten sociaal kapitaal ondersteunt solidariteit binnen de groep. Leden van een groep kunnen elkaar helpen bij tegenslagen en zo elkaar een soort verzekering bieden. Wel kan grote solidariteit gepaard gaan met weinig prikkels tot vernieuwing en ondernemerschap. Naijver en statusoverwegingen kunnen nieuwe initiatieven tegenwerken, waardoor innovatie en kapitaalaccumulatie onvoldoende kansen krijgen. Juist op het punt van individueel initiatief en ondernemerschap heeft open sociaal kapitaal sterke kanten doordat prikkels tot vernieuwing groter zijn. Tegelijkertijd is de kwetsbaarheid voor externe ontwikkelingen groter.
3. Trends: verschuiving van gesloten naar open sociaal kapitaal Trends blijken grosso modo een verschuiving tot stand te brengen van gesloten naar open sociaal kapitaal. Toegespitst op de rol van kennis en sociaal kapitaal in bedrijven zijn met name technologische, organisatorische en sociale trends van belang. I N F O R M AT I E - E N C O M M U N I C AT I E T E C H N O L O G I E ( I C T )
ICT heeft alle kenmerken van een doorbraaktechnologie (CPB, 2000) en intensiveert aldus het proces van creative destruction. Nieuwe kansen doen zich voor, maar zijn lang niet altijd eenvoudig duurzaam te verwezenlijken. De huidige shake-out onder internetbedrijven is daarvan een voorbeeld. Ook binnen bedrijven creëert een doorbraaktechnologie een vorm van creative destruction. Bijleren is geboden, want bestaande kennis verliest haar waarde, werkprocessen ondergaan een gedaanteverwisseling, organisatorische veranderingen geven de werkomgeving een ander aanzien. Het proces van creative destruction sluit beter aan Tabel 2. Invloed van trends op het
Trend
belang van gesloten en open sociaal kapitaal
50
ICT: • creative destruction • belang reputatie Organisatie: • intertaak leren Sociaal: • individualisering en heterogeniteit • meer onderhandelen in relaties
Gesloten sociaal kapitaal
Open sociaal kapitaal
+/–
+ +/– +
– +
+ +
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
S O C I A A L K A P I TA A L
George Gelauff
bij relaties die zijn gebaseerd op open in plaats van gesloten sociaal kapitaal (zie Tabel 2). Die staan meer open voor flexibiliteit en externe contacten. De doorwerking van ICT op sociaal kapitaal via het belang van de reputatie van bedrijven is onbepaald. Daar treden zowel positieve als negatieve invloeden op. Enerzijds kunnen relaties die zijn gebaseerd op normen, moeilijker standhouden in een proces van creative destruction (Bovenberg, 2001). Door de grotere dynamiek neemt de kans toe dat de relatie vroegtijdig eindigt. Reputatie speelt dan een kleinere rol. Partijen zijn minder geneigd erin te investeren en de verleiding tot opportunistisch gedrag neemt toe. Anderzijds neemt door ICT het belang van reputatie in markten juist toe. Deelnemers in gebruikers- en nieuwsgroepen op het internet kunnen zeer snel informatie uitwisselen over de handelwijze van bedrijven en over ervaringen met leveranciers. Internet maakt collectief belonen en straffen eenvoudiger, doordat sneller een groep consumenten te mobiliseren is. Dit ondersteunt op samenwerking gerichte normen en sociaal kapitaal. ICT kan bovendien communicatie binnen netwerken vergroten en aldus de opbouw van open sociaal kapitaal makkelijker maken. O R G A N I S AT I E
Een aantal trends, niet in het minst ICT, veroorzaakt fundamentele veranderingen in de organisatie van bedrijven. Lindbeck en Snower (2000) vatten deze samen in een verschuiving van ‘intrataak’ leren naar ‘intertaak’ leren. Waar voorheen werknemers op een vaste arbeidsplaats zich steeds verder specialiseerden en onthe-job leerden hun taak zo goed en efficiënt mogelijk uit te voeren (intrataak leren), zijn werknemers nu breder inzetbaar. Kennis en ervaring opgedaan op de ene arbeidsplaats zijn meer ten nutte op andere arbeidsplaatsen of voor andere taken (intertaak). Hierdoor verminderen de verschillen tussen functies. Baanwisselingen en teamwerken nemen toe. Er is meer subsidiariteit en decentralisatie binnen de organisatie. Werknemers door het hele bedrijf heen delen kennis en leren van elkaar. Werknemers moeten veelzijdiger en zelfstandiger worden. Er is op een breed gebied meer vraag naar werknemers met niet alleen vakkennis, maar ook met (sociale) vaardigheden op het gebied van communicatie en samenwerking, met initiatief en met creativiteit. Intertaak leren gedijt goed in een omgeving met open sociaal kapitaal (Tabel 2). Zeker naarmate taken complexer worden, waardoor de uitkomsten van individuele inbreng moeilijker direct te meten en toe te schrijven zijn, kunnen reputatie en normen samenwerking ondersteunen. Dit vergroot het belang van sociaal kapitaal, waarbij met name open sociaal kapitaal kennisuitwisseling en intertaak leren kan stimuleren. SOCIALE TRENDS
Individualisering en grotere heterogeniteit vormen belangrijke sociale trends. Schnabel (2000, p. 22) stelt: ‘Individualisering is het nog altijd voortgaande proces van verminderde afhankelijkheid van het individu van een of enkele personen in zijn directe omgeving en van toenemende vrijheid van keuze met betrekking 51
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
George Gelauff
tot de inrichting van het eigen leven.’ Toenemende heterogeniteit uit zich niet alleen in culturele diversiteit, maar ook in het sterker uiteenlopen van individuele preferenties, deels als gevolg van de trend naar individualisering en deels ten gevolge van de welvaartsgroei, waardoor meer consumptiemogelijkheden binnen het bereik van meer mensen komen (Gelauff en Vijlbrief, 2000, p. 31). Sociale trends versterken de betekenis van open sociaal kapitaal. Individualisering gaat gepaard met minder sociale controle (Schnabel, 2000, p. 22). Daardoor neemt gesloten sociaal kapitaal in kracht af. Ook toenemende heterogeniteit maakt het moeilijk gesloten sociaal kapitaal te handhaven. De vraag naar diversiteit stijgt (Pomp, 2000, p. 83), hetgeen beter past bij concurrentie en open sociaal kapitaal. Individualisering versterkt het onderhandelingskarakter van relaties. Gemeenschappelijke activiteiten eisen wederzijdse instemming van alle deelnemers. Dit ‘vraagt in toenemende mate om beheersing van gedrag en een hoge graad van civilisatie in de onderlinge omgang’ (Schnabel, 2000, p. 21). Naarmate dit proces maatschappelijk meer gestalte krijgt, stijgt ook de vaardigheid om kennisrelaties te bouwen op sociaal kapitaal.
4. Kennis Trends benadrukken dus vooral open sociaal kapitaal. Verbinden van sociaal kapitaal met kennis vereist een nadere invulling van de vormen waarin kennis zich manifesteert in ondernemingen. Kennis is een van de kerncompetenties die de onderneming onderscheidt van de markt, naast bijvoorbeeld de interne organisatie of de ondernemingscultuur (zie Penrose, 1959; Kay, 2000 voor deze resource-based visie op de onderneming). De onderneming bestaat uit een verzameling kenmerkende activa en competenties, die niet of nauwelijks door anderen te repliceren zijn. Een onderneming kan met deze kerncompetenties meer waarde creëren dan een losse verzameling van haar samenstellende delen via de markt zou kunnen. TA C I T E N G E C O D I F I C E E R D E K E N N I S
Vooral tacit kennis is niet of moeilijk te reproduceren, in tegenstelling tot ‘gecodificeerde’ kennis. Tacit kennis heeft betrekking op vaardigheden, bekwaamheden, ervaringen en gewoontes die niet of alleen tegen hoge kosten expliciet gemaakt en aan anderen overgedragen kunnen worden. Tacit kennis zetelt in personen, organisaties en clusters. Overdracht van tacit kennis gebeurt voornamelijk door leerprocessen of interactie tussen personen. Gecodificeerde kennis ligt besloten in informatiedragers, zoals boeken, cd-rom’s of internetpagina’s. Deze kennis op zich is daardoor eenvoudig overdraagbaar; het begrijpen ervan en ermee werken zijn heel iets anders. Het kan heel goed zijn dat daarvoor tacit kennis nodig is. Een boek over fysica is snel gekocht, begrijpen wat er in staat, vraagt jaren studie. In dat geval zijn tacit en gecodificeerde kennis complementair ofwel aanvullend: de ene vorm is niet zinvol te hanteren zonder de andere vorm.
52
S O C I A A L K A P I TA A L
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
S O C I A A L K A P I TA A L
H O O F D D I M E N S I E S VA N K E N N I S
Kennis valt uiteen in vier hoofddimensies (OECD, 2000): weten-wat, wetenwaarom, weten-hoe en weten-wie (zie Tabel 3). Weten-wat staat voor feitenkennis. Hoe groot is het bruto nationaal product van Nederland? Wat betekenen de symbolen in de formule E=mc2? Deze kenniscomponent is relatief eenvoudig te codificeren en elektronisch te verspreiden, zoals blijkt uit de overvloed aan informatie op het internet of op cd-rom. Tabel 3.
Waarom?
Hoe?
Wie?
kennis
Kennis van
feiten
principes
uitvoering
personen
Bron
boeken, cd-rom’s, internet
boeken
ervaring, leren
internet, persoonlijk netwerk
Overdracht
gecodificeerd
gecodificeerd
tacit
gecodificeerd / tacit
George Gelauff
Wat?
Hoofddimensies van
Weten-waarom ligt dicht bij wat wel fundamentele of basiskennis genoemd wordt. Het betreft kennis van ‘principes en bewegingswetten in de natuur, de menselijke geest en de samenleving’ (OECD, 2000, p. 14). Er is een groot verschil tussen weten dat de symbolen in E=mc2 respectievelijk staan voor energie, massa en lichtsnelheid, en het kunnen doorgronden en uitleggen van de theoretische achtergrond van dit verband. Wetenschappelijk onderzoek vormt de grondslag van weten-waarom. Ook deze vorm van kennis is grotendeels gecodificeerd, want binnen de wetenschap bestaan sterke prikkels om verkregen kennis te publiceren (Stephan, 1996; CPB, 1997, p. 386, 387). Weten-waarom staat aan de basis van innovaties in wetenschappelijk gefundeerde bedrijfstakken, zoals chemie, elektronica of biotechnologie. Weten-hoe hangt samen met vaardigheden, het vermogen iets te bewerkstelligen. Het kan variëren van de vaardigheden van de vakman of vakvrouw in de bouw tot de werkgever die een sollicitatiegesprek voert, of de wetenschapper die een onderzoek verricht. Mensen verkrijgen weten-hoe uit leren en het opdoen van ervaring. Het heeft dan ook een sterk tacit karakter: het is moeilijk los te maken van de persoon of de organisatie. Weten-hoe vormt daarmee een cruciaal element van de kerncompetentie van een bedrijf of onderzoeksgroep. Een topmanager van een Amerikaans staalbedrijf heeft er geen enkele moeite mee concurrenten een rondleiding te geven in zijn bedrijf en ze daarbij nagenoeg alles te laten zien. Ze kunnen de essentie ervan toch niet mee naar huis nemen (Leonard-Barton, 1995). Weten-hoe verspreidt zich via netwerken tussen bedrijven of onderzoekers, doordat ervaren medewerkers van bedrijf wisselen of door het opkopen of samengaan van bedrijven. Weten-wie betreft kennis van ‘wie wat weet en wie weet wat te doen’ (OECD, 2000, p. 15). Weten-wie is niet alleen van belang in samenwerkingsverbanden, maar ook om relevante kennis te verkrijgen. Iedereen die wel eens een zoekmachine op internet gebruikt, weet dat het een langdurig en complex proces kan zijn 53
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
om zo relevante informatie te achterhalen. Dan helpt het om via via te weten te komen waar bepaalde kennis huist. Weten-wie betreft deels gecodificeerde en deels tacit kennis. De persoonlijke relaties en de sociale vaardigheden om deze relaties op te bouwen en te onderhouden, zijn een element van tacit weten-wie.
5. Kennisrelaties en sociaal kapitaal
George Gelauff
Praktijkgemeenschappen vormen de schakel tussen kennis en sociaal kapitaal. Kennis stroomt het best en het snelst in praktijkgemeenschappen (Brown en Duguid, 1998, 2000a en b). In deze gemeenschappen werken mensen samen in hechte groepen, waarbinnen zij vooral gemeenschappelijke vaardigheden opbouwen en uitwisselen. Vanuit een gedeelde praktijkervaring ontstaat binnen een praktijkgemeenschap een collectieve kennisbasis. Een onderzoeksteam is een voor de hand liggend voorbeeld, maar ook een groep onderhoudsmonteurs of een groep topmanagers in een bedrijf kunnen tot een dergelijke gemeenschap behoren. Een bedrijf bestaat uit een verzameling verschillende praktijkgemeenschappen met hun eigen jargon en gebruiken. Medewerkers van de marketingafdeling kijken anders naar een product dan ingenieurs bij een afdeling productontwikkeling. Het succes van een product op de markt vraagt om samenwerking tussen ontwikkeling, ontwerp en marketing. De uitdaging voor een bedrijf is dan ook om deze gemeenschappen op één lijn te brengen en hun verschillende aanpak en visie op elkaar af te stemmen (Brown en Duguid, 2000b). Daar speelt sociaal kapitaal een rol. Sociaal kapitaal ondersteunt kennisstromen binnen praktijkgemeenschappen. Samenwerken is essentieel om kennisopbouw en kennisdiffusie binnen de praktijkgemeenschap te doen slagen. Met name bij tacit kennis (weten-hoe en wetenwie) hebben samenwerkingsrelaties een sterk impliciet karakter. Nakomen ervan is nauwelijks met voorschriften af te dwingen. Sociaal kapitaal kan er dan voor zorgen dat samenwerking binnen praktijkgemeenschappen totstandkomt, want het omvat normen die samenwerking bevorderen en vertrouwen kunnen creëren. Bij afwezigheid van voldoende vertrouwen wordt kennis meer en meer een factor die groepsleden kunnen benutten om eigen voordeel te behalen. Kennis is dan macht en macht delen is niet zo vanzelfsprekend. Sociaal kapitaal kan ook tot hulp zijn bij de kennisstromen tussen praktijkgemeenschappen binnen een bedrijf. Medewerkers moeten erop kunnen vertrouwen dat anderen geen misbruik maken van hun bereidwilligheid kennis te delen. Sociaal kapitaal kan tot steun zijn bij het creëren van dat vertrouwen. Het helpt ook als wederkerigheid in voldoende mate aanwezig is. De kennis van een ander moet voldoende interessant zijn voor iemand om er gebruik van te willen maken. Sociaal kapitaal kan echter ook belemmeringen opwerpen tussen praktijkgemeenschappen. Hoe sterker soms het sociaal kapitaal is binnen een bepaalde praktijkgemeenschap, hoe moeilijker het is om kennis met andere praktijkgemeenschappen in een bedrijf uit te wisselen. Signalen van anderen dringen niet langer door, waardoor innovatie opdroogt en groepsleden voor de hand liggende 54
S O C I A A L K A P I TA A L
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
S O C I A A L K A P I TA A L
aanwijzingen niet herkennen of zelfs ontkennen. Figuur 1A geeft aan dat managers, onderzoekers en marketingmedewerkers onderling hechte teams vormen, maar dat daardoor kennisstromen tussen deze groepen bescheiden zijn. Hechte groepen onderzoekers interesseren zich dan bijvoorbeeld alleen voor de wetenschappelijke of technische uitdaging die een vinding oplevert. Ze laten zich weinig gelegen liggen aan signalen van marketingmedewerkers dat het product ook nog verkocht moet worden. Of managers zonder enige technische kennis communiceren onvoldoende met onderzoekers of beloven meer dan onderzoekers ooit kunnen waarmaken. Competenties veranderen dan in rigiditeiten. Figuur 1A-B-C. Sociaal kapitaal en kennisuitwisseling tussen
B Open sociaal kapitaal stimuleert kennisstromen in een bedrijf, maar ook via netwerken naar buiten
C Weten-hoe stroomt in het bedrijf, weten-wat en weten-waarom vormen netwerken naar buiten
Managers
XXX XX
XXX XX
XXX XX
XXX XX
XXX XX
Onderzoekers
XXX XX
XXX XX
XXX XX
XXX XX
XXX XX
Marketingmedewerkers
XXX XX
XXX XX
XXX XX
XXX XX
XXX XX
Bedrijf
Bedrijf
Netwerken
Bedrijf
Netwerken
: Praktijkgemeenschappen
George Gelauff
praktijkgemeenschappen
A Sterk sociaal kapitaal belemmert kennisstromen tussen praktijkgemeenschappen in een bedrijf
: Kennisstromen
Open sociaal kapitaal binnen praktijkgemeenschappen vermindert dit risico. Het richt de blik van de leden van een praktijkgemeenschap naar buiten en ondersteunt reputatiemechanismen die een te zeer naar binnen gerichte houding aan de kaak kunnen stellen. Figuur 1B laat sterkere kennisstromen tussen deze praktijkgemeenschappen zien (verticaal). Een verschuiving van gesloten naar open sociaal kapitaal binnen elk van de praktijkgemeenschappen kan ertoe bijdragen de activiteiten en visies van verschillende praktijkgemeenschappen meer op elkaar af te stemmen. Ook dit heeft een keerzijde: het risico van weglekken van kennis naar buiten. Praktijkgemeenschappen kunnen intensieve kennisuitwisselingen hebben met vergelijkbare groepen buiten het bedrijf. Zij maken deel uit van informele netwerken van gelijkgezinden. Onderzoekers in een farmaceutisch bedrijf onderhouden bijvoorbeeld goede professionele contacten met onderzoekers in andere bedrijven of met wetenschappers die zich op hetzelfde terrein bevinden. Het verschil tussen deze netwerken en praktijkgemeenschappen is dat deelnemers in een netwerk niet direct samenwerken en zo leren uit gemeenschappelijke ervaringen, maar wel onderling communiceren via nieuwsbrieven, internet, conferenties, et 55
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
cetera (Brown en Duguid, 2000b). Met name open sociaal kapitaal zorgt dan voor snelle kennisdiffusie binnen deze netwerken. Een bedrijf leert zo van kennis die elders beschikbaar is. Het risico dat cruciale kennis ter beschikking komt van concurrenten, wordt echter ook groter. Niet alleen de kennisstromen tussen praktijkgemeenschappen, ook de kennisstromen via netwerken naar buiten (horizontaal) zijn omvangrijk in figuur 1B. De prikkels om in kennis te investeren nemen af, indien het bedrijf zich door het weglekken van kennis de opbrengsten van kennis minder goed kan toe-eigenen.
George Gelauff
Het risico van weglekken van kennis is geringer naarmate weten-hoe minder sterk door deze netwerken stroomt. De uitdaging voor een bedrijf is dan om sociaal kapitaal met name te verbinden aan tacit kennisvormen zoals weten-hoe en weten-wie. Figuur 1C illustreert dat interne uitwisseling van vaardigheden (weten-hoe) kennisstromen in het bedrijf stimuleert, terwijl de verbindingen met externe netwerken een andere vorm hebben. Via deze netwerken wisselen onderzoekers basiskennis (weten-waarom) uit en managers of marketingmedewerkers feitelijke kennis (weten-wat). Indien open sociaal kapitaal de uitwisseling van weten-hoe en weten-wie tussen praktijkgemeenschappen in een bedrijf stimuleert, kan een bedrijf op kennis gebaseerde kerncompetenties opbouwen, die het bedrijf in staat stellen om slagvaardig te reageren op de prikkels vanuit de markt waarop het opereert. Reputatiemechanismen kunnen dan coöperatief gedrag van werknemers in het bedrijf stimuleren. Naar buiten toe kunnen medewerkers weten-waarom en weten-wat uitwisselen in relevante netwerken zonder dat een groot risico bestaat dat kennis die cruciaal is voor kerncompetenties, weglekt naar concurrenten.
6. Conclusie: implicaties voor bedrijven In deze tijd van individualisering, toenemende (internationale) concurrentie en overheden die privatiseren en marktwerking stimuleren, moeten bedrijven erop attent zijn de betekenis van normen en sociaal kapitaal niet te onderschatten. De toenemende betekenis van kennis als kerncompetentie van bedrijven maakt het steeds moeilijker om onderlinge relaties contractueel te onderbouwen. Impliciete contracten komen in de plaats van formele contracten. Tegelijkertijd vraagt de toenemende complexiteit van de kenniseconomie juist meer en meer om het combineren van competenties en om wederzijds leren. Normen en sociaal kapitaal bieden dan een uitkomst. Door intrinsieke motivatie en versterking van het reputatiemechanisme zetten zij partijen ertoe aan de grotendeels impliciete contracten te eerbiedigen. Naast fysiek, financieel en menselijk kapitaal vormt sociaal kapitaal dan ook een belangrijke investeringsbron voor bedrijven in de kenniseconomie. Investeren in sociaal kapitaal betekent echter niet alleen maar het opbouwen van gesloten sociaal kapitaal in de vorm van homogene, naar binnen gekeerde praktijkgemeenschappen in een bedrijf. Open sociaal kapitaal vormt een alternatief. Open sociaal kapitaal bestaat uit normen en netwerken, waarin impliciete con56
S O C I A A L K A P I TA A L
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
S O C I A A L K A P I TA A L
George Gelauff
tracten ondersteund worden door de snelle overdracht van reputatie tussen mensen. Het biedt meer ruimte om samenwerkingsrelaties aan te gaan met buitenstaanders en is meer individualistisch van karakter dan gesloten sociaal kapitaal. Trends, zoals ICT, intertaak leren en individualisering, benadrukken het belang van open sociaal kapitaal. Op het gebied van kennis staan bedrijven voor de uitdaging een goed evenwicht te vinden tussen vormen van sociaal kapitaal en van kennis. Open sociaal kapitaal is aantrekkelijk: het vergroot kennisstromen tussen de verschillende praktijkgemeenschappen in het bedrijf. Onderzoekers profiteren dan bijvoorbeeld van de ervaring die vertegenwoordigers opdoen over de werking van een product. Het brengt echter ook het risico met zich mee dat cruciale kennis weglekt via netwerken naar buiten. De kunst is dan om binnen het bedrijf open sociaal kapitaal te verbinden aan het uitwisselen en leren van vaardigheden. Deze vorm van kennis (weten-hoe) valt niet los te maken van mensen of organisaties, zodat de kans dat het naar buiten weglekt, beperkt is. In netwerken naar buiten stroomt dan vooral feitenkennis (weten-wat) en fundamentele kennis (weten-waarom). Uitwisselen daarvan levert weinig risico op, omdat voor de toepassing van deze vorm van kennis moeilijk overdraagbare vaardigheden onmisbaar zijn. Het gaat dan dus niet zozeer om stimuleren van uitwisseling van gecodificeerde kennis, maar juist van tacit kennis. Het registreren van kennisgebieden van medewerkers op een intranet of uitgebreide documentatie van projecten met als doel kennisuitwisseling (los van het nut voor overdraagbaarheid) bieden slechts beperkte mogelijkheden voor het versterken van kenniscompetenties in een bedrijf. Van veel groter belang zijn ontmoetingsmogelijkheden binnen het bedrijf (de beroemde kennisuitwisseling bij het koffieapparaat), onderling overleg, presentaties en discussies tussen vertegenwoordigers van diverse praktijkgemeenschappen, samenwerking in wisselende teams. Samen met normen die een open en kwetsbare opstelling naar collega’s (juist van andere eenheden of praktijkgemeenschappen) stimuleren en beschermen. Dit geldt trouwens niet alleen voor bedrijven, maar evenzeer voor organisaties in de publieke sector of voor maatschappelijke organisaties.
Noot 1. Met dank aan Lans Bovenberg en de redactie van M&O voor nuttige suggesties.
Literatuur Bovenberg, A.L. (2001), ‘Social norms and new technology: substitutes or complements?’. – In: Vakgroep Economie (ed.), Economologues. – Tilburg : Tilburg University Press Brown, J.S. en P. Duguid (1998), ‘Organizing Knowledge’. - In: California Management Review, Vol. 40, No. 1, p. 90-111 57
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
George Gelauff
Brown, J.S. en P. Duguid (2000a), The social life of information. – Boston : Harvard Business School Press, Boston, Boston Brown, J.S. en P. Duguid (2000b), ‘Mysteries of the region: knowledge dynamics in Silicon Valley’. – In: C.-M. Lee, W.F. Millar, M. Gong Hancock en H.S. Rowen (eds), The Silicon Valley edge: a habitat for innovation and entrepreneurship. – Stanford University Press Clark, K. en M. Sefton (2001), ‘The sequential prisoner’s dilemma: evidence on reciprocation’. – In: Economic Journal 111, p. 51-68 Cohen, S.S. en G. Fields (2000), ‘Social capital and capital gains in Silicon Valley’. – In: E.L. Lesser (ed), Knowledge and social capital. – Butterworth-Heinemann, p. 179-200 CPB (1997), Challenging neighbours: rethinking German and Dutch economic institutions, Springer Verlag, Berlin, Heidelberg CPB (2000), ‘De vernieuwende economie’. – In: Centraal Economisch Plan 2000. – Den Haag : Sdu, p. 162-181 CPB en SCP (2000), Trends, dilemma’s en beleid : essays over ontwikkelingen op langere termijn. – Den Haag : Sdu Department of Trade and Industry (1998), Our competitive future: building the knowledge driven economy. – http://www.dti.gov.uk/comp/ Fehr, E. en S. Gächter (2000), Fairness and retaliation: the economics of reciprocity’. – In: Journal of Economic Perspectives, 14, p. 158-181 Fehr, E. en A. Falk (2002), ‘Psychological foundations of incentives’. – In: European Economic Review, 46, p. 687-724 Fountain, J.E. (1997), ‘Social capital: a key enabler of innovation in science and technology’. – In: L.M. Branscomb en J. Keller (eds), Investing in innovation: toward a consensus strategy for federal technology policy. – Cambridge : MIT Press Gelauff, G.M.M. en J.A. Vijlbrief (2000), ‘Economische beleidsafwegingen in lange termijn perspectief’. – In: CPB en SCP, Trends, dilemma’s en beleid : essays over ontwikkelingen op langere termijn. – Den Haag : Sdu Uitgevers, p. 29-41 Glaeser, E.L. (2000), ‘The formation of social capital’. – Paper for the international symposium on The Contribution of Human and Social Capital to Sustained Economic Growth and Well-being, 19-21 March 2000, Quebec City, Canada. – http://www.oecd.org/els/pdfs/Ceri/docs/Quebec/Glaeser.pdf James, H.S. jr, (2002), ‘The trust paradox: a survey of economic inquiries into the nature of trust and trustworthiness’. – In: Journal of Economic Behaviour & Organization, 47, p. 291-307 Kay, J. (2000), ‘John Kay: philosophy’. – http://www.johnkay.com/about Klundert, Th.C.M.J. van de (1999a), Over sociale dimensies in de economie, Maandschrift Economie, 63, p. 480-494 Klundert, Th.C.M.J. van de (1999b), ‘Economic efficiency and ethics’. – In: De Economist 147, p. 127-149 Leonard-Barton, D. (1995), Wellsprings of knowledge: building and sustaining the sources of innovation. – Boston : Harvard Business School Press Lesser, E.l. (2000), Knowledge and social capital: foundations and applications. – Butterworth Heinemann 58
S O C I A A L K A P I TA A L
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
S O C I A A L K A P I TA A L
George Gelauff
Lindbeck, A. en D.J. Snower (2000), ‘Multitask learning and the reorganization of work: from Tayloristic to holistic organisation’. – In: Journal of Labor Economics, 18, p. 353-376 Nooteboom, B. (2000), ‘The management of organisational social capital’. – paper under review, Faculteit der Bedrijfskunde, Erasmus University Rotterdam, http://www.fbk.eur.nl/DPT/VG2/PERSONAL/nooteboom/publications.html OECD (1999), Science, technology and industry scoreboard: Benchmarking knowledge-based economies. – Parijs OECD (2000), Knowledge management in the learning economy: education and skills. – Parijs Olson, M., (1982), The rise and decline of nations: economic growth, stagflation and social rigidities. – New Haven : Yale University Press Ostrom, E. (2000), ‘Collective action and the evolution of social norms’. – In: Journal of Economic Perspectives, 14, p. 137-158 Penrose, E. (1959), The theory of the growth of the firm. – Oxford : Basil Blackwell Platteau, J.-P. (2000), ‘Community imperfections’. – Parijs. – Paper prepared for the Annual Bank Conference on Development Pomp, J.M. (2000), ‘Diversiteit in de mondiale kenniseconomie’. – In: CPB en SCP, Trends, dilemma’s en beleid: essays over ontwikkelingen op langere termijn. – Den Haag : Sdu Uitgevers, p. 75-101 Putnam, R. (1993), Making democracy work: civic traditions in modern Italy. – Princeton University Press. Rabin, M. (2002), ‘A perspective on psychology and economics’. – In: European Economic Review, 46, p. 657-658 Ridley, M. (1997), The origins of virtue: human instincts and the evolution of cooperation. – New York : Viking Penguin RMO (2000), Ver weg en dichtbij: over hoe ICT de samenleving kan veranderen. – Den Haag : Sdu Uitgevers. – Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling Advies 15 Rousseau, D.M., S.B. Sitkin, R.S. Burt en C. Camerer (1998), ‘Not so different after all: a cross-discipline view of trust’. – In: Academy of Management Review, 23, p. 393-404 Schnabel, P. (2000), ‘Een sociale en culturele verkenning voor de lange termijn’. – In: CPB en SCP, Trends, dilemma’s en beleid: essays over ontwikkelingen op langere termijn. – Den Haag : Sdu Uitgevers, p. 11-27 Schuler, T. (2000), ‘The complementary roles of human capital and social capital’. – Paper for the international symposium on The Contribution of Human and Social Capital to Sustained Economic Growth and Well-being, 1921 March 2000, Quebec City, Canada. – http://www.oecd.org/els/pdfs/Ceri/docs/Quebec/Schuler.pdf Stephan, P.E. (1996), ‘The economics of science’. – In: Journal of Economic Literature XXXIV, p. 1199-1235 Tirole, J. (2002), ‘Rational irrationality: some economics of self management’. – In: European Economic Review, 46, p. 633-655
59
&
NUMMER 4 - JULI/AUGUSTUS - 2002
George Gelauff
Williamson, O.E. (1993), ‘Calculativeness, trust, and economic organization’. – In: Journal of Law and Economics, 73, p. 519-540 Woolcock, M. (2000), ‘The place of social capital in understanding social and economic outcomes’. – Paper for the international symposium on The Contribution of Human and Social Capital to Sustained Economic Growth and Wellbeing, 19-21 March 2000, Quebec City, Canada. – http://www.oecd.org/els/pdfs/Ceri/docs/Quebec/Woolcock.pdf
60
S O C I A A L K A P I TA A L