1/12
Sectoraal comité van het Rijksregister Beraadslaging RR nr 20/2009 van 25 maart 2009
Betreft: aanvraag van de provincie Henegouwen tot uitbreiding van de machtiging verleend bij koninklijk besluit van 27 februari 1985 om de wetgeving op de gemeentelijk administratieve sancties te kunnen toepassen (RN/MA/2008/065)
Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité"); Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna "WRR"); Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte
van de verwerking van persoonsgegevens (hierna WVP), inzonderheid artikel 31bis; Gelet op het koninklijk besluit van 17 december 2003 tot vaststelling van de nadere regels met
betrekking tot de samenstelling en de werking van bepaalde Sectorale comités opgericht binnen de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer; Gelet op de aanvraag van van de provincie Henegouwen ontvangen op 05/11/2008; en de bijkomende informatie ontvangen op 29 januari 2009; Gelet op de aanvraag van het technisch en juridisch advies gericht aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken op 23/02/2009; Gelet op het verslag van de Voorzitter; Beslist op 25 maart 2009, na beraadslaging, als volgt:
…
Beraadslaging RR 20/2009 - 2/12
I.
ONDERWERP VAN DE AANVRAAG
De provincie Henegouwen, hierna de aanvrager, wenst machtiging te verkrijgen om: •
toegang te hebben tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, 1ste lid, 1° tot 9°, evenals tot de historiek van de aangebrachte wijzigingen aan die gegevens tot 1 jaar voor en tot 8 maanden na de strafbare feiten;
•
het identificatienummer te gebruiken;
met als doel de wetgeving inzake gemeentelijke administratieve sancties te kunnen toepassen. II. ONDERZOEK VAN DE AANVRAAG Een koninklijk besluit verleent reeds machtiging aan de provinciegouverneurs en de bestendige deputaties om toegang te hebben tot de informatiegegevens van het rijksregister om de taken te kunnen vervullen die tot hun bevoegdheid behoren (koninklijk besluit van 27 februari 1985 waarbij
aan de provinciegouverneurs en aan de bestendige deputaties van de provincieraden toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen). Het Comité moet dus enkel nog onderzoeken of •
het doeleinde waarvoor een toegang gevraagd wordt, conform is met artikel 4 §1, 2° van de privacywet;
•
of de toegang tot de bovengenoemde gegevens evenals het gebruik van het identificatienummer proportioneel is uitgaande van het vermelde doeleinde (artikel 4, §1, 3° van de privacywet).
A. DOELEINDE Artikel 119bis, §1 van de nieuwe gemeentewet biedt de gemeenten de mogelijkheid om administratieve geldboetes op te leggen. Paragraaf 13 van datzelfde artikel bepaalt:"De Koning regelt bij een in ministerraad overlegd besluit1
de procedure tot aanwijzing door de gemeente van de ambtenaar gelast met het opleggen van de administratieve geldboete"2.
1
Ingevoegd door de wet van 13 mei 1999 tot invoering van gemeentelijke administratieve sancties.
…
Beraadslaging RR 20/2009 - 3/12
Wanneer er op gemeentelijk niveau geen persoon met de vereiste kwalificaties beschikbaar is, biedt artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit van 7 januari 2007 de gemeenteraad de mogelijkheid, de provincieraad te vragen een provincieambtenaar aan te duiden die belast kan worden met het opleggen van administratieve geldboetes. De aanvrager stelde enkele van zijn ambtenaren aan om ten behoeve van een aantal gemeenten administratieve geldboetes op te leggen, zoals bepaald in hun respectievelijke politiereglementen. De ambtenaar die belast is met het opleggen van de boetes, moet diverse notificaties en bepaalde verificaties uitvoeren in het kader van de procedures voor het opleggen van administratieve boetes. Uit de informatie die het secretariaat van de Commissie ontving van de provincieambtenaar belast met het opleggen van administratieve boetes, blijkt dat die laatste voor de uitoefening van zijn opdracht, de identificatiegegevens moet verifiëren van personen die verdacht worden van overtredingen tegen de gemeentelijke reglementen en ordonnanties, die bestraft kunnen worden met een administratieve sanctie. Die identificatiegegevens worden opgenomen in het politionele proces-verbaal dat, in toepassing van artikel 119bis, §7 van de nieuwe gemeentewet van 24 juni 1988, gestuurd wordt naar de ambtenaar belast met administratieve sancties. Om nu de rechten van de betrokken personen te vrijwaren, is het opleggen van dergelijke sancties slechts denkbaar mits de uitdrukkelijk bepaalde procedure wordt geëerbiedigd. De ambtenaren die hiermee werden belast, moeten er met name voor instaan dat zij wel degelijk te maken hebben met het betrokken individu en moeten hem op zijn huidig adres een notificatie van de feiten kunnen sturen waarvoor een procedure tegen hem werd opgestart zodat hij zijn verdedigingsrecht kan doen gelden. Het is met het oog op de vervulling van deze bijzondere taak, waarmee bepaalde ambtenaren van de aanvrager belast worden, dat de aanvrager een uitbreiding van zijn machtiging wenst. Het comité is van oordeel dat het hierboven nagestreefde doeleinde welbepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd is, zoals bedoeld in artikel 4, §1, 2° van de privacywet en artikel 5 , tweede lid van de WRR.
2 Wat resulteerde in het koninklijk besluit van 7 januari 2001 "tot vaststelling van de procedure tot aanwijzing van de ambtenaar en tot inning van de boetes in uitvoering van de wet van 13 mei 1999 betreffende de invoering van gemeentelijke administratieve sancties.
…
Beraadslaging RR 20/2009 - 4/12
B. PROPORTIONALITEIT
B.1. Ten overstaan van de gegevens B.1.1. De aanvrager wenst toegang te krijgen tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, WRR, namelijk: •
de naam en voornamen;
•
de geboorteplaats en -datum;
•
het geslacht;
•
de nationaliteit;
•
de hoofdverblijfplaats;
•
de plaats en datum van overlijden;
•
het beroep;
•
de burgerlijke staat;
•
de samenstelling van het gezin;
Het Comité stelt vast: •
dat de ambtenaar belast met administratieve sancties, aan de overtreders verschillende stukken moet betekenen (proces-verbaal van vaststelling, voorafgaande verwittiging, beslissing van de opgelegde boete,…). Ook moet hij de betrokken persoon informeren over zijn rechten en over de termijnen waarbinnen hij die rechten moet uitoefenen. Om de regelmatigheid van de procedures te kunnen garanderen, moet de aanvrager er zich dus kunnen van vergewissen dat hij de zending richt aan de juiste persoon. Het meest geschikte instrument daarvoor is de toegang
tot
de
informatiegegevens
"naam
en
voornaam",
"geslacht"
en
"hoofdverblijfplaats"; •
dat het kan gebeuren dat op eenzelfde adres meerdere familielieden wonen met dezelfde naam en voornamen. De toegang tot de "geboortedatum" stelt de aanvrager in staat om bijvoorbeeld een vader en zoon van elkaar te onderscheiden. Het is voor de ambtenaar belast met administratieve sancties, ook noodzakelijk dat hij weet of een persoon die van een strafbaar feit wordt verdacht al dan niet minderjarig is, want indien dit het geval is moet de ambtenaar de stafhouder van de orde van advocaten verwittigen zodat die laatste erop kan toezien dat de minderjarige door een advocaat wordt bijgestaan (artikel 9bis van de nieuwe gemeentewet). In de gegeven omstandigheden wordt de toegang tot dit gegeven als pertinent bestempeld. De geboorteplaats daarentegen lijkt in dit geval niet relevant. Aangezien de aanvrager evenwel
…
Beraadslaging RR 20/2009 - 5/12
krachtens het voormelde kb van 27 februari 1985 voor de vervulling van de opdrachten die onder haar bevoegdheid vallen, over een toegang beschikt tot de geboorteplaats, is het Comité de mening toegedaan dat het niet praktisch is om voor de toegang tot de geboorteplaats een onderscheid te maken naargelang het gaat over het "oude" dan wel het "nieuwe" doeleinde. Bijgevolg wordt toegang verleend tot de geboorteplaats; •
dat na onderzoek van de reglementaire bepalingen en uit de informatie die aanvrager heeft verstrekt, niet kan worden opgemaakt of de aanvrager het gegeven "nationaliteit" nodig heeft om een geldboete op te leggen. In de huidige omstandigheden is een toegang tot dit gegeven niet ter zake dienend en dus overmatig. Hetzelfde wordt vastgesteld voor het gegeven "beroep";
•
het overlijden van een persoon die een overtreding beging die met een administratieve sanctie kan bestraft worden, leidt tot de uitdoving van de geplande actie tegen die persoon. Een toegang tot het gegeven " datum van overlijden" stelt de aanvrager in staat om het dossier uit eigen beweging af te sluiten. Een dergelijke toegang vermijdt ook onnodige briefwisseling (overbodige kosten). De toegang tot dit gegeven is bijgevolg ter zake dienend. De toegang tot de plaats van overlijden lijkt niet relevant maar wordt toch toegestaan om dezelfde redenen die werden aangehaald voor de toegang tot de geboorteplaats.
•
met betrekking tot het gegeven “burgerlijke staat” verduidelijkte de aanvrager dat bepaalde overlast zich situeert in het kader van echtelijke problemen waarbij de ene keer een procesverbaal wordt opgesteld lastens de ene echtgenoot en de andere keer lastens de andere echtgenoot. Een toegang tot dit gegeven stelt de aanvrager in staat een verband te leggen tussen gerelateerde processen-verbaal om ze vervolgens samen als 1 dossier te behandelen;
•
administratieve sancties kunnen zowel jegens minder- als meerderjarigen opgelegd worden. Indien de overtreder een minderjarige is, moet de ambtenaar belast met administratieve sancties, zijn beslissing om een procedure tegen deze minderjarige op te starten of zijn beslissing om een administratieve geldboete op te leggen, niet alleen betekenen aan de minderjarige maar ook aan zijn moeder en vader, zijn voogden of de personen die het gezag over hem uitoefenen (art. 119bis §§9bis in fine en 10 van de nieuwe gemeentewet). Een toegang tot het gegeven “samenstelling van het gezin” is hiervoor een geschikt instrument aangezien daarin de gezinsleden en de referentiepersoon van dit gezin zijn opgenomen.
…
Beraadslaging RR 20/2009 - 6/12
B.1.2. De aanvrager wenst ook toegang te krijgen tot de historiek van de aangebrachte wijzigingen aan de gegevens voor een periode die teruggaat tot 1 jaar voor de feiten en tot 8 maanden na de feiten. Omdat het Rijksregister niet weet op welk ogenblik de feiten, die aanleiding geven tot een raadpleging, zich hebben voorgedaan, heeft het geen zin om het ogenblik van de feiten als uitgangspunt te nemen voor de berekening van de periode die de historiek beslaat. Het Comité is van mening dat het ogenblik van de raadpleging moet dienen als uitgangspunt. Het is nuttig dat de ambtnaar, belast met administratieve sancties, de gegevens voorafgaand aan de feiten kan raadplegen omdat hij ze daardoor in een bredere context kan plaatsen (echtscheiding, feitelijke gezinnen die uiteenvallen). Een administratieve boete kan trouwens niet meer worden opgelegd als de feiten zich langer dan zes maanden geleden hebben voorgedaan, te rekenen vanaf de dag waarop de sanctienemende ambtenaar het politioneel proces-verbaal of de vaststelling door de personen, vermeld in artikel 119bis, § 6, 2de lid van de nieuwe gemeentewet, heeft ontvangen. Hij moet het proces-verbaal of vaststelling trouwens ten laatste binnen een maand na de vaststelling van de overtreding ontvangen hebben (artikel 119bis, §10, 4de lid en artikel 119bis, § 7 van de nieuwe gemeentewet). Wanneer zij ondertussen van domicilie zijn veranderd, stelt een raadpleging van de historiek van de gegevens de aanvrager in staat om dit te verifiëren en te bepalen of het om de juiste persoon gaat. Gelet op de opdrachten van de provincieambtenaar, belast met het opleggen van administratieve sancties, is het comité van mening dat een toegang tot de historiek van de wijzigingen aan de gegevens tot 18 maanden die de raadpleging voorafgaan, moet worden toegekend. Het comité oordeelt dat voor de realisatie van de doelstellingen vermeld in punt A, een toegang tot de persoonsgegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3°, 5°, 6°, 8° en 9° van de WRR en tot de historiek ervan, voor een periode van 18 maanden die de raadpleging voorafgaan, in overeenstemming is met artikel 4, § 1, 3° van de privacywet.
B.2. Ten opzichte van het identificatienummer van het Rijksregister B.2.1. De aanvrager wenst dit nummer in zijn databank te gebruiken als identificatienummer en ook om de voormelde gegevens van een overtreder in het Rijksregister te kunnen raadplegen. Hij wenst het Rijksregisternummer te gebruiken als een identificatie van de overtreders aan wie een administratieve geldboete werd opgelegd en die is opgenomen in de gegevensbank die hij bijhoudt. Met dit gegeven kan de provincieambtenaar, belast met de administratieve sancties, nagaan of een
…
Beraadslaging RR 20/2009 - 7/12
persoon over wie hij een proces-verbaal tot vaststelling van een overtreding heeft ontvangen, al een eerdere waarschuwing heeft gekregen (wat verplicht is vooraleer er bepaalde administratieve sancties kunnen worden opgelegd – artikel 119bis, §4 van de nieuwe gemeentewet), of nog, of het een recidiverende overtreder betreft, wat in toepassing van artikelen 119bis, §5 van de nieuwe gemeentewet, kan leiden tot een verzwaring van de administratieve sanctie. B.2.1.1. Het comité stelt vast dat aan de hand van dit nummer - dat een uniek nummer is - een persoon, in combinatie met zijn naam, voornaam, en zijn woonplaats, zonder foutenmarge geïdentificeerd kan worden. Misverstanden of persoonsverwisselingen door homonymie en foutieve schrijfwijzen worden op die manier vermeden. In het licht van die doeleinden, en gelet op de gevolgen die een beslissing van de aanvrager kan hebben op de betrokkene, is het van belang dat er geen vergissingen gebeuren met betrekking tot de identiteit van die persoon. Voor dit aspect is het gebruik van het identificatienummer in overeenstemming met artikel 4, § 1, 3°, WVP. B.2.1.2. Het Comité wil echter de aandacht van de aanvrager vestigen op het feit dat een gegevensbank bijhouden een geautomatiseerde verwerking van gevoelige gegevens inhoudt, zoals bedoeld in artikel 8 van de WVP, die krachtens dit artikel een bijzondere bescherming genieten. Dat artikel vereist dat er waarborgen zijn tegen niet gerechtvaardigde uitwisselingen en koppelingen van persoonsgegevens. Een waarborg zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat dit uniek identificatienummer alleen wordt geregistreerd in cijfertaal (gecodeerd). De decodeersleutels zijn alleen toegankelijk en bruikbaar voor personen die daartoe uitdrukkelijk gemachtigd zijn en die dit nummer uitsluitend gebruiken voor de hierboven vermelde doeleinden. B.2.1.3. Bovendien wil het Comité de aandacht van de aanvrager erop vestigen, dat in toepassing van artikel 25 van het kb van 13 februari 2001 tot uitvoering van de WVP, de hiernavolgende maatregelen moeten worden genomen door iedere verantwoordelijke voor de verwerking bij de geautomatiseerde verwerking van gerechtelijke gegevens : •
de categorieën en functies van personen aanduiden die toegang hebben tot de gegevens en een lijst van die personen ter beschikking houden van de Commissie;
•
erover waken dat die aangeduide personen middels een wettelijke of statutaire verplichting of contractuele bepaling er zich toe verbinden het vertrouwelijk karakter van de bedoelde gegevens te bewaren;
•
bij de kennisgeving aan de betrokkenen, krachtens artikel 9 van de WVP of bij gelegenheid van de aangifte, bedoeld in artikel 17 van de WVP, de wettelijke basis vermelden waardoor de verwerking van gerechtelijke gegevens is toegestaan.
…
Beraadslaging RR 20/2009 - 8/12
B.2.2. Uit alle informatie die de aanvrager aan de Commissie verschafte, blijkt dat in tegenstelling tot wat werd beweerd in het aanvraagformulier voor gebruik van het rijksregisternummer, de verslagen over de werkzaamheden van de provincieambtenaar, belast met de administratieve sancties, anoniem zijn en geenszins het rijksregisternummer bevatten van de personen aan wie een administratieve boete werd opgelegd. Het Comité neemt daarvan akte en benadrukt overigens dat een anonimisering van dit soort verslagen onontbeerlijk is om de overeenstemming met de WVP te kunnen vaststellen. Het ligt immers niet in de aard van een verslag over de werkzaamheden om over concrete gevallen te informeren, noch dat het persoonsgegevens zou bevatten. B.2.3. Uit de verstrekte informatie blijkt overigens ook nog dat de ambtenaar belast met de administratieve sancties het rijksregisternummer van de betrokken personen meedeelt aan de burgemeester die de beslissing dat een administratieve boete wordt opgelegd, moet notificeren en met de gemeenteontvanger, die belast is met de inning van de boete; en aan het parket in toepassing van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet. Aangezien de burgemeester, de gemeenteontvanger en het parket zelf gemachtigd zijn om het identificatienummer te gebruiken, is het toelaatbaar dat de aanvrager dit nummer gebruikt in zijn contacten met hen, voor zover die contacten vallen binnen het doeleinde van de verwerking van de aanvrager, meer bepaald, voor de uitoefening van zijn opdracht die erin bestaat dat hij de procedures voor het opleggen van administratieve geldboetes uitvoert.
B.3. Ten opzichte van de frequentie van de toegang en de duur waarvoor de toegang en het gebruik gevraagd wordt B.3.1. De aanvrager wenst een permanente toegang. De betrokken ambtenaren zullen immers dagelijks de reglementering inzake gemeentelijke administratieve sancties moeten toepassen voor de dossiers die hen door een aantal gemeenten worden toevertrouwd. Het Comité oordeelt dat het voor een efficiënte uitvoering van voormelde taak noodzakelijk is dat de aanvrager onmiddellijk kan overgaan tot de nodige controles in het Rijksregister. In die optiek is een permanente toegang dan ook gepast (artikel 4, §1, 3° van de privacywet). B.3.2. De toegang wordt gevraagd voor onbepaalde duur.
…
Beraadslaging RR 20/2009 - 9/12
Het Comité stelt vast dat de reglementaire taak waarmee de aanvrager werd belast en waarvoor hij toegang en gebruik vraagt niet nader in de tijd werd bepaald. In die optiek is een machtiging van onbepaalde duur gepast (artikel 4, §1, 3° van de privacywet).
B.4. Ten opzichte van de bewaartermijn In zijn verzoek stelde de aanvrager geen vaste bewaartermijn vast. Hij verduidelijkt enkel dat hij de gegevens niet langer zal bewaren dan noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn opdracht. Welnu, uit artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet blijkt dat de administratieve sanctie moet worden betekend binnen de zes maanden volgend op de dag dat het politioneel proces-verbaal of de vaststelling werd ontvangen. Dit proces-verbaal of die vaststelling moet aan de ambtenaar, belast met de administratieve sancties worden verstrekt ten laatste binnen de maand nadat de overtreding werd vastgesteld (artikel 119bis, §7 van de nieuwe gemeentewet). De aanvrager moet de gegevens in zijn gegevensbank echter nog verder bewaren om desgevallend de staat van recidive van de overtreder te kunnen beoordelen. Toch moet de bewaring van die gegevens in zijn gegevensbank gebeuren in naleving van de reglementen tot regeling van deze recidive. Eens de termijnen voor de toepassing van de recidive zijn verstreken, moeten de betrokken personen uit de gegevensbank van de aanvrager worden gewist. Ook het feit dat tegen een beslissing van de ambtenaar belast met de administratieve sancties, in beroep kan worden gegaan, vereist een langere bewaartermijn. De duur van een beroepsprocedure voor de politie- of jeugdrechtbank kan immers niet vooraf bepaald worden. Het Comité is in ieder geval van mening dat eerbiediging van artikel 4, §1, 5° van de WVP betekent dat een bewaartermijn van maximum 10 jaar gepast is, zonder evenwel afbreuk te doen aan de vernietiging van de gegevens die binnen de hierboven vermelde termijnen moet gebeuren (recidive termijn, einde van de beroepsprocedure).
B.5. Intern en/of mededeling aan derden De verkregen informatie wordt niet uitsluitend intern gebruikt aangezien de provincieambtenaar belast met de administratieve sancties, voor de uitvoering van zijn opdracht contact moet hebben met: -
de politierechtbank, als er beroep wordt aangetekend tegen de beslissing van de ambtenaar belast met het opleggen van administratieve sancties (artikel 119bis, §12 van de nieuwe gemeentewet);
…
Beraadslaging RR 20/2009 - 10/12
-
het parket van de procureur des Konings aangezien bij de procedure voor het opleggen van administratieve geldboetes er informatieuitwisseling is tussen de provincieambtenaar belast met de administratieve sancties en het parket (artikel 119bis, §8 van de nieuwe gemeentewet);
-
de gemeenteontvanger in wiens naam de boete wordt opgelegd aangezien de gemeenteontvanger de boetes moet innen en de betalingen van die boetes in zijn handen gebeuren (kb van 7 januari 2001).
Het Comité stelt vast dat de betrokken magistraten en gemeenteontvangers voor de uitoefening van de opdrachten die hen werd toevertrouwd, allen gemachtigd zijn toegang te hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer ervan te gebruiken. Het is bijgevolg aanvaardbaar dat die informatiegegevens eventueel aan hen worden verstrekt.
B.6. Netwerkverbindingen De aanvrager stelt in zijn aanvraag dat er geen netwerkverbinding tot stand komen, zoals bedoeld in artikel 8, § 1, 4de lid van de WRR aangezien het identificatienummer niet zal dienen om er gegevens van andere instanties aan te koppelen. Het Comité vestigt er volledigheidshalve de aandacht op: -
indien er later netwerkverbindingen mochten tot stand komen, de gemachtigden het Comité daarvan voorafgaandelijk op de hoogte moeten brengen;
-
het identificatienummer van het Rijksregister in relaties met derden slechts gebruikt kan worden als dit kadert binnen de doeleinden waarvoor zij gemachtigd werden dit nummer te gebruiken.
C.
BEVEILIGING
C.1. De consulent inzake informatieveiligheid De identiteit van de consulent inzake informatieveiligheid werd niet meegedeeld. Artikel 10 van de WRR verplicht iedere organisatie die toegang krijgt tot de informatiegegevens van het Rijksregister of er mededeling van krijgt, een consulent inzake informatieveiligheid aan te stellen. Een consulent inzake informatieveiligheid moet in alle onafhankelijkheid de veiligheid van de
…
Beraadslaging RR 20/2009 - 11/12
informatie kunnen beoordelen. De identiteit van de consulent inzake informatieveiligheid moet aan het Comité worden verstrekt. De aanvrager moet verder ook nog mededeling doen van: -
het functieprofiel met vermelding van de plaats ervan binnen de organisatie, de te behalen resultaten en de vereiste competenties;
-
de opleiding die de consulent heeft genoten of die hij nog zal volgen;
-
de tijd die de consulent aan die functie kan besteden;
-
de andere functies die de consulent eventueel uitoefent en die niet verenigbaar zijn met die van een consulent inzake informatieveiligheid.
C.2. Het informatieveiligheidsbeleid Er werd geen enkele inlichting verstrekt over het informatieveiligheidsbeleid. Het Comité wenst dat de aanvrager daarover meer informatie verstrekt.
C.3. Personen die toegang hebben tot de informatiegegevens en lijst van deze personen Uit de aanvraag blijkt dat binnen het Provinciaal bureau voor administratieve sancties, de toegang tot
de
gegevens
en
het
gebruik
van
het
identificatienummer
beperkt
wordt
tot
de
provincieambtenaar belast met de administratieve sancties, zijn adjunct en de griffier van het Provinciaal bureau voor administratieve sancties. De aanvrager moet zoals voorgeschreven in artikel 12 WRR, een lijst opstellen met de personen die toegang hebben tot het Rijksregister en die het identificatienummer gebruiken. Die lijst wordt voortdurend geactualiseerd en ter beschikking gehouden van het Comité. De personen op die lijst moeten bovendien een verklaring ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter te bewaren van de informatiegegevens waar zij toegang tot hebben. OM DIE REDENEN Het Comité 1° breidt het machtigingsbesluit van 27 februari 1985 uit, ten behoeve van de provincie Henegouwen en machtigt haar om voor het doeleinde vermeld onder punt A, voor onbepaalde duur en onder de voorwaarden bepaald in deze beraadslaging:
…
Beraadslaging RR 20/2009 - 12/12
-
permanent toegang te hebben tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 3°, 5°, 6°, 8° en 9°, WRR evenals tot de historiek ervan die een periode beslaat van 18 maanden;
-
het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken.
De voorliggende uitbreiding krijgt evenwel slechts uitwerking nadat het Comité op basis van de documenten en inlichtingen die de gemachtigde zal verstrekken, heeft vastgesteld: -
Dat een consulent inzake informatieveiligheid die alle noodzakelijke garanties biedt, werd aangesteld;
-
Dat alle nuttige informatie over het informatieveiligheidsbeleid werd verstrekt;
2° bepaalt dat wanneer het comité aan de provincie Henegouwen een vragenlijst toestuurt over de staat van de informatieveiligheid, die laatste de lijst waarheidsgetrouw moet invullen en aan het Comité moet terugbezorgen. Het Comité zal de ontvangst ervan bevestigen maar behoudt zich het recht om indien daar aanleiding toe bestaat, op een later tijdstip te reageren. 3° wijst het meer gevraagde af.
Voor de Administrateur m.v.,
De Voorzitter,
(get.) Patrick Van Wouwe
(get.) Mireille Salmon