Sectorschets bouwnijverheid Ten behoeve van het RAP Zuidoost-Brabant Concept d.d. 15 mei 2011
6012.ga.11353
Page 1 of 32
Inhoud 1
Trends en ontwikkelingen .......................................................................................................... 3
2
Knelpunten ................................................................................................................................... 3
3
Conclusies aanpak ....................................................................................................................... 5
4
Gewenste activiteiten .................................................................................................................. 6
5
Netwerken partners en lopende initiatieven ........................................................................... 7
6
Voorstel aanpak ........................................................................................................................... 8
Bijlage I ................................................................................................................................................... 9 Bijlage II ............................................................................................................................................... 23 Bijlage III .............................................................................................................................................. 25 Bijlage IV .............................................................................................................................................. 27 Bijlage V ............................................................................................................................................... 29 Bijlage VI .............................................................................................................................................. 30 Bijlage VII............................................................................................................................................. 31 Bijlage VIII ........................................................................................................................................... 32
6012.ga.11353
Page 2 of 32
1
Trends en ontwikkelingen
Namens het RAP is de heer Geert Hurks (Hurks Groep) gevraagd om als ambassadeur op te treden voor een sectorbrede aanpak wat betreft instroom en scholing binnen de bouwnijverheid. Deze notitie betreft een sectorschets die als hulpmiddel dient voor de werkzaamheden van de ambassadeur. Waar bedrijven in veel sectoren sinds 2010 weer herstel laten zien, hebben bedrijven het in de bouwnijverheid over het algemeen nog altijd zwaar. De grote bouwbedrijven in Nederland verwachten dat de Bouwsector op midden- en lange termijn een structureel verlies aan omzet zal hebben van ongeveer 30 procent ten opzichte van het topjaar 2008. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de enorme overcapaciteit aan kantoorruimtes (de verwachtte leegstand in 2011 van ongeveer 25 procent van de totale kantorenmarkt) en de stagnatie in de duurdere koopsegment van woningen. Tevens stellen banken en overige hypotheekverstrekkers strengere inzake kredietverlening. Dit veroorzaakt ernstige hinder in de hypotheekmarkt. De crisis heeft er tevens voor gezorgd dat er vele banen in de bouwnijverheid verloren zijn gegaan. Indien de sector weer uit het dal komt en de activiteiten gaan toenemen zal dit niet betekenen dat het aantal banen stijgt, omdat de ontstane vraag allereerst zal worden opgevangen door ZZP’ers. Als de vraag naar arbeidskrachten vervolgens weer gaat toenemen ontstaat er echter een probleem. Door de vervangingsvraag (vergrijzing) en minder instroom van jongeren op het VMBO zal er een tekort komen aan voldoende goed opgeleid personeel. Er zal daarom steeds meer gekeken moeten worden naar zij-instroom en buitenlands aanbod van arbeid. Bij de vraag naar personeel wordt het vereiste opleidingsniveau ook steeds hoger, ingegeven door voortdurende technologische ontwikkeling. Een uitgebreide weergave van trends en ontwikkelingen is terug te vinden in bijlage I, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen ontwikkelingen in de sector algemeen, aan de vraagzijde en aan de aanbodzijde van de arbeidsmarkt.
2
Knelpunten
Verhouding vraag-aanbod Het aanbod aan personeel neemt af, terwijl de vraag, vanuit de vervangingsbehoefte, op termijn zal toenemen.
6012.ga.11353
Page 3 of 32
De arbeidsmobiliteit is erg stroef. Werknemers hebben weinig doorgroeimogelijkheden binnen het bedrijf waar ze werkzaam zijn. Ook stromen zij moeilijk door naar een beroep in een andere branche binnen de bouwnijverheid. Bij economisch herstel kunnen vooral werkgevers in de bouw te maken krijgen met moeilijk vervulbare vacatures. De flexmarkt onttrekt soms leerlingen aan het leerproces door ze te laten werken zonder te leren. Er ontstaat steeds meer concurrentie in de opleidingen van leerlingen (Uitzendbureau`s, etc.) ZZP’ers leren te weinig door, omdat heer geen budget voor wordt vrijgemaakt. De intersectorale mobiliteit is erg laag. Dit geeft problemen bij de zij-instroom. Door vervlakking van het onderwijs bij VMBO en ROC’s komen er steeds meer generale techniekopleidingen. Het opleidingsprobleem komt daardoor steeds meer bij de bedrijven te liggen, omdat aantallen en budgetten teruglopen. Regelgeving Regelingen worden top-down opgesteld en sluiten daardoor te weinig aan op de regionale markt. De CAO regelgeving staat het opleiden van (zij-)instroom vanaf 18 jaar in de weg door te hoge looneisen ten opzichte van de kennis en kunde. Het is niet zeker dat opleidingen van 30-plussers nog gesubsidieerd worden. Flexibiliteit onderwijs Het onderwijs is niet flexibel genoeg en sluit daardoor ook onvoldoende aan op de (kwaliteits)eisen uit de markt. Het gaat de instellingen te veel om de cijfers en te weinig om de leerlingen zelf. Er is oneigenlijke concurrentie vanuit het ROC. BOL-4 leerlingen worden zo veel mogelijk weggezet op een stage, maar doen daar vaak te makkelijke dingen. Zij zijn dan goedkoper dan BBL leerlingen, die wel een salaris krijgen in plaats van een stagevergoeding, maar leren te weinig. Het is nog lastig om de leerlingen op het VMBO-t en de HAVO te bereiken. Het uitgangspunt van vakcolleges is goed, maar achter vakcollege en vakgilde zit een commercieel (uitzend)bureau (USG People). Toename van erkende uitzendbureaus en andere marktpartijen die mogen opleiden. (grote bouwbedrijven zien deze ontwikkeling als een ‚gezonde‛ vorm van concurrentie) De bouw verandert maar de opleiding gaat hierin niet mee. Bijvoorbeeld: de tegelzetbranche werkt in toenemende mate met XXL tegels, in de opleiding zit nog steeds de 10x15 tegel. Verwacht wordt dat de tegelzetter na de opleiding ook kan stukadoren, maar hier is geen aandacht voor in de opleiding. Dit geldt ook voor het onderwerp faalkosten bestrijding.
6012.ga.11353
Page 4 of 32
Nadenken over het onderscheidend vermogen wordt belangrijk evenals marketing en visie. Onderwijs en brancheorganisaties spelen hier onvoldoende op in. Kennis en informatie Er is nog niet één gezicht richting de markt. (Lokale) kennis en informatie zijn er te weinig. Dit geeft dat het moeilijker wordt voor VMBO scholen om aan te sluiten op de vraag van de markt. Het imago van de bouwnijverheid is nog altijd slecht. Voor een deel is dit te wijten aan onbekendheid. Know how, belangenverdediging, of overzien van consequenties is onvoldoende mogelijk voor partijen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het volgende: sociale partners hebben 21 jarigen een salarisverhoging gegeven per 1 maart 2011, zodat sinds die dag alleen deze leerlingen al op jaarbasis € 4.000,- duurder zijn geworden voor de bedrijven. Deze salarisverhoging belemmerd de uitplaatsing van de deelnemers!
3
Conclusies aanpak
De problemen die zich de komende jaren gaan voordoen op de arbeidsmarkt binnen de sector bouwnijverheid in Zuidoost-Brabant zijn samengepakt in de vier genoemde knelpunten. Het grootste knelpunt is het verschil tussen vraag en aanbod dat zal ontstaan. De vervangingsvraag is binnen op termijn niet meer op te vangen door de reguliere instroom van schoolverlaters. Er zal daarom ook naar andere instroom gekeken moeten worden, zoals zij-instroom, mensen met enige afstand tot de arbeidsmarkt of buitenlands aanbod. Bovenal moet er wat gedaan worden aan het imagoprobleem van de bouwnijverheid. Het beeld dat werken in de bouwnijverheid zou gaan om ‘vies’ en ‘dom’ werk is veelal te wijten aan onbekendheid met de sector. Technologische ontwikkelingen maken juist dat de sector steeds interessanter wordt. Daarnaast geldt dat wet- en regelgeving momenteel eerder in de weg staat dan ondersteunt. Reguliere instroom op dit moment niet altijd voldoet aan de eisen uit de markt. Naast pogingen om meer scholieren op een bouwgerelateerde opleiding te krijgen moet er daarom aandacht komen voor het beter organiseren van het onderwijs. Zij-instroom is momenteel vaak te duur voor bedrijven. Vooral als hetzelfde werk voor minder geld uitbesteed kan worden aan een ZZP’er.
6012.ga.11353
Page 5 of 32
4
Gewenste activiteiten Het imagoprobleem van de bouw moet worden aangepakt. Er moet één loket moeten komen en één merk richting de markt. Hierbij moet onderlinge concurrentie ondergeschikt zijn. Tevens zal dit loket actief zijn voor onderwijs- en arbeidsmarktvraagstukken. Dit kan het beste in een intra- en intersectoraal netwerk van techniekgerelateerde bedrijven gecreëerd worden, met het bureau voor werk en stage als voorbeeld. Zo ontstaat een techniekvijver met zowel jong als oud aanbod, waaruit gevist kan worden. Er moet nadruk worden gelegd op de technische kant van het vak, zodat duidelijk wordt dat het niet om ‘dom’ werk gaat. Het toenemende belang van kennis maakt de bouw interessant. Het geschetste instroom- en imagoprobleem moet verder worden aangepakt via campagnes en transparantie. PR moet zich ook gaan richten op de hogere niveaus. Leerlingen van de HAVO stromen namelijk vaak door naar het MBO. Het gaat niet alleen om VMBO-T tot en met HAVO/VWO leerlingen, maar ook ouders en decanen moeten beter weten wat de bouwnijverheid precies is. De bouw is een leuk vak en in de bouw is een goede boterham te verdienen! Dit beeld moet beter uitgedragen worden. Er is te weinig geld en daardoor te weinig aandacht voor PR. Project ‚The skyline is yours‛ heeft niet het gewenste effect behaald. Beter zou zijn geweest om een programma als ‚het blok‛ te sponsoren. Hierin kan de aannemer maar ook de bouwvakker positiever neergezet worden. Dit gebeurt nu niet in dit programma. Vakmanschap moet erkend worden via een titel (bv. meester schilder). De afspiegeling van de bouwnijverheid moet gevoed worden vanaf de werkvloer. De concurrentie tussen de branches onderling valt wel mee. Met behoud van eigen identiteit moet daarom gestreefd worden naar meer samenwerking. Er is namelijk maar één doel en dat is het belang van de bouwnijverheid. Het onderwijs moet flexibeler. Hierbij valt te denken aan winterscholing, omdat bedrijven meer uren kunnen maken in de zomer dan in de winter. De markt is in de winter laag. Dit is voor sommige branches onterecht, omdat er nieuwe technieken zijn waarmee er doorgewerkt kan worden ongeacht het weer. (Semi)overheden moeten aanbestedingen beter plannen. Binnen schilderen zou dan vooral in de winter aanbesteed moeten worden en buiten schilderen in de zomer. Er moet meer aandacht komen voor zittend personeel bij de opleidingen. Afvallers van de HAVO zijn ideale kandidaten om op leiden. Zij-instroom is goed mogelijk, maar nu nog te duur. Er moet worden gewerkt aan acceptabele voorwaarden. Er moeten middelen beschikbaar komen om oudere afvallers en zij-instromers te kunnen opleiden. Om zij-instroom betaalbaar te maken dient ook de jeugdparagraaf van de diverse CAO’s aangepast te worden.
6012.ga.11353
Page 6 of 32
In voorraad opleiden is nodig vanwege de tekorten aan werknemers die anders op termijn zullen ontstaan. Hiervoor moet geld beschikbaar worden gesteld door verschillende partijen. Er moet een doorlopende leerlijn worden aangeboden van niveau 2 t/m 5. Het concentreren integreren van bouwgerelateerde opleidingen op één plek zorgt voor meer zichtbaarheid. Uitval bij de ene opleiding moet worden doorgeleid naar de andere. Zodoende wordt de leerling voor de bouw behouden. Het curriculum op veel scholen is niet actueel. De 30 % vrije ruimte kan beter benut worden om een actueel programma aan te bieden. Er moet een mechaniek worden ontwikkeld om signalen op de markt op te vangen, in de installatiebranche gebeurt dit al. Sociale partners geven het verkeerde signaal af via besluitvorming om vanaf 1 januari 2011 de bijdrage aan ouderen te verlagen, waardoor deze moeilijker instromen. De herkenning van Fundeon (kenniscentrum), Bouwend Nederland en het Werkbedrijf moet omhoog. Zij opereren niet meer actueel en handelen vooral reactief in plaats van pro-actief.
5
Netwerken partners en lopende initiatieven
Werkgeversorganisaties Aannemersfederatie Nederland Bouw en Infra Aannemersvereniging Metselwerken (AVM) Bouwend Nederland Bovatin FOSAG MKB Bouw MKB Infra Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA) Nederlandse Vereniging Aannemers Funderingswerken (NVAF) NVB Vereniging voor ontwikkelaars & bouwondernemers (NVB) FNV Bouw FNV Bondgenoten CNV Hout en Bouw CNV Vakmensen Het Zwarte Corps Voorbeeldprojecten
De bouw maakt het De dag van de bouw
6012.ga.11353
Page 7 of 32
6
Voorstel aanpak
Pm.
6012.ga.11353
Page 8 of 32
Bijlage I Trends en Ontwikkelingen 1.
Algemeen
De economie doet het wereldwijd steeds beter. Het wereldhandelsvolume groeide in 2010 licht, in de maand december was dat 1,4 procent. Deze lijn wordt in het begin van 2011 doorgezet met een groei van 1,3 procent van het wereldhandelsvolume. De verwachte groei van de Europese economie is in 2011 gelijk aan die in Nederland, 1,75 procent. In 2012 is de verwachting dat de Europese economie harder groeit, namelijk met 2 procent. De Nederlandse economie zal zich de komende tijd verder herstellen, al is het langzaam. Het CPB verwacht namelijk een gematigde groei. Dit jaar is de verwachting dat een groei van 1,75 procent wordt gehaald en voor 2012 een groei van 1,5 procent. De crisis heeft de bouwnijverheid hard geraakt. De productie daalde in 2009 en 2010 met 15 procent. Voor de werkgelegenheid betekende dit een verlies van 20.000 werknemers in Nederland. Daarnaast nam de flexibele schil van zelfstandigen zonder personeel (ZZP’ers), uitzend- en detacheringskrachten nog eens met hetzelfde aantal af. In Zuidoost-Brabant gaat het om een verlies van tenminste 2.000 werknemers. Omdat de bouw vertraagd op de conjunctuur reageert, viel het zwaartepunt van de crisis pas in 2010, terwijl de algehele economie eind dat jaar alweer opkrabbelde.
De grote bouwbedrijven in Nederland verwachten dat de Bouwsector op midden- en lange termijn een structureel verlies aan omzet zal hebben van ongeveer 30 procent ten opzichte van het topjaar 2008. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door de enorme overcapaciteit aan kantoorruimtes (de verwachtte leegstand in 2011 van ongeveer 25 procent van de totale kantorenmarkt) en de stagnatie in de duurdere koopsegment van woningen. Tevens stellen banken en overige hypotheekverstrekkers strengere inzake kredietverlening. Dit veroorzaakt ernstige hinder in de hypotheekmarkt. 2.
Branches
2.1
Kenmerken
Bouwsector De bouw zit nog steeds in een recessie. Wel verschilt het per bedrijf hoe de zaken gaan. Met de industrie gaat het al wel beter. Daarnaast zorgen demografische ontwikkelingen voor de vraag naar een ander type woningen. Ook hieruit komen nieuwe opdrachten voort. Bedrijven in de bouw zijn zoekende. Er zijn aannemers die gaan voor volledig uitbesteden van het uitvoerende werk en richten zich op de kernactiviteit. Daarnaast zie je dat er ook een beweging gaande is van aannemers, die toch ook weer zelf een stuk uitvoering ter hand nemen. Dit mede ter bevordering van een (her) nieuwe kwaliteitsontwikkeling. Het argument dat hierbij gebruikt wordt is kwaliteitsborging.
6012.ga.11353
Page 9 of 32
De grotere aannemers worden steeds meer ontwikkelaars. Zij hebben vaak maar weinig man op een project staan en zijn met name toezichthouder/contractor. Deze bedrijven zijn wel steeds bij het hele proces betrokken van initiatief en uitvoering tot beheer. Er is bij veel bedrijven gesaneerd om bedrijfsrisico’s te verkleinen met oog op economische, vooral bij hoofdaannemers als het gaat om het uitvoerend personeel. Hierdoor is de flexibele schil enorm gegroeid, omdat zij vaak als ZZP’er terug worden ingehuurd of via een tijdelijk contract of uitzendbureau. Het gevolg hiervan is dat de sector geconfronteerd wordt met een sterk verminderde bijdrage vanuit O&O fonds. Het imago van de sector wordt de laatste jaren steeds slechter door de aanhoudende negatieve berichtgeving over de bouwsector. Dit vooral met betrekking tot het geringe bouwvolume en berichten over werkloosheid/ontslagen in de huidige tijd. Somberheid overheerst het huidige nieuws met betrekking tot de bouw. Ook de beeldvorming met betrekking tot de (on)mogelijkheden van hypotheekverstrekking spelen een rol. We weten tegelijkertijd dat de bouw één van de grootste aanjagers van de economie is. Installatiebranche De installatiesector is redelijk afhankelijk van de bouwsector. 50 procent van de opdrachten komt direct uit de bouw, de overige 50 procent is rechtstreeks. Hierbij gaat het met name om onderhoud, particulierwerk en opdrachten rechtstreeks van de eindgebruiker. De rol van de adviseur is de laatste jaren steeds meer veranderd, meestal houdt de rol van de adviseur op bij het voorontwerp en moet de installateur zorg dragen voor de verdere praktische uitwerking. Daarnaast gaat de technologische ontwikkeling in de branche in hoog tempo door, de installatiecomponent in een gebouw of woning wordt steeds complexer, belangrijker en groter. Begrippen als energiezuinig en duurzaamheid worden steeds belangrijker. De vraag vanuit de markt is hierbij steeds gedifferentieerder met betrokkenheid bij ontwerp, installatie en onderhoud. De vraag vanuit de markt is hierbij steeds gedifferentieerder met betrokkenheid bij ontwerp, installatie en onderhoud. Het imago van de branche is onder de jeugd negatief. Het idee is dat het vies werk is waarbij vroeg moet worden opgestaan. Dit komt omdat de sector vrij onbekend is. Ook is het merendeel van het werk weggewerkt en dus niet goed zichtbaar. Hierdoor is de sector moeilijk uit te leggen. Dit wordt wel geprobeerd via de website techniektalent.nu en de 7 werelden van techniek. Het imago naar de opdrachtgevers (onder- en hoofdaannemers) is juist wel positief.
6012.ga.11353
Page 10 of 32
Door de technologische ontwikkelingen krijgen huizen een langere houdbaarheid, van appartement tot senioren woning. De sector neemt ook steeds meer een proactieve houding aan tegenover klanten om eigen werk te creëren in plaats van af te wachten. Meubel/interieurbouw De meubel/interieurbouw heeft minder problemen met de instroom van leerlingen. De branche heeft een beter imago door betere zichtbaarheid van meubels/interieur. Ook op tv is veel aandacht voor de branche (klusprogramma’s). Er is daarnaast veel contact met de klant zo wordt direct duidelijk of het resultaat van je werk goed is ontvangen. De verwachting is dat de werkgelegenheid wat zal teruglopen, ondanks dat is de verwachting dat er een tekort zal komen aan personeel. Op dit moment hebben bedrijven namelijk al een personeelstekort op het moment dat zij een opdracht binnenhalen. Er zijn in de regio 150 tot 180 bedrijven plus 30 tot 40 ZZP’ers. De vergrijzing in deze branche valt mee omdat er een voortdurende instroom is. De vraag naar nieuw personeel is dus gelijk aan de algemene vervangingsvraag van circa 10 procent. Schilderbranche De schildersmarkt komt moeizaam uit het dal. Projecten komen laat van de grond. Dit komt omdat de opdrachtgevers (zoals corporaties, verenigingen van eigenaars, zorginstellingen) opdrachten uitstellen vanwege bezuinigingen. Ondanks dat er door de crisis veel ZZP’ers zijn uitgestroomd, vormt deze groep nog steeds een bedreiging voor de gecertificeerde bedrijven (de meeste van deze bedrijven zitten in de categorie 1 tot 10 werknemers). Dit komt door het vrijgeven van de vakbekwaamheid. Het aantal ZZP’ers is moeilijk te meten, omdat er veel niet erkende bedrijven opereren. Bedrijven in deze kleinschalige markt hebben vaak geen leeftijdsbewust arbeidsbeleid. Hierdoor is opleiden bij bedrijven een moeilijk verhaal. Alleen de grote bedrijven houden zich hier actief mee bezig. De kostprijs staat erg onder druk. Enerzijds door de concurrentie vanuit ZZP’ers, die werkzaamheden soms zelfs onder de kostprijs verrichten. Anderzijds is de concurrentie tussen de grotere bedrijven steeds heviger, door een negatief overspannen markt. Dit zorgt voor krimp in het aantal activiteiten en banen. Timmerindustrie De timmerindustrie is op een aantal plaatsen geconcentreerd waaronder ook ZuidoostBrabant. De timmerindustrie is voor 80 tot 90 procent direct gekoppeld aan de bouw. Ontwikkelingen in de bouw beïnvloeden deze branche dus heel sterk. Het personeelsbestand is dan ook fors geslonken. Dit bestand zal in de komende jaren met nog eens 10 tot 20
6012.ga.11353
Page 11 of 32
procent teruglopen. Dit komt deels door vergrijzing (die relatief groot is in deze branche) en deels door verdere automatisering. Dit geeft een probleem, omdat er op het gebied van arbeid weinig instroom is. Dit lage aanbod is voor een deel te wijten aan een imagoprobleem. Mensen hebben vaak geen of een negatief beeld van de timmerindustrie. Deels klopt dit ook, want activiteiten worden gespecialiseerd uitgevoerd waardoor het wat eentonig is. Hierdoor is er ook een beperkte carrièreplanning mogelijk in de branche. Dit geeft dat er een groot gat ontstaan tussen vraag en aanbod van personeel op het moment dat de sector weer gaat aantrekken. Grond-, weg- en waterbouw (GWW) De GWW werd pas in 2010 door de crisis getroffen doordat naar voren gehaalde opdrachten waren afgerond, gemeenten en rijk bezuinigingen aankondigden en de winter lang en koud was. Segmenten binnen de GWW die zijn verweven met de nieuwbouw in de B&U zoals de straatmakers hebben door de crisis veel verlies geleden. De wegenbouw daarentegen staat op zich en is vooral afhankelijk van de overheid. Ook de instroom in de GWW-opleidingen daalde pas in 2010 en ook hier was de daling aanzienlijk. De GWW branches zoals de ondergrondse netwerken en grondwaterbeheer die snel vergrijzen en die moeite hebben nieuwe mensen te vinden. De GWW heeft een lange traditie van zij-instroom die van pas kan komen om de sector van voldoende personeel in de toekomst te voorzien. Zelfstandigen zonder personeel komen veel voor onder de straatmakers en loonwerkers (grondverzetbedrijven). Productie en werkgelegenheid Aanvankelijk bleef de GWW redelijk buiten schot wat de crisis betreft. Dit heeft te maken met de lange doorlooptijd van projecten en met het feit dat de GWW meer afhankelijk is van de overheid die in tijden van economische neergang juist projecten naar voren haalt om de economie te stimuleren. In 2009 trok de productie nog met drie procent aan om in 2010 met zeven procent af te nemen. De koude winter van 2010 versterkte de productiedaling doordat de activiteiten in het grondverzet, de wegenbouw en de ondergrondse werkzaamheden stil kwamen te liggen. De productie in de GWW, inclusief onderhoud, is ongeveer een kwart van de totale bouwproductie. Tabel 1: GWW bouwproductie¹) 2010-2016, mln euro, prijzen 2009 GWW
2010
2011
2012
2016
- nieuwbouw
7.125
7.050
7.125
7.550
- onderhoud
5.650
5.600
5.600
5.725
Totaal GWW
12.775
12.650
12.725
13.275
Bron: EIB 1) Exclusief interne leveringen, machines, overige investeringen, saldo uitvoer diensten en handelsmarges; basis Nationale rekeningen; bedragen in prijzen 2009, excl. btw De komende jaren zal de productie in de GWW zich niet zo sterk ontwikkelen als de bouwproductie omdat de overheden met een forse bezuinigingsopgave te maken hebben waardoor er minder geld is voor nieuwe projecten. In 2010 investeerde de rijksoverheid nog 6012.ga.11353
Page 12 of 32
wel maar de gemeenten niet meer in de GWW. Voor 2011 verwacht het EIB een verdere daling. Van 2012 tot 2016 zal de GWW zich licht herstellen met name in de nieuwbouw en iets minder in het onderhoud. Die segmenten binnen de GWW die meer afhankelijk zijn van de productie van woningen en kantoren, volgen de ontwikkeling in de bouw. Te denken valt aan straatmakers- en grondverzetbedrijven. Deze bedrijven zijn al eerder door de crisis geraakt maar zullen door hun verwevenheid met de bouw wel hun omzet de komende jaren kunnen verbeteren. 2.2 Trends, kansen, bedreigingen Trends Ook in 2011 zal overleven het devies zijn. Het overige Nederlandse bedrijfsleven vertoont vanaf begin 2010 een voorzichtig herstel. In de bouw wordt pas in de tweede helft van 2011 de bodem bereikt. Na twee jaar van forse krimp, wordt deze negatieve trend afgeremd door groei in de woningbouw. Zowel de utiliteitsbouw als de GWW zullen nog een lichte krimp laten zien. Binnen de GWW ligt de oorzaak hiervan met name in de bezuinigingen van overheden. In de utiliteitsbouw lijkt de overcapaciteit van kantoorruimte een groei in de komende jaren structureel in de weg te staan. Vanaf 2012 wordt een voorzichtig herstel in de bouw verwacht. Dan heeft de bouw echter wel in drie jaar een productieverlies van meer dan 15%. Andere ontwikkelingen zijn: Het aandeel prefabricage in de bouwproductie stijgt. Verschuiving van grootschalige nieuwbouw in buitengebied naar kleinschalige (her-) bouw in bestaande situatie. De mondigheid en roep om invloed van de klant neemt toe. Bedrijven zoeken naar voorwaartse (richting planontwikkeling en ontwerp) of achterwaartse integratie (richting beheer, onderhoud) in het bouwproces. De opkomst van de alleskunnende klusjesman heeft als nadeel dat de kwaliteit niet altijd gewaarborgd is, maar als voordeel dat maar één man benadert hoeft te worden door de klant voor uiteenlopende klussen. Kansen De binnenstedelijke herontwikkelingsopgave wordt steeds groter. Samenwerking tussen bouwpartijen, gemeenten en woningcorporaties leidt tot een grotere kans van slagen. Nederland vergrijst waardoor sprake is van een (deels) veranderende vraag naar huisvesting; ‘uitdagende’ woonconcepten voor jonge koopkrachtige senioren en hoogkwalitatieve woonzorgvoorzieningen voor (oudere) senioren. Toenemende aandacht (vanuit overheden, consumenten en bedrijfsleven) voor duurzaam bouwen en energiebesparing. De traditionele scheiding tussen ontwerp en uitvoering maakt steeds meer plaats voor geïntegreerde contractvormen.
6012.ga.11353
Page 13 of 32
Bedreigingen Een groeiend gebrek aan grondposities ondermijnt de traditionele machtsbasis van de ontwikkelende bouwer. Teruglopende interesse in VMBO techniek en bouwopleidingen onder jongeren. Door ontgroening en vergrijzing ontstaat er een tekort aan geschikt personeel. Instroom blijft daarmee een aandachtspunt. Dit zal meer gericht moeten dan nu het geval is. 3.
Vraag naar personeel
Innovatie maakt het mogelijk om met minder arbeidskrachten dezelfde productie te leveren en leidt tot verschuivingen in de vraag naar arbeid. Deze verschuiving leidt tot minder vraag naar MBO 3-gediplomeerden en meer vraag naar personeel met een hogere opleiding. Wanneer er herstel intreedt, zullen volgens EIB en kenniscentrum Fundeon in eerste instantie voornamelijk de zelfstandigen profiteren. Pas hierna zal de vraag naar personeel gaan stijgen. Deze steeds groter worden groep ZZP’ers zijn de grote concurrenten van de kleine bedrijven (1 tot 10 werknemers). Zij doen het werk op zaterdag bijvoorbeeld voor dezelfde prijs als door de week, dit is voor de kleine bedrijven niet mogelijk. Daarbij is het tarief vrij laag, omdat er vaak geen pensioen of verzekering is afgesloten. Hierdoor zijn zij goedkoop maar kwetsbaar. De meeste ZZP’ers starten vanaf een leeftijd van 25 jaar. Uitzendbureaus genereren circa 5 tot 6 procent van de omzet. Soms kan een uitzendbureau ook een concurrent worden, omdat geprobeerd word leerlingen te werven. Er is dan wel een vorm van opleiding aanwezig, maar geen CAO. Hierdoor leveren sommige uitzendbureaus zeer goedkope productie. Een gevolg van de grotere invloed van uitzendbureaus en ZZP’ers is dat de totale bijdrage aan het O&O fonds omlaag gaat. Hierdoor is er minder aandacht voor opleiding waardoor het vakmanschap achteruit gaat en wordt het collectief uitgehold. Het voorgaande geeft een ruime arbeidsmarkt in 2010. Figuur 1: Ontwikkeling krapte-indicator tot en met MBO niveau
6012.ga.11353
Page 14 of 32
Bron: UWV WERKbedrijf, 2010, p. 7. Figuur 2: Geïndexeerde ontwikkeling van de banen in de bouwnijverheid tussen 2006 en 2009, met 2006 als uitgangspunt (100%).
Bron: CBS Statline (bewerking). Bovenstaande figuur laat zien dat er relatief meer banen verloren zijn gegaan in de bouwnijverheid in Zuidoost-Brabant, als de ontwikkeling wordt vergeleken met die in heel Nederland en de provincie Noord-Brabant. Internet is in toenemende mate het medium voor het zoeken van personeel. In de praktijk is een duidelijk onderscheid merkbaar dat invloed heeft op de werving door de werkgever. De hoog opgeleiden zoeken en aanvaarden werk in het hele land en zelfs in het buitenland. Laag en middelbaar opgeleiden zoeken met name in hun eigen regio en zijn doorgaans minder bereid te verhuizen voor het werk. Ook de vergrijzing heeft zijn impact op het aanbod van arbeid. Fysiek is het soms ook niet meer mogelijk om het werk te blijven uitvoeren. Deze generatie heeft ook vaak een
6012.ga.11353
Page 15 of 32
kennisachterstand waar iets aan gedaan moet worden. De vraag naar buitenlands personeel zal daarom gaan toenemen als toevoeging op de natuurlijke instroom. Alle kansen met betrekking tot zij-instroom moeten daarnaast ook benut worden (denk bijvoorbeeld aan het massaontslag bij het leger). Ook moet er meer aandacht komen voor afvallers op de HAVO en het HBO. Zij hebben namelijk het juiste denkniveau om door te stromen en zijn zeer interessant voor bedrijven na een praktische opleiding. Momenteel is er een tekort aan niveau 2, 3 en 4. Er is een overschot van leerlingen op niveau 1. In dit niveau zitten de meeste kosten met als gevolg dat bedrijven niet op deze leerlingen zitten te wachten. Echter dit traject moet wel doorlopen worden om door te groeien. De vraag naar 45-plussers en werknemers met een beperking is momenteel laag. Dit komt omdat de kosten en risico’s door wetgeving (COA, ontslagpremie) en het bezuinigen op subsidie momenteel te hoog zijn. Pieken in de vraag naar personeel zijn niet intersectoraal op te vangen. De vakman heeft een te specifiek profiel waardoor deze niet uitwisselbaar is. Ontwikkeling in soort, niveau en competenties Naast de vraag naar meer personeel de komende jaren, wordt kwaliteit ook steeds belangrijker. Dit komt door een steeds snellere technologische vooruitgang in de bouwnijverheid. Er wordt door werkgevers dan ook een steeds hoger opleidingsniveau gevraagd als gevolg van de genoemde technologische ontwikkelingen, in de richting van MBO, HBO, HBO+ met leidinggevende capaciteiten en sociale vaardigheden. Ook wordt kennis op het gebied van logistiek en ICT binnen de bouwnijverheid steeds belangrijker. Bij een hoger opleidingsniveau blijft het echter van belang dat een werknemer met beide voeten in de klei heeft gestaan. Ideaal is daarom een werknemer die het hele traject van VMBO, MBO en HBO heeft afgelegd. Er is dan een praktische basis, zodat men weet hoe de hazen lopen in de sector, en ook het gewenste denkniveau. 4.
Aanbod van personeel
De groep jongeren (0 tot 20 jaar) zal licht afnemen in Zuidoost-Brabant de komende jaren. Het is vooral de beroepsbevolking (tussen 20 en 65 jaar) die zal afnemen, zowel absoluut als relatief. Deze vergrijzing heeft zijn impact op het aanbod van arbeid. Fysiek is het soms ook niet meer mogelijk om het werk te blijven uitvoeren. Deze generatie heeft ook vaak een kennisachterstand waar iets aan gedaan moet worden. Buitenlands aanbod kan hierbij een toevoeging zijn.
6012.ga.11353
Page 16 of 32
Figuur 3: Bevolkingsprognose Zuidoost-Noord-Brabant (2010-2040)
Bron: CBS Statline (bewerking). Daarnaast is er de meeste vraag in goede tijden, dit gaat dan echter ten koste van de opleiding van de leerlingen in mindere tijden. Hierdoor is het momenteel moeilijk om het aanbod op pijl te houden. Er wordt daarom gezocht naar methoden om Het vakcollege wordt gesteund door een uitzendorganisatie (USG People) die tevens 100% eigenaar is van het vakgilde, de organisatie die de uitplaatsing van leerlingen regelt (zie bijlage). Zij onttrekken via deze weg leerlingen aan de branche. ZZP’ers besteden ook te weinig aandacht aan de opleiding en leren niet door. Dit is een probleem omdat de technologische ontwikkelingen niet stil staan (de verwarming kan bijvoorbeeld via de IPAD worden aangezet). Producten moeten steeds meer plug & play worden, 80 procent van de activiteiten wordt dan engineering. Het is moeilijk te begrijpen dat de sector juist voor de ouderen, die veelal uit de zij-instroom komen de tegemoetkominggelden zeer drastisch gekort heeft. Daardoor worden de te berekenen tarieven voor deze ouderen veel te hoog en zijn zij veelal niet meer interessant voor de markt. Deze instroom is echter wel nodig met oog op de toenemende vraag. Het loongebouw is niet meer van deze tijd. De leerling verdient in aanvang eigenlijk te veel en als hij op zijn vakvolwassen leeftijd zit en zijn maximale bonus heeft is de groei er uit. Dit gebeurt meestal rond een leeftijd van 30/35 jaar. Om deze reden is in deze groep uitstroom waar te nemen. Een oplossing zou het werken met een diploma toeslag kunnen zijn, zodat leerlingen loon krijgen naar presteren. Ook vervolgopleidingen zijn niet altijd bij de tijd in de bouw. Management principes komen niet aan bod zoals coachend leiding geven en het vak logistiek en ICT. Negen van de tien niet-werkende werkzoekenden met een technisch beroep zijn lager of middelbaar opgeleid. Het grootste deel van hen is ingeschreven voor een functie in de 6012.ga.11353
Page 17 of 32
beroepsgroepen bouw, GWW en installatie-, elektro- en metaaltechniek. Binnen de branche bouw en GWW betreft het vooral de: betontimmerman; bouwtimmerman; timmerman B&U. In het nww-bestand valt het volgende op: een groot deel laag of middelbaar geschoold is; dat deze groep veel ouderen (45+) bevat en; dat de gemiddelde duur van werkloosheid toeneemt. Dit betekent dat de gemiddelde nww-er minder aantrekkelijk wordt voor werkgevers. In de bouwsector werken relatief weinig mensen met een allochtone herkomst. Van de bouwvakkers is 2,2% allochtoon, veel minder dan in het buitenland. In de buurlanden gaat het om een veel groter aandeel. In België werkt 17,5% van de Turken en 7,7% van de Marokkanen in de bouw. Ook in Duitsland werken relatief veel Turken in de bouw. In de eerste plaats kiezen allochtonen niet voor een opleiding in de bouw door onbekendheid of negatieve associaties met de sector. Voorts ontbreekt het bouwbedrijven dikwijls aan personeels- of diversiteitsbeleid waardoor allochtone werkzoekenden en autochtone werkgevers elkaar niet vinden. Ook worden allochtonen die toch aan de slag gaan in de bouw niet altijd goed ontvangen. (Onbewuste) discriminatie speelt hierbij een rol, voornamelijk door het principe 'onbekend maakt onbemind'. Oplossingen ter doorbreking van dit patroon moeten onder meer worden gezocht in het verbeteren van het 'bouwimago', het ontwikkelen van duurzaam personeelsen diversiteitsbeleid, een betere begeleiding van allochtone nieuwkomers op de bouwplaats en tot slot het coachen van leidinggevenden in het leren omgaan met een cultureel diverse bouwplaats. De ontwikkeling van de bruto arbeidsparticipatie laat zien dat deze in Zuidoost-Brabant nog niet kan tippen aan de percentages in Nederland en Noord-Brabant. Wel is er een positieve ontwikkeling te zien het afgelopen jaar in de participatie onder lager opgeleiden. Waar de participatie onder hoger opgeleiden ongeveer gelijk blijft tussen 2008 en 2010 laat de participatie van de middelbaar opgeleiden een daling zien.
6012.ga.11353
Page 18 of 32
Figuur 4: Bruto arbeidsparticipatie Zuidoost-Noord-Brabant totaal mannen en vrouwen met een laag opleidingsniveau afgezet tegen Nederland en Noord-Brabant
Bron: CBS Statline (bewerking) Figuur 5: Bruto arbeidsparticipatie Zuidoost-Noord-Brabant totaal mannen en vrouwen met een gemiddeld opleidingsniveau afgezet tegen Nederland en Noord-Brabant
Bron: CBS Statline (bewerking)
6012.ga.11353
Page 19 of 32
Figuur 6: Bruto arbeidsparticipatie Zuidoost-Noord-Brabant totaal mannen en vrouwen met een hoog opleidingsniveau afgezet tegen Nederland en Noord-Brabant
Bron: CBS Statline (bewerking) Oost-Europese arbeid Met de toetreding van de 8 Midden en Oost Europese landen (MOE-landen) in mei 2004 mogen ook die werknemers hier werken. Werknemers met de nationaliteit van een land van de Europese Economische Ruimte (EER) mogen in Nederland werken. De EER bestaat uit de landen van de Europese Unie, plus Noorwegen, IJsland en Liechtenstein. Ook werknemers met de Zwitserse nationaliteit mogen in Nederland. De werkgever mag niet minder betalen dan het loon dat in de sector geldt volgens een algemeen verbindend verklaarde CAO. Daarnaast moet de werkgever voldoen aan de andere algemeen verbindend verklaarde Nederlandse CAO-bepalingen. Het gaat dan om arbeidsvoorwaarden zoals werk- en rusttijden, vakantiedagen en gezondheid, veiligheid en hygiëne. De laatste jaren komen er steeds meer Oost-Europese werknemers in de Bouwnijverheid. Zij komen er via uitzendbureaus, werken als (schijn-) zelfstandige (ZZP’er), bij een onderaannemer of komen soms in dienst van de hoofdaannemer. Naar schatting zijn er zo’n 50.000 Oost-Europeanen werkzaam in de Bouwnijverheid. Visie Dat werknemers overal aan de slag kunnen is geen probleem. De vakbonden zijn wel tegen oneigenlijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden, verdringing op de arbeidsmarkt en uitbuiting van buitenlandse werknemers. Ook is de vakbond tegen slechte arbeids- en woonomstandigheden. Dus tegen overtreding van wetgeving en een slecht sociaal- en personeelsbeleid. ‘Elke Europeaan een goede baan’ is samengevat het huidige credo.
6012.ga.11353
Page 20 of 32
Ervaringen leren het tegendeel, zodat de vakbonden zich zo lang mogelijk heeft verzet tegen het volledig opengooien van de arbeidsmarkt. FNV Bouw heeft een project (‘Kolega’) gestart om de belangen van Poolse bouwvakkers te behartigen. Ook is (samen met werkgevers) het ‘Bureau Naleving’ opgericht dat bij het inzetten van buitenlandse werknemers wil stimuleren dat wet en CAO worden nageleefd. De internationale bouwplaats Waar verschillende talen en culturen samenwerken is het moeilijk communiceren. Zaken die daarbij aan de orde kunnen komen zijn communicatie (opschriften en aanwijzingen in verschillende talen), goed werkoverleg en werkinstructie, VGW-maatregelen die voor iedereen werken, optuigen van de Arbo-taak van de leidinggevenden op de bouw en van de Arbo-coördinator, kwaliteit van het werk, terugdringen van faalkosten, voorkomen van taakverzwaring middenkader, - de uitvoerder is geen duizendpoot - , gelijk loon voor gelijk werk, houden aan de arbeidstijden en de CAO, enzovoorts. 5.
Instroom/scholing
Leerlingen kiezen steeds minder vaak voor een technische opleiding, waardoor er minder jongeren doorstromen naar een beroep in de bouwnijverheid. In vergelijking met een aantal jaren geleden is de belangstelling voor techniek op het VMBO afgenomen. Het VMBO is verreweg de belangrijkste toeleverancier van het MBO. Van alle VMBO-leerlingen techniek stroomt bijna 80% door naar de MBO-opleidingen techniek. Op het MBO kiest een kwart van de leerlingen voor de sector techniek in Noord-Brabant (in scholjaar 2009-2010 waren dat 5.100 leerlingen van de 22.610). In 2009 deed ongeveer 10 procent van deze leerlingen een bouwbrede opleiding. Op de HAVO en het VWO stijgt de belangstelling juist voor techniek. De vindplaats van leerlingen is nu nog vooral op het VMBO. Er wordt voorlichting gegeven via contact met docenten of de decaan. Er wordt echter ook steeds meer aandacht besteed aan VMBO-t en HAVO leerlingen. Dit komt enerzijds omdat er door velen gevist wordt in een steeds kleiner wordende VMBO vijver. Anderzijds is de vraag bij bedrijven van een steeds hoger niveau, zoals eerder aangegeven. Bij VMBO-t en HAVO decanen wordt er ook onder de aandacht gebracht dat er naar niveau 5 (HBO) doorgegroeid kan worden via niveau 2, 3 en 4 (MBO). Interessant voor de sector zijn de leerlingen die het hele traject 2 t/m 5 doorlopen. Het wordt steeds moeilijker om goed personeel te krijgen. Zij-instromers zijn hierbij voor veel bedrijven niet gewild vanwege de hoge kosten door CAO’s van verschillende branches en afgenomen subsidies. Bij schaarste wordt dit anders. De sector trekt veel subsidies in dus wordt zij-instromen nog duurder. In de GWW was er overigens wel veel zij-instroom. Dit zal gezien de bezuinigingen moeilijker worden. Ook schooluitvallers van bijvoorbeeld de HAVO kunnen belangrijker worden, omdat deze in de techniek terecht kunnen komen. Deze komen nu vaak tussen de wal en het schip (ROC en HBO). Deze leerlingen stromen daarom op een leeftijd van 19 jaar in. Het is echter 6012.ga.11353
Page 21 of 32
onaantrekkelijk voor bedrijven een dergelijke leerling in een BBL te plaatsen. Zij moeten dan naar verhouding teveel verdienen vanwege de CAO voor de bouw. De jeugdparagraaf hierin zou daarom moeten worden aangepast met een vast salaris afhankelijk van het kwaliteitsniveau en de geleverde prestatie. Bij sommige opleidingen word met een oriëntatieperiode gewerkt. Leerlingen krijgen dan tijd om de keuze te overdenken en hierdoor is de uitval lager. Ook moet er kracht worden geput uit de bovenkant: bijvoorbeeld de vakademy. Ook kan gedacht worden aan opleidingen die de theorie met de praktijk (stages) verbinden. Leerlingen komen dan o.a. in aanraking met calculeren en voorbereiden, om het vervolgens zelf uit te voeren (learning by doing). Zo wordt meteen duidelijk of de berekeningen en voorbereiding wel kloppen. Binnen deze opleidingsvorm wordt een doorlopende leerlijn van 5 niveaus aangeboden. Een ROC heeft daarbij alleen interesse in het aantal leerlingen per peildatum. Zij zoeken daarom veelal naar ‚leuke‛ / ‚trendy‛ opleidingen om te kunnen aanbieden. Door het afnemen van subsidies zullen marktpartijen een gedeelte gaan overnemen. De basis (tot 18 jaar) kan wel het beste publiek blijven. Een groot gevaar is echter wel dat private opleidingen erg afhankelijk zijn van de ontwikkelingen van de markt. Om deze reden hebben deze opleidingen het nu ook moeilijk. ACO (anti cyclisch opleiden) heeft niet het gewenste rendement gehad voor de opleidingsbedrijven. Keuzemogelijkheden voor de bedrijven zijn te beperkt, maatwerk zou op dit punt beter geweest zijn. Voor niveau 3 is een drempel opgeworpen, voor aspirant leerlingen. Zij dienen vooraf een EVC traject te volgen. VMBO’s beraden zich over VM2 en het Vakcollege, hierdoor ontstaat er instroom van leerlingen met een niveau 2 diploma, die starten in niveau 3. Echter deze zijn niet vergelijkbaar met BBL 2 die twee jaar buiten gewerkt en geleerd hebben.
6012.ga.11353
Page 22 of 32
Bijlage II Bouwend Nederland over het Vakcollege en het Vakgilde De ontwikkelingen rondom Vakcollege en Vakgilde gaan niet aan Bouwend Nederland voorbij. Bij veel leden leven vragen. De meest gestelde vragen op een rij. Wat is het Vakcollege? Sinds een aantal jaar is het Vakcollege actief. Het Vakcollege is een particulier initiatief van Hans De Boer. Het is een samenwerking/onderwijsvorm tussen VMBO en MBO niveau 2. Leerlingen die instromen krijgen vanaf het eerste jaar VMBO meer uren techniek en uiteindelijk kunnen ze binnen zes jaar hun niveau 2 diploma halen voor een technische richting. Vanaf leerjaar drie gaan ze steeds meer praktijkervaring opdoen. Doel is om in zes jaar bekwame vaklieden af te leveren. Het Vakcollege heeft ook tot doel tussentijdse uitval op het VMBO terug te dringen. Landelijk zijn er nu 34 Vakcolleges Techniek. Bouwend Nederland is twee jaar geleden met het Vakcollege een pilot begonnen, waarbij vijf opleidingsbedrijven afgesproken hebben het zesjarige traject van het Vakcollege gezamenlijk vorm te geven. Daarbij was de afspraak dat het Vakcollege de infrastructuur van de bouw zou gebruiken. Vanaf september 2010 heeft de organisatie van het Vakcollege echter het Vakgilde opgericht. Het Vakgilde belemmert de infrastructuur van de bouw door de leerlingen na vier jaar VMBO, via een uitzendconstructie, zelf uit te plaatsen bij leerbedrijven. De opleidingsbedrijven zien geen plaats voor het Vakgilde. Bouwend Nederland staat positief tegenover het onderwijsinhoudelijke concept van het Vakcollege maar is tegen de uitzendconstructie van het Vakgilde. Wat is het Vakgilde? Vakgilde is een onderdeel van de grote uitzendorganisatie USG People. Het Vakgilde probeert zich tussen leerlingen, bedrijven en ouders een plaats te verwerven om het hele proces van leerlingen uitplaatsen, stageplaatsen zoeken en nazorg voor haar rekening te nemen. Dit zou betekenen dat de opleidingsbedrijven alleen nog maar zouden kwalificeren en de opleidingen op de werkplek zouden doen, waarvoor zij van het Vakgilde een vergoeding ontvangen. Het Vakgilde is nog niet operationeel. Wel profileert het Vakgilde zich in den lande en maken medewerkers hun plannen sectorbreed bekend. Ze geven voorlichting over de plannen die ze in de toekomst willen gaan uitvoeren, maar scheppen veel verwarring in de sector. Uit overleg met USG People, die de detachering van het Vakgilde uitvoert, blijkt dat zij drie miljoen euro geïnvesteerd heeft om het Vakgilde op te richten. Onderdeel van het uitleentarief is een compensatie aan scholen voor het aanreiken van een leerling. Dit betekent dat USG op deze wijze de markt wil kopen inzake het MBO leerlingenaanbod. Het betekent ook dat leerlingen vanzelfsprekend via het Vakgilde uitgeplaatst worden en zelf geen keuzevrijheid meer hebben. Het Vakcollege/Vakgilde wil leerlingen vanaf leerjaar 1 een intentieverklaring laten tekenen zodat zij zich voor 6 jaar verbinden aan het Vakcollege. Het is goed te weten dat aan deze verklaring geen rechten kunnen worden ontleend.
6012.ga.11353
Page 23 of 32
Leerlingen kunnen en mogen zonder juridische gevolgen het Vakcollege tussentijds verlaten, inschrijving bij het Vakgilde weigeren of van studierichting veranderen. Wat speelt er nu? De hoge uitleentarieven van de bouw zorgen ervoor dat veel bedrijven open staan voor alternatieven. Opleidingsbedrijven en individuele leerbedrijven (leden) worden momenteel benaderd door het Vakgilde. Het Vakgilde zoekt ook stageplaatsen voor leerlingen in de bouw. Discussiepunt is dat het Vakgilde leerlingen uit wil plaatsen onder de Uitzend-CAO, terwijl onze leerbedrijven en opleidingsbedrijven vallen onder de CAO voor de Bouwnijverheid. Daarbij komt dat in de Uitzend-CAO staat dat leerlingen die in de bouw worden uitgeplaatst voor het grootste gedeelte vallen onder de Bouw-CAO. Het plan dat het Vakcollege/Vakgilde nu op veel plaatsen op tafel legt, is dus volgens de CAO van zowel de Bouw als de Uitzendbureaus op dit moment niet mogelijk. Wat is de meerwaarde van opleidingsbedrijven? Het opleidingsbedrijf, opgericht voor en door de sector zelf, heeft jarenlange ervaring met het uitplaatsen en opleiden van leerlingen. Ook hebben veel opleidingsbedrijven goede banden met het VMBO- en MBO-scholen. Hoewel het ROC eindverantwoordelijk is voor de BBL-leerlingen, zorgen opleidingsbedrijven ervoor dat de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming hoog is. Daarnaast is het voor opleidingsbedrijven belangrijk jongeren voor de sector te behouden. Zij hebben een schakelfunctie als het gaat om de instroom van jonge werknemers in de bouw. Het Vakcollege/Vakgilde echter, dat twee jaar werkgarantie geeft na het voltooien van de opleiding, staat behoud van leerlingen voor de sector veel minder centraal. Werkgarantie betekent voor hen niet persé werken in onze sector. Wat vinden andere branches? Bouwend Nederland is aangesloten bij de werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland. Wij trekken gezamenlijk op in geval van het Vakcollege/ Vakgilde. Het standpunt van VNO NCW en MKB Nederland is dat zij geen rol zien voor de uitzendbranche: het Vakcollege dient binnen de verschillende branches te handelen volgens opleidingsstructuur en CAO van de betreffende branche. Zowel de zorg als de technische branches delen dit standpunt. Wat vindt Bouwend Nederland? Bouwend Nederland staat positief tegenover het onderwijsinhoudelijke concept van het Vakcollege (kwaliteits- en imagoverbetering van het VMBO, doorlopende leerlijn naar het MBO, meer trots op vakmanschap). Bouwend Nederland heeft echter bezwaren tegen het Vakgilde, omdat het Vakgilde de functie van onze opleidingsbedrijven uitholt. Wanneer het Vakgilde de detachering overneemt van de opleidingsbedrijven geven wij een deel van de opleidingsstructuur van onze bedrijfstak uit handen aan een commerciële partij. Bouwend Nederland wil echter in gesprek blijven met het Vakcollege/Vakgilde om te bekijken of een win-win-situatie voor beide partijen mogelijk is. Het uiteindelijke doel voor Bouwend Nederland in dit hele verhaal is namelijk: voldoende, goed opgeleide leerlingen de sector in, tegen aanvaardbare kosten.
6012.ga.11353
Page 24 of 32
Bijlage III Sponsoring1 USG People is founding partner van het Vakcollege. Vanuit onze visie een belangrijke maatschappelijke rol te spelen, dragen wij graag bij aan een onderwijsinitiatief dat scholingsproblemen bij jonge mensen aanpakt en hiermee voor hen de aansluiting op de arbeidsmarkt vergroot. Het Vakcollege is opgezet door het technisch onderwijs en werkgevers. Samen willen zij het beroepsonderwijs verbeteren, optimaal laten aansluiten op de arbeidsmarkt en uiteindelijk een nieuwe generatie vakmensen opleiden die met kennis en kunde aan de slag gaat. Kijk voor meer informatie ook op www.hetvakcollege.nl Achtergrond In Nederland is door de toenemende vergrijzing en ontgroening een groeiend tekort aan gekwalificeerde vakmensen ontstaan. De arbeidsmarkt schreeuwt om personeel, maar de juiste vakmensen worden niet opgeleid. Dat heeft onder andere te maken met het slechte imago van het werk maar ook met de gebrekkige aansluiting van opleidingen op de arbeidsmarkt. Dat heeft een hoog aantal drop-outs tot gevolg. Dat zijn jongeren die tussen wal en schip geraken. Het Vakcollege, een nieuwe technische beroepsopleiding voor jongeren die een loopbaan in de techniek zien zitten, wil dat veranderen. Bijdrage USG People Met de bijdrage van USG People wordt een solide basis gecreëerd waarmee het Vakcollege de komende jaren aan de weg zal timmeren. Wij steunen het initiatief – met geld en expertise – omdat wij merken dat het voor een gezonde arbeidsmarkt van groot belang is dat opleidingen van goede kwaliteit zijn én aansluiten bij die arbeidsmarkt. Vanuit de praktijk weten wij dat hier één en ander aan schort, zeker bij het technisch beroepsonderwijs. Bovendien past het Vakcollege prima bij ons streven innovatieve oplossingen te ontwikkelen voor maatschappelijke vraagstukken als gelijke kansen voor iedereen Het Vakcollege De plannen voor het nieuwe onderwijsinitiatief werden in de zomer van 2008 gepresenteerd in aanwezigheid van staatssecretaris Marja van Bijsterveldt van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De bewindsvrouw toonde zich enthousiast over de nieuwe beroepsopleiding: ‚Het Vakcollege biedt jongeren de kans bij uitstek om te leren op de werkvloer. Dat levert technische vakmensen op die trots verdienen en bovendien broodnodig zijn voor de economische groei van Nederland‛, aldus Van Bijsterveldt. Het Vakcollege is in het schooljaar 2008/2009 van start gegaan. In het eerste jaar krijgen al 750 leerlingen technisch onderwijs ‘nieuwe stijl’. Binnen enkele jaren zullen meer dan 10.000 leerlingen onderwijs volgen via het Vakcollege. Naast techniek zullen andere richtingen als gezondheidszorg ook binnen dit onderwijsconcept worden aangeboden. De nadruk van de opleiding ligt op praktisch en beroepsgericht onderwijs en ‚werkend leren‛ in reële functies bij het bedrijfsleven. Vanzelfsprekend worden in de onderbouw ook de reguliere basisvakken onderwezen, maar ook die staan in het teken van techniek. De 1
http://www.usgpeople.nl/sponsor/
6012.ga.11353
Page 25 of 32
opleiding gaat uit van een zesjarige leergang: vier jaar op VMBO-niveau en twee jaar op MBO-niveau. Om te voorkomen dat leerlingen afvallen in de overstap van een VMBO naar een MBO-opleiding, zoals nu vaak gebeurt, wordt er gewerkt met een kleinschalige aanpak en persoonlijke begeleiding. MBO-VMBO en bedrijf begeleiden de leerling samen tot het eind van de opleiding. Goudgerande opleiding Een groot verschil met het huidige onderwijs is de nauwe betrokkenheid van het bedrijfsleven. Al in de onderbouw bezoeken leerlingen bedrijven en verzorgen lokale en regionale bedrijven gastlessen. Daartoe is er voor elk Vakcollege een vereniging in het leven geroepen. Die zorgt voor een goede afstemming tussen bedrijfsleven, openbaar bestuur en onderwijs. Het Vakcollege is een ‚goudgerande‛ opleiding en biedt leerlingen dan ook de garantie dat zij op hun achttiende een vak hebben geleerd, diploma’s hebben gehaald en meteen aan de slag kunnen in een goede baan.
6012.ga.11353
Page 26 of 32
Bijlage IV Vakgilde; De brug tussen opleiding en praktijk2 Vakgilde begeleidt leerlingen van het Vakcollege tijdens hun stage, leerwerkperiode en de fase erna. Maar Vakgilde is er niet alleen voor leerlingen. Ook leraren, scholen, ouders en bedrijven hebben veel baat bij onze diensten. Dankzij de handige online community worden alle partijen van informatie, communicatie en services voorzien. Wat doet Vakgilde? Leerlingen van het Vakcollege kunnen bij ons terecht voor het vinden van een geschikte stage of leerwerkbaan. Daarnaast nemen wij de betrokken partijen een heleboel werk uit handen; Vakgilde zorgt voor goede arbeidsvoorwaarden en regelt alle administratieve en juridische zaken rondom een leerwerktraject. Ook zorgen wij ervoor dat leerlingen na hun opleiding interessant werk krijgen, zodat zij een goede toekomst krijgen. Want dáár gaat het uiteindelijk om. Online community Vakgilde is een virtuele arbeidsmarktbemiddelaar, zonder fysieke vestigingen. Door de handige functies op het online platform, nemen wij alle betrokkenen veel werk uit handen. Zo worden alle contracten en facturen digitaal afgehandeld en kunnen leerlingen hun gewerkte uren online registreren. Voordelen Vakgilde Leerlingen, ouders, bedrijven en vanzelfsprekend de aangesloten scholen en hun docenten hebben veel voordeel van het online platform. Zo helpt Vakgilde de leerling aan een geschikte stage of leerwerkbaan en later een baan, het bedrijf aan een gemotiveerde jonge medewerker en minder administratieve rompslomp, de Vakcollege-school aan beter zicht op de leerling en ouders aan een goede toekomst voor hun kind. Vakgilde; het vervolg op het Vakcollege Het Vakcollege en Vakgilde zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Waar het Vakcollege zorgt voor een kwalitatief hoogstaande praktijkopleiding, ondersteunt Vakgilde de leerlingen als zij de school hebben verlaten om het vak in de praktijk te leren. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de leerwerkbaan in jaar 5 en 6. De doelstelling van Vakgilde is de schooluitval in de leerwerkfase te laten afnemen en ervoor te zorgen dat leerlingen niet alleen vaklieden worden, maar later ook leuk werk krijgen en er een mooi maandsalaris mee verdienen.
2
http://www.vakgilde.nl/meerover
6012.ga.11353
Page 27 of 32
6012.ga.11353
Page 28 of 32
Bijlage V
6012.ga.11353
Page 29 of 32
Bijlage VI
6012.ga.11353
Page 30 of 32
Bijlage VII Het Vakcollege: wolf in schaapskleren? Sinds enige tijd maakt het Vakcollege furore in het VMBO-onderwijs. Onder de noemer van meer praktijk-onderwijs en betere resultaten van de leerlingen wordt menig schoolbestuur verleidt om deel te nemen in het conglomeraat van het Vakcollege, met als slagroom op de taart ook nog een financiële bijdrage vanuit datzelfde Vakcollege. Wat kan er dan ook mis zijn met clubs die zichzelf profileren als ‚Vrienden van het Vakcollege‛, en je mag nog meepraten ook. Sinds een aantal jaren is het Vakcollege actief, een samenwerking / onderwijsvorm tussen vmbo en mbo niveau 2. Leerlingen die instromen, krijgen vanaf het eerste jaar vmbo meer uren techniek en uiteindelijk kunnen ze binnen 6 jaar hun niveau 2-diploma halen voor een (bouw)technische richting. Het Vakcollege heeft tot doel tussentijdse uitval op het vmbo en het mbo terug te dringen. Landelijk zijn er nu 34 vakcolleges techniek. De vakgroep opleidingsbedrijven van Bouwend Nederland is twee jaar geleden met het Vakcollege een pilot begonnen, waarbij vijf opleidingsbedrijven afgesproken hebben het zesjarige traject van het Vakcollege gezamenlijk vorm te geven. Het Vakcollege zou daarbij de bestaande, op opleiding gerichte infrastructuur van de bouw gebruiken. Vanaf september 2010 heeft de organisatie van het Vakcollege echter het Vakgilde opgericht, dat via een uitzendconstructie zelf het uitplaatsen bij leerbedrijven op zich wil nemen. Hoezo ‚Vrienden van het Vakcollege‛? De vakgroep Opleidingsbedrijven van Bouwend Nederland staat positief tegenover het onderwijsinhoudelijke concept van het Vakcollege (kwaliteits- en imagoverbetering van het VMBO, doorlopende leerlijn naar het MBO, meer trots op vakmanschap), maar is tegen het Vakgilde. Het Vakgilde is een strikt commerciële partij die jongeren op jonge leeftijd via de fuik van het Vakcollege (en dus het bekostigd regulier onderwijs) in haar op winstbejag gerichte netten vangt. Welke jongere (en vooral zijn ouders) wil geen opleidings- en werkgarantie van 6 jaar? Maar wat gebeurt er als blijkt dat de jongere een ‚wurgcontract‛ heeft gesloten met het Vakgilde ofwel USG People? Jonge voetbaltalenten mogen geen contracten tekenen. Jonge technici in de dop wel? Het is juist dit punt dat de vakgroep Opleidingsbedrijven als onethisch bestempelt. Het Vakgilde maakt leerlingen tot handelswaar onder het mom van regulier onderwijs. Het is goed als schoolbesturen rekenschap nemen van hun positie jegens de leerling. Onderwijs dat vanuit de overheid wordt bekostigd dient zich onafhankelijk van commerciële partijen op te stellen. Vrijheid in en van onderwijs is een grondrecht en dat moet vooral zo blijven. Vooral als hier de toekomst van de leerling in het geding is.
6012.ga.11353
Page 31 of 32
Bijlage VIII Literatuur Bijsterveldt-Vliegenthart, M. van (2011) Actieplan MBO “focus op vakmanschap 20112015. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bouwend Nederland (2010) Brainport (2009) TOA werken in Brainport. CBS Statline (2011) Colo (2011) Colo barometer van de stageplaatsen- en leerbanenmarkt maart 2011. Zoetermeer: Colo. Fundeon (2011) Rapportage arbeidsmarkt- en onderwijsinformatie 2011. MKB Eindhoven (2011) Persbericht van werk naar werk. Eindhoven: MKB Eindhoven. Provincie Noord-Brabant (2007) Quickscan Techniek in Brabant; Onderwijs en werkgelgenheid. Rabobank (2011) Rabobank cijfers & trends; Branche-informatie: bouw.
SER Brabant (2011) Arbeidsmarktverkenning 2015-2020. Brabantse arbeidsmarkt: bottleneck of bron van innovatie en vernieuwing? Houten: Rijnconsulent. UWV Werkbedrijf (2010) Regionale arbeidsmarktschets Zuidoost-Brabant; ZuidoostBrabant voorzichtig herstel in 2011. Eindhoven: UWV Werkbedrijf. UWV Werkbedrijf (2011) Arbeidsmarktinformatie Zuidoost Nederland. Eindhoven: UWV Werkbedrijf. UWV Werkbedrijf en Colo (2011) Arbeidsmarktschets Techniek; Vraag en aanbod in technische beroepen. Interviews Arendonk, C. van (2011) Bouw Educatie Groep. Broeders, J. (2011) Schilder^sCOOL. Gerritsen, T. (2011) IWBZ. Kessel, P. van (2011) SBRH. Oerlemans, R. (2011) BosMti opleidingen.
6012.ga.11353
Page 32 of 32