SECTORAAL PENSIOENSTELSEL VAN HET PARITAIR COMITÉ NR. 226 VOOR DE BEDIENDEN UIT DE INTERNATIONALE HANDEL, HET VERVOER EN DE LOGISTIEK WERKGEVERSBROCHURE
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
1 Inleiding ..................................................................................................... 3 2 Algemeen kader ....................................................................................... 4 2.1
Driepijlerstelsel ___________________________________________________ 4
2.2
Wet op de Aanvullende Pensioenen ___________________________________ 4
2.3
Fiscaliteit ________________________________________________________ 5
3 Het sectoraal pensioenstelsel .............................................................. 6 3.1
Vanaf wanneer?___________________________________________________ 6
3.2
Welke zijn de partijen in het sectorplan? _______________________________ 6
3.3
Hoeveel bedraagt de bijdrage? _______________________________________ 7
3.4
Welke voordelen? _________________________________________________ 7
3.5
Mogelijkheid om een rente-uitkering te ontvangen? ______________________ 7
3.6
Wat is de einddatum van het pensioenplan? ____________________________ 7
3.7
Wie is de begunstigde bij overlijden voor de eindleeftijd?__________________ 7
3.8
Wanneer zijn de opgespaarde reserves verworven? ______________________ 8
3.9
Hoe worden de bijdragen geïnd? _____________________________________ 8
3.10
Hoe worden de aangeslotenen op de hoogte gehouden van het pensioenplan? _ 9
4 Kan een onderneming zelf het pensioenstelsel organiseren? ....10 4.1
Is er een gelijkwaardig pensioen voor alle bedienden? ___________________ 11
4.2
Welke formaliteiten en procedures dienen vervuld/gevolgd te worden? ______ 12
4.3
Nieuwe ondernemingen na 1 januari 2007_____________________________ 14
Werkgeversbrochure 2 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
1 Inleiding Op 4 april 2006 ondertekenden de sociale partners van het Paritair Comité nr. 226 voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en logsitiek, een collectieve arbeidsovereenkomst. Deze CAO heeft als enig onderwerp het invoeren van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel voor de werknemers van het Paritair Comité nr. 226 en de regels ervan vast te leggen, conform de regels van de Wet op de Aanvullende Pensioenen (WAP) ter zake, en in uitvoering van het protocolakkoord 2005-2006 van 1 juni 2005, artikel 2, 8. Hierin beslisten de sociale partners om een aanvullend sectoraal pensioenstelsel op te starten per 1 januari 2007. Dit stelsel wordt gefinancierd met een werkgeversbijdrage. De CAO is van toepassing op de ganse sector: zo’n 3.600 ondernemingen met in totaal ongeveer 40.000 bedienden. Deze brochure is bedoeld om u als werkgever een inzicht te geven in het sectoraal pensioenstelsel en welke rechten eruit voortvloeien voor uw werknemers. De informatie in deze brochure is een samenvatting en verduidelijking van de CAO en het pensioenreglement, die in geval van betwisting de enige juridisch bindende documenten blijven. Naast deze informatiebrochure is er ook een website: www.infopensioenpc226.be. Hierop vindt u een algemeen luik met informatie en nuttige links. Een tweede luik is bedoeld voor u als werkgever met onder andere de presentatie van het sectoraal pensioenstelsel, deze brochure, alle formulieren waarnaar wij verder in deze brochure verwijzen, informatie over de sector, enz. Daarnaast wordt de website uitgebreid met een derde luik met informatie, documenten en formulieren voor uw werknemers, zodat zij hier een antwoord zullen vinden op al hun vragen over het sectoraal pensioenstelsel. Uitvoerder van de Pensioentoezegging De sociale partners kozen als pensioeninstelling VIVIUM N.V., verzekeringsonderneming toegelaten door de CBFA onder codenummer 0051, met als maatschappelijke zetel Koningsstraat 153 te 1210 Brussel.
Werkgeversbrochure 3 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
2 Algemeen kader 2.1
Driepijlerstelsel
In de eerste pijler vinden we het wettelijk rust- en overlevingspensioen, gefinancierd door sociale zekerheidsbijdragen: de actieven van vandaag betalen voor de gepensioneerden van vandaag. De wettelijke pensioenen van de 21ste eeuw veilig stellen in functie van de demografische verwachtingen, impliceert het herdenken van het contract tussen de generaties waarop ze zich funderen. Opeenvolgende hervormingen begrenzen de wettelijke pensioenen op basis van de beroepsloopbaan, de begrensde lonen, de gelijkgestelde dagen, de minikoppeling aan de welvaart … In onze samenleving kan dan ook een groeiende interesse worden vastgesteld voor aanvullende pensioenvorming via de tweede pijler. De gepensioneerden van de toekomst wensen namelijk dat hun inkomen bij pensionering niet te diep zakt beneden hun laatste loon. Ondernemingen én sectoren kunnen aanvullende pensioenstelsels inrichten voor de werknemers volgens het kapitalisatiesysteem Tenslotte kan men individueel aan pensioenvorming doen in de derde pijler, via individuele pensioenspaarformules bij een bank of een verzekeringsmaatschappij.
Wettelijke rust- en overlevingspensioenen
Groepsverzekeringen en pensioenfondsen
Individuele Pensioenspaarformules
I
II
III
OVERHEID
WERKGEVER SECTOR
INDIVIDUEEL
De overheid stimuleert de vorming van pensioenen in de tweede en derde pijler door wetgeving en een aantrekkelijke (para)fiscaliteit te voorzien.
2.2
Wet op de Aanvullende Pensioenen
De Wet op de Aanvullende Pensioenen van 2003 beoogt de aanvullende pensioenen open te stellen voor alle werknemers. Centraal in het streven naar een democratisering van de tweede pensioenpijler bij de werknemers staan de sectorale pensioenstelsels. De Wet op de Aanvullende Pensioenen bepaalt onder meer dat: •
zowel werkgevers als de rechtspersoon aangeduid door de paritaire comités (vb. het Sociaal Fonds) kunnen optreden als inrichter van een pensioentoezegging door middel van respectievelijk een ondernemings- of een sectorpensioenplan;
•
de inrichter de uitvoering van het pensioenstelsel moet toevertrouwen aan een (externe) erkende pensioeninstelling (pensioenfonds of verzekeraar);
•
elke pensioentoezegging beheerst wordt door een pensioenreglement;
•
er geen discriminatie mag bestaan tussen de werknemers in het pensioenplan;
•
opgebouwde reserves uit een pensioenstelsel definitief verworven zijn voor de aangeslotene na maximum één jaar aansluiting bij dit pensioenstelsel. Werkgeversbrochure 4 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
2.3
Fiscaliteit
Wanneer een werkgever 100 euro bruto extra per maand wil toekennen aan een werknemer, zal zijn totale kost hiervoor variëren afhankelijk van de gekozen manier van toekenning: Effect voor de werkgever
Loonsverhoging
Pensioenplan
Maandloon + RSZ werkgever 35%
100,00 +35,00
Maandpremie + RSZ-bijdrage 8,86% + Premietaks 4,40%
Totale kost voor werkgever
135,00
Totale kost voor werkgever
100,00 +8,86 +4,40 113,26
Conclusie: 100 euro premie in een pensioenplan betekent voor de werkgever een besparing van 16% ten opzichte van eenzelfde loonsuitkering. Effect voor de werknemer
Loonsverhoging Maandloon - RSZ werknemer 13,07% - Personenbelasting 45% (% is een voorbeeld want afhankelijk van het totale loon en de gezinslast) Voordeel werknemer 1
Pensioenplan 100,00 -13,07 -39,12
47,81
Maandpremie
100,00
- Eindbelasting • RIZIV: 3,55% • solidariteitsbijdrage (maximaal) 2 % • bedrijfsvoorheffing: 10,09%1 Voordeel werknemer
-3,55 -2,00 -9,53 84,92
De bedrijfsvoorheffing wordt geheven op het pensioen na inhouding RIZIV en solidariteitsbijdrage (in het voorbeeld: 100 – 5,5). Dit percentage geldt indien de begunstigde de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt en effectief tot dan actief is geweest (indien dit niet het geval is, bedraagt de bedrijfsvoorheffing 16,66%)
Conclusie: 100 euro premie in een pensioenplan betekent voor de werknemer 78% meer netto koopkracht op eindleeftijd ten opzichte van eenzelfde loonsuitkering.
Werkgeversbrochure 5 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
3 Het sectoraal pensioenstelsel 3.1
Vanaf wanneer?
De sectorale CAO van 4 april 2006 voert het sectoraal aanvullend pensioenstelsel in. In uitvoering van deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt het pensioenstelsel in werking vanaf 1 januari 2007. De CAO werd gesloten voor onbepaalde duur.
3.2
Welke zijn de partijen in het sectorplan?
Het schema hieronder geeft het overzicht van de verschillende partijen.
Sociaal Fonds PC 226
pensioentoezegging
Bedienden PC 226
werkgeversbijdragen
uitkeringen
VIVIUM
1. De inrichter is het Sociaal Fonds van het Paritair Comité voor de bedienden uit de internationale handel, het vervoer en de aanverwante bedrijfstakken. Het Fonds voorziet voor alle aangeslotenen (zie verder) een pensioentoezegging en stort hiervoor de trimestriële werkgeversbijdragen door aan de uitvoerder van de pensioentoezegging. 2. De uitvoerder is de verzekeringsonderneming VIVIUM. Deze pensioeninstelling: - ontvangt de bijdragen van de inrichter; - beheert de reserves van de aangeslotenen; - zorgt voor de uitkeringen aan de aangeslotene of zijn/haar begunstigde(n) (zie verder). 3. De aangeslotenen zijn de bedienden - die ressorteren onder het Paritair Comité nr. 226 en - die vanaf 1 januari 2007, ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst (bepaalde of onbepaalde duur, deeltijds of voltijds, enz.), ongeacht de functie, ongeacht de anciënniteit of de leeftijd, - tewerkgesteld zijn door een werkgever uit de sector die is aangesloten aan het sectorplan. Wie valt bijvoorbeeld niet onder het sectoraal pensioenplan: - de uitzendkrachten (interims) die in de sector werken, leerlingen, studenten, enz.; - bedienden verbonden via een arbeidsovereenkomst met een werkgever die vrijgesteld werd van deelname aan het sectoraal pensioenstelsel, met andere woorden die werkgevers die zelf het aanvullend pensioenplan organiseren.
Werkgeversbrochure 6 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
3.3
Hoeveel bedraagt de bijdrage?
De werkgever betaalt bijdragen voor zijn bedienden die ressorteren onder het Paritair Comité nr. 226. Deze bijdragen zijn een percentage van het RSZ-loon (dwz. inclusief enkel vakantiegeld, premies, enz.) van de werknemer, namelijk 0,46%, inclusief taksen en kosten. Op dit percentage is er RSZ-bijdrage van 8,86% verschuldigd, zodat de totale kost voor de werkgever op 0,50% van het RSZ-loon komt: Voorbeeld op basis van een trimestrieel RSZ-loon van 6.000 euro: Totale kost werkgever
0,50%
30,00 euro
+ RSZ-bijdrage
+0,04%
2,40 euro
Te innen bijdrage op RSZ-loon
0,46%
27,60 euro
- verzekeringstaks
-0,02%
1,20 euro
0,44%
26,40 euro
-0,01%
0,60 euro
0,43%
25,80 euro
Pensioenbijdrage - kosten op de premie Netto-pensioenbijdrage
(afgeronde percentages)
3.4
Welke voordelen?
Op einddatum ontvangt de aangesloten werknemer de verworven reserves onder de vorm van een kapitaal. Dit kapitaal wordt gevormd door de oprenting van de werkgeversbijdragen met de gegarandeerde intrest (momenteel 3,25%), te verhogen met een niet gewaarborgde jaarlijkse winstdeelname. Als de werknemer overlijdt vóór het bereiken van de einddatum, ontvangt de begunstigde deze verworven reserves onder de vorm van een kapitaal.
3.5
Mogelijkheid om een rente-uitkering te ontvangen?
Als de werknemer de uitkering niet ineens wenst te ontvangen, kan hij/zij ervoor opteren om dit kapitaal om te zetten in een levenslange rente. Een minimale rente hiervoor is vereist.
3.6
Wat is de einddatum van het pensioenplan?
De einddatum van de aansluiting bij het pensioenstelsel is de eerste van de maand volgend op de 65ste verjaardag van de werknemer.
3.7
Wie is de begunstigde bij overlijden voor de eindleeftijd?
De begunstigde van het kapitaal of de rente bij overlijden is vastgelegd in het pensioenreglement met deze volgorde: de partner, daarna de descendenten, daarna de ascendenten, daarna de wettige erfgenamen van de aangeslotene met uitsluiting van de Staat en tenslotte het “financieringsfonds” van de pensioentoezegging.
Werkgeversbrochure 7 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
3.8
Wanneer zijn de opgespaarde reserves verworven?
De gestorte werkgeversbijdragen zijn verworven voor de aangeslotene wanneer hij/zij meer dan één jaar aangesloten is bij het sectoraal pensioenstelsel. Indien iemand binnen het jaar na de aansluiting uittreedt, worden de opgebouwde reserves gestort in het financieringsfonds van de pensioentoezegging. De reserves uit het financieringsfonds mogen enkel gebruikt worden ter financiering van de pensioentoezegging.
3.9
Hoe worden de bijdragen geïnd?
Onderstaand schema geeft het overzicht van de bijdrage-inning. Deze bijdragen worden automatisch geïnd samen met de RSZ-bijdragen via de elektronische RSZ-kwartaalaangifte (DmfA). De gegevens van de aangesloten werknemers worden door de RSZ doorgegeven aan de Kruispuntbank voor Sociale Zekerheid (KSZ). De KSZ stelt de nodige gegevens ter beschikking aan VIVIUM die deze gegevens vergelijkt met de doorgestorte bijdragen en de juiste bijdrage toewijst aan de juiste aangeslotene.
DmfA*
Werkgever
RSZ bijdragen
doorstorten geïnde bijdragen
Sociaal Fonds PC 226
data
KSZ
gegevens
bundeling data
doorstorting
VIVIUM
*DmfA NIEUW
WERKNEMERSKENGETAL:
• matching geld- & gegevensstroom • uitkeringen
835 (bedienden pc 226) type 8 = vrijstelling type 0 = sectorplan
Aangeslotene Begunstigde
Dit sectoraal pensioenstelsel veroorzaakt dus geen bijkomende administratie voor u als werkgever. U moet namelijk geen extra partij informeren over wie nieuw in dienst komt, wie uit dienst gaat, wat de lonen zijn, enz.
Werkgeversbrochure 8 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
3.10 Hoe worden de aangeslotenen op de hoogte gehouden van het pensioenplan? Elke aangesloten bediende ontvangt jaarlijks van de pensioeninstelling een “Benefit Statement”. Dit is een document met daarop ondermeer een overzicht van de betaalde bijdragen, de verworven reserves van dat moment, de waarde van deze verworven reserves op de einddatum, enz. Daarnaast staat er een website ter beschikking (www.infopensioenpc226.be) waarop alle algemene, niet-deelnemergebonden informatie met betrekking tot het sectorale pensioenplan samengebundeld wordt.
Werkgeversbrochure 9 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
4 Kan een onderneming zelf het pensioenstelsel organiseren? Default sluit elke werkgever zijn bedienden aan bij het sectorplan. Dit is ook veruit de eenvoudigste optie. Alles verloopt namelijk automatisch. De premiebetaling en het bezorgen van de nodige gegevens over het personeelsbestand verlopen via de DmfA. Er komt dus geen bijkomende administratie bij kijken. Een werkgever kan echter opteren om niet deel te nemen aan het sectoraal pensioenstelsel op voorwaarde dat hij een eigen stelsel van aanvullend pensioen heeft op 31 december 2006. Dit eigen stelsel moet voldoen aan 2 voorwaarden: •
het moet gelden voor alle bedienden ressorterend onder het PC nr. 226;
•
het moet gelijkwaardig zijn aan of beter zijn dan het sectoraal pensioenstelsel.
Verder moet de werkgever tijdig een aantal formaliteiten volgen met attesten en procedures. Onderstaand schema vat de mogelijkheden samen. In het vervolg van deze brochure wordt dit schema puntsgewijs toegelicht.
Pensioenplan voor alle bedienden PC 226 op 31/12/2006? Nee geen optie:
Sectorplan
Ja
Minstens gelijkwaardig?
Ja
Nee
Nee
geen optie:
Geen verhoging per 1-1-07 bestaand plan
Heeft de onderneming een structureel overlegorgaan ? Ja
2 opties:
Evenwaardig voordeel per 1-1-07: 0,50%
3 opties:
Verhoging per 1-1-07 bestaand plan: + 0,46%
Buiten toepassingsgebied
Geen formaliteit
Vóór 15-9-06: model C: equivalentieverklaring
• Vóór 15-06-06: model B: intentieverklaring • Vóór 15-9-06: model C: equivalentieverklaring
• Vóór 15-06-06: model A: intentieverklaring • Vóór 15-9-06: model C: equivalentieverklaring
Werkgeversbrochure 10 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
4.1
Is er een gelijkwaardig pensioen voor alle bedienden?
4.1.1 Pensioenplan voor alle bedienden Deze voorwaarde houdt in dat er een pensioenplan moet zijn voor alle bedienden in de onderneming die onder het PC nr. 226 ressorteren. Iedereen moet niet noodzakelijk dezelfde pensioentoezegging hebben. Er mag bijvoorbeeld onderscheid gemaakt worden tussen bedienden en kaderleden, zolang de minimumvoorziening voor al deze pensioentoezeggingen (mogelijk in verschillende plannen) voldoet aan de vereisten. “Alle” bedienden PC nr. 226 betekent: •
Onafhankelijk van: - leeftijd; - functie; - anciënniteit.
•
Aard tewerkstelling: - onbepaalde duur én - bepaalde duur.
•
Er heeft niemand een afstandsverklaring ondertekend.
4.1.2 Bestaand plan is minstens gelijkwaardig Om te toetsen of het eigen pensioenstelsel gelijkwaardig of beter is dan het sectoraal pensioenstelsel, wordt er onderscheid gemaakt volgens het type pensioenstelsel. Er zijn twee mogelijke types: “vaste bijdragen1” en “vaste prestaties2”. In het eerste geval moeten de werkgeversbijdragen die voorzien zijn in het reglement voor alle bedienden minstens 0,46% van het RSZ-loon bedragen, inclusief de premietaks van 4,4% en exclusief de verschuldigde RSZ-bijdrage van 8,86% op deze premies, om het pensioenstelsel als gelijkwaardig te kunnen beschouwen. Is het bedrijfsplan een vasteprestatieplan en de eindleeftijd in het contract is 65 jaar, dan moet de voorziene prestatie minstens 39,19% van het laatste loon bedragen bij een kapitaalstoezegging en minstens 3,02% van het laatste loon bij een rentetoezegging. Is de vastgelegde eindleeftijd 60 jaar, dan worden deze percentages respectievelijk 30,74% en 2,05%.
1 Bij een pensioenstelsel van het type “vaste bijdragen” verbindt de inrichter zich ertoe om vooraf vastgestelde bijdragen te betalen, zoals bij het sectoraal pensioenstelsel. Deze vaste bijdragen kunnen bijvoorbeeld een forfaitair bedrag of een percentage van het salaris bedragen. 2
Bij een pensioenstelsel van het type “vaste prestaties” verbindt de inrichter zich ertoe om een bepaalde prestatie op de eindleeftijd te voorzien voor alle aangeslotenen. Deze prestatie kan gedefinieerd worden als een kapitaal of als een rente.
Werkgeversbrochure 11 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
Onderstaand schema verduidelijkt deze criteria:
Ondernemingsplan moet minstens gelijkwaardig ij Aard pensioentoezegging ondernemingsplan:
VB: Vaste bijdragen
VP: Vaste prestaties
Eindleeftijd?
60 jaar Voorwaarde
Voorwaarde
Bijdrage 31-12-2006 0,46% RSZ-loon (excl. 8,86% RSZ bijdrage)
Volledige loopbaan
Volledige loopbaan
kapitaal: 30,74% LL
kapitaal: 39,19% LL
4.2
65 jaar Voorwaarde
LL = laatste RSZ-loon
Welke formaliteiten en procedures dienen vervuld/gevolgd te worden?
Is aan de 2 voorwaarden voldaan, moet er nog een onderscheid gemaakt tussen ondernemingen met of zonder structureel overlegorgaan.
4.2.1 Er is een structureel overlegorgaan Indien er een structureel overlegorgaan is, kan de werkgever opteren om: •
ofwel het bestaande pensioenplan te verhogen met 0,46%;
•
ofwel een alternatief voordeel van minstens 0,50% toe te kennen;
•
ofwel kan de werkgever er nog steeds voor kiezen om gewoon bij het sectorplan aan te sluiten.
Werkgeversbrochure 12 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
4.2.1.1 Het bestaande pensioenplan verhogen met 0,46% Indien een werkgever beslist om vanaf 1 januari 2007 de werkgeversbijdragen van het bestaande plan met 0,46% te verhogen, dan moet hij hiervoor een intentieverklaring bezorgen. Deze intentieverklaring gebeurt aangetekend aan de voorzitter van het Paritair Comité met het formulier “model A”. Deze intentieverklaring moet vóór 15 juni 2006 verzonden worden. Na deze intentieverklaring heeft de werkgever tot 15 september 2006 de tijd om aan te tonen dat het bedrijfseigen pensioenplan minstens gelijkwaardig is aan het sectorplan en dat alle werknemers ressorterend onder het PC nr. 226 hierin aangesloten zijn. Hiervoor bezorgt hij het formulier “model C” aangetekend aan de voorzitter van het Paritair Comité. Dit formulier moet ingevuld en ondertekend zijn door de aangeduide actuaris van de pensioeninstelling die het bedrijfseigen pensioenstelsel beheert. Indien één van beide voorwaarden niet vervuld is, wordt de onderneming geacht definitief te hebben gekozen voor de toetreding tot het sectorplan. 4.2.1.2 Een alternatief voordeel toekennen van minsten 0,50%3 Indien een werkgever beslist om vanaf 1 januari 2007 een evenwaardig voordeel van 0,50% toe te kennen, dan moet hij hiervoor een intentieverklaring bezorgen. Deze intentieverklaring gebeurt aangetekend aan de voorzitter van het Paritair Comité met het formulier “model B”. Deze intentieverklaring moet vóór 15 juni 2006 verzonden worden. Na deze intentieverklaring heeft de werkgever tot 15 september 2006 de tijd om aan te tonen dat het bedrijfseigen pensioenplan minstens gelijkwaardig is aan het sectorplan en dat alle werknemers ressorterend onder het PC nr. 226 hierin aangesloten zijn. Hiervoor bezorgt hij het formulier “model C” aangetekend aan de voorzitter van het Paritair Comité. Dit formulier moet ingevuld en ondertekend zijn door de aangeduide actuaris van de pensioeninstelling die het bedrijfseigen pensioenstelsel beheert. Indien één van beide voorwaarden niet vervuld is, wordt de onderneming geacht definitief te hebben gekozen voor de toetreding tot het sectorplan. 4.2.1.3 Deelnemen aan het sectorplan De werkgever kan uiteraard nog steeds kiezen om bij het sectorplan aan te sluiten.
3 De werkgever kan enkel voor deze tweede optie kiezen in overleg met de vakbondsafvaardiging. Het evenwaardig voordeel kan voorzien worden op het niveau van de onderneming of individueel per werknemer ressorterend onder het PC nr. 226. Het evenwaardig voordeel moet minstens voorzien in een koopkrachtverhoging van 0,50% van het RSZ-loon, inclusief alle toepasselijke fiscale en parafiscale heffingen en kosten die op het gekozen alternatief van toepassing zijn
Werkgeversbrochure 13 / 14
Sectoraal Pensioenstelsel Paritair Comité nr. 226
4.2.2 Er is geen structureel overlegorgaan Is er geen structureel overlegorgaan dan kan de werkgever vrijgesteld worden van deelname aan het sectoraal pensioenstelsel. Ook hier staat het hem nog vrij deel te nemen aan het sectorplan. Indien de werkgever ervoor opteert om vrijgesteld te worden van deelname aan het sectoraal pensioenstelsel, dan heeft hij tot 15 september 2006 de tijd om aan te tonen dat het bedrijfseigen pensioenplan minstens gelijkwaardig is aan het sectorplan en dat alle werknemers ressorterend onder het PC nr. 226 hierin aangesloten zijn. Hiervoor bezorgt hij het formulier “model C” aangetekend aan de voorzitter van het Paritair Comité. Dit formulier moet ingevuld en ondertekend zijn door de aangeduide actuaris van de pensioeninstelling die het bedrijfseigen pensioenstelsel beheert. Indien de voorzitter van het Paritair Comité vóór 15 september 2006 geen ingevuld en ondertekend formulier “model C” ontvangt, worden de werknemers ressorterend onder het PC nr. 226 automatisch aangesloten bij het sectoraal pensioenstelsel.
4.3
Nieuwe ondernemingen na 1 januari 2007
Alle na 1 januari 2007 nieuw opgerichte ondernemingen ressorterend onder het PC nr. 226 en ondernemingen die pas na die datum onder het Paritair Comité komen te ressorteren, sluiten automatisch aan bij het sectoraal pensioenstelsel. Deze nieuwe ondernemingen kunnen echter nog vrijgesteld worden indien zij aantonen dat zij een ondernemingsplan hebben dat minstens evenwaardig is aan het sectoraal pensioenstelsel en dat bovendien aan één van de volgende voorwaarde voldaan is: •
zij hebben sociaaleconomische banden met een onderneming ressorterend onder het PC nr. 226 die bij invoering van het sectoraal pensioenstelsel vrijgesteld werd van deelname aan het sectoraal pensioenstelsel;
•
zij zijn ontstaan door de splitsing van een onderneming ressorterend onder het PC nr. 226 die bij invoering van het sectoraal pensioenstelsel vrijgesteld werd van deelname aan het sectoraal pensioenstelsel;
•
zij zijn ontstaan door de fusie van andere ondernemingen waarvan minstens één onderneming ressorterend onder het PC nr. 226 die bij invoering van het sectoraal pensioenstelsel vrijgesteld werd van deelname aan het sectoraal pensioenstelsel;
•
zij hebben sociaaleconomische banden met een onderneming ressorterend onder een ander Paritair Comité met een ondernemingsplan dat minstens evenwaardig is aan het sectoraal pensioenstelsel van het PC nr. 226.
Om deze vrijstelling te bekomen moeten deze nieuwe ondernemingen met het formulier “model D” de voorzitter van het Paritair Comité aangetekend op de hoogte brengen van het feit dat zij een eigen pensioenstelsel hebben dat minstens gelijkwaardig is aan het sectoraal pensioenstelsel. Daarnaast moeten zij aantonen dat ze voldoen aan één van de vier bijkomende voorwaarden. Als aan deze voorwaarden voldaan is, gaat de vrijstelling van deelname aan het sectoraal pensioenstelsel in vanaf het eerstvolgende kwartaal na de betekening.
Werkgeversbrochure 14 / 14