Sessie 7 :: Kennisgebaseerd beleid en de praktijk
Spreker: Joris Janssens (VTI) – Voorstelling Onderzoeksplatform Cultuur Spreker: Filip Libin (Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media) – Voorstelling Repertorium Cultuur Keynote: Dries Verlet (Studiedienst Vlaamse Regering) – Kadert de evidence‐based benadering (zie presentatie) Gesprekstafels (in 4 groepen)
Geïntegreerd verslag van de gesprekstafels ‘Kennisgebaseerd beleid en praktijk’
1. Hoe kijkt het culturele veld naar de evolutie in de richting van een meer kennisgebaseerd beleid? Over het algemeen wordt de evolutie naar een kennisgebaseerd beleid als positief beschouwd. Culturele organisaties beseffen steeds meer het belang van gegevensverzameling en onderzoek en zijn hier zelf ook vragende partij. Via onderzoek krijgt men meer inzicht in het culturele veld en wordt een betere praktijkopvolging op meso‐ en microniveau mogelijk. Onderzoek onderbouwt datgene wat anders ‘buikgevoel’ blijft, kan beleids‐ en organisatiebeslissingen meer houvast bieden en maakt het mogelijk om betere ‘targets’ te bepalen (bv. rond participatiebevordering a.h.v. inzicht in non‐participatie). Weliswaar heeft een kennisgebaseerd beleid ook grenzen. Een goed beleid mag niet louter gebaseerd worden op kennis, maar moet trachten een goede mix te maken tussen ‘buikgevoel’ enerzijds en kennis anderzijds. Ook de toevalsfactor mag niet onderschat worden. Er zijn niet altijd onderzoeken of (cijfer)gegevens nodig om goede beleidsbeslissingen te nemen. Onderzoek is belangrijk, maar dit mag niet leiden tot een situatie waarin geen beleid meer kan gevoerd worden zonder ‘evidence’. Als men enkel zou willen terugvallen op het onderzochte of Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
gekende om een cultuurbeleid te voeren, dan zou heel wat wezenlijks verloren gaan. 2. Hoe kunnen we de maatschappelijke meerwaarde van cultuur zichtbaar maken? Ontwikkeling van indicatoren en een referentiekader Er is bij de verschillende rondetafels een algemene consensus dat het niet evident is om de maatschappelijke meerwaarde van cultuur zichtbaar te maken. De zichtbaarheid staat of valt met de gehanteerde indicatoren en meetmethode, en weliswaar ook met het referentiekader waarbinnen de meerwaarde geëvalueerd wordt. Het is belangrijk om de maatschappelijke meerwaarde helder te definiëren en te vertalen in concrete, realistische en meetbare indicatoren, aan de hand waarvan de meerwaarde kan geëvalueerd worden. Zo zou het nuttig zijn om per subsector tot indicatoren te komen om de meerwaarde te evalueren. Wel mag men niet uit het oog verliezen dat niet alle aspecten van maatschappelijke meerwaarde van cultuur in indicatoren gegoten kunnen worden en meetbaar zijn. Benchmarking vanuit holistisch perspectief De basisvraag voor een organisatie is: ben ik goed bezig? Om op deze vraag een antwoord te formuleren, is er nood aan een benchmarking vanuit holistisch perspectief. De sector heeft behoefte aan een uitgetekend speelveld, waarbij het samenspel van verschillende spelers op lokaal, regionaal en Vlaams niveau in kaart gebracht wordt. Een benchmarking impliceert een dialoog tussen sector en beleid, tussen een bottom‐up perspectief (met aandacht voor het werkveld) en een top‐down perspectief (met aandacht voor de beleidsopties). De sector denkt op langere termijn dan de duur van een legislatuur en beoogt een zekere continuïteit. Het beleid en de organisaties moeten samen kenbaar maken waar ze mee bezig zijn en waar ze naartoe willen. Het is ook belangrijk dat er voor de benchmarking vergelijkbare indicatoren en tools worden gebruikt.
Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
Longitudinaal onderzoek Er wordt ook gewezen op het belang van longitudinaal onderzoek om de maatschappelijke meerwaarde van cultuur zichtbaar te maken. Via longitudinaal onderzoek kunnen de impact en verbanden op lange termijn aangetoond worden, zoals bijvoorbeeld het verband tussen het ontleengedrag op jonge leeftijd en het leesgedrag op latere leeftijd. Het aantal ontleningen zegt op zich niet genoeg om de meerwaarde van bibliotheken te evalueren. Bepaalde actoren halen ook de tevredenheidsgraad van culturele participanten aan als belangrijk element om de meerwaarde van cultuur duidelijk te maken. Ze verwijzen hier ook naar het nutsconcept. 3. Wat doet het werkveld zelf met de kennis en data die haar worden aangereikt door onderzoekers of die ze zelf verzamelt? Hoewel bepaalde aspecten nog onderbelicht blijven, bestaat er al heel wat kennis over de culturele sector. Deze kennis is zowel afkomstig van data uit wetenschappelijk onderzoek als van data verzameld door de culturele organisaties zelf, zoals bijvoorbeeld jaarverslagen en cijfermateriaal (vb. databank ontleners bibliotheek). Onderbenutting en beperkte valorisatie van bestaande sectordata De gegevens die verzameld worden door de organisaties zelf geven aan waar organisaties concreet mee bezig zijn en zijn dan ook relevant voor verder onderzoek en concrete (beleids)acties. Deze data worden echter onderbenut en onvoldoende gevaloriseerd. De beperkte valorisatie van deze data wordt deels verklaard door het feit dat de dataverzamelingsmethode binnen organisaties nog niet op punt staat. Het maatschappelijk draagvlak voor dataverzameling is groot, maar het is – omwille van beperkte tijd, mankracht en middelen – niet evident om op een adequate wijze representatieve en kwaliteitsvolle data te verzamelen en te vertalen. Indicatoren worden te weinig op strategisch en te veel op operationeel niveau geformuleerd. Het is belangrijk om dynamische indicatoren en tools te ontwikkelen, die mee evolueren met een veranderend cultureel landschap en verschuivende opdrachten. Op het vlak van adequate en gestroomlijnde dataverzameling hebben organisaties nood aan meer begeleiding en Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
ondersteuning. Dit vereist wel voldoende openheid en transparantie vanwege de organisaties zelf. Moeilijke vertaalslag van wetenschappelijk onderzoek naar de praktijk Wat de data uit wetenschappelijk onderzoek betreft, is iedereen het erover eens dat deze onvoldoende vertaald worden naar de praktijk. De onderzoeksconclusies leiden niet altijd tot maatschappelijke conclusies. Het is voor de sector ook niet altijd duidelijk waarvoor de verzamelde data worden gebruikt en wat er daarna mee gedaan wordt. Actoren uit het culturele veld vinden ook niet altijd hun weg naar wetenschappelijke data en vaak duurt het te lang voordat men zelf met de resultaten aan de slag kan gaan. Het ontbreekt de organisaties vaak ook aan specifieke (methodologische) expertise en een referentiekader om de vertaalslag naar de praktijk te kunnen maken. Het is soms ook moeilijk voor culturele actoren om de relevantie van bepaalde verzamelde data voor hun eigen organisatie in te schatten. De brug die moet gemaakt worden tussen onderzoeksresultaten en praktijk is niet vanzelfsprekend. Dit heeft deels te maken met de complexiteit van de vertaalslag (gebrek aan expertise), maar ook met de attitude van onderzoekers. Onderzoekers hebben de neiging de resultaten te abstraheren, terwijl de sector deze juist graag scherp en concreet krijgt om er iets mee te doen. Voor de sector is ook vooral het micro‐verhaal belangrijk (gegevens die aan hun organisatie kunnen gekoppeld worden). Onderzoekers worden dan weer geconfronteerd met het feit dat sommige resultaten het veld en beleid niet goed uitkomen, waardoor ze de vertaalslag niet kunnen maken of vertragen. Toegankelijkheid en ontsluiting van data Een ander heikel punt is de toegankelijkheid en ontsluiting van data, zowel voor de onderzoekers die niet altijd toegang krijgen tot bestaande databanken als voor de culturele actoren. Data moeten meer toegankelijk gemaakt worden om er mee aan de slag te gaan. Ook is er nood aan een duidelijk overzicht en stroomlijning van alle data in Vlaanderen die nu zeer fragmentair en onvoldoende gestroomlijnd zijn. Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
4. Hoe kunnen we de vertaalslag naar de praktijk maken? Wat heeft de culturele sector nodig om de bestaande kennis beter te benutten? Wisselwerking met de praktijk en een mix tussen een top‐down en bottom‐up perspectief De vertaalslag kan gemaakt worden via meer wisselwerking tussen de sector, onderzoekers en beleid. Onderzoekers en beleidsmakers moeten ten velde gaan met de onderzoekdoelstellingen, ‐vragen en ‐resultaten en in dialoog treden met de sector, en dit vanaf het beginstadium van het onderzoek. Het onderzoek moet binnen de sector gevaloriseerd kunnen worden. De overheid tracht wel om het werkveld te vertegenwoordigen en te betrekken in stuurgroepen van onderzoek, maar dit wordt als te beperkt en te laat in het onderzoeksproces ervaren. De onderzoeksvragen liggen dan al vast. Het is belangrijk dat het gevoerde onderzoek gedragen wordt door de sector en dat men attent blijft voor wat er onder de radar zit. De vragen worden nu nog teveel vanuit de overheid gedefinieerd en gestuurd, wat een te eng perspectief is. Kennisgebaseerd beleid omvat een normatieve component en gaat uit van bepaalde waarden en doelstellingen. Ook onderzoek zelf is normatief. Al bij het formuleren van een vraagstelling wordt er een keuze gemaakt. Deze normatieve component moet zichtbaar gemaakt worden. Onderzoek helpt de overheid bij de uitbouw van een gericht en legitiem ondersteuningsbeleid, maar de finaliteit van onderzoek moet ook beantwoorden aan de behoeften van de organisaties zelf. De primaire doelen van het beleid (vb. participatie) komen niet steeds overeen met die van organisaties (vb. artistieke ontwikkeling). Voor een kennisgebaseerd beleid is het belangrijk om de doelstellingen van de sector niet uit het oog te verliezen en deze te betrekken bij het ontwikkelen van indicatoren en vragen. Men moet m.a.w. een mix nastreven tussen een top‐down en bottom‐up perspectief. Hierbij moet men ook oog hebben voor het lokale beleidsniveau. Culturele diensten van steden en gemeenten kunnen een belangrijke intermediaire rol spelen, en met culturele organisaties en overheden over doelstellingen in gesprek gaan. Er is nood aan meer praktijkgerichte gegevens en onderzoek die aansluiten bij de noden van het veld en ook vertaalbaar zijn. Dit onderzoek moet zo scherp mogelijk worden gedefinieerd en zich toespitsen op bepaalde deelaspecten, al Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
dient men zich wel bewust te zijn van die aspecten die onderbelicht blijven. Ook moet de kwaliteit van onderzoek bewaakt worden, die wel eens in het gedrang kan komen door de sterke versnippering van onderzoek en de tijdsdruk. Belang van follow‐up en nazorg Er werd ook gewezen op het belang van een follow‐up en nazorg van het onderzoek en de wisselwerking tussen praktijk en onderzoek op lange termijn. Deze follow‐up blijft meestal achterwege omdat het onderzoek dan afgerond is. Zo werden in het NT Gent onderzoeksresultaten i.v.m. prijsdifferentiatie toegepast en toepassingsmogelijkheden voor prijsdifferentiatie bekeken. Een aantal van deze toepassingsmogelijkheden bleek niet te werken voor het NT Gent. Een follow‐up is hier dan interessant om te verklaren waarom deze toepassingsmogelijkheden niet werkten om alternatieven uit te werken. Blinde vlekken in onderzoek De deelnemers wijzen ook nog op een aantal lacunes in bestaand onderzoek. Zo is er nood aan meer sectorspecifieke data, (internationale) benchmarking, longitudinaal onderzoek (nu teveel ad hoc onderzoek gericht op korte termijn effecten) en aan onderzoek naar bepaalde overkoepelende thema’s (bv. interculturaliteit, diversiteit, cultuureducatie). Er moet ook meer ingezet worden op kwalitatieve onderzoeksvragen en indicatoren (vb. onderzoek naar kwaliteitservaring, evaluatie van maatschappelijke waarden) en op de uitkomsten (‘outcome’) op lange termijn. Momenteel ligt de focus teveel op het meten van kwantitatieve indicatoren (vb. bezoekersaantallen) en op de output op korte termijn (‘korte‐termijn‐politiek’). Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen output en ‘outcome’‐indicatoren. Impliciete langetermijndoelen en ‐effecten zijn belangrijk en verdienen dan ook meer aandacht. 5. Conclusies en aandachtspunten voor het onderzoeksplatform De sector is vragende partij voor dataverzameling en onderzoek, maar waarschuwt voor een louter op kennis gebaseerd beleid. Goede beleidsbeslissingen resulteren uit een mix van ‘evidence’ en ‘buikgevoel’.
Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013
Er is binnen de sector nood aan adequate en vergelijkbare indicatoren en tools om de maatschappelijke meerwaarde van cultuur op lange termijn te evalueren en zichtbaar te maken. Een dialoog tussen beleid en sector, tussen een top‐down en bottom‐up perspectief is hierbij cruciaal. Het draagvlak voor gegevensverzameling binnen organisaties is groot, maar de dataverzamelingsmethode staat nog niet op punt. Hierdoor is het niet evident om representatieve, relevante, vergelijkbare en kwaliteitsvolle data te verzamelen en concreet te vertalen binnen de eigen organisatie. De vertaling van wetenschappelijk onderzoek naar het veld is ontoereikend. Het ontbreekt culturele organisaties vaak aan expertise, middelen en duidelijkheid over de doelstellingen om de vertaalslag naar de praktijk te kunnen maken. Ook onderzoekers slagen er, o.a. omwille van hun abstraherende attitude, niet altijd in om de vertaling naar de praktijk te maken. De data zijn ook te fragmentarisch en onvoldoende gestroomlijnd en vaak ook moeilijk toegankelijk en onvoldoende ontsloten. Er is nood aan meer wisselwerking en afstemming tussen de sector, onderzoekers en beleid om de vertaalslag te maken en onderzoek te valoriseren. De doelstellingen en waarden van de actoren moeten zichtbaar gemaakt worden. De onderzoeksfinaliteit moet ook beantwoorden aan de noden en doelstellingen van het culturele veld. Als het onderzoek niet gedragen wordt door de sector, dan zal de kennis onvoldoende of niet benut worden. Om de vertaalslag naar de praktijk te kunnen maken, moeten er nog een aantal onderzoekslacunes ingevuld worden (bv. sectorspecifieke data, (internationale) benchmarking en longitudinaal onderzoek). Ook moet er meer ingezet worden op kwalitatieve onderzoeksvragen en indicatoren en op uitkomsten – ‘outcome’ – op lange termijn. Tot slot, een goed kennisgebaseerd beleid is prospectief en internationaal georiënteerd. Vierde publieksmoment Cultuurforum 2020 – Buda Kortrijk – maandag 27 mei 2013