SEIZOEN 6: 1960-'61: BARCELONA, STAD DER WONDEREN, HOOPT OP MIRAKEL 1
De weg naar de finale
Na de majestueuze prestatie tegen Eintracht Frankfurt, liep het witte Madrid enkele maanden later opnieuw feestelijk uit. Real toonde vol trots de eerste Wereldbeker voor Clubs, nadat Nacional uit Montevideo een 5-1 incasseerde. In twee seizoenen tijd noteerde FC Barcelona 22 Europese confrontaties, exact het dubbele van Real in dezelfde periode en liefst dertien meer dan Benfica Lissabon, de nieuwe ster aan het firmanent. Overmoed en vermoeidheid speelden de Catalanen parten in de finale. Op de uitschakeling van Real kon jaren worden geteerd. Lierse SK en Spartak Kralové vormden slechts een formaliteit maar in de halve finale lag Uwe Seelers Hamburgers Sportverein stevig dwars. De Hongaarse topschutter Kocsis van het WK 54 vond zijn weerwraak op de Westduitsers in het Volksparkstadion. In Brussel stelde de Braziliaan Evaristo de finale veilig. Totaal in de schaduw van de Spaanse giganten rukte het onbekende Benfica uit Lissabon naar Bern op. Het eerste veelkleurige elftal uit de Europese voetbalhistorie swingde op zijn Afro-Braziliaans. De tegenstand liep spaak op het adembenemende sambaspel. Trotse clubs als Heart of Midlothian uit Edinburgh, Ujpest Dosza uit Boedapest en Rapid uit Wenen werden ruimschoots afgetroefd. Net als het onbeduidende Deense Aarhus. Vooral de hoge Portugese doelpuntenproductie sprong in het oog: 23 in acht wedstrijden, verdeeld over de aankomende toppers Coluna,
Aguas, Augusto en Santana. In de finale kwam de eerste opening van de geniale Hongaarse vluchteling – en liberale opposant – Czibor. Vervolgens kwijnde Barcelona weg en binnen de twintig minuten bracht Benfica de stand op 3-1. De tegentreffer van Kocsis een kwartier voor tijd bleek niet meer dan een laatste stuiptrekking. Benfica greep verdiend naar het goud. De Europacup der Landskampioenen belandde in nieuwe en onverwachte handen. Een donkere diamant wachtte in Lissabon geduldig op zijn kans. 2. Het verhaal Barcelona. Catalonië. De erfgenamen van het democratische Volkseenheidsfront. El Barça. De droom van de verloren vrijheid verborg zich grotendeels in het voetbal. Nadat Real Madrid in 1956 de eerste Europacup won, maakte Barcelona als een bezetene jacht op de meest begeerde voetbaltrofee. Er leek een vloek te rusten op de Beker met de Grote Oren, waaraan de erfvijand uit Madrid zich zo gulzig had gelaafd. Tijdens de Spaanse Burgeroorlog raakte de befaamde schrijver George Orwell verslingerd op Barcelona en schreef hij zijn hommage Saluut aan Catalonië. Hij verhaalt hoe hij in juli 1936 een impulsieve mensenmassa de Ramblas – het historische zenuwcentrum van de stad aand e Plaça de Catalunya – overweldigde nadat de falangistische milities van generaal Franco alle zeilen hadden bijgezet voor hun militaire escapades tegen de democratische Republiek. Een woedende menigte mepte Franco's opstand aan gruizelementen. Citaat van George Orwell in Saluut aan Catalonië: 'Op de Ramblas stroomden voortdurend mensen heen en weer en brulden luidsprekers revolutionaire liederen. De Catalanen raakten aangestoken door het anarchistische virus. Iedereen sprak iedereen aan met 'kameraad' in plaats van men 'Don' of 'Senor' en zei
'Salud' en niet 'Buenos Dias'. Dit alles was vreemd en ontroerend.' Het feest duurde niet lang. Enkele maanden later liep de Ramblas opnieuw vol. Uit protest tegen de moord op de geliefde Joseph Sunyol. Franco's extreem-rechtse moordmachine executeerde zonder vorm van proces de president van FC Barcelona. Hij beschouwde zijn lidmaatschap van Barça als een politieke daad. Hij ontwikkelde de samenhang tussen voetbal, democratie, cultuur. Hij betoogde dat sport per definitie een onderdeel hoorde te zijn van een sociale, democratische politiek. Sunyol zag Barça als een club van en voor de mensen, tot vermaakt van het volk en pal achter de rechten van de Catalanen. Op 6 augustus 1936 viel hij in een laffe hinderlaag en kreeg het nekschot van Franco's troepen. Sunyols invloed viel niet meer terug te draaien. De machtsgreep van de Caudillo in 1939 sloeg alle visioenen over 'broederschap der mensen' brutaal de kop in. Een nachtmerrie van slavernij stond voor de deur. Franco opende een heksenjacht tegen de fiere Catalaanse identiteit. Hij verketterde de stad Barcelona tot voetveeg. Er ontstonden krottenwijken en de hele metropool kwijnde langzaam weg. De Catalaanse hoofdstad stierf staande. De Generalissimo verkeek zich echter fataal op het laatste wapen van de onderdrukten: het verbluffende fenomeen El Barça. Een parabel van de hoop, als het ware. FC Barcelona kromde zich tot drijvende kracht van de Catalaanse zelfstandigheid. Nou Camp wierp zich als laatste bolwerk tegen de despotische dictaten van de Madrileense dwingelandij. Politieke vluchtelingen zochten dekking in de eindeloze catacomben van het stadion. Alle verbondsbepalingen konden in Camp Nou ongestoord met de voeten worden getreden. Op straat mocht men niet demonstreren, in het stadion des te meer. Schrijvers,
zangers en acteurs popelden van ongeduld om hun lidmaatschap als socio en dansten lichtvoetig de Sardana, dé Catalaanse dans, in de buik van Camp Nou. Dààr zit de kern van het mysterie van El Barça. Barcelona genoot bekendheid om zijn open geest, tolerantie en traditie van opstandigheid en voelde zich steeds meer verbonden met het mondaine Parijs dan met het puriteinse Madrid. 'Voetbal was er sinds 1899, bij de oprichting van Barça, een onderdeel van de Catalaanse cultuur.' Zo staat het netjes in het fraaie naslagwerk Barça, Centenari D'Emotions 18991999. Lees: Barça, een eeuw van emoties. Men beschouwde er de voetballer als een man die magie maakte met zijn voeten. Die magie was ruimschoots aanwezig in de herfst van 1960. Helenio Herrera mislukte in april 1960 in zijn missie en haalde zich de woede van de Barçafans op de hals. Nochtans loodste Herrera zijn team in 1959 voor het eerst sinds zeven jaar naar titel én beker en in 1960 naar een andere merkwaardige dubbelslag. Hij prolongeerde het landskampioenschap én schonk Barcelona de eerste Europacup der Jaarbeurssteden. Het toernooi werd merkwaardig genoeg gespreid over twee jaar zodat Barça in de lente van 1960 binnen de halve maand zowel Real Madrid (halve finale) als Birmingham City (finale) bestreed in twee verschillende Europacups. Het verlies tegen Real kostte Herrera de kop. Zijn vervanger, de Joegoslaaf Brocic, beschikte over een magische vijfkant: Suarez-KubalaCzibor-Kocsis-Evaristo. Hij realiseerde wat niemand tot dusver vermocht: hij sloeg de Koninklijke tegen het vilt. Na zeventien opeenvolgende Europese thuisoverwinningen hield Barcelona Real op een gelijkspel in Bernabeu: 2-2. Vier minuten voor tijd wees de moedige scheidsrechter naar de stip en Suarez zette in een enorm tumult de strafschop om. Spanje stond in rep en roer en de volgende vijftien dagen kende het land slechts één discussiepunt. Na 70
minuten kopte de Braziliaanse spits Evaristo de 2-0 op het bord. In de resterende tijd scoorde Real vier keer maar de onverstoorbare Engelse scheidsrechter Reg Leafes aanvaardde enkel de goal van Puskas en annuleerde de treffers van Del Sol, Pachin en de woedende Di Stefano. Real verdween witheet in de nacht. Barcelona zette de Ramblas in vuur en vlam. Toch zou de stad der wonderen, zoals Barcelona in de literatuur wordt beschreven, haar echte mirakel niet beleven.
3. Het portret: Mauricio Vieira de Brito Mauricio Vieira de Brito had zijn zaakjes goed voor elkaar. De 'overzeese' provincies legden hem geen windeieren. In het zog van de Portugese veroveringsdrang wist hij beslag te leggen op uitgebreide Angolse koffieplantages. De winsten van zijn lucratieve handel belegde hij uitgekiend in de immobiliënwereld. Hij vergaarde voldoende kapitaal om het tot eigenaar van tweehonderd huizen in Lissabon te schoppen. De Brito wentelde zich in weelde en snakte, vanuit een opwelling van burgerzin, naar sociale uitstraling. Die verwierf hij dankzij het voorzitterschap van Benfica. Onder zijn bewind verdreef de populaire volksclub de elitaire aartsrivaal Sporting Lissabon van de troon en oogstte zelf internationale triomfen. Maar de weg naar de allerhoogste roem dreigde voor Brito uit te monden in een dramatische boeteprocessie. Benfica-speler José Augusto trof na de gewonnen finale tegen FC Barcelona in Bern een zieltogende leidsman op de massagetafel in de kleedkamer aan. Geveld door een hartaanval. Men vreedse voor zijn leven. Niemand wist hoe lang de Brito daar had gelegen. Waren de voortdurende aanvallen van Barcelona tijdens de laatste twintig minuten van de match hem bijna fataal
geworden? De Catalaanse aanvalsgolven doorkliefden de Portugese defensie maar doelman Costa Perreira hield stand. Mauricio Vieira de Brito sloeg alles druk gesticulerend gade vanuit de eretribune. Men zag hem volgens de overlevering achtereenvolgens ineenkrimpen, kruistekens maken en dolle vreugdedansen uitvoeren. Deze wisselende emoties waren regelrechte aanslagen op zijn zwakke hart. Niemand wist wanneer hij ineen was gezakt en wie hem had weggedragen. Maar toen aanvoerder Aguas de Europacup in zijn handen drukte, moet hij hebben gereplikeerd: 'Mijn Benfica, de sterkste club van Europa! Nu sterven zou niet meer erg zijn.'