13/4/2011
VDL NEDERLAND BV
SECTORSCHETS AUTOMOTIVE INDUSTRIE
Inhoudsopgave 1.
Nieuwtjes
3
2.
Algemene informatie ontwikkeling Nederlandse automotive industrie
3
3.
Ontwikkelingen automotive MBO onderwijs MBO Automotive Centrum (M.A.C)
4
4.
Ontwikkelingen automotive HBO onderwijs Automotive Centre of Expertise (ACE)
9
5.
Blik op de toekomst
15
Bijlage 1 Studentaantallen
18
Bijlage 2 Doelstellingen ACE
19
2
1.
Nieuwtjes
Chinese autofabrikant start R&D-centrum in Helmond Sinds maart 2011 heeft de Chinese autofabrikant Landwind een zeskoppig R(esearch)&D(evelopment) centrum op de High Tech Automotive Campus in Helmond. De activiteiten omvatten onderzoek en testprogramma’s op het gebied van elektrisch rijden, emissie en veiligheid. 125 nieuwe arbeidsplaatsen in automotive industrie International Automotive Components Group breidt haar productievestiging in Born uit van 7.000 naar 10.000 m2. De uitbreiding komt op een moment dat de automobielmarkt weer begint aan te trekken. Ontwikkeling waterstof aandrijving De brandstofcel is in relatieve stilte nog steeds bezig aan een forse opmars. Mercedes rijdt rond de wereld met een brandstofcelauto, heftrucks in het magazijn van WalMart stoten nog slechts water uit en de VDL Groep volgt met een 18 meter lange bus die volledig aangedreven zal worden op waterstof. Subsidieaanvragen uit Europese Kaderprogramma’s De Nederlandse overheid bezuinigd sterk op subsidie voor Research & Development. Hierdoor wordt het voor de Automotive industrie en kennisinstellingen aantrekkelijk om eens goed te kijken naar de subsidiemogelijkheden in Europees verband. Tot 2013 trekt de EU 50 miljard euro uit voor subsidies gericht op het stimuleren van internationale samenwerking tussen bedrijven en wetenschappelijke instellingen. ’s Werelds eerste Concept Car met NFC-technologie NXP Semiconductors en automotive-toeleverancier Continental presenteren op het Mobile World Congress 2011 een Concept Car die laat zien hoe Near Field Communication Technologie (NFC) nieuwe vormen mogelijk maakt van interactie tussen mens en auto. NFC is een draadloze communicatietechnologie op zeer korte afstand, die een veilige uitwisseling van gegevens mogelijk maakt en die door steeds meer fabrikanten van mobiele telefoons wordt geïmplementeerd.
2.
Algemene informatie ontwikkeling Nederlandse automotive industrie
Marktspecificaties Zoals de onderstaande afbeelding weergeeft bedraagt de Nederlandse automotive industrie ongeveer 45.700 werknemers. Hiermee kan de automotive industrie gezien worden als één van de belangrijkste industrieën in Nederland. Deze werknemers zijn verdeeld in verschillende vakgebieden: manufacturing, toeleveranciers, Research & Development en andere automotive bedrijven. De meeste automotive industrieën zijn gevestigd in het zuidoosten (ruim 50 % van de automotive werkgelegenheid is hier te vinden) en het middenoostelijke deel van Nederland. Voor deze regio’s is de automotive een belangrijke industrie voor de werkgelegenheid en innovatie. De Nederlandse automotive industrie is een onderdeel van een bredere automotive regio, waaronder België (Vlaanderen) en Duitsland (Noordrijn-Westfalen). In de toekomst zal deze grensoverschrijdende regio van groot belang zijn voor innovatie. Sterktes/Kansen/bedreigingen Een sterkte van de Nederlandse automotive industrie is dat enkele grote leveranciers van grondstoffen zoals DSM, GE Plastics en Corus zijn afhankelijk van de input van de Nederlandse automotive industrie.
3
De Nederlandse automotive industrie opereert op een hoog internationaal niveau. Merendeel van de productie (90%) wordt geëxporteerd. Het belangrijkste exportgebied is Duitsland, gevolgd door Frankrijk en België. Om groei te blijven realiseren is dit internationale karakter noodzakelijk om een speler te blijven op de markt. In Nederland zijn er ongeveer veertien grote centra voor onderzoek, ontwikkeling, testen en engineering. TNO is het meeste prominente instituut voor toegepast onderzoek (25% van TNO is gericht op de automotive industrie). In de Brainport regio zijn er op de HTACampus automotive testfacaliteiten gevestigd. De bedrijven bezitten hier een sterke basis in diverse grootschalige automotive testfaciliteiten onder andere: research en engineering activiteiten. Onderwijs in de automotive regio is geconcentreerd bij de Technische Universiteit van Eindhoven. Specialiteit van de TU/E is georganiseerd binnen de faculteit Werktuigbouwkunde. Tevens worden er verschillende HBO-opleidingen vertegenwoordigd in verschillende regio’s in Nederland, waaronder Arnhem, Eindhoven en Rotterdam. Vergrijzing slaat toe binnen de automotive productie bedrijven zoals VDL en DAF. Gedurende de jaren 2013 – 2023 is het aantal medewerkers dat uittreedt als gevolg van (vroeg)pensionering tweemaal zo groot als in het afgelopen decennium. Automotive productiebedrijven en toeleveranciers richten zich op productierationalisering, bijvoorbeeld door middel van leanproduction programma’s. Doel: slimmer en effectiever werken, beter communiceren en als gevolg daarvan een beter en efficiënter voortbrengingsproces.
3.
Ontwikkelingen automotive MBO onderwijs MBO Automotive Centrum (M.A.C)
MBO opleidingen binnen Nederland worden vertegenwoordigd door het Regionaal Opleidingscentrum (ROC). Deze zijn te vinden door heel Nederland. In Helmond is ROC ter AA gevestigd, zij hebben in samenspraak met drie ROC’s en bedrijfspartners uit de regio besloten om de uitdaging aan te gaan een aanvraag in te dienen voor Centrum voor Innovatief Vakmanschap voor het sleutelgebied automotive. Als naam voor dit Centrum voor Innovatief Vakmanschap is MBO Automotive Centrum (M.A.C.) gekozen. Het honoreren van het initiatief om te komen tot een Automotive M.A.C. Zuidoost- Brabant is een zeer wenselijke, verantwoorde en goed beheerde investering, die een grote bijdrage levert aan de doelstellingen van het sectorinvesteringplan MBO 2011-2016. Betrokkenen partners Bij het businessplan M.A.C. worden zowel onderwijsinstellingen als bedrijven in de regio betrokken. Betrokken partners zijn onder andere: VDL; Induma; TNO; Aweflex; TTAI; Fontys; DAF; ROC Eindhoven; DuvedeC; ROC De Leijgraaf; Inalfa; Koning Willem 1 College. Marktsituatie, context en omgeving De Nederlandse automotive industrie ontwikkelt zich tot een mondiale speler. De toekomstige kennisontwikkeling zet met name in op aspecten rondom milieu en mobiliteit. De vijf focusgebeiden zijn: Driving Guidance (computertechnologie in de auto en op de weg); Efficient Vehicle (Efficienter maken van voertuigen); Electric Vehicles (niches in EV markt); Cooperative Mobility (bereiken van grotere efficiency mobiliteit); Platform Electrification (software, mechatronica, embedded systems). De Nederlandse automotive industrie richt zich op het behouden van haar positie voor deze focusgebieden, waarbij met name de versterking van manufacturing activiteiten belangrijk is. Het doel is om een groei van 3,5% per jaar tot 2020 te bereiken. Het te lage aanbod van goed opgeleide technici in de hele keten van MBO /HBO/Universitair (“key enablers”) wordt als grote bedreiging gezien. De automotive activiteiten zijn verdeeld over heel Nederland, maar er is sprake van een hoge concentratie in Zuidoost Nederland, waar 42% van de totale automotive populatie werkzaam is.
4
Verder wordt geconstateerd dat 25 ROC´s een automotive uitstroomrichting hebben, waarbij deze zich bijna zonder uitzondering richten op de retail (onderhoud en garage services). Ten aanzien van onderwijs in het algemeen meldt het document dat de focus van “mechanical engineering” meer moet opschuiven naar een systeembenadering: een benadering waarin de fysieke constructie, elektronica en software als één geheel worden bezien. Er dient meer aandacht geschonken te worden aan de in de toekomst gewenste skills en vaardigheden, in plaats van al te veel vast te houden aan het heden. Om dit te bereiken is hechte samenwerking tussen MBO instellingen en het bedrijfsleven noodzakelijk. Concrete aanbevelingen voor het MBO onderwijs zijn: Gastdocenten uit bedrijfsleven. De geselecteerde focusgebieden moeten terugkomen in het onderwijsprogrammering. De op innovatie gerichte activiteiten moeten het klaslokaal binnendringen. De instroom van het aantal beschikbare jongeren die kunnen instromen in het (MBO) onderwijs voor de komende jaren zal nagenoeg constant blijven. Gericht op de verdere toekomst wordt verwacht dat het aantal beschikbare jongeren voor het (MBO) onderwijs zal gaan afnemen. Cijfers van voorafgaande jaren geven weer dat er in 2009 11534 MBO studenten zijn afgestudeerd. Hiervan heeft circa 6% een technisch uitstroomprofiel dat in zeker mate aansluit bij automotive engeneering en manufacturing. Dit percentage geeft ruimte voor een toename van jongeren die de sector techniek kiest. De inspanningen om dit te bereiken zijn al groot geweest, maar de instroom aan MBO’ers is nog lang niet voldoende om aan de vraag van nu en morgen te voldoen. MBO Automotive Centrum (M.A.C) Er zijn verschillende redenen om innovatief vakmanschap de komende jaren centraal te stellen. Deze worden samengevat in de volgende punten: De huidige technische MBO opleiding moet een veel betere fit geven naar het functioneren van de student in Automotive Engineering & Manufacturing. De nu instromende student kent de innovatieve wereld van engineering & manufacturing nauwelijks en voelt zich als een kat in een vreemd pakhuis. Het inwerktraject kan door een beter gerichte opleiding aanmerkelijk bekort worden. Dit is nu erg tijds- en kostenintensief. “Automotive” krijgt meer en meer een multidisciplinair karakter. Naast de traditionele werktuigbouw spelen scheikunde, electronica en IT een steeds groter wordende rol. Dit vergt een bredere kennisbasis en blik van de MBO studenten, en vraagt een groter vermogen om in multidisciplinaire teams te werken. Logica, rationele besluitvorming, overzicht en systeemdenken zijn daardoor ook op MBO niveau van groot belang geworden. De instromende automotive MBO vakman moet de context snappen van zijn werkzaamheden, aangezien dit in belangrijke mate zijn opstelling bepaalt. Het meewerken in de creatieve ontwikkelfase vraagt een andere opstelling dan in een manufacturing-omgeving wordt gewenst. Er is verschil te constateren tussen wensen ten aanzien van de skills van de MBO technicus tussen grotere en kleinere ondernemingen. De eerste legt meer nadruk op het volgen van werkwijzen en procedures, kleinere bedrijven verlangen meer zelfwerkzaamheid, improvisatietalent en creativiteit. Intrapeneurschap: pro-actieve houding gericht op het benutten van kansen binnen het eigen werkveld, en realiseren van gevraagde en ongevraagde initiatieven, die een juiste en relevante bijdrage leveren voor het bedrijf door een goed begrip van de werkcontext. De innovatieve vakman heeft een zelfkritische en zelfbewuste houding. Kwantitatieve gegevens ten aanzien van de reguliere onderwijsproducten In bijlage 1 zijn de gezamenlijke ambities voor de reguliere onderwijsproducten getalsmatig en in detail opgenomen. In de tabel met de instroomgegevens voor de opleidingen is de geschatte invloed op het M.A.C. heeft op de toename van de instroom af te lezen. De instroomtabel is uitgewerkt in cumulatieve studentenaantallen over de klassen, per jaar. Ambities voor de instroom in aantallen studenten per jaar, afgezet tegen de ingeschatte instroom zonder M.A.C.:
5
Gericht op de situatie in 2016 is de ambitie van M.A.C. in een instroom van 155 studenten te realiseren, een kleine 100 meer ten opzichte van de situatie zonder M.A.C. In onderstaande grafiek wordt aangegeven wat deze instroom aan aanwezigheid op de HTAC betekent, rekening houdend met de verblijfstijd (klas 1: 20%, klas 2: 40%, klas 3: 60%, klas 4:80%).
Uitgangspunt 2016 laat zien dat op basis van de instroomambities het aantal op de campus verblijvende Automotive studenten 191 ‘student FTE’s’ bedraagt. Rol en inbreng bedrijfspartners Partners hebben natuurlijk bepaalde verwachtingen ten aanzien van het Businessplan M.A.C., tevens is van belang welke rol en bijdrage zijn hieraan kunnen leveren. Onderstaande afbeelding geeft kort weer welke inbreng de verschillende bedrijven partners zullen hebben tijdens het Businessplan.
6
Rol onderwijspartners In onderstaande tabel wordt kort weergegeven welke rollen en bijdrage de verschillende onderwijspartners zullen hebben tijdens het plan. Tevens geeft dit inzicht in de onderlinge taakverdeling tussen de onderwijspartners.
Onderstaand overzicht geven de verschillende stakeholders weer, die een concrete betrokkenheid bij het M.A.C. hebben, inclusief de respectievelijke motivaties hiervoor.
7
Doelstelling en fasering De hieronder afgebeelde resultaatmatrix zal centraal staan in de jaarlijkse evaluatie ten aanzien van de voortgang van het bereiken van het M.A.C. in opbouwfase.
De matrix richt zich zo veel mogelijk op de merkbare resultaten die door het M.A.C. gerealiseerd worden. Een aantal items nader toegelicht: Kennisfit studenten: het meetinstrument “enquete” richt zich op de mening over de startende student van de bedrijfspartners. Aangezien de eerste M.A.C. studenten pas in 2015 instromen, is dit het eerst mogelijke meetmoment. Het jaar voorafgaand aan deze meting wordt de nulmeting gedaan. TOP-docenten: alvorens te kunnen meten moet het meetinstrument ontwikkeld worden en de na te streven doelen dienen te worden vastgelegd. Hiervoor moet een M.A.C. competentie-set bepaald worden, in 2011, vervolgens wordt de eerste meting in 2012 verricht. Voornemen is om uiteraard zo veel mogelijk bij bestaande methodieken aan te sluiten. Additionele verdienmodellen: om de toekomst van het M.A.C. zeker te stellen moet voortdurend uitgekeken worden naar nieuwe of aangepaste verdienmodellen; daarom wordt dit item als belangrijke prikkel in de resultaatmatrix opgevoerd. De baten voor de additionele verdienmodellen zijn veiligheidshalve niet meegenomen als baten in de financiële analyse.
8
Risicofactoren 1. Instroom blijft achter bij de geformuleerde ambitie Het gevolg van lagere instroom aan studenten dan begroot is tweeledig: één van de primaire doelen die met de investering bereikt moet worden, wordt dan niet gehaald. Daarnaast heeft het niet halen van de instroom-ambities grote negatieve consequenties voor de exploitatie. De wetenschap dat al vele pogingen zijn ondernomen om grotere instroom te bereiken, legt grote druk op dit item. Reden waarom “kosten noch moeite” moeten worden gespaard om deze ambities te realiseren. 2. Halen van ambities met de verdienmodellen Zoals uit de financiële analyse blijkt is het voor een gezonde exploitatie nodig dat er substantiële baten worden gerealiseerd met de additionele verdienmodellen. Naar onze inschatting zijn de risico´s op gemiddeld normaal ondernemersniveau; de inschattingen voor de baten zijn daarbij eerder voorzichtig dan risicovol vastgesteld. Eventuele tegenvallers kunnen worden opgevangen door het inzetten van additionele ideeën, zie hiervoor de ideeën die in het hoofdstuk additionele verdienmodellen al zijn gedefinieerd. Automotive is een conjunctuurgevoelige branche, en het is aan de creativiteit van het M.A.C. management en de partners om in mindere tijden de meerwaarde van het M.A.C. gestalte te geven. 3. Commitment van de partners Alhoewel het enthousiasme van de partners momenteel eerder toeneemt dan daalt, is het de vraag wat er van de wil om een bijdrage te leveren overblijft in tijden van mindere groei. Ook hier is aan het M.A.C. en de uitdaging aan te gaan om ook dan meerwaarde voor de partners te hebben. In het hoofdstuk “additionele verdienmodellen ” is al een voorschot hierop genomen. 4. Partnerbijdrage in opstartfase In de opstartfase van het M.A.C. is het aantal studenten nog relatief gering: 38 studenten instroom in 2011, 50 in 2012. Alhoewel het aan goede wil van de partners om invulling te geven aan hun “in kind” bijdragen, kan het aantal studenten in de beginfase de realisatie ervan in de weg staan. In de beginfase kunnen de partners wellicht een relatief grotere bijdrage leveren in het helpen ontwikkelen van de onderwijsproducten en een bijdrage leveren in PR/marketing en instroomwerving.
4.
Ontwikkelingen automotive HBO onderwijs Automotive Centre of Expertise (ACE)
De hogescholen HAN, Fontys en het Nederlandse Automotive bedrijfsleven dienen een aan vraag voor het Automotive Centre of Expertise (ACE) ‘High Tech Mobility’. De ambitie is om binnen vijf jaar uit te groeien tot hét HBO kenniscentrum voor toegepast onderzoek en gespecialiseerd onderwijs op het gebied van Hight Tech Mobiliteit. Deze ambitie wordt vertaald in een aantal doelstelling, deze zijn concreet terug te vinden in bijlage 2. Het behalen van deze doelstellingen betekent dat er een forse investering gedaan dient te worden. Zowel overheid als bedrijfsleven zijn bereid om flink te investeren. Bedrijven investeren zowel in kind als door betaling van een bedrag per Automotive afstudeerder hetgeen vastgelegd is in een convenant tussen betrokken partijen. Belangrijke kosten zijn die voor extra werving van studenten en die voor het ontwikkelen van een TOP onderwijsprogramma voor de TOP studenten. Daarnaast wordt geïnvesteerd in een forse toename van de onderzoeksomvang van het ACE en in toename van de cursussen voor het bedrijfsleven. Voor het het eerste jaar van exploitatie zijn de volgende resultaten beoogd: De ACE organisatie is gevestigd Werving en selectie van een directeur, innovatiemakelaars, instroommarketeer en secretariaat is afgerond Er is een gehuisveste en ingerichte ACE office Het opleidingspakket voor 3e en 4e jaars bachelors is gereed en wordt als pilot gestart per september 2011; hierbij horen opleidingseisen, leercontracten, exameneisen etc. Er starten 4 cursussen met elk 15 tot 20 deelnemers De ontwikkeling en voorbereidingen voor ontwikkeling van de activiteiten is van start gegaan Er vinden gerichte wervingsactiviteiten voor extra instroom plaats
9
Ontwikkelingen in de sector Onderstaande afbeelding geeft een omgevingsanalyse weer van de Nederlandse Automotive sector.
Studentenaantallen Het rapport van Berger, “Vision for the Dutch Automotive sector 2010 – 2020”, gaat uit van een groei binnen de Nederlandse automotive industrie van 3,5% per jaar tot 2020. Dit gegeven is gebruikt om via een scenarioanalyse een inschatting te maken van de te verwachten vraag naar automotive opgeleiden op hbo niveau vanuit de sector. Er zijn drie HBO automotive opleidingen in Nederland: HAN, Fontys en Hogeschool Rotterdam. De studenten aantallen qua instroom en uitstroom staan weergegeven in onderstaande tabel.
HAN en Fontys hebben momenteel een gezamenlijke instroom van 286 studenten in 2010. Met de inzet van het ACE gaat dit stijgen naar 445 in 2015. Door rendementsverbetering stijgt de gediplomeerde uitstroom naar ca. 240 in 2015. Voor deze afgestudeerden is de arbeidsmarkt in 2015 nog steeds zeer ruim. Als de groei doorzet zoals het rapport Berger voorziet dan zal er plaats zijn voor ruim 60% van alle automotive afgestudeerde hbo-ers. Momenteel vindt ongeveer 3035% van de gediplomeerden een baan in de High Tech Automotive sector (Bron: HAN). ACE draagt er belangrijk toe bij dat een groter aandeel van de afgestudeerden kiest voor een baan in die sector.
10
De in het rapport van Berger genoemde schatting van een benodigde groei van het aantal studenten met 100% blijkt gerechtvaardigd. Om aan de totale vraag vanuit de sector te voldoen zal er ook internationale instroom op gang moeten komen. Bedrijven De sector bestaat uit ruim 500 automotive productiebedrijven. In Gelderland bevinden zich veel MKB bedrijven en StartUps en in (Oost) Brabant een flink aantal grote bedrijven. De 3 hbo opleidingen bevinden zich dichtbij de concentraties van bedrijven waardoor de lijnen letterlijk kort zijn. Concurrentie Concurrentie is er op verschillende niveau’s: 1. Aan de instroomkant waar de Automotive opleidingen concurreren met andere opleidingen in de markt van initieel onderwijs. Hierbij horen andere technische opleidingen en opleidingen in bijvoorbeeld de economische richtingen. 2. Op het terrein van Automotive zijn er de internationale automotive opleidingen zoals de RWTH te Aachen en commerciële instituten die bedrijfsopleidingen aanbieden. 3. Op het gebied van onderzoek bevinden zich de commerciële onderzoeksbureaus en onderzoek van bijvoorbeeld de toeleveranciers. SWOT analyse Onderstaande afbeelding laat de SWOT analyse zien die is opgesteld voor het ACE Businessplan.
11
Product-markt combinaties In onderstaande tabel staan de beoogde product - markt combinaties met daarbij een inschatting van de vraag vanuit de markt.
12
Primaire partners In onderstaande tabel staat een overzicht van de primaire partners met hun rollen en bijdragen. De primaire partners zijn mede-initiatiefnemers en investeren mee.
13
Overige stakeholders In onderstaande tabel, overige stakeholders, zijn partijen opgenomen met wie wordt samengewerkt. Dit zijn onder andere onderwijspartners in de keten, brancheorganisaties en HTAS.
Risicofactoren Risicofactoren zijn gelegen in externe bedreigingen en interne zwaktes. 1.
Externe risicofactoren: o Het niet doorgaan van HTAS-2 vanwege bezuinigingen van het huidige kabinet. Een deel van het innovatieve onderzoek in de sector wordt gefinancierd vanuit HTAS gelden. Deze bezuinigingen hebben invloed op de omvang van het ACE onderzoek. Dit kan worden opgevangen door te investeren in relaties met bedrijven die hun onderzoek ook zonder subsidie willen laten uitvoeren. Ook kan gezocht worden naar mogelijkheden om EU subsidies te verkrijgen. o Idem ten aanzien van Stichting Innovatie Alliantie (RAAK) o Macro-economische ontwikkelingen die significante invloed hebben op de Automotive sector en daarna indirect effect hebben op de instroom en de onderzoeksbehoefte o Demografische ontwikkelingen: ontgroening
2.
Interne zwaktes: o Minder zakelijke cultuur in de onderwijsinstellingen o Relaties met klanten moeten deels nog worden opgebouwd en uitgebouwd zodat men ons als kennispartner en onderzoeksleverancier gaat zien
Er worden tegenmaatregelen getroffen om deze risico’s tot een minimum te beperken: Extra werving onder buitenlandse studenten Aanvragen waarin Europese subsidiefondsen participeren De aan te stellen innovatiemakelaars moeten ruime ervaring in het bedrijfsleven
14
Verwachtingen In september 2011 worden de eerste bachelor studenten verwacht die een deel van hun studie binnen het ACE volgen. De eerste pilot zal starten met 30 studenten. In de periode tot aan september 2011 zal het programma voor de 3e en 4e jaars studenten worden ontwikkeld. De uitvoering van bestaande cursussen en opleidingen voor het bedrijfsleven wordt gestart en er wordt in kaart gebracht voor welke nieuwe opleidingen en cursussen er behoefte is bij de bedrijven. Hiervoor worden ontwikkelingen gestart. Indicatoren zijn: 4 cursussen met 15 tot 20 deelnemers vinden plaats in 2011. En er zijn minimaal 2 nieuwe cursussen in ontwikkeling. Het onderzoek van de lectoraten van beide instellingen wordt samengevoegd en er worden door de lectoren en innovatiemakelaars nieuwe onderzoeksopdrachten geworven. Deze opdrachten sluiten aan bij de opleidingspakketten voor de bachelorstudenten. Indicatoren zijn: 2 nieuwe grote onderzoeksopdrachten en voldoende kleine (of deel-)opdrachten voor de bachelors. Lectoren sturen de onderzoeksteams aan en doen accountmanagement bij bestaande klanten Voor de werving van nieuwe automotive studenten in 2011 zullen een aantal gerichte acties worden uitgevoerd waarmee snel succes behaald kan worden. ACE zal zich daartoe presenteren op een aantal toeleverende scholen en tijdens de open dagen.
5.
Blik op de toekomst
Arbeidsmarkt en opleiding De ambitie van de Nederlandse automotive industrie zal uiteindelijk leiden tot een grotere vraag werknemers. De vraag of Nederland aan deze vraag kan voldoen is een kritische succesfactor voor deze ambitie. Groei van het aantal studenten is vereist (sommigen speculeren over een groei van 100%). De hoge kwaliteit van het onderwijs en het marktaandeel in sommige regio’s moeten worden gebruik om buitenlandse studenten aan te trekken. Er wordt steeds meer verlangt van werknemers in de automotive industrie. Het toenemende belang van elektronica en software vergt andere vaardigheden. De huidige focus ligt vooralsnog op de werktuigbouwkundige aspecten, terwijl deze moet gaan veranderen in het ‘systematische denken’. Nederland is één van de eerste landen die zicht bezig houdt met deze aanpassingen , met name TU/E is goed op weg. Op internationaal niveau is het echter ook van belang dat deze verandering doorgevoerd wordt om aan de groeiende vraag naar toekomstige voertuigen te kunnen voorzien. Hierbij is niet alleen de ontwikkeling en productie van belang, maar ook het onderhoud. Samenwerking tussen onderwijsinstellingen en bedrijven is van belang om studenten voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Om een hoge kwaliteit onderwijs te verwezenlijken moet er ook stil gestaan worden bij de samenwerking van de verschillende onderwijsinstellingen. Zo moet de doorstroom van MBO-HBO-WO vereenvoudigd worden. Bedrijven kunnen gastcolleges geven of zelfs (deeltijd) leraren aanbieden. Deze verschuiving van werkzaamheden zal niet van tijdelijke aard zijn, deze trend zal zich dit decennium verder ontwikkelen. Dit betekent dat veel werktuigbouwkundig geschoolde werknemers zich zullen moeten aanpassen aan het belang van elektronica en software. Doordat veel technieken snel ontwikkelen zullen zelfs pas afgestudeerde hun kennis al snel up-to-date moeten houden. Programma’s gericht op persoonlijke ontwikkeling moeten ervoor zorgen dat het personeel goed uitgerust zal zijn voor de toekomst. Vestigingsklimaat R&D en productie Productie en R&D worden wereldwijd steeds meer gecombineerd op dezelfde locaties om een effectieve uitwisseling van kennis te kunnen waarborgen. De Nederlandse automotive industrie moet dus haar industriële sector behouden en eventueel zelfs uitbreiden. Om dit te realiseren moeten huidige bedrijven uitgebreid worden, lokaal nieuwe vestigingen openen of zelfs door samen te werken met buitenlandse bedrijven. Voor Nederland is het vestigingsklimaat voor de productie een essentieel onderdeel van de internationale concurrentiepositie.
15
Een andere manier om de groei van de productie in Nederland te stimuleren is door nauw samen te werken met een internationale OEM of Tier-1-leverancier. De opkomst van nieuwe OEM’s (met name uit het verre oosten en China), de opkomst van nieuwe spelers en de groei van de automotive industrie in Nederland zijn kansen die er liggen. Veranderende rol voor de overheid De overheid moet niet alleen in de eerste fases van onderzoek en ontwikkeling of op investeringen in infrastructuur support geven, maar ook voor het inzetting van snelle en innovatieve oplossingen. De overheid krijgt dus een uitbreidende en intensievere rol. Om snelle en innovatieve oplossingen te kunnen bewerkstelligen moet alles centraal worden geregeld. (Voorheen waren de werkzaamheden verdeeld over verschillende instanties). Daarnaast is het belangrijk dat de sector en de overheid een zelfde long-term visie hebben op het gebied van mobiliteit, de sector op zichzelf, de ontwikkeling van de sector en de rolverdeling. Doordat de overheid verantwoordelijk is voor de infrastructuur en mobiliteit, zijn zij een belangrijke stakeholder voor het vinden van mobiliteitsoplossingen. Zij zouden nadrukkelijk de implementatie van coöperatieve en elektrische mobiliteit als prioriteit dienen te stellen. Door de oprichting van het Formule E-team geeft zij deze betrokkenheid ook aan. De overheid heeft de mogelijkheid om hun leiderschap zeker te stellen door beleid in te voeren om de vervuiling door transport in steden te verminderen. Nu al mogen vrachtwagens die veel vervuilen niet in city centers komen. Op lange termijn kan de overheid hier nog een stapje verder in gaan. (Helemaal geen transport toestaan door middel van een motor die vervuiling uitstoot in de binnensteden). De basis voor dit is dat de overheid een transparante en duidelijke weg aangeeft voor de markt om er zeker van te zijn dat dit vertrouwen geeft voor de hieruit voortvloeiende veranderingen. Om een perfecte samenwerking te bewerkstelligen tussen technische oplossingen, zakelijke belangen en de publieke belangen moet de overheid deelnemen in belangrijke coöperatieve projecten en daarnaast ook elektrische mobiliteitsprojecten selecteren. Nederland moet hiervoor testgebieden opzetten van honderd tot duizenden deelnemende voertuigen. Dit geeft ondernemingen en onderzoeksinstituten de feedback die nodig is om systemen te verbeteren en het geeft de overheid de mogelijkheid ervaring op te doen en na te gaan of een vlotte implementatie mogelijk is. De overheid kan veel dingen doen om elektrische mobiliteit te promoten (inclusief belastingmaatregelen), zodat alles sneller door het publiek wordt opgenomen. De Nederlandse overheid stimuleert de combinatie van open systemen en standaarden. Lokale overheidsinstellingen hebben een belangrijke rol om het lokale ‘business klimaat’ aantrekkelijk te maken voor innovatie en productie. De overheid moet nauw samenwerken met de sector om problemen snel aan te kunnen pakken. Een andere belangrijke rol is dat de (lokale) overheid moet zorgen voor faciliteiten en voor de promotie van gezamenlijke innovatie en educatie. Zowel het beschikbaar stellen van geld en gezamenlijke locaties en netwerklocaties, als het ondersteunen van het opzetten van nieuwe opleidingsprogramma’s zijn voorbeelden van taken die de lokale overheid op zich dient te nemen. Zowel de lokale overheidsinstellingen als de nationale overheid is van groot belang in het aantrekken van buitenlandse bedrijven naar Nederland. In het bijzonder om een buitenlandse (Chinese) multinational dat elektrische voertuigen vervaardigt naar Nederland te krijgen is de regering erg belangrijk, omdat deze de juiste (economische) omstandigheden (inclusief fiscale ‘omgeving’) moet scheppen. Nederland moet proberen voor alle belemmeringen van deze bedrijven een oplossing te zoeken. De Nederlandse automotive sector streeft ernaar om een levendige, innovatieve sector te worden die een vooraanstaande positie heeft in verschillende niches. Alle neuzen moeten hiervoor dezelfde richting in staan en iedereen moet nauw samenwerken. De voordelen zullen verder uitbreiden naar andere sectoren (Chemicals, plastics, electrical, and electronic parts) omdat zij nauw in verband staan met de automotive industrie. Door aan de voorgrond te staan van ontwikkelingen in elektrische mobiliteit en coöperatieve mobiliteit zal Nederland ook de eerste zijn die structureel oplossingen biedt voor het verminderen van de impact van transport. Denk hierbij aan vervuiling en verkeersopstoppingen.
Uitkomsten Ontwikkelingen op het gebied van lean production en vergrijzing zijn als volgt op te vangen. Ten eerste door het opleiden van het zittend personeel en mensen die in andere sectoren, bijvoorbeeld defensie, boventallig worden. Ook mensen met
16
een afstand tot de arbeidsmarkt dienen waar mogelijk opgeleid te worden. Het opleiden heeft twee hoofdaandachtsgebieden, te weten upgraden en discipline. Daarnaast moeten we ons inspannen om een groter potentieel aan arbeidsreserve aan te boren. Hierbij valt te denken aan de vrouwelijke beroepsbevolking, langer/meer werken, mensen met een beperking inzetten en werklozen uit Europese landen, bijvoorbeeld Spanje en Ierland tewerkstellen. En zeg nou zelf, wie wil er nou niet bezig zijn met autokes.
17
Bijlage 1 Studentaantallen
18
Bijlage 2 Doelstellingen ACE
19