Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid
CINOP / Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
2
Inhoudsopgave 1. 1.1 1.2
Woord vooraf Doelstellingen van het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid De erkenningsregeling; uitgangspunten, criteria en procedure
4 5
2. 2.1 2.2
Procedure voor de erkenning Stroomschema De verschillende fasen van de erkenningsprocedure
7 8
3.
Criteria
10
4. 4.1 4.2 4.3 4.4
De instituutsaudit Doel Soorten audits Werkwijze Procedure en gedragscode auditoren
12 12 14 14
5. 5.1 5.2 5.3
Geldigheid en duur erkenning Toetreding Duur erkenning en hertoetsing Tussentijdse hertoetsing en sanctionering
16 16 16
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Beroepsregeling Beroepsmogelijkheden Beroepscommissie Beroepsprocedure Afhandeling beroep Inhoud beroepschrift
17 17 17 18 18
7. 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
Consequenties voor erkende instituten Inspanningsverplichting Meewerken aan evaluatiesystematiek Opname in de catalogus Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid Meewerken aan administratieve procedures Woord-/beeldmerk
19 20 20 21 21
8.
Kosten
22
Bijlage
23
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
3
1.
Woord vooraf
1.1
Doelstellingen van het Scholingsfonds voor de Bouwnijvereid
Voor u ligt de Erkenningsregeling van het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid. In deze regeling wordt uiteengezet hoe opleidingsinstituten in aanmerking kunnen komen voor een erkenning door het bestuur van het Scholingsfonds. Het bestuur van het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid rekent het mede tot zijn taak de kwaliteit van scholing in het kader van artikel 62a van de CAO voor de Bouwnijverheid te bewaken en te bevorderen. Scholing in het bouwbedrijf is belangrijk, niet alleen omdat de bouw zich kenmerkt als een sterk op innovatie gerichte bedrijfstak maar ook omdat de eisen aan vakmanschap, veiligheid en kwaliteit steeds strenger worden. Evenals in het bedrijfsleven staat in het onderwijs kwaliteit volop in de belangstelling en worden er op dit terrein vele activiteiten verricht en maatregelen genomen. Alle actoren die in en bij onderwijs en scholing betrokken zijn, kijken steeds kritischer naar de kwaliteit van de opleidingen en de wijze waarop deze worden aangeboden. Werknemers en werkgevers verwachten van de opleidingsinstituten dat er in de scholingstrajecten volledig aan hun scholingsbehoeften tegemoet wordt gekomen. Kwaliteit omvat daarbij het geheel van eigenschappen en kenmerken van het opleidingsinstituut en het opleidingsproduct en het daarmee samenhangende ontwikkelings- en dienstverleningsproces. Hoewel kwaliteit vanuit verschillende perspectieven bezien kan worden, legt het bestuur van het Scholingsfonds een accent bij het perspectief van de deelnemer. Scholing in het kader van de scholingsregeling dient om deze reden dan ook in alle opzichten tegemoet te komen aan de wensen en eisen van (de verenigingen van) werkgevers en werknemers in de bouw. In deze brochure treft u een uitwerking aan van de wijze waarop het bestuur van het Scholingsfonds opleidingsinstituten die erkend wensen te worden, beoordeelt en welke criteria er hierbij worden aangelegd.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
4
1.2
De erkenningsregeling; uitgangspunten, criteria en procedure
De doelstelling die het bestuur met de erkenningsregeling beoogt, is driedelig: 1. Het leveren van een bijdrage aan de bewaking en bevordering van de kwaliteit van bijscholingscursussen. 2. Het stimuleren van een aanvaardbare verhouding tussen prijs en kwaliteit. 3. Het creëren van een transparante markt van opleiders en 62a cursussen (als bedoeld in de CAO voor de Bouwnijverheid) voor de werkgevers. De regeling is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: Op basis van de ontworpen systematiek ontstaat er inzicht in de kwaliteit van de producten, de processen en de diensten, en de wijze waarop deze aan de deelnemers worden aangeboden; al deze aspecten samen worden gewogen. De erkenningsregeling is zodanig opgezet dat door toezicht wordt bereikt dat er bij voortduring wordt voldaan aan de gedefinieerde eisen. Het gaat in de regeling dus niet om een eenmalige activiteit maar om een continu proces. De erkenningsregeling leidt tot het verstrekken van een erkenning voor een periode van in beginsel 2 jaar. Tot de regeling worden toegelaten de opleidingsinstituten die als private of publieke ondernemingen werkzaam zijn en die als één van de belangrijkste doelstellingen hebben het verzorgen van scholing en bijscholing. Voorts kunnen uitsluitend opleidingsinstituten aan de regeling deelnemen die met hun opleidingsaanbod tenminste gedeeltelijk binnen de reikwijdte van de scholingsregeling vallen. De regeling is gebaseerd op drie erkenningscriteria die nader zijn uitgewerkt en die op basis van objectiviteit in verschillende fasen en op verschillende manieren gemeten zullen worden. Aan de hand van de objectieve gegevens komt het bestuur van het Scholingsfonds tot een gewogen oordeelsvorming. Voor zowel de erkenningverstrekker als de erkenningontvangende partij zijn de criteria helder en toetsbaar opgesteld. Er is een transparante procedure opgezet. De wijze van aanmelden, de toetsing en onderzoeksprocedure, de eventuele hertoetsing en de beroepsmogelijkheden zijn in deze brochure nader uitgewerkt. Het gaat hierbij zowel om de beoordeling en erkenning van het opleidingsinstituut als om de beoordeling welke cursussen van het instituut in aanmerking komen voor de vergoeding binnen de kaders van artikel 62a-bekostiging uit het Scholingsfonds.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
5
In hoofdstuk 2 vindt u meer informatie over de procedure van de erkenning. Alle fasen, van de aanmelding tot de opname in de catalogus van het Scholingsfonds, zijn hierbij uitgewerkt. In hoofdstuk 3 komen de drie erkenningscriteria aan de orde. In hoofdstuk 4 vindt u meer informatie over de instituutsaudit en de wijze waarop de auditoren hun werk zullen verrichten. In hoofdstuk 5 vindt u informatie over de geldigheid en duur van de erkenning; ook wordt er informatie gegeven over de hertoetsing en eventuele sanctionering. In hoofdstuk 6 is de beroepsregeling uitgewerkt. In hoofdstuk 7 wordt informatie gegeven over de consequenties voor de opleidingsinstituten die erkend worden door het bestuur van het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid. In hoofdstuk 8 wordt aandacht besteed aan de kosten. In de bijlage zijn de erkenningscriteria nader uitgewerkt.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
6
2.
Procedure voor de erkenning
2.1
Stroomschema
Wanneer een opleidingsinstituut in aanmerking wil komen voor een erkenning door het Scholingsfonds, geldt de volgende procedure. Schriftelijke aanvraag opleidingsinstituut Beoordeling door de erkenningscommissie advies Besluit door het bestuur Scholingsfonds Negatief
Positief
Afwijzing
Instituutsaudit door onafhankelijk auditor
Eventuele beroepsprocedu re
Auditverslag en Erkenningsadvies
Besluit door het bestuur Scholingsfonds Negatief
Positief
Afwijzing
Erkenning
Eventuele beroepsprocedure Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
7
2.2
De verschillende fasen van de erkenningsprocedure 1. Schriftelijke aanvraag door het opleidingsinstituut
Na ontvangst van de beschrijving van de erkenningsprocedure bij de start van een nieuwe erkenningsronde, dient het opleidingsinstituut schriftelijke informatie aan te leveren bij de administratie van het Scholingsfonds. De schriftelijke informatie bestaat uit: Een ondertekende akkoordverklaring inzake de voorwaarden van deelname en beoordeling van het erkenningsreglement. Door ondertekening verkrijgt men recht op deelname aan de erkenningsprocedure; tevens onderwerpt men zich hiermee aan de binnen de regeling gehanteerde criteria en besluitvormingsprocedure. Een volledig ingevuld aanvraagformulier, waarbij alle vragen beantwoord dienen te worden. Een overzicht van de cursussen die het opleidingsinstituut wil aanbieden in het kader van de scholingsregeling. Dit geldt niet voor de instituten die op het moment van de indiening van de aanvraag reeds erkend zijn. Zij kunnen via cursuscodes verwijzen naar hun huidige aanbod voor zover dit aanbod nog gehandhaafd wordt. Een algemene informatiebrochure van het opleidingsinstituut. Ook dit geldt niet voor de instituten die op het moment van de indiening van de aanvraag reeds erkend zijn. 2. Beoordeling door de erkenningscommissie van het Scholingsfonds Het bestuur van het Scholingsfonds zal bij de beoordeling van de schriftelijke informatie gebruik maken van de inzet en werkzaamheden van de zogenaamde erkenningscommissie. Deze commissie bestaat uit medewerkers van het Scholingsfonds en onafhankelijke consultants van een voor de selectieprocedure ingehuurd adviesbureau. Het uit te brengen advies vindt plaats onder volledige verantwoordelijkheid van het onafhankelijke adviesbureau. Op basis van de aangeleverde schriftelijke informatie zal de erkenningscommissie van het Scholingsfonds een analyse maken van de mate waarin wordt voldaan aan de gestelde criteria. De erkenningscommissie beoordeelt de aanvraag in een vergadering welke resulteert in een advies aan het bestuur van het Scholingsfonds. De conclusie van het beraad van de erkenningscommissie kan zijn: Een advies aan het bestuur om het erkenningstraject voort te zetten; Een advies aan het bestuur om het opleidingsinstituut niet te erkennen; Een advies aan het bestuur om het besluit op te schorten. Bij ontbrekende of onvolledige informatie kan de erkenningscommissie dan tot nader onderzoek overgaan in de vorm van contact en overleg met het Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
8
opleidingsinstituut. Is dit het geval dan kan aanvullend materiaal en aanvullende informatie de basis vormen waarop aan het bestuur in een tweede ronde een advies wordt voorgelegd. 3. Besluit door het bestuur Scholingsfonds Op grond van de advisering van de erkenningscommissie komt het bestuur van het Scholingsfonds tot besluitvorming. In principe wordt het advies van de erkenningscommissie door het bestuur van het Scholingsfonds overgenomen. Indien het bestuur kennis heeft van bijzondere feiten of omstandigheden die bij de beoordeling door de erkenningscommissie niet zijn meegewogen, kan het bestuur afwijken van het advies. In dat geval kan het bestuur de erkenningscommissie opdragen nader onderzoek te verrichten. Het opleidingsinstituut wordt na het bestuursbesluit hierover schriftelijk in kennis gesteld. In het geval er een positieve beslissing wordt genomen, volgt de fase van de instituutsaudit. In het geval er sprake is van een negatief besluit is er voor het opleidingsinstituut een beroepsmogelijkheid. (Zie hoofdstuk 6, Beroepsmogelijkheden). 4. Instituutsaudit door de erkenningscommissie Binnen drie weken na het positieve bestuursbesluit wordt met het opleidingsinstituut een afspraak gemaakt voor een instituutsaudit. Een onafhankelijke auditor zal in opdracht van het bestuur het opleidingsinstituut bezoeken met het doel een gestructureerd en gedocumenteerd onderzoek te verrichten naar de reële status van de eerder aangeleverde schriftelijke informatie van het opleidingsinstituut en haar activiteiten. De resultaten van de audit worden vastgelegd in een gestandaardiseerd auditrapport. Op grond van dit rapport stelt de auditor aansluitend een erkenningsadvies op dat aan het bestuur van het Scholingsfonds wordt voorgelegd. 5. Besluitvorming erkenning Op grond van het auditrapport en het daaraan gekoppelde erkenningsadvies van de auditor neemt het bestuur van het Scholingsfonds een besluit inzake de erkenning van het opleidingsinstituut. Het opleidingsinstituut wordt na het bestuursbesluit hierover schriftelijk in kennis gesteld en ontvangt daarbij tevens een afschrift van het auditrapport.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
9
3.
Criteria
Het bestuur van het Scholingsfonds hanteert in de erkenningsregeling de hierna volgende drie criteria aan welke de opleidingsinstituten behoren te voldoen wil men voor erkenning in aanmerking komen. 1. Opleidingsinstituut en reikwijdte scholingsregeling 2. Continuïteit van het instituut 3. Kwaliteit van de opleidingsorganisatie en het aanbod 1. Opleidingsinstituut en reikwijdte scholingsregeling Er dient sprake te zijn van een opleidingsinstituut dat als private of publieke onderneming werkzaam is en dat als één van de belangrijkste doelstellingen heeft het verzorgen van scholing en bijscholing. Opleidingsinstituten die aan deze eis voldoen, dienen bovendien met hun opleidingsaanbod tenminste gedeeltelijk binnen de reikwijdte van de scholingsregeling te vallen. Onder reikwijdte van de scholingsregeling wordt verstaan: Cursussen dienen bestemd te zijn voor de bouwplaatswerknemer als bedoeld in de CAO voor de Bouwnijverheid. De cursussen dienen de vakbekwaamheid te verhogen en/of de vakkennis te verdiepen of verbreden. Verder dienen de cursussen gericht te zijn op de huidige of toekomstige functie van de bouwplaatswerknemer in het Bouwbedrijf. De toekomstige functie dient ook een bouwplaatsfunctie uit de CAO voor de Bouwnijverheid te zijn. Het is toegestaan dat opleidingsinstituten werken met ‘onderaannemers’ (instituten aan wie de uitvoering van cursussen wordt uitbesteed). Hierbij is het erkende instituut eindverantwoordelijk voor de inhoud en de kwaliteit van de cursus .
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
10
2. Continuïteit Het bestuur van het Scholingsfonds acht het noodzakelijk dat deelnemers aan cursussen van de scholingsregeling, zekerheid hebben over de betrouwbaarheid en continuïteit van het opleidingsinstituut. Opleidingsinstituten kunnen erkend worden als zij voldoen aan de volgende continuïteitsbeginselen:
het opleidingsinstituut moet minimaal twee jaar aaneengesloten (gerekend vanaf 1 januari voorafgaand aan de ingangsdatum van een eventuele erkenning) cursussen hebben verzorgd. er dient een vaste samenwerkingstructuur met docenten/trainers aangetoond te kunnen worden. Voor elk opleidingsinstituut geldt een minimale omzeteis van € 50.000 op jaarbasis na het tweede jaar. Ook cursussen die niet onder de erkenningsregeling vallen, zoals bijvoorbeeld Arbo- en BHV cursussen, tellen mee voor het voldoen aan de omzeteis. het opleidingsinstituut dient de interne organisatie zodanig te hebben ingericht dat de kans op het niet doorgaan van cursussen (nagenoeg) uitgesloten is.
3. Kwaliteit van de opleidingsorganisatie en het aanbod Opleidingsinstituten zullen uitsluitend door het bestuur van het Scholingsfonds erkend worden als zij aannemelijk kunnen maken de kwaliteit van dienstverlening en producten te bewaken en te bevorderen. Elementen die het bestuur in dit verband in zijn beoordeling meeweegt, zijn: analyse van de opleidingsbehoefte, het ontwikkelen van het opleidingsaanbod, de uitvoering van de opleidingen en de evaluatie hiervan, ook in het MKB. Bijzondere aandacht gaat bovendien uit naar de wijze waarop opleidingsinstituten vorm geven aan de innovatie van hun opleidingsaanbod. In zeer uitzonderlijke gevallen kan het bestuur van het Scholingsfonds besluiten één of meerdere criteria niet van toepassing te laten zijn.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
11
4.
De instituutsaudit
4.1
Doel
Nadat het opleidingsinstituut in eerste aanleg is beoordeeld door de erkenningscommissie en er een positief besluit is genomen door het bestuur van het Scholingsfonds, volgt er een instituutsaudit. In opdracht van het bestuur van het Scholingsfonds brengt een onafhankelijke auditor een bezoek aan het opleidingsinstituut. Het bezoek heeft tot doel een gestructureerd en gedocumenteerd onderzoek uit te voeren naar de reële status van de eerder aangeleverde schriftelijk informatie van het opleidingsinstituut en haar activiteiten. 4.2
Soorten audits
Binnen de kaders van de erkenningsregeling worden drie soorten audits onderscheiden. 1. Intake-audit Instituten die zich voor erkenning aanmelden en niet eerder zijn erkend door het Scholingsfondsbestuur worden, als het bestuur besluit het erkenningstraject voort te zetten, bezocht voor een intakeaudit. Tijdens deze audit zal er een controle plaatsvinden op alle criteria die in de erkenningsregeling zijn opgenomen: opleidingsinstituut en reikwijdte scholingsregeling, continuïteit, kwaliteit van de opleidingsorganisatie en de relevantie van het cursusaanbod. Bovendien vindt er tijdens de intakeaudit een beoordeling plaats van de financieel-administratieve organisatie waaruit blijken moet dat de noodzakelijke administratieve gegevensuitwisseling met de administratie van het Scholingsfonds mogelijk is.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
12
2. Periodieke audit Instituten die op het moment dat de erkenningstermijn van maximaal twee jaren verstreken is opnieuw in aanmerking wensen te komen voor erkenning, dienen een herbeoordelingsaudit te ondergaan. Tijdens deze audit vindt een herbeoordeling plaats op de algemene criteria van de regeling: opleidingsinstituut en reikwijdte scholingsregeling, continuïteit, kwaliteit van de opleidingsorganisatie en het cursusaanbod. Daarnaast zal er bij de herbeoordeling een controle plaatsvinden op de juistheid van de aansluiting van de administratie van het opleidingsinstituut en de administratie van het Scholingsfonds. Hierbij zal de aandacht gericht zijn op onder andere de opzet van de administratieve organisatie rondom de totstandkoming en verwerking van de deelnamelijsten, aanmeldingsformulieren en de onderliggende facturen en declaraties. Ook zal bij een periodieke audit beoordeeld worden in welke mate het opleidingsinstituut inspanningen heeft verricht om scholing te (laten) verzorgen binnen de branche, in het bijzonder in het MKB. Als het opleidingsinstituut in de voorafgaande erkenningsperiode van twee jaren geen of nagenoeg geen scholing heeft verzorgd binnen de reikwijdte van het Scholingsfonds kan het bestuur besluiten dit instituut uit te sluiten van een nieuwe erkenningsperiode. 3. Controle-audit Als opleidingsinstituten onder de erkenningsregeling vallen, kan het bestuur van het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid besluiten tot het uitvoeren van een extra controle door middel van een zogeheten controle-audit. Deze audits zullen worden uitgevoerd wanneer het bestuur signalen ontvangt over onvolkomenheden in het kader van de uitvoering van de vergoedingsregeling en erkenningsregeling van het Scholingsfonds. Bovendien kan het bestuur tot een controle-audit besluiten zonder dat hiertoe directe aanleiding bestaat; deze controles vinden dan plaats in het kader van een permanente monitoring van erkende instituten.
4.3
Werkwijze
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
13
Binnen een termijn van drie weken na de positieve besluitvorming door het bestuur van het Scholingsfonds, wordt er een afspraak gemaakt waarbij de auditor het opleidingsinstituut gaat bezoeken voor de instituutsaudit. Tijdens deze audit wordt er door de auditor op gestructureerde wijze een onafhankelijk onderzoek gedaan om te bepalen of de activiteiten en omstandigheden van het opleidingsinstituut voldoen aan de criteria die in de erkenningsregeling zijn vastgelegd. Ter plekke zal de auditor onderzoek doen naar de reële stand van zaken. Derhalve dienen documenten die dit kunnen bewijzen te worden overgelegd aan de auditor. De auditor maakt tijdens het onderzoek aantekeningen volgens een daarvoor ontwikkeld format. Na afsluiting van het onderzoek, bij het beëindigen van het instituutsbezoek, wordt dit format door zowel de auditor als de auditee (de vertegenwoordiger van het opleidingsinstituut) ondertekend. De auditor werkt aansluitend zijn bevindingen uit en stelt een auditrapport op. Op basis van deze bevindingen wordt het erkenningsadvies opgesteld en aan het bestuur van het Scholingsfonds voorgelegd. Als er tijdens het onderzoek belangrijke verschillen worden gesignaleerd tussen de eerder aangeleverde schriftelijke informatie en de ter plekke geraadpleegde documentatie c.q. verstrekte mondelinge toelichting hierop, zal dit leiden tot een advies aan het bestuur van het Scholingsfonds om niet te erkennen. 4.4
Procedure en gedragscode auditoren
Het bestuur van het Scholingsfonds zal in de fase van de instituutsauditing uitsluitend gebruik maken van gekwalificeerde, onafhankelijke auditoren. Het bestuur huurt hiervoor een onafhankelijk adviesbureau in. De auditoren zijn bij hun werkzaamheden gehouden aan de volgende gedragsregels:
1. Auditdoelen Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
14
De auditor zal aan het begin van het onderzoek de geauditeerde (vertegenwoordiger van het opleidingsinstituut) uiteenzetten wat de doelstellingen van de audit zijn. Hij zal aangeven op welke punten het onderzoek zal worden toegespitst en welke bewijsstukken daarbij dienen te worden overgelegd. 2. Het onderzoek De auditor zal tijdens het onderzoek in korte tijd bewijs verzamelen op de punten die bij de auditdoelen zijn aangegeven. Dit gebeurt door middel van interviews, onderzoek van documenten en waarnemingen van activiteiten en omstandigheden in de van belang zijnde gebieden. 3. Rapportage Ter plekke zal de auditor aan de hand van controlelijsten aantekeningen maken over de geconstateerde feiten. Het dient een getrouwe weergave te zijn van de geest en inhoud van de audit. Het document zal bij de afsluiting van de audit door beide partijen ondertekend worden. Op basis van dit document zal de auditor nadien het definitieve auditrapport opstellen en voorleggen aan het bestuur van het Scholingsfonds. 4. Onafhankelijkheid De auditoren dienen vrij te zijn van vooroordelen en invloeden die de objectiviteit kunnen aantasten. De auditoren zullen onafhankelijk en integer hun werkzaamheden verrichten. Zij zullen er voor instaan dat alle informatie en bestudeerde documenten met vertrouwelijkheid behandeld worden. 5. Informatie De auditoren zullen zich te allen tijde onthouden van uitspraken over een mogelijke uitkomst van het onderzoek.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
15
5.
Geldigheid en duur erkenning
5.1
Toetreding
Opleidingsinstituten hebben het hele jaar de mogelijkheid zich aan te melden voor erkenning. Erkenning is slechts mogelijk per 1e dag van het kalenderkwartaal. Dus steeds per 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. De feitelijke ingangsdatum is afhankelijk van de benodigde tijd die nodig is voor de voorbeoordeling van de erkenningsaanvraag, de intake-audit en het bestuursbesluit en de opname in de digitale catalogus. 5.2
Duur erkenning en hertoetsing
Als de erkenning door het bestuur van het Scholingsfonds is afgegeven, heeft deze een geldigheidsduur van in beginsel twee jaar. Voordat die twee jaar voorbij zijn, wordt een proces van hertoetsing gestart. 5.3
Tussentijdse hertoetsing en sanctionering
Als het bestuur van het Scholingsfonds tussentijds signalen ontvangt waaruit blijkt dat het opleidingsinstituut niet langer aan de gestelde criteria voldoet of op zo’n afkeurenswaardige manier handelt dat aan de goede naam en het aanzien van de erkenningen afbreuk wordt gedaan, kan een hertoetsing worden ingesteld. In dat geval zal het bestuur de erkenningscommissie opdracht verstrekken tot nader onderzoek. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek zal het bestuur beslissen: de erkenning te handhaven; de erkenning te handhaven onder voorwaarden. In dit geval kan het bestuur het opleidingsinstituut corrigerende maatregelen voorstellen. Als is gebleken dat deze naar behoren zijn uitgevoerd, zal het bestuur van het Scholingsfonds overgaan tot een voortzetting van de erkenning; de erkenning in te trekken.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
16
6.
Beroepsregeling
6.1
Beroepsmogelijkheden
Een opleidingsinstituut dat te maken krijgt met een negatief besluit kan op drie momenten beroep aantekenen: 1. Nadat het bestuur van het Scholingsfonds een erkenningsaanvraag heeft afgewezen op basis van het door de erkenningscommissie opgestelde advies; 2. Nadat het bestuur van het Scholingsfonds een erkenningsaanvraag heeft afgewezen op basis van het door de auditor opgestelde auditrapport; 3. Nadat het bestuur van het Scholingsfonds besloten heeft de reeds verstrekte erkenning in te trekken, voordat de termijn waarvoor deze is verstrekt, verstreken is. 6.2
Beroepscommissie
De beoordeling van een beroepschrift vindt plaats door de beroepscommissie erkenningsregeling. Dit is een onafhankelijke commissie die het ingestelde beroep beargumenteerd gegrond dan wel ongegrond verklaart. De commissie bestaat uit drie leden, afkomstig uit de advocatuur, de onderwijsinspectie respectievelijk de bouwverwante wetenschap. 6.3
Beroepsprocedure
Het aantekenen van beroep tegen een door het bestuur van het Scholingsfonds genomen besluit dient schriftelijk te geschieden. Het beroep dient binnen vier weken nadat het bestuursbesluit is kenbaar gemaakt, ingediend te zijn en te worden gericht aan: Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid Beroepscommissie erkenningsregeling (2T7) t.a.v. de secretaris van de beroepscommissie Postbus 8700 1005 AS Amsterdam
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
17
6.4
Afhandeling beroep
Een opleidingsinstituut dat beroep aantekent, ontvangt van het secretariaat van de beroepscommissie een bevestiging van ontvangst. Een beroepschrift wordt in beginsel binnen zes weken na datum van ontvangst afgehandeld. Indien een langere periode noodzakelijk is om tot afhandeling te komen, zal het opleidingsinstituut schriftelijk hierover worden ingelicht. 6.5
Inhoud beroepschrift
Het beroep dient de volgende informatie te bevatten: Naam en woonplaats van het opleidingsinstituut en naam en woonplaats van de persoon die namens het opleidingsinstituut het beroep aantekent. Een inhoudelijke argumentatie op grond waarvan het beroep wordt aangetekend. Specifiek dient hierbij te worden aangegeven in hoeverre er sprake is van een onterechte of onjuiste inhoudelijke beoordeling van de erkenningscriteria. De argumentatie dient te worden aangevuld met schriftelijke bewijzen op grond waarvan het bestuursbesluit wordt aangevochten. Tevens dient een kopie van het bestreden besluit te worden bijgesloten.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
18
7.
Consequenties voor erkende instituten
7.1
Inspanningsverplichting
Het bestuur van het Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid rekent het tot zijn taak scholing in het kader van artikel 62a van de CAO voor de Bouwnijverheid te bevorderen. Om die reden geldt voor de erkende instituten het volgende: Het scholingsinstituut verricht inspanningen om scholing te (laten) verzorgen binnen de branche Bouwnijverheid. Het instituut verricht hierbij in het bijzonder inspanningen om scholing te verzorgen voor het midden- en kleinbedrijf (MKB). Het Scholingsfonds verstaat daaronder bedrijven met minder dan 20 werknemers. Bij voortzetting van de erkenning voor een vervolgtermijn zal bij de periodieke audit onderzocht worden welke scholingsbevorderende inspanningen door het instituut zijn verricht. Onderdelen van dit onderzoek zijn: de wijze waarop de scholingsvraag is geïnventariseerd. de wijze waarop het (nieuwe) aanbod, op basis van deze gegevens, is ontwikkeld. welke activiteiten er ondernomen zijn om scholing voor de sector te verzorgen. welke activiteiten er ondernomen zijn om scholing voor het MKB te verzorgen. welke budgetten daarvoor beschikbaar zijn gesteld. de resultaten van de marktbenadering.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
19
7.2
Meewerken aan evaluatiesystematiek
De erkende opleidingsinstellingen zijn verplicht mee te werken aan de evaluatiemethode van het Scholingsfonds. Om de tevredenheid van de cursisten in beeld te brengen op een manier die volledig onderling vergelijkbaar is voor alle opleidingsinstituten, heeft het Scholingsfonds een evaluatiemethode ontwikkeld. Het Scholingsfonds verstrekt aan erkende instituten standaard evaluatieve vragenlijsten. Het model van de vragenlijst is door het Scholingsfonds voorgeschreven. Het instituut laat deze vragenlijst invullen door elke cursist die in het kader van artikel 62a een cursus heeft gevolgd. De door de cursist ingevulde vragenlijst worden gelijk met de zogeheten presentielijsten opgestuurd aan de administratie van het Scholingsfonds. Bij een voldoende representatief aantal vragenlijsten per cursus wordt de gemiddelde score van een voorgaande periode in de catalogus vermeld. 7.3
Opname in de catalogus Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid
Cursussen Om de werkgevers die de CAO voor de Bouwnijverheid toepassen een compleet overzicht te bieden van de cursussen die voor vergoeding in aanmerking komen, zijn de erkende instituten verplicht alle relevante cursussen te laten opnemen in de catalogus Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid. Alle cursussen van erkende instituten die onder de reikwijdte van artikel 62a van bedoelde CAO vallen, komen dus in de catalogus te staan. In de catalogus worden alleen cursussen opgenomen die door het Scholingsfondsbestuur voor vergoeding zijn aangemerkt. De cursussen die voor opname in de catalogus worden aangeboden, moeten per ingangsdatum van de desbetreffende catalogus daadwerkelijk gevolgd kunnen worden. Bedrijfsprofiel Het bestuur van het Scholingsfonds biedt erkende instituten de ruimte om zich in de catalogus te profileren.
7.4
Meewerken aan administratieve procedures
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
20
Erkende opleidingsinstituten zijn verplicht mee te werken aan de administratieve procedures van het Scholingsfonds. Dit houdt onder andere in dat lijsten van deelname aan cursussen, en door de cursist ingevulde evaluatieformulieren, volledig worden ingevuld en binnen een vastgestelde termijn worden ingezonden. 7.5
Woord-/beeldmerk
Alle door het bestuur van het Scholingsfonds erkende instituten mogen een woord-/beeldmerk gebruiken in hun communicatie. Dat woord-/beeldmerk ziet er als volgt uit:
Na intrekking van de erkenning mag het woord-/beeldmerk niet meer gevoerd worden.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
21
8.
Kosten
De kosten van een intake-audit en een periodieke audit worden doorberekend aan het opleidingsinstituut (€ 1.100,00 exclusief BTW). Erkende instituten zijn verplicht hun cursusaanbod dat valt onder reikwijdte scholingsregeling op te laten nemen in de digitale catalogus Opleidingen CAO voor de Bouwnijverheid. Deze catalogus wordt vier keer per jaar geactualiseerd, steeds per 1e dag van het kalenderkwartaal. Voor de opname van cursussen in de catalogus per 1 januari en 1 juli wordt per cursus een door het Scholingsfondsbestuur vastgesteld bedrag in rekening gebracht bij het opleidingsinstituut (€ 35,00 exclusief BTW per cursus per halfjaar).
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
22
Bijlage 1.
Opleidingsinstituut en reikwijdte scholingsregeling
Er dient sprake te zijn van een private of publieke onderneming die als één van de belangrijkste doelstellingen heeft het verzorgen van scholing en bijscholing. Organisaties die aan deze eis voldoen dienen bovendien met hun opleidingsaanbod tenminste gedeeltelijk binnen de reikwijdte van de scholingsregeling te vallen. Onder de reikwijdte van artikel 62a vallen bijscholingscursussen: op het terrein van vaktechniek1, kwaliteitszorg en milieu, communicatie en samenwerking en organisatie, planning en automatisering , die minimaal één hele dag duren, niet langer dan 10 dagen duren, overdag en op doordeweekse dagen worden gegeven en bestemd zijn voor de bouwplaatswerknemer in het bouwbedrijf als bedoeld in de CAO voor de Bouwnijverheid; en gericht zijn op de huidige of toekomstige Bouw-CAO-functie van de bouwplaatsmedewerker. Het instituut dat een aanvraag voor erkenning bij het bestuur van het Scholingsfonds indient, moet in dit verband voldoen aan het bovenstaande. De instituten dienen het bestuur de volgende informatie aan te leveren:
Belangrijkste doelstellingen van de onderneming Informatie over de aan te bieden opleidingen binnen de reikwijdte van de scholingsregeling
Het bestuur van het Scholingsfonds beoordeelt op basis van de volgende criteria of scholing binnen de reikwijdte van de scholingsregeling valt. Partijen bij de CAO voor de Bouwnijverheid hebben afspraken gemaakt over vakopleiding en loopbaanbeleid. Deze afspraken houden onder andere in dat geen vergoedingen worden verstrekt voor cursussen in het kader van:
1
Arbo (Herhaling) Basisveiligheid VCA EN VOL-VCA (herhaling) Bedrijfshulpverlening (Herhaling) Eerste Hulp en reanimatie Toolboxmeeting Veilig werken aan/langs de weg Werken op hoogte Veilig en gezond werken/ergonomisch werken
Vaktechniek: Afwerkingstechnieken; Arbeidsmiddelen; Betontechnieken; Dakwerken, Buisleidingen; grond-en kabelwerken; Installatietechnieken; Isolatietechnieken; Lassers, machinisten, monteurs; Maatvoeren en uitzetten; Metselen en voegen; Onderhoud, renovatie, restauratie en slopen; Bestraten; Steigerbouw; Timmeren en houtbewerken; Transportmiddelen; Verticaal transport; Wegenbouw en Liften (bouw, goederen, ladder, pannen). 23 Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
De cursus betreft bijscholing Het Scholingsfonds vergoedt alleen aanvullende cursussen voor mensen die al in een beroep (in de bouw) werkzaam zijn. Het moet gaan om scholing die de vakbekwaamheid verhoogt en/of de vakkennis verdiept of verbreedt. Dit betekent onder andere dat het Scholingsfonds geen vergoedingen verstrekt voor vakopleidingen. Uitgangspunt is dat het Scholingsfonds cursussen vergoedt die maximaal 10 dagen duren. De cursus is bestemd voor bouwplaatswerknemers in het bouwbedrijf als bedoeld in de CAO voor de Bouwnijverheid Het Scholingsfonds is er alleen voor de werknemers die onder de CAO voor de Bouwnijverheid vallen, de bouwplaatswerknemers. De CAO voor de Bouwnijverheid kent ook zogeheten UTApersoneel (Uitvoerend-, Technisch-, Administratiefpersoneel). Voor hen geldt de Scholingsfondsregeling niet. De cursus is gericht op de huidige of toekomstige Bouw-CAO functie van de bouwplaatswerknemer Het Scholingsfondsbestuur heeft besloten vergoedingen te verstrekken voor cursussen die werknemers basiskennis verschaffen over computergebruik en over het Internet, eenvoudige tekstverwerkings- en spreadsheet-programma’s. Het bestuur acht het wenselijk dat de bouwplaatswerknemer iets van deze onderwerpen weet, omdat hij ook steeds vaker in zijn functie met geautomatiseerde processen te maken kan krijgen. Cursussen die gericht zijn op werkzaamheden die (normaal gesproken) niet tot de functie van een bouwplaatswerknemer behoren, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Het Scholingsfonds vergoedt verder geen cursussen die om de toepassing van één specifiek product gaan. De kosten voor dergelijke cursussen horen naar de mening van het bestuur voor rekening van de leverancier van het product te komen. Het bestuur van het Scholingsfonds stelt voor iedere actualisering van de catalogus vast welke cursussen al dan niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
24
2.
Continuïteit
Het bestuur van het Scholingsfonds acht het noodzakelijk dat deelnemers aan de door het Scholingsfonds vergoede cursussen, zekerheid hebben over de betrouwbaarheid en continuïteit van het opleidingsinstituut. Het opleidingsinstituut dient voorts de interne organisatie zodanig te hebben ingericht dat de kans op het niet doorgaan van cursussen uitgesloten of nagenoeg uitgesloten is. Het opleidinginstituut dat erkend wenst te worden, dient in het kader van het voorgaande de volgende informatie aan te leveren: Informatie over het aantal personen dat in vaste dienst is bij de organisatie en een beschrijving van hun bijbehorende taken. Informatie over het docentencorps: aantal docenten en hun inzetbaarheid voor het opleidingsinstituut. Informatie over free-lance docenten. Informatie over hoe er wordt gehandeld in het geval docenten onverhoopt verhinderd zijn de cursus te verzorgen (vervangingsregeling). 3.
Kwaliteit van de opleidingsorganisatie en het aanbod
Opleidingsinstituten zullen uitsluitend door het bestuur van het Scholingsfonds erkend worden als zij aantonen de kwaliteit van dienstverlening en producten te bewaken en te bevorderen. Elementen die het bestuur in dit verband in zijn beoordeling meeweegt, zijn: analyse van de opleidingsbehoefte, het ontwikkelen van het opleidingsaanbod, de uitvoering van de opleidingen en de evaluatie hiervan, ook voor en in het MKB. Bijzondere aandacht gaat bovendien uit naar de wijze waarop opleidingsinstituten vorm geven aan de innovatie van hun opleidingsaanbod. In verband met het voorgaande wordt bij een periodieke audit de volgende informatie van de opleidingsinstituten gevraagd:
Beschrijving van de manier waarop de kwaliteit van de organisatie en het aanbod wordt gehandhaafd en verbeterd. Beschrijving van het marktaandeel van MKB-bedrijven in het huidige klantenbestand en van de activiteiten die worden ondernomen om scholing in het MKB te stimuleren (MKBbedrijven zijn organisaties met minder dan 20 werknemers). Beschrijving van de manier waarop de innovatie van het opleidingsaanbod wordt gerealiseerd. Hierbij dient een casus te worden gegeven van een onderwijsproductinnovatie uit de periode van de afgelopen twee jaar.
Erkenningsregeling Scholingsfonds voor de Bouwnijverheid, 2012
25