Smelnes erfskip Periodiek voor de cultuurhistorie van Smallingerland
Nr 25 - juni 2011 Baptistenkerkje Bethel Thijs Rinsema ‘Ik doe waar ik zin in heb’ Monuminten Ietje Kooistra De Slinger Wenje oan de Feart Miep Klaver 100 jaar Bouburg te Zuiderdrachten Modernisering Monumentenwet De Bakbrogge
Wat mogen we trouwens genieten van al die activiteiten die in onze gemeente plaats vinden en die op welke wijze dan ook de verbinding leggen tussen het verleden en de situatie van vandaag-de-dag. Ik denk aan de recente donateuravond met een volle Zuiderkerkzaal; Roel Oostra wist op een voortreffelijke manier de verbinding te leggen tussen de podiumkunsten van weleer en de tijd waarin we nu leven; de beamervoorstellingen van Jan van Zinderen, de lezingen in de Beleefbibliotheek over ‘Drachten en Rome’. Maar ik denk ook heel nadrukkelijk aan de exposities in het Wâldhúske in Houtigehage waar werk van Jan Planting werd geëxposeerd en waar heel recentelijk nog de ‘tegeltjesdag’ is georganiseerd. Ik denk aan de inspanningen van de Historyske Kommisje Drachtster Kompenije die een zeer interessante tentoonstelling van oudheden verzorgde. Ik denk aan het project Wiken dat zelfs een landelijke prijs in de wacht sleepte. En nu zitten we midden in de voorbereidingen en uitvoering van het ‘Rinsemajaar’. Alle aandacht is dit jaar gericht op de broers Thijs en Evert, twee Drachtsters die lang niet bij iedere Smallingerlander bekend zijn maar die internationale faam hebben. ‘Tel uw zegeningen…’ Het bestuur had geruime tijd geleden het College van B&W uitgenodigd om een rondrit te maken langs een aantal cultuurhistorische plekken binnen de gemeente Smallingerland. 15 april jl. hebben we dit plan tot uitvoer kunnen brengen en is de bijna complete ploeg van bestuurders geattendeerd op al het moois dat bewaard is. Laten we genieten van al deze initiatieven, maar laten we daarnaast onze missie niet uit het oog verliezen: we moeten wakker blijven, oog hebben voor de nieuwste ontwikkelingen en reageren op initiatieven waarbij door bepaalde personen en instanties vergeten wordt dat ‘vooruitgang’ niet gelijk is aan kortzichtigheid. Hans van der Veen
2
Smelnes erfskip - juni 2011
Inhoud
Smelnes erfskip is een uitgave van Smelne’s Erfskip. Onze stichting zet zich in voor behoud en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden in de gemeente Smallingerland. Smelnes erfskip verschijnt drie keer per jaar.
Het Baptistenkerkje Bethel
Bestuur Smelne’s Erfskip Hans van der Veen – voorzitter Het Noord 30, 9207 AE Drachten 0512 - 51 63 72 Tiny Derks – vice-voorzitter Reidingweg 72, 9203 KR Drachten 0512 - 54 00 01 Bauke Roorda – penningmeester Sydwende 23, 9204 KA Drachten 0512 - 51 23 31 Jaap van der Wal – secretaris Kompagnonswei 40, 9221 SX Rottevalle 0512 - 34 10 58 E-mail :
[email protected] Website : www.smelneserfskip.nl Redactie Jan K. van Til, Bearend Veltman, Bart Friso Redactieadres Jan K. van Til – eindredacteur Eikesingel 13, 9203 NW Drachten 0512 - 37 17 11 E-mail :
[email protected] Vormgeving en opmaak Jaap van der Wal, Rottevalle Druk Telenga drukkerij, Franeker Donateurs Het donateurschap heeft betrekking op een volledig kalenderjaar. Voor donateurs is het blad gratis en zij krijgen het thuisbezorgd. Minimumbijdrage € 10,--. Voor donateurs met postbezorging van dit blad is dit € 15,--. Rabobank: rekening 305104985 ten name van Penningmeester Smelne’s Erfskip te Drachten
Van de redactie
Erik Korthof 4-6
Thijs Rinsema – ‘Ik doe waar ik zin in heb’ Thijs J. Rinsema 7-9
Monuminten Wobbe Atsma 10-11
‘Een voortreffelijk opvoeder is een begenadigd kunstenaar’ Nelleke Bakker 12-15
De Slinger Jaap van der Wal 16-17
Wenje oan de Feart Jochum Dijkstra 18-20
Miep Klaver 100 jaar Chris Konings 20-21
Bouburg te Zuiderdrachten Geert van der Veer 22-25
Modernisering Monumentenwet Hans van der Veen 26-27
Op het voorblad van deze editie prijkt het nummer 25. Drie uitgaven per jaargang, nu al weer gedurende acht jaren, brengt ons op dit fraaie aantal. En steeds is er weer hetzelfde enthousiasme en bijzondere inzet van iedereen die bij het magazine betrokken is. Boeiend is het om telkens weer nieuwe auteurs aan te treffen. Deze keer kwam Erik Korthof (donateur Smelne’s Erfskip) ons verrassen met een verhaal over het voormalige Bethelkerkje aan de Vogelzang. Zijn vader had veel materiaal bewaard en door de jaren heen nogal wat foto’s gemaakt waarmee hij dit verhaal kon schrijven. Voor ingewijden is de afkorting MoMo de laatste jaren al een ingeburgerd begrip. Het betekent Modernisering Monumenten-zorg (of -wet). Wie dit in de media gevolgd heeft weet dat de zorg voor ons culturele erfgoed ook wel zorgen met zich mee kan brengen. Hoe blijven we samen met de plaatselijke beleidsmakers alert? Onze voorzitter Hans van der Veen gaat hier nader op in. En dan verdient de Drachtster Ietje Kooistra het om eens in de schijnwerpers gezet te worden. Nelleke Bakker van de RU Groningen beschrijft haar werkzaam leven en de bijzondere betekenis van haar werk en publicaties ruim honderd jaar geleden. Bouburg was de Drachtster state op de plek waar nu De Karmel staat. De naam van de Overstesingel in Drachten en de Overstebank in de Grote Kerk zijn ontleend aan de stichter van deze state. Geert van der Veer brengt de Bouburg weer tot leven. En Auke de Boer heeft op It West in Oudega de kavel ‘grasland’ aangewezen waar de naam Bakbrogge aan ontleend is.
De Bakbrogge
Kortom, deze en andere nijsgjirrige verhalen zijn weer alleszins het lezen waard.
Auke de Boer 28
Bearend Veltman, Bart Friso en Jan van Til (eindredacteur)
Korte berichten 29-30
Losse nummers € 3,95 Reacties op de inhoud van het blad E-mail :
[email protected] Coördinator bezorging Bauke Roorda : 0512 - 51 23 31 E-mail :
[email protected]
Kopij volgende nummer: 27 augustus 2011
Het was in april 2008 dat de redactie van dat moment besloot haar taak neer te leggen. Zij had ervoor zorg gedragen dat vijftien nummers van het magazine waren verschenen; nummers met interessante artikelen, met grote toewijding geschreven en keurig verzorgd. Het was dan ook moeilijk genoeg om met een nieuwe redactie een vergelijkbaar niveau te behalen. Ik wil vanaf deze plaats de mensen die deze klus hebben opgepakt enorm bedanken voor het werk dat zij hebben verzet. Het magazine dat u nu in uw bezit heeft, draagt nummer vijfentwintig en dat betekent dat we alweer tien nummers verder zijn; nummers met steeds opnieuw gevarieerde onderwerpen, uitgaven met een prachtige lay-out en bijzonder mooie foto’s. Mensen, hartelijk dank hiervoor!
Colofon
DEADLINE
Van de voorzitter
Omslag Fietsbrug De Slinger, zie pagina 15 (rechts onderaan) en 16-17 (foto Jaap van der Wal)
Smelnes erfskip - juni 2011
3
Tekst Erik Korthof Foto’s W.R. Korthof (archieffoto’s) en Jan K. van Til (2011)
Het Baptistenkerkje Bethel De geschiedenis van de baptisten in Drachten gaat terug tot 1899, toen S.W. Veltman (1877-1952) en zijn vrouw begonnen met hun evangelisatiearbeid.
Sjoerd Veltman was sinds 1911 in Drachten actief met een busbedrijf, dat van een eenmansonderneming in de loop der jaren uitgroeide tot een bedrijf met busdiensten in heel Oost-Friesland en zijn basis had aan de Westersingel op de hoek met de Stationsweg. In 1948 werd het busbedrijf overgenomen door de NTM. Sjoerd’s zoon Hendrik was chauffeur bij zijn vader en ging later mee over naar de NTM waar hij tot 1970 in dienst bleef. Sjoerd’s vader was Wiggele Veltman, die de basis legde van de galanteriewinkel De Kleine Beurs in de Noorderbuurt. De winkel is later voortgezet door diens zoon Fokke en weer later door diens schoonzoon Klaas van der Schaaf. Van heilssoldaat naar baptist De heilssoldaat Sjoerd Veltman bezocht op uitnodiging van zijn vriend Jelmer de Vries die in Duitsland in een baptistengemeente was gedoopt, eens een bijeenkomst van de baptistengemeente te Haulerwijk en werd toen gewonnen voor de beginselen van het baptisme. Vanaf 1899 belegde Sjoerd Veltman toen zelf bijeenkomsten in Drachten onder auspiciën van de gemeente in Haulerwijk. Ds. G. de Wilde, enige tijd baptistenpredikant te Sneek, verleende aanvankelijk zijn medewerking en ds. K. Kuipers, van 1911 tot 1918 baptistenpredikant in Haulerwijk, ging later ook regelmatig voor in deze bijeenkomsten en ondersteunde het evange-
4
Smelnes erfskip - juni 2011
lisatiewerk van Veltman. Ook ene (T.P.?) Sevensma te Amsterdam, die sympathiseerde met de gemeente-in-wording, sprak meermalen de bijeenkomsten toe. 1921: eigen kerkje – 1923: zelfstandige gemeente Aanvankelijk kwam men bij elkaar in ruimten en zalen van herbergen, een enkele keer in de Phoenix, later vonden meer huisbijeenkomsten plaats om kosten te besparen. In 1914 kon het gebouw van de inmiddels opgeheven afdeling van het Leger des Heils op de hoek van de Zuiderbuurt met de Pier Panderstraat gehuurd worden voor de diensten op zondag en voor de wekelijkse samenkomsten. Dit gebouwtje werd later de vestiging van de Openbare Bibliotheek.
Het Baptistenkerkje Bethel
Sjoerd Veltman bouwde in 1921 het kerkje aan de Vogelzang, volgens overlevering van eerder gebruikt bouwmateriaal. In 1923 werd de baptistengemeente van Drachten zelfstandig, kreeg Koninklijke goedkeuring en trad toe tot de Unie van Baptisten Gemeenten in Nederland. Het kerkgebouwtje bood onderdak aan de zondagse diensten, zondagschool, verenigingen, bazaars, kerstfeesten en was de basis voor sociale activiteiten als voedselen kledingvoorziening. Sjoerd Veltman was daarbij een overtuigd drankbestrijder en bleef tot 1948 de gemeente leiden als lerend ouderling.
gelzang werden daarna door een bouwcommissie krachtig ter hand genomen. Er werd van alles ondernomen om geld bij elkaar te krijgen: oud papier inzamelen, bazaars in het kerkgebouw, verkoop van producten als pepermunt en zeeppoeder en het rondbrengen van de Drachtster Gezinsbode. Het werden met ieders inzet actieve jaren. Het oude interieur werd in de jaren zestig met hulp van vrijwilligers nog wel een keer opgeknapt en wat vergroot, maar het ontbreken van een fatsoenlijke keuken, vergaderruimte, garderobe en toiletten (slechts een húske achter de kerk…) werd toch wel steeds nijpender.
Wrijving en afsplitsing In dat jaar nam de evangelist I. Tammeling een beroep aan naar de gemeente in Drachten. Er ontstonden wrijvingen en een aantal leden, waaronder Veltman, onttrok zich aan de gemeente. De gemeente kon toen niet meer over het kerkgebouw beschikken, dat nog steeds eigendom was van de uitgetreden Sjoerd Veltman. In 1950 is het Kruisleger, een aan het Leger des Heils verwante groepering, haar arbeid vanuit Bethel begonnen, maar nadat Sjoerd Veltman in 1952 overleed, is in dat zelfde jaar het kerkgebouw aan de Vogelzang aangekocht door de Unie Bouw Stichting (van de Unie van Baptisten Gemeenten) en kon de gemeente van Drachten er weer over beschikken. Daarvoor was enige tijd gekerkt in de Vermaning van de Doopsgezinde Gemeente aan de Zuiderbuurt. In die periode ontstond al het plan om een nieuw en moderner kerkgebouw te bouwen, met een pastorie erbij. De voorganger I. Tammeling vertrok in hetzelfde jaar naar Foxhol en met ds. F.G.J. Hofhuis, voorheen te Alkmaar, kreeg men spoedig weer een nieuwe predikant.
Stormachtige ontwikkelingen In 1961 verruilde ds. Hofhuis deze gemeente voor die van Workum-Makkum en na een vacante periode aanvaardde ds. J. Ketelaar uit Hoogezand in 1962 een beroep uit Drachten. Zijn komst bracht stormachtige ontwikkelingen met zich mee. De evangelisatietalenten van ds. Ketelaar trokken vele nieuwe luisteraars naar de Vogelzang, dat spoedig uit zijn voegen barstte, en op een gegeven moment werden de diensten verplaatst naar de Philips-kantine. De bouwplannen namen vaste vorm aan en in 1965 kon met de bouw van een nieuw multifunctioneel kerkgebouw met aangrenzende pastorie aan de Brouwerssingel worden begonnen. Op 14 oktober 1966 werd het kerkgebouw met veel feestelijkheid en dankbaarheid in gebruik genomen en het was eigenlijk al weer te klein op dat moment.
De gemeente groeide gestaag mee met de groei van Drachten en de plannen voor een nieuw gemeentecentrum ter vervanging van de toch wel gebrekkige en bouwvallige huisvesting aan de Vo-
Het in 1921 gebouwde Baptistenkerkje aan de Vogelzang te Drachten is rond 1970 gesloopt
Het kerkgebouwtje aan de Vogelzang werd afgedankt, het had zijn dienst bewezen. De grote potkachel midden in de zaal hoefde ‘s winters niet meer op zaterdag opgestookt te worden en het vullen en provisorisch opwarmen van het doopbassin onder het podium was verleden tijd. De als consistorie en vergaderzaal dienstdoende slecht te verwarmen tochtige en gehorige ruimte achter het podium hoefde die functie niet meer te vervullen.
Mede dankzij onder meer bazars en ‘krantenwijken’ konden de potkachel en het húske in 1966 tot het verleden gaan behoren
Smelnes erfskip - juni 2011
5
Tekst en foto’s Thijs J. Rinsema
Het Baptistenkerkje Bethel
Bij doopdiensten was het steeds passen en meten geweest, want de ruimte diende dan ook nog als verkleedruimte. Het oude gebouw is nog wel enige tijd in gebruik geweest als oefenruimte voor een muziekvereniging, maar met de sanering van het omliggende gebied en de aanleg van een vernieuwde Vogelzang volgde onverbiddelijk de sloop. Het enige wat restte was de gevelsteen met opschrift Bethel (Huis Gods) dat een plaats kreeg in het nieuwe kerkgebouw aan de Brouwerssingel.
samenkomsten en diensten in gebouw Irene (achter de pastorie hoek Lange West/Stationsweg) en het voormalige (later witte) kerkje van de Christelijke Gereformeerde Gemeente aan het Oosteinde uiteindelijk haar thuis vond aan de Zuidkade in de voormalige kerk van de Gereformeerde Gemeente.
Baptistengemeente Elim – Zuidkade 30 te Drachten
Vanaf 1968 opgesplitst in Bethel en Elim Helaas ging de geschiedenis van het gebouw aan de Brouwerssingel niet over rozen. Ds. Ketelaar veroorzaakte met zijn Blauwe Revolutie een pijnlijke scheiding der geesten in de inmiddels flink gegroeide gemeente en in 1968 trad een groep leden uit de gemeente, na een referendum waarin de meerderheid zich achter de voorganger stelde. Zij stichtten de baptistengemeente Elim, die na huis-
De baptistengemeente Bethel is uit de Unie van Baptisten Gemeenten gestapt en uiteindelijk, onder de bezielende leiding van ds. O. Bottenbley, gegroeid tot een megakerk met als basis het gebouw aan de Bolder. Het gebouw aan de Brouwerssingel is zelf ook niet ongeschonden door de tijd gekomen. Tijdens een storm is het zwaar beschadigd geraakt, maar daarna vernieuwd weer herrezen. Inmiddels geeft het onderdak aan de Evangelische Open Thuis Gemeente.
Thijs Rinsema – ‘ik doe waar ik zin in heb’ Thijs Rinsema koos op kunstgebied zijn eigen weg, ongeacht wat anderen daar van vonden. ‘De een zegt dit en de ander dat. Ik oordeel per slot van rekening zelf en doe waar ik zin in heb.’ Ooit maakte hij zowaar kunst van afval, samen met de Duitse Kurt Schwitters die vanaf 1923 regelmatig Drachten bezocht. Schwitters werd vooral beroemd met zijn collages en klankgedichten. Kurt Schwitters in Drachten Op 13 april 1923 reist Kurt Schwitters met de trein naar Heerenveen en vervolgens met de stoomtram naar Drachten. Om 15.00 uur arriveert hij bij het tramstation, opgewacht door Thijs Rinsema. Zijn twee koffers liet Kurt staan, dat kwam later wel. Lopend ging het naar de Zuidkade, eten bij de familie Rinsema – ‘bôle mit tsiis’ – en dan de koffers halen. Evert (jongere broer van Thijs) schreef Theo van Doesburg over het vervolg: ‘[…] In het kritiekje zul je lezen, dat hij zijn koffers per kruiwagen haalde. Mijn bedoeling was, dat de knecht van v der Meulen, (tabakskerver onze buurman) ze voor hem zou halen. Doch daar was geen lieve-moederen aan, hij, Kurt, wou ze zelf halen’. Maar Kurt zou verdwalen en belandde met z’n koffers bij architect de Boer. Een opmerkelijk begin, maar ook het vervolg mocht er zijn. Allereerst was er ’s avonds zijn fameuze dada-optreden in de Phoenix in Drachten. Het werd een wonderbaarlijke happening; die twee meter lange, kaarsrecht op het podium staande, Kurt Schwitters met zijn fenomenale stembereik. Hij veroorzaakte afwisselend complete verwarring en daverende lachsalvo’s bij zijn publiek. Tot grote hilariteit van zijn toeschouwers sprak hij hen zelfs in het Fries toe. Het bezoek aan Drachten viel bij Schwitters bijzonder in de smaak. Na terugkomst in Hannover schreef hij dan ook: ‘Wir denken noch gern an alles in Drachten, es war verschrikkelig moy dort.’
6
Collages Zo kwam Kurt – al dan niet vergezeld van zijn vrouw en zoon – op gezette tijden terug in Drachten. En met hem zijn in Hannover gemaakte collages en collagedoosjes. Ook Thijs toonde interesse en de vonk sprong over. Beiden gingen aan de slag, om ook in Drachten ‘plaksels’ te maken. Het begon met verzamelen van materiaal. Samen fietsten Kurt en Thijs naar de bossen bij Beetsterzwaag, regelmatig vergezeld van anderen. Daar werd gezocht naar papiertjes, treinkaartjes, zakjes, lege sigaretten- en sigarendoosjes et cetera. Evenzeer genoten zij van de natuur. Evert deed verslag van zo’n tocht.
‘We zijn ook een middag in het bosch geweest. Kurt wou de bospaden in. Maar daar maakte hij, na de Boer en ik veel verteld te hebben zoo’n lawaai. Hij brak met zijn groote schoenen de dorre takken van de boomen en slingerde ze in het meer. De Boer en ik besloten toen maar om weg te gaan. ‘t Werd meer
Vrije Baptistengemeente Bethel aan de Bolder te Drachten Smelnes erfskip - juni 2011
Smelnes erfskip - juni 2011
7
Thijs Rinsema - ‘ik doe waar ik zin in heb’
Thijs Rinsema - ‘ik doe waar ik zin in heb’
kaam, mar it rút omheech skode en sa de keamer ynstapte. Wy gongen ek wol te rinnen yn Beetstersweach. Faak prate ús heit dan hiel serieus met Schwitters. Mar it koe samar wêze dat er ynienen hiel hurd fuortdraafde. Dan klom hy yn in beam en imitearde in fûgel. Die iene kear in ûle of in ekster, de oare kear in skries of in ljip. Foral om dy imitaasje fan de skries en de ljip moasten wy faak lûd laitsje. Wy moasten him dan opsykje en sizze hokker fûgel hy imiteard hie. Dát wie foar ús dada, net dada yn Drachten dus, mar dada yn Beetsterswaech.’
dan tijd. Hij was vond ik of het van het bosch kwam of niet, zoo opgewonden. Net een groote jongen. Deed al de vogels na en het gebulk van de koeien. Ik vond het toch prachtig, die reactie (vernietiging) op de poezie.’ Dirk Rinsema, de zoon van Thijs, kon zich die bezoekjes van Kurt Schwitters aan zijn ouders nog goed herinneren. ‘[…] it heucht my noch wol dat as Kurt Schwitters wer ris by ús útfanhûze, hy noait troch de doar deryn
De ‘buit’ van de papierzoekers ging mee naar huize Rinsema aan de Zuidkade. Bij thuiskomst gooide Kurt de inhoud van zijn boodschappentas, op het hagelwitte sprei van het bed in de logeerkamer. Nelly Rinsema vond dat helemaal niet leuk! Vervolgens werden de papiertjes gesorteerd, om er collages van te maken. Mevrouw Planting vertelde daarover: ‘Het knippen van de stukjes papier en maken van de collages was een groepsactiviteit. Thijs en Kurt werkten gezamenlijk aan hun collages. Druk mondeling verkeer, overleg om de goede verdeling te krijgen. Er werden over en weer stukjes papier geleend, adviezen gegeven en knipsels werden aan collages van anderen toegevoegd.’ Collagedoosjes Behalve inspirator voor de collages was Schwitters dat ook voor de collagedoosjes, die Thijs Rinsema maakte. Beider doosjes lijken dan ook veel op elkaar. Meubelmaker Hasper vertelde over zijn aandeel in de totstandkoming van de doosjes: ‘H. van Eeken had een winkel in de Noorderbuurt en een meubelmakerij in de Westerstraat. Evert Visser was meesterknecht bij hem en ik [R. Hasper, TR] werkte daar rond 1921 als leerling in de meubelmakerij en weet nog dat Rinsema bij ons in de werkplaats kwam. We maakten eigenlijk voor hem de ‘kistjes’. Meest kubussen maar ook wel andere formaten. Die doosjes werden door Thijs beplakt met gekleurd papier. Daarna werd dat door ons vervangen door fineer in de kleuren die Thijs had aangegeven.
8
Smelnes erfskip - juni 2011
We zaagden het fineer tegelijk, zodat de vormen in elkaar pasten. Een heel karwij hoor! ’t Speet ons wel dat we er nooit meer iets van hoorden. Rinsema streek met de eer en wij hadden toch eigenlijk het ‘echte’ werk gedaan!’ Een notitie van Thijs’ vriend, B.J. Cramer von Baumgarten, benadrukt daarentegen wél de bijdrage van Hasper. ‘Hasper maakte de doosjes naar opgaven van Thijs, Thijs bewerkte de doosjes en Hasper maakte ze dan af.’ Ook Evert deed verslag van de kistjes: ‘Thijs maakt tegenwoordig kistjes, die zeer in den smaak vallen: hij politoert ze, ze worden glad. Th en ik hebben het wel in de gaten, ze vinden ze mooi van wege de gladdigheid.’ Evert vond dat mogelijk te weinig kunstzinnig en opperde de doosjes: ‘Dus minder glad [te maken, TR] en het ontwerp meer laten uitkomen.’ Thijs maakte zijn doosjes in alle soorten en maten. Bijzonder zijn de sigarettendoosjes, soms voorzien van een geheime sluiting. De grotere vierkante doosjes werden gebruikt om allerlei dingen in te bewaren. Zowel de doosjes als de collages gingen in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog als zogenaamde ‘Merzplaksels’ over de toonbank, ook die van Thijs. Al met al heeft Thijs weinig avant-gardis-
tisch werk verkocht, maar de doosjes vormen daarop een uitzondering. Op zich wel begrijpelijk, want het waren niet slechts objecten om ergens voor de sier neer te zetten. Ze konden daadwerkelijk worden gebruikt, om iets in op te bergen. Tja en soms vervelen dingen wel eens en doen mensen ze weg! Naar de rommelmarkt Bij een boerenfamilie in Beetsterzwaag werden twee doosjes teruggevonden, tijdens de oorlog verkregen in ruil voor eten. Ten tijde van de ‘ontdekking’ zagen ze er niet uit. De eigenaren gebruikten ze als rommeldoosjes, vooral om lucifers in op te bergen. Toen een kunsthandelaar bij de familie antiek kwam taxeren, zag hij de doosjes en waarschuwde er voorzichtig mee te zijn. Ze waren kostbaar, zei hij. Maar mevrouw deed het luchthartig af met een: ‘ach wat’ en vertelde en passant een aantal exemplaren meegegeven te hebben voor een rommelmarkt van de Gereformeerde kerk. Navraag bij de organisatie leverde weinig op. De doosjes waren niet verkocht en waarschijnlijk weggegooid, samen met het overige afval. Gelukkig trok de vrouw des huizes hier lering uit en borg de twee overgebleven doosjes goed op, in een antieke kast in de kamer! Na een paar jaar was voor Thijs de lol er weer af en stopte hij met zijn vrolijke plaksels en handige doosjes. Strooptochten door de bossen maakten plaats voor zoektochten naar mooie bloemen. Ten slotte was zijn motto niet voor niets: ‘Ik doe waar ik zin in heb’. Verantwoording bronnen – Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD), archief Theo van Doesburg, Den Haag. Brieven Evert Rinsema aan Theo van Doesburg. – H.R. Heite, Dada in Drachten. Speciaal nummer van Trotwaer, 9/10 1971. – Schippers, K. Holland Dada (Querido Uitgevers BV, Amsterdam 2000). – Thom Mercuur. Sykje nei ‘De schoenmaker’. In: De Moanne, februari 2004. – Interview Wouter van der Horst, Schoonoord oktober 2005. – W. van der Horst, Drachten heeft veel meer Stijl. It Bleekerhûs, Drachten, maart 1983. – Archief Myrna Schuil, Ureterp. Notitie B.J. Cramer von Baumgarten oktober 1975. – Museum Smallingerland, Smallingerland verzameld, Drachten verzamelt (Drachten 2007).
Smelnes erfskip - juni 2011
9
Tekst en foto Wobbe Atsma
Monuminten
Monuminten
Klompen yn it museum? Ik tocht, dat kin allinnich by Scherjon yn Noardburgum. Moai mis dus! Museum Drachten yn Smellingerlân hat se ek. Opdjippe út it depot stie dêr lêstendeis, tusken in soadsje oar replik guod, in healsliten pear op de saneamde catwalk te pronk. Binne dy âlde dingen sa bysûnder, tinke je dan? Dat soe bêst kinne, mar dat witte se dus net. Mei help fan it publyk woenen se krekt útfine fan wa’t dy klompen west ha, yn de hope dat it ferhaal fan de eardere besitter wat nijsgjirrichs opsmite sil.
Klompen Ik ha der eartiids sels op rûn, mar se binne út ’e tiid. Nuver eins, want it multifunksjonele houten fuotark draacht koel yn ’e simmer en waarm yn ’e winter. En sûnder te fiterjen hast se likehurd oan as út. Allinnich hurdrinne is wat lêstich, lykas it wâdzjen troch wiete snie wylst de kwalster oan ’e soalen klibbet. Mar wat in wille doe! Skande, dat soks foargoed foarby is. Inkeld hearre je noch wolris in echte autochtoan rinnen. Fan it mankelike lûd dat oer de strjitte klosket libbet it ferline hielendal op.
Learkeklompen Klompen binne der yn soarten, it type dêr’t it hjir oer giet, is net de wooden shoe dy’t yn Hollân en fierder oer de grinzen like ferneamd is as tulpen. Nee, we ha it hjir oer Fryske learkeklompen. Sawat alle manlju en net folle minder froulju yn ’e Wâlden hienen wol in pear. In protte moasten it der miskien sneins ek noch mei dwaan. Hout genôch mei al dy beamwâlen, dat it tilde yn de omkriten op fan klompmakkers. Oan it ferlet fan de boere en arbeidersskoech waard sa maklik foldien. Yn de krisisjierren fan de foarige ieu waard yn Houtigehage sels in spesjale fakskoalle oprjochte om de wurkleazen it klompmeitsjen te learen. Dat wichtige feit hat de kanon fan de gemeente Smellingerlân sels helle, dat wat soe it histoarysk besjoen aardich wêze as dizze museumklompen dêr har oarsprong hienen. Korpus delikt In geve klomp, kappe en fike út waaibeamshout, is ek nuver guod. Je kinne maklik in oar de kop der mei stikken slaan. Der binne yn de Wâlden grif noch wol sterke ferhalen, dêr’t de klomp as korpus delikt in haadrol yn spilet. Sa’n moardwapen soe gâns wat folk nei it museum lûke kinne. Wat dat oanbelanget is it ek tige nijsgjirrich en kom te witten wêr’t dizze houten objekten op de catwalk weikomme. Fan wa? Want fan wa ha se west? Wêr ha se by de doar stien en hoe binne se lang om let op it bêdsbuordsje telâne kaam. Dêr spilet it hjir om. Myn earste wie: fan Peije Rasp de muzikant! Mar dy stiet mei kapklompen op ’e foto, seach ik ergens oars yn it museum, dus dy falt ôf. Dan fan de romrofte Drachtster Bernardus Fabricius, alias Bearn Lap? Dat wie in skuonmakker ha ik my fertelle litten. Lykas Thijs Rinsema en syn broer, dy mannen komme dus ek net yn ’e beneaming. Jan Hut, Durk Tabak, Pake Sytse en Durk Snoad; se ha allegear grif op klompen rûn, mar sille om ferskillende redenen net de eigeners west ha. Doe joech ik Jopie Huisman noch in kâns, tsjin better witten yn fansels. Jopie wie gjin wâldman, al hie er dizze keunstwurkjes mei alle leafde graach op it doek fêstlein. Se hienen der tige geskikt foar west.
Klompen mei in fraachteken op de Catwalk-útstalling (fan 11 septimber oant 21 novimber 2010) yn it museum fan Smellingerlân
10
Smelnes erfskip - juni 2011
Passe Binne it wol manlju’s klompen, frege ik my ynienen ôf? Dat hoecht natuerlik net, al soenen je it oan ’e maat te sjen wol sizze. Mjitte is witte, dat sadwaande bin ik der even ynstapt. Dat gong wûnderskoan: bewiis genôch dus. Se pasten my as in âld jas, ik rûn
der sa mei fuort. It lûd ketste as in kleasterklok troch it museum. Ik skrok en waard kjel fan it leven dat my op ’e nij werombrocht nei âlde tiden. Krapoan sa’n fyftich jier tebek, doe’t hynder en wein noch net hielendal fan de smelle klinkertdiken ferdreaun wienen en yn in bedaarde telgong har wei gean koenen. Ik seach ús heit mei de leie losjes yn ’e hân op de bok fan de wein sitten. Ien skonk op it tiksel, de oare út en troch heal mei de klomp wat ûnder it silehout om ekstra stjoer oan de âlde brune te jaan. It byld waard dizich, wylst ik foaroer de klompen nochris meunstere. Ta myn fernuvering seach ik dat ien snute heal fersliten wie en de oare noch aardich geef. In lichte huver gong my oer de lea. Wie ik nei al dy jierren yn de klompen fan ús heit stapt? Ik leaude it hast, want wa soe net wolle dat soks koe? Al wie it mar foar in pear tellen. Wat kin in minske nuver mei de holle op ’e rin reitsje tocht ik doe, en ik strûpte de klompen hastich út. Fan ien ding wie ik wol wis, se hienen fan in boer west en net fan in boarger. Ik rûkte noch even oan de learkes en plante de klompen wer op de sokkel. Net in ferkeard plak! At se dan net langer brûkt wurde om te gean, dan fertsjinje se it om bewarre te bliuwen en heare se seker yn it museum te stean. As in monumint foar de ûnbekende klomprinner, sadat it kloskjende lûd op de dyk noch mannich generaasje neigalmjen bliuwt. Neitins Hawar, sels al binne klompen ikoanen fan in ferfleine tiid, yn it wapen fan Smellingerlân hoege se om my net te stean. Mar lit ús besykje om de neitins oan dit unike ferline heech te hâlden en freegje safolle mooglik keunstners út de gemeente om dizze klompen yn in behindich keunstwurk nei eigen ynsjoch stal te jaan, as in oade oan de gewoane minsken dy’t op de heide, op it lân, yn de bou, oan de fearten en wiken, op de diken en skoalpleinen op klompen troch it libben gongen. Lit fotografen de lêste manlju en froulju dy’t noch geregeld op klompen rinne ferivigje. Lit dichters yn de pinne krûpe, lit trûbadoers de klomp besjonge. En lit de jildsjitters de beurs lûke om yn it museumwenninkje It Wâldhúske by Houtigehage in lytse tentoanstelling yn te rjochtsjen mei al it moais dat makke wurdt. Dat moast ús al dat froegere wrotten en wramen op klompen eins dochs wol wurdich wêze, of net?
Smelnes erfskip - juni 2011
11
Tekst Nelleke Bakker
‘Een voortreffelijk opvoeder is een begenadigd kunstenaar’
‘Een voortreffelijk opvoeder is een begenadigd kunstenaar’ Niet voor niets staat deze uitspraak van Ietje Kooistra op haar gedenksteen. De in Drachten geboren pedagoge kreeg landelijke bekendheid als deskundige op haar gebied, altijd op zoek naar wegen om het onderwijs – en vooral dat aan meisjes – te verbeteren. Ook reden genoeg om in haar geboorteplaats een straat naar haar te vernoemen: de Ietje Kooistrastraat, in de wijk De Singels.
Onbemiddeld maar zeer begaafd Ietje werd op 8 januari 1861 geboren te Drachten. Zij was de dochter van Folkert Kooistra, schipper, en Ymkjen Pieters Keuning. Haar vader stierf in 1869. Hij liet het gezin in zodanige behoeftige omstandigheden achter dat de diaconie van de Nederlandse hervormde gemeente moest bijspringen. Als schoolkind al was Ietje om haar grote begaafd-
Ietje Kooistra (1861-1923)
12
Smelnes erfskip - juni 2011
heid opgemerkt door dominee B.W. Colenbrander, een aanhanger van de moderne theologie, die in 1868 in Drachten was beroepen. Door zijn toedoen kon het onbemiddelde meisje de school blijven bezoeken en in 1874 meedoen aan het examen voor een rijksbeurs voor de oudste volledige dagopleiding voor onderwijzeressen te Arnhem. Ze slaagde met glans en behaalde vervolgens binnen vijf jaar de gewone en de hoofdakte. De directeur van die opleiding, de pedagoog M. Leopold, noemde haar later een van zijn meest begaafde leerlingen. Na het behalen van het diploma werkte ze als onderwijzeres achtereenvolgens in Arnhem, Breda en aan de leerschool van de Rijkskweekschool te Middelburg. Opleidster van meisjes-kwekelingen In de avonduren studeerde Ietje voor de wiskunde-akte. Die inspanning werd in 1883 beloond met een benoeming als lerares wiskunde en handwerken aan de Gemeentelijke Kweekschool voor Onderwijzeressen in Groningen.
Vanaf 1888 was ze korte tijd adjunct-directrice van deze school, een taak die ze volgens de inspectie voortreffelijk vervulde. Per 1 april 1889 benoemde de gemeente Groningen haar tot hoofd van de meisjesleerschool, die was verbonden aan de Kweekschool voor Onderwijzeressen. Met de benoeming verwierf zij de verantwoordelijkheid voor de praktisch-didactische vorming van de Groningse meisjes-kwekelingen. Had Kooistra zich als lerares al onderscheiden door bekwaamheid en toewijding, in haar nieuwe functie ontwikkelde ze zich bovendien tot iemand die daadwerkelijk leiding wist te geven en de belangen van haar school uitstekend wist te behartigen. Haar jaarlijkse rapportages aan de gemeentelijke Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs onderscheidden zich door helderheid en goed beargumenteerde pedagogische stellingnamen. Kooistra pleitte bij herhaling vóór goed gymnastiek onderwijs, ook voor meisjes, tégen de gangbare gewoonte de onderlinge competitie tussen leerlingen aan te moedigen, tégen het geven van cijfers, vóór de aanschouwelijke ‘directe’ methode voor Frans en vóór democratische verhoudingen tussen hoofd en leerkrachten. Meer kansen voor meisjes Het meisjesonderwijs ging Kooistra zeer ter harte. Ze was van mening dat meisjes meer kansen moesten krijgen om aan voortgezet onderwijs deel te
nemen. Haar pleidooi voor onderwijsverbetering en zorg om het meisje waren uitdrukkingen van een groeiend engagement. Ze maakte zich kwaad over het feit dat meisjes thuis werden ‘opgevoed’ tot huissloofjes en na school geen tijd voor ontspanning kregen, terwijl de jongens mochten ‘hollen en vliegen’. Meisjes werden door hun ouders naar handwerklessen in zogenoemde ‘naai- en breiwinkels’ gestuurd, waardoor ze thuis niet tot last waren en ook nog ‘knap in de handwerken’ konden worden. Kooistra vond dit onbillijk en pedagogisch onverantwoord. De extra lessen gingen immers ten koste van het schoolwerk, dat zij voor de toekomst van het meisje veel belangrijker vond. Deze betrokkenheid bij het kind, zoals zij zelf was geweest (een onbemiddeld meisje), moet Kooistra in 1894 hebben bewogen mee te werken aan de oprichting van de vereniging De Vrouwenbond in Groningen. Deze vereniging stelde zich ten doel de belangen van de vrouw in alle opzichten te behartigen en de vrouwenzaak bij het publiek onder de aandacht te brengen. Concreet heeft zij onder meer geijverd voor de oprichting van een kookschool. Landelijk heeft zij zich gemanifesteerd door van 1896 tot 1906 samen met de Vereeniging tot Verbetering van den Maatschappelijken en den Rechtstoestand der Vrouw en de onderwijzeressenvereniging Thugatêr het feministische blad Belang en Recht uit te geven.
Leerlingen van de Rijkskweekschool voor Onderwijzeressen in Apeldoorn voor hun school op een opname uit 1909
Smelnes erfskip - juni 2011
13
‘Een voortreffelijk opvoeder is een begenadigd kunstenaar’
Zedelijke opvoeding Een veel groter publiek bereikte Kooistra met haar handleiding voor onderwijzers en ouders, Zedelijke opvoeding (Groningen 1894). Zoals in andere pedagogische literatuur uit die tijd draaide het hier om de morele vorming. Het boek werd zeer goed ontvangen in de pers. Men loofde de optimistische maar reële kijk op het kind en de oproep aan opvoeders het kind toch vooral liefde, vertrouwen en respect te schenken, zonder toezicht en leiding te laten varen. Dat waren de beginselen van de internationale, maar vooral in Duitsland tot ontwikkeling gekomen, pedagogische reformbeweging. Zedelijke opvoeding werd een echte bestseller, die in 1919 de negende druk beleefde. Het gold als een standaardwerk, dat in pedagogische kring eenvoudig bekend werd verondersteld. Beter dan andere auteurs wist Kooistra zich te verplaatsen in gewone opvoeders. Zonder sentimenteel te worden sprak ze hen aan op hun gevoel. Onder hervormden was het niet ongewoon het aan jonggehuwden cadeau te doen. Trouw aan haar feminisme wijdde Kooistra een apart hoofdstuk aan de opvoeding van het meisje. Hier formuleerde zij het ideaal van de androgyne mens: ‘Wie zijn kind wil opvoeden tot een deugdzaam mensch, moet het trachten te vormen tot een harmonisch geheel van vrouwelijk gevoel en mannelijke kracht’. Directrice van een topopleiding Kooistra vond het belangrijk dat een meisje krachtig werd naar lichaam en geest, dat laatste door studie. De mogelijkheid van huwelijk en moederschap in de toekomst mocht haar individuele ontplooiing niet belemmeren.
‘Een voortreffelijk opvoeder is een begenadigd kunstenaar’
Het succes van Zedelijke opvoeding, haar voorbeeldige reputatie als lerares en hoofd van de leerschool en haar betrokkenheid bij het meisjesonderwijs maakten Kooistra in 1896 tot de ideale directrice van de nieuwe Rijkskweekschool voor Onderwijzeressen in Apeldoorn. Via een strakke organisatie, veel aandacht voor de karaktervorming van het opgroeiende meisje – de leerlingen waren tussen 14 en 19 jaar – en het creëren van een ‘vrouwelijke’ pedagogische sfeer slaagde ze er in korte tijd in de school tot een succes te maken, met een uitstraling door het hele land. De eindexamenresulaten waren altijd uitstekend. Jaarlijks geschiedde de recrutering van nieuwe leerlingen via een toelatingsexamen en een gesprek. De 22 meest intelligente en gemotiveerde meisjes werden uitgekozen uit ongeveer tienmaal zoveel kandidaten. De gelukkigen ontvingen allen een rijksbeurs en ze werden ondergebracht in internaten onder leiding van een ‘mevrouw’. Die dames werden, net als de leerkrachten, streng geselecteerd. Daarbij lette Kooistra vooral op het karakter en de manier van omgaan met leerlingen. Zelf verzorgde ze de lessen in de pedagogiek. Daar prentte ze de meisjes respect in voor hun hoge ‘roeping’.
Smelnes erfskip - juni 2011
Nieuw was dat zij het meisje als uitgangspunt nam. Haar opvoedingsoptimisme kwam nu tot uitdrukking in de ten opzichte van vigerende inzichten afwijkende opvatting dat de geslachtsidentiteit mede door interactie met leeftijdgenoten tot stand komt. Dit idee bracht haar onder meer tot kritiek op de in Nederland dominerende coëducatieve schoolpraktijk en tot een pleidooi voor meer vrouwelijke leerkrachten in het voortgezet onderwijs, opdat meisjes zich met hen zouden kunnen identificeren.
Diep betreurd Ietje Kooistra stierf op 25 augustus 1923, 62 jaar oud. Zij werd diep betreurd door oud-collegae en -leerlingen. Binnen de vrouwenbeweging was zij een buitenbeentje omdat haar aandacht niet uitging naar de vrouw maar naar de vrouw in wording. Zij was haar tijd in veel opzichten vooruit. Gezien de enorme populariteit van haar werk kan zij worden beschouwd als de invloedrijkste Nederlandse pedagoog van omstreeks 1900. Met haar leven lijkt zij te hebben willen aantonen waartoe een vrouw intellectueel en professioneel allemaal in staat was, wanneer ze niet in beslag werd genomen door huwelijk en moederschap. Verantwoording De auteur van dit artikel – Dr. Nelleke Bakker – is als universitair hoofddocente Historische Pedagogiek verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen De afbeeldingen bij dit artikel zijn beschikbaar gesteld door CODA (Cultuur Onder Dak Apeldoorn) te Apeldoorn
De Slinger op de middenpagina’s
Opvolging in 1914 De Apeldoornse kweekschoolgemeenschap droeg haar directrice op handen. In 1914 zag Kooistra zich echter door ziekte gedwongen haar functie neer te leggen. Haar collega en huisgenote Joukje Lieftinck werd de nieuwe directrice. Korte tijd gaf Kooistra nog pedagogieklessen aan de landbouwhuishoudschool in Den Hulst, maar haar gezondheid ging snel achteruit. De laatste jaren moest ze gebruik maken van een invalidenwagentje. Intellectueel evenwel waren de jaren na 1914 de vruchtbaarste. Hoe minder ze op school was, hoe meer ze schreef. In 1913 en 1916 verschenen bundels voordrachten. Ook publiceerde ze nu vaker in het reform-pedagogische tijdschrift van Jan Ligtart, School en Leven. Ze bleef haar oude thema’s trouw, maar legde meer nadruk op het belang van gezag in de opvoeding.
Rijkskweekschool voor Onderwijzeressen aan de Molleruslaan in Apeldoorn
14
Onze groote kinderen Als een van de eersten in Nederland sneed ze het thema van de puberteit aan, een onderwerp waarover in het buitenland al veel was gepubliceerd. Studie hiervan en haar jarenlange ervaring met opgroeiende meisjes resulteerden in de alom geprezen dubbeluitgave Onze groote kinderen (Deel I: Hun wezen en ons doel, Amsterdam 1918, 1920, deel II: Streven naar ons doel, Amsterdam 1919, 1921). Op basis van Gerard Heymans’ psychologie ontwierp ze hierin een eigen theorie over ontwikkeling en vorming van jongeren.
Het is niet ondenkbaar dat u zich afvraagt wat De Slinger in Smelnes erfskip doet. De fietsbrug is immers pas in 2006 gebouwd en kan dus toch nog geen cultureel erfgoed zijn? Inderdaad, misschien nu nog niet, maar over dertig of veertig jaar? Dat was precies de vraag die we als samenstellers van het boek Smallingerland in beeld aan een aantal ‘prominenten’ hebben gesteld. U herinnert zich dit wellicht uit het vorige magazine (februari 2011, pagina 30). Een van die prominenten heeft De Slinger voorgedragen als mogelijk toekomstig erfgoed. En dus komt de brug in het boek dat medio november 2011 uitkomt, samen met nog tien keuzes van toekomstig erfgoed, alle monumenten, een selectie van kunstwerken, alle dorpen, landschappen en parken. Een tsjok boek wordt het, 336 pagina’s, met heel veel beeldmateriaal – waaronder diverse luchtfoto’s – en natuurlijk uitgevoerd in full color. Als voorproefje presenteren we De Slinger alvast in deze editie van Smelnes erfskip. Aan het spiegelbeeld op de foto is fraai te zien waaraan de brug zijn naam te danken heeft: al slingerend over de Zuiderhogeweg verbindt hij de Overstesingel met de Eikesingel. Jan K. van Til en Jaap van der Wal (foto)
Gedenksteen in Apeldoorn
Smelnes erfskip - juni 2011
15
16
Smelnes erfskip - juni 2011
Smelnes erfskip - juni 2011
17
Tekst Jochum Dijkstra Byldmateriaal Archyf Smelne’s Erfskip en Museum
Wenje oan de Feart
Wenje oan de Feart
Onvolwaardigen. Se makken wol deeglik spul want de karre wurdt hjoed de dei - mei omtinken – noch brûkt troch de tredde generaasje!
De winkelman Klaas Zandstra (1870-1954) hat mei syn gesin op trije plakken oan de Noardkaai fan Drachten wenne. Dat wie yn de earste helte fan de tweintichste ieu. Syn dochter Janke (1906-1994) hat oer it libben fan har heit in plakboek makke. Dêryn komme aardige dingen nei foaren oer de Drachtster Kompanjonsfeart en it libben fan doe. Dit artikel slút oan op dat yn it foarige nûmer ‘Fan kowehoeder oant sakeman’ (siden 7-9).
De draai ferbynt de beide wâlen
Feart en slûs Dy spilen yn dy jierren in wichtige rol. De feart kamen in soad skippen troch, meast skûtsjes en preamen, laden mei turf. Foar de jonges fan de buert brocht de feart fertier. By’t hjerst as de lading út turf, woartels of ierdappels bestie, koest myn broer en syn freon dêr altyd treffe. Dy buorjonge kaam út in dearinnend steechje. Syn âlders wennen mei seis bern yn in ienkeamerwenning. De heit fertsjinne de kost mei wurkjen yn it braakhok. It flaaks krige dêr ferskate behannelingen. It stode as yn de woastyn. De goate dy’t troch de steech rûn, wie it boartersplak foar de bern. En hy wie tagelyk de ôffier nei de skytsleat efter de huzen. Dêr hingen de trije poepdoazen fan de wenninkjes ek boppe.
Om it leed te ferjitten kaam de jeneverflesse gauris op tafel. Likegoed is de jonge, Sybren Staphorsius, útgroeid ta in bekende Drachtster, hy waard letter doarpsomropper. Syn attribút om de oandacht te lûken wie de koperen belle. Sa krige er de namme ‘ring, ting, ting’. Skip mei turf Op in dei kaam der in skipper oanfarren, rjochting de Tsjerkedraai. De skipper rôp: “Ahoi, ahoi, ahoi”, om de oandacht fan Folkertsje te lûken. Dat âlde minskje paste op it brechje. Se moast draaie as der in boat troch woe. As beleaning krige se in sint, in oanfolling op it earmejild dêr’t se it fierder mei dwaan moast. Oars kaam se meastal gau oandrafkjen, mar hjoed net. De freonen, Evert en Folkert, wisten wol hoe’t je soks by de draai oanpakten. En al wer skalde de stim fan de skipper, mar no lûder: “Ahoi, ahoi, ahoi”. It âlde wyfke ferskynde net. It skip wie al tichteby, de jonges, beret, draaiden it brechje fan siden. En Folkert pakte de angelstok mei it bekende klompje om it brêgejild te barren. Dy iene sint
Troch de slûs yn it sintrum fan Drachten (1919)
18
Smelnes erfskip - juni 2011
soe Folkertsje net ûntgean. De klomp sweve oer it skûtsje, mar de skipper die krekt as seach er dy net, hy foer rêstich troch. De skipper ferhipte it om syn trochfeart te beteljen. Wat woenen dy jonges wol. Mar dy rôpen: ‘In sint, in sint, in sint!” De skipper boomde troch, as wie er dôf. Dat wie oars mei syn hûntsje op it dek, it bistke kefte en die. Dat kaam faaks fan de rein stientsjes dy’t oer it skip stode. Dit liet de skipper net oer him hinne komme. Hy beäntwurde it fjoer fan it bekûgeljen fan de jonges mei projektielen dy’t er oan board hie, turven dus. Te gjirrich om in sint te jaan en wol foar in stoer oan turf op de wâl smite. De beide maten ha de branje opsocht en nei âlde Folkertsje brocht. Se hie efkes sliept, och wat wie se bliid mei dit brune guod. Hjir koe se wol in wike de stove mei waarmje. Grouwen en finen By de slûs waard wol faker mei stiennen smieten. Ek stokken behearden ta it striidmateriaal. Dat wie as de bern fan de kristlike en iepenbiere skoalle elkoar moeten. Op’e Bopperein stie de skoalle fan master Kroeze en op de Noardkaai de iepenbiere skoalle. Yn dy tiid wie dat wetter en fjoer. Der waard faak skolden en soks koe útdraaie op in fjochterij. De striid tusken grou en fyn waard útfochten op de wâl, by de slûs. Boartsje It boartsjen wie doe hiel oars. Bygelyks, de bern sparren nutedoppen. In heale dop waard opset en mei knikkerts skeaten se der op. Boartersgoud wie der net folle, mar Zandstra hie wol wat te keap, lykas de karre op de foto. De karre is makke by ADO en dat stiet foar Arbeid Door
Tram Drachten lei de earste helte fan de tweintichste ieu oan it spoar. Dat fan de tram. Foar in soad minsken wie dat in útkomst. Oars soenen je te foet of mei de boat moatte om ergens te kommen. De bern fan winkelman Zandstra makken gebrûk fan de tram as se nei pake en beppe yn Lippenhuzen gongen. Ynstappe, Drachten út, Olterterp en De Sweach foarby, de bosken troch, it Ald Djip oer, noch eefkes en dan derút. Trambaan De trambaan is oanlein yn 1884. In protte arbeiders krigen wat te dwaan. De reels leinen yn earste ynstânsje neist de wei, letter efter de beammen (dêr’t no it fytspaad is). Net elkenien wie direkt ynnommen mei de izeren lûkbealch. Dit rymke waard wol heard: ‘En dat hynder (lokomotyf), stom en blyn, kriget neat oars, as wetter yn’. Oer de dyk lei in beam. Wa’t der troch woe, moast tol betelje. Dat wienen boeren mei fee en keaplju, oare reizgers seachst net folle. Fuotgongers stapten lâns de kant en hoegden net ta de beurs. Yn 1947 hie de bus it foargoed wûn. Dêr wie in tolhek. Yn it tolhúske wenne Haaie Minke Willemsma. As der in reizger ynstappe woe, gong
Dizze karre is makke by ADO – Arbeid Door Onvolwaardigen Smelnes erfskip - juni 2011
19
Tekst en beeldmateriaal Chris Konings
Wenje oan de Feart
Oud-atlete Mien Klaver 100 jaar
Minke mei de flearmûslantearne de baan op. It reade locht wie foar de masinist it teken te stopjen. De wein dêr’t de passazjiers sieten wie lang en smel. Oan beide kanten yn de lingte wie in bank. Yn it midden stie in duveltsje, in kacheltsje om de kâlde klanten wat waarmte te jaan. Doe’t de tram noch troch Drachten ried
De Feart brocht wolfeart en fertier It is dúdlik, de feart spile yn it libben fan elke Drachtster, wis yn dat fan in bern, in grutte rol. De tram dindere tsientallen jierren oer de haadbrêge. De ynwenners fûnen fertier oan de wâlen, de jonges as se toarst hienen skepten it kostbere focht mei de hân op en de memmen hellen amers wetter foar skjinmeitsjen en keukengebrûk. It wie krekt as it gedicht op it kariljon seit: ‘ta wolfeart wol it wetter ús drage’. De feart wie in tried fan it ferline nei de takomst. It stalt, wêr’t de húsfrouwen en tsjinstfammen de wask útspielden
Tollien Schuurman (1913-1994) van UDI-Drachten en Mien Klaver (1911-heden) van ADA-Amsterdam zijn in atletiekkringen bekend als topsprintsters uit de jaren dertig van de vorige eeuw. Als eerbetoon aan de Rottevalster Tollien Schuurman is de Drachtster atletiekbaan van Impala aan de Sportlaan naar haar vernoemd.
Dat Drachten een rol heeft gespeeld in de Nederlandse Olympische geschiedenis mag bekend zijn. We hebben drie atletiekdeelnemers op drie verschillende Spelen gehad. Maar vóór die tijd speelde Drachten ook al mee. In de plakboeken van Mien Klaver vonden we onderstaande foto van de start van een selectiewedstrijd voor de Spelen van 1928 in Amsterdam.
Het bereiken van de 100-jarige leeftijd van Mien Klaver (kleurenfoto rechtsboven) op 26 februari jl. was voor mij reden om haar in Wassenaar te gaan bezoeken en herinneringen aan haar sportjeugd op te halen. Ze is nog steeds een bijzondere vrouw en buitengewoon fit. Ze zou nog zo voor een sprint in een startblok kunnen gaan zitten. Tijdens het interview dat ik maakte kwamen de plakboeken op tafel en daarmee ook leuke, verrassende foto’s. Allereerst de onderste foto, in 1932 gemaakt op de oude Groninger sintelbaan. Geheel rechts met mutsje onze Tollien Schuurman. Ze was toen net wereldrecordhoudster op de 100 meter geworden met 11,9 sec. Geheel links op de foto, met de linker arm voor het gezicht de nu 100 jarige Mien Schopman-Klaver, die tweede werd in 13,5 sec. Deze wedstrijd was een trialmeet tussen de clubs UDI Drachten, ADA Amsterdam en Brunhilde Groningen.
De plaats van handeling is het VVV-terrein in Drachten naast de drafbaan. Op de achtergrond herkennen we links de ambachtsschool en meer naar rechts de torenspits van de Zuiderkerk, beide aan de Burgemeester Wuiteweg. Mien Duchateau en Annie Mallon, juist gestart, hebben beiden deelgenomen aan de Olympische Spelen van 1928 want ze haalden de limiet op deze Drachtster baan, dit ondanks het bijzonder hoge gras. De gemeentelijke schaapskudde was kennelijk even op vakantie evenals de lijnentrekker, daarom werden witte draden op stokjes gezet. Tollien Schuurman overleed in 1994. Hun leven lang zijn Tollien en Mien heel goed bevriend gebleven. Bijzonderheden – Chris Konings is erelid van AV Impala Drachten en onder meer Archivaris van de Atletiekunie – Venster 22 van de Canon van Smallingerland is gewijd aan de in Rottevalle opgegroeide Tollien Schuurman
De Noardkaai mei de earste winkel fan Zandstra hielendal lofts
20
Smelnes erfskip - juni 2011
Smelnes erfskip - juni 2011
21
Tekst Geert van der Veer
Bouburg te Zuiderdrachten
Bouburg te Zuiderdrachten 1738-1826
In het Jaar 1738 werd Dragten versierd met een Slot of Heerenhuis aan de Zuider-lijkweg, hetwelk aldaar gesticht werd door den Heer Cornelis van Haersma, Kolonel Commandant van een Rejiment Infanterie (*). Dit Slot, dat met zijne singels, door hooge beuken en eiken belommerd, langen tijd voor Dragtens ingezetenen aangename wandeldreven opleverde, werd, tot ons leedwezen, in 1826 afgebroken. (*) Het jaargetal der stichting stond in den gevel van het gebouw. Dit werd in 1840 geschreven door notaris Jan Ge linde van Blom in zijn boekje De opkomst van den vlek Dragten in de provincie Friesland. Het had betrekking op Bouburg, ook bekend onder de naam Boermastate. In dit artikel gaat het over de eigenaars en bewoners van die state. Cornelis van Haersma De opdrachtgever voor de bouw is Cornelis van Haersma, geboren te Leeuwarden op 19 februari 1703, zoon van mr. Hector Livius van Haersma en Titia van Bosman. Hij komt uit een gezin van acht kinderen. ‘s Zomers verblijven zij op Haersmastate te Jelsum, waarvan zijn vader eigenaar is, ‘s winters in de stad Leeuwarden.
Cornelis trouwt op 17 mei 1733 te Buitenpost met Catharina Jetskia van Bouricius, geboren te Leeuwarden op 9 augustus 1711, dochter van Jacobus van Bouricius en Wiskje van Scheltinga. In 1717 wordt Cornelis al op veertienjarige leeftijd aangesteld als kapitein van een compagnie te voet, nadat kapitein Jacobus Rocqueval is overleden. Deze benoeming wordt op 30 juli 1720 bekrachtigd met de eed voor het college van Gedeputeerde Staten van Friesland. Daarna krijgt hij nog diverse rangen in het leger: vaak kreeg men bij tijdelijke afwezigheid van een hogere officier een hogere rang toebedeeld. Na zijn militaire loopbaan wordt hij na het vrijwillig aftreden van zijn broer Hans Hendrik van Haersma in 1744 benoemd tot secretaris van de Rekenkamer van Friesland, zie afbeelding linksonder van charter 6259 uit het archief Van Sminia (Tresoar).
kapitaal bijeengebracht. Om onenigheid over de plaats van de bouw (noord- of zuidzijde van de vaart) te voorkomen is in herberg De drie Pijlaars gedobbeld: de zuiderlingen hebben gewonnen, de noorderlingen hebben als compensatie de pastorie gekregen. Als dank voor zijn vele bemoeienissen bij de bouw van de kerk wordt Cornelis een bank en nog zes grafsteden in de kerk geschonken. Pachtersoproer Bij het zogenaamde pachtersoproer van 1748 komt het volk in opstand tegen de pachtinners vanwege de hoge belastingen. Op 28 mei is het ook in Drachten zover. Berend Fabricius schrijft in zijn kroniek: ‘Er moet een comité gevormd worden en daartoe was een samenkomst in de kerk nodig. Iedereen kwam op, behalve dan de bewoner van Boermastate, de Kolonel Commandant Cornelis van Haersma. Deze werd daarop gehaald door een groote schare volks’. Van Haersma was reeds onderweg en ontmoette het geleide bij het oude kerkhof: ‘zeer deftig werd hij ingehaald! Van Haersma dankte voor het geleide en zeide: Gaat nu met elkaar naar het huis van den brouwer en drinkt met plezier, waarbij hij toezegging deed van een halve ton bier’.
Oefenplaats Wanneer op 15 augustus 1769 ’s morgens om drie uur de molen De Duiven Matte van Luitjen Theunis aan de Zuidkade afbrandt wordt er het jaar daarop door de gemeente een brandspuit gekocht in Amsterdam. Bij een fictieve brand op Bouburg wordt deze brandspuit in gebruik genomen. Overlijden Cornelis Cornelis overlijdt in maart 1783 en zijn vrouw Catharina Jetskia blijft met de ongetrouwde zoon Hector Livius achter op Bouburg. De andere kinderen zijn getrouwd of overleden. Weduwe Catharina Jetskia overlijdt op 26 maart 1798. De goederen in Smallingerland van de ouders en grootouders van moederszijde worden nog in datzelfde jaar op 6 juli tussen de erfgenamen verdeeld. Dit zijn op dat moment Hector Livius, zijn zus Titia (weduwe van Daniël Cornelis van Altena) en zoon Jetze van hun overleden zus Wiskje en Aulus van Sminia. Zus Titia en Jetze van Sminia Auluszoon betalen Hector Livius ieder hun derde deel, samen elfduizend zeshonderd en zesenzestig caroligulden.
Kinderen Als militair staat hij onder commando van verschillende legercommandanten in diverse garnizoenen. Zwolle is de laatste standplaats vóór zijn huwelijk. De eerste drie kinderen, Aurelia Jetskia (1734), Wiskje (1735) en Catharina Johanna (1736) worden gedoopt te Buitenpost. In Drachten worden nog twee kinderen geboren, Hector Livius (1738) en Titia (1739). De nieuwe kerk Op 25 april 1743 legt de vijfjarige zoon Hector Livius van Haersma de eerste steen van de nieuwe kerk aan de Zuidkade. Hij doet dit met hulp van kerkvoogd Machiel Radinga, die daarbij ‘zijn kinderhand stuurde’. Vader Cornelis heeft evenals grietman Livius van Haersma een bedrag van vijfhonderd gulden gedoneerd voor de bouw van deze kerk. Ook de burgerij heeft middels een deurcollecte het benodigde Aquarel van Boermastate, gevonden in 1975 op de zolder van Huize Voormeer te Heerenveen (met dank aan Rudolf Wielinga)
22
Smelnes erfskip - juni 2011
Smelnes erfskip - juni 2011
23
Bouburg te Zuiderdrachten
Bouburg te Zuiderdrachten
Nieuwe eigenaren Hector Livius blijft op Bouburg wonen. Een week later, op 12 juli, maakt hij een olografisch testament. Hierin benoemt hij zijn zus Titia tot algemeen en universeel erfgenaam van al zijn goederen. Bij vooroverlijden van haar vererft alles op haar zoon Hendricus Wiardus van Altena. Dit testament wordt op Bouburg voorgelezen en ondertekend in bijzijn van advocaat Sytze Reiding en een aantal inwoners van Zuiderdrachten, onder wie huisknecht Jan Luitzens. Jetze van Sminia Auluszoon is in 1798 de administratie van zijn goederen ontzegd vanwege gebrek aan verstandelijke vermogens (krankzinnig noemt men het in enige geschriften). Hij wordt bij de verdeling van goederen vertegenwoordigd door Jetze van Sminia Hobbeszoon. Twee dagen later, op 14 juli 1798, overlijdt Hector Livius op Bouburg. Daarna volgt in mei 1799 een verdere scheiding van goederen, waaronder ook die van de grootouders van moederszijde, Johannes Crack van Bouricius en Catharina van Scheltinga. De verdeling betreft een groot aantal boerderijen en landerijen verspreid over Friesland. Uiteindelijk wordt Jetze van Sminia Auluszoon eigenaar van Bouburg, die getaxeerd wordt op een bedrag van veertienduizend negenhonderd en tweeëntachtig gulden. Hierna wonen waarschijnlijk huurders op Bouburg, tot het uiteindelijk in 1825 te koop wordt aangeboden. In boedelpapieren van latere erfgenamen komen wij nog meer te weten over Bouburg. Beschrijving Bouburg Gelukkig is er een aquarel (zwaar beschadigd) van Bouburg bewaard gebleven die in 1975 bij restauratie van het nog bestaande huis Voormeer te Heerenveen gevonden is (zie vorige pagina). Dit huis is eigendom geweest van de familie (Van) Heloma, die een omvangrijk familiearchief heeft nagelaten. Hieruit komen de meeste gegevens voor dit artikel. De huidige bewoner van Voormeer heeft een relatie tussen Voormeer en Bouburg gevonden, waaruit zou blijken dat aannemer van de bouw zeer waarschijnlijk Popke Theunis de Jong uit Gorredijk is geweest. Bouburg heeft volgens de speciekohieren in 1748 zes schoorstenen waarover belasting moet worden betaald. Er wonen dan acht personen, met acht koeien, twee rieren, vier paarden en er zijn zestien bezaaide landen.
24
Smelnes erfskip - juni 2011
Erfenissen Na het overlijden van Catharina Jetskia van Bouricius wordt er in juli 1799 door secretaris Reiding een rekening van ontvang en uitgaaf opgemaakt van de boedel. Hierin wordt ook een aantal namen genoemd van personen die op Bouburg hebben gewerkt en nog loon moeten ontvangen. Er wordt onder anderen een bedrag van honderd gulden uitgekeerd aan de vrouw van Marcus Jochimus voor het waken bij mevrouw Van Haersma. Verder een bedrag aan Johannes Harmens voor vijftien dagen arbeiden in de tuin en aan Wopke Wytzes voor geleverd vlees. Op 25 april 1814 wordt door huisschilder J. H. Nicolay te Leeuwarden ‘het verven en glasmaeken aanbesteed van het slot Bouburg in de Zuider-Dragten’. Op 27 september 1824 overlijdt Jetze van Smina Auleszoon te Leeuwarden. Hij is in 1784 met zijn nicht Eritia Titia van Sminia getrouwd zonder huwelijksvoorwaarden. Hij heeft ook geen testament nagelaten en zo moet alles volgens de wet worden verdeeld tussen zijn vrouw en zijn eerder genoemde volle neef Henricus Wiardus van Altena. Bij de eerste verdeling is ook een post met ‘schadelijke’ inbreng van Jetze van Sminia Auluszoon, daarin staat onder anderen ‘onkosten van buitengewone vertimmering en verbetering van de Buitenplaats Bouburg te Dragten voor een bedrag van veertien honderd drie en twintig gulden’. Uiteindelijk zijn er bij deze verdeling meer schulden dan inkomsten. De weduwe Eritia Titia van Sminia zal Henricus Wiardus van Altena vrijwaren van deze schulden en hem het bedrag doen toekomen waar hij bij deze verdeling recht op heeft. De verdeling van de vaste goederen zal later worden gedaan. Na het overlijden van Jetze van Sminia Auluszoon wordt Bouburg te koop aangeboden via een ad-
vertentie in de Leeuwarder Courant van augustus 1825. Er komt geen koper voor het huis en zo wordt Bouburg uiteindelijk op 29 november voor afbraak verkocht. In november worden nog 20 percelen met in totaal 366 bomen verkocht. Daarmee komt er ook een einde aan het wandelplezier in deze omgeving voor de Drachtsters.
Einde van Bouburg Na het overlijden van Eritia Titia van Sminia in april 1826 te Leeuwarden wordt er in september een inventaris van haar huis te Leeuwarden opgemaakt. Hierin onder anderen een post ‘inschulden’: ‘Wegens afbraak van de Buitenplaats te Drachten publiek verkocht door de notaris Van der Veen aldaar. Zuiver de somma van twee duizend drie honderd zeven en tachtig Guldens zestien twee derde cents.’ De weduwe van Henricus Wiardus van Altena, Maria Catharina Thörig, verkoopt tot in 1852 nog houtgewas in Drachten. Volgens een aantekening van de heer H. Zwart uit Opeinde is er bij de aanleg van een weg in 1975 een diepe ronde put ontdekt op de plaats waar Bouburg vroeger heeft gestaan – ter hoogte van het Karmelklooster, onderaan op een foto uit 1951.
Op de kadastrale kaart van 1832 (www.hisgis.nl) staat de locatie van Bouburg met het toegangspad vanaf de Hogeweg nog duidelijk aangegeven. Het gebouw was toen al zes jaar eerder afgebroken. Op de luchtfoto van het Karmelklooster uit 1951 zijn twee rechthoekige, door bomen omzoomde locaties te herkennen. Samen corresponderen ze min of meer met de locatie van Bouburg op de Hisgiskaart van 119 jaar daarvoor. De zuidelijke rechthoek is de locatie van het ommuurde Karmelklooster, de noordelijke kavel wordt momenteel onder andere begrensd door de Eikesingel, de Sparrelaan en de Burgemeester Wuiteweg. Daarmee is het kaarsrechte tracé van het toegangspad van de Hogeweg naar Bouburg ook nu nog goed aan te wijzen.
Open Monumentendag 2011
Nieuw gebruik – oud gebouw Dat is het thema van de Open monumentendag 2011. Ook voor Smallingerland is dat een interessant onderwerp. Vandaar dat wij – museum, bibliotheek, Protestantse gemeente Drachten, gemeente en Smelne’s Erfskip – op zaterdagmiddag 10 september 2011 een aantrekkelijk programma hebben opgesteld. Hierin staat een korte wandeling door het centrum van Drachten centraal. Die voert langs achttien monumentale panden die geheel of gedeeltelijk een andere dan de oorspronkelijke bestemming hebben gekregen. Maar dat is niet alles. In vier van die panden valt wat te beleven. In de Grote en de Doopsgezinde kerk ‘herleven’ ds. Hillenius respectievelijk Menno Simons, omlijst door muziek. In de voormalige schipperswoning – nu café Pietje Bell – komt de tijd van de skûtsjes tot leven door verhalen van een rasverteller en in de bovenzaal van het Smelnehûs – eens gemeentehuis – wordt een kleine expositie ingericht over grietenij- en gemeentehuizen, grietmannen en burgemeesters. Bezoekers van deze dag kunnen zelf hun programma samenstellen en dat rond 16.30 uur afsluiten in het museum. Daar wacht dan nog een kort verhaal over de herbestemming van de twee Drachtster kloosters én het welverdiende hapje en drankje. Natuurlijk heeft de middag ook een begin, om 13.00 uur in de Bibliotheek. Zelfs officieel, want na een presentatie over herbestemming van gebouwen zal de wethouder van cultuur de Open Monumentendag openen. Het gedetailleerde programma wordt eind augustus via flyers – beschikbaar bij de genoemde partners – en publicaties in de regionale bladen bekend gemaakt. U bent nu alvast van harte uitgenodigd!
Smelnes erfskip - juni 2011
25
Tekst Hans van der Veen
Modernisering Monumentenwet
MODERNISERING MONUMENTENWET Vijftig jaar geleden werd de eerste Monumentenwet ingevoerd. In 1988 werd die wet gemoderniseerd. Anno 2011 voldoet de wet opnieuw niet meer op alle punten aan de eisen van de tijd. Reden voor een tweede modernisering, inmiddels bekend onder de afkorting van de titel van dit artikel: MoMo.
Deregulering: dit modewoord wordt steeds vaker uitgesproken en het levert soms heftige discussies op. Afhankelijk van de groep mensen waarin je verkeert, wordt er zeer verschillend gedacht over ‘regels in het omgaan met elkaar’. We zijn ons allemaal bewust van het feit dat we in dit mooie maar kleine landje met wel erg veel mensen op een kluitje leven. We hebben dan ook regels, ja erg veel regels bedacht om dit ‘met elkaar leven’ zo ordelijk mogelijk te laten verlopen. Of we ons daar wel altijd aan houden is een ander verhaal maar de regels hebben een functie. Nu is het vaak zo dat wij die regels wensen die ons belang dienen. Helaas bestaan er tegenstrijdige belangen. Wat de een als positief ervaart heeft voor een ander een betuttelend karakter. De roep om ‘minder regels’ op elk terrein van de samenleving, is dan ook al jaren hoorbaar. Al vanaf 2008 is de monumentenzorg onderwerp van discussie en onderzoek. In 2009 zijn twee grote bijeenkomsten gehouden met een dertigtal partijen uit het ‘monumentenveld’ en uiteindelijk werd een compromis bereikt. MoMo Staatssecretaris Zijlstra van Cultuur gaf aan dat jaarlijks tussen de 2500 en 3000 vergunningen worden afgegeven voor verbouw van monumenten. Tegelijkertijd maken 8500 eigenaren gebruik van de ‘fiscale aftrek onderhoud monumenten’. Kennelijk worden er dus jaarlijks 6000 ingrepen ‘gedoogd’ door de gemeenten… Begin december 2010 is het kabinet akkoord gegaan met het afschaffen van een aantal bouw-
26
Smelnes erfskip - juni 2011
voorschriften, dit keer bij monumenten. Het wordt mogelijk om zonder vergunning interne verbouwingen te verrichten, een dakkapel te plaatsen of een erfscheiding in de achtertuin neer te zetten van een rijks- of gemeentelijk monument. Ook het onderhoud aan monumenten wordt voortaan vergunningsvrij, zoals het reinigen van gevels en het schilderen in dezelfde kleur. Verder wordt het mogelijk om in beschermde stads- en dorpsgezichten vergunningsvrije bouwwerken te realiseren zoals serres, bijgebouwen en dakkapellen. Zandstralen van eeuwenoude gevels, antiek glas vervangen door dubbel glas of het plaatsen van zonnepanelen op een monumentaal dak: het moet allemaal mogelijk worden zonder de bedilzucht van ambtelijke monumentenmensen. Het is aan de eigenaar om te beoordelen of zijn verbouwingsplan past binnen de regels voor bescherming van de waarde van het beschermde monument. Bezwaren Ondanks het gegeven dat deze besluitvorming mee gebaseerd was op veel overleg met ‘het veld’ hebben zo’n dertig grote monumentengemeenten heftig gereageerd. Zij zijn niet zozeer tegen deregulering en het vermijden van onnodige en tijdrovende procedures maar ze vrezen dat het contact tussen de monumenteigenaar en de ambtenaar verloren gaat. Volgens deze gemeenten zitten monumenteigenaren vaak met de handen in het haar als het gaat om het onderhoud van hun pand. Ze ontberen de kennis.
Volgens de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) blijft het zicht op mooie monumenten gewaarborgd. Ingrepen in de structuur van het pand zoals het doorbreken van muren en de onvermijdelijke dakkapel blijven vergunningsplichtig. Dat geldt eveneens voor gebouwen uit het zicht aan de achterzijde van Rijks- of Gemeentelijke monumenten. Volgens de Federatie Welstand (FW) verhinderen de nieuwe regels gemeenten om een soepel, slagvaardig en gebiedsgericht monumentenbeleid te voeren. ‘De eigenaar van een monument moet geholpen worden zijn gebouw van binnen en van buiten verantwoord en met zo min mogelijk regels te onderhouden en te gebruiken. De eigenaar moet nu zelf maar uitzoeken wanneer hij of zij het monument in gevaar brengt, de overheid geeft niet thuis. Maar indien er per ongeluk monumentale onderdelen worden beschadigd of vernietigd, dan is er wel sprake van wetsovertreding, met alle gevolgen van dien. Dit is niet alleen onbehoorlijk naar de eigenaar en de samenleving, het is bovendien in strijd met de Monumentenwet, die nu juist de verantwoordelijkheid voor monumenten bij de gemeente neerlegt’. Staatssecretaris Zijlstra ziet heil in nieuwe normen voor renovatiebedrijven. De monumenteigenaar met verbouwplannen toetst die bij de aannemer die hij inhuurt.
De waarde van cultureel erfgoed Blijft de vraag hoe je als gemeente nu om gaat met cultureel erfgoed. Die vraag wordt voor gemeenten steeds belangrijker, zeker nu cultuurhistorie een vast onderdeel wordt van alle bestemmingsplannen. Uiteraard zal hierbij de vraag een rol spelen waarom erfgoed zo belangrijk is. Jammer genoeg moeten, zelfs in 2011, nog bepaalde mensen worden overtuigd van dit veronderstelde belang. Wanneer gesteld wordt dat een mens zijn identiteit ontleent aan zijn erfgoed en dat mensen zich verbonden voelen met een plek omdat er verhalen aan zijn verbonden, dan kom ik toch zo nu en dan de opmerking tegen: ‘Ik ben een wereldburger en houd niet van al dat nostalgische gedoe’. Tja, de een heeft een rijker gevoelsleven dan de ander. Misschien doet het volgende argument het dan beter: ‘Erfgoed is een belangrijke inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en kan bijdragen aan ruimtelijke kwaliteit’. Of deze: ‘Erfgoed verhoogt de vastgoedwaarde, weegt mee in de locatiekeuze van bedrijven en particulieren en heeft een aantrekkelijke werking op toeristen’. Steeds vaker worden overheidsinvesteringen beoordeeld met behulp van een maatschappelijke kosten-batenanalyse. Tot nu toe staan voor cultuurhistorie alleen de kosten op de balans. Hierdoor ontstaat het beeld dat cultuurhistorie alleen maar geld kost en niets oplevert. Recente onderzoeken tonen aan dat niets minder waar is. De economische waarde van cultuurbehoud laat zich uitdrukken in woongenotwaarde en een recreatieve belevingswaarde. De rol en inzet van de gemeente Het is nu aan onze gemeentelijke bestuurders en volksvertegenwoordigers hoe omgegaan wordt met de nieuwe Monumentenwet. Een lakse houding kan juist nu leiden tot een onherstelbare schade aan gemeentelijke en rijksmonumenten. Men kan vrezen dat eigenaren straks onbeperkt aanpassingen kunnen verrichten, zonder dat de gemeente daar eerst een oordeel over kan vellen. Vaak weten eigenaren niet dat ze met hun aanpassingen juist een bijzonder element van het pand verwijderen. Het zou dan ook wenselijk zijn dat ons gemeentebestuur zich serieus gaat beraden op de nu ontstane situatie. Zij mag Smelne’s Erfskip blijven zien als een partner in de gedachtewisseling en gezamenlijk moet het mogelijk zijn tot een verantwoord beleid te komen dat leidt tot een behoud van ons erfgoed en onze ruimte.
De Zuiderkerk in Drachten is vorig jaar, nog onder de oude Monumentenwet, stijlvol gerestaureerd. De nu gemoderniseerde wet zal ook, op meer eigentijdse wijze, goede kaders moeten bieden om tot verantwoorde restauraties te komen. Smelnes erfskip - juni 2011
27
Tekst Auke de Boer
Korte berichten Excursie met College van B&W Op 15 april 2011 heeft het College, op uitnodiging van en samen met het bestuur, een uitgebreide rondrit gemaakt langs panden en landschapselementen met een historische waarde in de gemeente Smallingerland. Zo is er, naast verschillende panden en buurten in Drachten, Rottevalle en Opeinde, ook aandacht besteed aan enkele skûtsjes. Ook hebben we tijdens deze ruim twee uur durende excursie uitgebreid kunnen spreken over de verschillende projecten die op stapel staan. Een zeer geslaagde ochtend!
Sa kamen de Aldegeasters oan de bynamme ‘Bakbroggen’ en ús krante oan syn namme ‘DE BAKBROGGE’ Op it West, fiif stikken lân westlik fan Marten Drint, wêr’t Aldegea begjint, dêr is it plak wêr’t min fan seit dat it stik lân de ‘roggenebakken’ leit. It leit njonken Beppe-finne, dêrmei kin dit ferhaaltsje begjinne. De eigner dy’t dit lân besiet hie dêrfan in bulte fertriet. It lân stie fol galjes en snilen en mear ûngemakken. Dêrtroch hie de man fuort gjin winst te pakken. De hege lêsten joegen skea en perfoast gjin brea. In keaper sykje dat soe dy eigner wol wat lykje. Mar in keaper foar in stik lân fol ûngemakken hawwe jo samar net te pakken. Oan’t de bakker kaam, dy’t doe in útstel die, wêr’t de eigner wol earen nei hie: In tiidlang alle wiken in fjirde part brea dat wie it bod. No dat like ús boer wol wat. Syn betingst wie: ‘in searje bakken der by, sadat ik alle dagen myn bakbrogge krij’. Hjirmei kinne jim dan no witte dat wy fan dy tiid ôf ‘Aldegeaster bakbroggen’ hjitte. Nei de safolste eigner fan it stik lân, krige Ime it yn’e hân. It lân leit der no kreas by en faak rint der no in keppel kij. Auke de Boer by it ûntbleatsjen fan ‘DE BAKBROGGE’ op 19 juny 1990.
Smelnes erfskip - juni 2011
De Bakbrogge stiet by de haven fan Aldegea. (Twi)bak is Frysk foar beschuit. (Foto Jaap van der Wal; de eftergrûnfoto fan it stik lân út it gedicht is makke troch Jan K. van Til)
Excursie Themapark De Spitkeet Het leek ons als bestuur een goed idee om weer eens een excursie te organiseren, dit keer op Alde Maaie naar De Spitkeet. Helaas is het idee niet aangeslagen. Er waren heel weinig aanmeldingen, zodat we de excursie moesten schrappen. Wellicht had ‘iedereen’ het themapark al eens bezocht. Hoe dan ook, we zullen ons beraden hoe we in de toekomst met meer succes dit soort initiatieven kunnen nemen. Voor suggesties houden we ons – zoals altijd – aanbevolen!
2011
Smelne’s Erfskip
20 Jaar! In het vorige nummer van ons blad hebben we al aandacht besteed aan ons twintig-jarig jubileum. Hieronder vindt u de geactualiseerde versie van die informatie. Bij een jubileum hoort ook een terugblik. We hebben Loes de Vries gevraagd om in de historie van onze stichting te duiken een daarover een artikel te schrijven. Dit zullen we in het oktobernummer publiceren. In november willen we het jubileumjaar afsluiten met een bijzonder evenement. Omdat we nog volop bezig zijn met de ideevorming daarover kunnen we nog niet vertellen wat dat gaat worden. Wel zeker is – onvoorziene omstandigheden voorbehouden – dat dan een boek zal verschijnen met de titel Smallingerland in beeld. In 2010 publiceerden we twee boeken. In de Canon van Smallingerland ging het om 31 vensters die (uit)zicht boden op belangwekkende episoden, gebeurtenissen en personen uit de geschiedenis van onze streek. Op een heel andere manier werd die geschiedenis geboekstaafd in Smallingerland op de kaart. Aan de hand van een
veertigtal topografische kaarten – van heel oud (tweede eeuw) tot kersvers (2009) – werd de lezer meegenomen door de historie van onze gemeente. Niet alleen een heel andere invalshoek, maar ook een fraaie manier om de vaak prachtige kaarten toegankelijk te maken voor een breed publiek. De derde uitgave heeft als doel dat de ‘trilogie’ die daarmee ontstaat, niet alleen een min of meer compleet beeld geeft van onze geschiedenis, maar ook hoe het (in de publieke ruimte) zichtbare erfgoed ontstond en bewaard bleef. Gebouwd, aangelegd en behouden door de generaties voor ons. Op die manier ontstaat een overzichtswerk van wat wij als huidige generatie – op onze beurt – waardevol vinden om vast te leggen, te bewaren en door te geven aan de generaties na ons. In Smallingerland in beeld komen volgens de huidige opzet deze vier hoofdonderwerpen aan bod: I Van de veertien dorpen wordt kort de ontstaansgeschiedenis beschreven en van elk dorp laten we een luchtfoto maken, die prominent wordt afgedrukt. II Smallingerland kent vier landschapstypen (Friesland heeft er in totaal negen). Ook van die vier worden typische voorbeelden vanuit de lucht gefotografeerd. Uiteraard wordt ook het ontstaan ervan toegelicht. Bovendien worden ook luchtfoto’s gemaakt van diverse bijzondere plekken in ons landschap. Daarbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan het wijkenstelsel bij Drachtstercompagnie, De Leijen bij Rottevalle en de Jan Durkspolder bij Oudega.
ngerland in be i l l a e
m
ld dl
28
Skiednisdei Opsterlân op 7 mei 2011 Op verzoek van de organisatie heeft het bestuur tijdens deze door de Historische Commisie Opsterland en de Historische Vereniging Bakkeveen georganiseerde dag verteld hoe Smelne’s Erfskip georganiseerd is en wat zij zoal doet. Veel aandacht hebben wij daarbij besteed aan de vele vrijwilligers en de indrukwekkende lijst van activiteiten waaraan door hen gewerkt wordt. Ook het steeds verder groeiende aantal donateurs en de activiteiten die voor hen worden georganiseerd kwamen aan de orde. De aanwezigen waren zeer onder de indruk, met name ook van ons magazine en de geproduceerde boeken en spraken met lof over deze gang van zaken bij Smelne’s Erfskip. Tijdens het vragenrondje aan het eind, toen nog gevraagd werd naar de mogelijke gevolgen van een eventuele gemeentelijke herindeling voor ons en de organiserende verenigingen, hebben wij een verdergaande samenwerking niet uitgesloten. Integendeel.
1991
S Sm
De Bakbrogge
e a l li ngerland in be
Smelnes erfskip - juni 2011
29
Korte berichten Vervolg
III In de dorpen zelf worden alle rijks- en gemeentelijke monumenten in beeld gebracht en beschreven. Dat gebeurt ook voor een selectie van kunstwerken en herdenkingsmonumenten. Daarnaast worden belangrijke parken opgenomen.
Met al deze onderwerpen en met de vele foto’s die we naast de teksten op willen nemen op groot formaat, wordt het een ‘dik’ boek: het zal 336 pagina’s tellen, met het formaat van Smallingerland op de kaart. Uiteraard wordt het een full color uitgave.
Aan het boek wordt een los blad toegevoegd, met een groot formaat. Hierop komen alle beschreven monumenten in chronologische volgorde te staan. Op die manier is de ontwikkeling van de gebouwde omgeving aan de hand van wat we nog hebben aan gebouwd erfgoed mooi te volgen.
We houden u op de hoogte van de voortgang van dit project!
IV De hierboven vermelde drie punten omvatten erfgoed dat we vandaag de dag als zodanig benoemd hebben. Maar hoe zit het met ons toekomstig erfgoed? Wat wordt, van wat we nu bouwen en aanleggen, over een aantal decennia gezien en ervaren als erfgoed? Die vraag hebben we aan elf ‘publieke figuren’ voorgelegd. De antwoorden en foto’s van de genoemde gebouwen en kunstwerken komen in het boek terecht.
Smelneserfskipbon In nummer 23 hebben wij de Smelne’s Erfskipbon geïntroduceerd. We brengen u dat nog even in herinnering. De bon geeft u de mogelijkheid iemand voor een jaar het donateurschap van onze stichting cadeau te doen, met daarbij een gepersonaliseerde bon. Op pagina 28 van nummer 23 (oktober 2010) kunt u er alles over lezen.
SmelneSerfSkipbon Voor: Lolkje Lolkema Dit jaar krijg je het donateurschap cadeau. Tegen het einde van het jaar zal Smelne’s Erfskip je vragen of je op eigen kosten donateur wilt blijven. Zo ja, dan krijg jij (en de gever) een leuk cadeautje.
2 0 1 1
Van: Pake Johannes Deze ruimte is voor een persoonlijke boodschap. Dit kan een felicitatie zijn of iets anders.
Goed Voor één jaar donateurschap Van smelne’s erfskip
Jo sykje in timmerman mei gefoel foar histoarje? Ien foar ûnopfallende reparaasjes en duorsum ûnderhald oan jo karakteristyke pân? Ien dy’t moderne ferbetteringen oanbringt mei behâld fan de oarspronklike útstrieling? As betûft en diplomeard restauraasjetimmerman bin ik jo graach ta tsjinst. Miskien kinne wy tegearre in stientsje bydrage oan it behâld fan it kulturele erfguod yn ús gemeente. Mear witte? Sjoch op de webside of meitsje in ôfspraak.
Johannes Jenze Luhoff Mûneein SK 145 9203 ZX Drachten
30
Smelnes erfskip - juni 2011
06 422 187 02
[email protected] www.joh.luhoff.nl
Smelnes erfskip - juni 2011
31
32
Smelnes erfskip - juni 2011