GEMEENTELIJK MILIEUBELEIDSPLAN
S I N T- T R U I D E N 2 0 0 5 – 2 0 0 9
DEFINITIEVE
VERSIE APRIL
2005, MR5065
Milieubeleidsplan Sint-Truiden 2005-2009
Colofon opgemaakt door MENS EN RUIMTE NV Studiegroep voor ruimtelijke, ecologische en sociale planning
i.s.m. WERKGROEP ‘MILIEUBELEIDSPLAN’ van de Stad Sint-Truiden: BRIERS KRIS FESTRAETS YVES
in opdracht van de Stad Sint-Truiden
HENDRICX JO KNAEPEN PATRICIA
onder de algemene directie van: LIEVEVROUW Paul
projectmedewerkers: VAN BOUCHOUT KOEN VERVOORT WARD VERHAEGEN WIM DOMS JESSICA
LAMMENS JO LEENAERS ELS LONDOZ MIEL NUYTTENS JEAN-PAUL PIRARD PHILIP THEWIS JEF TIMMERMANS ROB VANGEFFELEN JOHAN VYT CHRIS WIAME PETER
MENS EN RUIMTE
1
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Veel gebruikte afkortingen
AMINAL:
administratie milieu-, natuur-, land- en waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse gemeenschap
Caplo:
centraal aanspreekpunt voor de lokale overheden (Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, AMINAL)
DuLo-waterplan:
een beleidsplan voor duurzaam lokaal waterbeleid, opgemaakt in het kader van de deelbekkenwerking
FSC-hout:
hout en houtproducten uit bossen die op een ecologisch en sociaal verantwoorde manier worden beheerd krijgen een label van de Forest Stewardship Council, een internationale vereniging die wereldwijd het bosbeheer wil verbeteren (vandaar ook “FSC- gelabeld hout”)
GNOP:
gemeentelijk natuurontwikkelingsplan
GRS:
gemeentelijk ruimtelijk structuurplan
IBA:
individuele behandeling van afvalwater
IMZ:
interne milieuzorg (binnen de stadsdiensten)
IMZS:
intern milieuzorgsysteem
Intercompost:
afvalintercommunale van de Midden- en Zuid-Limburgse gemeenten. Intercompost zorgt voor het ophalen en verwerken van huishoudelijk afval van 17 aangesloten gemeenten.
IVVVA:
intergemeentelijke samenwerking voor verwijdering en verwerking van vaste afvalstoffen
KWZI:
kleinschalige waterzuiveringsinstallatie
MBP:
(gemeentelijk) milieubeleidsplan; voor het provinciaal milieubeleidsplan van Limburg wordt de afkorting PMBPL gebruikt
Mina-Plan3:
Vlaams milieubeleidsplan 2003 – 2007
MJP:
milieujaarprogramma; rapportering over het gemeentelijk milieubeleid van het voorbije jaar en planning van de uitvoering in het lopende jaar; er wordt veel nadruk gelegd op het luik “acties”
MKROS:
milieuklachtenregistratie- en opvolgingssysteem (deel van MMIS)
MMIS:
Gewestelijk Milieu Management Informatiesysteem, bestaande uit vier databanken die in het kader van de samenwerkingsovereenkomst ter beschikking worden gesteld van de gemeenten: eMIL, Natuurvergunningenloket, de gewestelijke Rioleringsdatabank en MKROS
MOS:
‘Milieu op School’, een initiatief van de provincie
NME:
natuur- en milieueducatie; ondersteunend programma van de provincie
OVAM:
Openbare afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest
REG:
rationeel energieverbruik
RSPL:
Ruimtelijk Structuurplan Provincie Limburg
RSV:
Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen
RWZI:
rioolwaterzuiveringsinstallatie
SO:
de Samenwerkingsovereenkomst 2002 – 2004 - “Milieu als opstap naar Duurzame ontwikkeling”, tussen de Vlaamse overheid en de provincies en gemeenten; de tweede fase bestrijkt de periode 2005 – 2007
STAL:
Sint-Truidense Adviesraad voor Leefmilieu MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
2
VEN:
Vlaams Ecologisch Netwerk
VLM:
Vlaamse Landmaatschappij
VMM:
Vlaamse Milieumaatschappij
WIRIC vzw:
beheert in Sint-Truiden een dagcentrum voor personen met een handicap
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
0
3
Woord vooraf
Hierna vindt u het eerste milieubeleidsplan van de stad Sint-Truiden. Dit plan werd opgemaakt door het studiebureau ‘Mens en Ruimte’ in constructief overleg met eerst en vooral de cel leefmilieu. Ook andere stadsdiensten zoals de technische dienst en de lokale politie alsook externe actoren waaronder de watering, de adviesraad voor leefmilieu en het Nicaraguacomité werden hierbij betrokken. De opmaak van het plan werd opgestart tijdens de legislatuur van mijn voorganger, schepen Jef Thewis, die ik hierbij wil danken voor zijn jarenlange inzet ten gunste van onze natuur en leefmilieu. Aan de hand van de ingezonden opmerkingen en adviezen tijdens het openbaar onderzoek werd een overwegingsdocument opgemaakt. Hierin wordt aangegeven hoe de opmerkingen werden behandeld en of de tekst van het ontwerpplan hierdoor werd aangepast. Het definitieve plan werd samen met het overwegingsdocument goedgekeurd door de gemeenteraad van 18 april 2005. In het definitieve plan wordt het Sint-Truidense milieubeleid voor de komende vijf jaar uitgestippeld. Wij hebben er voor geopteerd om te werken rond projecten met de bedoeling de communicatie te vereenvoudigen zodat alles goed begrijpbaar wordt voor de doorsneeburger.
Filip Moers, Schepen voor Milieu en Natuur
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
1
4
Situering
Het decreet van 5 april 1995 betreffende de algemene bepalingen inzake milieubeleid geeft een decretaal kader voor de milieuplanning in Vlaanderen. Die milieuplanning omvat het tweejaarlijks opmaken van een milieurapport, het vijfjaarlijks opstellen van een milieubeleidsplan en het jaarlijks opstellen van een milieujaarprogramma. Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 2002 verplicht intussen ook milieubeleidsplanning op gemeentelijk vlak. Het provinciale milieubeleidsplan werd definitief vastgesteld op 17 december 2003. Concreet betekent dit dat de gemeenten hun milieubeleidsplan definitief moeten vaststellen uiterlijk op 17 december 2004. Milieuplanning bij lokale besturen is dus (voorlopig), op decretaal vlak, alleen beperkt tot het opstellen van een milieubeleidsplan. Van de andere kant engageren de lokale besturen zich al geruime tijd, eerst via de milieuconvenanten, op dit ogenblik via de Samenwerkingsovereenkomst 'Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling', tot het jaarlijks opstellen van een milieujaarprogramma. Een gemeentelijk milieubeleidsplan heeft de bescherming en het beheer van het milieu op het grondgebied van de gemeente tot doel. Daarbij geeft het MBP nadere uitwerking aan het gewestelijk en provinciale milieubeleidsplan. Een MBP kan dit plan aanvullen binnen de perken van de gemeentelijke bevoegdheden, maar mag niet afwijken van de bindende bepalingen van het gewestelijk en provinciaal milieubeleidsplan. De bepalingen van een definitief MBP zijn indicatief, behoudens de bepalingen die door de gemeenteraad als bindend worden aangeduid. Daarnaast zijn ook alle plandoelstellingen uit het MINA- Plan 3 bindend voor de lokale overheden (zie ook 2.B). In dit milieubeleidsplan wordt, in navolging van de provincie, projectmatig gewerkt (structurele opbouw). Alle projecten worden als bindend aangeduid. Ter verduidelijking: enkel de globale projectdoelstellingen en de operationele (sub)-doelstellingen zijn bindend; het lagere niveau, bijvoorbeeld de lijst van mogelijke acties, is niet bindend. Ter uitvoering van een MBP dient jaarlijks een milieujaarprogramma vastgesteld te worden waarin zal aangegeven worden welke acties in dat jaar uitgevoerd worden en welke financiële middelen hiertoe vrijgemaakt zullen worden. Het gemeentelijke MBP wordt opgemaakt voor de periode 2005- 2009.
MENS EN RUIMTE
5
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
2 A.
Vlaams en provinciaal kader
Decreet van 5 april 1995 betreffende de algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM)
Het decreet formuleert dat het milieubeleid ten behoeve van de huidige en toekomstige generaties tot doel heeft: 1°
het beheer van het milieu door de duurzame aanwending van de grondstoffen en de natuur;
2° de bescherming, tegen verontreiniging en onttrekking, van mens en milieu, en in het bijzonder van de ecosystemen die van belang zijn voor de werking van de biosfeer en die betrekking hebben op de voedselvoorziening, de gezondheid en de andere aspecten van het menselijk leven; 3° het natuurbehoud en de bevordering van de biologische en landschappelijke diversiteit, met name door de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke habitats, ecosystemen en landschappen met ecologische waarde en het behoud van de wilde soorten, in het bijzonder van die welke bedreigd, kwetsbaar, zeldzaam of endemisch zijn. Op basis van een afweging van de verschillende maatschappelijke activiteiten streeft het Vlaanse milieubeleid naar een hoog beschermingsniveau. Het steunt daarbij onder meer op volgende beginselen: het voorzorgsbeginsel; het beginsel van preventief handelen; het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron dienen te worden bestreden; het standstill-beginsel. Deze principes vormen ook voor de opmaak van het gemeentelijk milieubeleidsplan SintTruiden de basis. Het kader voor de milieuplanning in Vlaanderen wordt vastgelegd in het decreet. Die milieuplanning omvat het tweejaarlijks opmaken van een milieurapport, het vijfjaarlijks opstellen van een milieubeleidsplan en het jaarlijks opstellen van een milieujaarprogramma. Het uitvoeringsbesluit van de Vlaamse Regering van 14 juni 2002 verplicht intussen ook milieubeleidsplanning op gemeentelijk vlak. In het decreet worden tevens de procedure voor de opmaak, de vereiste inhoud en de juridische draagwijdte van het gemeentelijke MBP vastgesteld. Zo legt het decreet éénduidig vast (art. 2.1.21 § 2) dat in het gemeentelijk milieubeleidsplan een actieplan moet worden opgenomen, dat ten minste het volgende bevat: 1. de beoogde kwaliteit van de verschillende onderdelen van het milieu en met name de vooropgestelde milieukwaliteitsnormen en de termijnen waarbinnen ze moeten worden bereikt; MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
6
2. de aanduiding van gebieden waarin de kwaliteit van het milieu of een deel ervan bijzondere beschermings- of beheersmaatregelen behoeft; 3. de daartoe vereiste sanering of het herstel van het milieu of de nodige beperking van milieubelasting; 4. de maatregelen, middelen en termijnen die nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken.
B.
MINA- plan 3
De Vlaamse regering heeft op 19 september 2003 het Milieubeleidsplan 2003-2007 goedgekeurd. Dit plan zet de bakens uit voor het milieubeleid in Vlaanderen, tot 2007. Het plan geeft niet alleen de richting aan waarin de overheid wil gaan met het milieubeleid, maar maakt ook duidelijk aan burger en bedrijfsleven wat zij op milieuvlak kunnen verwachten van de overheid de komende jaren. Om de vijf jaar wordt een Vlaams milieubeleidsplan opgesteld. Het Milieubeleidsplan 19972001 was het eerste in de rij. We spreken over het MINA-plan 3 of over het Milieubeleidsplan 2003-2007. Het milieubeleidsplan staat niet op zich, maar baseert zich mede op het milieurapport en wordt geoperationaliseerd via milieujaarprogramma’s. De voltallige Vlaamse regering stelt dit milieubeleidsplan vast. Het milieubeleidsplan bepaalt de hoofdlijnen van het milieubeleid dat door het Vlaamse Gewest, alsmede door de provincies en gemeenten in aangelegenheden van gewestelijk belang, dient te worden gevoerd. De primaire functie van het plan is het bevorderen van de doeltreffendheid, de efficiëntie en de interne samenhang van het milieubeleid op alle niveaus en terreinen. Het MINA-plan 3 gaat uit van een thematische aanpak van de milieuproblemen (vb. verdroging, verzuring, vermesting,…) en bakent een gebiedsgericht en geïntegreerd Vlaams milieubeleid af met de nodige aandacht voor de betrokken actoren (doelgroepen, burgers, maatschappelijke organisaties). Het gemeentelijk milieubeleidsplan van Sint-Truiden dient op lokaal niveau invulling te geven aan het MINA-plan 3. Het mag er dus niet mee in tegenspraak zijn. De gemeente kan uiteraard creatief zijn bij de invulling ervan en inspelen op de lokale noden. Het bindend karakter in het MINA-plan 3 is gelegd op het niveau van de plandoelstellingen, die meestal te halen zijn tegen eind 2007. Deze plandoelstellingen zijn, overeenkomstig de bepalingen van het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid, ook bindend voor de lokale overheden en bijgevolg zijn zij richtinggevend voor dit gemeentelijk milieubeleidsplan. Het Vlaams milieubeleidsplan 2003-2007 voorziet volgende bindende doelstellingen (zie tabel volgende pagi!na ).
MENS EN RUIMTE
7
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Plandoelstellingen MINA-Plan 3 Vaste stoffen: Afvalstoffen: −
De verontreiniging van bedrijfsafvalstoffen verminderen t.o.v 2002.
−
De productie van bedrijfsafval blijft meer achter op de economische groei t.o.v. 2002.
− De hoeveelheid definitief verwijderde bedrijfsafvalstoffen vermindert met tenminste 20% t.o.v. 2000 (2010). −
De totale hoeveelheid huishoudelijke afvalstoffen blijft minstens gelijk of vermindert t.o.v 2000.
− De productie van huishoudelijke afvalstoffen blijft meer achter op de groei van de consumptie t.o.v 2000. − De hoeveelheid definitief verwijderde huishoudelijke afvalstoffen vermindert tot gemiddeld 150 kg/inw. Milieuverantwoord productgebruik: − De emissies van ozonafbrekende stoffen terugdringen met ten minste 70% ten opzichte van de emissies in 1999. − In 2007 mogen ozonafbrekende stoffen nog slechts in 11 toepassingen gebruikt worden ten opzichte van 15 toepassingsgebieden in 2002. −
Bestrijdingsmiddelen : reduceren van verspreidingsequivalenten met 50% ( 2005 t.o.v. 1990).
Water: − Verbeteren van de structuurkwaliteit ( verhogen van de waardevolle trajecten, verminderen van de slechte). Bijkomend beschermen van 200 ha oeverzones waarvan minstens 50% door verwerving. −
Het waterpeil in watervoerende lagen blijft minstens status-quo.
− Afname van drinkwatergebruik bij de bevolking tot 215 miljoen m³ (ca 98 l/per dag). Stijging van het hemelwaterverbruik bij de bevolking tot 30 miljoen m³. Afname van het industrieel watergebruik exclusief koelwater tot 430 miljoen m³. Afname van het totaal watergebruik voor de landbouw ( varkens, rundvee, pluimvee en glastuinbouwsector) tot 43 miljoen m³. − Saneren van 75% van de bestaande vismigratieknelpunten op het netwerk van prioritaire waterlopen voor vismigratie en het zoveel mogelijk voorkomen van nieuwe knelpunten. − Oppervlaktewater: Het aantal meetplaatsen dat voldoet aan de basiskwaliteit voor biochemisch zuurstofverbruik (BZV) verhogen tot 66%. Het aantal meetplaatsen dat voldoet aan de biologische kwaliteitsnorm verhogen tot 40%. Op maximaal 25% van de meetplaatsen met een goede of zeer goede biologische kwaliteit ( situatie 2001) is de toestand verslechterd in 2007. Verhogen van de zuiveringsgraad van de huishoudens tot 80%. − Waterbodem: Tegen 2007 is +/- 250.000 m³ van de historische ruimingsachterstand van hydraulische aard weggewerkt. Tegen 2007 is +/- 500.000 m³ van de histrorische saneringsachterstand van ecologische aard weggewerkt. Tegen 2007 is +/- 150.000 m³ van de hoeveelheid specie afkomstig van hydraulische ruimingen en ecologische sanering verwerkt volgens BATNEEC. Natuurlijke entiteiten: −
Oppervlakte met ecologische waarde doen toenemen: -
Afbakening van 125.000 ha VEN en 150.000 ha natuurverwevingsgebieden;
-
Een stijging van oppervlakte natuurgebied met 38.000 ha;
-
Inrichten van 20.000 ha natuur via natuurinrichting, bosuitbreiding en
MENS EN RUIMTE
8
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
natuurontwikkeling; -
Oppervlakte aan bos doen toenemen met 10.000 ha t.o.v. 1994;
− Natuurgerichte milieukwaliteit verhogen: milieukwaliteit afstemmen op de ecologische vereisten van kwetsbare soorten en habitats in het VEN en de groen- , park- en bosgebieden en speciale beschermingszones. − Bevorderen van de mogelijkheden van migratie tussen en binnen leefgebieden voor bepaalde doelsoorten. − Het soortenbeleid versterken: stopzetten van het verlies aan biodiversiteit door effectieve soortenbescherming. − Samenwerking met doelgroepen versterken en draagvlak verhogen o.a. via beheersovereenkomsten (16.500 ha), wildbeheerseenheden (200), bosgroepen (19). −
Samenwerking met lokale besturen versterken.
Hinder Geluid: − In 2007 ligt het aantal potentieel ernstig gehinderden door geluid niet hoger dan 15% van de bevolking. −
Afspraken maken over een totale oppervlakte aan stiltegebieden van minstens 300 km².
Geur: −
Minimaal het aantal gehinderden gelijk houden t.o.v 2001 (19%).
−
Verminderen van het aantal ernstig gehinderden t.o.v. 2001 (7%).
−
Verminderen van het aantal geurbronnen boven het aanvaardbaarheidsniveau.
Licht: −
Nieuwe lichtvervuiling voorkomen en bestaande lichtvervuiling verminderen.
Bodemverontreiniging: − Tegen 2007 is 30% van de gronden met potentieel bodembedreigende inrichtingen of activiteiten onderzocht (+/- 22.500 gronden). − Tegen 2007 is de sanering van 23% van de gronden met historische bodemverontreiniging minstens opgestart (+/- 2450 gronden). − Tegen 2007 zijn voor 90% van de gemeenten met erosieknelpunten erosiebestrijdingsplannen opgesteld. − Tegen 2007 zijn erosiebestrijdingsmaatregelen op het terrein uitgevoerd voor minimaal 20% van de actuele erosieknelpunten en is voor minstens 5% van de potentiële erosieknelpunten de huidige situatie op het terrein bestendigd. Energie − Bereiken van 2% groene stroom in de distributieleveringen van elektriciteit tegen 2004 en 6% tegen 2010, met een maximale invulling van het haalbaar potentieel aan hernieuwbare warmte. − Tegen 2012 het economisch potentieel aan kwalitatieve WKK realiseren (1830 MW). Mobiliteit − De totale NOx-emissie verminderen tot maximum 94 kton ( er wordt gestreefd naar een verdere reductie tot 87,2 kton). − De totale VOS-emissie verminderen tot maximum 93,1 kton ( er wordt gestreefd naar een verdere reductie tot 75,35 kton). − Versterken en verbeteren van de milieukwaliteit en ruimtelijke kwaliteit in de beoogde gebieden door een gedifferentieerde aanpak van milieuproblemen en maatwerk op niveau van het gebied.
MENS EN RUIMTE
9
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
C.
Samenwerkingsovereenkomst ‘Milieu als Opstap naar Duurzame Ontwikkeling’
Op 21 december 2001 keurde de Vlaamse Regering het milieuconvenant 2002-2004 (samenwerkingsovereenkomst Vlaams Gewest–gemeenten: “Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling”) definitief goed. Ook de provincies konden intekenen op een gelijkaardige samenwerkingsovereenkomst met het Gewest. De belangrijkste vernieuwing van de Samenwerkingsovereenkomst ten opzichte van het vorige milieuconvenant (1997-2001) ligt in de wenselijke integratie van milieuthema’s en verwante domeinen, als geleidelijke opbouw naar een duurzaamheidsconvenant. De doelstellingen die beoogd worden met de samenwerkingsovereenkomst zijn: Het stimuleren van lokale overheden om een meer duurzaam lokaal milieubeleid te voeren; Voorzien in de uitbouw van een eerstelijnsmilieuzorg; De milieudeskundigheid op gemeentelijk vlak verhogen; De participatie van de bevolking aan het gemeentelijk milieubeleid bevorderen; De gemeentelijke milieubeleidsplanning ondersteunen. De samenwerkingsovereenkomst is opgebouwd volgens acht thematische clusters en het ‘instrumentarium‘ dat betrekking heeft op de gemeentelijke milieubeleidsinstrumenten (milieuraad (STAL), interne milieuzorg,..): Instrumentarium 6 verticale clusters: Vaste stoffen (afvalstoffen en milieuverantwoord productgebruik) Water Natuurlijke entiteiten Hinder Mobiliteit Energie 2 horizontale clusters: Burgers en doelgroepen Gebiedsgericht beleid De gemeente krijgt in ruil voor het uitvoeren van een aantal taken die in deze overeenkomst worden opgesomd, financiële en inhoudelijke ondersteuning van de Vlaamse overheid. Het instrumentarium en de acht clusters zijn elk opgebouwd uit drie ambitieniveaus, waarbij ambitieniveau 3 het meest verregaand is en maatregelen omvat die maximaal naar integratie van verschillende clusters streeft. Sint-Truiden tekende de samenwerkingsovereenkomst op het ambitieniveau 1 voor de clusters natuurlijke entiteiten en burgers en doelgroepen. Voor de clusters instrumentarium, vaste stoffen, water, hinder, mobiliteit en energie tekende de stad in op het verdergaande niveau 2. Dit wil zeggen dat voor de verplichte (en eventueel de uitgebreide) inhoud de overeenkomende delen van de handleiding kunnen worden geconsulteerd. Het milieubeleidsplan moet uiteraard voldoen aan de beoordelingscriteria van AMINAL maar dient bovenal een werkbare stedelijke beleidsvisie inzake natuur en milieu voor de komende vijf jaar en de langere termijn te bevatten.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
10
Op 28 mei 2004 heeft de Vlaamse Regering de tweede fase van de Samenwerkingsovereenkomst (2005-2007) goedgekeurd. Het is een belangrijk kader waarbinnen verschillende acties en projecten van de gemeente kunnen worden uitgevoerd. Voor de tweede fase werd een beperkte bijsturing van de overeenkomst voorzien. Zo zal de voor verwarring zorgende cluster ‘burgers en doelgroepen’ worden afgeschaft. In de plaats wordt een facultatieve optie ‘doelgroepenwerking’ aan het instrumentarium toegevoegd. Tevens wordt de instapdrempel verlaagd voor gemeenten met minder dan 7500 inwoners en werden in het ambitieniveau 3 de inhoudelijke voorwaarden voor de verschillende clusters aangepast, opdat meer ruimte zou ontstaan voor een eigen invulling door de gemeenten.
D.
Milieubeleidsplan Provincie Limburg 2004-2008, dierbaar duurzaam limburg
Het Milieubeleidsplan Provincie Limburg 2004-2008 richt zich naar het Vlaamse Milieubeleidsplan (Mina-plan 3) en vormt er in de praktijk ook een gebiedsgerichte uitwerking en verfijning van. Het MBP Sint-Truiden dient zich te richten naar dit provinciaal Milieubeleidsplan en mag er niet mee in tegenspraak zijn. De provincie stelde het definitieve plan vast op 17 december 2003. De provincie Limburg zal tussen 2004 en 2008 werken rond 8 strategische milieuprojecten: Project 1: Gebiedsgericht natuurbeleid - verscheidenheid in natuur en landschap meer kansen geven Project 2: Planning en ontwikkeling van natuurverbindingsgebieden Project 3: Soortgericht natuurbeleid - de Limburgse soorten behouden en versterken Project 4: Ruimte voor water – overstromingen beperken en biodiversiteit meer kansen geven Project 5: Duurzaam bouwen en wonen Project 7: Van natuureducatie over milieu-educatie naar duurzaamheidseducatie Project 8: De provinciale voorbeeldfunctie realiseren De provincie kiest hiermee voor een clusteroverschrijdende benadering rond integraal gedefinieerde strategische projecten.
E.
Structuurplannen
Het lokale milieubeleid is maximaal afgestemd op het beleid inzake ruimtelijke ordening, meer bepaald het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (GRS) Sint-Truiden, dat reeds in 2000 werd goedgekeurd. Sint-Truiden houdt bij haar ruimtelijk beleid bijvoorbeeld rekening met de functie van de ruimte in het integraal waterbeheer (zie thema Water, B.III). De structuurplanning op lokaal niveau is dan weer gekaderd in het Ruimtelijk Structuurplan Provincie Limburg (RSPL - 2003) en uiteindelijk het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) dat op 23 september 1997 door de Vlaamse Regering werd goedgekeurd.
MENS EN RUIMTE
11
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
3
Plaats en functie van de gemeente in het milieubeleid
Pleidooien voor decentralisering van de besluitvorming en verantwoordelijkheid naar het meest gepast niveau (subsidiariteitsbeginsel) winnen wereldwijd veld. Agenda 21 erkent expliciet de cruciale rol die lokale besturen spelen in het beleid rond duurzame ontwikkeling. Ook in Vlaanderen heeft deze tendens zijn weg gevonden. De lokale besturen hebben belangrijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden inzake milieubeleid. Effectief milieubeleid vereist immers verticale integratie: de verschillende bestuursniveaus moeten elk op hun terrein aan hetzelfde touw trekken.1
Taken van de gemeente Duurzame ontwikkeling als kader Sedert eind jaren tachtig is duurzame ontwikkeling de drijvende kracht achter het milieubeleid op wereldschaal. Ook in Vlaanderen is dat zo. Duurzame ontwikkeling wordt omschreven als de ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden in gevaar te brengen voor toekomstige generaties om ook in hun behoeften te voorzien. Duurzame ontwikkeling heeft in essentie betrekking op de samenhang tussen milieukwaliteit en maatschappelijke ontwikkelingen. Sociaaleconomische ontwikkelingen putten het milieu uit en omgekeerd tasten milieuproblemen de maatschappelijke en economische functies van het milieu aan. De sociaal-economische ontwikkeling is dus op lange termijn afhankelijk van een goede milieukwaliteit. In die optiek vormt milieubeleid een essentiële schakel in het globale beleid en levert het een belangrijke bijdrage tot de oriëntatie van de maatschappij naar duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling is sterk verbonden met milieuzorg: we moeten de grenzen die het milieu ons stelt erkennen. Maar duurzame ontwikkeling is veel meer dan dat. Ze rust ook op economische en sociale pijlers en kan pas slagen als ze vertrekt van een bestuurlijke en een democratische invalshoek.
De gemeente is het basisniveau dat het dichtst bij de burger staat en het meest herkenbaar is. Op basis van het subsidiariteitsprincipe beschikt het lokale niveau over een zo ruim mogelijk takenpakket om zijn rol vorm te geven. In een complexe samenleving heeft de burger in de eerste plaats nood aan een aanspreekpunt voor zijn betrekkingen met de overheid. De lokale besturen zijn door hun directe betrokkenheid en nabijheid het uitgelezen niveau om loketfuncties uit te oefenen. De belangrijkste taak van de gemeenten in het globaal milieubeleid in Vlaanderen, is een taak van medebewind. De gemeente heeft daarbij een belangrijke taak als vergunningverlenende overheid. Het kerntakendebat, dat ongeveer 2 jaar geleden opgestart werd, had als doel het Vlaams binnenlands bestuur zo optimaal mogelijk te organiseren door een duidelijke verdeling van bevoegdheden en taken tussen de drie overheidsniveaus. Het 'Bestuursakkoord tussen het Vlaams, het provinciaal en het lokaal bestuursniveau omtrent effectief en burgergericht overheidsbestuur ' vormt het sluitstuk van het kerntakendebat.
Hierna volgt een overzicht van de milieu- en natuurkerntaken op het niveau van de gemeente:
1
Naar Mina-plan 3, 2003-2007, Algemeen kader
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
1.
12
Integraal waterbeleid:
De organisatie van het integraal waterbeleid speelt zich af op drie niveaus: het stroomgebied (Europees), het bekken (Vlaams) en het deelbekken (lokaal). De gemeente is een actieve partner op deelbekken-niveau inzake het beheer van hemelwater, afvalwater en waterlopen binnen de samenwerkingverbanden op deelbekken-niveau. De provincie coördineert en organiseert de opmaak van geïntegreerde deelbekkenbeheersplannen. 2. Handhavingsbeleid: Het gemeentelijk niveau heeft als kerntaak de handhaving voor klasse II, III en de niet–ingedeelde hinderlijke inrichtingen en verwante conflictbemiddeling. 3. Huishoudelijke afvalstoffen: Het gemeentelijk bestuursniveau, al dan niet gegroepeerd in intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, is bevoegd voor de eindverwerking van huishoudelijke afvalstoffen. De provincie neemt een coördinerende taak op in het afvalbeleid (overlegplatform) om tot een structurele samenwerking te komen tussen lokale overheden. De provincie zal de organisatie van de eindverwerking van de huishoudelijke afvalstoffen op termijn overnemen na 2007. 4. Open ruimtebeleid: Het gemeentelijk niveau heeft wat betreft het open ruimtebeleid vooral een uitvoerende, ondersteunende en complementaire rol ten opzichte van de kerntaken van het Vlaamse niveau. Het Vlaams niveau subsidieert de gemeentelijke initiatieven in het kader van het Gemeentelijk NatuurOntwikkelingsPlan. De gemeenten zijn betrokken partij bij de uitvoering van het gebiedsgericht bos- en natuurbeleid. Het Groenbeheer en –beleid, meer specifiek het beheer van de groene ruimte in de bebouwde en stedelijke omgeving is een volwaardige kerntaak van de gemeente. 5. Natuur- en milieu-educatie (NME): De taken van de gemeenten situeren zich vooral op het uitvoerende niveau. De gemeenten kunnen ook eigen initiatieven m.b.t. natuur- en milieueducatie ontwikkelen op voorwaarde dat ze passen binnen de Vlaamse doelstellingen. De lokale besturen staan het dichtst bij de deelnemers aan het NME-aanbod. De slaagkansen van projecten vergroten naarmate rekening kan worden gehouden met de specificiteit van de doelgroepen (scholen, bedrijven,…). Dit betekent niet dat de lokale besturen in de plaats treden van overkoepelende initiatieven maar wel dat, vanuit een lokale invalshoek, Vlaamse en provinciale acties kunnen ondersteund en versterkt worden. 6. Duurzame landbouw: Alle overheden hebben de verantwoordelijkheid om een duurzaam landbouwbeleid te ontwikkelen. De gemeenten kunnen eigen beleidsinitiatieven ontwikkelen (beheersovereenkomsten, sensibiliseren en informeren consument). 7. Mobiliteitsbeleid: Het lokaal mobiliteitsbeleid wordt vorm gegeven door middel van een decretaal gekaderd lokaal Mobiliteitplan. 8.
Ruimtelijke ordeningsbeleid:
Het lokaal ruimtelijke ordeningbeleid wordt uitgewerkt in het decretaal gekaderd Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan SintTruiden werd reeds op 25 oktober 2000 door de bevoegde Vlaamse minister goedgekeurd. MENS EN RUIMTE
13
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
4
Milieubeleidsplan 2005-2009
De stad Sint-Truiden heeft de Samenwerkingsovereenkomst 2002-2004 'Milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling' met het Vlaams Gewest ondertekend en heeft ook de intentie de volgende fase (2005-2007) te ondertekenen. De stad Sint-Truiden krijgt zo in ruil voor het uitvoeren van een aantal taken die in deze overeenkomst worden opgesomd, financiële en inhoudelijke ondersteuning van de Vlaamse overheid. Doelstelling van de samenwerkingsovereenkomst is om lokale overheden te stimuleren een meer duurzaam lokaal beleid te voeren. Het milieubeleid vormt hier het uitgangspunt, maar het is duidelijk dat ook andere beleidsterreinen op een andere wijze bij de uitvoering van de overeenkomst zullen betrokken worden. De samenwerkingsovereenkomst bestaat uit het instrumentarium en acht clusters: • • • • • • • •
Vaste stoffen (afvalstoffen en milieuverantwoord productgebruik) Water Natuurlijke entiteiten Hinder Mobiliteit Energie Burgers en doelgroepen2 Gebiedsgericht beleid
Het instrumentarium en de acht clusters zijn elk opgebouwd uit drie ambitieniveau's. De stad tekende de Samenwerkingsovereenkomst op het ambitieniveau 2 voor elk van de clusters, behalve voor ‘natuurlijk entiteiten’ en ‘burgers en doelgroepen’ (niveau 1). Het milieubeleidsplan moet uiteraard voldoen aan de beoordelingscriteria van Aminal maar dient bovenal een werkbare gemeentelijke beleidsvisie inzake natuur en milieu voor de komende vijf jaar en de langere termijn te bevatten. Het gemeentelijk MBP moet worden afgestemd op het provinciaal milieubeleidsplan Limburg (vastgelegd op 17 december 2003) en op het Vlaams milieubeleidsplan (2003 – 2007). Bij de opmaak van het gemeentelijk MBP is het van essentieel belang om de taken van de stad Sint-Truiden te kennen en goed voor ogen te houden. In een eerste fase werd via overlegrondes per cluster in de loop van 2004 een voorontwerp en vervolgens een ontwerp opgemaakt door de milieudienst van de stad Sint-Truiden. Het integrale ontwerp van MBP werd vervolgens goedgekeurd door het College van Burgemeester en Schepenen op 12 november 2004. Het openbaar onderzoek liep vanaf 17 december 2004 tot 15 februari 2005 (60 dagen) en was de tweede fase van het planproces. Het bood elke betrokkene (besturen, burgers, organisaties, adviesraden, ...) de gelegenheid opmerkingen, adviezen, suggesties, ... te formuleren en zo aan het MBP mee te werken. In een derde stap werd dan een definitief ontwerp afgerond, dat in een laatste fase door de gemeenteraad als definitief MBP werd vastgesteld op 18 april 2005. Het standpunt van de gemeenteraad m.b.t. de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte opmerkingen en adviezen werd bij besluit vastgesteld in een overwegingdocument.
2
deze cluster is niet langer opgenomen in de nieuwe overeenkomst 2005-2007
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
14
Het MBP is van kracht van 01/01/2005 tot 31/12/2009. Het goedgekeurde MBP wordt vervolgens ter kennis gebracht van de hogere overheid en ter inzage gelegd.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
5
15
Globale evaluatie Milieubeleid van de stad Sint-Truiden
Uit een evaluatie van het milieubeleid van de laatste jaren kunnen volgende conclusies getrokken worden: −
Algemeen kan gesteld worden dat een aanzienlijk deel van de samenwerkingsovereenkomst met het Vlaams Gewest momenteel uitgewerkt wordt of dat de uitwerking van acties voorbereid wordt.
−
Reeds sinds 1993 – in het kader van de voorlopers van het huidige milieuconvenant met de overheid - maakt de gemeente jaarlijks een milieujaarprogramma op, waarin het gevoerde beleid onder de loep wordt genomen en een gedetailleerd programma voor het betreffende jaar wordt uitgestippeld. Wanneer men het lijvige milieujaarprogramma 2004 ter hand neemt, dan mag men wel besluiten dat het gemeentelijk milieu- en natuurbeleid goed op de sporen zit. Voor alle belangrijke milieuthema’s zijn initiatieven opgezet en ook concrete verwezenlijkingen geboekt.
−
Het opstellen van beleidsvisies (het structuurplan, energiebeleidsvisie, het meewerken aan het DuLo-waterplan) is ver gevorderd. Voor het deelbekken van de Melsterbeek is het planproces voor het DuLo-waterplan reeds afgerond op initiatief van de Interbestuurlijke samenwerking Land & Water. Sint-Truiden is hiermee een voorloper in Vlaanderen.
−
De stad Sint-Truiden heeft een ambitieus open ruimtebeleid op de sporen staan. De gebiedsgerichte en geïntegreerde uitwerking van het ruimtelijk beleid in Ruimtelijke Uitvoeringplannen voor de ‘groene waarden’ en de ‘beekvalleien’ onderstreept dit.
−
Het opstellen én het uitvoeren van beleidsvisies voor verschillende thema’s bleek te omvattend om volledig te realiseren in 3 jaar. In de uitvoering van de samenwerkingsovereenkomst 2002-2004 werden daarom niet alle acties, even prioritair uitgewerkt.
−
Het stellen van prioriteiten en het vertalen van algemene doelstelling naar haalbare acties blijft een jaarlijks terugkerende afweging.
−
De personeelsbezetting is vaak de doorslaggevende factor in die afweging.
−
Uitgaande van de uitwerking van de samenwerkingsovereenkomst op niveau 2 voor bijna alle clusters, kan het milieubeleid van Sint-Truiden ambitieus genoemd worden.
−
De uitvoering van dit ambitieuze milieubeleid is de afgelopen jaren dus stevig op de sporen gezet. Verdere integratie en afstemming op andere beleidsdomeinen en tussen de verschillende stedelijke actoren (de verschillende stadsdiensten, politiediensten, bestuurders) is de belangrijkste opgave voor de komende jaren. De uitbouw van een ambtelijk en bestuurlijk draagvlak voor het milieubeleid is een belangrijk knelpunt.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
−
16
De opmaak van dit milieubeleidsplan is een belangrijke nieuwe stap doordat in dit plan – meer dan het milieujaarprogramma - belang gehecht wordt aan de visie en de doelstellingen van het beleid voor een langere periode.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
6
17
Accenten voor het milieubeleid van de stad Sint-Truiden
Er bestaat een kader voor de opmaak van gemeentelijke Milieubeleidsplannen. Dit ‘model’ heeft geenszins de bedoeling de eigen creativiteit van de gemeenten te beknotten. Vele mogelijkheden staan open en het blijft de bedoeling de gemeenten een zo groot mogelijke vrijheid te geven bij het opstellen van hun gemeentelijk milieubeleidsplan. De stad kan dus eigen accenten leggen.
A.
Rol van de stad Sint-Truiden
Uitgaande van deze kerntaken inzake milieubeleid die het gemeentelijk bestuursniveau is toebedeeld, kan de rol die de stad Sint-Truiden in het Milieubeleid wenst te spelen als volgt worden samengevat: Ondersteunende rol De belangrijkste taak van de gemeenten in het globaal milieubeleid in Vlaanderen, is een taak van medebewind. De lokale besturen zijn door hun directe betrokkenheid en nabijheid het uitgelezen niveau om loketfuncties uit te oefenen. De stad neemt een ondersteunende rol op naar beleidsinitiatieven en acties van de Vlaamse overheid en de provincie. De stad wenst daarbij haar rol verder te zetten als bemiddelaar, doorgeefluik, loket, informatiepunt,… naar bevolking, doelgroepen, bedrijven, scholen,… De stad zal eigen initiatieven ontwikkelen passend binnen de doelstellingen van hogere overheden, aangepast aan de lokale specificiteit. De ondersteunende rol van de stad speelt ook, en steeds meer, in omgekeerde richting. De stad als leverancier van gegevens en terreinkennis, als een lokaal kenniscentrum, is noodzakelijk voor het uittekenen van een onderbouwd en gedragen beleid op provinciaal en gewestelijk niveau. Uitvoerende rol De taken van de gemeenten situeren zich vooral op het uitvoerende niveau. De lokale besturen staan het dichtst bij de concrete leefwereld van de mensen. De beoogde gedragverandering naar een meer duurzame omgang met leefomgeving zal zich daarin moeten doorzetten om tot echte ‘oplossingen’ te komen. In zijn uitvoerende rol zal de stad strategische doelstellingen moeten vertalen naar de praktijk. Het versterken van het beleidsinstrumentarium voor de uitwerking en uitvoering van het milieubeleid is daarbij noodzakelijk. Daarbij zullen ook afwegingen moeten gemaakt worden naar haalbaarheid en aanvaardbaarheid. Ook de afweging ten opzichte van andere maatschappelijke belangen dient daarbij in rekening te worden gebracht (wenselijkheid).
MENS EN RUIMTE
18
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Voorbeeldfunctie De stad ambieert een voortrekkersrol op het gebied van duurzame ontwikkeling, zowel binnen de eigen diensten en instellingen als naar buiten toe. Vanuit de ecologische pijler van duurzame ontwikkeling is interne milieuzorg een belangrijk aandachtspunt. Via een geïntegreerd en structureel overleg rond interne milieuzorg wordt gestreefd naar structurele veranderingen op het vlak van gedrag, productgebruik en inrichting. Op die manier wordt aan de verschillende componenten van de milieuproblematiek gewerkt.
B.
Inhoudelijke opbouw
Het Milieubeleidsplan bevat het stedelijk milieubeleid voor de periode 2005-2009. Er worden daarmee duidelijke keuzes gemaakt en prioriteiten gelegd op basis van: -
De bestaande en beschikbare informatie en kennis over de toestand op het terrein;
-
De beleidsopties genomen op hogere bestuursniveaus (doorwerking);
-
De mogelijkheden om concrete en haalbare doelstellingen en initiatieven met een hoog rendement te ontwikkelen binnen de gemeentelijke bevoegdheden (op basis van medebewind en subsidiariteit) en de organisatorische en financiële draagkracht;
-
De globale evaluatie van het bestaande milieubeleid (Milieujaarprogramma’s) en de daaruit volgende conclusie dat er nood is aan het verder werken aan en opvolgen van de prioriteiten waarrond in het verleden al beleidsopties werden genomen (vb.: betreffende afval, interne milieuzorg, betrokkenheid van de actoren,…) én dat er ook behoefte is aan een aantal vernieuwende pistes. Het MBP bevat daarom zowel een aantal meer ‘behoudende’ projecten, vooral gericht op het verderzetten van het lopend beleid, als een aantal ‘nieuwe’ projecten die inspelen op de nieuwe uitdagingen en behoeften.
Het MBP spiegelt zich aan de indeling in verticale en horizontale clusters3 die in de milieujaarprogramma’s wordt gehanteerd. Het thema ‘mobiliteit’ staat toe om de integratie met het mobiliteitsplan van Sint-Truiden te verduidelijken. De integratie met het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) is vervat in de clusters water, natuurlijke entiteiten en hinder. Het ruimtelijk ordeningbeleid gaat immers zelf uit van een sterke integrale en gebiedsgerichte benadering. Afvalpreventie & milieuverantwoord productgebruik
water
hinder
natuurlijke entiteiten
energie
mobiliteit
gebiedsgericht beleid doelgroepenbeleid instrumenten
3
cfr. de samenwerkingovereenkomst
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
C.
19
Werken met projecten
In het milieubeleidsplan wordt de nadruk gelegd op de doelstellingen en minder op individuele acties. Omwille van de leesbaarheid en werkbaarheid is het MBP Sint-Truiden opgebouwd rond ‘projecten’4. Deze benadering gaat uit van de wijze waarop problemen worden aangepakt binnen het betreffende beleidsniveau en dus niet van de manier waarop de problemen zich manifesteren. Deze benadering maakt een meer geïntegreerde aanpak mogelijk afgestemd op beleidsinstrumenten en doelgroepen. Deze projectbenadering heeft een meer integraal en strategisch karakter en draagt ook bij aan een grotere leesbaarheid en werkbaarheid. Het MBP Sint-Truiden hanteert clusteroverschrijdende projecten waarbinnen de doelstellingen, die vanuit de verschillende clusters gedefinieerd zijn, worden geïntegreerd. De projecten integreren de visie en doelstellingen van het thematisch milieubeleid (per cluster). Elk project vormt een strategische doelstelling die verder geconcretiseerd wordt in een aantal operationele doelstellingen, die dan weer teruggrijpen naar de clusterbenadering. Binnen de cluster worden een visie en operationele doelstellingen uitgewerkt die binnen de projecten gehergroepeerd worden. De projecten trachten zo uitdrukking te geven aan het integrale karakter van het milieubeleid, zonder de band met het thematisch beleid uit het oog te verliezen. Het voordeel van werken met projecten is dat ze ruim geformuleerd worden waardoor de gewenste verandering op een soepeler manier (minder op voorhand vastgelegd) bereikt kan worden. Het bereiken van de doelstellingen gebeurt bij projecten m.b.v. lopende, bijgestuurde of nieuwe beleidsinitiatieven die beheerd worden met de managementinstrumenten (vb: Milieujaarprogramma) waarover de stad beschikt. Het is niet nodig het bestaande beleid uitvoerig te beschrijven. Het werken met projecten leidt tot een bondiger, overzichtelijker, doelgerichter en duidelijker MBP. Elk project wordt bondig beschreven via een fichestructuur die bestaat uit de eigenlijke projectfiche, gevolgd door de operationele doelstellingenfiches waarin een actieprogramma is vervat. Binnen een project worden ook plandoelstellingen geformuleerd. Deze plandoelstellingen stellen de realisatie van bepaalde zaken tegen het einde van de planperiode voorop. De in te zetten middelen betreffen de werkingskosten en subsidiekredieten (excl. personeelskosten) van de gewone begroting.
4
in navolging van het PMBP Limburg
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
20
De projectfiches behandelen volgende onderdelen: Projectfiche
operationele doelstellingen
Projecttitel
operationele doelstelling
strategische doelstelling (visie)
plandoelstelling
plandoelstelling
deeltaken
gebiedsgerichte uitwerking
mogelijke acties
in te zetten middelen
mogelijke actoren en doelgroepen
Uit de lijst van mogelijk acties zal de stad jaarlijks een gemotiveerde keuze maken. Die keuzes, de verdere invulling, uitwerking en opvolging van de acties en eventuele bijsturing en actualisatie van het MBP zullen in het Milieujaarprogramma aan bod komen. Dat wordt daarmee versterkt als werk- en uitvoeringsinstrument. Het MBP zal daarom zowel een aantal meer ‘behoudende’ projecten, vooral gericht op het verderzetten van het lopend beleid, als een aantal ‘nieuwe’ projecten bevatten, die inspelen op de nieuwe uitdagingen en behoeften.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
7
21
Gemeentelijk Instrumentarium
Het milieubeleidsplan geeft het kader aan waarbinnen het instrumentarium van het milieubeleid gericht ingezet kan worden. In dit hoofdstuk worden de instrumenten op een rijtje gezet.
A.
Instrumenten in het gemeentelijk milieubeleid
I.
Milieujaarprogramma.
Het milieujaarprogramma geeft een overzicht van het gevoerde beleid en een schema van de vooropgestelde maatregelen en acties van het volgende jaar.
II.
Milieudienst
Vanaf januari 2003 werd een cel Leefmilieu opgericht. Het was de bedoeling de ambtenaren die betrokken zijn in het leefmilieu-gebeuren te centraliseren. Volgende ambtenaren maken actueel deel uit van deze milieucel: twee milieuambtenaren ; een groenambtenaar; een ambtenaar duurzaam beleid (duurzaamheidsambtenaar); een administratief medewerker. Door het groeperen van deze personen wordt enerzijds de dienstverlening naar de bevolking toe geoptimaliseerd, er is immers steeds permanentie. Anderzijds wordt de beschikbare informatie van deze diensten gecentraliseerd. De duurzaamheidsambtenaar dient dan ook in de eerste plaats in te staan voor de coördinatie van de uitvoering van de diverse clusters van de samenwerkingsovereenkomst. De duurzaamheidsambtenaar coördineert het ambtelijk overleg en tevens de opmaak en de uitvoering van het gemeentelijk milieujaarprogramma en milieubeleidsplan samen met de milieuambtenaar.
III.
Integratie op gemeentelijk vlak
Het ambtelijk overleg bestaat uit diensthoofden van alle diensten van de stad Sint-Truiden. Wekelijks komt dit overleg samen, met name na het schepencollege, om de besproken schepencollege-nota’s administratief af te handelen en indien nodig op elkaar af te stemmen. Op regelmatige tijdstippen en op vraag van het ambtelijk overleg informeert de duurzaamheidsambtenaar over de stand van zaken van de uitvoering van het milieujaarprogramma.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
22
Gezien de uitgebreide taken van het ambtelijk overleg is per cluster een werkgroep samengesteld. Tijdens werkvergaderingen met deze diensten wordt het beleid inzake milieu uitgestippeld en wordt de opmaak van het milieujaarprogramma uitvoerig besproken. Het ambtelijk overlegorgaan staat tevens in voor de coördinatie van de opmaak en de uitvoering van het milieubeleidsplan.
IV.
Interne milieuzorg
De stad Sint-Truiden heeft een milieuzorgsysteem voor de eigen diensten. De stad neemt daarmee zelf, ter ondersteuning van haar duurzaam beleid, een voortrekkersrol op. De voorbeeldfunctie van de stad in deze zin is erg belangrijk. IMZ wordt echter ook gekoppeld aan de uitvoering van verschillende clusters zoals energie, water, mobiliteit,… Het implementeren van duurzame handelingen op het niveau van alle diensten en bij het beheer van stedelijke eigendommen is de rode draad bij de realisatie van IMZ (zie project ‘Interne Milieuzorg’).
V.
Toezicht en handhaving
De stad Sint-Truiden beschikt over 3 personen met een Vlarem bekwaamheidsattest, die tevens door de gemeenteraad zijn aangesteld als toezichthoudende ambtenaren. Ondertussen zijn ook de twee politie-instructeurs die de opleiding inzake geluid hebben gevolgd ook geslaagd. Door de milieupolitie en milieuambtenaar worden controles uitgevoerd met in de meeste gevallen een aanmaning tot gevolg. Bij klachten wordt er eveneens een overleg georganiseerd met het betrokken bedrijf en de klagers (bemiddelingrol). Het verkrijgen van een gedragswijziging bij de doelgroepen die hinder veroorzaken is enkel mogelijk indien de gemeente haar bemiddelingsrol ten volle uitspeelt, in dialoog gaat en voldoende informatie verstrekt. Dit houdt in dat er getracht wordt in samenspraak met de betrokkenen tot een oplossing te komen, vooraleer tot sanctionering wordt overgegaan.
VI.
Inventarissen en MMIS
De stad houdt verschillende inventarissen bij (vergunningsaanvragen klasse 1 en 2, natuurmeldingen, gebruikte schoonmaakproducten, overzicht gebruik rattengif en bestrijdingsmiddelen) ter uitvoering en evaluatie van het bestaande milieubeleid. Van zodra MKROS effectief wordt opgestart (is nu enkel te bereiken in testversie), zullen de klachten die toekomen op de milieudienst op deze wijze geregistreerd worden. Bij de politie wordt nog onderhandeld om ook hun geregistreerde klachten in deze databank op te nemen. Blijkbaar mag de politie niet alle relevante gegevens vrijgeven. De gegevens inzake milieuvergunningen worden momenteel ingegeven in het Syrinx menu van CIPAL. De verbinding met eMIL is nog niet aan de orde. Riolim beheert het gemeentelijk rioleringsstelsel van de stad. Van zodra de rioleringsdatabank actief is, zullen in samenwerking met RioLim de beschikbare gegevens in deze databank ingegeven worden.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
23
VII. Milieubarometer Processen worden steeds meer gecontroleerd en gestuurd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van monitoren, barometer en indicatoren. Zo werd ook een milieubarometer ontwikkeld. Deze kan gebruikt worden om een ‘diagnose’ te stellen over de toestand van het milieu in een bepaald gebied. De milieubarometer is samengesteld uit een aantal omgevingsindicatoren die een beeld kunnen geven over de omgeving in een bepaalde gemeente. De milieubarometer kan ook gebruikt worden als terugkoppelingsinstrument naar het beleid in de gemeente. Hoe is de toestand van de omgeving na het gevoerde beleid? Waar moet nog opgetreden worden, welke maatregelen hadden een gunstig effect? De milieubarometer is een levend document dat ten alle tijde kan aangepast worden al naargelang de noden van het beleid. In dit milieubeleidsplan werden indicatoren van de milieubarometer opgenomen in de projectfiches.
B.
Samenwerken over de grenzen heen
I.
Samenwerkingsverbanden
De stad Sint-Truiden is via de intercommunale Intercompost cvba vertegenwoordigd in het provinciaal overlegplatform. Dit provinciaal overlegplatform is samengesteld uit vertegenwoordigers van de provincie, de Limburgse afvalintercommunales (Intercompost cvba, Regionale Milieuzorg, de Intergemeentelijke samenwerking voor Verwijdering en Verwerking van Vaste Afvalstoffen (IVVVA) en de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM). In dit overlegplatform worden gezamenlijke sensibiliserings- en informatiecampagnes uitgewerkt rond huishoudelijk afval met als doel de Limburger actiever te laten meewerken aan het beleid inzake voorkoming en selectieve inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Er bestaat tevens een Interbestuurlijke Samenwerking Land & Water in het kader van de opmaak van de DuLo-waterplannen. Sint-Truiden wenst haar duurzaam lokaal waterbeleid, zoals de samenwerkingsovereenkomst zegt, grensoverschrijdend aan te pakken. Via de Watering van Sint-Truiden werd overeengekomen om met de gemeenten Sint-Truiden, Gingelom, Nieuwerkerken, Geetbets en Herk-de-Stad een interbestuurlijke samenwerking op te starten. De interbestuurlijke samenwerking bestaat uit een stuurgroep (verschillende politieke mandatarissen van de deelnemende gemeenten) en een projectgroep (bevoegde ambtenaren van de Watering van Sint-Truiden en van de deelnemende gemeenten). Aan het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren wordt jaarlijks een bijdrage gegeven van ca. 0,25 EUR per inwoner. Voor elke euro werkingsbijdrage van de gemeenten genereert het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren 10,00 EUR Vlaamse en Europese middelen om te investeren in Haspengouw. Zij voeren hiermee concrete projecten uit en geven eveneens advies in bepaalde dossiers (zie cluster natuurlijke entiteiten).
MENS EN RUIMTE
24
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Tenslotte wonen de milieuambtenaar vergaderingen bij op regelmatige basis:
en/of
duurzaamheidsambtenaar
volgende
VVSG werkgroep afvalpreventie milieuoverleg Zuid Limburg en LIMO (Limburgs MilieuOverleg) LIDO (Limburgs DuurzaamheidsOverleg) Zuid- Limburg Overleg duurzaamheidsambtenaren bij Intercompost technisch overleg Intercompost
II.
MINA-werkers – invoegwerknemers
Er werd een aanvraag ingediend via de tewerkstellingsambtenaar van Sint-Truiden tot oprichting van een invoegafdeling. Er werden 3 MINA-werkers aangevraagd voor de cluster vaste stoffen en 2 voor de cluster natuurlijke entiteiten. De MINA-werkers vaste stoffen zouden ingezet worden in 3 gemeenten, met name Nieuwerkerken, Gingelom en Sint-Truiden. De MINA-werkers natuurlijke entiteiten zouden het grootste gedeelte van hun takenpakket uitvoeren op het grondgebied van Sint-Truiden en tevens op vraag van de andere twee gemeenten aldaar kunnen ingezet worden.
C.
Een draagvlak uitbouwen voor het milieubeleid
I.
Adviesraad voor milieu en natuur (STAL)
De statuten en het huishoudelijk reglement van de milieuraad werden aangepast aan de Samenwerkingsovereenkomst. Er bestaat een afsprakennota tussen gemeentebestuur en diverse adviesraden waaronder ook de milieuraad. De raad kan een beroep doen op de stad voor een vergaderlokaal en administratieve ondersteuning. De milieuambtenaar, tevens secretaris, vervult deze taak. Deze milieuraad is een belangrijke actor in het creëren van een draagvlak voor het gemeentelijk milieu- en natuurbeleid en in het stimuleren van het maatschappelijk debat met betrekking tot dit gemeentelijk milieu- en natuurbeleid. De adviesraad voor milieu en natuur zal om advies worden gevraagd over aangelegenheden die te maken hebben met het gemeentelijk en intergemeentelijk beleid inzake leefmilieu, natuur en duurzame ontwikkeling. Zo moet de stad de milieuraad om advies vragen bij het opstellen van het ontwerp van het milieubeleidsplan en het milieujaarprogramma. Daarnaast heeft de raad het recht om op eigen initiatief over alle beleidsdossiers, waarvan zij vindt dat er milieu- en/of natuurbelangen in het geding zijn, advies uit te brengen aan de gemeenteraad of het College van burgemeester en schepenen. Naast het verlenen van advies wenst de raad ook concrete acties te realiseren. Daarvoor zal in werkgroepen gewerkt worden rond bepaalde thema’s. Er werden drie werkgroepen opgericht binnen de raad, met name voor de cluster natuurlijke entiteiten, mobiliteit en water.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
II.
25
Sensibilisering van Burgers en Doelgroepen
De stad Sint-Truiden alleen kan de milieudoelstellingen niet bereiken, vandaar dat moet gewerkt worden aan de creatie van een breed draagvlak en vooral aan participatie in het milieubeleid. Een samenwerking met doelgroepen zoals huishoudens, onderwijs, KMO’s & zelfstandigen, verenigingen en gemeentepersoneel is dan onontbeerlijk. In het verleden werd er aan sensibilisering en informatie gedaan maar dit werd specifiek per cluster bekeken. Op die manier bereik je niet altijd die doelgroepen die nog niet overtuigd zijn. Er zal moeten gewerkt worden aan een duidelijke communicatiestrategie. Zo zal bijvoorbeeld de communicatiestrategie naar bedrijven toe geoptimaliseerd worden. Uit de eerste resultaten van een grootschalige enquête bij bedrijven in de verschillende Vlaamse gemeenten blijkt bijvoorbeeld dat heel wat ondernemingen vaak niet weten welke ondersteuning de gemeentediensten hen kunnen bieden. Verschillende bedrijven weten bv. niet of ze bij de milieuambtenaar van hun gemeente terecht kunnen voor informatie over de milieuvergunningsaanvraag. In Sint-Truiden blijkt dit niet echt een probleem te zijn. Er wordt dan ook reeds gericht gecommuniceerd (bijv. de afvalkalender die op adres aan de bedrijven wordt bezorgd, duidelijke informatie op de webstek,..). Bij de communicatie naar bedrijven toe zal er bijzondere aandacht besteed worden aan kleinere bedrijven die volgens het vermelde, grootschalig onderzoek in Vlaanderen, vaak het minst goed op de hoogte blijken te zijn. Daarnaast zal de bevolking geïnformeerd worden over de milieurisico’s van de bedrijven in de stad, alsook over de milieu-inspanningen die de bedrijven doen om de risico’s maximaal te beperken.
MENS EN RUIMTE
26
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
8
Thematisch beleid (clusters)
Dit kernhoofdstuk van het milieubeleidsplan brengt voor elk van de milieuthema’s de kenmerken van de huidige situatie en van het beleid terzake in beeld, er worden knelpunten en mogelijkheden besproken en de doelstellingen en mogelijke acties van het beleid worden opgegeven. Dit gebeurt volgens een vast stramien en wel als volgt: Themabeschrijving: toelichting van de onderwerpen die onder dit thema thuishoren; compacte beschrijving van het beleidskader De milieutoestand en het beleid vandaag: compacte situering van de huidige situatie; evaluatie van het beleid dat vandaag gevoerd wordt; eventueel de relatie tot, en integratie in het RO-beleid Visie en beleidsopties voor de planperiode In dit thematisch luik worden de visie en de doelstellingen beknopt aangekondigd. In het volgende hoofdstuk worden de thematische doelstellingen gekaderd binnen een aantal strategische milieuprojecten waarin ook de uitwerking van het thematisch beleid gebeurt naar deeltaken, acties, betrokken actoren, etc. Het thematisch luik behandelt volgende themata, uitgaande van de clusters die in het Milieujaarprogramma worden gehanteerd. -
Afvalpreventie en Milieuverantwoord productgebruik
-
Water
-
Natuurlijke entiteiten
-
Hinder
-
Energiezorg
-
Mobiliteit
Dit hoofdstuk vormt de schakel tussen het bestaande milieubeleid, uitgaande van de clusters die in de Samenwerkingovereenkomst worden gehanteerd, en het beleid dat in dit MBP wordt uitgewerkt, uitgaande van projecten.
MENS EN RUIMTE
27
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Afvalstoffen
A.
Themabeschrijving
Een afvalstof wordt gedefinieerd als 'elke stof of elk voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen'. Ondanks grote inspanningen de afgelopen jaren blijven afvalstoffen een probleem vormen waaraan een oplossing dient geboden te worden. De ontwikkeling van onze (consumptie)maatschappij blijft grote hoeveelheden afvalstoffen met zich meebrengen. Daarenboven zijn de vrijkomende afvalstoffen zeer divers (zowel in hoeveelheid, samenstelling als graad van gevaarlijkheid) waardoor de afvalproblematiek dan ook een complex gegeven vormt. De (milieu)problemen die deze afvalproductie met zich meebrengen situeren zich op het vlak van het ontstaan van emissies naar de drie compartimenten bodem, water en lucht, het verloren gaan van grondstoffen en energie, het ruimtebeslag (opslag, transport en verwerking) en de kosten die met een zorgvuldig beheer gepaard gaan. De oplossingen die aan de genoemde problemen moeten gegeven worden zullen dan ook gezocht moeten worden in het zoveel mogelijk voorkómen van afval en het zo milieuvriendelijk mogelijk beheren en verwerken van afvalstoffen. De maatregelen en instrumenten moeten het afvalbeleid sturen in de richting van afvalpreventie, hergebruik en recuperatie. De rode draad in het huidige (Vlaamse) afvalbeleid is de zogenaamde ‘Ladder van Lansink’ waarbij de aanpak van de afvalproblematiek trapsgewijs behandeld wordt. De volgende strategie wordt hierbij gehanteerd: -
voorkómen van afvalstoffen zowel van de hoeveelheid als van de schadelijkheid ervan is prioriteit nummer 1. Voorkomen is beter dan verwerken (kwantitatieve preventie). Ook het terugdringen van het gebruik van producten die eenmaal in de afvalfase schadelijk zijn, is voorkomen van afvalstoffen (kwalitatieve preventie).
-
wordt er toch afval geproduceerd dan moeten volgende technieken achtereenvolgens worden onderzocht en zo mogelijk worden toegepast: hergebruik, recuperatie en recyclage van afvalstoffen;
-
op de derde plaats komt het verbranden met energierecuperatie onder strenge milieuhygiënische voorwaarden;
-
en ten slotte als laatste toevlucht het storten onder strenge milieuhygiënische voorwaarden van de restfractie of anders gezegd van die afvalstoffen die niet kunnen worden voorkomen, hergebruikt, gerecycleerd of verbrand.
Het afvalstoffendecreet vormt de wettelijke afvalstoffenbeleid binnen het Vlaamse gewest.
basis
voor
het
realiseren
van
het
MENS EN RUIMTE
28
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
B.
Afvalstoffen vandaag
I.
Afvalpreventie
Het beleid van de stad Sint-Truiden is gestoeld op het voorkomingsprincipe. Het principe ‘de vervuiler betaalt’ zal hiertoe moeten bijdragen. Inzake de restfractie scoort Sint-Truiden reeds zeer goed. Middels een gewijzigd afvalbeleid waarin het principe dat ‘de vervuiler betaalt’ gehuldigd wordt en sociale correcties niet meer doorgevoerd worden op het niveau van de huisvuilbelasting wenst de stad hier nog meer werk van te maken5. In het kader van het afvalbeleid wordt de stad Sint-Truiden vertegenwoordigd door de Intercommunale Intercompost in het provinciaal overlegplatform. De stad verzorgt zelf de ophaling van glas, snoeihout, restafval en grofvuil. Voor de ophaling van het GFT-afval is er een overeenkomst tussen het opdrachtgevend bestuur Intercompost (gedelegeerd door de stad Sint-Truiden) en Sita. Voor papier en karton en voor PMD is dit eveneens het geval, maar dan wel in het kader van een geïntensifieerd project FOST Plus). Met de invoering van het Diftar-systeem in 2003 voert Sint Truiden een afvalbeleid toegespitst op afvalpreventie volgens het principe ‘de vervuiler betaalt’. Inmiddels werd ook de samenwerkingsovereenkomst ‘milieu als opstap naar duurzame ontwikkeling’ ondertekend op het tweede ambitieniveau, waardoor de stad Sint Truiden zich engageert om een verregaand preventiegericht beleid te voeren inzake afval. Het afvalbeleid stelt de volgende doelstellingen inzake afval voorop : De hoeveelheid afval continu proberen te verminderen door sensibiliseringscampagnes en –acties Het afval zo selectief mogelijk sensibiliseringsampagnes en –acties
aanbieden
aan
verwerkingsfirma’s
door
Figuur: evolutie afvalcijfers Sint-Truiden huishoudelijke afvalstoffen in Sint Truiden: evolutie 2000-2003 580 480
473
509 495
448
440
310
311
kg/inwoner
380 334 280 180 139
139
180 150 138
3,6
3,5
23 7 2,9
152 128 123
80 -20
2000
2001
jaar
2002
22 7 3,8 2003
totale hoeveelheid huishoudelijk afval in kg per inwoner hoeveelheid restafval in kg per inwoner hoeveelheid selectief ingezameld afval in kg per inwoner hoeveelheid per inwoner in hergebruik gebrachte goederen in kg hoeveelheid ingezameld GFT, groenafval en snoeihout in kg per inwoner hoeveelheid ingezameld GFT in kg per inwoner hoeveelheid ingezameld groenafval in kg per inwoner hoeveelheid ingezameld snoeihout in kg per inwoner
Er bestaat wel een geldelijke tussenkomst voor incontinenten, stomapatiënten en voor kinderen onder de 3 jaar; weduwnaars en weduwen, de invaliden, de gepensioneerden en de wezen (WIGW) genieten een vermindering van 25 EUR op de huisvuilbelasting. 5
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
29
Wanneer we de evolutie bekijken van de hoeveelheid selectief ingezameld afval, nietselectief ingezameld afval en de totale hoeveelheid afval tussen 2000 en 2003, dan kunnen we volgende zaken constateren. In 2002 en in 2003 werd de doelstelling in het kader van de samenwerkingsovereenkomst van 150 kg restafval/ inwoner gehaald. In 2002 werd een waarde van 138 kg/ inwoner gehaald en in 2003 werd nog beter gedaan met een waarde van 128 kg restafval/ inwoner. Dit zijn relatief goede waarden wanneer men vergelijkt met andere centrumsteden. Anderzijds is Sint-Truiden over het algemeen een plattelandsgemeente waar nog veel aan thuisverbranding wordt gedaan en die eveneens veelvuldig geconfronteerd wordt met sluikstorten en zwerfvuil. De totale afvalberg daalt voor het tweede jaar op rij. In 2003 werd per inwoner 440 kg huisvuil ingezameld. Dit is 8 kg minder dan in 2002. Er is geen vermindering in de hoeveelheid selectief ingezamelde fracties waar te nemen. De totale hoeveelheid ingezameld GFT-afval is in 2003 gedaald ten opzichte van het vorige jaar. Er werd 123 kg per inwoner ingezameld. Dit is 27 kg per persoon minder dan in 2002. De hoeveelheden voor snoeiafval en gras en bladafval blijven evenwel gelijk. De hoeveelheid ingezamelde herbruikbare goederen is sinds 2002 opnieuw gestegen. In 2002 daalde de hoeveelheid in hergebruik gebrachte goederen nog tot 2,9 kg per inwoner en steeg vervolgens in 2003 terug tot 3,8 kg. Het jaar 2003 blijft echter wel status quo in vergelijking met de jaren 2000 en 2001. De stad Sint-Truiden wil in deze cluster verdergaan met het voeren van een ambitieus afvalbeleid gericht op preventie. Om dit te verwezenlijken dienen de inwoners meer te betalen voor de verschillende fracties en worden de sociale correcties niet meer doorgevoerd. Een toename van het probleem van sluikstorten, zwerfvuil en verbranden van afval is hier mogelijk een reactie op, ook al werd de gestegen kostprijs enigszins gecompenseerd door een lagere vaste huisvuilbelasting. Sluikstorten en zwerfvuil kunnen ook te wijten zijn aan een zekere laksheid van de bevolking. Een fractie die vaak teruggevonden wordt, kan immers gratis gestort worden op het containerpark. Dit maakt een doorgedreven sensibilisering van de burger noodzakelijk teneinde een mentaliteitswijziging te bewerkstelligen. De stad voert een aantal acties om het zwerfvuil aan te pakken. Zo zorgt Sint-Truiden voor materiële ondersteuning bij de zwerfvuilactie. De adviesraad voor milieu en natuur werkt hier eveneens aan mee. Daarnaast zorgt de milieudienst voor de coördinatie van het “ jongeren partnership” : dit project houdt in dat er gedurende zes maanden per jaar door jobstudenten zwerfvuil wordt opgeruimd. Overige acties in het kader van het aanpakken van het zwerfvuil zijn de borden ”Sint-Truiden zwerfvuilvrij” in de stad, de verplaatsbare sensibiliserende borden bij openbare vuilnisbakken. Verder wil de stad eveneens een doorgedreven selectieve inzameling bekomen. Op langere termijn wil de stad een doorgedreven diftar-systeem invoeren. Hierbij gebeurt de ophaling computergestuurd met een weegsysteem. Verschillende factoren beïnvloeden de haalbaarheid hiervan, zodat de concrete verwezenlijking nog niet voor morgen is. De gemeente is van mening dat op lange termijn het diftar-systeem een stimulans is voor de niet-vervuiler. Nu kunnen de inwoners reeds hun GFT-container omruilen voor een compostvat. Het systeem van groot huisvuil op afroep is nog niet goed bekend bij de bevolking. Alle noodzakelijke informatie hierover kan men terugvinden in het infoblad en de website van de stad. De vraag naar ophaling is sterk gedaald gekoppeld aan een stijging van de inzameling in het containerpark. De inwoners brengen meestal zelf hun groot huisvuil naar het containerpark en/of het KLC. De stad kan op het vlak van het restafval resultaten voorleggen onder de doelstelling in het kader van de samenwerkingsovereenkomst, nl. 150 kg restafval/inwoner. Dit reflecteert de
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
30
inspanning die de stad reeds levert inzake afvalpreventie. Het verder terugdringen van deze hoeveelheid zal moeilijk zijn. De afvalfractie die in Sint-Truiden wel extra aandacht verdient, is de PMD-fractie. De stad is van mening dat maatregelen op het niveau van de producenten nodig zijn om deze fractie gevoelig terug te dringen. Deze vaststelling sluit een selectieve inzameling van PMD uiteraard niet uit. Jaarlijks gebeuren er ook gerichte controles op de grijze afvalzak: 2 maal per jaar worden er een 20 tal steekproeven gedaan waarbij de restafvalfractie wordt gecontroleerd op het aandeel herbruikbare fractie. De resultaten hiervan worden teruggekoppeld naar de bevolking. Dit wil zeggen dat de eigenaar van de afvalzak persoonlijk wordt aangeschreven en de resultaten worden gepubliceerd in het stedelijk infoblad. Rond de werking van het containerpark heerst een algemene tevredenheid. Zeker de ruime openingstijden worden als positief ervaren. Er blijkt wel een duidelijk verschil te zijn tussen landelijke delen en de stadsdelen. In de landelijke delen blijkt een zeker percentage het containerpark nog niet gevonden te hebben. Gerichte sensibilisering zou hier verbetering in kunnen brengen. Ook KMO’s en zelfstandigen kunnen hun afval kwijt op het containerpark, voor zover het met huishoudelijk afval vergelijkbaar is. De verdere optimalisatie van de selectieve ophaling van afvalstoffen heeft niet alleen betrekking op de afvalproductie van huishoudens en bedrijven, maar heeft ook betrekking op de afvalstromen geproduceerd door de eigen diensten. Wat de inzameling van het eigen bedrijfsafval betreft, is de stad gebonden aan de bepalingen uit het VLAREA (art.5.2.2.1.). Ten minste volgende bedrijfsafvalstoffen moeten gescheiden worden aangeboden en afzonderlijk worden gehouden bij de ophaling of inzameling. −
− − − − − − − − − − − −
klein gevaarlijk afval van vergelijkbare bedrijfsmatige oorsprong; glasafval; papier- en kartonafvalstoffen; afval van plantaardige en dierlijke oliën en vetten; groenafval; textielafval; afgedankte elektrische en elektronische apparatuur; afvalbanden; steenachtige fracties van bouw- en sloopafval; afgewerkte olie; gevaarlijke afvalstoffen; asbestcementhoudende afvalstoffen; afgedankte apparatuur en recipiënten die ozonafbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen bevatten.
Ook onderstaande afvalstoffen dienen gescheiden te worden aangeboden en afzonderlijk gehouden te worden bij de ophaling of inzameling, of dienen naderhand uitgesorteerd te worden (onder voorbehoud van bepalingen in onderafdeling II): − −
houtafvalstoffen; metaalafvalstoffen.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
II.
31
Organische fractie
De stad heeft een compostmeesterwerking uitgebouwd. Maandelijks verschijnen er artikels over de compostmeesterwerking in het infoblad. Desondanks blijft de respons van de inwoners relatief laag. Een verdere uitdieping van de compostmeesterwerking zal de stad hierin geen soelaas brengen. De stad wil zich wel meer richten tot het onderwijs. Nu bezoeken de scholen alleen nog maar het containerpark waarbij de leerlingen uitleg krijgen over compostering. De Sint-Truidense v.z.w. WIRIC werkt momenteel aan een evaluatie van het wijkcomposteringspark. In samenwerking met de Intercommunale Intercompost werd wel de idee gelanceerd een demopark op te richten waar ecologisch tuinieren en bijgevolg ook composteren centraal zal staan. Intercompost heeft hiervoor subsidies bekomen van OVAM, zodat het project kan doorgaan.
III.
Sensibilisering
Het MOS-project afvalpreventie op school is een initiatief van de provincie. Bij de lancering zijn slechts 3 scholen ingestapt. Deze lage participatiegraad is vooral te wijten aan de hoge eisen die het project aan de scholen stelt. Ondanks een aanpassing van de stad naar een meer ‘kant en klaar’ project (infopakket van de provincie rond afvalpreventie), met daarbovenop een financiële tegemoetkoming, blijft de respons van de scholen bescheiden. Het project zou te veel inspanning vergen van de scholen. De scholen hebben meestal te weinig tijd om dit in hun lessenpakket uit te werken. Buiten de compostmeesterwerking lopen er geen actieve sensibiliseringscampagnes. Wel loopt er op initiatief van de provincie in samenwerking met de 3 afvalintercommunales de campagne ‘Limburg tegen afval’. De stad heeft hierin echter weinig inspraak en er is weinig terugkoppeling van het overleg dat hierover plaatsvindt. Inzake milieuverantwoord productgebruik wordt het sensibiliseren van de eigen diensten als prioriteit gezien. De algemeen sensibiliseringsacties naar de bevolking worden vandaag niet geëvalueerd. Algemene kan gesteld worden dat de voorbeeldfunctie van de stad vandaag te weinig uitgedragen wordt naar de bevolking toe.
C.
Visie en doelstellingen
De Stad Sint-Truiden wil ook in de volgende planperiode verdergaan met het voeren van een ambitieus afvalbeleid gericht op preventie. De Stad streeft daarmee de verdere implementatie, evaluatie en optimalisering van het afvalbeleid na binnen het intercommunaal samenwerkingverband. Dit streven zal slechts werkelijkheid worden als er ook vanuit duidelijk uitgezette doelstellingen aan gewerkt wordt: -
Optimalisering van de selectieve ophaling van afvalstoffen (D project ‘afval voorkomen’)
-
Afvalpreventie belonen door verdere implementatie van het principe ‘de vervuiler betaalt’ (D project ‘afval voorkomen’)
-
Illegaal ontwijkgedrag (sluikstorten en sluikstoken) sanctioneren (D project ‘hinder aanpakken’)
-
Stimuleren van afvalbewust en afvalpreventief gedrag (D project ‘afval voorkomen’, project ‘duurzame levensstijlen’, project ‘jongeren en milieu: investeren in de toekomst’)
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
-
32
Uitbouwen van de voorbeeldfunctie van de stad inzake afvalpreventie (D project ‘interne milieuzorg’)
Deze operationele doelstellingen worden uitgewerkt binnen de verschillende strategische milieuprojecten. Hiermee wordt het actuele afvalstoffenbeleid op Vlaams niveau ingeschreven in het lokale beleid van de stad. De deeltaken en de uitwerking naar concrete acties van de doelstellingen wordt binnen de projectfiches uiteengezet.
MENS EN RUIMTE
33
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Milieuverantwoord productgebruik
A.
Themabeschrijving
Milieuverantwoord productgebruik kadert in het algemeen streven naar afvalvoorkoming door een brongerichte aanpak, waarbij de focus wordt gelegd op producten en hun gebruik. De bedoeling is door bewustwording en gedragwijziging de afzetmarkt voor milieuverantwoorde producten te vergroten en het milieubewust gebruik van producten te stimuleren. Beleidsinstrumenten zijn: -
het gebruik van milieucriteria in het aankoopbeleid van de stad (duurzame producten, herbruikbare of secundaire (gerecycleerde) producten;
-
sensibiliseren (bewustwording en gedragsverandering) van de eigen diensten in milieubewust productgebruik (o.a.levensduurverlenging);
-
sensibiliseren (bewustwording en gedragsverandering) van de bevolking in verband met het aankoopgedrag (stimuleren eco-consumptie, afvalbewust consumeren) en het milieubewust gebruik van producten.
B.
Milieuverantwoord productgebruik vandaag
De stad streeft naar een milieuverantwoord productgebruik binnen haar eigen diensten. De keuze van verantwoorde producten en een correct gebruik ervan (juiste toepassing en dosering) staat daarbij centraal.
I.
Interne milieuzorg
Door de realisatie van een intern milieuzorgsysteem streeft Sint-Truiden naar de implementatie van duurzame handelingen op het niveau van alle diensten en bij het beheer van stedelijke eigendommen. Interne milieuzorg heeft als doel de milieubelasting door de eigen diensten te beperken én het sensibiliseren van de bevolking door het uitspelen van de goede voorbeeldfunctie van de stad. Met deze voortrekkersrol tracht de stad het duurzaam beleid dat zij wil voeren te ondersteunen. In deze zin wordt het aankoopbeleid en de werkingsprocedures binnen de eigen diensten op een milieuverantwoorde manier georganiseerd. Tot hiertoe werden in het aankoopbeleid nog geen milieucriteria opgenomen. Voor het kantoormateriaal werd wel een inventaris opgesteld van de aankopen van voorgaande ja(a)r(en) en een prijsvergelijking gemaakt met milieuvriendelijke alternatieven. Momenteel wordt dit ook nog uitgevoerd voor schoonmaakmiddelen. Op basis hiervan zal dan een milieuvriendelijk aankoopsysteem ontwikkeld worden. Om een zo groot mogelijk draagvlak te creëren bij het personeel zal eveneens de nodige aandacht geschonken worden aan sensibilisering alsook aan opleiding (zuinig gebruik van reinigingsmiddelen) van het personeel.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
34
In het kader van afvalpreventie en selectieve inzameling voert de stad binnen haar eigen diensten volgende acties: → herbruikbare bekers en bestek → producten eerlijke handel → producten die weinig verpakkingsafval met zich meebrengen (glazen verpakkingen, grote volumes,…) → promoten voedselteam → recto verso kopiëren → kladblokken van foutieve afdrukken van printers/kopiemachines → versturen interne nota’s en info via mail Er is een intern milieuzorgsysteem voor het stadswerkhuis uitgewerkt, alsook een kader (moet nog uitgewerkt worden) voor de andere diensten.6 De aankoopdienst is momenteel niet gecentraliseerd. Zo worden schoonmaakmiddelen en kantoormiddelen door het economaat van de financiële dienst aangekocht, terwijl de bestrijdingsmiddelen dan weer door de groendienst zelf worden aangekocht. Op termijn zou de stad de aankoop van deze producten die nu dus nog door verschillende personen gebeurd willen centraliseren. Gekoppeld aan de opname van milieucriteria voor de aankoop van producten zal een zeer uitvoerige sensibilisering moeten gebeuren. Prioriteit is de creatie van een draagvlak bij de eigen diensten. Bij verbouwingswerken uitgevoerd door de stad wordt waar mogelijk gebruik gemaakt van FSC-hout. In haar bestekken legt de stad op om het behandelen van FSC-hout met chemische verduurzamingsmiddelen te vermijden. Door de eigen diensten wordt er ook steeds gebruik gemaakt van Vlaco Compost en hakselhout. Bij werken waar puin nodig is, wordt dan weer gebruik gemaakt van COPRO-puin (herinrichting stadspark en project Bermenstraat-Molderstraat). Wat verf betreft zal de stad waar mogelijk gebruik maken van natuurverven. In toepassingen waar dit niet mogelijk is opteert zij voor watergedragen verven, vervolgens zal gekozen worden voor high-solids en pas in laatste instantie voor solventrijke verven. De stad zal in het kader van haar voorbeeldfunctie wanneer zij in projecten met natuurverf heeft gewerkt, hieraan de nodige publiciteit geven via de gemeentelijke infokanalen. Om het gebruik van solventhoudende stoffen binnen de stad te beperken (white spirit, thinners, lijmen, verven en vernissen, solventhoudende kuis- en reinigingsproducten, enz.) stelt het Vlaams Gewest voor een oplosmiddelboekhouding op te stellen. Voor de stad is dit echter geen prioriteit.
II.
Pesticidenreductie
In het kader van het decreet houdende vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest (BS 31.1.2002) heeft de stad gekozen voor een stapsgewijze afbouw van het bestrijdingsmiddelengebruik door de eigen diensten en op gemeentelijke eigendommen. Hiervoor moet zij in de periode 20042014 een pesticidenreductieprogramma bestaande uit drie actieprogramma's opmaken en indienen.
6
In het kader van een stage-opdracht
MENS EN RUIMTE
35
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
De implementatie van het pesticidenreductieprogramma zal effecten hebben op de personeelsbezetting en financiële middelen van de groendienst en vraagt zeker een inspanning op het vlak van sensibilisering en motivering van de betrokkenen. Op het vlak van sensibilisatie van de burgers loopt in Sint-Truiden o.m. het DULOMI-project ‘Burgers beheren openbaar groen als ecologische moestuin’: met buurtbewoners in de regio Zepperen wordt een moestuin opgestart, waarin zij een perceel krijgen om ecologisch te tuinieren (meer natuur en zonder bestrijdingsmiddelen). Er zal ook composteergelegenheid worden voorzien en de deelnemers krijgen een opleiding.
C.
Visie en doelstellingen
Het streefdoel blijft door bewustwording en gedragwijziging de afzetmarkt voor milieuverantwoorde producten te vergroten en het milieubewust gebruik van producten te stimuleren zowel bij de eigen diensten als bij de bredere bevolking. Het streven naar een milieuverantwoord productgebruik binnen de stedelijke diensten heeft als doel de milieubelasting door de eigen diensten te beperken én het sensibiliseren van de bevolking door het uitspelen van de goede voorbeeldfunctie van de stad. De keuze van milieuverantwoorde producten en een correct gebruik ervan (juiste toepassing en dosering) staat daarbij centraal. Volgende operationele doelstellingen worden vanuit dit streven geformuleerd: -
Verdere integratie van milieucriteria in het aankoop- en aanbestedingsbeleid van de stad (D project ‘Interne Milieuzorg’)
-
Bewerkstelligen van bewustwording en gedragsverandering bij de eigen diensten ten aanzien van milieubewust productgebruik door registratie, evaluatie en controle. (D project ‘Interne Milieuzorg’)
-
Bewerkstelligen van bewustwording en gedragsverandering ten aanzien van milieubewust productgebruik bij specifieke doelgroepen (D project ‘duurzame levensstijlen’, project ‘jongeren en milieu: investeren in de toekomst’)
Deze operationele doelstellingen passen binnen verschillende strategische milieuprojecten. De deeltaken en de uitwerking naar concrete acties van deze doelstellingen worden binnen de projectfiches uiteengezet.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
36
Water
A.
Themabeschrijving
De cluster water omvat alle aspecten die te maken hebben met het watersysteem. Dat gaat van oppervlaktewater, grondwater, waterbodems tot het verzorgen van de oevers. Ook de waterketen (watergebruik en waterzuivering) speelt een belangrijke rol. Een watersysteem beperkt zich niet tot een waterloop, maar wordt gedefinieerd als een samenhangend en functioneel geheel van oppervlaktewater, grondwater, waterbodems en oevers, met inbegrip van de daarin voorkomende levensgemeenschappen en alle bijbehorende fysische, chemische en biologische processen en de daarbij behorende technische infrastructuur. Integraal waterbeheer komt dus niet enkel aan bod in het openruimtebeleid, maar ook in het beleid t.a.v. de bebouwde ruimte (infiltratiemogelijkheden van de bodem, buffering in riolering en groendaken, …). De laatste decennia groeide het besef dat waterlopen veel meer zijn dan afvoerkanalen voor (afval)water. De vraag naar een meer integrale beheersaanpak, waarbij ook andere functies dan waterafvoer de nodige aandacht krijgen wordt steeds nadrukkelijker gesteld. Bovendien nemen verschillende waterbeheerders en actoren diverse initiatieven gerelateerd met waterbeheer. Om de noden en de daaraan gekoppelde acties op elkaar af te stemmen, is een planmatige aanpak vereist. Hierbij is het plan echter geen doel op zich, maar wel het opstarten van het proces van overleg tussen alle actoren. Dit proces moet uiteindelijk uitmonden in een aantal gedragen acties. De Europese Kaderrichtlijn water, in december 2000 goedgekeurd, legt de nadruk op het planmatig aanpakken van het waterbeheer. De aanpassing van het subsidiebesluit van het Vlaams Gewest voor de Polders en Wateringen sluit hierbij aan. Het Decreet Integraal Waterbeleid van 18 juli 2003 zet de Europese kaderrichtlijn Water om in Vlaamse wetgeving en vormt de basis voor de manier waarop Vlaanderen in de toekomst met water zal omgaan. Het legt de doelstellingen en beginselen van integraal waterbeleid vast en roept een aantal nieuwe instrumenten, waaronder de watertoets, in het leven. Het bepaalt hoe de watersystemen ingedeeld worden in stroomgebieden en stroomgebiedsdistricten, bekkens en deelbekkens. Het schrijft voor hoe de overlegstructuren er moeten uitzien, hoe de waterplanning moet voorbereid en opgevolgd worden en hoe de bevolking hierin inspraak hoort te krijgen. Deze ‘waterbeleidsplannen’ dienen opgemaakt te worden volgens de “grenzen” van de bekkens en deelbekkens, niet volgens administratieve grenzen. Daarom is overleg en samenwerking met buurgemeenten noodzakelijk. Een stad of gemeente kan niet alleen voor haar grondgebied een plan opstellen maar moet verschillende plannen opstellen (die uiteraard heel gelijkend zijn) voor de verschillende deelbekkens die op het grondgebied aanwezig zijn. Om die redenen heeft de provincie het initiatief gekregen om de coördinatie tussen de gemeenten te leiden en het eigenlijke rapport per deelbekken van het DuLowaterplan te schrijven. De taak van de gemeente bestaat erin om de provincie de nodige informatie aan te geven en om samen met de andere gemeenten over de inhoud van het plan te overleggen in het bestuur van het deelbekken dat in het kader van het DuLo-waterplan is opgericht. Sint-Truiden maakt deel uit van het bekken van de Demer op Vlaams niveau: Dit bekken is ingedeeld in deelbekkens waarvoor DuLo-waterplannen worden opgemaakt. Sint-Truiden valt in 4 deelbekkens: Melsterbeek (09_12), de Herk (09_11), de Beneden Gete (09_6) en de Kleine Gete (09_5). Voor het deelbekken van de Melsterbeek is het planproces voor het
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
37
DuLo-waterplan reeds afgerond op initiatief van de Interbestuurlijke samenwerking Land & Water. De opmaak van DuLo-waterplannen voor de twee andere deelbekkens wordt gecoördineerd door de provinciale overheid. De planprocessen werden in 2004 opgestart.
B.
Water vandaag
I.
Waterkwaliteit
Essentieel in het waterbeleid is de zuivering van afvalwater. Het functioneren van een waterecosysteem is afhankelijk van de zuiverheid van het water. In het GRS wordt waterverontreiniging expliciet als belangrijk zwak punt beschouwd dat in de toekomst verbeterd worden. De sanering en optimalisering van het rioleringen afvalwaterzuiveringssysteem is een gemeenschappelijke taak van Aquafin, VMM, rioolbeheerder en de gemeente. Via de amendementen bij het programmadecreet van 24 december 2004 houdende de bepalingen bij de begroting van de Vlaamse regering worden de drinkwatermaatschappijen verantwoordelijk gesteld voor de sanering van het door hen geleverde water. In Sint-Truiden gaat het om de drinkwatermaatschappij INTERAQUA. Ook de burger draagt een verantwoordelijkheid inzake de sanering van zijn afvalwater door de aanleg van een IBA in de gebieden zonder centrale zuivering. In dit verband worden de opmaak van zoneringsplannen en het uitwerken van een IBAbeleid in het DuLo-plan voor de Melsterbeek hoog op de agenda geplaatst. Tegen eind 2005 zullen alle Vlaamse gemeenten over een voorontwerp van zoneringsplan beschikken. Het voorontwerp van zoneringsplan dat aan de stad zal overgemaakt worden, is een voorstel aan de stad, de definitieve indeling in zones zal door de stad zelf moeten gebeuren. De milieudienst evalueert systematisch de meetgegevens van de VMM betreffende de waterkwaliteit. Voor verschillende kleinere gehuchten en kernen (Metsteren, delen van Zepperen, Vrijheers , Kerkom) dringt de gemeente er bij de bevoegde instantie Aquafin op aan KWZI’s aan te leggen waar de riolering van groepen van woningen naatoe kan leiden. De stad kan een subsidie aanvragen voor de aanleg van KWZI’s.
II.
DuLo-Waterplannen
Samen met de provincie en andere gemeenten van de verschillende deelbekkens is gestart om de visie in DuLo-waterplannen neer te schrijven. Doel is te komen tot een waterbeleid dat de principes van het integraal waterbeleid volgt. De huidige ‘code van goede praktijk voor DuLo-waterplannen’ beschrijft een aantal krachtlijnen, “watersporen” , die leiden in de richting van een duurzaam lokaal waterbeleid. Deze sporen worden hieronder kort toegelicht: Spoor 1: Maximale retentie (infiltratie, berging en vertraagde afvoer) van hemelwater aan de bron Zo min mogelijk hemelwater wordt versneld afgevoerd naar de waterloop. Het hemelwater wordt zo veel mogelijk aan de bron opgevangen en gebruikt (zie ook spoor 7), geïnfiltreerd en zo nodig vertraagd afgevoerd, gescheiden van het rioleringsstelsel. Dit alles om piekafvoeren te voorkomen in de strijd tegen wateroverlast en erosie, infiltratie te bevorderen
MENS EN RUIMTE
38
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
in de strijd tegen verdroging, en verdunning van het afvalwater of het in werking treden van riooloverstorten tegen te gaan in de strijd tegen waterverontreiniging. Spoor 2: Sanering afvalwaterlozingen Afgezonderde (groepen van) afvalwaterlozingen die buiten het bestaande riolerings- en zuiveringsnetwerk vallen, saneren, hetzij door een bestaande rioolwaterzuiveringsinstallatie na aansluiting op het bestaande netwerk, hetzij door zuivering in een kleinschalige waterzuiveringsinstallatie na aansluiting op een gemeenschappelijk lokaal rioleringsstelsel, hetzij door een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie. Spoor 3: Bewaking zuiveringsinfrastructuur
en
verbetering
van
de
kwaliteit
van
de
riolerings-
en
De rioleringsinfrastructuur wordt op dergelijke manier onderhouden, verbeterd en uitgebouwd dat hydraulische overbelasting en biologische onderbelasting van het rioleringsstelsel en de zuiveringsinfrastructuur zoveel mogelijk wordt tegengegaan. Het gaat hierbij om de uitbouw van het gescheiden rioleringsstelsel, het afkoppelen van parasitaire debieten (vb.grachten aangesloten op riolering), maximale aansluiting van afvalwater (droogweerafvoer) particulieren, enz. Spoor 4: Voorkomen en beperken van diffuse verontreiniging Er wordt gestreefd naar het voorkomen van het gebruik van waterschadelijke producten of, indien dit niet mogelijk is, ze te vervangen door het gebruik van minder schadelijke alternatieven. Afstromend hemelwater van potentieel vervuilde oppervlakken (bijvoorbeeld druk bereden wegen, parkings,…) wordt waar mogelijk opgevangen en gezuiverd (de vervuilde first flush wordt afgeleid naar de riolering, het daaropvolgende volume regenwater naar waterlopen. Spoor 5: Voorkomen en beperken van erosie en sedimenttransport naar de waterloop Erosie op het land en de afvoer van bodemdeeltjes naar de waterloop wordt tegengegaan. Spoor 6: Kwantitatief, kwalitatief en ecologisch duurzaam waterlopenbeheer Het ontwikkelen en instandhouden van gezonde watersystemen die aan de behoeften van de karakteristieke ecosystemen en de eisen van gevoelige soorten kunnen voldoen en een verantwoord menselijk gebruik voor de huidige en toekomstige generaties waarborgen. De watersystemen worden in evenwicht gebracht voor het hele grondgebied waarvoor het DuLo-waterplan opgemaakt wordt. Concreet is het waterlopenbeheer gericht op vertraagde afvoer, stroomopwaartse buffering van water, stimuleren van het zelfzuiverend vermogen, herstel van het natuurlijk milieu van het watersysteem, … De ecologische functie van watergebonden elementen wordt gemaximaliseerd (bijvoorbeeld integratie van waterlopen, grachtenstelsels en bijhorende oeverzones als verbindingseenheden natuur). Spoor 7: Duurzaam (drink)watergebruik De druk op de grondwaterreserves wordt verminderd door het gebruik van grond- en leidingwater, daar waar mogelijk en verantwoord, te beperken. Op kwalitatief vlak wordt gestreefd naar het gebruik van laagwaardig water voor laagwaardige toepassingen (vb. hemelwater voor wc-spoeling, oppervlaktewater als proceswater, hergebruik van gezuiverd
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
39
afvalwater, enz.). Op kwantitatief vlak is het de uitdaging om niet meer water te gebruiken dan nodig (vb. installeren van waterbesparende apparatuur, meldingssystemen voor lekkende kranen, enz.). DuLo-waterplannen is een term uit de Samenwerkingsovereenkomst 2002-2004, ‘deelbekkenbeheerplan’ een term uit het decreet Integraal Waterbeleid. Beide termen worden door elkaar gebruikt. De nieuwe Samenwerkingsovereenkomst 2005-2007 werd in overeenstemming gebracht met het decreet Integraal Waterbeleid, er is dan ook niet langer sprake van DuLo-waterplannen maar van deelbekkenbeheerplannen. Voor de opmaak van de deelbekkenbeheerplannen kan vertrokken worden vanuit de DuLo-waterplannen. Sint-Truiden is een voorloper wat betreft het duurzaam lokaal waterbeleid met de afronding van het DuLo-waterplan voor het deelbekken van de Melsterbeek. Er wordt in dit plan prioriteit gegeven aan oplossingscenario’s in de bovenstroomse gebieden. Het komt er op aan om, via de samenwerking met de Provincie, ook plannen uit te werken voor de andere deelbekkens. Het gemeentelijk milieubeleidsplan moet nadere uitvoering geven aan het gewestelijk en het provinciaal milieubeleidsplan. Het is dan ook belangrijk de link met de hogere planniveaus uit te werken. Voor opname van specifieke deelbekkeninformatie in het milieubeleidsplan, wil de stad echter met volledig goedgekeurde doelstellingennota’s uit de deelbekkenwerking werken – dit was tijdens de opmaak van het milieubeleidsplan nog niet het geval (enkel de doelstellingennota’s voor de Melsterbeek en de Kleine Gete waren beschikbaar). Om tot de doelstellingennota’s te komen, worden eerst grondige basisinventarisaties opgemaakt: daarin worden het watersysteem, de waterketen en de knelpunten in detail besproken.
III.
Integratie in RO-beleid
Sint-Truiden wil bij het ruimtelijk beleid rekening houden met de functie van de ruimte in het integraal waterbeheer. Het accentueren van de beken en het beschermen van de beekvalleien vormt één van de conceptelementen van waaruit de gewenste ruimtestructuur werd uitgewerkt in het GRS. De dragende valleien van Molenbeek, Cicindria, Melsterbeek en Herk-Fonteinbeek vormen krachtlijnen, natuurlijke dragers, in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van de open ruimte. De planologische bescherming en gerichte uitbouw van deze vier beekvallen wordt gewaarborgd door de opmaak van een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringplan ‘water, valleien en natte natuurverbindingen’. Dit RUP omvat een studiegebied van ongeveer 16,7 % van het totale grondgebied en zit momenteel in de fase van de voorstudie. In 2004 werd het overleg opgestart. Door middel van dit RUP zullen: − Samenhangende delen van de beekvalleien die buiten de dorpskernen zijn gelegen, geen bestemming van natuurgebied hebben en thans braak liggen, weide zijn of als natuur ontwikkelen, een bestemming krijgen van natuurgebied zonder dat hier buffer-of overgangszones aan worden gekoppeld. Ook vroegere hooiweiden kunnen hier in worden opgenomen. − De andere samenhangende delen van de beekvalleien buiten de dorpskernen die geen bestemming van natuurgebied hebben- waaronder de weinige akkers en de veelvuldig voorkomende fruitplantages, alsook enkele geïsoleerde bomengroepen of ruige percelen-, krijgen een bestemmingsverfijning: ‘geïntegreerd fruitteeltgebied met landschappelijke waarde’.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
40
− De precieze grenzen van het natuurverwevingsgebied en van deze zones met verfijnde bestemmingen erbinnen worden bij de voorbereiding van het RUP bepaald, vertrekkende vanuit de principes dat de beekvalleien gevormd worden door de laaggelegen oeverdelen voor zover deze uit veeleer natte en alluviale gronden bestaan. − Een beperkt aantal plekken in bebouwde zones worden in een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan herbestemd van woonzone naar een passende openruimtebestemming. Het betreft plekken langsheen Cicindria en Melsterbeek. Dit betekent dat een stap verdergegaan wordt in het streven naar integraal waterbeleid en Sint-Truiden een voortrekkersrol blijft spelen wat betreft duurzaam lokaal waterbeheer. Verder worden in het GRS ook maatregelen opgenomen voor het beperken van verharde oppervlakte in tuinen, op het openbaar domein en aan woningen en bedrijven, voor gescheiden waterafvoerstelsels met waar mogelijk plaatselijk infiltratie van regenwater,… en het stimuleren van het gebruik en de plaatsing van regenwaterputten als onderdeel van het waterbeheer. Een geïntegreerde gemeentelijke stedenbouwkundige verordening heeft deze maatregelen ook in voorschriften omgezet: -
Om bestaande beken te behouden of om de afwatering te vergemakkelijken, kan de (bouw) vergunning voorschrijven dat sommige perceelsgedeelten vrij moeten blijven van onder- of bovengrondse gebouwen of constructies of onverhard moeten blijven.
-
Bijzondere aandacht moet besteed aan de inpassing van gebouwen, constructies en beplantingen ten aanzien van de waterloop en haar oevers. Binnen een strook van 25 meter dient een omgevingrapport de ingrepen te onderbouwen.
-
Het is verboden baansloten geheel of gedeeltelijk te dempen, of te beschoeien met materiaal dat de infiltratie van water naar de bodem kan tegenwerken. Ook het overwelven of inbuizen van baansloten wordt zo veel mogelijk vermeden en zal in geen geval voor een grotere lengte dan 5 meter worden toegestaan.
-
Er worden ook verplichtingen voorzien voor septic tanks, individuele voorbehandelinginstallaties, bezinkputten, regenwaterputten, benzine-afscheiders en vetafscheiders.
-
Verder worden maatregelen opgelegd gericht op erosiebeperking. Voor landbouwpercelen op hellinggronden dienen een aantal voorzorgsmaatregelen getroffen.
Toepassing van de watertoets De watertoets is ongetwijfeld het instrument dat bij de aankondiging van het decreet betreffende het integraal waterbeleid van 18 juli 2003 de meeste aandacht heeft opgeëist. De watertoets wordt in het decreet omschreven als het proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de mogelijke schadelijke effecten van plannen, programma's of vergunningsbesluiten op het watersysteem. De watertoets biedt kansen om het watersysteem en de waterketen in rekening te brengen bij vele beslissingen in andere beleidsdomeinen, zeker bij de ruimtelijke ordening. In afwachting van het uitvoeringsbesluit van het decreet inzake de watertoets doen de vergunningverleners een beroep op de kaarten met de risicogebieden voor overstromingen en de kaarten met de van nature overstroombare gronden. Enkel onder strikte voorwaarden (o.a. overstromingsvrij bouwen) kan nieuwbouw in een risicogebied voor overstromingen nog toegelaten worden.
MENS EN RUIMTE
41
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
IV.
Grondwater
Door een toename van de verharde oppervlakten, de snellere afvoer van het water via de waterlopen, overmatige exploitatie, draineringen e.d. kan er minder hemelwater de grond indringen en de grondwatertafel aanvullen. Een overmatige exploitatie van het grondwater (irrigatie tijdens droge periodes) en een doorgedreven drainering van vochtige valleigronden versterken het verdrogingeffect in belangrijke mate. Gezien de plaatselijke gevoeligheid van de grondwaterlaag, is de opvolging van de exploitatie van het grondwater een noodzaak. De stad is verantwoordelijk voor het verlenen van grondwatervergunningen voor klasse 2 bedrijven. De afdeling Water adviseert alle grondwatervergunningen en houdt daarbij rekening met de eventuele beperkingen van de watervoerende laag en de waterbehoeften binnen het bedrijf. De stad kan die adviezen volgen in de milieuvergunning die ze aflevert. Voor klasse 3 bedrijven, zoals een tijdelijke bouwwerf, is er enkel een meldingsplicht. Het opgepompte water kan, volgens VLAREM, slechts in laatste instantie in de riolering geloosd worden. De stad ziet erop toe dat de lozing in de riolering een uitzondering is. Ook houdt ze het illegale pompen in de gaten.
V.
Afkoppeling van hemelwater
De stad kan bij de advisering van milieuvergunningen en bouwvergunningen van bedrijven een actief beleid voeren m.b.t. de afkoppeling van hemelwater, ook bij bestaande bedrijven en verhardingen (en dat zijn er heel wat in Sint-Truiden, waaronder een aantal Pbedrijven). De stad heeft immers de bevoegdheid tot adviseren in alle milieuvergunningsaanvragen klasse 1-2-3, alsook in de bouwdossiers. Daardoor kan ze een breed gamma aan bedrijven bereiken, dit in tegenstelling tot de VMM of de provincie. Bovendien is de terreinkennis van de stad bij de opvolging en beoordeling van deze studies essentieel. Hiertoe heeft Sint-Truiden een intentieverklaring onderschreven, i.s.m. de provincie Limburg. Met deze intentieverklaring engageert de stad zich om overeenkomstig het provinciaal afkoppelingsbeleid als coördinerend bestuur op te treden bij de opvolging van de haalbaarheidsstudies inzake afkoppeling, buffering, infiltratie en hergebruik van hemelwater, die op voorstel van het schepencollege door de bestendige deputatie of de bevoegde minister voor leefmilieu als bijzondere voorwaarde werden opgelegd in de milieuvergunningsbesluiten klasse 1 en milieuvergunningsbesluiten bij beroepen klasse 2.
VI.
Erosiebestrijding
De stad wenst op dit vlak een voorbeeldfunctie voor de gehele regio te vervullen. Een gebiedsdekkend erosiebestrijdingsplan is in opmaak. Daarnaast worden reeds concrete erosiebestrijdingsprojecten uitgevoerd: Gelinden-Bornstraat (Velm), Jufferstraat (Velm) Heulengracht (Velm) Aalst-Engelmanshoven. Nieuwe projecten worden uitgewerkt in de Molenbeekvallei te Velm en in de Melsterbeekvallei te Bernissem. Om het probleem van de bodemerosie brongericht aan te pakken wordt gezocht naar kleinschalige ingrepen op perceelsniveau. In dit kader is gestart met proefvelden waar minimale grondbewerkingstechnieken worden toegepast. Het project heeft als doelstelling landbouwers te overtuigen van de haalbaarheid van deze technieken.
MENS EN RUIMTE
42
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
AMINAL evalueerde in erosiebestrijdingwerken.
2003
de
effectiviteit
en
efficiëntie
van
de
uitgevoerde
Automatische sedimentmetingen gebeuren door AMINAL op de Molenbeek om de erosiebestrijdingsmaatregelen te kunnen evalueren.
VII. Specifieke projecten In het kader van de aanleg van de nieuwe Velmerlaan wordt de Bornbeek afgekoppeld en wordt de oorspronkelijke toestand van de beek hersteld (hermeanderingsproject Dorpsbeek). Er wordt eveneens een wachtbekken aangelegd om de Dorpsbeek te ontlasten.
VIII. ‘Voorbeeldfunctie’ duurzaam watergebruik De volgende initiatieven lopen reeds of zijn in voorbereiding: -
Duurzaam gebruik van zwembadwater (beheersplan Legionella): nog niet uitgevoerd;
-
Aanleg hemelwaterput en gebruik hemelwater voor het airconditioningsysteem van het Administratief centrum: nog niet uitgevoerd;
-
Camping De Eegel: geïntegreerd project duurzaam bouwen en wonen met integratie van waterbeleid, gebruik van hernieuwbare energie en fietsvoorzieningen - plannen in opmaak;
-
Water-audit stedelijk sportcomplex Sint-Pieter: door VMW in uitvoering en uitvoering van maatregelen gepland in 2005.
IX.
Gemeentelijke premies die het waterbeleid ondersteunen
Wooneenheden die in de zuiveringszone C en in niet-gerioleerd gebied liggen worden aangespoord om via een gemeentelijke premie een individuele waterzuiveringsinstallatie aan te leggen. Er werden nog geen aanvragen ingediend. De stad subsidieert het gebruik van regenwater en infiltratievoorzieningen. De subsidie voor de aanleg van hemelwaterputten geldt momenteel zowel voor bestaande woningen, als voor nieuwbouw. RIOLIM werkt momenteel aan een afstemming op de gewestelijke verordening.
X.
Sensibilisering
Informatie en sensibilisering moeten een draagvlak ontwikkelen voor het waterbeleid en een deelname van de inwoners eraan realiseren. Zonder eigen initiatieven van de bevolking ( de aanleg van infiltratievoorzieningen, regenwaterinstallaties enz) is een deel van het beleid niet krachtdadig. De sensibilisering beperkt zich tot publicaties in het Infoblad en deelname aan het project drinkfonteintjes (nog niet geplaatst) van de provincie Limburg. Verder wordt in het kader van het DuLo-waterplan Melsterbeek een doorgedreven communicatie gevoerd via de infobladen, een website, de regionale pers, infoborden op
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
43
plaatsen waar ingrepen werden uitgevoerd, infoavonden en terreinbezoeken voor landbouwers, actoren en doelgroepen. De communicatie rond het hele waterverhaal (hergebruik, scheiding, infiltratie,…) gebeurt momenteel vooral door bovengemeentelijke actoren (VMM, Interbestuurlijke samenwerking Land & Water, Provincie). In het kader van het planproces rond het gemeentelijk RUP ‘water, valleien en natte natuurverbindingen’ zal er ook communicatie met de verschillende maatschappelijke actoren en de bredere bevolking gevoerd worden. Dit kan een aangrijpingspunt zijn voor verdere sensibilisering rond het waterverhaal. Sint-Truiden kan ook overwegen om in de nabije toekomst in te gaan op een aanbod van Dialoog vzw en WWF (met steun van de Vlaamse gemeenschap). Doel van het project is een lokale dynamiek creëren rond duurzaam watergebruik in een aantal gemeenten. Alles draait om de zogenaamde watercontracten en watermeesters. De gemeente engageert zich om een aantal maatregelen voor duurzaam watergebruik te nemen. Ze zal ook twee lokale verenigingen of scholen betrekken, die op hun beurt trachten bepaalde doelstellingen rond rationeel watergebruik te halen.
C.
Visie en doelstellingen
De stad wil evenwichtige waterhuishoudkundige systemen ontwikkelen en instandhouden die een verantwoord multifunctioneel gebruik waarborgen. Het waterbeleid zal vooral grensoverschrijdend vorm moeten krijgen in het kader van de opmaak van deelbekkenbeheerplannen gestuurd door de hogere overheid. Aanvullend en in uitvoering hiervan zal de stad haar lokaal waterbeleid vorm geven. Het gemeentelijk waterbeleid is reeds planologisch gekoppeld aan het goedgekeurd Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan. In uitvoering van dit GRS zal het in opmaak zijnde ruimtelijke uitvoeringsplan ‘water, valleien en natte natuurverbindingen’ vorm geven aan de ruimtelijke dimensie van het lokale waterbeleid. Hiermee richt de stad zich op een herschikking van de verschillende functies van de valleigebieden (waterberging, landbouw, fruitteelt, natuur, wonen) met het oog op een structurele oplossing voor de wateroverlastproblematiek. Voorwaarde voor een duurzaam lokaal waterbeleid is afstemming tussen de verschillende bestuursniveaus én integratie van de verschillende dimensies in de planning en uitvoering van concrete projecten. Dit streven zal slechts werkelijk worden als er ook aan gewerkt wordt vanuit duidelijk uitgezette doelstellingen7. Deze operationele doelstellingen passen binnen het strategische milieuproject ‘duurzaam lokaal waterbeheer’. Deze doelstelling op lokaal niveau omvatten een aantal deeltaken die zich in het actuele waterbeleid op Vlaams niveau inschrijven: −
Verder uitbouwen van een duurzaam lokaal waterbeleid i.s.m. de hogere overheden (D project ‘duurzaam lokaal waterbeheer’)
−
Bewaken en gefaseerd verbeteren van de kwaliteit van de riolerings- en zuiveringsinfrastructuur (D project ‘duurzaam lokaal waterbeheer’)
7
Voor de uitwerking van dit project lieten we ons inspireren door de ‘watersporen’ voor de lokale waterbeheerders die het uitgangspunt vormen voor de opmaak van de deelbekkenbeheerplannen
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
44
−
Ruimte voor water: infiltratie, berging en vertraagde afvoer van hemelwater en duurzaam waterlopenbeheer (D project ‘duurzaam lokaal waterbeheer’)
-
Rationeel en duurzaam watergebruik stimuleren (D project ‘interne milieuzorg’, project ‘jongeren en milieu’ en project ‘duurzame levensstijlen’)
Deze operationele doelstellingen worden uitgewerkt binnen de strategische milieuprojecten. Hiermee wordt het actuele waterbeleid op Vlaams niveau ingeschreven in het lokale beleid van de stad. De deeltaken en de uitwerking naar concrete acties van de doelstellingen worden binnen de projectfiches uiteengezet.
MENS EN RUIMTE
45
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Natuurlijke entiteiten
A.
Themabeschrijving
De cluster natuurlijke entiteiten stimuleert gemeenten om creatieve projecten uit te voeren in de natuur-, landschaps-, groen- en bossfeer. Een extra prikkel hiervoor is het subsidieinstrument dat is opgenomen in de nieuwe samenwerkingsovereenkomst. De cluster bouwt verder op het GNOP-actieplan. In dit plan streeft men naar een verregaande integratie met ruimtelijke ordening. Natuur en bos situeren zich vooral in open ruimten, o.a. langs waterlopen. Groen situeert zich in de stedelijke omgeving. Natuur is overal aanwezig, ook buiten de reservaten. Het accent ligt op de voorbeeldfunctie en het uitvoeren van volgende acties: -
gebiedsgerichte acties;
-
acties die gericht zijn op sensibilisering en participatie van de bevolking;
-
het afstemmen van de verschillende acties (gewestelijk, bovenlokaal, lokaal) op het ruimtelijke beleid en het overkoepelende milieubeleid.
Het milieubeleid betreffende natuurlijke entiteiten stoelt op uitvoering, evaluatie en actualisatie van de visie en acties in het kader van andere beleidsdomeinen (het natuurbeleid, harmonisch parkbeheer, duurzaam bosbeheer en landschapszorg) met het oog op een betere afstemming.
B.
Natuurlijke entiteiten vandaag
I.
Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP)
Een eerste stap naar een meer planmatig natuurbeleid was de opmaak van een GNOP. Sinds de goedkeuring ervan in 1996, worden de actieplannen stelselmatig geconcretiseerd. De prioritaire zones voor natuurontwikkeling, die in het GNOP onderscheiden worden, vallen grotendeels samen met de grote gehelen natuur en de natuurverbindingsgebieden die in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan zijn aangeduid.
II.
Integratie in het beleid inzake ruimtelijke ordening (R.O.)
Het gemeentelijk natuurbeleid is planologisch gekoppeld aan een goedgekeurd Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan. Het GRS gaat uit van het versterken van zes gebieden met boscomplexen tot grote gehelen natuur en het accentueren en beschermen van de vier beekvalleien als natuurlijke dragers. De groenstructuur van de kernstad wordt opgehangen aan vier groene vingers. MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
46
Ter voorbereiding van de uitvoering van de gewenste ruimtelijke structuur wordt de opmaak van een gedetailleerde inventaris van de actuele natuurwaarden in de gemeente voorzien gekoppeld aan een plan voor erosiebestrijding en nabuurschap van landbouw en natuur. Wegens een gebrek aan informatie inzake de nog aanwezige natuur en de waarde ervan was het niet mogelijk een gericht beleid te voeren tot het behoud ervan. In 2002 werd dan ook opdracht gegeven aan de LIM om een inventaris op te maken van de kleine landschapselementen op het volledige grondgebied van de stad en eveneens van de grote landschapselementen in eigendom van de lokale besturen. De inventarissen zijn ondertussen afgerond. Aan de hand van deze resultaten zal een beleid uitgestippeld worden. Deze inventaris heeft eveneens gediend als basis voor de opstelling van het RUP groene waarden. In uitvoering van dit GRS zijn er reeds twee RUP’s in opmaak: ‘groene waarden’ en ‘water, valleien en natte natuurverbindingen’. Het RUP ‘groene waarden’ richt zich op het uitwerken en beschermen van een doorlopende natuurverbinding tussen de valleien en grote gehelen natuur op de zuidelijke plateaus. Daarmee richt het RUP zich op de versterking en bescherming van de ecologische infrastructuur: kleine landschapselementen (taluds, holle wegen,…), wegbermen, hoogstamboomgaarden, en de randzones rond grote gehelen natuur en het vrijwaren van de beter niet te bebouwen bouwkavels. Het RUP ‘water, valleien en natte natuurverbindingen’ richt zich op een herschikking van de verschillende functies van de valleigebieden (waterberging, landbouw, fruitteelt, natuur, wonen) met het oog op een structurele oplossing voor de wateroverlastproblematiek. Ruimte voor water wordt daarbij gekoppeld aan natuurbehoud- en ontwikkeling. Beide RUP’s samen geven vorm aan een ambitieus natuurbeleid gekoppeld aan het RObeleid van de Stad Sint-Truiden waarbij een sterke koppeling met het integraal waterbeleid wordt gemaakt. In 2004 werd het planningsproces opgestart voor de opmaak van een buitengebied RUP voor de regio’Haspengouw’. De initiatieven m.b.t. de RUP’s ‘Groene waarden’ en ‘Water, valleien en natte natuurverbindingen’ worden best afgestemd op dit RUP. Er gebeurt een bijsturing van zowel het stedelijk RUP ‘Groene waarden’ als het RUP ‘Haspengouw-Voeren’. Ook bij de RUP’s die worden opgemaakt voor de verschillende kernen zal de versterking van de ecologische infrastructuur een uitgangpunt vormen.
III.
Kleine landschapselementen (KLE)
Het talrijkst voorkomend KLE-type zijn de hoogstamboomgaarden (664 elementen of 34.3 % van alle geïnventariseerde KLE’s). De boomgaarden liggen verspreid over heel het grondgebied van de stad Sint-Truiden, met een lichte concentratie in de omgeving van de woongebieden (met uitzondering van Sint-Truiden centrum). De langetermijnvisie op de hoogstamboomgaarden in Sint-Truiden is dat er niet alleen naar bescherming van bestaande hoogboomstamgaarden maar ook naar een nieuwe uitbouw gestreefd wordt. Het KLE-type dat het tweede meest frequent voorkomt op het grondgebied van de stad SintTruiden, zijn houtkanten en holle wegen. De handhavingscel van de stad (zie ook onder het thema hinder) houdt toezicht op de uitvoering van het natuurdecreet en vooral op de vernieling of verwijdering van KLE’s. Er bestaat een gemeentelijk reglement houdende de betoelaging van onderhoud van kleine landschapselementen. Dit reglement behandelt enkel betoelaagbare objecten die gelegen zijn in de landelijke ruimte van het gemeentelijk grondgebied (=zones die op gewestplan aangeduid staan als agrarisch gebied, bosgebied, natuurgebied, natuurreservaat en parkgebied). Voor de aanleg van KLE’s kon een beroep gedaan worden op een provinciale MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
47
subsidie. Het opstellen van een subsidiereglement voor het onderhoud van hoogstamboomgaarden werd voorzien maar voorlopig uitgesteld (gezien de provincie hiervoor geen subsidies meer geeft). De stad heeft een samenwerking met de Nationale Boomgaardenstichting aangegaan. De stichting plant jaarlijks tot 100 hoogstambomen bij particulieren. De locaties waar de bomen worden aangeplant, worden bepaald in samenspraak met de dienst ruimtelijke ordening van de stad. Sint-Truiden betaalt hiervoor een vergoeding van 24,80 EURO per boom. De stad promoot deze subsidie ook onder haar inwoners (artikel in het infoblad en verspreiden brochures). Voor het aanplanten of behouden van hoogstammige boomgaarden is er sinds kort een bijkomende subsidieregeling van het Vlaamse Gewest in voege. Voor de aanplant van hoogstamfruitbomen van oude rassen kunnen particulieren 20,00 EURO per boom ontvangen, gespreid over 5 jaar. Voor onderhoud van een reeds bestaande boomgaard bedraagt de tegemoetkoming 10,00 EUR per boom, eveneens gespreid over 5 jaar. In het kader van de bescherming van holle wegen besteedt de stad eveneens aandacht aan de verdere uitwerking van het bermbeheersplan. Door opvolging van het wegbermbeheersplan wordt de effectiviteit ervan getoetst en kan het indien nodig aangepast worden. Sinds 2003 wordt er door het LIM (Limburgse Intercommunale voor Milieubeheer) echter geen evaluatie meer uitgevoerd wegens het falen van de LIM. In 2004 gebeurt ook geen opvolging meer. De stad deed tevens onderzoek naar het beheer van holle wegen en meer bepaald naar de holle weg nabij Kerkom. De vereiste ingrepen bleken financieel niet haalbaar. De stad wil hieromtrent overleggen met afdeling Bos en Groen. De keuze van het beheer is nog niet afgerond. Tijdens de opmaak van dit milieubeleidsplan was het RUP Groene waarden nog in openbaar onderzoek (in het kader van dit RUP werd een inventaris van 50 holle wegen uitgevoerd). Er is ook een subsidiëring van akkerrandbeheer ten behoeve van akkervogels en akkerplanten en voor het zaaien van een groenbemesting gedurende de winterperiode. Het is belangrijk dat gebiedgerichte natuurprojecten in een geactualiseerd GNOP opgenomen worden om de daaraan verbonden subsidies te kunnen aanwenden. Momenteel zitten een aantal projecten vast door het uitblijven van een gunstig advies van de hogere overheid. Naast de subsidies voor akkerrandbeheer heeft de stad het project ‘bloemrijke akkerranden’ (onderdeel van het natuurherwaarderingsproject) opgestart. De boeren die meegaan in dit project hebben een belangrijke voorbeeldfunctie.
IV.
Openbaar Groen
Het GRS werkt ook een doordachte langetermijnvisie uit op het openbaar groen met respect voor de historische structuur van de stad, de natuurwaarden en de groene vingers, die de randgemeenten met de stad verbinden. In concrete projecten wordt vorm gegeven aan dit concept. In het nieuwe RUP ‘stationsgebied/Volmolen’ wordt in dit verband een groene aansluiting met het station gepland. Er wordt ook gestreefd naar ‘harmonisch park- en groenbeheer’ in het kader van de herwaardering van het openbaar groen. Bij de afdeling Bos en Groen van AMINAL werd een bosbeheersplan ingediend voor ‘bossen’ in eigendom van de stad
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
V.
48
Sensibilisering
Via informatie en sensibilisering een draagvlak ontwikkelen voor het natuurbeleid en een deelname van de inwoners eraan realiseren. Naast eigen publicaties in het Infoblad en de verspreiding van brochures van derden wordt hierbij ook samengewerkt met andere actoren: Landschapskrant ism Regionaal Landschap, project ‘rustpunten met een sterretje meer’ (aanleg picknickplaatsen naast het fietsroutenetwerk in Sint-Truiden). Communicatie met de inwoners over steunmaatregelen gebeurt via het infoblad. Ook hier vormt de jeugd weer een belangrijke doelgroep. Het doelgroepenbeleid is momenteel enkel gericht naar Natuureducatie voor scholen. Het project “educatief natuurbeheer” (Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren, i.s.m. Natuurpunt vzw) is gericht op de tweede en de derde graad van het basisonderwijs. Er wordt een lessenreeks gegeven en de kinderen gaan nadien op het terrein aan de slag in een van de stedelijke groengebieden. Als afsluiting kunnen zij een heus ‘diploma natuurbeheerder ‘ bekomen. Het Regionaal Landschap brengt de middelen in, zodat dit initiatief gratis is voor de stad en de deelnemende scholen. De organisatoren willen de actie graag verderzetten en appreciëren het wanneer de stad het project promoot. Daarnaast is er ook het DULOMI-project ‘Burgers beheren openbaar groen als ecologische moestuin’. In de regio Zepperen wordt een moestuin opgestart, waar ook de scholen kunnen kennis maken met de principes van het ecologisch tuinieren (meer natuur en zonder bestrijdingsmiddelen).
C.
Visie en doelstellingen
Het natuurbeleid van de stad zal de keuze voor duurzame ontwikkeling van de provincie en het Vlaamse Gewest ondersteunen. Er wordt daarbij gestreefd naar goed functionerende, ecologisch samenhangende en herkenbare landschappen en ecosystemen en het behoud en de bevordering van de biodiversiteit, uitgaande van de eigenheid van de ruimtelijke en abiotische omgeving. Het gemeentelijk natuurbeleid blijft planologisch gekoppeld aan het goedgekeurd Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan. In uitvoering van dit GRS zullen de in opmaak zijnde ruimtelijke uitvoeringsplannen ‘groene waarden’ en ‘water, valleien en natte natuurverbindingen’ en nieuwe impuls betekenen voor het gemeentelijk natuurbeleid Hiermee richt de stad zich op een herschikking van de verschillende functies van de valleigebieden (waterberging, landbouw, fruitteelt, natuur, wonen) met het oog op enerzijds structurele oplossing voor de wateroverlastproblematiek en anderzijds kansen voor natuurbehoud- en ontwikkeling. Daarnaast richt de stad zich op het uitwerken en beschermen van een doorlopende natuurverbinding tussen de valleien en grote gehelen natuur op de zuidelijke plateaus met het oog op de versterking en bescherming van de ecologische infrastructuur: Kleine Landschapselementen (taluds, holle wegen,…), wegbermen, hoogstamboomgaarden, en de randzones rond grote gehelen natuur en het vrijwaren van de beter niet te bebouwen bouwkavels. De implementatie, communicatie en opvolging van dit ambitieus natuurbeleid (gekoppeld aan het RO-beleid en het integraal waterbeleid) is de grote taak voor de komende jaren.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
49
De stad streeft vanuit deze visie volgende operationele doelstellingen na: Accentueren van de beken en beschermen van de beekvalleien (D project ‘duurzaam lokaal waterbeheer’) Uitwerken en beschermen van de valleien en grote gehelen natuur en doorlopende natuurverbindingsgebieden ertussen (D project ‘groene waarden’) Duurzame ontwikkeling en beheer van park-, groen- en bosgebieden nastreven (D project ‘groene waarden’) Samenwerking en uitbouw van het draagvlak voor het natuurbeleid (D project ‘groene waarden, project ‘jongeren en milieu: investeren in de toekomst’) Deze operationele doelstellingen worden uitgewerkt binnen de strategische milieuprojecten. Hiermee wordt het actuele natuurbeleid op Vlaams niveau ingeschreven in het lokale beleid van de stad. De deeltaken en de uitwerking naar concrete acties van de doelstellingen worden binnen de projectfiches uiteengezet.
MENS EN RUIMTE
50
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Hinder
A.
Themabeschrijving
Hinderproblemen zijn vaak subjectief (moeilijk meetbaar, afhankelijk van persoon tot persoon), lokaal (enkele meters tot kilometers verwijderd) en kortstondig (als de bron stopt, verdwijnt ook het effect). Dergelijke milieuproblemen kunnen het best op lokaal niveau worden aangepakt. Ondersteuning vanuit de provincie en het gewest is dus noodzakelijk. Het Vlaams Gewest formuleerde volgende doelstellingen: efficiënt optreden bij de vaststelling van milieuhinder; stimuleren van verantwoordelijk gedrag bij burgers door sensibiliseringscampagnes rond bepaalde thema's; streven naar standaardisatie bij de aanpak van hinderproblemen; voeren van een rationeel verlichtingsbeleid; integratie van de problematiek van de ruimtelijke ordening in de milieuhinderproblematiek. Binnen dit thema komen ook luchtverontreiniging en bodemverontreiniging aan bod wegens de ‘hinder’ die ze veroorzaken voor het welzijn van de omwonenden. Het zijn beide materies die eerder op een hoger beleidsniveau worden aangepakt. Interessant om te vermelden binnen dit thema is “Het LOkaal GezondheidsOverleg, een samenwerkingsverband voor ‘gezondheidsoverleg en –organisatie’ dat zich op een bovenlokaal niveau (regio’s van 250.000 tot 300.000 inwoners) situeert, en instaat voor de coördinatie en ondersteuning van het lokale gezondheidsoverleg. Het accent komt vooral te liggen op lokaal gerichte acties, netwerkvorming en het op elkaar afstemmen van organisaties. Niet alleen de gezondheidssector, maar ook de lokale besturen, de OCMW’s, de welzijns-, de sociaal-culturele en de onderwijssector worden hierin betrokken. Verder staat een LOGO ook in voor de lokale informatieverzameling, mits sturing vanuit de Vlaamse overheid. Bij deze LOGO’s werken sinds kort milieugezondheidskundigen, waarbij men terecht kan voor vragen rond Milieu en Gezondheid.”
B.
Hinder vandaag
De stad Sint Truiden heeft zich binnen de Samenwerkingsovereenkomst 2005-2009 'Milieu als opstap voor naar duurzame ontwikkeling' met het Vlaams Gewest alvast verbonden tot volgende taken voor dit thema: verscherpte controles uitvoeren op de naleving van de wetgeving voor het uitrijden en onderwerken van mest; verscherpte controles uitvoeren op de geluidsnormen; bemiddelen in conflicten over milieuhinderproblemen; hinderbronnen inventariseren en actieplannen voor de belangrijkste knelpunten opstellen. MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
I.
51
Klachtenregistratie
Klachten die toekomen op de milieudienst zullen van zodra het MKROS effectief wordt opgestart via dit systeem geregistreerd worden. Bij de politie zijn er problemen rond de vrijgave van relevante gegevens en gebeuren er nog onderhandelingen om ook hun geregistreerde klachten op te nemen in deze databank. De politie en de milieudienst registreren al de binnenkomende klachten en maken jaarlijks een overzicht op volgens het soort hinder (geluidshinder, geluidshinder muziek, geluidshinder voertuigen, bos- en veldwetboek,…). Aanpak van de problemen gebeurt via onderlinge samenwerking door enerzijds de verschillende stadsdiensten (lokale politie, preventiedienst, milieudienst, jeugddienst,…) en anderzijds de klagers, de buurtbewoners en de veroorzakers. MKROS is nog niet in werking. Momenteel gebeurt de klachtenregistratie 2-ledig: namelijk door de eigen diensten en door de politie. Maar 90 % van de klachten komen bij de politie terecht. Jaarlijks wordt er een overzicht van de hinderproblemen door de politie doorgegeven aan de stad. Deze inventaris geeft geen overzicht van de hinderbronnen of knellocaties hoewel dit in de samenwerkingsovereenkomst wordt opgelegd. Op dit moment weet enkel de politie waar de problemen zich situeren. Het invoeren van een MKROS lijkt een moeilijke opdracht. De politie beschikt over een eigen registratiesysteem dat verschilt van MKROS. Achteraf de beschikbare informatie vanuit de politiediensten in te voeren in het MKROS vinden beide diensten veel te omslachtig. De politie wijst er ook op dat in het kader van de wet ter bescherming van de privacy niet alle informatie kan vrijgegeven worden. Hinderlijke bedrijven van klasse 2 en 3 vallen onder de bevoegdheid van de gemeente. Bij de opstart van de activiteiten worden deze bedrijven eenmalig gecontroleerd; daarna wordt controle op de naleving van milieuvergunningen met bijzondere voorwaarden uitgevoerd. Sinds 2004 oefent de vernieuwde, stedelijke handhavingscel een beter georganiseerd toezicht uit. Op regelmatige tijdstippen worden bedrijven gecontroleerd, vooral waar een onvolledige naleving van de regelgeving verwacht wordt. Algemeen is een verdere afstemming en aflijning van het takenpakket van de lokale politie en de milieudienst gewenst om de hinderproblematiek efficiënt te kunnen aanpakken.
II.
Geluidshinder
Geluidshinder of lawaai is een belangrijk milieuprobleem dat het leven van mens en natuur nadelig beïnvloedt. Het gaat om geluid dat o.m. de mens als onaangenaam of hinderlijk ervaart en dan ook dikwijls als lawaai wordt omschreven. Geluidshinder is één van de milieuproblemen waar de meeste burgers mee in aanraking komen en als bron van de klachten is het zeer belangrijk. Lawaai kan een invloed hebben op de menselijke gezondheid zoals bv. slaapverstoring, stress, concentratiestoornissen. Traditioneel wordt geluidshinder ingedeeld volgens de bron die hem veroorzaakt, nl. wegverkeer, vliegverkeer, spoorverkeer, industrie, luidruchtige recreatie (motocross, dancings, popfestivals, ....) en burenlawaai (grasmaaiers, kettingzagen, ...). Van het aantal ingediende milieuklachten scoren klachten met betrekking tot geluidshinder het hoogst. Problemen met betrekking tot geluidshinder buiten het centrum zijn makkelijker op te lossen dan deze die zich afspelen in het centrum. Daar het uitgaansleven zich in het centrum concentreert, blijven de problemen hier langer bestaan.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
52
Sint-Truiden beschikt over drie personen met een VLAREM-bekwaamheidsattest die tevens door de gemeenteraad zijn aangeduid als toezichthoudend ambtenaar. Twee politieinstructeurs volgden met succes de opleiding inzake geluid. De stad Sint-Truiden voert een preventief beleid (preventieve metingen bij iedere opening of heropening van café’s) en repressief beleid. Daarnaast is het bestaande beleid ook gericht op specifieke klachten. Volgens het Milieujaarprogramma 2004 wordt geluidshinder aangepakt door enerzijds het uitvoeren van controles en anderzijds overleg met de betrokken partijen (bemiddelingsrol).
III.
Geurhinder
Hoewel geurhinder of stank meestal niet bedreigend is voor mens of milieu, wordt het wel als hinderlijk ervaren. Zo bestaat er een negatieve invloed op de kwaliteit van de leefomgeving, met mogelijke gevolgen op fysiek, psychisch en sociaal vlak. Geurhinder is subjectief en moeilijk kwantificeerbaar. De oorzaak kunnen allerlei stoffen en bronnen zijn (storten, verwerken en opslaan van afval, chemische productieprocessen, brandstoffen, agrarische activiteiten, verkeer, ....). Hinder treedt op, afhankelijk van de aard van de stof, vanaf bepaalde concentraties, frequentie en intensiteit van geurwaarneming. Gezien het ontbreken van aanvaarde en onderbouwde grenswaarden inzake geur, en de moeilijkheid om de hinder éénduidig vast te stellen, is het allesbehalve eenvoudig om de optredende hinder te catalogeren m.b.t. de graad van aanvaardbaarheid. Volgens het Milieujaarprogramma 2004 wordt de geurhinder afkomstig van hinderlijke bedrijven, van het gebruik van mest en het verbranden van afval aangepakt. Dit gebeurt enerzijds door het uitvoeren van gerichte controles en anderzijds door het informeren (verbranden van afval) en het actief betrekken (hinderlijke bedrijven, landbouwers en telers) van de doelgroepen.
IV.
Lichthinder
Lichthinder wordt omschreven als de overlast die de mens ondervindt van kunstlicht, hetzij in de vorm van regelrechte verblinding, hetzij als verstorende factor bij het verrichten van avondlijke en nachtelijke activiteiten, hetzij als bron van onbehagen. Lichthinder kan een invloed hebben op de menselijke gezondheid zoals bv. slaapverstoring. Licht kan eveneens verstorend werken op de natuurlijke omgeving, met name op planten en dieren. Bij lichtvervuiling overschrijdt de intensiteit van de kunstmatige verlichting de perken van het optimaal nut of komt licht op de plaatsen terecht waar het niet hoeft te zijn. Voor de lichtvervuiling kunnen drie grote verantwoordelijken worden aangewezen: de openbare verlichting, de industriële verlichting (incl. serreverlichting) en de lichtreclames. Volgens het Milieujaarprogramma van 2003 werd vooropgesteld de lichtvervuiling door de stad zelf veroorzaakt aan te pakken. Meer bepaald door een energie-audit uit te voeren van de openbare verlichting en dit zowel voor de straatverlichting als voor de klemtoonverlichting van gebouwen. Op basis hiervan zou dan een inventaris opgemaakt worden van alle inefficiënte, weinig effectieve of overbodige verlichtingspunten. In het huidige milieujaarprogramma 2004 komt deze actie aan bod onder de cluster ‘energie’. Naar de bevolking toe gebeurt sensibilisering rond lichthinder door een actieve deelname aan de campagne “Nacht van de Duisternis” die nationaal georganiseerd wordt. Verder is er weinig aandacht voor lichthinder. Het aantal klachten i.v.m. lichthinder wordt ook niet zo specifiek bijgehouden door de politie.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
V.
53
Luchtverontreiniging
Relevante informatie inzake lokale luchtkwaliteit ontbreekt om de werkelijke blootstellingsgraad van de plaatselijke bevolking te kunnen evalueren. Het meetnet van VMM is niet uitgebouwd om op lokaal vlak een aanduiding van de luchtkwaliteit te kunnen geven. Met het streven van het mobiliteitsbeleid (zie verder) naar een groter aandeel langzaam verkeer en openbaar vervoer in de verkeersstromen (duurzaam mobiliteitsbeleid) draagt de stad haar steentje bij tot de oplossing van de globale problematiek van de emissie van broeikasgassen en andere vervuilende stoffen. In het milieujaarprogramma 2004 wordt het opstellen van een politiereglement in het vooruitzicht gesteld rond het verbranden van afval in open lucht. De milieudienst had de intentie om hieromtrent een folder voor de bevolking uit te werken. Dit initiatief ging nog niet door omdat eerst wijzigingen van de milieuwetgeving worden afgewacht. De belangrijkste bijdrage die de stad kan leveren situeert zich op het vlak van de reductie van emissies die de luchtkwaliteit aantasten. Maatregelen in dit verband hangen samen met een meer duurzaam energiegebruik en zullen aan bod komen in het thema ‘Energie’. De stad kan tevens een rol spelen bij de sensibilisatie en controle wat het gebruik van milieuvriendelijke alternatieven voor ozonafbrekende stoffen vb. m.b.t. koel- en airconditioninginstallaties (verstrengde vlaremreglementering sinds 2003) betreft. Ook kan Sint-Truiden haar voorbeeldfunctie opnemen door binnen de eigen stedelijke werking acties te ondernemen. Het is belangrijk dat gekozen wordt voor milieuvriendelijke alternatieven voor ozonafbrekende stoffen. Bij voorkeur wordt gestookt met gas. Bij de keuze van brandertechnologie door de stad moet voldoende worden stilgestaan en zou de voorrang moeten worden gegeven aan lage NOxbranders. Naar de bevolking toe kan de stad sensibiliseren over het belang en de verplichting van de jaarlijkse inspectie en het onderhoud van verwarmingsinstallaties, de vervanging van oude, slechtwerkende en/of energieverslindene ketels, enz. Ook kan worden overgegaan tot een systematische behandeling van klachten en meldingen m.b.t. (slechtwerkende) verwarmingsinstallaties.
VI.
Bodemverontreiniging
Het Vlaams bodemsaneringsdecreet (1995) omschrijft bodemverontreiniging als ‘de aanwezigheid van stoffen en organismen, veroorzaakt door menselijke activiteiten, op of in de bodem, die de kwaliteit van de bodem op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze nadelig beïnvloeden of kunnen beïnvloeden’. OVAM inventariseert jaarlijks het aantal bekende verontreinigde gronden en houdt hiervan een register bij. Volgens gegevens van OVAM telde Sint-Truiden in 2003 479 kadastrale percelen oftewel 430 ha aan verontreinigde gronden. Het beleid inzake bodemverontreiniging wordt grotendeels uitgewerkt op niveau van het Vlaams gewest, met het bodemsaneringsdecreet en het milieuvergunningenbeleid. De stad volgt de richtlijnen en bepalingen van dit decreet op en voert de taken uit die haar in het kader van deze wetgeving zijn toegewezen. In het milieujaarprogramma 2004 wordt aangegeven dat de stookolietanks van de gemeentelijke diensten conform met de milieuwetgeving worden gemaakt. Door het uitvoeren van controles en directe acties door de politie inzake sluikstorten en niet MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
54
opgehaald huisvuil alsook door het informeren van de overtreders en buurtbewoners wil de stad inbreuken op de geldende reglementering voorkomen. Ook wil de stad de problematiek rond mestgebruik aanpakken door gerichte controles en door actief overleg met de betrokken doelgroep.
C.
Visie en doelstellingen
Een efficiënte en eenduidige aanpak van de hinderproblematiek vraagt een gecoördineerde aanpak door de stad, de politie en de hogere overheden. Een duidelijke taakverdeling tussen politiediensten en Milieudienst wat betreft preventie, controle en sanctionering vormt hierin een belangrijke stap. Doel is de effectiviteit van het handhavingbeleid te verhogen door een duidelijker kader en een meer planmatige en gecoördineerde uitvoering. Met een uitbreiding van de mogelijkheden om administratief te handhaven in het vooruitzicht, zal een verdere afstemming tussen de politiediensten en de stadsdiensten nodig zijn, vooral voor wat betreft de verruiming van de politionele bevoegdheden van de stad. Dit streven wordt uitgewerkt in volgende operationele doelstellingen: Een consequent handhavingsbeleid (controle en sanctionering) voeren door stad en politie (D project ‘hinder aanpakken’) Hinder voorkomen door sensibiliseren en preventief optreden door stad en politie (D project ‘hinder aanpakken’) Gecoördineerde en efficiënte klachtenopvolging door stad en politie (D project ‘hinder aanpakken’) Deze operationele doelstellingen worden uitgewerkt binnen de strategische milieuprojecten. De deeltaken en de uitwerking naar concrete acties van de doelstellingen worden binnen de projectfiches uiteengezet.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
55
Energiezorg
A.
Themabeschrijving
Om te kunnen voldoen aan internationale akkoorden met betrekking tot de vermindering van broeikasgassen (Rio 1992 en Kyoto 1997), moet elke maatschappelijke schakel een bijdrage leveren. Het broeikasgas koolstofdioxide (CO2) levert de grootste bijdrage aan de totale uitstoot van broeikasgassen. Dit gas komt voornamelijk vrij bij het verbruik van fossiele brandstoffen. Om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan ontwerpt de Vlaamse overheid het Vlaams klimaatbeleidsplan. Ondermeer in dat kader werd de cluster energie opgenomen in de Samenwerkingsovereenkomst. De cluster energie omvat het beleid omtrent: energiebesparing: een duurzaam energiebeleid dat het primair energieverbruik moet verminderen; energie-efficiëntie: rationeel energieverbruik dat de CO2-uitstoot moet verminderen; hernieuwbare energiebronnen.
B.
Energiezorg vandaag
I.
Interne energiezorg
Met dit engagement kiest de stad voor een duurzame ontwikkeling en het verminderen van haar eigen energiekosten via Rationeel Energiegebruik (REG). Voor de cluster energie heeft de stad Sint-Truiden de samenwerkingsovereenkomst op niveau 2 ondertekend. Het huidige beleid is vooral gericht op interne milieuzorg en sensibilisering. De stad Sint-Truiden heeft in het kader van interne milieuzorg een energiezorgsysteem lopen. Er werd in dit verband een energiecoördinator aangeduid voor de planning en de uitwerking van het energiebeleid van de stad. Momenteel worden door de stad in samenwerking met de intercommunale Interelectra reeds 8 gebouwen opgevolgd in een energieboekhouding. De nadruk ligt daarmee op evaluatie en monitoring van het energiegebruik. Een energieaudit is een uitstekend instrument om het besparingspotentieel van de bestaande gebouwen, domeinen of infrastructuren in kaart te brengen en zo te komen tot energiebesparende maatregelen. In overleg met Interelectra gaat de stad na welke gebouwen in aanmerking komen voor een energie-audit (verlichting, verwarming). Acties die hieruit reeds zijn voortgevloeid zijn: -
Relighting sporthal Jodenstraat;
-
Administratief Centrum;
-
Sportcomplex Sint-Pieter;
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
-
Relighting bibliotheek;
-
Sporthal Nieuw Sint-Truiden.
56
Andere acties zijn nog in onderzoeksfase, nl. renovatie kunstacademie, relighting werkplaatsen BEWEL, overschakeling verwarming op stookolie naar gas en vernieuwing electriciteit in muziekacademie, energiezuinige camping De Eegel. De stad heeft ook aandacht voor het gebruik van hernieuwbare energiebronnen. Indien het technisch en financieel haalbaar is, zal het Administratief Centrum van de stad voorzien worden van zonnepanelen en zal een elektrisch voertuig aangekocht worden dat met energie van zonnepanelen gevoed wordt. Om het gebruik van hernieuwbare energiebronnen te stimuleren bij de bevolking subsidieert de stad de installatie van zonneboilers en fotovoltaïsche cellen. De stad stimuleert eveneens het gebruik van zonneenergie door in de geïntegreerde gemeentelijke stedenbouwkundige verordening een goede oriëntatie op te leggen aan nieuwe verkavelingen. Er zijn nog relatief weinig subsidieaanvragen geweest voor de plaatsing van een zonneboiler. Het knelpunt hiervoor is hoofdzakelijk de financiële haalbaarheid van zulke systemen (systemen zijn duur en de terugverdientijd is 20-30 jaar). De gebouwverantwoordelijken moeten maandelijks de energieverbruiken opnemen en doorspelen aan de energiecoördinator. De energiecoördinator heeft nog andere taken binnen de stedelijke diensten wat de tijdbesteding voor de evaluatie en opvolging van de energieboekhouding bemoeilijkt. De terugkoppeling van de jaarrapporten van Interelectra naar de gebouwverantwoordelijken loopt soms stroef. Over de acties en hun effecten zou tevens beter gecommuniceerd kunnen worden naar de eigen diensten of de bevolking. In het kader van renovatiewerken en nieuwbouw vraagt RO op eigen initiatief advies aan CENERGIE of verzamelt informatie van het internet. Bij de inschakeling van een studiebureau wordt automatisch gevraagd hernieuwbare energie op te nemen. Er bestaan hiervoor nog geen procedures.
II.
Sensibilisering
Energiebesparing lukt niet zonder milieubewustwording. Zowel het bestuur, het stadspersoneel als de inwoners hebben daar individueel en gezamenlijk een verantwoordelijkheid en een taak in. Het beïnvloeden van de gedragscomponent is dan ook van blijvend en cruciaal belang. Door veranderingen in consumptief gedrag worden veel maatregelen immers tenietgedaan. De stad moet energiebesparing blijvend aanmoedigen bij burgers en personeel door middel van haar eigen communicatiebeleid, met name door middel van gerichte voorlichting en acties. Er worden sensibiliseringsacties opgezet naar inwoners in het algemeen en naar specifieke doelgroepen (architecten en verenigingen). Gekoppeld aan het interne energiezorgsysteem wordt permanent gewerkt rond de bewustmaking van de personeelsleden en gebouwverantwoordelijken. Om de bevolking te betrekken bij de energiezorg zijn er artikels in het infoblad verschenen en werd een folder huis-aan-huis bedeeld. De stad werkt mee aan het project ‘klimaatwijken’ van de provincie Limburg. Het doel van het project is dat een wijk- of straatcomité of een lokale vereniging een weddenschap aangaat met de gemeente, Interelectra, de provincie Limburg en de milieubeweging om 8 % energie te sparen gedurende een half jaar.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
C.
57
Visie en doelstellingen
Voor een substantiële reductie van de CO2-uitstoot is een vermindering van het gebruik van fossiele brandstoffen belangrijk. Dit vereist een geïntegreerde benadering waarbij visies en aanpak op elkaar afgestemd zijn, zowel horizontaal (binnen de stadsdiensten: energie, milieu, mobiliteit,...) als verticaal (communicatie en samenwerking met de provincie, het Vlaams Gewest,...). In het algemeen genomen zijn er drie manieren om het gebruik van fossiele energie en daarmee de uitstoot van CO2 te verminderen: vraagvermindering, gebruik van duurzame energiebronnen, optimalisatie van het gebruik van fossiele energiebronnen. Zowel het bestuur, het stadspersoneel als de inwoners hebben bij dit streven individueel en gezamenlijk een verantwoordelijkheid en een taak. Het beïnvloeden van de gedragscomponent is dan ook van cruciaal belang. Deze visie wordt uitgewerkt in volgende operationele doelstellingen: Een verdere uitwerking en verbreding van de voorbeeldfunctie van de stad inzake duurzaam energieverbruik (energiezorgsysteem stad) (D project ‘Interne Milieuzorg’) Een bewustwording en responsabilisering van specifieke doelgroepen inzake rationeel en duurzaam energiegebruik. (D project ‘duurzame levensstijlen’, project ‘jongeren en milieu: investeren in de toekomst’) Deze operationele doelstellingen worden uitgewerkt binnen de strategische milieuprojecten. De deeltaken en de uitwerking naar concrete acties van de doelstellingen worden binnen de projectfiches uiteengezet.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
58
Mobiliteit
A.
Themabeschrijving
De meeste gezinnen hebben één (soms twee) wagen(s) waarvan veelvuldig wordt gebruik gemaakt voor woon-werkverkeer. Door deze luxe is men meer mobiel en speelt de locatie van werken, wonen, winkelen steeds minder een rol. Spijtig genoeg heeft deze luxe ook een negatief aspect. Denk maar aan de toenemende uitstoot van CO2, NOx, CO, de grotere belasting op het milieu door geluidshinder, versnippering door de aanleg van wegen, verkeersonveiligheid. Een betere organisatie van de verkeersstromen en het aantrekkelijker maken van alternatieve verplaatsingsmethoden zijn dus aan de orde. Mogelijkheden zijn het overbodig maken van verplaatsingen door onder andere het promoten van alternatieve vervoersvormen zoals het openbaar vervoer, fietsgebruik.8
B.
Mobiliteit vandaag
De cluster Mobiliteit heeft als doel het milieubeleid en het mobiliteitsbeleid van de gemeente zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Om die reden werd het mobiliteitsconvenant aangepast, zodat de cluster mobiliteit nu volledig afgestemd is op dat mobiliteitsconvenant. Het beleid bestaat uit 2 grote lijnen: toetsen hoe milieuvriendelijk het mobiliteitsbeleid van de gemeente is; specifieke acties voeren omtrent milieu en verkeer. De stad heeft het mobiliteitsconvenant ondertekend en beschikt over een conform verklaard mobiliteitsplan, waarin de milieutoetsing deel uitmaakt van de evaluatie van het mobiliteitsplan. De stad Sint-Truiden beantwoordt hiermee aan de voorwaarde om zich te kunnen inschrijven op niveau 2 van de cluster Mobiliteit. Niveau 2 moedigt de stad aan om milieuprojecten uit te voeren binnen het mobiliteitsconvenant. Deze projecten worden ingediend via module 15 van het convenant. Indien ze een relevante meerwaarde hebben, wordt binnen het mobiliteitsconvenant een extra milieusubsidie toegekend. De cluster ‘mobiliteit’ wordt in het MBP voornamelijk behandeld om de integratie met het GRS en het mobiliteitsplan te verduidelijken.
I.
Toetsen van het mobiliteitsbeleid
Voor het mobiliteitsplan werd gekozen voor het beleidsscenario dat het best scoorde op het vlak van duurzaamheid. In het Mobiliteitsplan werd een verregaande integratie met het ruimtelijke ordeningsbeleid nagestreefd. De uitvoering van de acties uit het Mobiliteitsplan
8
MJP 2004
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
59
en het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan geven vorm aan een meer duurzaam en geïntegreerd lokaal beleid dat streeft naar een kwalitatieve leefomgeving. Ruimte voor milieuvriendelijke vervoersmodi, de uitbouw van langzaam verkeersnetwerken, herinrichting van doortochten en het afstemmen van nieuwe ruimtelijke ingrepen (voorzieningen en woonwijken) op het openbaar vervoersnetwerk (vb: autovrije wijken achter het station, inbreidingsprojecten in de stad) moeten de stad leefbaarder en duurzamer maken en houden. Aangezien de stad de cluster ‘mobiliteit’ heeft ondertekend op niveau 2, dient zij naast een jaarlijkse evaluatie ook een vijfjaarlijkse uitgebreidere milieutoetsing van het mobiliteitsplan te ondernemen. De eerste jaarlijkse milieu-evaluatie van het mobiliteitsplan dient nog uitgevoerd te worden. Dit zal uitbesteed worden, een evaluatie vond nog niet plaats wegens een onderbezetting van het personeel. Er werd wel een summiere milieutoets opgemaakt door de cel leefmilieu van de stad.
II.
Specifieke acties omtrent milieu en verkeer.
De voorbeeldfunctie van de stad krijgt vorm in specifieke acties voor het personeel. Het stadspersoneel wordt gestimuleerd om alternatieve verplaatsingsmethoden te gebruiken (openbaar vervoer, fiets, te voet) voor het woon-werkverkeer (verkeer met de fiets stimuleren, fietsvergoedingen, terugbetaling openbaar vervoer) en het werkverkeer (dienstfietsen). Er wordt echter zeer weinig gebruik gemaakt van het terugbetaald openbaar vervoer door de personeelsleden. Er dient nog onderzocht te worden of dit te wijten is aan het niet bekend zijn van deze mogelijkheid. Een evaluatie dringt zich alleszins op. Er werden in dat verband reeds een aantal enquêtes uitgevoerd die nog niet verwerkt zijn. Een evaluatie van het eigen wagenpark en het gebruik ervan naar milieuvriendelijkheid is aangevat. Er werd in samenwerking met Interelectra een project uitgewerkt rond het gebruik van elektrische voertuigen in eigen beheer. Voor de aanschaf van een nieuwe schoolbus werd in dit verband reeds de voorkeur gegeven aan een milieuvriendelijk voertuig. Momenteel lopen reeds algemene stimuleringsacties rond de promotie van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer. Op het grondgebied van Sint-Truiden is een derde betalersysteem ingevoerd waardoor de gebruikers slechts 0,60 € betalen voor een rit met de bussen van de Lijn. Het project ‘duurzaamheidspas’ beloont in dit kader ook verplaatsingen per fiets naar de winkel. De stad voert ook gerichte campagnes ter promotie van het fietsgebruik. Er wordt sterk naar de doelgroep van de scholieren toegewerkt met een autoluwe schoolweek, een in opmaak zijnde fietskaart met veilige route vanuit de kerkdorpen naar het centrum, Mobilim, lancering schoolvervoersplannen. Sint-Truiden is ook pilootstad voor project ‘korte rittencontracten’ gericht op verenigingen. De stad engageert zich verder voor een aantal maatregelen ter bevordering van de veiligheid voor de voetganger. Een voetgangerscharter werd in dit verband ondertekend in 2002. De verbetering van het voetgangers- en fietsnetwerk (aanleg korte verbindingen en voetgangersrelaties, infrastructurele ingrepen, diefstalveilige fietsenstallingen, doortochten, oversteekplaatsen, snelheidbeheersing) blijft een continue zorg. De versnippering van belangrijke groenzones ter hoogte van Engelmanshoven (Overbroek en beemden van Klein-Gelmen) wordt gemilderd door een eco-tunnel onder de Luikersteenweg. In Engelbamp verbeteren aangepaste tunnels en paddenoverzetacties de oversteek van amfibieën. De gemeente beschikt reeds over een goedgekeurd MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
60
bermbeheersplan. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen werd geëvalueerd en afgebouwd. (~natuurlijke entiteiten) Een aantal opgezette acties ondervinden vertraging door personeelstekort (verwerking enquêtes bij de schoolgaande jeugd, bij het eigen personeel, de veilige fietskaart) of genereren weinig interesse bij de beoogde doelgroepen (bedeling van fietsen aan scholen in het kader van Mobilim, autovrije dag in de stad in het kader van de Europese ‘Car Free Day’).
C.
Visie en doelstellingen
De stad zal een beleid voeren dat erop gericht is integratie te bevorderen van het milieubeleid, het mobiliteitsbeleid en het ruimtelijke ordeningsbeleid. Op die wijze tracht de gemeente bij te dragen aan een vermindering van de druk op het leefmilieu, uitgeoefend door verkeer en vervoer. Met de druk op het leefmilieu wordt bedoeld luchtverontreiniging, effecten op natuur, groenstructuren, hinder (geluid, licht, geur) en waterverontreiniging. De uitvoering en opvolging van de acties uit het Mobiliteitsplan en het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan geven vorm aan een meer duurzaam en geïntegreerd lokaal beleid dat streeft naar een kwalitatieve leefomgeving. Ruimte voor milieuvriendelijke vervoersmodi, de uitbouw van langzaam verkeersnetwerken, herinrichting van doortochten en het afstemmen van nieuwe ruimtelijke ingrepen (voorzieningen en woonwijken) op het openbaar vervoersnetwerk (vb: autovrije wijken achter het station, inbreidingsprojecten in de stad) moeten de stad leefbaarder en duurzamer maken en houden. De stad streeft in het kader van haar milieubeleid volgende operationele doelstellingen na inzake mobiliteit: -
Het gebruik van milieuvriendelijke vervoersmodi stimuleren (D project ‘duurzame levensstijlen’, project ‘jongeren en milieu: investeren in de toekomst’)
-
De verdere uitbouw en opvolging van de voorbeeldfunctie van de stad inzake duurzame mobiliteit (D project ‘Interne Milieuzorg’)
Deze operationele doelstellingen worden uitgewerkt binnen de strategische milieuprojecten. De deeltaken en de uitwerking naar concrete acties van de doelstellingen worden binnen de projectfiches uiteengezet.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
9
61
Werken met Projecten
In het milieubeleidsplan wordt de nadruk gelegd op de doelstellingen en minder op individuele acties. Omwille van de leesbaarheid en werkbaarheid is het MBP van Sint-Truiden opgebouwd rond ‘projecten’9. Het voordeel van werken met projecten is dat ze ruim geformuleerd worden waardoor de gewenste verandering op een soepeler manier (minder op voorhand vastgelegd) bereikt kan worden. Het bereiken van de doelstellingen gebeurt bij projecten m.b.v. lopende, bijgestuurde of nieuwe beleidsinitiatieven die beheerd worden met de managementinstrumenten (vb: milieujaarprogramma) waarover de stad Sint-Truiden beschikt. Het is niet nodig het bestaande beleid uitvoerig te beschrijven. Het werken met projecten leidt tot een bondiger, overzichtelijker, doelgerichter en duidelijker MBP. De projecten integreren de visie en doelstellingen van het thematisch milieubeleid. Elk project vormt een strategische doelstelling die verder geconcretiseerd wordt in een aantal operationele doelstellingen, die teruggrijpen naar het thematisch beleid. De projecten trachten zo uitdrukking te geven aan het integrale karakter van het milieubeleid, zonder de band met het thematisch beleid uit het oog te verliezen. Elk project wordt bondig beschreven via een fichestructuur die bestaat uit de eigenlijke projectfiche, gevolgd door de operationele doelstellingenfiches waarin een actieprogramma is vervat. Binnen een project worden ook plandoelstellingen geformuleerd. Deze plandoelstellingen stellen de realisatie van bepaalde zaken tegen het einde van de planperiode voorop. De in te zetten middelen betreffen de werkingskosten en subsidiekredieten (excl. personeelskosten) van de gewone begroting. De stad gaat ervan uit dat acties steeds binnen de begrotingsmogelijkheden (inclusief subsidies) en het beschikbare personeelskader worden opgezet en uitgevoerd. Uit de lijst van mogelijke acties zal de stad jaarlijks een gemotiveerde keuze maken. Die keuzes, de verdere invulling, de begroting, uitwerking en opvolging van de acties en eventuele bijsturing en actualisatie van het MBP zullen in het Milieujaarprogramma aan bod komen. Dat wordt daarmee versterkt als werk- en uitvoeringsinstrument. Het MBP bevat daarom zowel een aantal meer ‘behoudende’ projecten, vooral gericht op het verderzetten van het lopend beleid, als een aantal ‘nieuwere’ projecten die inspelen op de nieuwe uitdagingen en behoeften.
9
in navolging van het PMBP Limburg
MENS EN RUIMTE
62
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
De 8 milieuprojecten waarrond de stad Sint-Truiden de komende jaren haar beleid verder vorm geeft zijn: Project 1:
Afval voorkomen
Project 2:
Groene waarden
Project 3:
Duurzaam lokaal waterbeheer
Project 4:
Interne milieuzorg
Project 5:
Duurzame levensstijlen
Project 6:
Hinder aanpakken
Project 7:
Jongeren en milieu: investeren in de toekomst
Project 8:
Stedenband voor een beter leefmilieu (Sint-Truiden – Nueva Guinea)
MENS EN RUIMTE
63
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
A.
PROJECT 1:‘AFVAL VOORKOMEN’
Project 1
‘AFVAL VOORKOMEN’: DE VERDERE IMPLEMENTATIE, EVALUATIE EN OPTIMALISATIE VAN HET AFVALBELEID BINNEN HET INTERCOMMUNAAL SAMENWERKINGSVERBAND TOEGESPITST OP AFVALPREVENTIE.
Strategische doelstelling
De stad wil ook in de volgende planperiode verdergaan met het voeren van een ambitieus afvalbeleid gericht op preventie. Het gaat daarbij in de eerste plaats om de verdere implementatie, evaluatie en optimalisatie van het huidige afvalbeleid binnen het intercommunaal samenwerkingsverband. De rode draad in het afvalbeleid is de zogenaamde ‘Ladder van Lansink’ waarbij de aanpak van de afvalproblematiek trapsgewijs behandeld wordt. Voorkomen van afvalstoffen zowel van de hoeveelheid als van de schadelijkheid ervan is dé prioriteit. Wordt er toch afval geproduceerd dan moeten volgende technieken achtereenvolgens worden onderzocht en zo mogelijk worden toegepast: hergebruik en recuperatie van afvalstoffen; verbranden met energierecuperatie onder strenge milieuhygiënische voorwaarden; en ten slotte als laatste toevlucht het storten onder strenge milieuhygiënische voorwaarden van de restfractie of anders gezegd van die afvalstoffen die niet kunnen worden voorkomen, hergebruikt, gerecycleerd of verbrand. Het project integreert een aantal operationele doelstellingen met betrekking tot afvalstoffen. Deze doelstellingen op lokaal niveau omvatten een aantal deeltaken die zich in het actuele afvalstoffenbeleid op Vlaams niveau inschrijven.
Plandoelstelling 2005-2009
−
Handhaven van de huidige hoeveelheid restafval (128 kg/persoon/jaar in 2003) onder de normwaarde van 150 kg/persoon/jaar
−
Verminderen van de organische fractie per hoofd van de bevolking
−
Verminderen van de totale hoeveelheid huishoudelijke afvalstoffen per hoofd van de bevolking
Mogelijke indicatoren Milieubarometer
−
Aantal kg restafval per inwoner
−
Aantal kg organisch afval per inwoner
Hoger beleidskader
−
Mina-plan3, thema ‘Verontreiniging door afvalstoffen’
−
PMBPL 2004-2008, ‘Provincie als intermediair bestuur’
Verbanden met het thematisch beleid
−
afvalstoffen
Gebiedsspecifieke uitwerking
−
gans het grondgebied
In te zetten middelen
−
Binnen de begroting en huidige personeelsbezetting
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
64
Organisatorische acties Actie
doelgroep(en)
Actieve rol in het intercommunaal samenwerkingsverband (Intercompost) voor het beheer en preventie van huishoudelijke afvalstoffen ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
MENS EN RUIMTE
65
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 1
Optimalisatie van de selectieve ophaling van afvalstoffen
deeltaken
−
Verdere implementatie, evaluatie en bijsturing staan voorop nu er een ambitieus afvalbeleid op de sporen staat.
−
De verdere optimalisatie van de selectieve ophaling van afvalstoffen heeft zowel betrekking op de afvalstromen geproduceerd door de eigen diensten (voorbeeldfunctie) als op de afvalproductie van huishoudens en bedrijven.
−
Een duidelijke communicatie rond de ophaling en inzameling van de verschillende afvalfracties is daarbij primordiaal.
−
Een meer gerichte communicatie naar specifieke doelgroepen (scholen, kmo’s, zelfstandigen, gemeentepersoneel, bedrijven, landbouwers) wordt vooropgesteld.
− − −
Intercompost Kringloopcentrum Betrokken stadsdiensten
Mogelijke actoren
mogelijke acties Actie doelgroep(en)
Verdere bedeling van ‘antireclamestickers’ met het oog op het vermijden van papierafval huishoudens
Actie
Verdere implementatie grofvuilinzameling op afroep
doelgroep(en)
huishoudens
Actie
Verdere inzameling van de PMD-fractie
doelgroep(en)
huishoudens
Actie
Verdere selectieve inzameling op het containerpark en evaluatie van de inzamelresultaten per fractie huishoudens
doelgroep(en)
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
66
doelstelling 2
Afvalpreventie belonen door verdere implementatie van het principe ‘de vervuiler betaalt’
deeltaken
−
Verdere implementatie van het principe ‘de vervuiler betaalt’. Dit principe tracht het afvalprobleem brongericht aan te pakken door afvalpreventie te belonen.
−
De stad en Intercompost werkten de afgelopen jaren aan de invoering van een Diftar-systeem10, waarbij Diftar verwijst naar gedifferentieerde tarifering in de afvalophaling. Er wordt daarbij een strikte toepassing beoogd van het principe ‘de vervuiler betaalt’. Het systeem wordt gefaseerd ingevoerd en voldoet trouwens aan het voornemen van de overheid om vóór 1 januari 2008 een gedifferentieerd tariefstelsel te verplichten.
−
Verdere implementatie, evaluatie en bijsturing staan voorop nu dit ambitieus afvalbeleid op de sporen staat.
− −
Intercompost Betrokken stadsdiensten
Mogelijke actoren mogelijke acties Actie
Doelgroep(en)
Verdere implementatie van het principe de ‘vervuiler betaalt’ door de gefaseerde invoering van het ‘diftar-systeem’ voor afvalinzameling. huishoudens
10
In dergelijk systeem wordt een gedifferentieerd tariefstelsel voor volledige of gehele betaling door de gebruikers van de openbare dienstverlening inzake huishoudelijke afvalzorg ingevoerd en toegepast, dit in functie van het individueel afvalaanbod.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
67
doelstelling 3
Stimuleren van afvalbewust en afvalpreventief gedrag
deeltaken
−
De belangrijkste taak van de stad binnen het afvalbeleid ligt in het uitbouwen van een maatschappelijk draagvlak bij de bevolking voor afvalpreventie en de verdere implementatie van het principe de ‘vervuiler betaalt’. Sensibiliseren van de bevolking, het uitleggen van het ‘hoe?’ en het ‘waarom?’ wordt daarbij centraal gesteld.
−
Het terugdringen van de organische fractie blijft een speerpunt in het afvalpreventiebeleid van de stad. Dit streven hangt samen met de verdere bewustmaking en sensibilisering van huishoudens in hun omgang met organisch afval.
−
Inspelen en actief meewerken aan acties en projecten vanuit het hogere beleidsniveau inzake sensibilisering rond afvalbewust en afvalpreventief gedrag.
− −
Intercompost Betrokken stadsdiensten
Mogelijke actoren mogelijke acties Actie
doelgroep(en) Actie
doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Systematisch handhavingsbeleid inzake correct aanbieden van de verschillende fracties door een efficiënte opvolging van foutief gebruik van het inzamelsysteem huishoudens Bevraging van verenigingen naar afvalpreventief gedrag en selectieve inzameling als basis voor het formuleren van probleemoplossingen verenigingen Systematische steekproefsgewijze controle en analyse van de inhoud van huisvuilzakken huishoudens
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
B.
68
PROJECT 2: ‘GROENE WAARDEN’
Project 2
‘GROENE WAARDEN’: DUURZAME UITBOUW VAN DE GROENE WAARDEN MET HET OOG OP DE VERSTERKING EN BESCHERMING VAN DE ECOLOGISCHE INFRASTRUCTUUR
Strategische doelstelling
Het natuurbeleid van de stad ondersteunt de keuze voor duurzame ontwikkeling. Het streven naar goed functionerende, ecologisch samenhangende en herkenbare landschappen en ecosystemen en het behoud en de bevordering van de biodiversiteit vertaalt zich lokaal in het beschermen en de realisatie van lokale natuurverbindingen. De stad wil ruimte geven aan natuur door een aantal samenhangende grote gehelen natuur te ontwikkelen en te versterken en conform de vigerende regelgeving de lage, natte delen van de vier beekvalleien natuurgericht te beheren. Daarnaast wordt een verder doordachte en evenwichtige ontwikkeling van de ecologische infrastructuur, in evenwicht met de landbouw, vooropgesteld. In natuurbehoud en natuurontwikkeling moet het accent gelegd worden op die biotopen die specifiek zijn voor de gemeente: bossen op kalkleembodems, graslanden op kalkrijke gronden en in het bijzonder op mergelsubstraat. In uitvoering van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan richt het in opmaak zijnde ruimtelijke uitvoeringsplan (RUP) ‘groene waarden’ zich op het uitwerken en beschermen van een doorlopende natuurverbinding tussen de valleien en grote gehelen natuur op de zuidelijke plateaus met het oog op de versterking en bescherming van de ecologische infrastructuur: Kleine Landschapselementen (taluds, holle wegen,…), wegbermen, hoogstamboomgaarden, en de randzones rond grote gehelen natuur en het vrijwaren van de beter niet te bebouwen bouwkavels. Met het behouden en het versterken van de groene waarden wordt een instandhouding en een herstel van de biodiversiteit nagestreefd. Natuur en natuurbeleid beperken zich daarbij niet tot enkele enclaves, maar zijn in feite verweven met alle facetten van het dagelijks leven: wonen, werken en recreëren. De implementatie, communicatie en opvolging van dit beleid rond de ‘groene waarden’ op het grondgebied is een belangrijke taak voor de komende jaren. Het project integreert een aantal operationele doelstellingen met betrekking tot natuurlijke entiteiten.
Plandoelstelling 2005-09
−
Realisatie acties GNOP en GRS
Mogelijke indicatoren Milieubarometer
−
aantal gerealiseerde acties
−
biodiversiteit
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Hoger beleidskader
69
−
Mina-plan3, thema ‘Versnippering’, ‘Verlies van biodiversiteit’
−
PMBPL 2004-2008, project 1 ‘gebiedsgericht natuurbeleid’ en project 2 ‘planning en ontwikkeling van natuurverbindingsgebieden’
−
Ruimtelijke structuurplannen
−
Gewestelijke en provinciale RUP’s
Verbanden met het thematisch beleid
−
Natuurlijke entiteiten
Gebiedsspecifieke uitwerking
−
RUP ‘groene waarden’ en ‘water, valleien en natte natuurverbindingen’
In te zetten middelen
−
Beheersovereenkomsten
−
Gemeentelijke en provinciale subsidies
Organisatorische acties Actie
Uitbouwen systematisch overleg tussen de betrokken stadsdiensten
doelgroep(en)
ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
70
doelstelling 1
Uitwerken en beschermen van de grote gehelen natuur en doorlopende natuurverbindingsgebieden ertussen
deeltaken
−
Om de biodiversiteit te behouden en te versterken, moeten grote gehelen natuur – dit zijn grotere gebieden met een hoge natuurwaarde – gevrijwaard en versterkt worden. Daarnaast kan de overlevingskans van fauna en flora verhoogd worden door uitwisseling tussen deze gebieden mogelijk te maken. De verschillende gebieden moeten daarom met elkaar in verbinding staan met zogenaamde natuurcorridors of natuurverbindingsgebieden. Dat geheel van gebieden met een hoge natuurwaarde en de verbindingen ertussen noemt men de natuurlijke structuur. De uitbouw van deze natuurlijke structuur is de belangrijkste doelstelling voor het natuurbeleid in de planperiode.
−
Versterken van zes gebieden met boscomplexen tot grote gehelen natuur wordt vooropgesteld. De boscomplexen van Duras-Metsteren, Metsteren-Melveren-Terkelen-Speelhof, Nieuwenhoven, Kluisbos, Kerkom en Overbroek-Gelinden worden door sterkere samenhang en natuurgericht beheer versterkt. De twee zuidelijke gehelen worden ook uitgebreid. Het grote geheel natuur van Nieuwenhoven wordt ontwikkeld als stiltegebied.
−
Aan de rand en rond deze gebieden worden beperkte rand- en overgangszones ingevoerd, waar aan de medegebruikers (landbouw, recreatie,…) beperkingen worden opgelegd via een RUP.
−
Tussen de vier noordelijke grote gehelen natuur wordt een gebied, onder vorm van een landschappelijk waardevol landbouwgebied met kleine landschapselementen, ingericht met natuurverbindende corridors. Holle wegen, hagen, houtwallen, solitaire bomen, poelen,… zijn essentieel voor de diversiteit van natuur en landschap. Zij worden er op een dergelijke manier behouden en ontwikkeld dat zij hun natuurlijke verbindingsfunctie waarmaken en de landbouw er op normale bedrijfseconomische manier kan blijven functioneren.
−
Daarnaast wordt gestreefd naar het behoud van een ecologische basiskwaliteit voor het volledige grondgebied. Natuur is immers niet beperkt en mag niet beperkt worden tot de groenzones. Een zekere ecologische basiskwaliteit buiten de voorbehouden groenzones is noodzakelijk om het voortbestaan van tal van soorten te verzekeren.
−
Naast een natuurlijke structuur moet daarom ook een ecologische infrastructuur behouden blijven. Dit is het geheel van kleine landschapselementen zoals kleine bosgebiedjes, landelijke tuinen, bomen- en hagenrijen, … Ze hebben misschien geen afgelijnde functie binnen de natuurlijke structuur, maar garanderen niettemin een ecologische basiskwaliteit in de open ruimte. Het behoud van deze kleine landschapselementen heeft dus niet alleen belang voor de ecologische basiskwaliteit, maar ook voor de belevingswaarde van het landschap.
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Mogelijke actoren
− − − − −
71
GNOP-werkgroep Nationale Boomgaardstichting Terreinbeherende verenigingen en particulieren Hogere overheden Betrokken stadsdiensten
mogelijke acties Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie
Actualisatie van het GNOP en afstemming op het RUP ‘groene waarden’ Terreinbeherende verenigingen en particulieren Landschapsonderhoud in samenwerking met de Nationale Boomgaardstichting afgestemd op het RUP ‘groene waarden’ Terreinbeherende verenigingen en particulieren Evaluatie en aanpassing subsidiereglement kleine landschapselementen afgestemd op het RUP ‘groene waarden’ Terreinbeherende verenigingen en particulieren
doelgroep(en)
Evaluatie en opvolging wegbermbeheer afgestemd op het RUP ‘groene waarden’ Terreinbeherende verenigingen en particulieren
Actie
Uitvoeren van GNOP-acties afgestemd op het RUP ‘groene waarden’
doelgroep(en)
Terreinbeherende verenigingen en particulieren
Actie
Natuurherwaarderingsproject met het oog op de uitbouw van de ecologische infrastructuur, afgestemd op het RUP ‘groene waarden’ – het promoten van ‘bloemrijke akkerranden’ door stimulansen voor een aangepast beheer i.s.m. met het Regionaal Landschap maakt deel uit van deze actie Terreinbeherende verenigingen en particulieren
doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie
doelgroep(en)
Planologische bescherming van de zes grote gehelen natuur in SintTruiden, in uitvoering van het GRS (via een ruimtelijk uitvoeringsplan) Hogere overheid en ambtelijk en bestuurlijk draagvlak van de stad Planologische bescherming en gerichte uitbouw van de beeldbepalende hoogstamboomgaarden, in uitvoering van het GRS Hogere overheid en ambtelijk en bestuurlijk draagvlak van de stad Planologische bescherming van het noordwestelijk gebied met de natuurverbindende corridor van omgeving Duras tot Kluisbos, in uitvoering van het GRS Hogere overheid en ambtelijk en bestuurlijk draagvlak van de stad
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
72
doelstelling 2
Duurzame ontwikkeling en beheer van park-, groen- en bosgebieden nastreven
deeltaken
−
Duurzame ontwikkeling houdt het streven naar evenwicht tussen ecologische waarden en gebruikswaarden in. De stad erkent het multifunctionele karakter van groengebieden en tracht door gerichte uitbouw en aangepast beheer de verschillende functies met elkaar te verzoenen.
−
Met het ‘harmonisch park- en groenbeheer’ wil de Vlaamse overheid het beheer van parken en openbaar groen op een meer duurzame en ecologisch verantwoorde leest schoeien. De maatschappelijke noden, het behoud en de versterking van de natuurwaarden en de bescherming van het leefmilieu vormen de drie pijlers van het ‘harmonisch park- en groenbeheer’.
−
De integratie van deze pijlers in één visie leidt tot een wijzigend beheer van parken en openbaar groen. Daartoe zijn beheersplannen voor parken en openbaar groen noodzakelijk. Zo’n beheersplan legt de concrete krijtlijnen vast voor een duurzaam en milieu–verantwoord beheer dat rekening houdt met de gebruiker en met historische waardevolle elementen uit het vroegere beheer. De stad streeft een meer ‘Harmonisch Parken Groenbeheer’ na in het kader van het herwaarderen van het openbaar groen.
−
Het ‘Harmonisch Park- en Groenbeheer’ moet helpen om parken en groenzones te beheren op een manier waarbij er zowel rekening gehouden wordt met de wensen van de gebruikers, als zorg gedragen wordt voor de natuur en het milieu en dit zonder de duurzaamheid van het groen in gevaar te brengen. Bovendien moeten de verschillende functies die een park en het groen kunnen vervullen, zoals de ecologische, economische, recreatieve en landschappelijke, samen en in evenwicht kunnen voorkomen.
−
De principes zijn de theoretische basis. Vertaald naar de praktijk wil dit bijvoorbeeld zeggen dat onkruidverdelgers geweerd worden en dat de natuur meer en meer de kans krijgt om zijn gang te gaan zodat de diversiteit aan flora en fauna aanzienlijk toeneemt. Zo kunnen parken een voorbeeldfunctie opnemen i.v.m. het gebruik van biologische en milieuvriendelijke bestrijdingsmiddelen, het gebruik van groencompost,…
−
Communicatie naar de gebruiker van het park is hier van het grootste belang, en kan de bezoeker ervan overtuigen dat een natuurlijke aanpak geen synoniem is van verwaarlozing of alles maar zijn gang laten gaan.
−
Het wil ook zeggen dat bij het opstellen van een beheersplan overleg gepleegd wordt met de parkgebruiker. Op die manier kan er rekening gehouden worden met de verschillende wensen, kan het park aan verschillende behoeften voldoen en vindt iedereen er zijn gading. Het is belangrijk dat in een harmonisch park verschillende functies tegelijkertijd vervuld kunnen worden, zonder de basiswaarden van het harmonisch parkbeheer uit het
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
73
oog te verliezen.
Mogelijke actoren
−
In de bosgebieden ondersteunt de stad ‘duurzaam bosbeheer’ met het oog op het verzoenen van de verschillende bosfuncties: de ecologische, economische, sociale, educatieve en wetenschappelijke functie. De criteria ‘duurzaam bosbeheer’ vormen een bruikbare vertaling van algemene principes voor duurzaam bosbeheer afgeleid uit internationale overeenkomsten en zijn een richtlijn om de duurzaamheidsprincipes toe te passen in het concrete, dagelijkse bosbeheer.
−
Het streven naar de gerichte uitbouw van de zes grote gehelen natuur met ruimte voor medegebruik (landbouw en recreatie) geeft vorm aan duurzame ontwikkeling van deze groengebieden.
−
Ook de verdere uitbouw van de mogelijkheden voor passieve, zachte recreatie maakt hier deel van uit: het stadspark en het Speelhof worden als belangrijke stedelijke recreatieplekken uitgebouwd. De druk op het provinciaal domein van Nieuwenhoven wordt daarentegen gemilderd.
−
In de stad wordt de creatie van een volwaardig buurtplein en een aantrekkelijk groene ruimte voor elke (deel)buurt vooropgesteld. Een aantrekkelijke inrichting voor een meervoudig gebruik vormt het uitgangspunt.
− − −
Terreinbeherende verenigingen en particulieren Hogere overheden Betrokken stadsdiensten
mogelijke acties Actie
Beheers- en inrichtingsplan Groeve Engelmanshoven
doelgroep(en)
Terreinbeherende verenigingen en particulieren
Actie
Bosbeheersplan voor de stedelijke bosgebieden
doelgroep(en)
Terreinbeherende verenigingen en particulieren
Actie
Uitvoeren compensatiebebossing
doelgroep(en)
Terreinbeherende verenigingen en particulieren
Actie
Uitwerken en uitvoeren van een ‘bomenbeleidsplan’ op basis van een gedetailleerde inventarisatie van de bomen op het openbaar domein bevolking
doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Gerichte uitbouw van de zes grote gehelen natuur in Sint-Truiden, in uitvoering van het GRS en in samenwerking met de hogere overheid Terreinbeherende verenigingen en de hele bevolking Evaluatie van de inventaris van holle wegen (RUP groene waarden) met het oog op toekomstig beheer Terreinbeherende verenigingen en betrokken stadsdiensten
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
74
doelstelling 3
Samenwerking en uitbouw van het draagvlak voor het natuurbeleid
deeltaken
−
Het bestuurlijke en maatschappelijk draagvlak voor het Vlaamse, Provinciale en gemeentelijk natuurbeleid dient verder te worden uitgebouwd.
−
Het bestuurlijk draagvlak wordt verder uitgebouwd door frequent overleg tussen de bestuursverantwoordelijken en tussen de verschillende stadsdiensten met het oog op verdere afstemming tussen het natuurbeleid en de andere beleidsdomeinen.
−
De realisatie van een samenhangend ecologisch netwerk is geen taak van de stad alleen. Duurzaam groen- en bosbeheer, behoud en beheer van KLE’s, vergroten van de belevingswaarde van het stedelijk landschap zijn een gedeelde verantwoordelijkheid voor de overheden, terreinbeherende verenigingen en particulieren.
−
Een prioriteit binnen het natuurbeleid is ook het vergroten van het maatschappelijk draagvlak. Naast algemene sensibiliseringsacties kunnen ook gebiedsgerichte projecten een sensibiliserend staartje krijgen. Het uitspelen van de voorbeeldfunctie van de stad bij natuurvriendelijke inrichtings- en beheersmaatregelen wordt centraal gesteld met het oog op de uitbouw van het maatschappelijk draagvlak voor het gevoerde natuurbeleid.
−
Sensibiliseren en actief betrekken van de lokale maatschappelijke actoren bij de uitvoering van het natuurbeleid op alle beleidsniveaus wordt ondersteund door de stad.
−
In dit verband wordt de rol van de STAL onderstreept. De STAL adviseert het stadsbestuur over het gemeentelijk milieu- en natuurbeleid.
−
Verder vormen jongeren een belangrijke doelgroep voor de natuureducatie. De stad ondersteunt initiatieven vanuit hogere beleidsniveau in dit verband en richt zijn inspanningen op jongeren in schoolverband.
−
Samenwerking over de grenzen heen is noodzakelijk voor het versterken van grensoverschrijdende natuurwaarden. Het ecologisch netwerk, de natuurlijke structuur stopt immers niet aan de gemeentegrenzen. Verdere afstemming met de buurgemeenten wordt vooropgesteld. Er wordt een dialoog aangegaan met de aangrenzende gemeenten in dit verband.
−
Wat de ecologische infrastructuur en de landschapswaarden aangaat, biedt het Regionaal Landschap een geschikt grensoverschrijdend forum en samenwerkingsverband. Ook natuureducatie behoort tot de kerntaken van het Regionaal Landschap. De stad ondersteunt daarom de werking van het Regionaal Landschap.
− − − −
STAL (adviserend) Terreinbeherende verenigingen en particulieren Hogere overheden Betrokken stadsdiensten
Mogelijke actoren
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
75
mogelijke acties Actie doelgroep(en) Actie
doelgroep(en)
Samenwerking met het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren Terreinbeherende verenigingen en particulieren Samenwerking met de Nationale Boomgaardstichting en promotie van subsidieregeling inzake aanplanten of behouden van hoogstammige boomgaarden Terreinbeherende verenigingen en particulieren
MENS EN RUIMTE
76
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
C.
PROJECT 3: ‘DUURZAAM LOKAAL WATERBEHEER’
Project 3
‘DUURZAAM LOKAAL WATERBEHEER’:
Strategische doelstelling
Voorwaarde voor een duurzaam lokaal waterbeleid is afstemming tussen de verschillende bestuursniveaus én integratie van de verschillende dimensies in de planning en uitvoering van concrete projecten. De stad wenst een voortrekkersrol te blijven spelen op het gebied van duurzaam lokaal waterbeheer. De implementatie en opvolging van het DuLo-waterplan voor het deelbekken Melsterbeek in het kader van de ‘Interbestuurlijke samenwerking Land & Water’ vormt hierin de belangrijkste opgave. In uitvoering van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan zal het in opmaak zijnde ruimtelijk uitvoeringsplan ‘water, valleien en natte natuurverbindingen’ vorm geven aan de ruimtelijke dimensie van het lokale waterbeleid. Hiermee richt de stad zich op een herschikking van de verschillende functies van de valleigebieden (waterberging, landbouw, fruitteelt, natuur, wonen) met het oog op een structurele oplossing voor de wateroverlastproblematiek. Het project integreert een aantal operationele doelstellingen in uitvoering van de thematische visies op ‘water’ en ‘natuurlijke entiteiten’.
Plandoelstelling 2005-2009
−
Realisatie voorziene acties DuLo-waterplan Melsterbeek
Mogelijke indicatoren Milieubarometer
−
Zuiveringsgraad waterlopen
−
Drinkwaterverbruik per inwoner
−
Overstromingen, aantal getroffenen, grootte van de schade
Hoger beleidskader
−
Mina-plan3, thema ‘Integraal waterbeleid’
−
Bekkenbeheerplan van de Demer
−
PMBPL 2004-2008, project 4 ‘ruimte voor water’
Verbanden met het thematisch beleid
−
Water
−
Natuurlijke entiteiten
Gebiedsspecifieke uitwerking
−
Deelbekkens Sint –Truiden
In te zetten middelen
−
Subsidies Vlaamse overheid, personeelsinzet provincie en stad
Organisatorische acties Actie doelgroep(en)
Interbestuurlijke samenwerking Land & Water verder ondersteunen en uitbouwen Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
MENS EN RUIMTE
77
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 1
Verder uitbouwen van een duurzaam lokaal waterbeleid i.s.m. de hogere overheden
deeltaken
−
Het waterbeleid zal vooral grensoverschrijdend vorm moeten krijgen in het kader van de opmaak van deelbekkenbeheerplannen gestuurd door de hogere overheid. Aanvullend en in uitvoering hiervan zal de stad haar lokaal waterbeleid vorm geven.
−
Voorwaarde voor een duurzaam lokaal waterbeleid is afstemming tussen de verschillende bestuursniveaus én integratie van de verschillende dimensies in de planning en uitvoering van concrete projecten.
−
De opmaak en uitvoering van deelbekkenbeheerplannen (DuLowaterplannen) voor de deelbekkens die op het grondgebied gesitueerd zijn is de belangrijkste taak voor de volgende jaren. De ervaring van de Interbestuurlijke samenwerking Land & Water kan hier een belangrijk meerwaarde zijn.
Mogelijke actoren
− − − −
Interbestuurlijke samenwerking Land & Water Terreinbeherende verenigingen en particulieren Hogere overheden Betrokken stadsdiensten
mogelijke acties Actie
Uitvoering DuLo-waterplan deelbekken Melsterbeek
doelgroep(en)
Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
Actie
Opmaak DuLo-waterplan deelbekken samenwerking met de Provincie Limburg Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Herk
&
Mombeek
in
Opmaak DuLo-waterplan deelbekken Kleine & Grote Gete in samenwerking met de Provincie Vlaams-Brabant Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak Opvolging en evaluatie van de sedimentmetingen op de Molenbeek (Velm) Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
MENS EN RUIMTE
78
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 2
Bewaken en gefaseerd verbeteren van de kwaliteit van de rioleringsen zuiveringsinfrastructuur
deeltaken
−
De rioleringsinfrastructuur wordt op dergelijke manier onderhouden, verbeterd en uitgebouwd dat hydraulische overbelasting en biologische onderbelasting van het rioleringsstelsel en de zuiveringsinfrastructuur zoveel mogelijk worden tegengegaan. Het is allerminst de bedoeling de kostprijs van rioleringsprojecten te verhogen. Daarom zal er steeds gezocht worden naar redelijke oplossingen aan een aanvaardbare prijs.
−
Het gaat hierbij om de gefaseerde en afgewogen optimalisering van het gemende stelsel, de uitbouw van het gescheiden rioleringsstelsel, het afkoppelen van parasitaire debieten (vb. sloten aangesloten op riolering, het bufferen van overstorten), maximale aansluiting van particulieren, enz. om een basiswaterkwaliteit te bereiken.
−
Afgezonderde (groepen van) afvalwaterlozingen die buiten het bestaande riolerings- en zuiveringsnetwerk vallen, saneren, hetzij door een bestaande rioolwaterzuiveringsinstallatie na aansluiting op het bestaande netwerk, hetzij door zuivering in een kleinschalige waterzuiveringsinstallatie na aansluiting op een gemeenschappelijk lokaal rioleringsstelsel, hetzij door een individuele afvalwaterzuiveringsinstallatie.
−
Voor de zuivering van het afvalwater van woningen die niet op het rioleringsnet kunnen worden aangesloten (zuiveringszone C en niet-gerioleerd gebied) moet een individuele waterzuivering een oplossing bieden.
−
De Vlaamse steden en gemeenten stoten weliswaar op een belangrijk knelpunt bij de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsbeleid, namelijk het uitblijven van de noodzakelijke, nieuwe zoneringsplannen van de overheid.
− − − −
Stadsdiensten - Interbestuurlijke samenwerking land & water Aquafin Riolim Hogere overheden, vnl. VMM
Mogelijke actoren
mogelijke acties Actie doelgroep(en)
Opvolgen van de meetresultaten Maatschappij inzake oppervlaktewater Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
Actie
Interbestuurlijke samenwerking land & water
doelgroep(en)
Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
Actie
Verdere subsidiëring en gerichte communicatie inzake kleinschalige waterzuiveringsinstallaties voor woningen gelegen in zuiveringzone C Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
van
de
Vlaamse
Milieu
Verdere bekendmaking van de verordening met betrekking tot het overwelven van baansloten bevolking
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
79
doelstelling 3
Ruimte voor water: infiltratie, berging en vertraagde afvoer van hemelwater en duurzaam waterlopenbeheer
deeltaken
−
Een te grote en te snelle toevoer van hemelwater naar de waterlopen is één van de grootste oorzaken van wateroverlast. De afvoer van dit hemelwater naar het waterzuiveringssysteem doet het rendement van waterzuiveringsinstallaties afnemen. Afremmen van de afvoer van het hemelwater naar de waterloop vormt dan ook een belangrijke deeltaak in het waterbeleid.
−
Dit houdt in dat het hemelwater direct wordt opgevangen en gebruikt, geïnfiltreerd en zo nodig vertraagd afgevoerd, gescheiden van het rioleringsstelsel. Dit om piekafvoeren te voorkomen in de strijd tegen wateroverlast en erosie, infiltratie te bevorderen in de strijd tegen verdroging, en verdunning van het afvalwater tegen te gaan in de strijd tegen waterverontreiniging.
−
Het hemelwater dat op parkeergelegenheden, industrieterreinen, pleinen en wegen valt wordt meestal de rioleringen of de waterlopen ingestuurd. Het afkoppelen van grote, verharde oppervlaktes bij nieuw- of hernieuwbouw verhoogt het waterbergend vermogen van het stedelijk landschap.
−
De voorbeeldfunctie van de stad verder uitbouwen kan particulieren stimuleren in dit verband. Een water-audit, een grondige doorlichting van de stadsgebouwen en stadsdiensten moet nagaan of er rationeler met water kan omgesprongen worden. Uit de doorlichting moet ook blijken of er hemelwater gebufferd, geïnfiltreerd of hergebruikt kan worden.
−
Een goed onderhoud van de waterlopen is nodig. Duurzaam waterloopbeheer koppelt het vermijden van wateroverlast aan respect voor natuurwaarden. Concreet is het waterlopenbeheer gericht op vertraagde afvoer, stroomopwaartse buffering van water, stimuleren van het zelfzuiverend vermogen, herstel van het natuurlijk milieu van het watersysteem, …
−
Het streven naar zuiver water biedt nieuwe kansen voor ecologische meerwaarden. De ecologische functie van watergebonden elementen wordt gemaximaliseerd (bijvoorbeeld integratie van waterlopen, slotenstelsels en bijhorende oeverzones als verbindingseenheden natuur) zonder de veiligheidsaspecten met betrekking tot de wateroverlastproblematiek uit het oog te verliezen.
−
De nadruk ligt op oppervlakkige ruiming, d.i. het verwijderen van hindernissen zoals zwerfvuil, waardoor de afvoer gehinderd wordt. Grondige ruiming of slibruiming wordt enkel uitgevoerd wanneer noodzakelijk. Bij het maaien zowel als bij het ruimen wordt gekozen voor milieuvriendelijke technieken. Bij herstellingswerken worden zoveel mogelijk de principes van natuurtechnische milieubouw toegepast.
−
Overwelvingen hebben een negatieve impact op zowel waterkwantiteit – de overwelving beperkt de hoeveelheid water die in de beek kan geborgen worden – als waterkwaliteit – het zelfreinigend vermogen van de waterloop is verstoord. SintMENS EN RUIMTE
80
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Truiden beschikt niet over een volledige inventaris van het grachtenstelsel. Het overwelven of inbuizen van baansloten wordt zo veel mogelijk vermeden en zal in geen geval voor een grotere lengte dan 5 meter worden toegestaan.
Mogelijke actoren
−
Er wordt naar gestreefd om de waterlopen opnieuw een open bedding te geven. Het is de bedoeling de bestaande overwelvingen te verminderen en de regenwaterafvoer als open sloot uit te voeren.
−
De verordening met betrekking tot het overwelven van baansloten zal verder bekend worden gemaakt (minstens 1x per jaar in het infoblad).
−
In het kader van het DuLo-waterplan komen ook de aanleg van grasbufferstroken en hermeandering van de beek concreet aan de orde.
− − −
Stadsdiensten en Interbestuurlijke samenwerking land & water Terreinbeherende verenigingen en particulieren Hogere overheden
mogelijke acties Actie
doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie
doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Voorschriften in stedelijke verordening in verband met beperking van verharde oppervlakken en toepassing van waterdoorlatende verhardingen Hele bevolking Verdere communicatie rond regenwaterputten Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
de
subsidieregeling
voor
Terugkoppeling naar de landbouwers van de evaluatie van de efficiëntie van kleinschalige erosiebestrijdingsmaatregelen Landbouwers Opvolgen en evalueren van de efficiëntie erosiebestrijdingsmaatregelen in het kader van erosiebestrijdingsplan Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak Ruimte voor water in de uitwerking van een gebiedsgericht project rond ‘Camping De Eegel’ Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
van het
geïntegreerd
Communicatie rond de aanleg van het groendak bij de uitbreiding van het zwembad Bevolking
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
81
doelstelling 4
Accentueren van de beken en beschermen van de beekvalleien
deeltaken
−
Beekvalleien worden zoveel mogelijk over hun volledige lengte versterkt als groenstructuur. De structurerende, ecologische en landschappelijke waarde en het waterbergingsvermogen van de vallei wordt daarbij gemaximaliseerd. Ontwikkelingen in of nabij de beekvalleien worden beperkt of gecombineerd met behoud van het karakter van de vallei.
−
Dit kan in de eerste plaats door de beekvalleien buiten de dorpen vrij te houden van bebouwing.
−
Het is de intentie om ook de doortocht van de dorpen zoveel als mogelijk vrij te houden, weliswaar binnen een beperkte zone. Daarnaast krijgen de valleien een accent door bijv. smallere bruggen bij kruising met wegen, door aanplanting van bomenrijen of door bosbouw.
−
De vier beekvalleien van Molenbeek, Cicindria, Melsterbeek en Herk/Fonteinbeek vormen, in verweving met landbouwactiviteiten, een belangrijk onderdeel van de natuurlijke structuur van de gemeente.
−
Cicindria wordt versterkt als blauw lint doorheen de hele kernstad. Dit houdt in dat na zuivering de beekloop weer open en zichtbaar wordt gemaakt.
− − − −
Interbestuurlijke samenwerking Land & Water Terreinbeherende verenigingen en particulieren Hogere overheden Betrokken stadsdiensten
Mogelijke actoren
mogelijke acties Actie
doelgroep(en) Actie
Planologische bescherming van de vier beekvalleien, in uitvoering van het GRS (ruimtelijk uitvoeringsplan ‘water, valleien en natte natuurverbindingen’) Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
doelgroep(en)
Opmaak en communicatie van het ruimtelijk uitvoeringsplan ‘water, valleien en natte natuurverbindingen’ Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
Actie
Toepassing van de Watertoets
doelgroep(en)
Ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
MENS EN RUIMTE
82
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
D.
PROJECT 4: ‘INTERNE MILIEUZORG’
Project 4
‘INTERNE MILIEUZORG’: DE STAD GEEFT HET GOEDE VOORBEELD
Strategische doelstelling
Interne milieuzorg heeft als doel de milieubelasting door de eigen diensten te beperken én het sensibiliseren van de bevolking door het uitspelen van de goede voorbeeldfunctie van stad. De keuze van verantwoorde producten en een correct gebruik ervan (juiste toepassing en dosering) staat daarbij centraal. Ook een meer duurzaam omgaan met natuurlijke voorraden (water, lucht, niethernieuwbare brandstoffen) maakt hier deel van uit. IMZ is gekoppeld aan het ‘ambtelijk overleg’. Het ambtelijk overleg heeft als taak de implementatie van het IMZ te superviseren. De duurzaamheidsambtenaar heeft een coördinerende rol. Operationele doelstellingen vanuit verschillende thema’s (afvalstoffen, energiezorg, milieuverantwoord productgebruik en mobiliteit) passen binnen dit geïntegreerd milieuproject.
Plandoelstelling 2005-2009
−
Vermindering van de hoeveelheid restafval geproduceerd door de staddiensten
−
Daling van het energieverbruik
Mogelijke indicatoren Milieubarometer
−
Aantal kg restafval per personeelslid
−
Energie- en waterverbruik per gebouw
Hoger beleidskader
−
Mina-plan 3, thema ‘beleidsuitvoerende instrumenten’
−
PMBPL 2004-2008, project 8 ‘de provinciale voorbeeldfunctie realiseren’
−
afvalstoffen
−
milieuverantwoord productgebruik
−
energiezorg
−
mobiliteit
Gebiedsspecifieke uitwerking
−
stadsdiensten
in te zetten middelen
−
binnen de begroting en huidige personeelsbezetting
Verbanden met het thematisch beleid
Organisatorische acties Actie
Verderzetten systematisch ambtelijk overleg inzake interne milieuzorg
doelgroep(en)
ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
MENS EN RUIMTE
83
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 1
Verdere integratie van milieucriteria aanbestedingsbeleid van de stad
deeltaken
−
Verder uitbouwen van een milieuvriendelijk aankoopsysteem. De stad Sint-Truiden heeft de intentie om haar aankoopsysteem zo milieuvriendelijk mogelijk te maken, gebaseerd op de inventarisatie en prijsvergelijking.
−
De keuze van milieuverantwoorde producten staat daarbij centraal. Via de opmaak van ‘groene lijsten’ wordt gezocht naar haalbare milieuvriendelijkere alternatieven.
−
Bij de concrete uitvoering ervan moet er degelijk gecommuniceerd worden met het personeel en moet vooral bij het schoonmaakmateriaal de nodige aandacht geschonken worden aan opleiding van het schoonmaakpersoneel.
−
stadsdiensten
Mogelijke actoren
in
het
aankoop-
en
mogelijke acties Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie
doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Verdere gefaseerde omschakeling naar de milieuvriendelijkere kantoormaterialen (groene lijst) stadsdiensten
aankoop
van
Gebruik van duurzame voedingsproducten (Fair trade en bioproducten)door het stadspersoneel stadsdiensten Gefaseerde overschakeling naar meer schoonmaakmiddelen en sensibilisering schoonmaakpersoneel stadsdiensten (schoonmaakpersoneel)
milieuvriendelijke van het
Reductie van het gebruik en gefaseerde overschakeling naar meer milieuvriendelijke bestrijdingsmiddelen (reductieplan) alle betrokken stadsdiensten
MENS EN RUIMTE
84
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 2
Bewerkstelligen van bewustwording en gedragsverandering bij de eigen diensten ten aanzien van milieubewust productgebruik door registratie, evaluatie en controle.
deeltaken
−
De keuze van milieuverantwoorde producten en een correct gebruik ervan (juiste toepassing en dosering) staan daarbij centraal. Via een gebruiksregister dat de aard, hoeveelheid en toepassing van producten bijhoudt kan een zicht op de problematiek verkregen worden en kunnen maatregelen geëvalueerd en bijgestuurd worden.
−
Ook het gebruik van bestrijdingsmiddelen maakt hier deel van uit. Omdat Sint-Truiden een grote oppervlakte vertegenwoordigt met veel groen is het niet altijd evident om bestrijdingsmiddelen achterwege te laten. De mankracht van de groendienst is niet zodanig uitgebouwd dat manuele onkruidbestrijding volstaat. Temeer ook omdat de burger intolerant is ten opzichte van onkruid. Door de groenambtenaar werd een reductieplan opgemaakt. De implementatie van dit plan is een grote opgave voor de volgende jaren. Dit plan zal uitvoerig besproken worden met het personeel van de groendienst, zodat de effectieve uitvoering van het plan zonder problemen kan verlopen.
−
Het uitspelen van de voorbeeldfunctie van de stad inzake milieuverantwoord productgebruik beoogt een bewustwording en gedragverandering in de woon- en werksfeer bij specifieke doelgroepen en de bredere bevolking.
−
stadsdiensten
mogelijke actoren mogelijke acties Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie
doelgroep(en)
Sensibilisering rond milieuvriendelijk gebruik van kantoormaterialen door de eigen diensten stadsdiensten Sensibilisering rond milieuvriendelijk gebruik van bestrijdingsmiddelen door de eigen diensten. groendienst, jeugddienst, sportdienst Sensibilisering rond milieuvriendelijk schoonmaakproducten door de eigen diensten. schoonmaakpersoneel
gebruik
van
Sensibilisering rond duurzame voedingsproducten (Fair trade en bioproducten) stadsdiensten Registratie, evaluatie en controle naar milieuvriendelijkheid van het gebruik van kantoormaterialen en sensibilisering van de eigen diensten stadsdiensten
MENS EN RUIMTE
85
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Actie doelgroep(en) Actie
doelgroep(en)
Registratie, evaluatie en controle van bestrijdingsmiddelen door de eigen diensten groendienst, jeugddienst, sportdienst
het
gebruik
van
Registratie, evaluatie en controle van het gebruik van milieuvriendelijke schoonmaakproducten en sensibilisering van de eigen diensten schoonmaakpersoneel
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
86
doelstelling 3
Rationeel en duurzaam watergebruik stimuleren
deeltaken
−
Het rationeel watergebruik wordt binnen het stedelijk patrimonium geoptimaliseerd. De voorbeeldfunctie van de stad uitbouwen. Een water-audit, een grondige doorlichting van de stadsgebouwen en stadsdiensten kan nagaan of er rationeler met water kan omgesprongen worden. Uit de doorlichting moet blijken wat de mogelijkheden zijn voor waterbesparende technologieën als spaardouchekoppen, spaarknoppen op toiletten, doorstroombegrenzers,…).
−
Er wordt gestreefd naar het voorkomen van het gebruik van waterschadelijke producten of, indien dit niet mogelijk is, ze te vervangen door het gebruik van minder schadelijke alternatieven11.
−
Uitspelen van de voorbeeldfunctie van de stad aan de hand van concrete voorbeeldprojecten: een groendak bij de uitbreiding van het zwembad, Administratief centrum, camping De Eegel, sportcomplex Sint-Pieter en de aanleg van een regenwaterput bij het woonwagenpark.
−
stadsdiensten
Mogelijke actoren mogelijke acties Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
11
Streven naar een meer rationeel en duurzaam gebruik van zwembadwater beheerders zwembad Streven naar een meer rationeel en duurzaam watergebruik in het Administratief Centrum personeel administratief centrum, bezoekers Uitvoering en opvolging van de voorgestelde maatregelen ten gevolge van de water-audit van het stedelijk sportcomplex Sint-Pieter stadsdiensten Uitspelen voorbeeldfunctie van de stad aan de hand van concrete voorbeeldprojecten bevolking
spoor 4 en 7 van de code van goede praktijk voor duurzaam lokaal waterbeleid
MENS EN RUIMTE
87
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 4
Uitbouwen van afvalpreventie
deeltaken
−
De verdere uitbouw en opvolging van de afvalvoorkoming en selectieve ophaling bij de eigen stadsdiensten, maakt deel uit van het interne milieuzorgsysteem.
−
Er wordt verder gebruik gemaakt van duurzaam vaatwerk en bestek. Individueel verpakte suiker, melk, drinkbekers, roerstokjes blijven verbannen.
−
Drank wordt enkel aangekocht in statiegeldflessen.
−
Recto-verso kopiëren blijft verplicht tenzij het dossier het niet toelaat. Foutieve afdrukken van printers en/of kopiemachines worden verzameld door de drukkerij die er kladblokken van maakt. Interne nota’s en informatie worden via mail verstuurd.
−
Uitspelen van deze interne acties naar buiten toe geeft vorm aan de voorbeeldfunctie van de stad.
−
stadsdiensten
Mogelijke actoren
de
voorbeeldfunctie
van
de
stad
inzake
mogelijke acties Actie
doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Gebruik van duurzaam vaatwerk en bestek bij de stadsdiensten met het oog op afvalpreventie en dit meer uitspelen naar buiten toe (voorbeeldfunctie) stadsdiensten en bevolking Vermijden van verpakkingsafval van cateringproducten en dit uitspelen naar buiten toe (voorbeeldfunctie) stadsdiensten en bevolking Verder gebruik van compost en hakselhout door de eigen diensten en dit uitspelen naar buiten toe (voorbeeldfunctie) groendienst en bevolking Verder gebruik van secundaire grondstoffen door de eigen diensten en dit uitspelen naar buiten toe (voorbeeldfunctie) groendienst en bevolking Verder gebruik van FSC – gelabeld hout door de eigen diensten en dit uitspelen naar buiten toe (voorbeeldfunctie) stadsdiensten en bevolking; schrijnwerkers
MENS EN RUIMTE
88
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 5
Een verdere uitwerking en verbreding van de voorbeeldfunctie van de stad inzake duurzaam energieverbruik (energiezorgsysteem stad)
deeltaken
−
Energieboekhouding van 8 gemeentelijke gebouwen wordt bijgehouden door de energiecoördinator in samenwerking met de intercommunale Interelectra. Bij abnormale verbruiken wordt de oorzaak opgezocht en in de mate van het mogelijke een oplossing geformuleerd.
−
Een betere terugkoppeling van de energieboekhouding naar alle personeelsleden, in het bijzonder naar de gebouwverantwoordelijken toe, wordt vooropgesteld.
−
Camping De Eegel wordt uitgewerkt als een voorbeeldproject wat betreft duurzaam energiegebruik: milieuvriendelijke en besparende technieken zullen toegepast worden zoals een zonneboiler voor warm water, recuperatie van het regenwater voor spoeling van de toiletten, doorgedreven thermische isolatievoorzieningen, spaardouchekoppen, gasverwarming condensatieketel, enz.
−
Samen met de intercommunale Interelectra wordt voortdurend gecheckt welke gebouwen in aanmerking komen om een energie-audit (verlichting, verwarming) te laten uitvoeren.
−
Bij nieuwbouw of renovatie wordt in de mate van het mogelijke advies gevraagd aan Cenergie.
−
De REG-affiches (verlichting uitdoen, PC uitzetten, kranen niet laten lopen, verwarming niet nodeloos aan laten staan,…) zijn aanwezig in alle gemeentelijke gebouwen en worden ook vernieuwd indien nodig.
−
Stadsdiensten, energiecoördinator in het bijzonder
Mogelijke actoren mogelijke acties Actie
Systematische opvolging en evaluatie energieboekhouding
doelgroep(en)
De betrokken stadsdiensten
Actie
Geregeld overleg tussen de gebouwenverantwoordelijken om de resultaten van de energieboekhouding te evalueren en acties uit te werken De betrokken stadsdiensten
doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie
doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Opvolging en evaluatie energiecoördinator De betrokken stadsdiensten
van
het
takenpakket
van
de
Uitvoering renovatiewerken kunstacademie met nieuwe meer energiezuinige technieken en vernieuwing elektriciteit op een duurzame wijze De betrokken stadsdiensten Uitvoering ‘relighting’ werkplaatsen van de BEWEL (actie is afhankelijk van voorafgaande besprekingen) De betrokken stadsdiensten
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Actie doelgroep(en) Actie
doelgroep(en) Actie
doelgroep(en)
89
Uitwerken concrete plannen voor energiezuinige Camping De Eegel in het kader van een geïntegreerd gebiedsgericht project De betrokken stadsdiensten Onderzoek naar het gebruik van duurzame energiebronnen (zonnepanelen) in het Administratief Centrum en andere stadsgebouwen De betrokken stadsdiensten Verder uitvoeren van de maatregelen voortvloeiend uit de energieaudit van de openbare verlichting, opvolgen van de verbruiken en bijsturen waar nodig De betrokken stadsdiensten
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
90
doelstelling 6
De verdere uitbouw en opvolging van de voorbeeldfunctie van de stad inzake duurzame mobiliteit
deeltaken
−
De voorbeeldfunctie van de stad krijgt vorm in specifieke acties naar het personeel toe. Het stadspersoneel wordt gestimuleerd om alternatieve verplaatsingsmethoden te gebruiken (openbaar vervoer, fiets, te voet) voor het woon-werkverkeer (dienstfietsen, woon-werkverkeer met de fiets stimuleren, fietsvergoedingen, terugbetaling openbaar vervoer).
−
Verderzetten, opvolgen en evalueren van het maatregelenpakket (fietsvergoedingen, gratis openbaar vervoer, etc.) en verder sensibiliseren van het personeel rond dit thema staat de volgende jaren centraal. Bij de sensibilisatieacties moet er steeds duidelijk gecommuniceerd worden m.b.t. het positieve effect van de actie op het milieu.
−
Daarnaast wordt een evaluatie van het eigen wagenpark en het gebruik ervan naar milieuvriendelijkheid vooropgesteld.
−
stadsdiensten
mogelijke actoren mogelijke acties Actie
Uitvoeren van een jaarlijkse en vijfjaarlijkse milieutoetsing van het mobiliteitsplan
doelgroep(en)
De betrokken stadsdiensten
Actie
Terugkoppeling en opvolging van de resultaten van de bevraging (2004) van het personeel over hun woon-werkverplaatsingen. stadspersoneel
doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie
Bij aanschaffing van voertuigen voor de stadsdiensten wordt de voorkeur gegeven aan milieuvriendelijk voertuigen. de betrokken stadsdiensten
doelgroep(en)
Gericht sensibiliseren van het eigen personeel inzake het gebruik van alternatieve vervoersmodi (fietsvergoedingen, gratis openbaar vervoer, stadsfietsen, etc.) stadspersoneel
Actie
Promoten van een milieuvriendelijk rijgedrag bij het stadspersoneel
doelgroep(en)
stadspersoneel
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
91
doelstelling 7
Hinder voorkomen door sensibiliseren en preventief optreden door de stad
deeltaken
−
Ook in deze materie kan de stad het goede voorbeeld geven. Er dient onderzocht te worden welke bronnen van geluids-, geuren lichthinder de stad “in eigen beheer” kan terugdringen.
−
De verdere opvolging van mogelijke hinderen vervuilingsbronnen (bijv. stookolietanks) in beheer van de stad door een alerte preventie- en veiligheidscoördinatie.
−
Opvolging van de bodemsanering van de hinderlijke inrichtingen in eigendom van de stad maakt hier deel van uit.
−
Stadsdiensten
mogelijke actoren mogelijke acties Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Opvolging van bodemsanering van de hinderlijke inrichtingen eigendom van de stad (oude stort Melveren) Veroorzakers van hinder Respecteren van de regelgeving m.b.t. grondverzet bij het uitvoeren van stedelijke werken Stadsdiensten
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
E.
92
PROJECT 5: ‘DUURZAME LEVENSSTIJLEN’
Project 5
‘DUURZAME LEVENSSTIJLEN’: EEN GEINTEGREERDE COMMUNICATIESTRATEGIE VOOR SENSIBILISERING EN INFORMATIE ROND MILIEUVERANTWOORD WONEN, WERKEN EN LEVEN.
Strategische doelstelling
Communicatie en sensibilisatie heeft als doel bewustwording en gedragsverandering te bewerkstelligen bij de bevolking. Daarmee groeit ook het draagvlak voor het milieubeleid. De communicatie rond het milieubeleid dient dan ook gericht en eenduidig te worden opgezet. De campagne ‘duurzame levensstijlen’ biedt in dit verband een aangrijpingspunt om een clusteroverschrijdende gerichte communicatie te voeren met de doelgroep van de huishoudens. De stad wenst daarom de campagne ‘duurzame levensstijlen’ verder te zetten als een thema-overschrijdend sensibiliseringsproject waarin duurzaam watergebruik, afvalpreventie, milieuverantwoord productgebruik, energiezorg en duurzame mobiliteit aan de orde komen.
Plandoelstelling 2005-2009
−
Opvolger voor de campagne rond duurzame levensstijlen die geïnitieerd werd door de Provincie
Mogelijke indicatoren Milieubarometer
−
Fietsstallingen op zaterdag
Hoger beleidskader
−
Mina-plan 3, thema ‘Doelgroepenbeleid’
−
PMBPL 2004-2008, project 5 ‘duurzaam bouwen en wonen’ en project 8 ‘educatie’
−
afvalpreventie
−
milieuverantwoord productgebruik
−
energiezorg
−
mobiliteit
Gebiedsspecifieke uitwerking
−
n.v.t.
in te zetten middelen
−
Binnen de begroting en huidige personeelsbezetting
Verbanden met het thematisch beleid
organisatorische acties Actie
doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Milieuvriendelijk (aankoop)gedrag belonen door de verdere uitbouw van de ‘Duurzaamheidspas’, die reeds gekoppeld werd aan de actie ‘Met belgerinkel naar de winkel’. Bevolking, huishoudens Algemene sensibilisering (folders, tentoonstellingen, etc. ) rond ‘duurzame levensstijlen’ in samenwerking met andere actoren Bevolking, huishoudens
MENS EN RUIMTE
93
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 1
Stimuleren van afvalbewust en afvalpreventief gedrag
deeltaken
−
Het terugdringen van de organische fractie is en blijft een speerpunt in het afvalpreventiebeleid van de stad. Dit streven hangt samen met de verdere bewustmaking en sensibilisering van huishoudens in hun omgang met organisch afval.
−
De taak van de stad binnen het lokaal afvalbeleid ligt in het uitbouwen van een maatschappelijk draagvlak bij de bevolking voor ‘thuiscomposteren’ en ‘kringlooptuinieren’.
−
Het project rond ‘thuiscomposteren’ wordt in dit verband verdergezet en wordt daarbij verbreed en verdiept tot een meer geïntegreerd milieuproject rond ‘kringlooptuinieren’: tuinieren met minder afval, meer natuur en zonder bestrijdingsmiddelen.
−
Provinciebestuur Limburg
−
VLACO
−
OVAM
−
Intercompost
−
Betrokken stadsdiensten
mogelijke actoren
mogelijke acties Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Bevorderen van thuiscomposteren door verder uitbouwen van een goede compostmeesterwerking huishoudens Verder opvolgen en uitbouwen (wijkcomposteringsparkjes) huishoudens
van
het
buurtcomposteren
MENS EN RUIMTE
94
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 2
Rationeel en duurzaam watergebruik stimuleren
deeltaken
−
Er wordt gestreefd naar het voorkomen van het gebruik van waterschadelijke producten of, indien dit niet mogelijk is, ze te vervangen door het gebruik van minder schadelijke alternatieven.12
−
De druk op de grondwaterreserves wordt verminderd door het gebruik van grond- en leidingwater, daar waar mogelijk en verantwoord, te beperken.
−
Op kwalitatief vlak wordt gestreefd naar het gebruik van laagwaardig water voor laagwaardige toepassingen (vb. hemelwater voor wc-spoeling, oppervlaktewater als proceswater, hergebruik van gezuiverd afvalwater, enz.).
−
Op kwantitatief vlak is het de uitdaging om niet meer water te gebruiken dan nodig (vb. installeren van waterbesparende apparatuur, meldingssystemen voor lekkende kranen, enz.).
−
Het rationeel watergebruik wordt binnen het stedelijk patrimonium geoptimaliseerd. De voorbeeldfunctie van de stad uitbouwen. Een water-audit, een grondige doorlichting van de stadsgebouwen en stadsdiensten kan nagaan of er rationeler met water kan omgesprongen worden. Uit de doorlichting moet blijken wat de mogelijkheden zijn voor waterbesparende technologieën als spaardouchekoppen, spaarknoppen op toiletten, doorstroombegrenzers,…).
−
Er wordt bovendien gestreefd naar het verminderen van de druk op de grondwaterreserves door een gericht doelgroepenbeleid te voeren.
−
Sensibilisering over de gemeentelijke subsidieregelingen inzake het gebruik van regenwater en infiltratievoorzieningen naar architecten, bouwers en verbouwers maakt hier deel van uit.
−
Ook sensibiliseringsacties over rationeel watergebruik in samenwerking met de hogere overheden (~ stad als lokaal informatiepunt) passen in dit streven.
−
Vlaams Gewest
−
Provincie Limburg
−
WWF
−
Dialoog vzw
−
Betrokken stadsdiensten
mogelijke actoren
mogelijke acties Actie doelgroep(en)
12
Plaatsen van drinkwaterfonteintjes op publiek toegankelijke plaatsen met het oog op het promoten van leidingwater als drinkwater bevolking
spoor 4 en 7 van de code van goed praktijk voor duurzaam lokaal waterbeleid
MENS EN RUIMTE
95
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Actie
Sensibilisering inzake rationeel en duurzaam watergebruik
doelgroep(en)
bevolking
Actie
Uitbouw en evaluatie van een samenwerking met WWF en Dialoog bevolking (inz. scholen en verenigingen)
doelgroep(en)
‘watermeesterwerking‘
in
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
96
doelstelling 3
Bewerkstelligen van bewustwording en gedragsverandering ten aanzien van milieubewust productgebruik bij specifieke doelgroepen
deeltaken
−
De ervaring opgedaan door de stad inzake milieuvriendelijk productgebruik in het kader van interne milieuzorg wordt aangegrepen om huishoudens te sensibiliseren rond de milieuvriendelijkheid van bepaalde producten en het milieuvriendelijk gebruik van bepaalde producten.
−
De sensibilisering wordt gericht op productgroepen die aansluiten bij de woon- en leefsfeer (schoonmaakproducten, voeding, …).
− − −
Hogere overheden Voedselteams Betrokken stadsdiensten
mogelijke actoren
mogelijke acties Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Stimuleren van het gebruik van retourverpakkingen in samenwerking met de handelaars huishoudens Stimuleren van het gebruik van herbruikbare luiers door promotie van het gemeentelijk subsidiereglement Jonge ouders Stimuleren van het gebruik van streekproducten en biologische producten door het ondersteunen van de ‘voedselteam’-werking Jonge ouders
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
97
doelstelling 4
Een bewustwording en responsabilisering van specifieke doelgroepen inzake duurzaam energiegebruik
deeltaken
−
Energiebesparing lukt niet zonder milieubewustwording. Zowel het bestuur, het stadspersoneel als de inwoners hebben daar individueel en gezamenlijk een verantwoordelijkheid en een taak in.
−
Het beïnvloeden van de gedragscomponent is dan ook van blijvend en cruciaal belang. Door veranderingen in consumptief gedrag worden veel maatregelen immers tenietgedaan.
−
De stad moet energiebesparing blijvend aanmoedigen bij burgers en personeel door middel van haar eigen communicatiebeleid, met name door middel van gerichte voorlichting en acties.
−
In de eerste plaats moet gestreefd worden naar het beperken van de energievraag door toepassing van energieprestatie-eisen op het vlak van energiegebruik bij nieuwbouw en renovatie voor woning- en utiliteitsgebouwen.
−
De prioriteit moet gaan naar die zaken die voor langere tijd vastliggen: compact bouwen, energiebesparing door aanpassing aan de gebouwschil, optimaal gebruik maken van de zon (passieve en actieve zonne-energie), e.d.
−
Naast energiebesparing door vraagreductie dienen voorwaarden en stimulansen gegeven te worden voor het aanwenden van goede, duurzame alternatieven.
−
Toepassingen van actieve en passieve zonne-energie zijn immers pas mogelijk wanneer bij nieuwe verkaveling wordt rekening gehouden met de zon-oriëntatie en de mogelijkheden van daglichttoetreding.
−
In de ruimtelijke ordening, bij de ontwikkeling van nieuwe gebieden of bij de ontwikkeling van stadsinbreidingsprojecten, moet dan ook aandacht naar hernieuwbare energie gaan. Een beleidskader moet onderzoeken hoe het het gebruik van hernieuwbare energie kan gestimuleerd worden.
−
De inwoners wordt in eerste instantie informatie aangeboden via de bestaande communicatiekanalen (infoblad, website).
−
Verder wordt ook zoveel als mogelijk aangesloten bij initiatieven van andere overheden of instellingen.
−
Daarnaast worden gerichte sensibiliseringsacties naar architecten, bouwers en verbouwers inzake rationeel en duurzaam energiegebruik vooropgesteld.
−
Ook de verdere communicatie van de gemeentelijke subsidieregeling rond zonneboiler en fotovoltaïsche cellen (hernieuwbare energiebronnen) maakt hier deel van uit.
− −
Hogere overheden Betrokken stadsdiensten
mogelijke actoren
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
98
mogelijke acties Actie
Algemene sensibilisering inzake rationeel en duurzaam energiegebruik
doelgroep(en)
huishoudens
Actie
Gerichte sensibilisatie architecten, bouwers en verbouwers inzake rationeel en duurzaam energiegebruik architecten, bouwers en verbouwers
doelgroep(en) Actie
doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Deelname aan sensibilisatieacties van andere actoren inzake rationeel energiegebruik (vb.: Klimaatwijken, Nacht van de Duisternis, etc.) bevolking Verderzetten en communiceren van de subsidieregeling rond zonneboilers en fotovoltaïsche cellen (hernieuwbare energiebronnen) huishoudens
MENS EN RUIMTE
99
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 5
Het gebruik van milieuvriendelijke vervoersmodi stimuleren
deeltaken
−
Voor het mobiliteitsplan werd gekozen voor het beleidsscenario dat het best scoorde op het vlak van duurzaamheid. De uitvoering van de acties uit het Mobiliteitsplan en het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan geven vorm aan een meer duurzaam en geïntegreerd lokaal beleid dat streeft naar een kwalitatieve leefomgeving.
−
Ruimte voor milieuvriendelijke vervoersmodi, de uitbouw van langzaam verkeersnetwerken, herinrichting van doortochten en het afstemmen van nieuwe ruimtelijke ingrepen (voorzieningen en woonwijken) op het openbaar vervoersnetwerk (vb: autovrije wijken achter het station, inbreidingsprojecten in de stad) moeten de stad leefbaarder en duurzamer maken en houden.
−
Momenteel lopen reeds algemene stimuleringsacties rond de promotie van het gebruik van de fiets en het openbaar vervoer. Op het grondgebied van Sint-Truiden is een derde betalersysteem ingevoerd waardoor de gebruikers slecht 0.60 € moeten betalen voor een rit met de bussen van de Lijn. Het project ‘duurzaamheidpas’ beloont in dit kader ook verplaatsingen per fiets naar de winkel. De voortzetting van deze acties wordt vooropgesteld.
−
De stad blijft ook gerichte campagnes ter promotie van het fietsgebruik voeren. Er wordt daarbij verder naar de doelgroep van de scholieren toegewerkt met een autoluwe schoolweek, een in opmaak zijnde fietskaart met veilige route vanuit de kerkdorpen naar het centrum, lancering schoolvervoersplannen, aankopen van fietsen voor scholen voor korte verplaatsingen van de leerlingen.
−
De stad engageert zich verder voor een aantal maatregelen ter bevordering van de veiligheid voor de voetganger. Een voetgangerscharter vormt in dit verband het uitgangspunt.
−
De verbetering van het voetgangers- en fietsnetwerk (aanleg korte verbindingen en voetgangersrelaties, infrastructurele ingrepen, diefstalveilige fietsenstallingen, doortochten, oversteekplaatsen, snelheidsbeheersing) blijft een continue zorg.
−
Bij de sensibiliseringsacties dient er steeds duidelijk gecommuniceerd te worden m.b.t. het positieve effect van de acties op het milieu.
−
Betrokken stadsdiensten
−
Hogere overheden
−
De Lijn
mogelijke actoren
mogelijke acties Actie doelgroep(en)
Promoten van alternatieve vervoerswijzen door een jaarlijks terugkerende campagne (week van de zachte weggebruikers) bevolking
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Actie
doelgroep(en) Actie
100
Fietsgebruik promoten door aangepaste infrastructuur in het kader van een geïntegreerd gebiedsgericht project rond ‘Camping de Eegel’ gebruikers van de camping
doelgroep(en)
Uitgave brochure rond fietsen in Sint-Truiden met het oog op het stimuleren van het fietsgebruik bevolking
Actie
Diefstalveilige fietsstallingen plaatsen
doelgroep(en)
fietsers
Actie
Verdere uitvoering van de maatregelen in het kader van het voetgangerscharter bevolking
doelgroep(en) Actie
doelgroep(en) Actie
doelgroep(en)
Gerichte sensibilisering inzake gebruik van milieuvriendelijke vervoersmodi voor korte afstanden (vb.: ‘Met belgerinkel naar de winkel’) bevolking Promotie van het gebruik van het openbaar vervoer door het verderzetten van het derde betalerssysteem voor het grondgebied Sint-Truiden bevolking
MENS EN RUIMTE
101
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
F.
PROJECT 6: ‘HINDER AANPAKKEN’
Project 6
‘HINDER AANPAKKEN’ DOOR EEN EFFECTIEVE KLACHTENOPVOLGING EN VERSCHERPT TOEZICHT
EN
EENDUIDIGE
Strategische doelstelling
Hinderproblemen zijn vaak subjectief (moeilijk meetbaar, afhankelijk van persoon tot persoon), lokaal (enkele meters tot kilometers) en kortstondig (als de bron stopt, verdwijnt ook het effect). Dergelijke milieuproblemen kunnen het best op lokaal niveau worden aangepakt. Een efficiënte en eenduidige aanpak van de hinderproblematiek vraagt een gecoördineerde aanpak door de stad, de politie en de hogere overheden. Een duidelijke taakverdeling tussen politiediensten en milieudienst wat betreft preventie, controle en sanctionering vormt hierin een belangrijke stap. Doel is de effectiviteit van het handhavingsbeleid te verhogen door een duidelijker kader en een meer planmatige en gecoördineerde uitvoering. Met een uitbreiding van de mogelijkheden om administratief te handhaven in het vooruitzicht, zal een verdere afstemming tussen de politiediensten en de stadsdiensten vragen wat betreft de verruiming van deze politionele bevoegdheden van de stad. Dit streven omvat operationele doelstellingen vanuit de thema’s ‘hinder’ en ‘afvalstoffen’.
Plandoelstelling 2005-2009
−
afname hinder en het aantal klachten over hinder
Mogelijke indicatoren Milieubarometer
−
aantal klachten over hinder
Hoger beleidskader
−
Mina-plan3, thema ‘Hinder’ en ‘Beleidsuitvoerende instrumenten’
−
PMBP 2004-2008, project 7
Verbanden met het thematisch beleid
−
afvalstoffen
−
hinder
Gebiedsspecifieke uitwerking
−
Begaardenbosstraat - Kortenbos
−
Ziekerenweg - Sint-Truiden
−
Stationsstraat en Sint-Anneke - Sint-Truiden
−
De Tochtgenoot, het zwembad en de wijk Zerkingen - Sint-Truiden
−
Halmaal-dorp - Halmaal (Sikh-tempel)
−
Relindisstraat – Ordingen
−
Beekstraat en Zoutstraat - Sint-Truiden
−
Gelinden
−
Wijk Steenovenstraat
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
in te zetten middelen
−
102
binnen de begroting en huidige personeelsbezetting
organisatorische acties Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Uitwerken van een protocol tussen stad en politie inzake het aanpakken van hinderproblemen huishoudens Buurtproblemen oplossen door preventief en repressief optreden van stad en politie huishoudens
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
103
doelstelling 1
Illegaal ontwijkgedrag (sluikstorten en sluikstoken) sanctioneren
deeltaken
−
Een consequent handhavingsbeleid voeren gericht tegen sluikstorten en sluikstoken met inbegrip van preventiemaatregelen (sensibilisering over de sanctionering) in overleg en samenwerking met de politiediensten.
mogelijke actoren
−
Politie
−
Betrokken stadsdiensten
mogelijke acties Actie
Sluikstorten aanpakken door verscherpte controle door de politie
doelgroep(en)
Veroorzakers van hinder
Actie
Onderzoek naar probleemgebieden inzake sluikstorten in de stad als basis voor een gebiedsgerichte aanpak Veroorzakers van hinder
doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Gerichte controles door de politie na klachtenmeldingen wat betreft sluikstorten en sluikstoken Veroorzakers van hinder Gerichte controles door de politie en de milieudienst van hinderlijke bedrijven (klasse 2 en 3) Veroorzakers van hinder Controles door de politie gericht naar probleemcafés (sluikstorten maar ook lawaaihinder) Veroorzakers van hinder
MENS EN RUIMTE
104
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 2
Een consequent handhavingsbeleid (controle en sanctionering) gevoerd door stad en politie
deeltaken
−
Gezien de bevoegdheidsverdeling tussen de verschillende beleidsniveaus, mag het aanpakken van lawaaihinder, geurhinder en lichtvervuiling voor zover de gemeente dit in eigen beheer kan, als een belangrijke taak worden gezien.
−
De stad dient hierbij zoveel mogelijk als bemiddelaar op te treden.
−
Voor toezicht is de laatste jaren een goede samenwerking met de politie uitgebouwd, bijv. in het kader van het Horeca-beleid.
−
De samenwerking met de politie en AMINAL afdeling milieuinspectie zal verder uitgediept en gesystematiseerd worden. Het gaat voornamelijk om afstemming van de taken en het initiëren van werkbare procedures.
−
Een duidelijke taakverdeling tussen politiediensten en de milieudienst wat betreft controle en sanctionering vormt hierin een belangrijke stap. De bedoeling moet zijn de effectiviteit van het handhavingsbeleid te verhogen door een meer planmatige en gecoördineerde uitvoering en duidelijke afspraken.
−
De uitbreiding van de mogelijkheden om administratief te handhaven, zal ook een verdere afstemming tussen de politiediensten en de stadsdiensten vragen.
−
Politie
−
Betrokken stadsdiensten
mogelijke actoren mogelijke acties Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Buurtproblemen aanpakken, inzonderheid op lawaaihinder en netheid van het openbaar domein huishoudens
het
vlak
van
Gerichte controles door de politie op de naleving van de milieuwetgeving wat betreft de opslag en uitrijregeling van mest Veroorzakers van hinder
MENS EN RUIMTE
105
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 3
Hinder voorkomen door sensibiliseren en preventief optreden door stad en politie
deeltaken
−
De milieudienst probeert met een grondige behandeling van vergunningendossiers hinder te voorkomen. In de advisering en de verlening van vergunningen bouwt de dienst de samenwerking met de brandweer en de dienst ruimtelijke ordening verder uit.
−
De nadruk wordt gelegd op het sensibiliseren van de veroorzakers van de milieuhinder, met een prioritaire aandacht voor sluikstoken en geluid/nachtlawaai.
−
Het verkrijgen van een gedragswijziging bij de doelgroepen die hinder veroorzaken (vb. sluikstokers) kan enkel indien de gemeente haar bemiddelingsrol ten volle uitspeelt, in dialoog gaat en voldoende informatie verstrekt.
−
Dit houdt ook in dat er getracht wordt in samenspraak met de betrokkenen tot oplossingen te komen, vooraleer tot sanctionering wordt overgegaan.
−
Een duidelijke taakverdeling tussen politie en milieudienst wat betreft preventietaken vormt hierin een belangrijke stap.
−
De stad kan een rol spelen bij de sensibilisatie en controle wat het gebruik van milieuvriendelijke alternatieven voor ozonafbrekende stoffen vb. m.b.t. koelen airconditioninginstallaties betreft.
−
Bij het informeren van de bevolking zal ook de asbestproblematiek worden aangekaart: wat is asbest, wat zijn de risico’s, hoe te herkennen, hoe te verwijderen, overzicht van de meest toegepaste asbesthoudende producten,… De stad zal hierbij de campagne’ van het Vlaams Gewest: “Asbest in en om het huis!” als leidraad gebruiken.
−
Naar de bevolking toe kan de stad sensibiliseren over het belang en de verplichting van de jaarlijkse inspectie en het onderhoud van verwarmingsinstallaties, de vervanging van oude, slechtwerkende en/of energieverslindende ketels, enz.
−
Politie
−
Betrokken stadsdiensten
mogelijke actoren mogelijke acties Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie
doelgroep(en)
Informatieverstrekking aan landbouwers over de milieuwetgeving inzake opslag en uitrijregeling van mest landbouwers Sluikstorten en sluikstoken informatieverstrekking de hele bevolking
voorkomen
door
sensibilisering
en
Bij acute bodemverontreiniging schakelt de stad een erkend bodemsaneringsdeskundige in en wordt onmiddellijk melding gedaan aan OVAM Veroorzakers van hinder
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
106
Sensibiliseren van de bevolking i.v.m. de wettelijke verplichtingen en mogelijkheden bij het gebruik van oude stookolietanks Inwoners Sensibiliseren van de bevolking m.b.t. de toepassing van het bodemsaneringsdecreet Inwoners
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
107
doelstelling 4
Gecoördineerde en efficiënte klachtenopvolging door stad en politie
deeltaken
−
Teneinde op een coherente manier de lokale milieuhinder terug te dringen is het noodzakelijk om een goed zicht te hebben in de bestaande hinderbronnen in de gemeente. Een goede registratie en analyse van gemelde klachten is hierbij van groot belang.
−
Daar vele hinderproblemen een bovenlokaal karakter hebben, moet de gemeente meewerken aan initiatieven van de hogere overheden inzake klachtenregistratie, -evaluatie en –opvolging (vb. enquêteringen, leefomgevingsonderzoek, eenduidig klachtenregistratiesysteem, …).
−
Het laten uitgroeien van de bestaande klachtenregistratie en opvolging tot een volwaardig registratie- en opvolgingssysteem, afgestemd op het systeem van de politiediensten, is een prioriteit. Daarbij moet in de eerste plaats een gecoördineerde en efficiënte klachtenopvolging blijven primeren.
−
Daarnaast zal een operationeel registratieen opvolgingssysteem van milieuklachten de mogelijkheid bieden om de hinderproblematiek in de stad in kaart te brengen. Een regelmatige analyse en rapportering van de geregistreerde klachten zal toelaten om strategieën voor een efficiëntere hinderbestrijding uit te werken.
−
Politie
−
Betrokken stadsdiensten
mogelijke actoren mogelijke acties actie
Registreren en opvolgen van klachten via het digitaal milieuklachten registratie- en opvolgingssysteem (=MKROS) van de overheid, van zodra dit systeem operationeel is
doelgroep(en)
ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
actie
Gecoördineerde en efficiënte opvolging van klachten
doelgroep(en)
ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
actie
Inventaris van hinderbronnen en evaluatie van knelpunten + actieplan opstellen om milieuhinder te remediëren
doelgroep(en)
ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
MENS EN RUIMTE
108
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
G.
PROJECT 7: ‘JONGEREN EN MILIEU’
Project 7
‘JONGEREN EN MILIEU’: EEN GEÏNTEGREERD DOELGROEPENBELEID UITWERKEN NAAR DE JEUGD TOE
Strategische doelstelling
Een doelgroepenbenadering laat een meer gerichte en dus efficiëntere communicatie rond milieuthema’s toe. Binnen dit project wordt de specifieke doelgroepwerking naar scholen en jongeren verder uitgewerkt. Doel is milieuzorg ingang te doen vinden bij jongeren als investering in een toekomstige meer duurzame omgang met hun leefomgeving. Om de lage participatiegraad van scholen in het verleden op te trekken zoekt de stad naar een meer laagdrempelige invulling. Het uitwerken van een meer ‘kant en klaar’ project met grotere ondersteuning van de stad en andere overheden (personeelsinzet) bij de uitvoering ervan wordt vooropgesteld. De stad overlegt in dit verband met de scholen en de hogere overheid. Dit streven omvat operationele doelstellingen uit verschillende thema’s (afvalstoffen, water, milieuverantwoord productgebruik, energiezorg).
Plandoelstelling 2005-2009
−
Toename in het aantal deelnemende scholen aan het scholenproject
Mogelijke indicatoren Milieubarometer
−
Aantal deelnemende scholen aan het scholenproject
Hoger beleidskader
−
Mina-plan 3, thema ‘Doelgroepenbeleid’
−
PMBPL 2004-2008, project 7 ‘Educatie’
−
afvalstoffen
−
milieuverantwoord productgebruik
−
water
−
energiezorg
Gebiedsspecifieke uitwerking
−
n.v.t.
in te zetten middelen
−
binnen de begroting en huidige personeelsbezetting
Verbanden met het thematisch beleid
Organisatorische acties Actie
doelgroep(en)
Uitwerken van een meer ‘kant en klaar’ project met grotere ondersteuning van de stad en andere overheden (personeelsinzet) in overleg met de scholen en de hogere overheid. ambtelijk en bestuurlijk draagvlak
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
109
doelstelling 1
Stimuleren van afvalbewust en afvalpreventief gedrag
deeltaken
−
Bewustmaken en sensibiliseren van de jeugd inzake afvalbewust en afvalpreventief gedrag door acties naar scholen.
mogelijke actoren
− − −
Hogere overheden Scholen Betrokken stadsdiensten
mogelijke acties Actie doelgroep(en)
Verder stimuleren van scholen om aan afvalpreventie te doen in het kader van milieuzorg op school scholen
Actie
Afvalpreventie stimuleren tijdens jongerenfuiven en -evenementen
doelgroep(en)
Jongerenverenigingen
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
110
doelstelling 2
Bewerkstelligen van bewustwording en gedragsverandering ten aanzien van milieubewust productgebruik bij specifieke doelgroepen
deeltaken
−
Bewerkstelligen van bewustwording en gedragsverandering ten aanzien van milieubewust productgebruik bij de schoolgaande jeugd.
mogelijke actoren
− − −
Hogere overheden Scholen Betrokken stadsdiensten
mogelijke acties Actie
Promoten milieukoopwijzer
doelgroep(en)
Scholen, jeugdverenigingen
MENS EN RUIMTE
111
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 3
Rationeel en duurzaam watergebruik stimuleren
deeltaken
− Integratie van het streven naar watergebruik in het scholenproject.
mogelijke actoren
− − − − −
rationeel
en
duurzaam
Hogere overheden Scholen Dialoog WWF Betrokken stadsdiensten
mogelijke acties Actie
Watermeesters en watercontracten
doelgroep(en)
Scholen, jeugdverenigingen
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
112
doelstelling 4
Samenwerking en uitbouw van het draagvlak voor het natuurbeleid
deeltaken
−
Natuureducatie voor scholen verder uitbouwen in samenwerking met het Regionaal Landschap Haspengouw en Voeren
mogelijke actoren
− − −
Regionaal Landschap Scholen Betrokken stadsdiensten
mogelijke acties Actie
doelgroep(en)
Voortzetten, uitbreiden en vanuit de stad promoten van het bestaande natuureducatief project voor scholen in samenwerking met het Regionaal Landschap Scholengemeenschap
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
113
doelstelling 5
Een bewustwording en responsabilisering van specifieke doelgroepen inzake duurzaam energiegebruik
deeltaken
−
Een bewustwording en responsabilisering van scholen inzake duurzaam energiegebruik
mogelijke actoren
− − −
Hogere overheden Scholen Betrokken stadsdiensten
MENS EN RUIMTE
114
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
doelstelling 6
Het gebruik van milieuvriendelijke vervoersmodi stimuleren
deeltaken
−
Promoten van alternatieve vervoerswijzen bij schoolgaande jeugd en hun ouders met het oog op het bewerkstelligen van een bewustwording en gedragswijziging.
−
Bij sensibilisatieacties dient steeds duidelijk te worden gecommuniceerd m.b.t. het positieve effect van de acties op het milieu.
− − −
Hogere overheden Scholen Betrokken stadsdiensten
mogelijke actoren
mogelijke acties Actie
doelgroep(en) Actie
doelgroep(en) Actie doelgroep(en) Actie doelgroep(en)
Promoten van alternatieve vervoerswijzen bij schoolgaande jeugd en hun ouders door een jaarlijks terugkerende campagne (autoluwe schoolweek) schoolgemeenschap Veilig met de fiets naar school: veilige fietsroutes uitwerken op basis van een bevraging van de schoolgaande jeugd en ongevalstatistieken Schoolgaande jeugd Ter beschikking stellen van fietsen aan scholen om fietsen in klasverband te stimuleren Scholen Ondersteunen en opvolgen van de opmaak en uitvoering van ‘schoolvervoersplannen’ Scholen
MENS EN RUIMTE
115
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
H.
PROJECT 8:‘STEDENBAND VOOR EEN BETER LEEFMILIEU’
Project 8
‘STEDENBAND VOOR EEN BETER LEEFMILIEU’: DE SAMENWERKING TUSSEN SINT-TRUIDEN EN NUEVA GUINEA (NICARAGUA)
Strategische doelstelling
De stad Sint-Truiden tracht naast een milieubeleid ook een ontwikkelingsbeleid uit te werken. Sint-Truiden heeft een overeenkomst aangegaan met de Vlaamse overheid, waardoor een samenwerking van de stad met een partner in een ontwikkelingsland kan worden gesubsidieerd. Zo kon Sint-Truiden een stedenband aangaan met Nueva Guinea (Nicaragua). De Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking (GROS) is hier nauw bij betrokken. De stad wil de milieulink van dit samenwerkingsverband duidelijk in de verf zetten en de inwoners van Sint-Truiden via deze weg sensibiliseren voor milieuproblemen in een ontwikkelingsland. Tegelijk wil de stad informatie verstrekken over de duurzame oplossingen die vooral met de volgende initiatieven worden nagestreefd: − het project “Educatieve milieusensibilisering over geïntegreerde verwerking van vast en vloeibaar afval in de gemeente Nueva Guinea”; − een herbebossingsproject in het stroomopwaartse deel van het stroomgebied van de Río Zapote; − het project “Geboortebos 2004”, waarmee de plaatselijke organisatie La Esperanzita o.m. het verbeteren van een secundair bos en de ontwikkeling tot een tropisch bos van hoge kwaliteit vooropstelde.
Plandoelstelling 2005-2009
−
geen in het kader van het gemeentelijk milieubeleid
Mogelijke indicatoren Milieubarometer
−
geen in het kader van het gemeentelijk milieubeleid
Hoger beleidskader
−
Mina-plan3, thema ‘Doelgroepenbeleid’
−
PMBPL 2004-2008, project 7 ‘Educatie’
Verbanden met het thematisch beleid
−
afvalstoffen
−
water
−
natuurlijke entiteiten
in te zetten middelen
− binnen de begroting en samenwerking met de GROS
huidige
personeelsbezetting,
in
de uitvoering van acties kan gebeuren met subsidies in het kader van de ontwikkelingssamenwerking −
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
116
doelstelling 1
De inwoners van de stad informeren en sensibiliseren omtrent de milieu-initiatieven in het samenwerkingsverband met Nueva Guinea
deeltaken
− Tijdens de jaarlijkse uitnodiging van ouders naar het geboortebos in Sint-Truiden een duidelijke verwijzing naar het project in Nicaragua maken. Er bestaat actueel een link maar die is onvoldoende bekend. − De stedenband levert een waardevolle, zeer concrete input voor publicaties in het infoblad rond duurzaam hout: pluspunten voor het leefmilieu en het bosecosysteem in het bijzonder, voordelen voor de plaatselijke gemeenschap in Nueva Guinea,…
mogelijke actoren
−
GROS en de betrokken stadsdiensten
mogelijke acties actie
Geboortebos Sint-Truiden: verwijzing naar het bosproject in Nicaragua
doelgroep(en)
Scholen, verenigingen
actie
Informeren over duurzame bosontwikkeling
doelgroep(en)
Scholen, verenigingen
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
117
doelstelling 2
Leren uit de milieuprojecten die de stad in Nicaragua ondersteunt
deeltaken
− Een actiepakket uitwerken binnen MOS (milieuzorg op school): concrete informatie over de problematiek van het regenwoud, duurzame houtproductie, afvalverwerking,… uit het samenwerkingsverband kan aangewend worden en de betrokkenheid van de leerlingen kan erdoor vergroot worden. − De stad neemt zich voor om, waar mogelijk, hout aan te wenden met het FSC-duurzaamheidslabel. Bij het uitspelen van de voorbeeldfunctie i.v.m. FSC-gelabeld hout bestaan tal van mogelijkheden om zeer concreet naar de bosprojecten van de partner te verwijzen.
mogelijke actoren
−
GROS en de betrokken stadsdiensten
mogelijke acties actie
Uitwerken van een leerpakket binnen MOS (Milieuzorg op school)
doelgroep(en)
Scholen, verenigingen
actie
Voorbeeldfunctie inzake het gebruik van duurzaam hout uitspelen
doelgroep(en)
Scholen, verenigingen
MENS EN RUIMTE
I
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
Inhoudstafel: Veel gebruikte afkortingen
1
0
Woord vooraf
3
1
Situering
4
2
Vlaams en provinciaal kader
5
A.
Decreet van 5 april 1995 betreffende de algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM)
5
B.
MINA- plan 3
6
C.
Samenwerkingsovereenkomst ‘Milieu als Opstap naar Duurzame Ontwikkeling’
9
D.
Milieubeleidsplan Provincie Limburg 2004-2008, dierbaar duurzaam limburg
10
E.
Structuurplannen
10
3
11
Plaats en functie van de gemeente in het milieubeleid
11
Taken van de gemeente
4
Milieubeleidsplan 2005-2009
13
5
Globale evaluatie Milieubeleid van de stad Sint-Truiden
15
6
Accenten voor het milieubeleid van de stad Sint-Truiden
17
A.
Rol van de stad Sint-Truiden
17
B.
Inhoudelijke opbouw
18
C.
Werken met projecten
19
7
Gemeentelijk Instrumentarium
21
Instrumenten in het gemeentelijk milieubeleid
21
I.
Milieujaarprogramma.
21
II.
Milieudienst
21
III.
Integratie op gemeentelijk vlak
21
IV.
Interne milieuzorg
22
V.
Toezicht en handhaving
22
VI.
Inventarissen en MMIS
22
A.
VII. Milieubarometer
23
Samenwerken over de grenzen heen
23
I.
Samenwerkingsverbanden
23
II.
MINA-werkers – invoegwerknemers
24
Een draagvlak uitbouwen voor het milieubeleid
24
B.
C. I.
Adviesraad voor milieu en natuur (STAL)
24
II.
Sensibilisering van Burgers en Doelgroepen
25
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
8
Thematisch beleid (clusters)
Afvalstoffen
II 26 27
A.
Themabeschrijving
27
B.
Afvalstoffen vandaag
28
I.
Afvalpreventie
28
II.
Organische fractie
31
III.
Sensibilisering
31
Visie en doelstellingen
31
C.
Milieuverantwoord productgebruik
33
A.
Themabeschrijving
33
B.
Milieuverantwoord productgebruik vandaag
33
I.
Interne milieuzorg
33
II.
Pesticidenreductie
34
Visie en doelstellingen
35
C.
36
Water A.
Themabeschrijving
36
B.
Water vandaag
37
I.
Waterkwaliteit
37
II.
DuLo-Waterplannen
37
III.
Integratie in RO-beleid
39
IV.
Grondwater
41
V.
Afkoppeling van hemelwater
41
VI.
Erosiebestrijding
41
VII. Specifieke projecten
42
VIII. Voorbeeldfunctie’ duurzaam watergebruik
42
IX.
Gemeentelijke premies die het waterbeleid ondersteunen
42
X.
Sensibilisering
42
Visie en doelstellingen
43
C.
Natuurlijke entiteiten
45
A.
Themabeschrijving
45
B.
Natuurlijke entiteiten vandaag
45
I.
Gemeentelijk natuurontwikkelingsplan (GNOP)
45
II.
Integratie in het beleid inzake ruimtelijke ordening (R.O.)
45
III.
Kleine landschapselementen (KLE)
46
IV.
Openbaar Groen
47
V.
Sensibilisering
48
C.
Visie en doelstellingen
48
MENS EN RUIMTE
DEFINITIEF MILIEUBELEIDSPLAN SINT-TRUIDEN 2005-2009
III 50
Hinder A.
Themabeschrijving
50
B.
Hinder vandaag
50
I.
Klachtenregistratie
51
II.
Geluidshinder
51
III.
Geurhinder
52
IV.
Lichthinder
52
V.
Luchtverontreiniging
53
VI.
Bodemverontreiniging
53
Visie en doelstellingen
54
C.
Energiezorg
55
A.
Themabeschrijving
55
B.
Energiezorg vandaag
55
I.
Interne energiezorg
55
II.
Sensibilisering
56
Visie en doelstellingen
57
C.
Mobiliteit
58
A.
Themabeschrijving
58
B.
Mobiliteit vandaag
58
I.
Toetsen van het mobiliteitsbeleid
58
II.
Specifieke acties omtrent milieu en verkeer.
59
Visie en doelstellingen
60
C.
9
Werken met Projecten
61
A.
PROJECT 1:‘AFVAL VOORKOMEN’
63
B.
PROJECT 2: ‘GROENE WAARDEN’
68
C.
PROJECT 3: ‘DUURZAAM LOKAAL WATERBEHEER’
76
D.
PROJECT 4: ‘INTERNE MILIEUZORG’
82
E.
PROJECT 5: ‘DUURZAME LEVENSSTIJLEN’
92
F.
PROJECT 6: ‘HINDER AANPAKKEN’
101
G.
PROJECT 7: ‘JONGEREN EN MILIEU’
108
H.
PROJECT 8:‘STEDENBAND VOOR EEN BETER LEEFMILIEU’
115
MENS EN RUIMTE