N°8 januari 2012
Sneller dan licht? | Nobelprijs fysica 2011 | alles over onze nieuwbouw | mythbusters | Statistiek van natuurkundecarrières | bètavrouwen
redactioneel
Inhoud
Het zijn spannende tijden. Zeker in de wetenschap. Zo hebben wetenschappers van het CERN recentelijke sterke aanwijzingen gevonden voor het Higgs-boson. Met de mogelijke vondst van dit missende puzzelstukje kan het standaardmodel van de deeltjesfysica kloppend gemaakt worden. Maar er kwamen nog meer opmerkelijke meetresultaten van de wetenschappers uit Genève: neutrino’s die sneller voortbewogen dan de lichtsnelheid. Op pagina 22 lees je hier meer over.
14
Het zijn ook spannende tijden op onze eigen N-faculteit. Het is misschien voor de huidige bewoners van N-laag oud nieuws, maar we gaan verhuizen. Als je dit nu voor het eerst leest, of je gewoon alles wil weten over deze ingrijpende operatie, lees dan hat artikel op pagina 19. Hierin lees je alles wat je moet weten over de verhuizing, sloop en nieuwbouw van onze faculteit. Een spannend moment breekt voor menig student ook aan vlak voor het behalen van de Natuurkunde master. Wat nu? Het bedrijfsleven in, gaan promoveren of nog een andere studie? Die laatste keuze maken de meeste natuurkundestudenten niet, maar Mathijs van Schijndel is niet zoals de meeste natuurkundestudenten. Hij heeft gekozen voor de eenjarige master econometrie aan de Universiteit van Tilburg. In het artikel op pagina 44 vertelt hij over zijn keuze. Een onderwerp uitermate geschikt voor een spannende film is het ultieme doemscenario over het einde der tijden. Vorig jaar had de wereld al (meerdere malen) moeten vergaan volgens sommige experts. Terwijl iedereen toch weet dat het dit jaar, in 2012, gaat gebeuren. Op pagina 42 lees je wanneer precies. Om in Hollywoodsferen te blijven staat er op pagina 34 een Mythbusters artikel. Hierin worden twee bekende mythes onder de loep genomen en getest. Maar dan wel fysisch correct! Al met al bied ook deze uitgave van de N! weer genoeg leesplezier en hopelijk ook de nodige ont-spanning.
8 4
Nieuws
18
6
STOOR
22
Interne stage-enquêtes & richtlijnen
42
de nieuwbouw
34
Halen wij de toekomst in?
36
Externe stage
Alles wat je moet weten
Kunnen we sneller dan het licht?
Mythbusters
Wetenschappelijk entertainment
Luuk Heijmans in Tromsø
8
Ig nobelprijs
24
Fotopagina
39
De carrière van de eindhovense natuurkundige
10
De aantrekkingskracht van het schrijven
26
Plasmafysica
42
Einde van de wereld
Fysisch koken
30
Vrouwen aan de top
44
Econometrie als tweede master
De Nobelprijs voor de fysica 2011
32
Quotes & Puzzel
46
Agenda
14 — Door: Paul Janssen (Hoofdredacteur N!, VENI)
36
16
Om draaierig van te worden
De vacuümmeringue
Lustra van twee disputen
Wanneer de zwaartekracht (g)een rol speelt
Over apocalyptisch gedachtegoed
N! januari 2012 | 3
foto: istockphoto.com/Smokeyjo
De nieuwe bachelors van de TU/e
HAHAHAHA! “Wie heeft Harry Potter geleerd om sneller te vliegen dan het licht? - Albert Zweinstein!” Of: “Wat is de naam van de eerste electriciteitsdetective? - Sherlock Ohms!” Je raadt het al, we zijn op zoek naar natuurkundegrappen. Ons verzoek is simpel. Graaf in je geheugen, zoek op internet of verzin ze zelf! Maar zorg in ieder geval dat we de allerbeste grappen binnenkrijgen op het adres
[email protected]. Degene met de beste grap(pen) kan rekenen op een passende beloning en een eervolle vermelding. Aan de slag! Goed, nog één mop van onze kant om jullie op dreef te brengen: “Wat is de beste manier om het optische Dopplereffect te kunnen observeren? – Ga naar buiten en kijk naar auto’s. De lichten van de auto’s die jou naderen zijn wit. Maar de lichten van de auto’s die zich van je verwijderen zijn rood.”
Nieuwe faculteitsraad Tijdens de verkiezingen (van 6 en 7 december 2011) voor de faculteitsraad (FR) Technische Natuurkunde, zijn de volgende personen verkozen om zitting te nemen in deze raad per 1 januari 2012: Adriana Creatore, Seth Brussaard, Sander Nijdam, Claudia Schot, Karin Jansen, Suze Verbruggen, Maarten van Drunen, Thomas Reijnaerts, Jasper van Rens en Arjen Monden. De faculteitsraad heeft instemmingsrecht wat betreft het opleidingsspecifieke deel van het studentenstatuut en wat betreft een gedeelte van de onderwijs- en examenregeling (OER). Over alle andere zaken die de faculteit aangaan heeft de FR adviesrecht. Hiernaast heeft de raad initiatiefrecht; ze mag op eigen initiatief plannen indienen waar het faculteitsbestuur iets mee moet doen, tenzij ze met een tegenvoorstel komen. De faculteitsraad bestaat uit vijf personeelsleden (gekozen voor een periode van twee jaar) en vijf studentleden (gekozen voor een periode van één jaar).
4 | N! januari 2012
Per september 2012 gaat op de TU/e het Bachelor College van start. Dit houdt in dat alle bestaande bacheloropleidingen totaal van structuur zullen veranderen en er meer te kiezen is qua inhoud. De invoering van dit systeem is de grootste onderwijsvernieuwing sinds de oprichting van de TU/e. De 180 studiepunten waaruit de bachelor bestaat worden opnieuw onderverdeeld. Hiervan zullen 90 punten bestemd zijn voor de major. Dat wil in ons geval zeggen: 90 studiepunten aan natuurkundevakken. Dit betekent een hele reeks nieuwe vakken, waarin natuurkunde- en wiskundestof wordt gecombineerd. Dan zijn er 30 studiepunten basisvakken, die over de hele TU/e ongeveer dezelfde inhoud hebben. Denk aan inleiding wiskunde, natuurwetenschappen, modelleren en ontwerpen. Hiernaast bevat het programma 15 studiepunten User, Society & Enterprise (USE), welke de student inzicht in de maatschappelijk relevante context van wetenschap moet opleveren. Ten slotte zijn er 45 punten aan keuzeruimte, waar de student zo ongeveer alles mee mag doen wat hij of zij wil. Zo kan een student kiezen of hij breed opgeleid wil worden, of heel erg diep de natuurkunde in wil. Deze operatie moet de TU/e meer instroom opleveren, doordat niet alleen ‘harde bèta’s’ worden aangesproken, maar ook leerlingen die meer dan alleen techniek willen. Meer informatie over het Bachelor College kan gevonden worden op www.tue.nl/bachelorcollege.
Nieuwe studenten opleidingscommissie Per 1 november van afgelopen jaar bestaat de studentgeleding van de opleidingscommissie (OC) van de studie Technische Natuurkunde uit de volgende personen: Carsten Daniels (masterlid (reserve)), Peter Koelman (bachelorlid, HBO-instroom), Bram Maasakkers (masterlid), Ruud Smedts (bachelorlid) en Marijke Valk (bachelorlid). In de opleidingscommissie nemen naast bovenstaande studenten tevens vijf docenten plaats, te weten: d.r L.J. van IJzendoorn (voorzitter), dr. ir. L.P.J. Kamp (vicevoorzitter), dr. P.P.A.M. van der Schoot (lid), dr. R.A.H. Engeln (lid) en P.M.E. Siemons (secretaris). De OC heeft tot taak om, desgevraagd of uit eigen beweging, advies uit te brengen aan het faculteitsbestuur, waaronder de opleidingsdirecteur, over alle aangelegenheden betreffende het onderwijs van de faculteit. Dit advies omvat onder meer de onderwijs- en examenregeling (OER). Verder beoordeelt de OC jaarlijks de wijze van uitvoering van de onderwijs- en examenregeling.
VENI ALV Tijdens de ALV op dinsdag 28 februari zal het VENIbestuur verslag uitbrengen over het afgelopen jaar en de plannen voor 2012 toelichten. Zoals inmiddels een goed gebruik is, zal de ALV voorafgegaan worden door een smakelijke maaltijd en afgesloten worden met een interessante lezing en borrel. De details over deze avond, zoals aanvangstijd, locatie en agenda zullen later volgen. Wij zijn hard op zoek naar nieuwe bestuursleden. VENI-leden die in een bestuursfunctie geïnteresseerd zijn, kunnen dat (altijd) melden bij het huidige bestuur. Het bestuur hoopt u allen te mogen verwelkomen op deze dag.
Geslaagd! Op 14 december 2011 zijn de volgende studenten geslaagd: Master Applied Physics: Casper Beijst, Remco Pieters, Sjoerd Smit, Milo Swinkels, Dirk Trienekens, Joost Voorbraak en Alex Zwanenburg. Bachelor Technische Natuurkunde: Gijs ten Haaf, Patryk Hermkens, Saša Kalcik, Hendrik Ketelaars, Jean-Paul Schalken en Tomas Schlepers. Op 31 augustus 2011 zijn de volgende studenten geslaagd: Master Applied Physics: R.B.G. Balk, K.A. van Laarhoven, R.J.J. Boesten, P.A.J. van Melick, S.A.F. Dielissen, E.M.T. Moers, J.M.H. Goudsmits, T. Siahaan, M. Hoeijmakers, V. Vandalon, J.C.B. Jongen, R.W.L. van Vliembergen, R.M. Joosten, T. Weekenstroo en F.M.J.H. van de Wetering Bachelor Technische Natuurkunde: Tommy Barten, Guus Bertens, Michael Beuwer, Paul Cardinaels, Jan Cortenbach, Veerle Crijns, Gijs Custers, Carsten Daniels, Chiel Ham, Joost van Heijst, Ivo van Hooijdonk, Josje van Houwelingen, Paul Janssen, Peter Kesteloo, Bart Klarenaar, Ludo Koen, Anneke Kruyen, Kees Kuijpers, Laslo Levij, Joep Van Lieshout, Bram Maasakkers, Martin van Mourik, Stefan Paquay, Koen de Peuter, Bart de Raadt, Cornee Ravensbergen, Hanno Reuvers, Demian Rozendaal, Koen Schakenraad, Koen van der Straten, Mathijs Vermeulen, Li'ao Wang, Stephanie van de Water, Ber Wedershoven, Ruud de Wit en Jens Wolthuis
Zwetend in de wachtkamer Tot nu toe is alles nog perfect gegaan, want wanneer je wordt uitgenodigd betekent het dat het bedrijf je CV geeft aangemerkt als interessant. Waarschijnlijk heeft ook je motivatiebrief hier een grote rol bij gespeeld omdat dit een dieper inzicht achter je keuzes heeft gegevens. Nu is de tijd van verschuilen achter je computerscherm verleden tijd, want het sollicitatiegesprek heeft als primaire functie het kennismaken. Dit werkt twee kanten op; de interviewer kan dieper ingaan op jouw persoonlijkheid en jij kan een beter gevoel krijgen bij de functie en het bedrijf. Het belangrijkste van een sollicitatiegesprek is de voorbereiding. Dit betekent dat je je moet focussen, zowel op de vragen die je kan, of misschien moet, stellen en de vragen die aan jou gesteld gaan worden. Daarnaast is ook de algehele persoonlijke presentatie van belang, want je beoordeling begint feitelijk al zodra je de deur binnenstapt. Je zou kunnen stellen dat ook de receptioniste bijdraagt aan je beoordeling, dus wees je er bewust van hoe vriendelijk je haar begroet, aangezien haar mening mee kan tellen. Tijdens het gesprek zullen er uiteraard verschillende vragen aan je gesteld gaan worden om je beter te leren kennen. Deze zullen voornamelijk over je persoonlijkheid en de link tussen je ambitie en het bedrijf gaan. Aan te raden is goed op papier te zetten waarom je hebt gesolliciteerd. Dit gaat zowel om de functie als het bedrijf. Schroom hierbij ook niet om informatie uit te printen en mee te nemen. Kennis van zaken bevordert je kansen altijd. Speel hierbij ook in op actuele ontwikkelingen; dit toont interesse en kennis van zaken. Vragen van het persoonlijke vlak bevatten een aantal uitgekauwde klassiekers zoals: Noem je twee beste en je twee slechtste eigenschappen en Hoe zouden ex-collega’s/je vriend(in)/ je moeder jou omschrijven. Zorg ook dat je je antwoorden kunt toelichten met voorbeelden. Met een goede voorbereiding zou je inhoudelijk geen enkele moeite moeten hebben om een spervuur aan vragen te overleven. Hoe oneerlijk soms ook, van belang is ook de uiterlijke presentatie waar we volgende keer op in zullen gaan, want “het oog wil ook wat”. — Door: Tom Wessels (Accountmanager Brunel Engineering)
N! januari 2012 | 5
STOOR
Interne stage enquêtes & richtlijnen De bachelor van Technische Natuurkunde wordt afgesloten met een interne stage. Als student doe je tijdens deze stage onderzoek bij een van de vakgroepen van TN. De stage wordt afgerond met een verslag en een presentatie. Na afloop wordt een enquête ingevuld over de stage. De 50 enquêtes tussen november 2010 en oktober 2011 bij STOOR zijn binnengekomen worden hier besproken. Dit jaar is er, net als de afgelopen jaren, een aantal gevallen geweest waarbij studenten extreem lang over hun stage doen. Om dit tegen te gaan, zijn er interne stage richtlijnen ingevoerd. Wat deze inhouden wordt verderop besproken. Als alle studenten nominaal zouden lopen bij TN zouden er alleen maar studenten van generatie 2008 hun interne stage hebben gedaan in bovengenoemde periode. Dit is natuurlijk niet het geval, maar ze vertegenwoordigen wel 40% van de studenten die stage hebben gelopen. In onderstaande tabel is de precieze verdeling van de generaties te zien. De studenten die stage lopen hebben de keuze uit twaalf vakgroepen. Het valt hierbij op dat de drie populairste vakgroepen nagenoeg de helft van alle studenten herbergt. PMP, WDY en CQT waren dit jaar de grootsten. Er is, in tegenstelling tot andere jaren, geen enkele vakgroep geweest die geen studenten had. De verdeling is te zien in tabel 2. Hierin is tevens aangegeven hoeveel studenten sinds 2007 bij de betreffende vakgroep stage hebben gelopen.
cijfers over de periode ’07-’11 vergeleken met de cijfers van de enquête periode. In de totaalkolom is een gewogen gemiddelde te zien over alle studenten. Voor het bepalen van de totaalkolom zijn de resultaten van 246 studenten gebruikt. Afgelopen jaar is er gemiddeld een 7,8 gescoord, 0,1 punt lager dan het langjarig gemiddelde maar nog steeds een hele mooie score. Er lijkt een drietal uitschieters naar beneden te zijn in de punten. Maar hier zijn geen uitspraken over te maken omdat het gemiddelde maar over heel weinig studenten is genomen bij deze vakgroepen. Het mooie gemiddelde komt niet uit de lucht vallen. Studenten hebben hier ook hard voor gewerkt. Voor de Tabel 2: Aantal studenten per vakgroep
In de enquête werd de student niet alleen gevraagd bij welke vakgroep hij of zij stage heeft gelopen, maar ook welk cijfer hij kreeg en hoe lang hij eraan heeft gewerkt. Allereerst een korte analyse van de cijfers. In figuur 1 worden de gemiddelde Tabel 1: Aantal studenten per generatie die afgelopen jaar stage hebben gelopen
Vakgroep
#2007-2011
#2010-2011
FNA
36
3
PSN
16
4
MMN
9
1
TPS
11
3
28
4
Generatie
Aantal
MBx MTP
3
2
2003
1
WDY
33
8
2004
2
TPM
12
1
2005
4
CQT
34
7
2006
10
EPG
26
3
2007
13
P&MP
32
9
2008
20
FUSION
5
5
Totaal
50
Totaal
246
50
6 | N! januari 2012
Figuur 1: Cijfer behaald met de interne stage.
Figuur 2: Uitloop in halve dagen bij iedere vakgroep
stage krijgt de student namelijk 15 ECTS. Dit komt neer op honderd halve dagen werk. De studenten hebben er afgelopen jaar gemiddeld 104 halve dagen aan gewerkt. Dit komt neer op vier halve dagen uitloop. Het aantal halve dagen uitloop bij de verschillende vakgroepen staat figuur 2.
nieuwe datum afgesproken om het project alsnog voldoende af te ronden. Lukt dit dan is de stage afgerond. Lukt dit niet dan moet de student de volledige stage overdoen.
"Er bestond bij de begeleiding onduidelijkheid over de lengte van mijn stage. Maar ik heb zelf bepaald hoe lang ik nodig vond." Interne stage richtlijnen Gemiddeld genomen is de uitloop heel acceptabel. Maar er zijn individuele uitschieters bij. In de grafiek is er een heel duidelijk te zien bij TPM en een bij MMN. Hier is sprake geweest van studenten die meer dan 150 halve dagen aan hun stage hebben gewerkt. Verder bleek uit de enquêtes dat het bij sommige vakgroepen niet duidelijk was hoe lang een stage mocht duren. Een student meldde: "Er bestond bij de begeleiding onduidelijkheid over de lengte van mijn stage. Maar ik heb zelf bepaald hoe lang ik nodig vond." Om uitschieters van dit kaliber tegen te gaan en duidelijkheid te verschaffen over de duur van de stage heeft de faculteit interne stage richtlijnen op papier gezet. Kortweg houden deze richtlijnen in dat studenten aan het begin van hun stage een planning maken met hun begeleider. Hierin maakt de student duidelijk of hij fulltime of, in overleg met de begeleider, parttime aan zijn stage wenst te werken. Aan de hand hiervan wordt een einddatum afgesproken. Als de student de deadline haalt, is er niets aan de hand. Hij krijgt een punt, als het voldoende is, dan is de stage afgerond. Is het cijfer onvoldoende dan wordt er eenmalig een
Zodra een student de einddatum niet haalt, moet hij samen met zijn begeleider een nieuwe planning maken. In deze planning wordt duidelijk aangegeven hoe de stage binnen één maand alsnog afgerond kan worden. Wat er na die maand aan verslag ligt, is definitief. Dit wordt dan beoordeeld. Verder staan er in de richtlijnen nog een hoop praktische zaken. Bijvoorbeeld wat er doorgegeven moet worden aan de studentadministratie en welke formulieren er ingevuld moeten worden. Daarnaast zit er ook een beoordelingsformulier bij zodat het voor student en begeleider duidelijk is waar op gelet moet worden. De stage richtlijnen zijn te vinden op de site van de faculteit en op de website van STOOR. Mocht je nog vragen hebben met betrekking tot de interne stage of andere onderwijs gerelateerde zaken, dan kun je altijd bij STOOR binnenlopen, N-Laag g0.04. Deze is in de pauze geopend. — Door: Ruud Smedts (STOOR)
Over STOOR Waar: NLaag g0.04 Wanneer: In de pauze Email:
[email protected] Wie: Barry van den Ham Maarten van Drunen Anneke Kruyen Ruud Smedts
N! januari 2012 | 7
foto: istockphoto.com/pacaypalla
interview
Ig Nobelprijs om draaierig van te worden Eind september werden traditiegetrouw de winnaars van de Ig Nobelprijzen bekendgemaakt. En hoewel er echt weer een aantal hilarische pareltjes tussen zat (de prijs voor de scheikunde ging bijvoorbeeld naar de makers van de wasabiwekker), ging onze aandacht vooral uit naar de prijs voor de natuurkunde. Deze werd toegekend aan Philippe Perrin, Cyril Perrot, Dominique Deviterne, Bruno Ragaru en Herman Kingma voor “het bepalen waarom discuswerpers duizelig worden en kogelslingeraars niet.” Toen ook nog duidelijk werd dat deze laatste persoon deeltijd hoogleraar is aan de faculteit BMT was het tijd om de beste man eens een bezoekje te brengen.
Voor ik aan het interview begon, ging ik eerst zelf op onderzoek uit. Ik had namelijk nauwelijks ervaring met discuswerpen, om over kogelslingeren nog maar te zwijgen. Dus riep ik de hulp in van de Nederlandse studentenatletiekgemeenschap. Vrijwel meteen stroomden de reacties binnen uit het hele land. Tot mijn verbazing waren bijna alle atleten het totaal niet eens met de uitkomst van het beloonde onderzoek. Zij gaven bijna allemaal aan juist alleen bij kogelslingeren af en toe duizeligheid te ervaren, simpelweg omdat je daarbij veel vaker draait. Of zoals een meisje zei: “Zelf wel eens vijf pirouettes achter elkaar gedraaid?? Zo niet, probeer het eens, dan weet je gelijk wie er het meest duizelig wordt...” Gewapend met deze kennis begon ik het interview.
Kunt u me allereerst vertellen wat voor onderzoek u nu precies doet? Wij doen al jaren onderzoek naar evenwichtsstoornissen en dergelijke. We proberen dus te begrijpen hoe het evenwichtsorgaan werkt en waarom sommige mensen last hebben van
8 | N! januari 2012
bijvoorbeeld wagenziekte. Onderzoek aan gezonde mensen helpt bij het verkrijgen van dat begrip. Zo hebben we bijvoorbeeld ooit onderzoek gedaan naar misselijkheid in de TGV en zo kwamen we erachter dat het geïnstalleerde systeem dat voor evenwicht moest corrigeren precies verkeerd om werkte! We zijn nu zo ver dat we binnenkort het eerste kunstmatige evenwichtsorgaan bij een mens gaan inbrengen.
Klinkt spannend! En wat betreft het onderzoek naar duizeligheid bij discuswerpers? Wat betreft het artikel waar de prijs voor is toegekend: ongeveer tien jaar geleden zijn wij benaderd door de Franse Olympische atletiekploeg, die ervoeren dat ze duizelig werden tijdens het discuswerpen, maar niet bij het kogelslingeren. Wat we toen hebben gedaan is slow motion video-opnames gemaakt van hun werptechnieken. We zijn toen tot de conclusie gekomen dat er in de discuswerpbeweging een sprongetje zit, waarbij je even los komt van de grond, en dus heeft je lichaam op dat moment even geen referentiepunt. Daarnaast blijf
je tijdens het kogelslingeren constant naar je kogel kijken en hebben je ogen dus een fixatiepunt. Gevolg is dat na het werpen van de discus zowel je ogen als je lichaam meer moeten stabiliseren dan bij het kogelslingeren en dat kan duizeligheid veroorzaken.
En hebben de atleten daar ook hun techniek op aangepast? Jazeker! Ze zijn vooral anders gaan trainen. Tijdens trainingen draaien ze nu vaker en soms ook met de ogen dicht om gewend te raken aan het gevoel. Hoe vaker je zelf bijvoorbeeld in de draaimolen gaat zitten, hoe meer je daaraan gewend raakt.
Nu heb ik eens rondgevraagd bij een aantal atleten, voornamelijk studenten, en die geven bijna allemaal aan juist alleen last van misselijkheid te hebben bij het kogelslingeren. Kunt u dat verklaren? Ja dat is interessant. De meeste amateurs draaien bij het discuswerpen nauwelijks en blijven met beide voeten op de grond, terwijl de professionals juist
"Ik dacht eerst dat het SPAM was." zeer snel draaien en vlak voor de worp springen om een grotere werpsnelheid te krijgen. Het is dan ook logisch dat de amateurs minder snel duizelig worden bij het discuswerpen dan de professionals. Bij het kogelslingeren draai je snel maar je kunt juist leren fixeren op de handen tijdens het draaien en dat hebben de professionals waarschijnlijk beter onder de knie.
Goed, en toen was daar ineens het telefoontje van het Ig Nobelprijs comité. Nou, ik kreeg eerst een e-mail met “Je bent genomineerd voor de Ig Nobelprijs” dus ik dacht dat het SPAM was. Ik had namelijk nog nooit van de Ig Nobelprijs gehoord. Maar toen kreeg ik nog zo’n zelfde mailtje en daarna belde het comité mij op dat ik zo moeilijk te bereiken was. Maar ik ben er nu zeker wel blij mee! Het is natuurlijk niet hetzelfde als
een echte Nobelprijs, maar het levert wel wereldwijd een hoop publiciteit op voor het onderzoek dat ik doe. Onderzoek naar evenwichtsgevoel staat weer helemaal op de kaart!
Nu we het toch over de Nobelprijs hebben. Andre Geim won in 2000 een Ig Nobelprijs en kreeg vorig jaar de Nobelprijs. Kunnen we u vast noteren voor de Nobelprijs van 2021? Haha, heel kort, nee! Daarvoor moet je echt onderzoek doen wat bestaande theorieën omver schopt en zo bijzonder ben ik niet. — Door: Joep van Lieshout (redactielid Van der Waals) Met dank aan: Prof. dr. Herman Kingma. Atleten: Anna Carpendale, Linda Geijselaers, Iris Kamp, Hanneke Reinders, Kees en Maaike Schetters en Erwin Suvaal. Atletiekverenigingen: Vitalis Groningen, Phoenix Utrecht, ’t Haasje Nijmegen, Asterix Eindhoven, Uros Maastricht en Swift Roermond.
Overige winnaars 2011: Physiologie: "Geen bewijs voor aanstekelijk gapen bij kolenbranderschildpadden." Scheikunde: de wasabiwekker. Medicijnen: onderzoek naar beslissingen nemen wanneer men erg moet plassen. Psychologie: onderzoek naar waarom mensen zuchten. Literatuur: theorie die zegt dat je meer gedaan krijgt wanneer je iets anders doet dan wat je eigenlijk zou moeten doen. Biologie: waarneming van sex tussen een kever en een bierfles. Wiskunde: aan alle onheilsprofeten die niet kunnen rekenen. Vrede: voor de burgermeester van Vilnius, die met een tank over fout geparkeerde auto's reed. Veiligheid: experiment waarin een automobilist op de snelweg constant verblind werd. Voor meer informatie over de Ig Nobelprijs verwijs ik u naar N!-1.
N! januari 2012 | 9
Afbeelding: Matthijs Cox (Redacteur N!, VENI)
CARRIÈRE
De aantrekkingskracht van het schrijven Jim Heirbaut is alumnus van de faculteit Technische Natuurkunde van de TU Eindhoven en wetenschapsjournalist voor het technologietijdschrift 'De Ingenieur'. Niet bepaald de standaardcarrière voor een natuurkundige. N! zocht hem op en ondervroeg hem over zijn carrière.
Waar woon en werk je? ‘Ik werk sinds april 2010 als journalist bij het technologietijdschrift 'De Ingenieur'. Dat is een rijk geïllustreerd magazine (van ingenieursvereniging Kivi Niria) over de nieuwste ontwikkelingen in de techniek. Het verschijnt 19 maal per jaar. De redactie zit in Diemen, bij Amsterdam, dus daarvoor ben ik vorig jaar naar Amsterdam verhuisd.’
Hoe ben je in de journalistiek terechtgekomen? ‘Dat heb ik eigenlijk te danken aan mijn begeleider bij Océ, waar ik afstudeerde in 2002. Die zei bij de allerlaatste werkbespreking dat ik een zeven had verdiend door mijn inzet, maar dat hij mij geen natuurkundig onderzoeker vond. Dat was ik inmiddels ook wel met hem eens. Ik werd eigenlijk heel ongelukkig van de aanblik van een oscilloscoop en het bouwen van een slimme proefopstelling kon me ook niet bekoren. Na twee stages en een jaar afstuderen kun je die inschatting wel maken. Zou je denken! Maar vreemd genoeg schoot ik na mijn diploma in de ontkenningsmodus en solliciteerde ik op een technische functie, bij TNO in Eindhoven. Voor een techneut superleuk, want ik mocht er met 3D-printen aan de slag. Maar natuurlijk liep ik daar weer tegen dezelfde beperkingen aan. Ik mocht er het prototype van een 3D-printer bouwen, maar werd daar opnieuw niet vrolijk van. Toen begon het me eindelijk te dagen. Het was tijd voor verandering. Letterlijk
ben ik toen met een leeg stuk papier voor mijn neus gaan zitten. Verticale streep. Twee kolommen. Links ‘Wat vind ik leuk’ en rechts ‘Waar ben ik goed in?’. Dat kan ik iedereen aanraden. Bij mij rolde eruit dat ik bèta-dingen en techniek wel heel gaaf vind, maar niet als ik zelf aan de knoppen moet zitten. Tel daar mijn talenknobbel en voorliefde voor lezen bij op en ik besefte dat wetenschapsjournalistiek wel eens iets voor mij zou kunnen zijn. Nog tijdens mijn tweejarige contract bij TNO zocht ik een leuke cursus uit om eens aan het schrijversvak te ruiken. Tien dinsdagavonden lang scheurde ik eind 2004 elke week naar Wageningen om in een stoomcursus van alle aspecten van het vak te proeven. Al na twee avonden wist ik het: hier wil ik mijn beroep van maken. En dat is wat ik, heel eng, deed in 2005. Weg bij TNO, en mezelf aanbieden als freelance wetenschapsjournalist en tekstschrijver. In mei van dat jaar had ik al voldoende opdrachten voor een redelijk salarisje. Eind 2005 begon het echt te lopen. Ik was opgelucht en blij. Eindelijk datgene gevonden waar ik warm van werd. Er was echter één kleine ‘maar’. Ik zat hele dagen te werken vanuit huis, en hoewel ik buiten kwam voor interviews (en boodschappen doen buiten spitsuur, dus tegelijk met de bejaarden) vond ik het maar eenzaam zonder collega’s. Maar ook daarvoor diende zich een oplossing aan toen bij het universiteitsblad 'Cursor' tijdelijk een deeltijdplekje vrijkwam toen een vaste kracht
zwanger werd. Dat bleek ideaal: een paar dagen in de week bij 'Cursor' op de redactie en daarnaast bijklussen als freelancer. Gelukkig werd daarna de volgende 'Cursor-dame' zwanger en zo werkte ik me daar uiteindelijk tussen. In 2008 en 2009 maakte ik een erg leuk uitstapje naar de communicatieafdeling van de TU/e. Ik was wetenschapsvoorlichter, wat zoveel wil zeggen dat ik nu aan de andere kant van de streep zat. Namens de universiteit moest ik wetenschappers zoveel mogelijk ‘in de media proberen te krijgen.’ Oftewel mooi onderzoek onder de aandacht brengen van journalisten via de ene keer persoonlijk contact, de andere keer een persbericht dat ik breed uitstuurde. En daarna trots en blij als de TU/e werd genoemd op tv, of gefrustreerd als een krant weer eens niets met mijn toponderwerp had gedaan. Leerzaam en afwisselend. Maar de journalistiek riep weer. Ook was het inmiddels hoog tijd om de TU/e te gaan verlaten, na er min of meer onafgebroken vijftien jaar te hebben rondgelopen. Daar kwam nog bij dat ik in 2008 een Amerikaanse vriendin had gekregen (zomer 2011 getrouwd, dank u, dank u) en dat we hadden besloten om in Amsterdam te gaan wonen. En toen stond die vacature van 'De Ingenieur' in de krant.’
Wat doe je precies? ‘We vormen met vijf vaste krachten de redactie. Ik coördineer en schrijf
N! januari 2012 | 11
grotendeels de pagina’s met korte nieuwsberichten voorin het blad (allemaal ook te lezen via www.deingenieur. nl). Zo schrijf ik elke twee weken twaalf korte en twee lange nieuwsberichten. Ik probeer zoveel mogelijk verschillende vakgebieden aan bod te laten komen, dus de onderwerpen variëren van (in het laatste nummer) de zonnewagenrace in Australië tot een microscoop om in de menselijke huid te kunnen kijken en van de meest recente computerworm tot een device dat een klein toetsenbordje op je eigen hand projecteert. Ik speur alle mogelijke media af naar interessante onderwerpen om over te schrijven. Mijn mailbox stroomt daarnaast altijd over van de persberichten van bedrijven en universiteiten. Daarvan gaat trouwens zo’n 97% linea recta de vuilnisbak in, maar dat terzijde. Soms zitten er pareltjes tussen. En natuurlijk worden sociale media steeds belangrijker. Ik ben zelf fan van Twitter, dat ik gebruik om de internationale media te scannen en mensen voor ons blad te interesseren.’
Hoe ziet een werkdag eruit? ‘Meestal werk ik op kantoor in het -kuchprachtige Diemen-Zuid. Daar deelt mijn werkgever, Veen Magazines, een kantoorgebouw met een paar andere bedrijven. Is het een maandag, dan vergaderen we in de ochtend over hoe we het aankomende nummer gaan vullen en hoe het staat met de verschillende artikelen. Op de andere dagen heb ik veel vrijheid om af en toe eens een bedrijf, universiteit, beurs of congres te bezoeken. Maar meestal werk ik aan mijn bureau, met telefoon en internet. Speurend naar nieuws en bellend met experts om te horen hoe het precies zit. Ook houd ik de website bij.’
Wat is er zo leuk aan de journalistiek? ‘Ik heb een brede interesse en die kan ik in mijn werk voor een deel bevredigen. Het leuke aan het werken met wetenschappers en techneuten is dat de meesten heel graag over hun werk vertellen. Het zijn gepassioneerde mensen en dat motiveert me. Je mag als journalist ook steeds overal in de
keuken kijken. En als ik iets een keer niet boeiend vind, dan denk ik: artikel maken en weer door naar het volgende. De projecten -als je het met ingenieurs wil vergelijken- zijn lekker kort.
Curriculum Vitae Jim Heirbaut Geboren 1977 te Wouw
En in het algemeen vind ik het gaaf om voortdurend met taal bezig te zijn. In Word begin je met een wit scherm aan een artikel, het groeit, je schaaft het wat bij, schrapt het overbodige en zet het klaar voor de eindredacteur. En een week later heb je een mooi full colour blad in je handen, dat door zo’n honderdduizend mensen met plezier wordt gelezen.’
Mag je veel reizen? ‘Valt wat tegen, ik zit toch meestal op kantoor. Maar nu ik erover nadenk, ligt dat ook aan mezelf. Ik praat mezelf aan dat een nieuwsredacteur niet kan reizen, maar dat is eigenlijk onzin. Ik zou iets vaker reisjes moeten regelen. In november was ik nog bij de kernfusiereactor van JET in Engeland en dat was heel bijzonder. Die krijgen maar weinig mensen te zien.’
Wat zijn de nieuwste ontwikkelingen in je vakgebied? ‘De journalistiek verandert als vak niet echt, maar in de media gaat het financieel niet zo lekker. Mensen zijn er een beetje aan gewend geraakt dat content, zoals we dat noemen, altijd gratis is. Namelijk online. En dus staan de traditionele media als kranten en bladen enigszins onder druk.’
Doe je er nog iets naast? ‘Reizen, tennissen, hardlopen, uit(eten) gaan, de musea van Amsterdam bezoeken. En ik ben dit jaar begonnen met lessen op de basgitaar. Mooi instrument. Altijd op de achtergrond, maar toch heel bepalend.’
Wat zijn je dromen? ‘Ik kijk nooit zo ver vooruit, maar het schrijven van een boek moet er nou toch maar eens van komen. Suggesties over een onderwerp zijn van harte welkom.’ — Door: Jim Heirbaut (VENI-lid)
Opleidingen 2010: Bootcamp for Journalists, Mediabistro te New York 2010: Creative Writing, Gotham Writers’ Workshop te New York 2006-2007: Cursussen fotografie, Centrum voor de Kunsten Eindhoven 2004: Opleiding wetenschapsjournalistiek, Communicatiebureau De Lynx te Wageningen 1995-2002: Technische Natuurkunde, TU/e 1989-1995: Gymnasium, Norbertuscollege te Roosendaal Werkzaamheden 2010-heden: Wetenschapsjournalist bij De Ingenieur 2008-2009: Wetenschapsvoorlichter bij TU/e 2005-2008: Redacteur bij weekblad Cursor 2005-2008: Freelance wetenschapsjournalist 2003-2004: Rapid Manufacturing onderzoeker bij TNO Nevenactiviteiten 2002-heden: Reizen, zie website 2004, 2006: Hoofd PR van Tunafestival 2002-2003: Hoofdredacteur VENI-blad
5 000 METER TRACK 150 000 KOFFERS PER DAG 1 BAS BIJKERK
Inderdaad, het zijn imposante systemen die Vanderlande Industries realiseert. Material handling systemen voor tal van nationale en internationale distributiecentra, luchthavens en sorteercentra. De ene keer betrekkelijk compact en overzichtelijk. De andere keer zeer uitgebreid, behorend tot ‘s werelds grootste installaties. Complex en opgebouwd uit de meest innovatieve en creatieve oplossingen op het gebied van elektronica, mechanica en besturingstechnologie.
Unieke systemen, die altijd weer anders zijn. Gerealiseerd door bijzondere mensen. Bas Bijkerk bijvoorbeeld. Een van onze collega’s die niet uitgesproken raakt over de projecten waarbij hij van begin tot einde betrokken is. Internationale miljoenenprojecten, waar hij in multidisciplinair teamverband aan werkt. En waar hij trots op is! Net als zijn 2 000 collega’s op onze verschillende kantoren in de wereld.
Meer lezen over het schrijfwerk van Jim Heirbaut of contact opnemen? Kijk op www.jimheirbaut.nl
UNIEKE SYSTEMEN, BIJZONDERE MENSEN 12 | N! januari 2012
De boeiendste technische en logistieke uitdagingen. Een creatieve omgeving met gedreven collega’s die van aanpakken weten. De afwisseling van projectenwerk. Met internationale carrièremogelijkheden. Unieke systemen. Bijzondere mensen. Je vindt het bij Vanderlande Industries. Kijk op www.vanderlande.com. WWW.VANDERLANDE.COM
foto: istockphoto.com/fernon
VARIA
Fysisch koken: de vacuümmeringue De kunst van het koken is niet voor iedereen weggelegd. Of een gerecht goed lukt hangt af van een groot aantal parameters, waarbij ook het toeval een belangrijke rol lijkt te spelen. In de vorige N! heb ik het gehad over het perfecte zachtgekookte eitje, maar daarmee is nog lang niet alles rond het ei besproken. Ei is namelijk één van de meest voedzame en veelzijdige ingrediënten die we gebruiken in de keuken. Het wordt niet alleen veelvuldig gebruikt in allerlei recepten, maar er bestaat ook een heel scala aan bereidingswijzen. Dit keer de meringue.
Een meringue is een schuimpje, gemaakt uit opgeklopt eiwit met suiker en eventueel nog een smaakje. Om niet teveel variabelen tegelijk te testen houd ik het bij het basisrecept. Maar het maken van een gewone meringue zou een beetje saai zijn en ik wil wel eens weten of eiwit ook méér dan de theoretische acht keer zijn oorspronkelijke volume kan aannemen. Uit niet altijd betrouwbare bron (het internet) heb ik vernomen dat Nicholas Kurti – de vader van de moleculaire gastronomie - in 1969 een ‘vacuümmeringue’ heeft gebakken. Hij beschreef het als ‘biting into hard nothing’; een ervaring die al enige tijd op mijn verlanglijstje staat.
Gewapend met een vacuümkamer en een infraroodlamp ga ik aan de slag. Eieren scheiden en opkloppen in een ontvette kom, suiker erbij en voilà: een potentiële meringue. Nu nog zien of het ding ook potentie heeft om groter te worden. Daar gaan we dan, een klein laagje perfect opgeklopt eiwit in een bekerglas in de vacuümkamer en de infraroodlamp aan om te bakken. Meneer Boyle heeft toch weer gelijk, want met het verlagen van de druk neemt het laagje eiwit gigantische vormen aan. De meringue groeit tot ver boven het bekerglas uit (zie foto’s). Hij wordt zo mooi en groot,
Eiwitschuim neemt in een vacuümkamer gigantische vormen aan.
14 | N! januari 2012
het doet denken aan een suikerspin, en een beetje aan wolkjes. Wat zou het fijn zijn om die lekker op te peuzelen! Dan gebeurt er, na ongeveer een halve minuut, iets afschuwelijks. De vacuümpomp kan niet harder pompen en mijn smikkeldroom begint voor mijn ogen ineen te storten. Een verwoede tweede, derde, vierde en vijfde poging met een andere eiwit-suiker verhoudingen, een voorverwarmde stolp en harder kloppen baten niet. De meringue blijft instorten. Dan vraag ik me af, wat is eigenlijk het geheim van eiwitschuim? Om dat te ontcijferen moeten we diep het
ei induiken. Het eiwit van eieren bestaat voor negentig procent uit water waarin verschillende proteïnen zijn opgelost. Het eigeel bevat ook nog lipoproteïnen, veteiwit verbindingen. Wanneer een proteïne in zijn normale doen is, ziet hij eruit als een opgerolde kluwen moleculen. Als deze rusttoestand wreed wordt verstoord door bijvoorbeeld een garde of een warmtebron, dan gaan de proteïnen zich strekken en komen er bindingsplekken vrij waardoor zich netwerken kunnen vormen. Niet elke proteïne heeft dezelfde eigenschappen en juist dit verschil maakt een kippenei zo perfect geschikt voor onze keuken. De proteïnen conalbumine, ovomucine en de globulinen stollen bij kamertemperatuur doordat bij kloppen hun hydrofiele zijketens zich naar watermoleculen richten en hun hydrofobe zijketens naar een luchtbel. Erg sterk zijn ze helaas niet: wanneer door verhitting de gasbellen uitzetten klapt het fijne netwerk in elkaar. Gelukkig bestaat meer dan de helft van het eiwit uit een andere proteïne: ovalbumine. Ovalbumine trekt zich van je garde niet zoveel aan, maar stolt snel bij verhitting waardoor het eiwitschuim toch lekker luchtig blijft bij het bakken. Het zijn dus dezelfde proteïnen die ervoor zorgen dat bij kloppen mooi
schuim ontstaat als die ervoor zorgen dat het weer in elkaar stort. De ovalbumine stolt niet snel genoeg om de rol van de globulinen in het schuim over te nemen. Omdat een heteluchtoven bij vacuüm niet zoveel uithaalt kan ik de meringue niet in de oven stoppen en mijn ene infraroodlamp levert duidelijk niet genoeg stralings-
"A vacuum meringue is like biting into hard nothing." warmte om hem snel genoeg te bakken. Hij wordt overigens wel gebakken; maar tegen de tijd dat hij stevig genoeg is om het vacuüm te verbreken is de omvang ongeveer evenveel als die van een normale meringue. De vacuümmeringue lijkt dus gedoemd om te mislukken. Maar zo snel laat ik me niet uit het veld slaan. Mijn laatste poging tot het maken van vacuümschuim is met behulp van chocola. Als snel genoeg verwarmen niet lukt, kan snel genoeg afkoelen misschien wel. Door chocola te mengen met opgeklopt eiwit en het dan te laten stollen
kan ik misschien een stevige structuur krijgen. Met dit mengsel eiwit produceert de vacuümkamer een luchtig goedje, maar lang niet zo groot en indrukwekkend als met suiker. Dat komt door de verhouding chocola-eiwit. Met veel eiwit krijg je chocolademousse (die snel weer instort) en met weinig eiwit een klomp luchtige chocola. Ook lekker, maar van een meringue heeft het niets meer weg. De Rolling Stones zongen er al over: You can’t always get what you want. Hoe graag ik ook een vacuümmeringue wilde maken, het lukt me gewoon niet. Blijkbaar is zelfs het natuurkundige koken alleen bedoeld voor culinaire genieën zoals Nicholas Kurti. En daarmee ook de ‘biting into hard nothing’-ervaring. Mij rest niets anders dan die ervaring uit mijn hoofd te zetten en te hopen op de toevalsfactor van het koken. Soms lukt het en kun je jezelf en anderen verbazen met een heerlijk maaltje. Voor de vacuümkamer geldt dit helaas alleen als je een groot fan bent van Bros candybars. Wie toch de meringue wil proberen kan ik maar beter waarschuwen: de succes-frustratie ratio van deze techniek is erg laag. — Door: Lidewij Cornelissen (redactielid Van der Waals)
N! januari 2012 | 15
De onderzoekers Voordat het onderzoek uit de doeken wordt gedaan, wil ik even stil staan bij de opdeling van de prijs. Het valt misschien op dat de ene helft naar één persoon gaat en de andere helft met z’n tweeën wordt gedeeld. De prijs is namelijk uitgereikt aan wetenschappers van twee verschillende onderzoeksgroepen: het Supernova Cosmology Project onder leiding van Perlmutter en het High-z Supernova Search Team onder gezamenlijke leiding van Schmidt en Riess. De concurrerende teams gebruikten dezelfde telescoop en kruisten dan ook geregeld elkaars pad, op zoek naar de geheimen van het expanderende heelal.
Op zoek naar supernovae Om deze geheimen te ontrafelen, zochten de wetenschappers de kosmos af naar hemelobjecten op miljarden lichtjaren afstand. Daarna bepaalden ze met intensiteitsmetingen en roodverschuivingen hoe dat verre deel van het heelal beweegt ten opzichte van ons eigen zonnestelsel: hoe verder het object, hoe lager de lichtintensiteit. Een ingewikkelde relativistische vergelijking beschrijft het verband tussen de snelheid, intensiteit en de roodverschuiving. Op korte afstanden betekent een grotere roodverschuiving ook een grotere snelheid, terwijl dat op kosmologische dimensies niet meer zo hoeft te zijn. Op miljarden lichtjaren afstand zijn er echter niet zoveel hemelobjecten te bekennen. En daar komen de supernovae het toneel
16 | N! januari 2012
Hoofd van het Supernova Cosmology Project
Hoofd van het High-z Supernova Search Team
Aarde lag, maakten de onderzoekers een tweede foto. Daarna begon het puzzelwerk eigenlijk pas echt. Een ster die na het maken van de eerste foto was ontploft, was op de tweede foto te zien als een lichtpuntje op een plaats waar eerst niets te zien was. Om de ontploffing te vinden, moesten de foto’s pixel voor pixel worden vergeleken. Als ze er dan een hadden gevonden, was het voor de wetenschappers zaak hem zo vlug mogelijk te analyseren, voordat hij weer was uitgedoofd.
Versnelde uitdijing
op; reusachtige sterexplosies die net zoveel licht kunnen uitstralen als alle sterren in een stelsel bij elkaar. Vooral ontploffende witte dwergsterren met de massa van de Zon en de straal van de Aarde geven op die afstand nog genoeg licht. Dat houdt de ster dan een paar weken vol, waarna hij langzaam uitdooft. Er is dus haast bij het zoeken en het analyseren van deze supernovae.
"In het zichtbare gedeelte van het heelal vinden er zo'n tien wittedwergexplosies per minuut plaats." In het zichtbare gedeelte van het heelal vinden er zo’n tien witte-dwergexplosies per minuut plaats. Binnen een sterrenstelsel zijn er dat dus maar één of twee per duizend jaar. De teams hadden er daarom een hele klus aan om te bepalen waar en hoe te zoeken. Beide groepen onderzochten stukjes hemel, zo groot als een duimnagel op een armlengte afstand. Tijdens een nieuwe maan kon er een nauwkeurige foto worden gemaakt, omdat er dan weinig lichtvervuiling was. Drie weken later, als de maan weer bijna helemaal in de schaduw van de
Vooral door deze tijdsdruk kon er van alles misgaan. Procedures die normaal gesproken maanden duren, zoals de beschikking krijgen over de gewenste telescoop, moesten nu in enkele dagen geregeld zijn. Daarom waren de twee teams ook enigszins gerustgesteld toen bleek dat ze beiden dezelfde verbazingwekkende resultaten hadden. In eerste instantie hadden ze verwacht felle supernovae te vinden, wat zou duiden op een steeds langzamer uitdijende kosmos. Maar in plaats daarvan vonden ze in totaal vijftig supernovae die veel zwakker waren dan gedacht: ze bewogen steeds sneller en sneller van ons vandaan en dus neemt de uitdijing van het heelal niet af, maar versnelt deze!
Foto: Homewood Photography
Brian P. Schmidt Foto: Belinda Pratten
Saul Perlmutter
Adam G. Riess Hoofd van het High-z Supernova Search Team
Foto: Nobelprize.org
Het is alweer een tijdje geleden dat de Nobelprijzen zijn uitgereikt. Maar de N! zou geen natuurkundeblad zijn als de ‘Oscar’ voor de fysica zou worden overgeslagen. Deze keer ging hij voor de helft naar Saul Perlmutter en voor de andere helft naar Brian P. Schmidt en Adam G. Riess “voor het ontdekken van de versnelde expansie van het universum door middel van de observatie van verre supernovae”.
Foto: Ariel Zambelich
Nobelprijs voor de fysica 2011
foto: Pushkin Museum
WETENSCHAP
Links: Een foto van een klein stukje heelal, gemaakt bij nieuwe maan. Rechts: Een foto van datzelfde stukje heelal, drie weken later. De rode pijl wijst naar een supernova die tussen het maken van de twee foto's is ontstaan.
Hebben we een verklaring? De boosdoener van dit versneld uitdijen heet ‘donkere energie’. Wat deze energie precies inhoudt, is nog steeds een groot raadsel in de natuurkunde. Er is een theorie die stelt dat de kwantumsoep die vacuüm heet, zorgt voor het spontaan ontstaan en verdwijnen van deeltjes en antideeltjes, waar dan donkere energie bij vrijkomt. Maar een theoretisch afgeschatte hoeveelheid die zo ontstaat, is wel 10120 keer kleiner dan de tot nu gemeten hoeveelheid. Het universum zou zelfs voor driekwart uit deze donkere energie bestaan. Daarnaast hebben wetenschappers ook nog beredeneerd dat het grootste deel van het materiële heelal uit ‘donkere materie’ bestaat. Deze materie is net als de donkere energie onzichtbaar, maar heeft juist een aantrekkende kracht. Donkere materie is dan ook minstens net zo raadselachtig als donkere energie. Dankzij de ontdekkingen van Perlmutter, Schmidt en Riess weten we nu dus dat we 95% van het universum nog niet snappen. — Door: Bart Klarenaar (redactielid Van der Waals)
Een schijfdiagram met de verdeling van donkere energie, donkere materie en overige materie in ons heelal.
Meer weten? Als je meer wilt weten over deze Nobelprijs, of over een van de vele andere Nobelprijzen (Geneeskunde, Vrede, etc.), kun je terecht op www.nobelprize.org. Op deze website vind je niet alleen wetenschappelijke artikels die verband hebben met het betreffende onderwerp, maar ook gemakkelijker te lezen populairwetenschappelijke stukken. Hiernaast zijn er onder meer (video)interviews te vinden met Nobelprijswinnaars.
N! januari 2012 | 17
De Nieuwbouw Alles wat je moet weten Zoals - als het goed is - iedereen ondertussen zal weten zullen we binnenkort ons oude vertrouwde N-laag verlaten en verhuizen naar een gloednieuw, nog neer te zetten, gebouw. Deze huisvesting wordt gebouwd als nieuw onderkomen voor de faculteiten Technische Natuurkunde en Electrical Engineering en zal komen op de plek van het huidige N-laag. Maar waarom komt er eigenlijk überhaupt een nieuw gebouw? Wat gaat er in de komende jaren veranderen voor de huidige bewoners van N-laag en Potentiaal? En waar gaan we allemaal naar toe wanneer ze bezig zijn met het bouwen van ons nieuwe onderkomen? En waarom maakt iedereen zich zo druk over die nieuwbouw? In grote lijnen de plannen voor het nieuwe N-laag.
foto: sfeerimpressie van het nieuwe gebouw door architectuurstudie HH
Nieuws
Een nieuw gebouw- maar waarom? “Waarom moeten wij verhuizen naar een nieuw gebouw, terwijl N-laag prima voldoet aan onze wensen?” Een veelgehoorde vraag binnen de faculteit. De nieuwbouw wordt gerealiseerd er in het kader van de Campus 2020, een groot TU/e breed project om de gehele campus te vernieuwen en een mooiere uitstraling te geven. Een project dat, zoals de naam al suggereert, klaar moet zijn in 2020.
"Maar waarom komt er eigenlijk überhaupt een nieuw gebouw?" In het plan voor de Campus 2020 komt in het midden van de TU/e campus een ‘groene loper’, een open gebied met veel groen. Hieromheen staan de gebouwen van de verschillende faculteiten. Ons nieuwe gebouw zal op het einde van de groene loper gelegen zijn, net zoals N-laag nu al op het randje van de campus staat. Een mooi uitzicht zal dus gegarandeerd zijn! Nog een aantal redenen om een nieuw gebouw neer te zetten: N-laag heeft veel te veel asbest in haar muren en het verwijderen hiervan is niet alleen een tijdrovende klus, maar ook een die veel geld gaat kosten. Verder is het verwarmingssysteem zeer verouderd en is de faculteit elk jaar een vermogen kwijt aan stookkosten. Ook bij Potentiaal is er een dringend probleem; dit gebouw heeft officieel niet genoeg vluchtroutes voor de bovenste verdiepingen en is dus niet meer goedgekeurd door de brandweer, het wordt slechts gedoogd door de gemeente. Op dit moment worden de bovenste verdiepingen van Potentiaal dan ook niet meer gebruikt om medewerkers en studenten te huisvesten, maar slechts om overbodige spullen op te slaan. Deze situatie zou verholpen kunnen worden door een grote brandtrap aan de buitenkant van het gebouw vast te plakken, maar ook dit is een dure procedure. Al met al is het voor de TU/e een gunstig besluit een nieuw gebouw neer te zetten voor beide faculteiten in plaats van het renoveren van beide huidige gebouwen.
Ons nieuwe onderkomen Zoals gezegd zal ons nieuwe gebouw dus op het uiteinde van de groene loper komen te staan, ongeveer op de plek van het huidige N-laag. Dit gebouw zal weer verbindingen krijgen met de bijgebouwen die nu nog rond N-laag staan; Cyclotron, Cascade en Spectrum. De nieuwbouw zal ongeveer L-vormig worden, met een gedeelte dat tien verdiepingen zal tellen en een deel dat zes verdiepingen zal tellen. Figuur 1 laat een visualisatie van het idee van de architect, Herman Hertzberger van Architectuurstudio HH, zien. In de hoge delen van het gebouw worden de medewerkers en studenten gehuisvest, de ‘zware’ labs zullen in een apart bijgebouw geplaatst worden. In de nieuwbouw komt een hoog atrium en het design is voornamelijk gebaseerd op doorzichtige glazen wanden in het gebouw. De verschillende vakgroepen van TN en EE worden, zoveel mogelijk in hun geheel, geplaatst op de verschillende verdiepingen. Ook zal er een grote collegezaal in het gebouw
zitten en komen er natuurlijk verschillende colloquiumzalen. De plannen zitten nu in het stadium van de overgang van het Voorlopig Ontwerp (VO) naar het Definitief Ontwerp (DO), waarin definitief alle ruimtes, kantoren en labs zijn ingetekend. Wanneer alles volgens plan gaat zal, na de (tijdrovende) sloop van N-laag, met de bouw kunnen worden begonnen in 2012.
Tijdelijke huisvesting Een nieuw gebouw, prima. De plannen liggen zo ongeveer klaar, prima. Maar waar moeten wij in de tussentijd heen? De onderzoeken in de vakgroepen moeten door, stages moeten worden afgerond, colleges en instructies moeten doorgaan en iedereen moet een plek hebben om te kunnen werken. Het grootste gedeelte van de inwoners van N-laag zal tijdelijk verhuizen naar het TNO gebouw, maar er zijn een aantal uitzonderingen. Zoals de planning er nu uitziet gaan de groepen TPM en FNA naar Cascade, waar dus ruimte voor hen gemaakt zal moeten worden. En, niet in de minste plaats, voor hun zware apparatuur. Het is de bedoeling dat deze groepen ook wanneer het nieuwe gebouw er staat in Cascade zullen blijven, zij verhuizen dus maar één keer. De vakgroep CQT wordt het minst beïnvloed door de op hand zijnde verbouwingen, zij hoeven namelijk niet te verhuizen, maar blijven in het Cyclotron, ook wanneer het nieuwe gebouw er staat. De rest van de vakgroepen gaat waarschijnlijk allemaal naar TNO, inclusief de onderwijsgeleding.
"Al met al een omvangrijke verhuizing; twaalf vakgroepen met labs die binnen een paar weken op een andere plaats weer moeten kunnen draaien." Voor de studenten is de situatie nog wat minder duidelijk, waarschijnlijk zullen de verschillende colleges en instructies ingepland worden in andere gebouwen waar genoeg plek is, zoals het Paviljoen. Het practicum verhuist wel mee naar TNO. De studievereniging Van der Waals zal verhuizen naar de vierde verdieping van Cascade en de wekelijkse Borrel zal, niet onbelangrijk, ook verhuizen naar Cascade, naar de huidige EI-zaal. Al met al een omvangrijke verhuizing; twaalf vakgroepen met labs die binnen een paar weken op een andere plaats weer moeten kunnen draaien. Volgens de huidige planning zal in januari begonnen worden met het uithuizen van N-laag.
Knelpunten Natuurlijk is niet meteen alles koek en ei met de plannen voor de nieuwbouw, er bestaan nog een aantal problemen die opgelost moeten worden voordat we verder kunnen. Deze
N! januari 2012 | 19
knelpunten hebben dan ook de aandacht van alle betrokkenen. Een van de eerste zaken is natuurlijk dat het huidige N-laag eerst leeg moet zijn voordat er gesloopt kan worden en er een nieuw gebouw neergezet kan worden. En hier schorten al wat zaken; het blijkt lastiger dan gepland om de vakgroepen FNA en TPM in te passen in de beschikbare ruimte in Cascade. De reden dat deze vakgroepen hiervoor zijn gekozen is dat ze beiden zware en gevoelige apparatuur hebben en het dus beter is ze slechts een keer te verhuizen. Maar het is dus ook lastig om de gevoelige AFM’s van FNA ergens te plaatsen waar er geen strooivelden meer zijn van de gigantische MRI scanner van TPM. Het heeft natuurlijk een reden dat de vakgroep TPM in het huidige N-laag in de enige vleugel zit die de andere kant uitsteekt. Op het moment wordt er dus druk geschoven op de plattegrond met kantoren en labs en worden aanpassingen aan Cascade bedacht die vereist zijn om te plaatsing van beide groepen te kunnen garanderen. Zo komt er bijvoorbeeld een uitbouw voor de MRI scanner en worden er waarschijnlijk vloeren gelegd in de bestaande vide om meer ruimte te creëren. Het is belangrijk dat FNA en TPM op tijd naar Cascade kunnen, omdat anders de rest van de planning ook op de schop kan. Maar in Cascade is er nog een ander punt van aandacht: de huisvesting van de Borrel. Een relatief grote ruimte is vereist en kan enkel worden gevonden in de huidige EI-zaal. Deze ruimte moet wel nog verbouwd worden om te Borrel te kunnen huisvesten; denk aan het wegnemen van de geluidsoverlast, het controleren van de uitgangen, de plaatsing van een bar etc. De Borrelruimte zou dan overdag gebruikt moeten kunnen worden als lunchruimte, de voornaamste huidige functie van de EI-zaal voor de bewoners van Cascade. Ook in het TNO gebouw is nog niet alles rond voor onze komst. In afgelopen oktober zijn de verschillende vakgroepen gaan kijken naar de hen toegewezen ruimte. Dit bleek in de meeste gevallen veel te krap, niet in de laatste plaats omdat de ruimte voor studenten niet was meenomen in de berekeningen voor het benodigde oppervlak voor de vakgroepen. Ook bleken de toegewezen ruimtes onhandig om in te delen: te klein voor drie personen, maar veel te groot voor twee personen. En, last but not least, moest er nog veel gebeuren om de ruimtes bruikbaar te maken als labs. Uiteindelijk zullen nu enkele groepen niet naar TNO gaan, om meer ruimte vrij te maken voor de rest. Deze groepen (EPG en PSN) zullen dan in een ander gebouw op de campus gehuisvest worden, bijvoorbeeld in een van de gebouwen van de Fontys. Verder zitten er in de nieuwbouwplannen natuurlijk ook nog een aantal haken en ogen. De ruimte voor het practicum en de OGO’s zoals die nu ingepland is, is nog niet naar wens van de faculteiten. Er wordt op het moment dan ook gewerkt aan een nieuw voorstel binnen de kaders van het project en budget. Ook voldoen de ruimtes voor de Aio’s en studenten nog niet aan de gestelde eisen, in het ontwerp staan nu ‘werkbalkons’: grote open ruimtes waar veel mensen tegelijk zitten. De betrokkenen menen dat dit de werkefficiëntie niet ten goede zal komen. Hiernaast wordt er momenteel gekeken op welke wijze de ruimten van de studieverenigingen een plek gaan
krijgen op de zesde verdieping. Zo staat de invulling van de borrelruimtes nog ter discussie: de studieverenigingen zijn van mening dat deze te klein zijn om de huidige borrelbezoekers te kunnen onderbrengen, en dat de opslagruimtes te klein zijn om alle voorraad kwijt te kunnen. Verder is de beschikbare kantineruimte - aangevuld met de geplande lunchplekken – volgens de nieuwe bewoners van het gebouw niet genoeg om iedereen te kunnen laten lunchen. Vanuit het project wordt deze mening niet gedeeld, omdat zij kijken naar de TU/e brede kantine-aanbesteding: over de hele campus gezien zou er genoeg ruimte moeten zijn om iedereen ergens te kunnen laten lunchen. Deze vier problemen zijn momenteel de grootste knelpunten, maar er bestaan ook nog wat kleinere zaken die gemakkelijker opgelost kunnen worden. Het is lastig om alle eisen en wensen in te plannen, omdat er slechts een beperkt budget is. Maar natuurlijk is het wel de bedoeling dat de uiteindelijke bewoners tevreden zijn met hun nieuwe gebouw.
Would you like to work in Europe for world’s leading companies? Do you have a physics background? Then Xelvin is the right place for you!
Controle
Xelvin is specialized in engineering and
Gelukkig zijn er een heleboel mensen die zich bezighouden met het controleren van de plannen voor de nieuwbouw en de tijdelijke huisvesting. In de eerste plaats verdedigt Tiny Verbruggen, onze directeur bedrijfsvoering, de behoeften van iedereen binnen onze faculteit. Uiteraard doet hij dit niet alleen, maar wordt hij geholpen door het faculteitsbestuur en gecontroleerd door de faculteitsraad. Verder zijn er verschillende projectteams opgezet door Dienst Huisvesting, waar steeds medewerkers en studenten inzitten die hun uiterste best doen om het nieuwe gebouw zoveel mogelijk aan onze te wensen te laten voldoen. Hierin leveren alle betrokken partijen mensen aan om hun belangen te verdedigen; de vakgroepen, vander-Waals, maar ook VENI dragen allemaal hun steentje bij.
research positions on academic level being a preferred supplier for most leading international organizations located throughout the Netherlands. We help you find the perfect job with the company that suits you and offer you the opportunity to try different working environments, the freedom to expand your existing skills and experience. You will enjoy the variety and flexibility of different projects and you will get the best help in finding the right permanent job for you.
Dus, eindelijk is het dan zover! De afgelopen twintig jaren zijn er steeds geruchten en plannen geweest dat N-laag snel gesloopt zou worden. Maar nu zijn de plannen dan echt definitief geworden, de nieuwbouw gaat er hoe dan ook komen. De details kunnen echter nog wel veranderen en in sommige gevallen zal dat zeker nog gebeuren. — Door: Anne van Gorkom (redactielid Van der Waals)
Currently we have the following vacancies: • Plasma expert • Optical engineer • Thermodynamical / Fluidics engineer • Materials engineer • Research engineer • Software / mathematical engineer • Experimental physicist
Hoevenweg 19 Figuur1: maquettestudie door de architectuurstudio HH van het uiterlijk van het nieuwe gebouw.
5652 AW Eindhoven T: +31(0)40-2910056 F: +31(0)40-2910238
20 | N! januari 2012
www.xelvin.com
Vrijdag 23 september jongstleden publiceerden zo’n honderd wetenschappers die deelnamen aan het OPERA experiment een van de meest opmerkelijke meetresultaten ooit. Deeltjes met massa worden zo’n zestig nanoseconden te vroeg gemeten. Iets klopt er niet: de tijdmeting, de afstandsmeting of de theorie. In dat laatste geval zou de wereld op zijn kop staan, er wordt zelfs over tijdreizen gesproken. Maar wordt het echt mogelijk om in de toekomst je voorouders te ontmoeten?
De Feiten Neutrino’s zijn ongeladen deeltjes met een zeer kleine massa en spin ½, derhalve behorende tot de fermionen. Deze deeltjes zijn in 1930 door Pauli voorgesteld om behoud van energie bij bètaverval te verkrijgen. In 1956 verscheen het eerste artikel waarin wetenschappers vermeldden neutrino’s te hebben gemeten (Nobelprijs 1995). In 1987 werden neutrino’s gedetecteerd die afkomstig waren van een supernova1 (Figuur 1). Uit dat experiment bleek dat neutrino’s zich met (bijna) de lichtsnelheid moesten voortbewegen. De afstand tot de supernova was vele lichtjaren groot en de neutrino’s werden tegelijk met het licht waargenomen.
CERN Nabij Genève, tegen een achtergrond van de Zwitserse Alpen, ligt het Europees centrum voor onderzoek naar elementaire deeltjes (CERN). Een van de onderzoeken die het instituut uitvoert is het OPERA experiment. In een versneller van CERN worden muonen gecreëerd die bij verval neutrino’s opleveren. Deze neutrino’s hebben vrijwel geen interactie met materie waardoor het mogelijk is ze via de Alpen naar een lab ruim zevenhonderd kilometer verderop te sturen. In dat lab is een opstelling
22 | N! januari 2012
aanwezig om neutrino’s te detecteren. Het experiment om de snelheid van de neutrino’s te bepalen klinkt simpel. Je meet de afstand tussen het punt waarop de neutrino’s gecreëerd worden en het punt waarop de neutrino’s’ gedetecteerd worden en meet de tijd tussen creatie en detectie. Die twee deel je op elkaar en de snelheid rolt er uit. De experimenteel bepaalde waarde was groter dan de waarde van de lichtsnelheid2.
je twee klokken nodig, een die de tijd van vertrek meet en een die de tijd van aankomst meet, een zeer nauwkeurige afstandsbepaling, en moet je correcties uitvoeren voor alle relativistische effecten die optreden. Veel wetenschappers vermoeden dan ook dat er ergens bij de metingen een fout is gemaakt. Servaas Kokkelmans: “Een collega grapte dat het experiment wel fout moest zijn, in Italië komt nooit iets te vroeg aan”.
De speculaties
“Een collega grapte dat het experiment wel fout moest zijn, in Italië komt nooit iets te vroeg aan.” Helaas is de werkelijkheid niet zo simpel. De neutrino’s worden namelijk niet op een punt (zowel niet in de ruimte als in de tijd) gecreëerd, maar over een meer uitgesmeerd gebied. Voor de detectie van de deeltjes geldt hetzelfde, ook daar wordt niet op een enkel punt gemeten. Maar door het experiment vaak genoeg te herhalen is de statistische fout heel klein te maken. Verder heb
Stel dat alle metingen kloppen, stel het experiment in de toekomst op een andere plaats herhaald wordt en dat blijkt dat neutrino’s echt sneller dan het licht gaan. Wat zou dat betekenen? Jan Lodewijk zegt dat de tweelingparadox3 in dit geval een interessant gedachte experiment is. Als een raket met bijna de lichtsnelheid gaat, zal iemand die in de raket zit zijn eigen tijd niet zien veranderen, terwijl een waarnemer op aarde het horloge van de astronaut in de raket langzamer ziet lopen. Als de raket sneller dan de lichtsnelheid gaat (voor het gemak ‘vergeten’ we even de singulariteiten die we in de formules vinden) zien we op aarde dat de astronaut terug in de tijd reist, terwijl de astronaut zijn eigen tijd niet ziet veranderen.
Om echt terug in de tijd te reizen is omkering van causaliteit (oorzaak en gevolg) nodig. Dit lijkt in tegenspraak te zijn met alles wat we voor waar aannemen. Servaas Kokkelmans zegt dat het ook minder exotisch bekeken kan worden. Als het niet mogelijk is om ‘normale’ materie (zoals mensen of ruimteschepen) naar het verleden te zenden, wil dat nog niet zeggen dat informatie ook niet sneller dan het licht kan reizen. Uit de optica weten we dat voor fotonen geldt dat de groepssnelheid gelijk is aan de lichtsnelheid, de fasesnelheid mag hoger zijn. Misschien dat er met neutrino’s sneller informatie te versturen is dan met fotonen. In de jaren zestig van de vorige eeuw zijn tachyonen voorspeld. Dit zijn deeltjes die zich buiten de lichtkegel van de speciale relativiteitstheorie bewegen (zie Figuur 2). Deze ruimte-achtige deeltjes zouden daarmee een imaginaire massa en eigentijd hebben4. Deze deeltjes moeten dan bewegen met een snelheid groter dan het licht en mogelijk versnellen bij interactie met materie. Als een neutrino zou kunnen overgaan van een fermion naar een tachyon en weer terug zou deze informatie sneller dan het licht kunnen gaan. Een heel ander argument komt uit de hoek van de snaartheorie. De snaartheorie voorspelt dat er verborgen dimensies zijn die niet waarneembaar zijn. Als de neutrino’s voldoende energie hebben om de vierdimensionale ruimte-tijd te verlaten en via een andere dimensie van CERN naar Gran Sasso te reizen, dan wordt de afstand korter dan meetbaar met aardse experimenten en hoeven de neutrino’s niet sneller dan het licht te gaan. Vergelijk dit met het dubbelvouwen van een vel papier. De afstand tussen twee hoekpunten is in de driedimensionale ruimte veel kleiner te maken dan de afstand die de hoekpunten hebben in de tweedimensionale ruimte.
Mogelijke fouten De uitkomst van het OPERA experiment is zo opzienbarend dat veel wetenschappers proberen om fouten te ontdekken in de metingen. De wetenschappers van OPERA vinden dat niet erg. Hun boodschap is dat er iets niet klopt en dat ze zelf niet kunnen vinden wat dat is. Een van de wetenschappers die een
verklaring geeft voor de resultaten is Ronald van Elburg5. Hij stelt dat de baan van de satellieten die worden gebruikt om de tijd te synchroniseren ongeveer evenwijdig is aan het pad van de neutrino’s. Bij het berekenen van de tijd zou er geen rekening gehouden zijn met de tijddilatatie die optreedt omdat de satellieten een zekere snelheid hebben ten opzichte van het aardoppervlak.
“Als het niet mogelijk is om normale materie naar het verleden te verzenden, wil dat niet zeggen dat informatie niet sneller dan het licht kan reizen. ”
Figuur 1: Opname van de supernova SN1987A. Waargenomen door NASA in 1987. De neutrino's werden tegelijk met het licht gedetecteerd. [1] foto: http://asymmetricwarfareblog
Halen we de toekomst in?
foto: Wikipedia
Wetenschap
Dit zou betekenen dat de gemeten tijd maximaal vierenzestig nanoseconde te kort is. Hiermee zouden de neutrino’s niet een grotere snelheid dan die van het licht moeten hebben. Ironisch genoeg zou deze verklaring de theorieën van Einstein bevestigen in plaats van ontkrachten.
Conclusies Hoewel het eigenlijk nog te vroeg is om echt conclusies te trekken, kunnen we wel zeggen dat het zeer onwaarschijnlijk is om dat terug in de tijd kunnen reizen mogelijk wordt. Het antwoord op de vraag of je ooit je voorouders zult ontmoeten zal dan ook ‘NEE’ zijn. Verder blijkt dat de wetenschap bij spectaculaire resultaten veel aandacht van de media krijgt. Wellicht worden het gouden tijden voor sciencefiction schrijvers of zien we volgend jaar twee keer zoveel studenten die voor een (al dan niet technische) natuurkunde opleiding kiezen. Één ding is wel duidelijk geworden. We hebben moeder natuur nog niet helemaal door en dat vinden we maar al te spannend! — Door: Arjen Monden (redactielid Van der Waals) Met medewerking van Dr. Ir. Servaas Kokkelmans en Dr. Ir. Jan Lodewijk.
Figuur 2: De lichtkegel uit de speciale relativiteitstheorie. Fotonen bewegen zich over het oppervlak, deeltjes met massa bewegen zich binnen de kegel. Zouden neutrino's zich buiten de kegel kunnen bewegen?
Referenties: [1] http://www.nobelprize.org/nobel_ prizes/physics/laureates/1995/illpres/illpres.html (presentatie over neutrino’s) [2] Measurement of the neutrino velocity with the OPERA detector in the CNGS beam, arxiv1109.4897 [3] Young&Freedman, UNIVERSITY PHYSICS 12th edition, bladzijde 1278 [4] http://en.wikipedia.org/wiki/Tachyon (globale informatie over Tachyonen) [5] Times Of Flight Between A Source And A Detector Observed From A GPS Satellite, arxiv.org/abs/1110.2685
N! januari 2012 | 23
m
Curieus lustru
Foto's
! n e t u p s i d e Twee jarig s u e i r u C r a Vijf ja g n i r t s r e p u S en
Superstring
in november Curieus vierde lustrum. te haar haar eers de cocktailar da as Eerst w s aar deelnemer workshop, w drankjes en hun eigen mix en maken. nd longdrinks ko lijke lustrumHet daadwerke in de Krazy ts feest vond plaa ast bier na et m o, Kangaro ng aan roze di la e m or een en we dat s al zoetigheid, zo end zijn. 's w ge van Curieus en de Van-derOchtends kond kken onder tbra Waalsleden ui n lekker ee n va t no het ge om zoet er ed (w e kj geba en roze).
lustrum
g bestond vijf Ook Superstrin t met een da jaar en vierde strumBorrel en lu ke knotsgek s gefrituurde een flinke dosi eken later ew snacks. Enkel de oots feest in volgde een gr held re co rd ppy ha Playerz met ha AKKUHH!! k! H DJ Paul Elsta M! BA M BAM BA
24 | N! januari 2012
N! januari 2011 | 25
foto: ESA/Le Floch. Sfeerimpressie tijdens het gewichtloos uitvoeren van metingen in een paraboolvlucht. Op de voorgrond zie je Job Beckers (links), Dirk Trienekens (midden) en Vladimir Pletser (rechts). Laatsgenoemde is een astronaut van ESA.
Wetenschap
Plasmafysica wanneer de zwaartekracht (g)een rol speelt Job Beckers is bijna gepromoveerd aan de TU/e op het fascinerende gebied van stoffige en complexe plasma's. Met stofdeeltjes heeft hij nieuwe methode ontwikkeld om elektrische velden in plasma's te meten. Hiervoor wilde hij echter wel even de zwaartekracht verminderen of versterken. Speciaal hiervoor heeft hij onder andere paraboolvluchten uitgevoerd. Dat gaat wel met de nodige acrobatiek gepaard, zoals op de foto hiernaast te zien is. In dit artikel vertelt hij over zijn bijzondere onderzoek.
Plasma's en stofdeeltjes
Waar in het onverstoorde plasma de dichtheden van elektronen en ionen aan elkaar gelijk zijn, zal de ruimteladingslaag aan de rand van het plasma voornamelijk bestaan uit ionen. Dit komt doordat de elektronen veel lichter zijn, sneller de wand of de elektrode zullen bereiken en deze negatief zullen opladen. De veel zwaardere ionen blijven achter waardoor een ruimteladingslaag – typisch 5 tot 10 mm dik – ontstaat. In deze ruimteladingslaag bestaan grote elektrische velden die gericht zijn vanuit het onverstoorde plasma in de richting van de elektrode. Positieve ionen worden in dit veld versneld tot hoge snelheden in de richting van het oppervlak. Voor toepassingen waarbij ionen worden versneld aan de rand van het plasma is het zeer van belang dat de plasmaparameters en de betrokken
26 | N! januari 2012
fysica in de ruimteladingslaag goed in kaart worden gebracht. Als het mogelijk is om de deeltjes te injecteren en waar te nemen in de plasma sheath, zouden we een methode hebben die ons veel leert over dit gebied; met behulp van hun positie kunnen we namelijk het elektrische veld ter plaatse bepalen.
sche veldsterkte, van de lading op het stofdeeltje, enzovoorts. Door nu een analytisch model op te stellen met de relevante plasmafysische vergelijkingen, kunnen uiteindelijk de locale elektrische veldsterkte en de lading op het stofdeeltje bepaald worden ter plaatse van de evenwichtspositie van dit stofdeeltje.
Hoe pakken we dit aan?
Echter, met bovenstaande methode kunnen de elektrisch veldsterkte en de deeltjeslading slechts op één enkele positie – de evenwichtspositie van het deeltje - worden bepaald. Om een profiel voor deze parameters te construeren, dient de evenwichtspositie van het deeltje veranderd te worden. De enige manier om dit te doen, zonder het plasma te verstoren of plasmaparameters te veranderen, is door de zwaartekracht te veranderen. Hierdoor verandert de krachtenbalans en zal het deeltje zich naar een andere positie in de ruimteladingslaag begeven; bij hogere zwaartekrachtniveaus zal het deeltje lager in de ruimteladingslaag (dichter bij de elektrode) worden opgesloten, bij lagere zwaartekrachtniveaus juist hoger (dichter bij het onverstoorde plasma).
Figuur 1 geeft schematisch weer hoe een capacitief gekoppeld plasma wordt bedreven tussen twee parallelle elektroden, waarvan de bovenste geaard is terwijl de onderste elektrisch gevoed wordt. Om een beter fysisch begrip van de ruimteladingslaag te krijgen, gebruiken we stofdeeltjes – die net boven de gevoede elektrode worden opgesloten - als minuscule meetinstrumentjes. Op de positie waar de stofdeeltjes worden opgesloten heerst namelijk evenwicht in de krachtenbalans op de deeltjes. De drie dominante krachten zijn de zwaartekracht, de elektrostatische kracht en de zogenoemde ‘ion drag’ kracht (gedrieën eveneens weergegeven in figuur 1). Al weet geen enkele wetenschapper wat zwaartekracht daadwerkelijk is, de werking ervan veronderstellen we hier bekend. De elektrostatische kracht op het deeltje wordt gegenereerd door het aanwezige elektrisch veld dat werkt op de negatieve deeltjeslading. De ‘ion drag’ kracht wordt geleverd door de ionen die vanuit het plasma door het elektrische veld worden versneld in de richting van de elektrode en bestaat uit twee componenten. Kort gezegd: één component door impulsoverdracht op het deeltje door ionen die op hoge snelheid op het deeltjesoppervlak worden ingevangen, de andere component door impulsoverdracht op het deeltje door ionen die worden afgebogen in het Coulomb veld dat het geladen deeltje omringt. De ‘ion drag’ hang op complexe wijze af van veel plasma parameters zoals de dichtheden en temperaturen van elektronen en ionen, van de locale elektri-
geaarde elektrode
onverstoord plasma
z=ξ
z
In industriële plasma’s – die bijvoorbeeld worden gebruikt bij de productie van zonnecellen of halfgeleiders – kunnen onder sommige omstandigheden stofdeeltjes voorkomen. Dit kan de kwaliteit van dit type structuren nadelig beïnvloeden. Ook in fusiereactoren blijken stofdeeltjes plasmaprocessen te bemoeilijken. Toch kunnen stofdeeltjes in plasma’s ook heel nuttig worden toegepast, bijvoorbeeld uit fundamenteel oogpunt. Zo blijken stofdeeltjes van enkele micrometers in diameter hoge negatieve ladingen (tot wel 100.000 maal de elektronlading) te kunnen dragen, waardoor ze coulomb kristallen kunnen vormen. Dit vormt een uitermate geschikt macroscopisch model om kristalstructuren en faseovergangen te bestuderen. Misschien wel de meest opwindende toepassing van deze microdeeltjes in plasma’s komt voort uit het feit dat een dergelijk negatief geladen deeltje opgesloten kan worden in het elektrisch veld in de ruimteladingslaag – de plasma sheath – die ontstaat wanneer het plasma in contact komt met een wand of een elektrode.
z=0
z = ze
𝐹⃗𝑖
𝐹⃗𝐸
𝐹⃗𝑔
𝐸
ruimteladingslaag
gevoede elektrode
Figuur 1: Schematische weergave van de krachtenbalans op een negatief geladen stofdeeltje op positie z=ze dat is opgesloten in het elektrisch veld in de ruimteladingslaag net boven de gevoede elektrode. Het electrisch veld E veroorzaakt een kracht FE . Deze wordt tegengewerkt door de zwaartekracht Fg en de 'ion drag' kracht Fi.
De regelmatige bezoeker van N-laag is vast op de hoogte van de aanwezigheid van een centrifuge binnen de groep Elementaire Processen in Gasontladingen (EPG), waarmee zwaartekrachtniveaus tot 10 g 0 (g 0 =9.81 m/s2) gegenereerd kunnen worden (zie figuur 2). Eerder is deze centrifuge dankbaar gebruikt om plaatsopgeloste profielen voor de elektrische veldsterkte en de stoflading te bepalen voor posities in de ruimteladingslaag beneden de evenwichtspositie bij “normale” zwaartekrachtcondities g 0 . Echter, voor metingen hoger dan de g 0 evenwichtspositie (dichterbij het onverstoorde plasma) zijn zwaartekrachtsniveaus beneden g 0 nodig - microzwaartekracht. Omdat het
Figuur 2: Gebruikte centrifuge voor het induceren van zwaartekrachtniveaus variërend van 1 g 0 tot 10 g 0 .
N! januari 2012 | 27
8500 m
390 km/h
7500 m
650 km/h
810 km/h
6000 m 20 seconden
25 seconden
20 seconden
Hyperzwaartekracht
Microzwaartekracht
Hyperzwaartekracht
1.5 - 1.8 g0
0 g0
1.5 - 1.8 g0
Figuur 3: Het paraboolvormig traject dat door het vliegtuig gevlogen wordt om microzwaartekracht to induceren.
Figuur 4: Foto van de twee frames zoals geïnstalleerd in de Novespace Airbus A300 gedurende de paraboolvluchten.
achteruit laten draaien van de centrifuge volgens de huidige wetten der natuurkunde niet tot een bevredigend resultaat zou leiden, hebben we in mei 2011 met een team van EPG – bestaande uit Gerrit Kroesen, Job Beckers, Ab Schrader en Dirk Trienekens - deelgenomen aan een serie paraboolvluchten gedurende de ‘ESA 54th parabolic flight campaign’.
Paraboolvluchten Tijdens dergelijke paraboolvluchten laat het Franse bedrijf Novespace – in opdracht van de European Space Agency (ESA) – een voor dit soort experimenten aangepaste Airbus A300 speciale trajecten vliegen, waardoor de experimenten en passagiers aan boord afwisselend hyper- (1.5 g 0 - 1,8 g 0 ), micro(0 g 0 ) en hyperzwaartekracht ervaren. Figuur 3 laat het traject zien dat het vliegtuig aflegt gedurende één enkele parabool. Vanuit een constante vlieghoogte van ongeveer 6000 meter, begint het vliegtuig zijn parabolisch traject door met zijn motoren op vol vermogen zijn neus op te trekken totdat de lengte-as van het vliegtuig een hoek van ongeveer 47° maakt met het aardoppervlak. Dit wordt de ‘pull-up phase’ genoemd waarbinnen experimenten en passagiers hyper-zwaartekrachtniveaus tussen de 1.5 en 1.8 maal g 0 ervaren. Na deze fase wordt het vermogen van de motoren van het vliegtuig zo geregeld dat de wrijving van het vliegtuig met de lucht net overwonnen wordt. Het vliegtuig komt in een vrije val, beschrijft een paraboolvorming traject en zowel de experimenten als de experimentatoren in de cabine ervaren zwaartekrachtloosheid (de ‘Zero-G phase’). Om het vliegtuig met inhoud niet verloren te laten gaan, moet de piloot op tijd het vermogen van de motoren weer opvoeren en de neus van het vliegtuig weer horizontaal brengen. Dit heet de ‘pull-out phase’ en wederom worden in het vliegtuig hyper-zwaartekrachtniveaus ervaren. De pull-up en de pull-out perioden duren elk ongeveer 20 seconden, terwijl de Zero-G periode 25 seconden duurt. Wanneer het vliegtuig weer horizontaal vliegt op zijn oorspronkelijke hoogte van 6000 meter, heeft het één parabool afgelegd. Tijdens een vluchtdag worden 31 parabolen doorlopen. Een campagne bestaat uit 3 vluchtdagen.
Terug naar het experiment Het experiment - gebouwd door de Gemeenschappelijke Technische Dienst (GTD) - bestaat uit een capacitief gekoppeld argon plasma bij een druk variërend tussen 1 en 100 Pa. In dit plasma worden de stofdeeltjes met een diameter van 9.8 µm geïnjecteerd in de ruimteladingslaag boven de gevoede elektrode. De stofdeeltjes worden dan verlicht met een laser en het verstrooide laserlicht wordt ingevangen door een CCD camera. Tegelijkertijd wordt het zwaartekrachtniveau als functie van tijd gemeten en opgeslagen. Wanneer achteraf de twee datasets worden gesynchroniseerd, kan nauwkeurig bij elke waarde van het zwaartekrachtniveau (tussen 1.8 g 0 en 0 g 0 ) de evenwichtspositie van de deeltjes worden bepaald. Deze dataset dient als input voor het bovengenoemde fysische model voor de ruimteladingslaag.
uit twee aparte frames; dit uit veiligheidsoverwegingen. Het eerste frame (linkse frame op de foto) huist de plasma kamer, de vacuümpompen, het lasersysteem en de diagnostieken. Op de foto is te zien dat dit frame – eveneens uit veiligheidsoverwegingen - gesloten is met een deksel. De foto in figuur 5 laat de inhoud van dit frame - zonder deksel - zien. Het rechtse frame huist de gasfles, voedingsbronnen, functiegeneratoren en alle elektronica. De gehele opstelling wordt geautomatiseerd aangestuurd door software vanuit twee laptops die op de frames gemonteerd zijn.
Stofdeeltjes onder variërende zwaartekracht Drie typische foto’s van een ingesloten stofdeeltje tijdens de ‘pull-up phase’ zijn opgenomen in figuur 6. Tevens zijn de evenwichtspositie en het zwaartekrachtniveau geplot als functie van tijd gedurende één parabool in figuur 7. Uit beide figuren kan worden geconcludeerd dat de zwaartekracht een grote invloed heeft op de evenwichtpositie van een stofdeeltje in de ruimteladingslaag.
tieken huist.
28 | N! januari 2012
schillende zwaartekrachtniveaus.
Zoals eerder besproken, zullen deze data - tezamen met een gedegen plasmafysisch model - veel informatie verstrekken over de verschillende plasmaparameters in de ruimteladingslaag en bijdragen tot fundamenteel begrip van deze plasmaregio. Om een voorbeeld te geven, demonstreert figuur 8 het profiel van de elektrische veldsterkte, bepaald uit data uit centrifuge-experimenten en uit experimenten tijdens de ‘pull-up phase’ gedurende paraboolvluchten. De gemeten absolute waarden blijken in goede overeenstemming met computersimulaties in de literatuur. Verder laat figuur 8 zien dat het profiel in lichte mate niet-lineair is. Om verschillende redenen – bijvoorbeeld het niet meer kunnen verwaarlozen van tijdgemiddelde elektronendichtheden en het dominant worden van ‘ion drag’ krachten – wordt het model om de profielen te construeren uit de microzwaartekrachtexperimenten aanzienlijk complexer. Aangezien de bepaalde profielen voor g > g 0 een goede indruk geven van hoe waardevol deze methode is, en met welke ruimtelijke resolutie de profielen bepaald kunnen worden, zullen we hier verder niet ingaan op de experimenten die zijn uitgevoerd op posities dichtbij het onverstoorde plasma. Voor de liefhebber zullen deze data binnenkort worden gepubliceerd als ‘refereed journal article’.
Figuur 7: Deeltjeshoogte boven de gevoede elektrode samen met het zwaartekrachtniveau als functie van tijd gedurende één parabool.
Conclusies Met deze methode hebben we laten zien dat het mogelijk blijkt de elektrische veldsterkte in de ruimteladingslaag van een plasma met hoge plaatsresolutie te meten zonder het plasma te verstoren of plasmaparameters te veranderen. Waar eerdere meetmethoden ofwel het plasma verstoorden (Langmuir probe metingen), ofwel een lage resolutie bleken te hebben (Stark shift), is dit de eerste keer dat dit type metingen is gelukt. Hierbij is het dan wel noodzakelijk om de zwaartekracht op te voeren of zelfs (tijdelijk) uit te zetten.
Figuur 8: Bepaalde elektrische veldsterkte als functie van hoogte z boven de gevoede elektrode. De gevoede elektrode bevindt zich op
Figuur 5: Foto van de inhoud, zonder beschermkap, van het frame dat de plasmakamer, de vacuümpompen, het lasersysteem en de diagnos-
Figuur 6: Typische CCD foto’s van een ingesloten stofdeeltje voor ver-
Op de foto in figuur 4 is duidelijk te zien dat de opstelling - zoals geïnstalleerd tijdens de paraboolvluchten – bestaat
— Door: Job Beckers (Promovendus bij de vakgroep EPG)
z=0. Het onverstoorde plasma blijkt zich – uit optische metingen – te bevinden op posities waarvoor z >7.1±0.5 mm geldt.
N! januari 2012 | 29
Vrouwen aan de top
foto: iStockphoto.com/skynesher
VaRia
emoties uit te schakelen. Natuurlijk is dit onzin. Bij vrouwen zowel als bij mannen speelt de amygdala een grote rol in het reguleren van de emoties. En voor de biologisch geïnteresseerden: de amygdala en de cortex hebben wel degelijk een hoop verbindingen en communiceren uitstekend. Dan komt het verschil van de testosteron. Neuroloog Norman Gescwind wordt vaak geciteerd in deze kwestie. Zijn bewering is dat testosteron de groei van de linkerhersenhelft vertraagd, waardoor mannen een dominante rechterhersenhelft krijgen. Deze rechterhersenhelft zou de wiskunde en dergelijke bevatten. Er is echter geen bewijs voor deze theorie; onderzoeken tonen geen wezenlijk verschil.
Mannen zijn idoot én geniaal
Sinds 1982 draaien vrouwen op voet van gelijkheid mee. Deze gelijkheid is bij iedereen welbekend, maar feit blijft dat er in Nederland nog steeds meer mannen zijn die topfuncties vervullen dan vrouwen. Het aantal vrouwen groeit inmiddels gestaag, maar langzaam. Bij de vijfhonderd grootste Nederlandse bedrijven zit nog geen 10 procent vrouwen in de Raden van Bestuur en de Raden van Commissarissen. Onderzoek van de Amsterdamse hoogleraar Mirjam van Praag toont aan dat gemengde teams van bestuurders succesvoller zijn. Waarom zijn er dan niet nog meer vrouwen te vinden aan de top? Het gebrek aan vrouwen is helaas ook een herkenbaar fenomeen op onze Technische Universiteit te Eindhoven. En al helemaal op onze faculteit voor Technische Natuurkunde, waar het nog niet is voorgekomen dat er meer dan 10 procent vrouwelijke studenten start in het nieuwe jaar. Een reden die hiervoor vaak gegeven wordt, is dat vrouwen niet goed zouden zijn in technische vakken zoals wiskunde. Mannen denken dit, maar vrouwen denken dit vaak ook. Maar is dit wel zo?
Vrouwen zijn net zo slim Mensen zijn psychologisch relatief makkelijk te beïnvloeden. Als er een bepaald verwachtingspatroon bestaat, gaat men hier naar leven. Amerikaanse onderzoekers hebben dit aspect nader bekeken bij een groot aantal studenten. De studenten kregen allen een test. Vooraf moest de ene helft hun geslacht aangeven, de andere helft hun etnische achtergrond. Wanneer bij de meisjesstudenten niet naar hun geslacht werd gevraagd, schatten ze hun wiskundige vaardigheden een stuk hoger in. Bij de helft waarbij het geslacht aangegeven moest worden, scoorden de vrouwen dan ook lager.
30 | N! januari 2012
Dan is er ook nog de mythe dat mannen vaker idioot én geniaal zijn. Mannen zouden minder gemiddeld zijn dan vrouwen en daarom zouden er meer mannen te vinden zijn bij de moeilijke studies, zoals Technische Natuurkunde, en in het latere leven in de topfuncties. Onderzoek van A. Feingold liet zien dat uitschieters geen biologisch gegeven zijn, maar sociale factoren wel cruciaal zijn. Denk hier aan verwachtingspatronen van de seksen. Uit bovenstaande blijkt dat vrouwen eigenlijk niet zo veel verschillen van mannen, zolang hetzelfde van ze verwacht wordt en zij dat zelf ook geloven. Toch worden vrouwen als minder capabel gezien en hebben zij zelfs vijftig procent minder kans om aangenomen te worden als er op hun CV vermeld staat dat ze kinderen hebben. Er is in Amerika een onderzoek met groepen psychologen gedaan. Zij kregen CV’s te zien en moesten iemand kiezen bij een genoemde functie. Er was één CV die perfect voldeed aan de functie. Bij de ene helft stond er een mannennaam boven en bij de andere helft een vrouwennaam. De psychologen kozen vaker voor de man dan voor de vrouw met een precies dezelfde CV, terwijl je van psychologen toch geen verborgen discriminatie zou verwachten.
Het vooroordeel dat vrouwen niet goed zouden zijn in wiskunde is typisch westers. In andere landen scoren vrouwen vaak hoger bij wiskunde dan mannen. Mannen hebben natuurlijk wél een beter ruimtelijk inzicht. Ook dit is – helaas voor de mannen – niet waar. Het meetresultaat hangt sterk af van de verwachtingen en motivatie van de proefpersoon.
"Het vooroordeel dat vrouwen niet goed zouden zijn in wiskunde is typisch westers. In andere landen scoren vrouwen vaak hoger bij wiskunde dan mannen."
Wat ook vaak gezegd wordt, is dat vrouwen beter zijn in het aanvoelen van anderen. Dit zou te verklaren zijn doordat vrouwen hun emoties ergens anders zouden voelen dan mannen. Vrouwen zouden het voelen in de frontale cortex. Dit is het gebied in de hersenen achter het voorhoofd, waar het redeneren en taal worden gereguleerd. Dit zou dan ook de reden zijn dat vrouwen goed met emoties overweg kunnen en er zo graag over praten. Mannen zouden daarentegen hun emoties verwerken in een ander deel van het brein, de amygdala. Dit ligt ver van het taalcentrum en daardoor communiceert het lastig en praten mannen niet graag over hun emoties. Een conclusie die hieruit volgt, is dat vrouwen vooral geen zwaar werk moeten doen, waarbij het mogelijk moet zijn om
Een nieuw verwachtingspatroon, wat zich tegenwoordig al voordoet op jonge leeftijd, is dat het stoer is voor jongens om niets te doen voor school. Dit verzet tegen hard werken komt voort uit de groepsdruk bij jongens en is iets waar historici al over schreven. Het gedrag deed zich al voor bij jongens van adel uit het Engeland van de zeventiende en achttiende eeuw. De houding werd gezien als een effortless achievement. Er werd namelijk neergekeken op hard werken, dus wilde men doen geloven in de natuurlijke intelligentie van de jongens. In de jaren zeventig kwam dit gedrag terug. Toen wilde men ook zo weinig mogelijk doen voor school, terwijl er hoge cijfers gehaald moesten worden waar iedereen een aanzien voor had. Tegenwoordig doen de jongens niet meer alsof ze niets
doen, maar zijn ze echt lui. Op een gegeven moment draait het wel bij, bij de meesten. Maar het is gemiddeld genomen nog wel zo dat de jongens slechter presteren dan de meisjes op school, omdat de meisjes vaker beter hun best doen. Als het zo door gaat, zijn er over een paar jaar meer meisjes met een hoger middelbare school diploma dan jongens. Dit zou betekenen dat de verhoudingen op onze universiteit wel eens drastisch zouden kunnen veranderen. En nu weten we dat ook vrouwen net zo goed kunnen presteren als mannen, zolang ze dit zelf maar geloven. Zou dit dan echt het begin zijn van de grote groei in aantallen dames bij ‘moeilijke’ technische studies en in topfuncties? Ik vrees dat we nog een paar jaar moeten wachten op dat antwoord… — Door: Jessica Burger (redactielid Van der Waals)
Topvrouwen! Natuurlijk heeft ook Nederland vrouwen die topfuncties bekleden. En wat is nou een beter voorbeeld dan onze eigen koningin Beatrix. Zij staat aan het hoofd van ons land. De meningen over deze topfunctie zijn enigszins verdeeld, maar dat laat ik even terzijde. Hieronder som ik nog wat andere Nederlandse voorbeeldvrouwen voor je op.
Marike van Lier Lels Ze is benoemd tot de machtigste vrouw in het bedrijfsleven van 2011. Haar huidige functies vormen een indrukwekkende lijst: Commissaris TKH Group, Commissaris Maersk Benelux B.V., Commissaris USG People, Commissaris Reed Elsevier N.V. (Reed Elsevier), Commissaris KPN en Eigenaar Lels & Ko.
Annemiek Fentener van Vlissingen Annemiek staat op positie 13 op de lijst van machtigste Commissarissen van Nederland en is daarmee de eerste vrouw die in deze lijst voorkomt. De functies die ze momenteel bekleed: Bestuurslid Ubbo Emmius Fonds, Lid Raad van Toezicht Stichting het Nationale Park De Hoge Veluwe, Lid Raad van Toezicht UMC Utrecht, Commissaris (voorzitter) van SHV Holding, De Nederlandsche Bank, Heineken, Flint Holding en Stadsherstel Amsterdam.
Neelie Kroes Ze is een Nederlandse politica van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD). Momenteel is zij Europees Commissaris belast met de portefeuille Digitale agenda en ze is een van de zeven vicevoorzitters van de Europese Commissie. In 2007 stond Kroes op nummer 59 op de Forbes-lijst 'The 100 Most Powerful Women'. Een jaar later stond ze zelfs op de 47e plaats. Hopelijk heb ik hiermee alle vrouwen de moed gegeven om voor die topfunctie te gaan, want er is duidelijk geen glazen plafond! Het geheim is zelfverzekerdheid.
N! januari 2012 | 31
Ruud Smedts: "Vergaderen in de pauze in de 'Salon'? Tja, waarom niet..? Ik doe toch bedrijfskundeminor..!"
Lidewij: "Waarom bedenk je het überhaupt om Italië te beschieten met neutrino's??" Paul Janssen: "Ja, waarom doe je het niet gewoon met atoombommen?" Joep: "Wat heb jij tegen Italië?" Paul: "Berlusconi"
Erik Saaltink: "Zelfs ik ken mijn grenzen!" Jessica: "Ja..?!" Erik: "Ja, 16 jaar!"
n e g a d2 : s n en 1 g g e 0 a d 2 n g n i 11 a ke v k d r re 0 p s 2 e es g G W & n i g v enda r e ijv r w ed B n n, e e sdag t i e ining t i v ra i T t c A
Jessica: " Erik, je moet even iets grappigs zeggen, want er zijn altijd te weinig quotes, maar alles wat jij zegt is altijd smerig!" Erik Saaltink: " Maar zo praat ik alleen tegen jou; zo kan ik toch niet tegen iedereen praten!"
Sjoerd Rienstra (docent Complex Analysis): " And now I'm going to give you some (Exam)^2-ples."
Mark van der Heijden: "Ik heb toch best wel wat ei in m'n leven naar binnen gewerkt, maar echt ei zelf niet." Bram Wolf: "Wat is dan jouw katerontbijt? Alleen spek?!" Mark: "Nee, dan zou ik misselijk worden.." Bram: "Dan moet je ook eten voordat je misselijk wordt!" Mark: "Als ik al ei eet, is dat inderdaad voordat ik misselijk word.."
Schaken is een simulatie van een oorlog tussen twee partijen. Het schaakstuk met de meeste bewegingsvrijheid is de koningin; zij mag zowel horizontaal, verticaal als diagonaal over het hele bord bewegen. Gelukkig zijn er maar twee koninginnen in het spel, anders zouden de andere stukken niet veilig zijn. Maar wat als er alleen maar koninginnen waren?
foto: iStockphoto.com/Floortje
Nieuwe puzzel: Veilig op het Schaakbord
ium
a wa
or t i d
e
0 10
u rr
en
e g a
d s g
in v r
e w . w w
w
<
--
--
--
--
--
--
--
-
--
--
--
--
n e ir jv
G A D
d e B
ag sd ri en rua wo feb 29 12 20
32 | N! januari 2012
s rijf
d
e tb
h in
im
! en v le
l n . n
Dus: hoeveel koninginnen passen er op een schaakbord (acht bij acht vakjes) zodat er ze elkaar niet kunnen slaan? Laat bij je oplossing zien hoe de koninginnen dan geplaatst moeten worden. op het schaakbord. Voor degenen die het helemaal door hebben: Hoeveel koninginnen passen er veilig op een schaakbord van M bij N vakjes en op hoeveel manieren kunnen ze dan staan? Mail je antwoord voor 14 februari naar
[email protected] en maak kans op drie Borrelbonnen!
--
-
--
-
-
-
--
--
>
Au t he d -e n e ies. h k j i w t l ou enta ge -b o m ge res -d f o np uw -o o > j e k t H ds --e e d --r h stan nt p a o O -na met tie -g a -< da ren rm -n o f e e in -ijv ent r r e e ed res -B m p r de zelf -oo s v k en ch -Kij it jd n zi e -m v j Ko edri -b --
Stuur je quotes naar
[email protected].
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
--
Mythbusters: Wetenschappelijk entertainment
foto: http://www.istockphoto.com/mayo5
varia
toen nog wel om lachen; het touw valt toch ook gewoon met de valversnelling? Dit levert geen extra versnelling op. Maar toch, ik zou geen natuurkundige zijn als ik dit niet op papier zou kunnen zetten om te bewijzen dat de stelling onzinnig is. Dus maar even een simpele energievergelijking opstellen: Beschouw Figuur 2. Ik neem een bungeejumper met massa M en een touw met een massadichtheid σ [kg/m]. Ergens tijdens de val van onze dappere proefpersoon is de totale potentiele energie van het systeem
en de kinetische energie:
De springer begint op een hoogte y = 0 met een snelheid van nul. Invullen van energiebehoud, EP,1 + EK,1 = EP,2 + EK,2 en oplossen voor de snelheid geeft ons:
Al een tijdje heb ik met de rubriek ‘Fysisch Falen’ laten zien dat in Hollywood entertainment ver boven natuurkunde staat in het lijstje van prioriteiten. Dit snap ik ook wel. Op TV is er echter af en toe een redelijke poging gedaan om entertainment te combineren met fatsoenlijke wetenschap. Vroeger werd de wetenschap bij mij erin gegoten door programma’s zoals Het Klokhuis. Tegenwoordig kan ik nog steeds programma’s zoals Hoe?Zo! en de Nationale Wetenschapsquiz enorm waarderen. De gemiddelde kijker vindt echter alleen natuurkundige funderingen geen bal aan; alle stellingen moeten op een enthousiaste manier praktisch getest worden om de entertainmentfactor hoog te houden. Geen beter voorbeeld hiervan dan de wereldberoemde Mythbusters. For those of you who have been living under a rock, de Mythbusters nemen mythes, legendes, fabeltjes, verhalen, etc. van wetenschappelijke aard, en testen of er iets van waarheid in zit. Mijn gedachte? Dat kan ik ook!
met je mee. De regen, even aannemend dat die recht naar beneden valt, heeft een snelheidscomponent v y in de y-richting (de valsnelheid van regen) en een snelheidscomponent v x in de x-richting, in feite jouw loopsnelheid. Met een massadichtheid van de regen van ρ, is de totale geaccumuleerde massa na tijd t:
Nogmaals afleiden en vervolgens y' substitueren geeft:
Een beetje herschrijven:
Er geldt dat l ≥ y, dus de laatste term is altijd positief. Dus… a > g !!! Een bungeejumper valt sneller dan de gravitationele valversnelling! Myth confirmed!
"Wel een inspirerende gedachte: eigenlijk kan ik zelf ook Mythbuster zijn!" Hoe kunnen we dit verrassende resultaat begrijpen? Een goed krachtendiagram maken is moeilijk, maar het komt er op neer dat er op het touw, dat met snelheid y' de onderkant bereikt, spanning komt te staan om het tot stilstand te krijgen. Aan het ophangpunt zorgt de brug ervoor dat het touw niet naar beneden wordt getrokken, maar het uiteinde heeft die luxe niet, waardoor er een extra kracht omlaag op de springer komt te staan. Je zou het ook zo kunnen zien: om het massamiddelpunt van het systeem met de gravitationele valversnelling te laten gaan, zouden beide kanten van het touw, samen als geheel, naar beneden moeten vallen met acceleratie g (zie Figuur 2). Omdat de linkerkant zit vastgeklemd, moet de rechterkant hiervoor compenseren door sneller omlaag te vallen. Kijk trouwens ook naar het limietgeval σ -> 0, een massaloos touw: hieruit volgt netjes a = g. Ik hoop dat ik hiermee mezelf heb bewezen als Mythbuster. Ken je zelf ook leuke natuurkundemythes? Stuur ze op naar redactie@ vdwaals.nl en misschien behandel ik hem wel in de volgende N! — Door: Martin van Mourik (redactielid Van der Waals)
Je totale looptijd voor een bepaalde afstand is t = d / vx. Invullen geeft
wat duidelijk minimaal wordt als v x naar oneindig gaat. Hoe sneller, hoe droger. Dit kan eventueel nog uitgebreid worden naar een schuin invallende regen, met horizontale component u:
Mythe 1: rennen of lopen door de regen? De Mythbusters overdrijven nogal. Het punt is dat heel veel van de te testen mythes op papier al op te lossen zijn, zonder dat uitgebreide experimenten (vaak met een breed assortiment aan explosies) uitgevoerd hoeven te worden. Neem bijvoorbeeld de bekende vraag: is het verstandiger om door de regen te lopen of te rennen? De Mythbusters huren hiervoor een vliegtuighangar, kopen honderden meters buizen, instaleren hele watersystemen en doen loop-/renproeven. Ik had je in een minuut het resultaat kunnen vertellen: Neem aan dat je lichaam een vaste oppervlakte At van bovenaf gezien heeft en een vaste frontale oppervlakte A F (zie Figuur 1). Jij loopt met een vaste snelheid en neemt een inertiaalstelsel
34 | N! januari 2012
Dit heeft als oplossing dat, indien Atv y > A Fu, je precies met de regen mee moet lopen, dus v x = u, en als Atv y < A Fu, je oneindig snel moet lopen om m te minimaliseren. Zo! Met één korte afleiding tienduizenden dollars en een hele aflevering bespaard. Wel een inspirerende gedachte: eigenlijk kan ik zelf ook Mythbuster zijn! Ik ga proberen de komende edities van N! zelf mythes op te lossen.
Mythe 2: Harder dan g bungeejumpen Een van mijn favoriete ‘mythes’ is dat mij eens werd verteld dat een bungeejumper sneller dan de valversnelling g valt, vanwege het zware touw dat onder hem hangt. Hier moest ik
Figuur 1: Schematische weergave van het lopen-of-rennen probleem.
Figuur 2: Onze proefpersoon, met massa M, is danzij mij zo droog geble-
Onze proefpersoon loopt of rent met het inertiaalstelsel mee, waardoor
ven dat hij het nog ziet zitten om te gaan bungeejumpen. In dit diagram
schuin invallende regen zijn kop (met oppervlakte At) en zijn voorkant
wijst y omlaag, en is nul bij de brug. De totale lengte van het touw is l.
(met oppervlakte A F) raakt. Hij blijft het droogst als hij zo snel
Harder dan de graviationele valversnelling g vallen is toch onzin?
mogelijk rent.
N! januari 2012 | 35
foto's: Luuk Heijmans
Stage
Externe stage Tromsø Voor een externe stage gaan velen naar warme zonnige, zuidelijke vakantielanden. Anderen gaan juist de andere kant op, richting het Noorden. Zo belandde ik in Tromsø, in het noorden van Noorwegen. Hier bevindt zich de meeste noordelijke universiteit ter wereld, de Universitetet i Tromsø.
Voor drie maanden is mijn thuis hier, in het koude, donkere Noord-Noorwegen tussen de fjorden en besneeuwde bergen. Naast overleven en genieten van al het schitterends dat de natuur hier te bieden heeft, werk ik hier aan een project om incoherente scatter spectra van de Ionosfeer te modeleren.
Tromsø Met bijna zestigduizend inwoners is Tromsø de grootste stad van Noord-Noorwegen. Het grootste deel bevindt zich op Tromsøya, een eiland van zo’n twintig vierkante kilometer. Ondanks de aanwezigheid van het stadscentrum en een groot deel van de inwoners en bedrijvigheid, is er toch nog veel plaats voor natuur op het eiland. Dit bevindt zich met name in een brede strook bos over de rug in het midden van het eiland. Samen met de bergen en fjorden in de omgeving zorgt dit voor veel wandelplezier met schitterende uitzichten. Gewoon rondwandelen, doe ik hier daarom ook
veel. De eerste weken door een herfstachtige natuur en vanaf half november door een witte, kerstachtige omgeving. Tromsø ligt 350 km ten noorden van de poolcirkel. Dit betekent kou en donkerte. Voor een dergelijk noordelijke plaats valt de temperatuur in Tromsø mee. De gemiddelde temperatuur in januari is slechts -4 °C. Je moet echter niet verwachten dan even lekker naar buiten de Zon in te gaan. De Zon komt tussen 21 november en 21 januari namelijk niet op in Tromsø. Ver daarvoor en daarna is al te merken dat de Zon er weinig zin in heeft en maar kort boven de horizon uit komt. De lage baan van de Zon zorgt wel voor langere schemering met mooie kleuren vlak boven de bergen uit. De donkerte zorgt er voor, dat een fenomeen, dat elke plasmafysicus toch aan moet spreken beter zichtbaar is: het Noorderlicht. Geladen deeltjes van de Zon zorgen door botsingen in de atmosfeer voor een ring van gekleurd licht om de Noordpool. De Tromsøværing (inwoners van Tromsø) hebben het geluk dat zij midden in deze ring wonen en dus grote kans hebben dit fenomeen waar te nemen.
De universiteit
Figuur 1: Het marktplein van Tromsø.
36 | N! januari 2012
De noordelijke ligging maakt Tromsø een unieke locatie voor wetenschappelijk onderzoek. Sinds de 19e eeuw kiezen veel poolexpedities Tromsø als vertrekpunt. Ook werd er al snel een Noorderlicht observatorium gebouwd, om dit intrigerende natuurfenomeen te bestuderen. Ook heden ten dagen is er nog veel wetenschappelijk onderzoek in Tromsø. De universiteit is, naast het academisch ziekenhuis, de grootste werkgever van Tromsø. Een indicatie van het belang van deze twee is dat juist de universiteitscampus in Breivika, een paar kilometer ten noorden van het centrum, waar ook het ziekenhuis zit, gekozen is als eindpunt van de Tromsøysund-tunnel, die Tromsø met het vaste land verbindt. Naast gebouwen op de campus bezit de universiteit ook onder andere twee musea in de stad en een Nordlysobservatoriet in het midden van het eiland. Dit laatste is een groep
gebouwen boven op het eiland waar niet meer daadwerkelijk het Noorderlicht wordt geobserveerd, maar waar nog wel een deel van de natuurkundefaculteit gehuisvest zit. Ook de groep waar ik binnen werk, zit daar, hoog, tussen de natuur.
De ionosfeer Het onderzoek waarbinnen ik werk, gaat over de ionosfeer. Dit is een laag in de atmosfeer die zich uitstrekt van zo’n 50 kilometer boven het aardoppervlak tot enkele tienduizenden kilometers erboven. Ze dankt haar naam en karakteristieken aan de vrije ionen en elektronen, die zich erin bevinden. Deze zijn ontstaan uit atomen, die door de straling van de Zon zijn geïoniseerd. Zo is de ionosfeer dus te zien als een licht geïoniseerd plasma. Dankzij de geladen deeltjes, kunnen er, met behulp van elektromagnetische golven, metingen gedaan worden aan de ionosfeer. De eenvoudigste methode om dit te doen is door radiogolven de atmosfeer in te sturen en te meten hoe lang het duurt voordat deze terug zijn. Doordat elektromagnetische golven met verschillende golflengtes reflecteren op lagen in de ionosfeer met verschillende elektronendichtheden, kan eenvoudig een elektronendichtheidsprofiel gemaakt worden. Om ook andere eigenschappen, zoals temperatuur, te meten, moet een geavanceerdere methode gebruikt worden.
Incoherent scatter In 1906 toonde J.J. Thomson, dat vrije elektronen elektromagnetische golven verstrooien. Een vrij elektron kan een elektromagnetische golf absorberen en een nieuwe uitzenden in een andere richting. Begin 20e eeuw werd bedacht om dit fenomeen te gebruiken om de ionosfeer te onderzoeken. Door een elektromagnetische golf de ionosfeer in te sturen en het verstrooide spectrum van verschillende hoogten te bekijken, zou zowel de elektronendichtheid, uit het totale terugkomende signaal, als de elektronentemperatuur, uit de Dopplerverbreding van het spectrum, gemeten kunnen worden.
Figuur 2: Kvaløya gezien vanaf Tromsøya.
De Thomson cross-section waarmee verstrooid wordt, is echter zeer klein. In combinatie met de lage elektronendichtheid in de ionosfeer vereist een meting een zeer krachtige zendantenne en een zeer gevoelige ontvanger. Pas na de tweede wereldoorlog kwamen dergelijke radars ter beschikking en konden de eerste metingen gedaan worden. Uit de eerste metingen bleek direct dat het spectrum niet de geanticipeerde vorm had. De Dopplerverbreding van het spectrum komt niet zozeer met de thermische snelheid van de elektronen, maar met die van de veel zwaardere en tragere ionen overeen. Daarnaast heeft het spectrum niet één piek bij de frequentie van de inkomende golf, maar twee pieken, die elk met de frequentie van een ionakoestische plasma golf zijn verschoven ten opzichte van de inkomende golf. Eén op een lagere frequentie voor een golf van de ontvanger af en één op een hogere frequentie voor een golf, die naar de ontvanger toe loopt.
N! januari 2012 | 37
Varia
De carrière van de Eindhovense natuurkundige Figuur 4: EISCAT VHF radar.
Waar komen natuurkundigen nou precies terecht? Als je dit in de gangen van N-Laag vraagt hoor je vaak dat de typische natuurkundige bij ASML in de productie ontwikkeling werkt. Maar echte statistiek wordt er weinig bedreven over dit fenomeen. Daarom vonden wij vanuit VENI het eens tijd om dit grondig uit te zoeken.
Alumninet en Linkedin
Figuur 3: EISCAT UHF radar.
Uit theoretisch onderzoek is gebleken, dat het spectrum niet voortkomt uit het optellen van bijdragen van de individuele elektronen, maar juist door elektronendichtheidsfluctuaties op grotere schaal. Deze fluctuaties komen voort uit de ionen en de verschillende golven, die zich door het plasma voort kunnen planten. In feite is de naam incoherent scatter dus onjuist voor deze methode. Bij gebrek aan beter wordt deze echter nog steeds gebruikt voor dit soort onderzoek.
Het onderzoek Een paar kilometer ten zuidoosten van Tromsø, achter de bergen verscholen voor de verstoringen van de stad, bevinden zich twee incoherent scatter radars van EISCAT. EISCAT (European Incoherent Scatter) is een samenwerking tussen Noorwegen, Zweden, Finland, Japan, China, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland. Het heeft naast twee zenders en ontvangers bij Tromsø ontvangers in Sodankylä, Finland en Kiruna, Zweden. Door simultaan gebruik van de drie ontvangstlocaties kunnen snelheden in de ionosfeer drie dimensionaal worden opgelost. Om de verschillende plasma-eigenschappen uit een gemeten spectrum te halen, wordt het vergeleken met een theoretisch berekend spectrum. De parameters in de theoretische berekening worden gevarieerd om tot
38 | N! januari 2012
Figuur 5: Typisch incoherent scatter spectrum.
een best-fit met het gemeten spectrum te komen. Hieruit worden dan de plasma-eigenschappen bepaald. Voor een nauwkeurige bepaling van de kenmerken van de ionosfeer is een goed theoretisch model dus zeer van belang. Dat is waar mijn project over gaat. Ik bereken theoretisch de vorm van een incoherent scatter spectrum. Daarbij ligt bij mijn project de focus met name op de invloed van botsingen tussen ionen en neutrale deeltjes. In de ionosfeer zijn, naast ionen en elektronen, ook nog heel veel ongeïoniseerde neutrale deeltjes aanwezig. Doordat deze niet geladen zijn, wisselwerken ze amper met de ionen en elektronen. In het grootste deel van de ionosfeer kan de invloed van de neutrale deeltjes op het incoherent scatter spectrum dan ook verwaarloosd worden. Alleen op lagere hoogtes, waar de dichtheid toeneemt, worden de botsingen tussen ionen en neutrale deeltjes van belang. Het aangepaste model dat ik maak, kan in de toekomst gebruikt worden om ook metingen te doen aan de lagere ionosfeer. Hierbij zal in eerste instantie gekeken worden het temperatuurverloop van de elektronen in de ionosfeer, nadat ze met een krachtige radar kort zijn verhit. — Door: Luuk Heijmans (Van-der-Waalslid)
In het huidige digitale tijdperk moet het toch geen probleem zijn om aan gegevens over Eindhovense natuurkundigen te komen. Werknemers zetten hun CV's bijvoorbeeld massaal op Linkedin, waar iedereen er zich naar hartenlust aan mag vergapen. Ook wij natuurkundigen met onze brede maatschappelijke interesse lijken hier gretig aan mee te doen. Gelukkig voor dit onderzoek hechten wij niet al te veel waarde aan privacy als er een baan in het verschiet ligt. Toch is het moeilijk om snel statistiek te bedrijven aan grote groepen in deze digitale kaartenbak. Daarom richt ik mij liever tot Alumninet, waar alle Eindhovense alumni geregistreerd zouden moeten staan en waar elke alumni gewoon in de gegevens mag snuffelen. Bijkomend voordeel is dat VENI hier bevoegd is om anonieme gegevens over haar leden gewoon openbaar te maken. Dit betekent dat we statistiek kunnen bedrijven over 582 leden (volgens Alumninet). Dat lijkt toch voldoende voor een gedegen onderzoek. Het is alleen de vraag of we hier ook makkelijk iets te weten kunnen komen over de functies die onze leden vervullen. Iedereen mag zijn of haar werkhistorie plaatsen op Alumninet, maar gebeurt dit ook?
"...34% van de natuurkundigen in het bedrijfsleven zit momenteel op een managementpositie..." Het blijkt nu dat er van velen gewoon een werkhistorie te vinden is. Wat echter opmerkelijk is aan de databank van Alumninet is dat deze werkhistorie gewoon wordt bijgehouden zonder dat de desbetreffende personen zich daar altijd van bewust zijn. Hier ben ik achter gekomen tijdens een interview met Bart Erich, coördinator bij TNO, dat te lezen valt in de vorige editie van de N!. Ik kon zijn CV netjes tentoon-
spreiden zonder enige informatie uitwisseling van zijn kant. Dit leverde toch wel wat verbazing op. Na een e-mail naar het Alumnibureau blijkt dat ze deze gegevens vooral werven van instanties zoals Linkedin. Wie nieuwsgierig is naar de werkhistorie van studiegenoten kan dus het beste beginnen bij Alumninet. Dat maakt dit onderzoek wel erg gemakkelijk.
De methode Met behulp van de Alumninet databank kunnen we dus statistiek bedrijven over 582 VENI leden. In totaal hebben 169 van deze leden een geregistreerde doctor titel en zijn dus ergens gepromoveerd. Dit is niet noodzakelijker wijs op de Technische Universiteit Eindhoven. Van 463 leden is een (deel van de) werkhistorie bekent en we tellen in totaal 731 functies die vervuld zijn door deze leden bij verschillende bedrijven. Hiervan zijn er 232 door een gepromoveerde natuurkundige uitgevoerd. In de rest van dit artikel zullen we ervan uit gaan dat VENI leden een goede representatie zijn van alle Eindhovense natuurkundige alumni. Van alle functies in de databank is altijd de werkgever bekent. Dit betekent dat we in ieder geval een lijst kunnen maken van de meest voorkomende werkgevers onder Eindhovense natuurkundigen. Maar gelukkig heeft het alumnibureau deze functies ook in een beperkt aantal omschrijvingen en branches ingedeeld. De functie omschrijvingen zijn te verdelen in een tiental categorieën: researcher, technische functie, consultant, staffunctie/ adviseur, docent, projectmedewerker, een commerciële functie en drie verschillende management functies. Na een blik in de lijst blijkt dat de technische functie vooral wordt vervuld door 'system engineers', product ontwikkeling dus, maar ook aardig wat IT-specialisten. De management functies zijn verder onder te verdelen als lager, middel en hoger management. Lager management bestaat vooral uit projectleiders en coördinatoren. Iemand in het middel management kan vaak gezien worden als hoofd van een afdeling. En als je een directie of bestuursfunctie vervuld geldt dat als hoger management.
N! januari 2012 | 39
Wat is hun functie?
Waar zitten Waarze? zitten ze? overheid 4%
ondheidszorg 5% gezondheidszorg 5%
overheid 4% anders 7%
De branches waarin een bepaalde functie werd uitgevoerd zijn ook in tien verschillende categorieën ingedeeld: industrie, research- en ontwikkelingsinstellingen, zakelijke dienstverlening, gezondheidszorg, overheid, telecommunicatie, nutsbedrijven, transport, bouw- installatiesector en handel.
anders 7%
zakelijke dienstverleningzakelijke 18% dienstverlening 18%
industrie 40%
industrie 40%
onderwijs en onderwijs en researchinstelling researchinstelling 26% 26%
gepromoveerd 9%
5%
7% 43%
niet gepromoveerd 36%
11% 3% 4% 38%
23%
21% Figuur 1: De verdeling van functies die momenteel worden uitgevoerd door Eindhovense natuurkundigen per branche. De bovenste cirkeldiagram beslaat de totale verdeling. De middelste en onderste cirkeldiagram laat de verdeling zien als we onderscheid maken tussen gepromoveerde (dr. ir.) en niet gepromoveerde (ir.) natuurkundigen.
1 2 3 4
Philips TU/e ASML Océ
10.5% 10.4% 9.6% 2.9%
5 5 7 8
TNO Shell NXP FOM
2.7% 2.7% 2.3% 1.0%
Tabel 1: De top 8 werkgevers onder Eindhovense natuurkundigen. Het percentage staat voor het gedeelte van het totale aantal natuurkundigen dat binnen dat bedrijf of instituut werkt.
40 | N! januari 2012
De verdeling Het eerste waar we naar kunnen kijken is hoe de functies van Eindhovense natuurkundigen verdeeld zijn over de verschillende branches zoals ze door Alumninet worden gedefinieerd, zie figuur 1. We tellen hier alleen over de huidige functies. Je ziet in figuur 1 dus een verdeling van branches waar afgestudeerde natuurkundigen momenteel bezig zijn met hun carrières. De top wordt hier, niet geheel onverwacht, geleid door de industrie en gevolgd door onderwijs- en researchinstellingen. Iets minder voor de handliggend is de derde favoriete branche voor natuurkundigen; de zakelijke dienstverlening. Deze laatste groep bestaat voornamelijk uit consultants en managers die zich verspreid hebben over een erg diverse hoeveelheid werkgevers. Uiteraard zijn er consultants te vinden bij consultancy bureau's zoals BCG en KPMG, maar er zijn ook verrassend veel consultants en managers in de IT (informatie technologie) wereld te vinden. Verder zijn er ook een aantal zelfstandigen, die dan directeur zijn van hun eigen bedrijf. De daadwerkelijke verdeling van functies die door Eindhovense natuurkundige zijn uitgevoerd is te zien in figuur 2. Hier blijkt dat een functie in het onderzoek uiteindelijk toch het meeste voorkomt met 28% van alle functies. Maar alle managers samen vormen toch ook een erg groot gedeelte de natuurkundigen, zo'n 27% vervult een managementpositie. Uit onze statistieken blijkt ook weer hoe weinig natuurkundigen werken in het onderwijs, maar 5% van de functies wordt als docent vervuld. Per branche verschilt de verdeling van functies natuurlijk. Researchers zullen niet snel in de zakelijk dienstverlening werkzaam zijn. Daarom hebben we ook een overzicht van de voornaamste functies in de grootste branches weergegeven in figuur 3. Hierin zien we bijvoorbeeld dat ongeveer 34% van de natuurkundigen in het bedrijfsleven momenteel op een managementpositie zit. Bijna 25% zit zelfs in het hoger of middel management. Deze managers zijn waarschijnlijk doorgestroomd vanuit technische of research posities die nu ook nog door veel natuurkundigen worden bezet. In de branche onderwijs en researchinstelling vervuld bijna 45% een functie als researcher, hiervan is ongeveer de helft promovendus en dus momenteel bezig met promoveren. En zoals al eerder was vermeld, bestaan de natuurkundigen die werkzaam zijn in de zakelijke dienstverlening voornamelijk uit consultants en managers. Het grootste gedeelte van natuurkundigen dat werkzaam is in de gezondheidszorg is klinisch fysicus, maar degenen die dit invulden in hun werkhistorie hadden duidelijk moeite met het kiezen van een bijbehorende functiecategorie. Dit varieert namelijk tussen researcher, technische functie en staffunctie/adviseur.
Promoveren Degenen die promoveren kiezen net zo graag als anderen voor gezondheidszorg een baan in de industrie, zoals te zien is in figuur 1. Wel kunnen 5% we in figuur 2 zien dat ze veel meer research functies vervullen. Dat is niet verwonderlijk, iemand zal niet snel gaan promoveren als hij of zij geen affiniteit heeft met onderzoek en wetenschap. De toename aan functies als onderzoeker lijken voornamelijk ten koste te gaan van consultants in de zakelijke dienstverlening. De doctoren lijken hier niet meer voor te kiezen, of andersom; natuurkundigen die ambities hebben in de consultancy kiezen niet voor promoveren. Gepromoveerden zitten verder op ongeveer evenveel management posities als niet gepromoveerden, waarschijnlijk zal dit wel vaker op een research afdeling zijn.
zakelijke dienstverlening 18%
Als we alleen kijken naar natuurkundigen die de laatste vijf jaar zijn afgestudeerd verschuiven de verhoudingen in de top 4 aanzienlijk. We spreken dan over in totaal 87 ingenieurs die een baan hebben gevonden. De lijst wordt dan aangevoerd door de TU/e met 32.2% van deze natuurkundigen in dienst. Dit komt door het grote aantal afgestudeerden dat direct gaat promoveren na hun opleiding en ervoor kiest om dit in Eindhoven te blijven doen. Daarna volgen ASML (12.6%), Océ (4.6%) en Philips (3.4%). Het lijkt erop dat Philips in populariteit aan het dalen is onder de huidige generatie natuurkundigen.
industrie 40% consultant 11%
technische functie 15% lager management 8%
gepromoveerd gepromoveerd 6% 5% 3%1% 5%
3%
8% 1% 5%
9% 44% 6%
9%
54% 6%
7%
8% 7%
13%
Figuur 2: De verdeling van functies van Eindhovense natuurkundigen. De kleine cirkel diagram geeft de verdeling voor gepromoveerden aan.
Wie doet wat waar? researcher technische functie anders management
Wie doet wat waar?
De conclusie
researcher 28%
hoger en onderwijs management researchinstelling 9% 26% middel management 9%
De werkgevers Waarschijnlijk heb je nu alle figuren al bekeken en is je ook de tabel met de top 8 werkgevers onder Eindhovense natuurkundigen opgevallen. Er is hier een duidelijk verschil zichtbaar tussen de top 3 en de rest van de werkgevers. De drie meest populaire werkgevers zijn Philips, de TU/e en ASML, die elk ongeveer 10% van alle Eindhovense natuurkundigen in dienst hebben. Daarna liggen de werkgevers Océ, TNO, Shell en NXP erg dicht op elkaar in deze toplijst met elk bijna 3% van de natuurkundigen in dienst. De lijst wordt afgesloten door het FOM, waar enkel promovendi in dienst zijn. Na deze top 8 zijn de verschillen in werkgevers niet meer statistisch significant, we spreken dan nog maar over enkele personen per werkgever.
projectmedewerker 6% anders 7% staffunctie/ adviseur 7%
overheid 4%
commerciële functie docent 2% 5%
management
Volgens onze statistiek zijn de meeste natuurkundigen een researcher consultant manager bij Philips. Ongeveer 1 op de 3 natuurkundigen is gepromoveerd en zij werken veel vaker in de research. Ook technische Wie doet wat waar? anders functie anders onder de nieuwe generatie lijkt promoveren noganders steeds popudocent industrie lair, maar steeds minder jongeren lijken bij Philips te researcher gaan management onderwijs en research werken en steeds meer bij ASML. Er komen geen grote verrasmanagement researcher zakelijke dienstverlening singen uit het onderzoek, de meeste natuurkundigen blijken technische functie gewoon in de industrie of wetenschap werkzaam te zijn. anders gezondheidszorg industrie consultant management overheid onderwijs en research Valt er voormanagement de lezer nog echt iets te leren? "Vooral niet anders anders zakelijke dienstverlening teveel aandacht besteden aan dit soort statistieken", zegt docent prof. Henk Swagten, hoogleraar aan de TU/e, na het zien gezondheidszorg consultant management management anders van deze statistieken. "Doe gewoon wat je echt leuk vindt!" Figuur 3: De globale verdeling van functies binnen de grootste branoverheid Een natuurkundigeanders komt altijd op z'n pootjes terecht. ches. De verdeling van Eindhovense natuurkundigen per branche is researcher — identiek aananders figuur 1. docent Door: Matthijs Cox (Bestuurslid VENI & Redacteur N!) management anders researcher
N! januari 2012 | 41
Einde van de wereld Volgens de Amerikaanse predikant Harold Camping, voorzitter van Family Radio, een christelijke radiozender in California, zou de wereld aanvankelijk vergaan op 21 mei 2011. Er zou een zondvloed komen die maanden zou duren, waarbij slechts 2 procent van de wereldbevolking het zou overleven. De datum 21 mei 2011 verstreek en er gebeurde echter niets.
foto: http://www.istockphoto.com/jcrosemannw
varia
Na 21 mei 2011 heeft meneer Camping toegegeven dat hij fout zat. Hij had een rekenfout gemaakt. De Dag des Oordeels zou op 21 oktober 2011 komen. Aangezien ik een typische natuurkundestudent ben [lees: lui], ben ik natuurlijk pas ná 21 oktober 2011 begonnen aan dit artikel. Enfin, het is nu al een hele dag na de nieuw vastgestelde Dag des Oordeels en ik heb nog niets gemerkt van een zondvloed. Zou meneer Camping dit keer weer zeggen dat hij een rekenfout heeft gemaakt of zou er een andere verklaring komen?
Verschillende theorieën Als we de film 2012 mogen geloven, die in 2009 uitkwam in de bioscoop, vergaat de wereld in 2012. En dat zou jammer zijn, want dan hebben we nog maar één jaar de N! te lezen. Gelukkig is een film geen bewijs (Zie “Fysisch Falen” in voorgaande edities van de N!), maar er zijn wel vele andere dingen die er op wijzen dat onze dagen geteld zijn in 2012. Denk hierbij aan neutrino’s die sneller gaan dan het licht. De wereld van ons natuurkundigen stortte in… Of denk aan de voorspelde zwarte gaten die zich op zouden kunnen doen in de Large Hadron Collider te Genève. Of neem nou de supervulkaan die in Yellowstone National Park ligt. Wetenschappers zeggen dat de verwachte uitbarsting ver over tijd is en verwachten dat de druk in 2012 zo hoog is, dat deze dan wel moet uitbarsten. Toevallig speelt een deel van de film 2012 zich ook in dat park af… De Bijbel schijnt ook vele citaten te hebben waaruit de conclusie getrokken kan worden dat de Dag des Oordeels zo rond 2012 zal plaatsvinden. Tegenhangers van de Bijbel zijn natuurlijk wetenschappers, zoals de wiskundigen aan de universiteit van Berkeley, het zogenaamde Mekka der wiskunde. Zij hebben berekend dat statistisch gezien er wel een ramp moet gebeuren op Aarde. Maar de Aarde zal deze dan niet overleven, want daarvoor is zij te ver ‘over tijd’. Sterker nog, ze zeggen met moderne wiskunde te voorspellen dat de Aarde in 2012 verwoest 'moet' worden met een 'zekerheid van 99%'. Wiskunde en statistiek doen het natuurlijk altijd goed bij ons wetenschappers. Iedereen die niet gelovig is, moet het nu wel geloven!
"Dan kan ik je misschien gerust stellen met de informatie dat meneer Camping inmiddels heeft toegezegd geen voorspellingen meer te zullen maken." Omdat de Zon de laatste jaren zo van slag is, zijn astronomen bang voor een zonnestorm die al onze elektrische apparatuur zal uitschakelen. In de film 2012 is dit ook te zien. De deeltjes die de Zon zal uitstralen, zijn zo krachtig dat ze tot de kern van de Aarde zullen doordringen en voor vernietigende aardbevingen zullen zorgen, waardoor hele stukken land verdwijnen in zee, in 2012. Een ander fenomeen waar onze Aarde mee te maken heeft, is de verandering van het magnetische veld van de Aarde. De Noord- en de Zuidpool wisselen volgens wetenschappers iedere 750.000 jaar van plaats en we zijn nu
al 30.000 jaar te laat. Het magnetische Noorden beweegt tegenwoordig met 40 kilometer per jaar en is de laatste eeuw ook nog eens minder sterk geworden. Een polenwissel laat volgens statistieken niet lang meer op zich wachten.
Voorspellingen in andere culturen Toevallig zou ook de heilige Maya kalender, de Tzolkin, eindigen in 2012. Om precies te zijn op 21-12-2012. De datum is omgerekend naar onze Greenwich Mean Time met een GMT constante, waarbij de letters de laatste initialen zijn van drie vroege Maya-onderzoekers. De constante is gebaseerd op bewegingen van de planeet Venus en historische gebeurtenissen.
"Even een tip tussendoor: we hebben laatst beredeneerd dat – mocht er nou toch een zwart gat komen – je er eerst met je hoofd in moet gaan." Maar niet alleen de Maya kalender, ook het Chinese ‘Boek der Veranderingen’, de I-Ching, zou een dergelijke voorspelling hebben gemaakt. De I-Ching is een klassieke tekst uit het Oude China en geeft de veranderingen in de menselijke evolutie weer als ware het een getijdenbeweging van Yin en Yang energieën. De I-Ching is mathematisch ontleed. De gevonden golfbeweging van de tijdsgolf van veranderingen eindigt ook tegen het einde van 2012. Als dat nog niet genoeg bewijs was, hebben we nog de vroegere hindoes, die gebruik maakten van een kalender gebaseerd op maan- en zonbewegingen. Deze voorspellen de hergeboorte van de Aarde op 21-12-2012, wat correspondeert met de voorspelling van de Maya kalender.
Bang? Mocht ik je nou echt bang hebben gemaakt, dan kan ik je misschien gerust stellen met de informatie dat meneer Camping inmiddels heeft toegezegd geen voorspellingen meer te zullen maken. Ook is er al veel vaker een Dag des Oordeels voorspeld en de Aarde functioneert nog steeds goed. Er zijn zelfs theorieën die zeggen dat de Maya kalender vele jaren later eindigt. En als de polenwissel en de vulkaan al zo lang op zich laten wachten, dan kunnen ze toch nog wel wat langer wachten? Ook hebben we nog één wiskundige procent die zegt dat we geen ramp krijgen. En zwarten gaten in de LHC zouden volgens velen onmogelijk zijn. Even een tip tussendoor: we hebben laatst beredeneerd dat – mocht er nou toch een zwart gat komen – je er eerst met je hoofd in moet gaan. Dan wordt je hoofd namelijk eerst vermorzeld en zullen je hersenen geen pijnsignalen meer verwerken. Ga je er eerst in met je voeten, dan kunnen pijnsignalen nog wel naar je hersenen gestuurd worden. Maar dat even tussendoor... En als ik je nu nog niet gerustgesteld heb, dan is het maar hopen dat meneer Camping toch nog gelijk had over één ding: dat de Dag des Oordeels pijnloos zal verlopen voor iedereen. — Door: Jessica Burger (redactielid Van der Waals)
N! januari 2012 | 43
Econometrie als tweede master
foto: iStockphoto.com/adventtr
CarriÈre
Het gebeurt niet vaak dat afgestudeerd Technisch Natuurkundigen nog een tweede master gaan doen. De meeste studenten kiezen ervoor om na hun afstuderen direct te gaan werken. Mathijs van Schijndel heeft echter gekozen voor de eenjarige master econometrie aan de Universiteit van Tilburg. In dit artikel vertelt hij over zijn keuze.
Bachelor Technische Natuurkunde Het idee om verder te kijken dan alleen Technische Natuurkunde, ontstond bij mij ongeveer aan het einde van het derde bachelorjaar. Ik heb de fundamentele natuurkunde vakken in de bachelorfase altijd erg interessant gevonden; met name Mathematische Fysica en Elektrodynamica. Het sprak me enorm aan om complexe vraagstukken te structureren in kleinere deelproblemen en vervolgens tot een goed einde te brengen. Door het oplossen van zulke complexe problemen ontwikkel je een sterk probleemoplossend vermogen, wat in de praktijk tijdens een interne stage op de proef wordt gesteld. Gedurende deze stage maak je voor het eerst echt kennis met technisch natuurkundig onderzoek. Dit praktijkgerichte werk vond ik wel leuk en interessant, maar het kon me minder bekoren dan het oplossen van eerdergenoemde studieboekproblemen. De echt praktische kant, zoals het bouwen van experimentele opstellingen en het doen van metingen, boeit me gewoonweg niet zo. De theoretische kant sprak me meer aan, al kwam ik erachter dat het maken van berekeningen vaak neerkomt op programmeerwerk in plaats van het stapsgewijs uitwerken van oefenopgaven. Ik vind programmeren van tijd tot tijd wel leuk, maar ik zag mezelf later niet als fulltime programmeur aan het werk. Verder staat het me minder aan dat technisch natuurkundig onderzoek vaak ver weg staat van de alledaagse praktijk. Dit is een logisch gevolg van het feit dat de hedendaagse technologie zo ver gevorderd is dat vaak vele kleine, sterk gespecialiseerde stappen nodig zijn om nog vooruitgang te boeken. De dagen dat wetenschappers individueel en op een zolderkamertje baanbrekende ontdekkingen doen zijn echt voorbij. Het werk als technisch fysicus is dus vaak sterk gespecialiseerd met als veelvoorkomend gevolg dat het moeilijk is om aan leken uit te leggen waar jij je dagelijks mee bezig houdt,
44 | N! januari 2012
iets wat frustrerend kan zijn. Tegen deze achtergrond wilde ik voorafgaand aan het vierde jaar verder kijken dan technische natuurkunde. Ik was op zoek naar een theoretische bèta richting waar tastbare problemen centraal staan. Dit laatste vond ik terug in economie, de wetenschap die de mensheid bestudeert in zijn streven naar welvaart. Vanwege mijn bètavoorkeur, zal het duidelijk zijn dat de kwantitatieve discipline binnen de economie, de econometrie, destijds mijn aandacht trok.
Verder kijken dan Technische Natuurkunde Ik was me er op dat moment van bewust dat de master Applied Physics, waar je vrij automatisch inrolt, je in staat stelt om vakken in een compleet andere richting te kiezen. Sterker nog, in het vrije keuzedeel kun je ook vakken van andere universiteiten opnemen. Hiervan heb ik toen dankbaar gebruik gemaakt door twee econometrievakken aan de Universiteit van Tilburg (UvT) te volgen: Econometric Methods en Game Theory.
"De ontwikkeling van wisselkoersen of de consumentenprijsindex zijn duidelijk tastbaarder dan de plasma-ionisatiegraad of de spin-diffusielengte. " Bij Econometric Methods leer je onder andere verschillende modellen om tijdseries te beschrijven. Je kunt hier bijvoorbeeld denken aan de ontwikkeling van wisselkoersen of de consumen-
tenprijsindex. Dergelijke grootheden zijn duidelijk tastbaarder dan de plasma-ionisatiegraad of de spin-diffusielengte. Game Theory is een vak over de wiskundige discipline die het nemen van beslissingen bestudeert. Het biedt een algemeen raamwerk om beslissingmakers te helpen in hun keuze. Als illustratief voorbeeld zou je de volgende situatie kunnen beschouwen: twee bedrijven, A en B, brengen hetzelfde product op de markt en ze moeten onafhankelijk van elkaar besluiten of ze hiervoor adverteren. Als A adverteert, maar B niet, krijgt deze 90% van de markt en vice versa. Wanneer A en B beide adverteren of juist beide niet adverteren krijgen ze 50% van de markt. Met behulp van Game Theory kan bepaald worden of het voor A en B verstandig is om te investeren in advertenties of juist niet. Naast deze twee vakken aan de UvT heb ik het vak Stochastic Desicion Theory van de Faculteit Wiskunde en Informatica aan de TU/e gevolgd. Dit vak behandelt diverse optimalisatietechnieken die voor beslissingsmakers van nut kunnen zijn bij het efficiënt inzetten van beschikbare middelen. Stel, je managet een vervoersbedrijf beschikkend over een vrachtwagen met een capaciteit van 40 pallets. Je kunt kiezen uit zes klanten die je bedient, die elk een vast aantal pallets vervoerd wil hebben en hiervoor een bepaalde prijs betalen. De zes klanten zijn A: €76 voor 13 pallets, B: €40 voor 10 pallets, C: €20 voor 5 pallets, D: €30 voor pallets 9, E: €24 voor 8 pallets en F: €96 voor 16 pallets. Welke klanten moet je bedienen om je winst te maximaliseren? Voor deze situatie kom je met pen en papier een heel eind, maar wanneer situaties uitgebreider worden zijn computeralgoritmes cruciaal. Het ontwerp en de implementatie hiervan komt bij Stocastic Desicion Theory aan de orde. De bovengenoemde voorbeelden zijn overduidelijk alledaagser dan typische technisch natuurkundige problemen, waardoor mijn enthousiasme voor econometrie gedurende het volgen van deze vakken toenam. Het bleek zo te zijn dat deze vakken, plus nog een ander bachelorvak, in combinatie met een voltooide bacheloropleiding Technische Natuurkunde voldoende voorbereiding biedt om in een van de masters binnen de econometrie in te stromen. Dit voornemen ontstond dan ook snel, waarvoor ik het tevens noodzakelijk vond om nominaal af te studeren. Dit zorgde voor een behoorlijke studiedruk, vooral toen ik het afronden van mijn afstudeerwerk moest combineren met het reguliere rooster econometrie in het najaar van 2010.
Econometrie Binnen de econometrie heb ik gekozen voor de master Operations Research and Management Science. In deze tak draait het voornamelijk om het optimaliseren van bedrijfskundige processen met behulp van wiskundige methodieken. Vooral in de logistieke en supply-chain sector vindt deze richting zijn toepassing. Zo ben ik betrokken geweest bij een project ter bepaling van de optimale locaties voor verschillende distributiecentra in Europa voor twee bedrijven die kort daarvoor waren gefuseerd. De fusie had vanzelfsprekend grote invloed op de logistieke inrichting van het gecombineerde bedrijf. Aan ons de taak te bepalen welke distributiecentra moesten verdwijnen, waar nieuwe moesten worden gebouwd of welke bestaande centra moesten samengaan.
Daarnaast heb ik ook vakken gevolgd over investeringsstrategieën, financiën en verzekeringen. Ik heb natuurlijk een vrij beperkte economische en financiële achtergrond, maar ik merkte door eenvoudigweg je gezonde verstand te gebruiken dat je dergelijke vakken goed kunt afronden. Hier acht ik iedere afgestudeerde natuurkundige wel toe in staat. In dit kader vraag ik mezelf ooit af of er ook sprake zou zijn van zo’n financiële puinhoop in Europa als er meer natuurkundigen aan het roer zouden staan, die wellicht wat pragmatischer te werk gaan en niet lijden aan risicobijziendheid.
Afstuderen Inmiddels ben ik afgestudeerd en ben voor mijn afstudeerwerk actief geweest bij de logistieke dienstverlener CAROZ B.V. in Venlo. CAROZ heeft de ambitie om binnen enkele jaren een zogenoemd Cross Chain Control Center (4-C) te worden. Dit is een diensterverlener die de logistiek van meerdere klanten tegelijkertijd managet. Kort gezegd komt dit erop neer dat goederen van (concurrerende) bedrijven gebundeld worden om de bezettingsgraad van containers te verhogen en transportkosten te verlagen.
"Ik vraag me af of er ook sprake zou zijn van zo'n financiële puinhoop in Europa als er meer natuurkundigen aan het roer zouden staan, die wellicht wat pragmatischer te werk gaan. " Om dit te bewerkstelligen zijn geautomatiseerde vracht planningstools van cruciaal belang, hetgeen CAROZ op het moment ontbeert. Dus aan mij de taak om de wiskundige principes te ontwikkelen die onderliggend zijn aan een dergelijke tool. In dit kader heb ik de mate van ongemak die bedrijven ondervinden als ze hun planning op elkaar moeten afstemmen gekwantificeerd en gebruikt in optimalisatiemodellen. Hierdoor ontstaat de centrale afweging tussen transportkostenreductie, door bundeling van goederen, en ongemak, door afwijken van originele planningsschema’s waarvoor het model de optimale middenweg vindt. Met mijn twee masters op zak, ga ik de arbeidsmarkt op. Ik weet nog niet precies in welke sector of positie ik terecht wil komen en geef daarom op het moment de voorkeur aan het werken als consultant. Dit stelt je in staat om bij veel verschillende projecten en industrieën betrokken te zijn en biedt een goede mogelijkheid tot zelfontplooiing, zowel op persoonlijk als professioneel vlak. Hoewel, afgaande op de kwaliteit van dit literair hoogstaande stuk zou ik misschien maar columnist of zo moeten worden. — Door: Mathijs van Schijndel (VENI-lid)
N! januari 2012 | 45
colofon De N! is een periodiek, uitgebracht door de Studievereniging voor Technische Natuurkunde “Johannes Diderik van der Waals”, STOOR en de Alumnivereniging VENI. Alle drie de organisaties zijn verbonden aan de faculteit Technische Natuurkunde van de Technische Universiteit Eindhoven. Redactie Hoofdredactie: Anne van Gorkom, Paul Janssen, Joep van Lieshout (allen Van der Waals) en Paul Janssen (VENI) Overige redactieleden: Jessica Burger, Lidewij Cornelissen, Bart Klarenaar, Arjen Monden, Martin van Mourik, Jori van Osch (allen Van der Waals), Ruud Smedts (STOOR), Matthijs Cox en Loes van Zijp (beiden VENI). Redactieadres: Redactie N! SVTN "J.D. van der Waals" Technische Universiteit Eindhoven kamer N-laag G0.01 Postbus 513 5600 MB Eindhoven Tel: 040-2474379 E-mail:
[email protected] Adverteerders: Brunel (pag.5), Vanderlande Industries (pag. 13), Xelvin (pag. 21), Wervingsdagen (pag. 33), ASML (achterzijde cover). Ook adverteren? Neem contact op met
[email protected].
20-21 jan
wo 8 feb
19-21 feb
Absoluut cantus Eindelijk komt er dan weer een: een echte Belgische cantus!
Carnaval Het is weer tijd voor een Limburgs en Brabants feestje!
Open Dagen TU/e VWO-studenten bezoeken de TU/e en onze faculteit.
di 14 feb
N-feest De AC zorgt weer voor een leuk feestje op Stratum
VENI ALV Gevolgd door een lezing en borrel.
wo 29 feb
di 6 mrt
Bedrijvendag Wervingsdagen zorgt voor meer dan 100 bedrijven om kennis mee te maken.
Van-der-Waals ALV De tweede ALV van Domare Arkolu.
Oplage en verschijningsfrequentie De N! verschijnt vier keer per jaar in een oplage van 1200 stuks. Grafisch ontwerp: Linda van Zijp, StudioLIN Graphic Design Coverfoto: NASA Chandra X-ray Observatory.
do 1 mrt
Dropping Zoekt en gij zult vinden!
Drukkerij: Snep
di 28 feb
wo 7 mrt
di 13 mrt
Superstringactiviteit De leden van dispuut Superstring organiseren weer een activiteit.
Hawkingactiviteit Het jongste dispuut van Van der Waals organiseert een activiteit.
Deze N! is mede tot stand gekomen dankzij de faculteit Technische Natuurkunde.
do 22 mrt AC activiteit De activiteitencommissie van Van der Waals organiseert een activiteit.
9-20 apr di 27 mrt Eerstejaarsactiviteit De eerstejaarscommissie organiseert een activiteit speciaal voor eerstejaars.
46 | N! januari 2012
Tentamenperiode Allemaal veel succes met de tentamens!
kijk voor een actueel overzicht op: www.vdwaals.nl/agenda.php of op www.veni.nl
N! januari 2012 | 47
How do you print 32 nm structures using 193 nm light waves? Join ASML as a Physics Engineer and help push the boundaries of technology. At ASML we bring together the most creative minds in science and technology to develop lithography machines that are key to producing cheaper, faster, more energy-efficient microchips. Our machines image billions of structures in a few seconds, all with an accuracy of a few silicon atoms. And we intend to be imaging even more billions - thanks to our lithography. This will create microchip features of just 32 nm using light waves of 193 nm. But that’s like drawing an extremely fine line using an oversized marker. That’s why we need talented Physics Engineers. People who can design sensors, actuators and control models that manipulate light at nanometer levels. People who know how to measure and model deviations from the ideal world. People who want to achieve something that, at first sight, looks simply impossible. If you’re up for it, you’ll be part of a multidisciplinary team with plenty of freedom to experiment and learn new skills. You’ll also be rubbing shoulders with some of the brightest minds around.
www.asml.com/careers
For students who think ahead