1/12
Sectoraal comité van het Rijksregister
Beraadslaging RR nr 75/2009 van 23 december 2009
Betreft: aanvraag van Universiteit Gent (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen vakgroep Onderwijskunde) om mededeling te krijgen van bepaalde informatiegegevens van het Rijksregister in het kader van een internationaal geletterdheidsonderzoek (RN/MA/09/272)
Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité"); Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte
van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met
betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de aanvraag van Universiteit Gent (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen vakgroep Onderwijskunde) ontvangen op 27/10/2009; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 01/12/2009; Gelet op het verslag van de Voorzitter;
Beraadslaging 75 /2009 - 2/12
Beslist op 23 december 2009, na beraadslaging, als volgt: I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG 1. Het 'Programme for the International Assessment of Adult Competencies' (PIAAC) is een
.
internationaal onderzoek onder leiding van de Organisatie voor Economische Samenwerking
.
en Ontwikkeling (OESO). De internationale organisatie en coördinatie van het onderzoek in
.
de praktijk gebeurt door een Internationaal Project Consortium (onder leiding van Educational Testing Service - ETS). De uitvoering van het Vlaamse luik werd opgedragen aan de Universiteit Gent (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen - vakgroep Onderwijskunde, hierna de aanvrager). De financiering en aansturing gebeurt door samenwerking van het departement Onderwijs en Vorming en het departement Werk en Sociale Economie van de Vlaamse Overheid. In het kader van dit internationaal geletterdheidsonderzoek
vraagt
de
aanvrager
voor
de
mededeling
van
bepaalde
informatiegegevens uit het Rijksregister van personen die deel uitmaken van de onderzoekspopulatie, meer bepaald niet-geïnstitutionaliseerde volwassenen tussen 16 en 65 jaar (inclusief) die woonachtig zijn in Vlaanderen, ongeacht nationaliteit of taal. De steekproef wordt getrokken door de diensten van het Rijksregister op grond van deze criteria meegedeeld door de aanvrager. Het onderzoek zal uitgevoerd worden aan de hand van een mondelinge enquête, ondersteund door een CAPI-programmering. Van de personen uit de steekproef heeft aanvrager naam en contactgegevens nodig, welke vervolgens voor de duur van de bevraging ter beschikking gesteld zullen worden van een onderaannemer (half maart t.e.m. juni 2010) in het kader van een vooronderzoek1. De naam van dit marktonderzoeksbureau zal pas gekend zijn in december 2009 aangezien momenteel een procedure Europese algemene offerteaanvraag loopt 2. 1
Kennelijk is het zo dat in 2010 enkel een vooronderzoek plaatsvindt (zgn.'field trial' bij 1500 volwassenen).
Het hoofdonderzoek (survey bij 5000 volwassenen) volgt dan in 2011. Het Comité leidt hieruit af dat huidige aanvraag tot steekproeftrekking uit het Rijksregister enkel betrekking heeft op het vooronderzoek van 2010 en dat, voor wat betreft het hoofdonderzoek, ten gepaste tijde een nieuwe procedure voor het Comité zal worden ingeleid. Dit blijkt ten andere uit de informatie die door aanvrager werd verstrekt omtrent de duur waarvoor onderhavige machtiging wordt aangevraagd :”De persoonsgegevens zullen voor de duur van de bevraging ter
beschikking gesteld worden aan de onderaanneming (half maart t.e.m. juni 2010). Deze onderaanneming zal dit bestand voor geen enkel ander doel gebruiken, zal alle nodige maatregelen treffen om de toegang tot dit bestand te beveiligen conform de regelgeving m.b.t. de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, en vernietigt dit bestand na afloop van de dataverzameling. De dataverzameling (aan de hand van de verkregen rijksregistergegevens, nvdr) zal plaatsvinden tussen 1 april 2010 en 30 juni 2010”. 2
Een van de elementen die hierbij zullen meespelen, aldus de aanvraag, is de ervaring met het afnemen van
enquêtes en de zorg in verband met privacy en vertrouwelijkheid. Voorgaande ervaring van deze onderneming
Beraadslaging 75 /2009 - 3/12
II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG A. TOEPASSELIJKE WETGEVING
A.1. Wet van 8 augustus 1983 (WRR) 2. Overeenkomstig artikel 5, eerste lid, 2°, WRR wordt de machtiging om toegang te verkrijgen tot of om mededeling te bekomen van de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, WRR verleend door het Comité aan de openbare en private instellingen van
Belgisch recht voor de informatie die zij nodig hebben voor het vervullen van taken van algemeen belang die hen zijn toevertrouwd door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie of voor taken die uitdrukkelijk als zodanig erkend worden door het voormelde sectoraal comité. 3. Universiteit Gent is een openbare instelling met rechtspersoonlijkheid (zie artikel 2 van het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair
Centrum Antwerpen)3. 4. Krachtens artikel 10 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003
betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen , zijn de universiteiten niet alleen werkzaam op het gebied van het hoger onderwijs maar ook op het gebied van het wetenschappelijk onderzoek, de maatschappelijke en wetenschappelijke dienstverlening. 5. Bovendien heeft het bedoeld onderzoek, voor zover het Comité kon oordelen, een duidelijke en belangrijke wetenschappelijke en maatschappelijke toegevoegde waarde (moet immers gegevens opleveren voor het uittekenen van een adequaat onderwijs- en vormingsbeleid).
kan getuigen van een professionele aanpak. Alle betrokken personeelsleden van de onderaanneming zullen in een trainingssessie nogmaals op de hoogte gebracht worden van de privacywet. De interviewers zullen in een afzonderlijke training gewezen worden op de privacywetgeving en op de gedragsregels aangaande het verkrijgen van instemming van de respondent en het afnemen van het interview. 3
De bepalingen in het bijzonder decreet van 26 juni 1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair
Centrum Antwerpen worden in de mate dat ze betrekking hebben op het Universitair Centrum Antwerpen, opgeheven bij bijzonder decreet van 4 april 2003 houdende opheffing van het bijzonder decreet van 26 juni
1991 betreffende de Universiteit Gent en het Universitair Centrum Antwerpen, wat het Universitair Centrum Antwerpen betreft. A contrario blijven ze gelden wat de Universiteit Gent betreft.
Beraadslaging 75 /2009 - 4/12
Een onderzoek is wetenschappelijk door de gebruikte methode, maar vergt ook een wetenschappelijke doelstelling om volwaardig deze titel te mogen voeren. Dit houdt onder andere in dat het onderzoek een bijdrage wil leveren aan de wetenschappelijke kennis, resultaten wil opleveren waaruit directe beleidsmaatregelen kunnen worden afgeleid (hier: een gericht beleid om laaggeletterdheid in Vlaanderen terug te dringen), enzovoort. Wanneer dit het geval is, zoals in casu, kan het onderzoek van algemeen belang worden beschouwd. 6. Het Comité is derhalve van oordeel dat de aanvrager in aanmerking komt om mededeling te bekomen van de informatiegegevens van het Rijksregister in zijn hoedanigheid van instelling van Belgisch recht die belast is met het vervullen van taken van algemeen belang die hem zijn toevertrouwd door of krachtens een decreet of voor taken die uitdrukkelijk als zodanig erkend worden door het Comité (artikel 5, eerste lid, 2° WRR).
A.2. Wet van 8 december 1992 (WVP) 7. Op grond van artikel 4 WVP vormen de informatiegegevens van het Rijksregister persoonsgegevens, waarvan de verwerking slechts is toegelaten voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden. De persoonsgegevens dienen bovendien toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn, uitgaande van de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt. B. FINALITEIT 8. De maatschappij verandert steeds meer in een kenniseconomie. Daarin zijn bepaalde sleutelcompetenties
van
kapitaal
belang:
o.a.
omgaan
met
teksten,
cijfers
en
informatiebronnen. Om een zinvol beleid uit te tekenen voor die veranderende maatschappij, moet de aanvrager weten hoe het is gesteld met die vaardigheden. Dat kan onmogelijk door alleen naar diploma‟s of certificaten te kijken. Daarvoor is uitgebreid veldonderzoek nodig - precies wat de aanvrager met PIAAC doet. PIAAC levert uitgebreide en bruikbare gegevens over geletterdheid en competenties van volwassenen in Vlaanderen op. De aanvrager legt factoren van geletterdheid bloot, onderzoekt de directe gevolgen en geeft inzicht in het nut van opleidingen. Bovendien zijn alle resultaten nationaal en internationaal vergelijkbaar. PIAAC laat aanvrager toe de acties en strategieën uit het plan geletterdheid van de Vlaamse Gemeenschap te verfijnen. Aanvrager krijgt inzicht in de relatie tussen basisvaardigheden en demografische en educatieve achtergrond. Aanvrager kan ook scherper analyseren welke moeilijkheden laaggeletterden ondervinden om hun basisvaardigheden te gebruiken op de werkvloer en daarbuiten. Vlaanderen onderzocht
Beraadslaging 75 /2009 - 5/12
geletterdheid en numerieke vaardigheden al in de jaren negentig. Met die cijfers werd toen ook een krachtig onderwijs- en vormingsbeleid uitgetekend. Vandaag gaat de aanvrager nog een stap verder en wordt de focus van het onderzoek verbreed op twee manieren: -de aanvrager onderzoekt méér: de mate waarin iemand complexe informatie kan analyseren en problemen kan oplossen in een technologierijke omgeving. Zo helpt de aanvrager de overheid in haar zoektocht naar gepaste maatregelen in een moderne economie; -de aanvrager onderzoekt grondiger: de resultaten zullen meer weergeven dan een percentage van geletterdheid. De aanvrager gaat ook op zoek naar de bouwstenen van geletterdheid en gaat na bij welke van die zogenaamde componenten het misloopt en hoe. Zo produceert de aanvrager gegevens waaruit directe beleidsmaatregelen kunnen worden afgeleid. 9. Het Comité stelt vast dat het nagestreefde doeleinde welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd is in de zin van artikel 4, § 1, 2°, WVP en tevens het algemeen belang dient in de zin van artikel 5, eerste lid, 2° WRR. 10. De aanvrager stelt dat “de persoonsgegevens zullen voor de duur van de bevraging ter
beschikking gesteld worden aan de onderaanneming (half maart t.e.m. juni 2010). Deze onderaanneming zal dit bestand voor geen enkel ander doel gebruiken (…)”. 11. Het Comité hamert erop dat de onderaannemer niet van de gelegenheid gebruik mag maken om andere vragen te stellen/ter hand te stellen dan deze verstrekt door de aanvrager. Dit moet ook contractueel voorzien worden met deze onderaannemer (cf. de noodzaak van een contract in de zin van artikel 16 WVP als men een verwerking van persoonsgegevens uitbesteed). De aanvrager, verantwoordelijke voor het onderzoek in de zin van artikel 1 § 4 WVP, zal er dus op toezien dat de onderaannemer niet voor eigen rekening/finaliteit optreedt. Het Comité acht de kans hiertoe echter klein, nu het Internationaal Project Consortium de richtlijnen definieerde waaraan alle deelnemende landen moeten voldoen zodanig dat het onderzoek in alle landen op een coherente en kwaliteitsvolle manier uitgevoerd wordt.
Beraadslaging 75 /2009 - 6/12
C. PROPORTIONALITEIT
C.1. Ten opzichte van de wijze van bevraging 12. Het onderzoek zal gebeuren aan de hand van een mondelinge enquête. De noodzaak hiertoe wordt aangetoond in de aanvraag, zoals vereist door het advies uit eigen beweging nr. 27/2008 van 3 september 2008 en het identieke addendum 4 bij het vademecum „privacy en onderzoek‟ dat de Commissie uitbracht in 2008 (eerste druk). 13. Uit de door de aanvrager verstrekte informatie blijkt onder andere 5 dat deze studie kadert in een internationaal onderzoek waaraan ook andere landen meewerken. Om data te bekomen die vergelijkbaar zijn over de deelnemende landen heen, moeten de gegevens volgens eenzelfde methode worden verzameld. Er werd ter zake beslist om de gegevens in alle landen te verzamelen via een face-to-face interview. Aanvrager is dus omwille van deze externe verplichting genoodzaakt om een face-to-face enquête te organiseren (die het veldwerk wel zal uitbesteden aan een onderaannemer). 14. In het licht hiervan is het Comité van oordeel dat een gegevensverzameling aan de hand van een face-to-face interview aanvaardbaar is en dat de aanvrager moet kunnen beschikken over de gevraagde rijksregistergegevens bij het uitvoeren van de geplande onderzoeksopdracht. Zulks impliceert evenwel ook dat de aanvrager zich verbindt tot het naleven van bedoelde code en advies.
4
Code waartoe de verkrijgers van Rijksregistergegevens zich verbinden bij het uitvoeren van hun
wetenschappelijke onderzoeksopdracht. 5
Andere door de aanvrager opgegeven en door het Comité aanvaardbaar geachte argumenten hiertoe:
-een mondelinge enquête verhoogt de kwaliteit van de gegevens daar de interviewer toelichting kan geven bij vragen die meer complex zijn; -het gebruik van een computer is noodzakelijk voor het afnemen van een test die specifieke vaardigheden in kaart wil brengen, in het bijzonder de vaardigheden die aan bod komen in een technologierijke omgeving; -deze werkwijze staat ook toe dat de antwoorden rechtstreeks op de computer worden ingegeven wat zorgt voor een aanzienlijke vermindering van de verwerkingstijd van de gegevens en bovendien worden in functie van de antwoorden de niet relevante vragen weggefilterd door het programma; -de keuze voor een mondeling enquête wordt eveneens ingegeven door het beperken van de non-respons.
Beraadslaging 75 /2009 - 7/12
15. Zo blijkt bijvoorbeeld uit de aanvraag dat de persoonsgegevens voor de duur van de bevraging ter beschikking zullen gesteld worden van de onderaannemer, onder supervisie van de aanvrager. De interviewers van de onderaannemer zullen afspraken maken met de respondenten om bij hen thuis langs te gaan voor het afnemen van de enquête. Er zal met het bedrijf dat in onderaanneming de dataverzameling uitvoert een procedure van voorafgaande contactname uitgewerkt worden. De respondenten worden gewezen op hun rechten m.b.t. de privacy. Zo worden zij erop gewezen dat medewerking vrijwillig is en dat weigering op geen enkel vlak gevolgen heeft en dat medewerking hen nog steeds de kans geeft om op vragen niet te antwoorden of het interview te stoppen. Na afloop van het veldwerk (en controle) zullen deze persoonsgegevens worden vernietigd. De verzamelde gegevens worden nadien ter beschikking gesteld aan de wetenschappelijk medewerkers van de aanvrager voor inhoudelijke verwerking. 16. Het Comité stelt dus vast dat uit de door aanvrager voorgelegde stukken, onder andere punt 3 uit het informatieveiligheidsplan (organisatie en menselijke aspecten van de beveiliging), blijkt dat hij duidelijk van plan is te werken overeenkomstig de vereisten van de voormelde code m.b.t.: -het verkrijgen van de instemming van de betrokkene; -de training van de interviewers; -de beveiliging van de persoonsgegevens; -de rapportering. 17. In dit verband vestigt het Comité nog eens de aandacht op de noodzaak van: -een contract tussen de aanvrager en de onderaannemer waarin de punten voorzien in artikel 16 WVP evenals deze bepaald in de code worden geregeld, met bijzondere aandacht voor de verplichtingen van de aangestelden van de onderaannemer; -een
schriftelijke
verbintenis
van
de
medewerkers
van
de
onderaannemer
om
de
vertrouwelijkheid van de meegedeelde informatie te bewaren, evenals de code te respecteren; -een goede beveiliging van de gegevens die aan de hand van de CAPI-programmering verzameld worden, zodat ingeval van diefstal van deze laatste, de gegevens niet kunnen gelezen worden door een derde (cryptering) of minstens niet kunnen gelinkt worden aan een welbepaalde persoon.
Beraadslaging 75 /2009 - 8/12
C.2. Ten opzichte van de gegevens 18. Er wordt in de aanvraag verduidelijkt over welke informatiegegevens uit het Rijksregister de aanvrager wil beschikken omtrent steekproefpersonen, met name hun naam en contactgegevens, hetzij de informatiegegevens van het Rijksregister vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° (enkel de naam, kennelijk niet de voornaam, blijkens de aanvraag) en 5° (hoofdverblijfplaats) WRR. Deze informatiegegevens zullen vervolgens voor de duur van de bevraging ter beschikking gesteld zullen worden van de onderaannemer (half maart t.e.m. juni 2010). 19. Het Comité stelt vast dat de gevraagde gegevens "naam” en "actuele hoofdverblijfplaats" noodzakelijk zijn om op een correcte manier contact op te kunnen nemen met de potentiële deelnemers aan het onderzoek, en dus in overeenstemming zijn met artikel 4, § 1, 3°, WVP. 20. Er wordt in de aanvraag evenwel niet gespecificeerd van hoeveel personen de aanvrager gegevens wenst te bekomen uit het Rijksregister om in het kader van het vooronderzoek 2010 aan de vooropgestelde responsgraad van 1500 personen te geraken. Om te vermijden dat het aantal reacties onder deze drempel ligt na gebruik van de volledige steekproef en derhalve de beoogde doelstelling niet wordt gehaald, acht het Comité het aanvaardbaar dat een steekproef met voldoende grote marge wordt genomen uit de doelgroeppopulatie. De omvang ervan moet niettemin worden bepaald/beperkt in functie van de verwachte nonrespons, teneinde tegemoet te komen aan het bepaalde in artikel 4, § 1, 3° WVP.
C.3. Ten opzichte van de frequentie van de mededeling en de duur van de machtiging 21. Uit de aanvraag kan worden afgeleid dat de aanvrager in het kader van het vooronderzoek 2010 een eenmalige mededeling van bepaalde rijksregistergegevens (naam en actueel adres) wenst te bekomen van personen die behoren tot de doelgroep. 22. De door de aanvrager verkregen persoonsgegevens zullen voor de duur van de bevraging ter beschikking gesteld worden van de onderaannemer (half maart t.e.m. juni 2010) en deze vernietigt dit bestand na afloop van de dataverzameling. De dataverzameling zal plaatsvinden tussen 1 april 2010 en 30 juni 2010. In het licht hiervan is het Comité van oordeel dat een machtigingsduur tot en met 30 juni 2010 volstaat.
Beraadslaging 75 /2009 - 9/12
C.4. Ten overstaan van de bewaringstermijn 23. Na afloop van het veldwerk (en controle) zullen de verkregen rijksregistergegevens worden vernietigd
(voorzien
op
30
juni
2010).
Dergelijke
beperkte
retentieduur
van
persoonsgegevens is in overeenstemming met artikel 4, § 1, 5°, WVP. De aanvrager ziet erop toe, conform artikel 16 WVP, dat de onderaannemer de vernietiging effectief doorvoert.
C.5. Intern gebruik en/of mededeling aan derden 24. De persoonsgegevens zullen uitsluitend intern gebruikt worden voor de dataverzameling bij de respondenten door de wetenschappelijk medewerkers van de aanvrager en de aangestelden van
de
onderaannemer
die
onder
toezicht, instructie,
controle
en
verantwoordelijkheid van de aanvrager de enquêtes afnemen. 25. De verzamelde onderzoeksgegevens worden nadien door de onderaannemer ter beschikking gesteld van de wetenschappelijke medewerkers van de aanvrager voor inhoudelijke verwerking/analyse. Het anonimiseren (coderen) gebeurt door de onderaannemer, terwijl de verwerking van de geanonimiseerde gegevens gebeurt door de onderzoekers van de aanvrager. De betrokken persoonsgegevens worden aldus op geen enkel moment in de uiteindelijke onderzoeksdatabank van aanvrager ingebracht. 26. Het Comité stelt vast dat deze handelswijze maakt dat de onderzoeksgegevens door de wetenschappelijke medewerkers van aanvrager normaliter niet herleid kunnen worden naar de subjecten. De aanvrager zal er desalniettemin over waken dat de verkregen onderzoeksgegevens effectief enkel anonieme gegevens bevatten en derhalve de individuele personen er niet rechtstreeks of onrechtstreeks uit kunnen geïdentificeerd worden. Het Comité vraagt dat de aanvrager zich bijvoorbeeld engageert om een case onmiddellijk uit het eigen onderzoeksbestand te verwijderen (en a fortiori niet door te geven aan het Internationaal Project Consortium), indien het gevaar bestaat dat aan de hand van deze gegevens er toch nog kan teruggekoppeld worden naar een welbepaalde fysieke persoon. Onderzoeksgegevens die volledig geanonimiseerd werden, kunnen voor het Comité wel onbeperkt bewaard en doorgegeven worden.
Beraadslaging 75 /2009 - 10/12
27. De rapporten en publicaties die worden opgesteld op basis van de onderzoeksgegevens verkregen met behulp van rijksregistergegevens, zullen enkel strikt anonieme gegevens bevatten. Dit betekent dat de categorieën van alle statistieken en tabellen voldoende algemeen zullen zijn zodat niemand in staat is er het antwoord van een bepaalde persoon uit af te leiden. Dit laatste is inderdaad een eis die uitdrukkelijk werd gesteld in de reeds vermelde code en advies. Volgens de aanvraag is dit het geval. D. AANGIFTEPLICHT 28. Het Comité vestigt de aandacht van de aanvrager erop dat hij, vooraleer met de enquêtes aan te vangen, moet waken over de naleving van artikel 17 (aangifte) WVP en de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 februari 2001 ter uitvoering van de WVP. E. BEVEILIGING
E.1. Consulent inzake informatieveiligheid 29. De identiteit van de consulent inzake informatieveiligheid werd meegedeeld. De betrokkene werd reeds door het Comité als veiligheidsconsulent aanvaard in het kader van beraadslagingen RR nr. 55/2008 van 10 december 2008 en RR nr. 55/2009 van 9 september 2009.
E.2. Informatieveiligheidsbeleid 30. Er werd door de aanvrager informatie m.b.t. het informatieveiligheidsbeleid verstrekt, onder meer informatie over het veiligheidsbeleid van UGent en het informatieveiligheidsplan. Het Comité
heeft
hiervan
akte
genomen.
Het
Comité
stelt
wel
vast
dat
het
veiligheidsevaluatieformulier niet behoorlijk werd ingevuld in de zin dat de maatregelen waarvan sprake in het formulier niet eenduidig worden beantwoord met “ja”/”nee”, “niet van toepassing” of “lopende/voorzien voor”, zodat het voor het Comité uiteindelijk niet duidelijk is of de maatregelen waarvan sprake nu al dan niet effectief genomen zijn.
Beraadslaging 75 /2009 - 11/12
E.3. Personen die toegang hebben tot de informatiegegevens en lijst van deze personen 31. De aanvrager en zijn onderaannemer moeten, zoals voorgeschreven door artikel 12 WRR, een lijst opstellen waarop de personen vermeld worden die toegang hebben tot de meegedeelde informatiegegevens van het Rijksregister. Deze lijst zal voortdurend geactualiseerd en ter beschikking van het Comité gehouden worden. Volgens de aanvraag is dit het geval. 32. De personen die op deze lijst worden opgenomen moeten daarenboven een verklaring ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens te bewaren. Blijkens de aanvraag hebben alle personen die betrokken worden bij het verwerkingsproces een document onderschreven waarbij ze garanderen dat ze op verantwoorde wijze met de gegevens zullen omgaan. OM DEZE REDENEN, het Comité 1° machtigt de Universiteit Gent (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen vakgroep Onderwijskunde), onder de voorwaarden bepaald in deze beraadslaging en met het oog op het
doeleinde
vermeld
in punt
B
om
een
eenmalige
mededeling
te
krijgen
van de
informatiegegevens van het Rijksregister vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam) en 5° (hoofdverblijfplaats) WRR. Deze machtiging wordt verleend voor een periode tot en met 30 juni 2010. Deze machtiging zal evenwel slechts uitwerking krijgen nadat het Comité een behoorlijk ingevuld en ondertekend evaluatieformulier heeft ontvangen (zie punt 30).
Beraadslaging 75 /2009 - 12/12
2° bepaalt dat wanneer het aan de Universiteit Gent (Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen
-
vakgroep
Onderwijskunde)
een
vragenlijst
met
betrekking
tot
de
informatieveiligheidstatus toestuurt, deze laatste deze lijst waarheidsgetrouw moet invullen en terugbezorgen aan het Comité. Het Comité zal de ontvangst bevestigen en behoudt zich het recht voor om, indien daartoe aanleiding bestaat, te reageren.
Voor de Administrateur m.v.,
De Voorzitter,
(get.) Patrick Van Wouwe
(get.) Mireille Salmon