SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD VAN VLAANDEREN
SECTOR: VOEDINGSINDUSTRIE PROFIEL: PRODUCTIEOPERATOR In samenwerking met het Instituut voor Professionele Vorming van de Voedingsnijverheid, het opleidingscentrum van de voedingsindustrie
D/2000/4665/37
Oktober 2000 AO/voeding/operator_def
Jozef II-straat 12-16, 1000 Brussel, tel. : 02/209 01 11, fax :02/217 70 08, E-mail :
[email protected]
1.
VOORWOORD
Het beroepsprofielenproject van de SERV gaat zijn vierde werkjaar in vanaf 2000. Eigenlijk gaat het vanaf nu niet meer om een project. De SERV wordt namelijk structureel gefinancierd voor dit onderzoekswerk door de Vlaamse Minister van Economie die de voogdijminister is van de SERV. Het onderzoeksteam is ook uitgebreid met een extra onderzoeker. Het beroepsprofielenonderzoek is dus uit zijn experimentele fase gegroeid. Het werk krijgt ook meer en meer erkenning. Dat blijkt niet alleen uit de financiering van overheidswege, maar ook uit de vertaling van SERV-beroepsprofielen naar opleidingsprofielen, het gebruik van de SERV-beroepsprofielen voor de modules die het modulariseringsproject van het departement onderwijs maakt voor het BSO, de mogelijke vertaling van de beroepsprofielen in basiscompetenties voor het beroepsgerichte gedeelte van een opleiding. Een belangrijk debat dat momenteel ook in de SERV wordt gevoerd is dat over levenslang leren en certificering van reeds verworven competenties. Beroepsprofielen zouden daarvoor een dienstig instrument kunnen zijn. Met de structurele verankering van het project in de SERV is ook een inhoudelijke uitbreiding gebeurd. Vanaf 2000 zal de aandacht ook meer gaan naar beroepenstructuren. Uiteraard blijven we beroepsprofielen maken. Een derde belangrijke en nieuwe opdracht is het uitbouwen van een informatiebank over sectoren en beroepen op basis van het onderzoekswerk. Die informatiebank zal op de SERV-website komen en voor iedereen gratis toegankelijk zijn.
* *
*
Voor meer informatie over het onderzoek kan U - uiteraard - terecht bij de SERV of op de SERV-website: www.serv.be. Het onderzoeksteam bestaat uit: Veerle De Keersmaecker, Ann Olbrechts, Anne Roose en Leen Vanaerschot (coördinatie).
Voorwoord
2.
Voorwoord
3.
INHOUDSTAFEL
INLEIDING
5
DEEL I AFBAKENING
7
1
9
AFBAKENING EN OMSCHRIJVING
1.1 1.2 1.3 1.4
DOMEIN AFBAKENING BEROEPSINHOUD DOORGROEIMOGELIJKHEDEN
9 10 12 13
DEEL II PROFIEL PRODUCTIEOPERATOR IN DE VOEDINGSINDUSTRIE
15
1
17
TAKEN EN ACTIVITEITEN
1.1 1.1.1 1.1.2 1.2 1.2.1 1.2.2 1.2.3 1.2.4 1.2.5 1.3 1.3.1 1.3.2 1.4 2 2.1 2.2 2.3 3
VOORBEREIDENDE TAKEN ORGANISEREN VAN DE WERKVLOER VOORBEREIDEN VAN DE MACHINE(S) UITVOERENDE TAKEN AANMAKEN VAN EEN ‘MIX’ OPVOLGEN VAN HET VERLOOP VAN HET AANMAAK-, BEREIDINGS-, INPAK- OF AFVULPROCES INGRIJPEN BIJ STORINGEN OPLEIDEN VAN BEGINNENDE OPERATORS ONDERHOUDEN VAN DE MACHINES ONDERSTEUNENDE TAKEN SCHOONHOUDEN VAN DE WERKPLAATS NALEVEN VAN REGELS I.V.M. VEILIGHEID, HYGIËNE, KWALITEIT EN MILIEU BELANGRIJKHEID VAN DE TAKEN
COMPETENTIES ALGEMENE BEROEPSKENNIS SLEUTELVAARDIGHEDEN FYSISCHE VEREISTEN BIJZONDERE ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
18 18 18 19 19 20 21 21 22 23 23 23 24 25 25 26 27 28
Inhoudstafel
4. 3.1 3.2 3.3
VEILIGHEIDSRISICO’S GEZONDHEIDSRISICO’S WELZIJNSRISICO’S
28 29 30
4
ARBEIDSORGANISATIE
31
5
KNELPUNTEN
33
6
TOEKOMSTIGE EVOLUTIES
34
6.1 6.2 7
ALGEMEEN SPECIFIEK INSTAPVEREISTEN
7.1 UITVOERENDE TAKEN 7.1.1 AANMAKEN VAN EEN ‘MIX’ 7.1.2 OPVOLGEN VAN HET VERLOOP VAN HET AANMAAK-, BEREIDINGS-, INPAK- OF AFVULPROCES 7.1.3 INGRIJPEN BIJ STORINGEN 7.1.4 ONDERHOUDEN VAN DE MACHINES 7.2 ONDERSTEUNENDE TAKEN 7.2.1 SCHOONHOUDEN VAN DE WERKPLAATS 7.2.2 NALEVEN VAN REGELS I.V.M. VEILIGHEID, HYGIËNE, KWALITEIT EN MILIEU
34 34 36 36 36 37 37 38 38 38 39
LIJST VAN ORGANISATIES EN BEDRIJVEN DIE DEEL UITMAAKTEN VAN DE CONFERENTIES “PRODUCTIEOPERATOR IN DE VOEDINGS-INDUSTRIE” 41
BIJLAGE
43
1
HACCP: HAZARD ANALYSIS CRITICAL CONTROL POINT
43
2
DE VOEDINGSSECTOR
43
BRONNEN - LITERATUURLIJST
49
Inhoudstafel
5.
INLEIDING
In dit beroepsprofiel worden de kwalificatiebehoeften voor de productieoperator in de voedingsindustrie beschreven.
In deel I komen we tot een afbakening van het beroep productieoperator in de voedingsindustrie. Op de eerste plaats wordt het domein waarin de operator werkzaam is verkend, namelijk de voedingsindustrie. Daarna volgt een afbakening voor de verdere uitwerking van het beroepsprofiel. Welke plaats neemt de productieoperator in het productieproces van voedingswaren in? Vervolgens wordt de beroepsinhoud omschreven, evenals een aanduiding van verschillende benamingen die naar het beroep refereren. Tenslotte wordt kort toegelicht welke doorgroeimogelijkheden er voor de productieoperator in de voedingsindustrie bestaan.
In deel II komen we tot de eigenlijke kern van het beroepsprofiel. In Hoofdstuk 1 wordt dieper ingegaan op de taken en activiteiten van de productieoperator. Wij maken daarbij een onderscheid tussen voorbereidende, uitvoerende en ondersteunende taken. Het onderliggende doel van deze takenanalyse is het detecteren van de vaardigheden die vereist zijn voor de uitoefening van het beroep. We wensen er de aandacht op te vestigen dat deze beroepsprofielen slaan op de doorsnee beroepsuitoefening. Hierbij maken we abstractie van verschillen die kunnen voorkomen verbonden met de bedrijven die operators tewerkstellen. Na deze takentabellen volgt een overzicht van de belangrijkheid van de verschillende taken. In hoofdstuk 2 komt het geheel van de vereiste competenties aan bod. Er volgt een overzicht van de algemene beroepskennis en de sleutelvaardigheden die noodzakelijk zijn om het beroep van productieoperator te kunnen uitvoeren. Ook worden nog enkele fysische vereisten belicht. Hoofdstuk 3 maakt melding van de bijzondere arbeidsomstandigheden die met het uitoefenen van het beroep gepaard gaan. De mate waarin het werk kan leiden tot lichamelijke en psychische belasting en mogelijke voorzorgsmaatregelen worden beschreven. De arbeidsorganisatie waarmee de productieoperator te maken krijgt, bespreken we in hoofdstuk 4. Hierbij wordt weer abstractie gemaakt van de eigenheid van de organisatie die in elk bedrijf apart geldt.
Inleiding
6.
Hoofdstuk 5 behandelt de knelpunten die voor het beroep van productieoperator in de bedrijven worden aangetroffen. Er tekent zich daarbij zowel een kwantitatief als een kwalitatief probleem af. Wat de toekomstige evoluties voor het beroep van de productieoperator betreft, verwijzen we naar hoofdstuk 6. Het laatste hoofdstuk tenslotte behandelt het takenpakket van een beginnend beroepsbeoefenaar. Met andere woorden, de instapvereisten voor het beroep komen aan bod.
Inleiding
DEEL I AFBAKENING
8.
Afbakening
9.
1 1.1
AFBAKENING EN OMSCHRIJVING Domein Denkend aan het zeer ruime gamma voedingswaren op de markt, valt het niet te verwonderen een grote diversiteit aan subsectoren binnen de voedingsindustrie1 terug te vinden. Toch ligt, ondanks het feit dat deze subsectoren zeer uiteenlopende producten kennen, hetzelfde principe ten grondslag aan het productieproces. Hun gemeenschappelijke doelstelling is het verwerken van grondstoffen tot etenswaren. Voor een overzicht van de diverse branches doen we een beroep op de NACEcodes: DA15 DA151 DA1511 DA1512 DA1513 DA15131 DA15132 DA152 DA1520 DA153 DA1531 DA1532 DA1533 DA154 DA1541 DA1542 DA1543 DA155 DA1551 DA1552 DA156 DA1561 DA1562 DA157 DA1571 DA1572
1
Vervaardiging van voedingsmiddelen en dranken Slachterijen en vleesverwerking Slachterijen (excl. pluimvee-) Pluimveeslachterijen Vleesverwerking Vervaardiging van snacks en kant- en klaarmaaltijden Vervaardiging van vleeswaren (excl. –snacks) en overige vleesverwerking Visverwerking Visverwerking Groente- en fruitverwerking Vervaardiging van aardappelproducten Vervaardiging van fruit- en groentesap Groente en fruitverwerking (excl. vervaardiging van sap) Vervaardiging van plantaardige en dierlijke oliën en vetten Vervaardiging van ruwe plantaardige en dierlijke oliën en vetten Raffinage van plantaardige en dierlijke oliën en vetten Vervaardiging van margarine Vervaardiging van zuivelproducten Vervaardiging van zuivelproducten (excl. consumptie-ijs) Bereiding van consumptie-ijs Vervaardiging van meel Vervaardiging van meel (excl. zetmeel) Vervaardiging van zetmeel Vervaardiging van diervoeder Vervaardiging van veevoeder Vervaardiging van voer voor huisdieren
Zie bijlage.
Afbakening
10.
DA158 DA1581 DA1582 DA1583 DA1584 DA15841 DA15842 DA1585 DA1586 DA1587 DA1588 DA1589 DA15891 DA15892 DA159 DA1591 DA1592 DA1593 DA1594 DA1595 DA1596 DA1597 DA1598
Vervaardiging van overige voedingsmiddelen Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen met verkoop in winkel Banketfabrieken en vervaardiging van beschuit en biscuit Vervaardiging van suiker Verwerking van cacaobonen en vervaardiging van chocolade en suikerwerk Verwerking van cacaobonen Vervaardiging chocolade en suikerwerk Vervaardiging van deegwaren Koffiebranderijen en theepakkerijen Vervaardiging van azijn, specerijen en kruiderijen Vervaardiging van gehomogeniseerde preparaten en dieetvoeding Vervaardiging van overige voedingsmiddelen n.e.g. Vervaardiging van bakkerijgrondstoffen Vervaardiging van voedingsmiddelen n.e.g. Vervaardiging van dranken Distilleerderijen en likeurstokerijen Vervaardiging van ethylalcohol door gisting Vervaardiging van wijn Vervaardiging van cider en andere vruchtenwijnen Vervaardiging van andere niet-gedistilleerde, gegiste dranken Bierbrouwerijen Mouterijen Vervaardiging van mineraalwater en frisdranken
Tegen deze achtergrond van verschillende branches is de ‘productieoperator in de voedingsindustrie’ werkzaam.
1.2
Afbakening Voor het opstellen van dit beroepsprofiel is het bijgevolg noodzakelijk een ruime waaier van subsectoren te betrekken. Alleen op deze manier kunnen gemeenschappelijke kenmerken over verschillende bedrijven en branches heen weerhouden worden.
Afbakening
11.
Voor het opstellen van dit beroepsprofiel is het tevens noodzakelijk na te gaan waar in de voedingsnijverheid operators precies werkzaam zijn. Wanneer we het productieproces2 in de voedingsindustrie beschouwen dan onderkennen we zes grote fasen, namelijk: (1) de aanvoer van grondstoffen, (2) de voorbereiding van grondstoffen, (3) het aanmaken van een ‘mix’ van grondstoffen, (4) de bereiding van het voedingsproduct, (5) het inpakken van de afgewerkte producten en (6) de distributie. In onderstaande afbeelding wordt dit productieproces schematisch voorgesteld:
(3) (1)
(2)
(4)
(5)
(6)
Tekening 1. Verloop van het productieproces in de voedingsindustrie.
Wel nu, operators zijn terug te vinden bij het aanmaken (3), bereiden (4) en inpakken (5) van de producten. Zij zijn als het ware betrokken bij het kerngebeuren van het productieproces; zij zijn medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van de voedingswaren. Soms zijn deze fasen gescheiden, soms is dit een doorlopend proces. Zo kan in sommige bedrijven één productieoperator verantwoordelijk zijn voor het aanmaken van de ‘mix’ én de verdere bereiding. In andere bedrijven daarentegen zijn deze fasen duidelijk over twee operatoren verdeeld. Het kan anderzijds ook voorkomen dat één operator verantwoordelijk is voor de bereiding én de inpak, of dat deze fasen over twee operatoren worden verdeeld.
2
Afhankelijk van het product dat gemaakt wordt, bestaat het productieproces uit branden, afkoelen, bakken, malen, invriezen, pasteuriseren, enz.
Afbakening
12.
Dat één operator verantwoordelijk is voor drie fasen (aanmaak, bereiding en inpak) tegelijkertijd hebben we in geen enkel bedrijf aangetroffen. Gezien de verschillende combinaties die we in het werkveld hebben aangetroffen en gezien een beroepsprofiel per definitie een bedrijfsoverstijgende beschrijving is, opteren wij ervoor om in het takenprofiel deze drie fasen aan bod te laten komen. We spreken dus van ‘productieoperator in de voedingsindustrie’ in zeer algemene termen, abstractie makend van bedrijfseigen kenmerken.
1.3
Beroepsinhoud Machines nemen meer en meer handenarbeid over. Het werk vindt langsom meer machinaal plaats. Anderzijds zijn er wel mensen nodig om deze machines te besturen en te controleren. Dit is de opdracht van de operator. Een productieoperator in de voedingsindustrie bedient machines waarmee voedingswaren worden geproduceerd en ingepakt. Via een schakelpaneel met allerlei meters en knoppen stelt hij/zij de machine in. Wanneer de bediening reeds computergestuurd (PLC-sturing) verloopt, leest de operator allerlei gegevens van een beeldscherm af en ‘stuurt’ via een toetsenbord. De hoofdopdracht van de operator is om zo het productieproces te regelen en op te volgen of alles juist verloopt, bijvoorbeeld dat de druk niet te hoog of juist te laag wordt, of er nog voldoende inpakmateriaal is. Daartoe loopt de operator af en toe ook langs de machines. Tijdens het productieproces voert de operator ook beperkte kwaliteitscontroles3 uit. Hiervoor bestaan precieze voorschriften en regels. Hij/zij neemt stalen met de daartoe gepaste apparatuur, vult de resultaten op een controleformulier4 in en interpreteert deze gegevens in functie van het verdere verloop van het productieproces. Bij afwijkende waarden zal de operator de machine bijsturen zodat het proces weer normaal verloopt. Het is belangrijk dat de operator zorgvuldig werkt en constant aandachtig is. Bij storingen moet de operator ingrijpen. Bij kleine storingen probeert hij/zij deze zelf te verhelpen. Dit kan bijvoorbeeld zijn dat het automatisch sluiten van een klep niet gebeurd is. De operator zal dan proberen de klep ter plaatse te sluiten. En hij meldt het optreden van deze storing aan de ploegleider. Blijft de storing voorkomen of treedt er plots een grote storing op dan roept hij/zij de chef erbij en/of waarschuwt de technische dienst. Storingen kunnen behoorlijk wat ‘rommel’ opleveren, die de operator dan opruimt.
3
4
De eindverantwoordelijkheid van de kwaliteitscontrole ligt bij het labo. Het nemen van stalen en doorgeven van informatie aan de operator is de hoofdtaak van de laboranten. Dit controleformulier is zeer belangrijk bij de ‘traceability’ of ‘naspeurbaarheid’ van voedingswaren. Wanneer er fouten zijn in een afgewerkt product, dan kan precies opgezocht worden wanneer en onder welke omstandigheden dit product gemaakt werd. Zo kan de oorzaak van de fout gevonden worden.
Afbakening
13.
Het werk doet de productieoperator zelfstandig, meestal met een groep collega’s die elk een eigen opdracht hebben. De opdrachten kan de operator aflezen van een dag- of weekplanning, die hij/zij strikt dient te volgen. Voor de uitvoering van het werk houdt de operator zich ook aan bepaalde opgegeven kwaliteitsnormen (ISO) en hygiënevoorschriften (HACCP5). De operator moet geconcentreerd kunnen werken, terwijl hij/zij steeds dezelfde handelingen verricht. Daarbij is het belangrijk dat de operator zich een veilige manier van werken eigen maakt. Het komt voor dat de operator de afdeling productontwikkeling behulpzaam is met het proefdraaien als er een nieuw of verbeterd product in productie wordt genomen. Verder houdt de operator ook de werkomgeving schoon en netjes. Zoals reeds gezegd zijn operatoren in verschillende subsectoren van de voedingsindustrie en in verschillende fasen van het productieproces werkzaam. Ook op het vlak van benamingen zijn er allerlei termen die naar het beroep verwijzen. Zo is er een eerste categorie die bestaat uit de term ‘operator’ en een verwijzing naar de machine waarmee de operator werkt. Voorbeelden zijn operator pasteurisatieketels, operator garneerlijn, operator oven, operator afvulmachine, operator branderij-installatie, … Een andere categorie is die van synoniemen. Hieronder vallen termen als machinebediener, voorman, bereider, productiemedewerker, lijnverantwoordelijke, menger, … Operatoren werken dus met verschillende producten en machines. Toch hebben ze allen echter de bediening en controle van machines gemeenschappelijk. Samenvattend kunnen we stellen dat de productieoperator in de voedingsindustrie machines instelt, controleert en storingen bijstuurt zodat het productieproces van voedingswaren ongestoord kan blijven verlopen. Daartoe neemt hij/zij op geregelde tijdstippen kwaliteitsstalen en vult de nodige formulieren in. Ook zorgt de operator voor een propere en hygiënische werkomgeving.
1.4
Doorgroeimogelijkheden Momenteel is er nog geen schoolse opleiding voor dit beroep. Vandaag de dag zijn er twee mogelijkheden om productieoperator te worden. Een eerste mogelijkheid is onmiddellijk als operator te starten, zij het met een inwerkperiode waarvan de duur o.m. afhankelijk is van ervaring. Men moet namelijk altijd een inwerkperiode doorlopen om de machines en het productieproces in het bedrijf te leren kennen. Een tweede toegangsweg tot het beroep van operator is te starten als lijnmedewerker (of inpakker). Sommige bedrijven hanteren ook bewust deze laatste optie in hun loopbaanbeleid om op deze wijze kandidaat-operators te laten kennismaken met het product dat geproduceerd wordt. Dit heeft vooral de
5
Zie bijlage.
Afbakening
14.
bedoeling hun ervaring te laten opdoen rond de kwaliteit van een goed product. Deze strategie heeft ook te maken met de hoge complexiteitsgraad van het productieproces van een bepaald voedingsproduct. Operators hebben doorgaans een diploma van het hoger secundair onderwijs, soms ook van het lager secundair onderwijs, en één enkele keer van het hoger onderwijs van het korte type. Veel belangrijker is echter op dit ogenblik de persoonlijke inzet, motivatie en verantwoordelijkheidszin. Het is van belang om inzicht in het hele productieproces te hebben en vooral te weten hoe zowel storingen aan de machine als fouten aan het product op te lossen. Door ervaring zal een operator de machine(s) steeds beter kennen en deze ook preciezer weten te regelen om een optimale productkwaliteit te bekomen. De mogelijkheid bestaat dat een operator alle machines in een bedrijf leert bedienen. Zo wordt hij/zij een polyvalent of allround-operator. Verdere doorgroeimogelijkheden van een operator bestaan uit de niveaus van ploegbaas en hoofdploegbaas. Als ploegbaas of hoofdploegbaas zal men minder uitvoerende taken en meer leidinggevende taken waarnemen. Dit wil zeggen dat men niet meer rechtstreeks een machine bedient, maar daarentegen een aantal productielijnen onder zijn/haar hoede heeft, een werkplanning voor de verschillende operators opstelt, attent maakt op hygiënevoorschriften, medebeslist of een product wordt afgekeurd, enz. Samenvattend kunnen we stellen: De operator in de voedingsindustrie start vandaag de dag zijn/haar carrière als lijnmedewerker of als hulpoperator. Na verloop van tijd wordt hij/zij operator. In een latere fase kan de operator doorstromen tot allround-operator. Voor sommigen is het weggelegd uiteindelijk het niveau van ploegbaas en hoofdploegbaas te bereiken. Dit maakt dat het mogelijk carrièreverloop van de operator in de voedingsindustrie er als volgt uitziet: (Lijnmedewerker) → Hulpoperator Allround-Operator → Ploegbaas
→
→ Operator → Hoofdploegbaas
Noot 1: In dit beroepsprofiel wordt het takenpakket van de ervaren operator toegelicht. Noot 2: Hulpoperator, operator en allround-operator zijn verschijningsvormen van hetzelfde beroep6.
6
Zie deel 2, hoofdstuk 4: Arbeidsorganisatie.
Afbakening
DEEL II PROFIEL PRODUCTIEOPERATOR IN DE VOEDINGSINDUSTRIE
16.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
17.
1
TAKEN EN ACTIVITEITEN Het takenpakket zal telkens ingedeeld worden in voorbereidende, uitvoerende en ondersteunende taken. De voorbereidende taken zijn die taken die voorafgaand aan de uitvoerende taken verricht moeten worden. Het kan onder meer gaan om het plannen van de uit te voeren activiteiten, het klaarzetten van materiaal,… . Het gaat dus heel specifiek om taken die verricht worden ter voorbereiding van het eigen werk en niet ter voorbereiding van het werk van anderen. De uitvoerende taken maken de kern van de functie uit. De ondersteunende taken maken dat de uitvoering van het werk ongestoord en vlot kan plaatsvinden. Het kan gaan om onderhoud, kwaliteitscontrole, administratie,… . Ook hier wordt de ondersteuning van het eigen werk bedoeld, niet de taken die ter ondersteuning van het werk van anderen worden uitgevoerd. Per activiteit van het takenpakket wordt tevens melding gemaakt van de bijzondere kennis en/of vaardigheden. Het gaat hierbij om de kennis en vaardigheden die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van die welbepaalde activiteit. Kennis en vaardigheden daarentegen die doorheen het hele takenpakket vereist zijn en het niveau van één activiteit bijgevolg overstijgen, komen in het volgende hoofdstuk aan bod.
De volgende taken kunnen onderscheiden worden: Voorbereidende taken ➤ Organiseren van de werkvloer (tabel 1.1.1) ➤ Voorbereiden van de machine(s) (tabel 1.1.2) Uitvoerende taken ➤ Aanmaken van een ‘mix’ (tabel 1.2.1) ➤ Opvolgen van het verloop van het aanmaak-, bereidings-, inpak- of afvulproces (tabel 1.2.2) ➤ Ingrijpen bij storingen (tabel 1.2.3) ➤ Opleiden van beginnende operators (tabel 1.2.4) ➤ Onderhouden van de machine(s) (tabel 1.2.5) Ondersteunende taken ➤ Schoonhouden van de werkplaats (tabel 1.3.1) ➤ Naleven van regels i.v.m. veiligheid, hygiëne en milieu (tabel 1.3.2)
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
18.
1.1
Voorbereidende taken
1.1.1
Organiseren van de werkvloer Activiteiten ➤ Lezen en begrijpen van de opdrachten op de productieplanning (per dag of per week) ➤ Controleren of grondstoffen en/of verpakkingsmateriaal voorradig zijn
1.1.2
Voorbereiden van de machine(s) Activiteiten ➤ Instellen van de machine(s) op de juiste lengte, dikte, snelheid, … afhankelijk van de productieserie en inpakmateriaal ➤ Ombouwen van de machine(s) voor een andere productieserie en aansluitingen maken ➤ Opstarten van de machine(s)
7
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Kunnen lezen en rekenen ➤ Kunnen opvolgen van deze planning ➤ Kennis van de te gebruiken machines en tanks in functie van de opdrachten ➤ Kennis van de te gebruiken hoeveelheden ➤ Kunnen nagaan of er voldoende grondstoffen/verpakkingsmateriaal is ➤ Kunnen aanvullen of laten aanvullen van grondstoffen/verpakkingsmateriaal
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Kennis van de werking van de machine(s) ➤ Kunnen instellen van de machine(s)7 ➤ Kennis van de opbouw van de machine(s) ➤ Kunnen installeren van de machine(s) ➤ Kunnen aanbrengen van de nodige hulpinstrumenten in de machine(s) ➤ Kunnen verzorgen van de opstartprocedure
De hoofdprogrammering van deze machine(s) op basis van PLC gebeurde door een ingenieur. De operator staat het nog vrij eenvoudige bewerkingen in te stellen, zoals bijv. de grootte van een inpakdoos.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
19.
1.2
Uitvoerende taken
1.2.1
Aanmaken van een ‘mix’ Activiteiten ➤ Aanbrengen van grondstoffen in een tank en laten mengen tot een ‘mix’
➤
➤
➤
➤
8
9
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Kennis over de grondstoffen in de bereiding ➤ Kunnen lezen van het mengrecept ➤ Kunnen omrekenen van percentages naar kilo’s/liters grondstoffen (indien dit nog niet automatisch gebeurt) ➤ Kunnen instellen van het mengrecept op computer bij de eerste bereiding ➤ Kunnen selecteren van het juiste mengrecept op computer (bij reeds eerdere bereidingen van hetzelfde mengrecept) ➤ Kunnen registreren van de verbruikte grondstoffen (indien dit nog niet automatisch verloopt) Toevoegen van andere grondstoffen op ➤ Kunnen opvolgen van het mengrecept een later tijdstip ➤ Kunnen toevoegen van deze grondstoffen (manueel of automatisch) Controleren van de productkwaliteit van de ➤ Kunnen nemen en meten van ‘mix’ aan de hand van een aantal werkplaatsgebonden stalen en hierop parameters8 op regelmatige tijdstippen testen kunnen uitvoeren ➤ Kunnen vergelijken van deze stalen met referentiestalen of voorgeschreven waarden ➤ Kennis van de voorgeschreven waarden ➤ Kunnen noteren van de waarden op een formulier Optreden bij vastgestelde afwijkingen aan ➤ Kunnen bedienen van de machine via het product en de machine(s) a.d.h.v. de het beeldscherm of controlepaneel controles en stalen of resultaten van het ➤ Kennis over de werking van de machine labo in functie van het bijsturen van het bereidingsproces ➤ Kennis van correcties die moeten worden uitgevoerd bij het onnauwkeurig werken van een machine Laten afvloeien van de bereide ‘mix’ naar ➤ Kennis over het eindproduct van de bereiding de volgende machine9 na akkoord van het labo ➤ Kunnen geven van deze opdracht via beeldscherm of controlepaneel
Deze parameters kunnen o.a. de temperatuur, het gewicht, het vochtgehalte, de zuurtegraad, de kleur, … van de bereiding zijn. Afhankelijk van het product kan dit een sterilisatiemachine, een vriesmachine, een kookmachine, … of onmiddellijk een verpakkingsmachine zijn.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
20.
1.2.2
Opvolgen van het verloop van het aanmaak-, bereidings-, inpak- of afvulproces Activiteiten ➤ Instaan voor de goede werking van de machine(s)
➤
➤
➤
➤
10
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Kennis van de juiste werking van de machine en dit ter plaatse kunnen controleren ➤ Kunnen in de gaten houden van het computergestuurde productieproces op beeldscherm of controlepaneel (vanuit de controle- of regelkamer) ➤ Kunnen optreden bij een storing Controleren van de productkwaliteit aan de ➤ Kunnen aflezen van allerlei gegevens hand van een aantal parameters10 op van het beeldscherm of controlepaneel regelmatige tijdstippen ➤ Kunnen nemen en meten van werkplaatsgebonden stalen en hierop testen kunnen uitvoeren ➤ Kunnen vergelijken van de waarde van gegevens en stalen met referentiestalen of voorgeschreven waarden ➤ Kennis van de voorgeschreven waarden ➤ Kunnen noteren van deze waarden op een formulier Bijsturen van de machine(s) a.d.h.v. de ➤ Kunnen bedienen van de machine via controles en stalen of resultaten van het het beeldscherm of controlepaneel labo ➤ Kennis over de werking van de machine in functie van het bijsturen van het bereidingsproces Noteren hoe het productieproces verloopt ➤ Kunnen aflezen van allerlei gegevens op regelmatige tijdstippen van het beeldscherm of controlepaneel ➤ Kunnen noteren van deze waarden op een formulier (volgens ISO-normen) ➤ Kunnen maken van opmerkingen omtrent de werking van de machine(s) op dit formulier Manueel toevoegen van bepaalde ➤ Kunnen manueel toevoegen van de grondstoffen / Controleren en aanvullen juiste grondstoffen van de hoeveelheid inpakmateriaal ➤ Kunnen ter plaatse de hoeveelheid inpakmateriaal nakijken of dit kunnen aflezen van een beeldscherm ➤ Kunnen aanvullen van het inpakmateriaal
Idem 8.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
21.
1.2.3
Ingrijpen bij storingen Activiteiten ➤ Melden van risico op storingen
➤ Onmiddellijk zelf verhelpen van kleine storingen (bijv. een afsluiting die weigert)
➤ Optreden bij grotere storingen
➤ Opvangen van ‘breuk’11
1.2.4
Opleiden van beginnende operators Activiteiten ➤ Ondersteunen en begeleiden van beginnende operators
11
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Technische basiskennis van de machine(s) ➤ Kunnen onderkennen van storende invloeden op de kwaliteit ➤ Precies kunnen omschrijven van het risico aan de ploegleider en/of iemand van de technische dienst ➤ Technische basiskennis van de machine(s) ➤ Kunnen onderkennen van storende invloeden op de kwaliteit ➤ Kunnen bijregelen of anders instellen van de machine(s) via computer ➤ Kunnen manueel ter plaatse de storing oplossen ➤ Kunnen gebruik maken van gereedschap (tangen, schroevendraaiers, sleutels, …) ➤ Kunnen lezen van technische voorschriften ➤ Technische basiskennis van de machine(s) ➤ Kunnen onderkennen van storende invloeden op de kwaliteit ➤ Kunnen waarschuwen van de ploegleider en/of iemand van de technische dienst ➤ Kunnen stilzetten van de machines ➤ Kunnen uitleggen waar en welke fout zich voordoet ➤ Kunnen verzamelen van het product op een geschikte plaats
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Kunnen geven van precieze richtlijnen ➤ Kunnen verwoorden waarom men een handeling stelt ➤ Kunnen in de gaten houden van het werk van beginnende operators
Breuk is product dat zich opstapelt bij een storing aan de machine of is product met een productiefout. Deze breuk wordt opgevangen en indien mogelijk terug in het productieproces gebracht.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
22.
1.2.5
Onderhouden van de machines Activiteiten Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Verzorgen van het (preventief) onderhoud ➤ Technische basiskennis van de en herstellingen van de machine(s) samen machine(s) met de technische dienst ➤ Kennis van correcties die moeten worden uitgevoerd bij het onnauwkeurig werken van een machine ➤ Kennis en kunnen toepassen van onderhoudsvoorschriften en – werkzaamheden (smeren, oliën, …) ➤ Kunnen gebruik maken van gereedschap (tangen, schroevendraaiers, sleutels, …) ➤ Reinigen van de machines ➤ Praktische kennis en kunnen toepassen van HACCP en hygiëne-normen ➤ Kennis van het reinigingsplan en reinigingsproducten ➤ Kunnen instellen van de machine voor automatische reiniging (CIP-installatie) ➤ Kunnen zelf schoonmaken van kleinere onderdelen
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
23.
1.3 1.3.1
Ondersteunende taken Schoonhouden van de werkplaats Activiteiten ➤ Proper houden van de werkvloer
➤ Opruimen van ‘afval’ bij een storing
1.3.2
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Praktische kennis en kunnen toepassen van HACCP en hygiëne-normen ➤ Kennis van het reinigingsplan en reinigingsproducten ➤ Kunnen schoonmaken van de werkvloer ➤ Praktische kennis en kunnen toepassen van HACCP en hygiëne-normen ➤ Kennis van het reinigingsplan en reinigingsproducten ➤ Kunnen zelf schoonmaken van kleinere onderdelen en van de werkvloer
Naleven van regels i.v.m. veiligheid, hygiëne, kwaliteit en milieu Activiteiten ➤ Respecteren van voorschriften en instructies i.v.m. ➤ Veiligheid en milieu ➤ Hygiëne- en kwaliteitsgarantie ➤ Persoonlijke hygiëne
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Kennis en kunnen toepassen van veiligheids-, hygiëne- en milieuregels, o.a. HACCP, persoonlijke hygiëne ➤ Kennis en kunnen dragen van de specifieke kledings- en beschermingsuitrusting (veiligheidsschoenen, stofjas, haarnetje, handschoenen, geen juwelen …) ➤ Kunnen aannemen van de juiste ergonomische houding naargelang de omstandigheden
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
24.
1.4
Belangrijkheid van de taken Onder belangrijke taken verstaan we die taken die van grote betekenis zijn in het arbeidsproces én die het beroep van operator in de voedingsindustrie aanzienlijk bepalen. Ze vormen als het ware de kern van het beroep. (Belangrijkheid mag niet verward worden met de moeilijkheid van een taak of met de hoeveelheid tijd die aan een taak gespendeerd wordt. Het kan ermee samenvallen, maar dit is niet noodzakelijk.) De volgende taken werden als belangrijk tijdens de conferentie aangeduid: •
Lezen en begrijpen van de opdrachten op de productieplanning (per dag of per week) (1.1.1)
• •
Instellen van de machine(s) op de juiste lengte, dikte, snelheid, … afhankelijk van de productieserie en inpakmateriaal (1.1.2) Opstarten van de machine(s) (1.1.2)
•
Aanbrengen van grondstoffen in een tank en laten mengen tot een ‘mix’ (1.2.1)
•
Controleren van de productkwaliteit van de ‘mix’ a.d.h.v. een aantal parameters op regelmatige tijdstippen (1.2.1) Optreden bij vastgestelde afwijkingen aan het product en de machine(s) a.d.h.v. de controles of resultaten van het labo (1.2.1) Instaan voor de goede werking van de machine(s) (1.2.2)
• • •
Controleren van de productkwaliteit a.d.h.v. een aantal parameters op regelmatige tijdstippen (1.2.2)
• •
Bijsturen van de machine(s) a.d.h.v. de controles of resultaten van het labo (1.2.2) Melden van risico op storingen (1.2.3)
•
Onmiddellijk zelf verhelpen van kleine storingen (bijv. een afsluiting die weigert) (1.2.3)
•
Verzorgen van het (preventief) onderhoud en herstellingen van de machine(s) samen met de technische dienst (1.2.5)
•
Reinigen van de machines (1.2.5)
•
Respecteren van voorschriften en instructies i.v.m. veiligheid en milieu, hygiëne- en kwaliteitsgarantie, persoonlijke hygiëne (1.3.2)
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
25.
2
COMPETENTIES Onder competenties verstaan we het samenhangend geheel van kennis, vaardigheden en houdingen, dat aantoonbaar ontleend is aan concrete handelingen en/of taken die voorkomen in de beroepsuitoefening van de productieoperator. We onderscheiden enerzijds de algemene beroepskennis en anderzijds de sleutelvaardigheden. Daarnaast kunnen er ook nog fysische vereisten zijn die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het beroep.
2.1
Algemene Beroepskennis Technologische kennis Goede kennis van de werking van machines. Inzicht in mechanische componenten en mechanismen. Praktische kennis van constructiekenmerken, van gereedschap en uitrusting; interpretatie van technische gegevens; achtergrondkennis van PLCsturingstechnieken en automatisering; … Kennis van het gebruik van beeldschermen en toetsenborden. Opmerking: Deze technologische kennis is belangrijk om inzicht te hebben in het proces. Het gaat eerder om een opleiding tot ‘technoloog’ dan tot technicus. Hygiëne en kwaliteit Kennis van reinigingsmethodieken, onderhoudsproducten en levensmiddelenhygiëne. Praktische kennis van kwaliteitszorg en -systemen. Basisprincipes van ISO- en HACCP-normen: kennis over hun rol in het proces, de procedures en werkwijzen. Kennis van grondstoffen Elementaire kennis van de belangrijkste grondstoffen in de voedingsindustrie. Kennis van de technologische kwaliteiten van levensmiddelencomponenten (suikers, vetten, eiwitten, …). Elementaire kennis van logistiek en goederenbehandeling Kennis van palettisering: wat is een transpalet, hoe stapelen? Taal- en rekenkennis Kennis van de Nederlandse taal. Kennis van rekenkunde.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
26.
2.2
Sleutelvaardigheden Onder sleutelvaardigheden verstaan we de vaardigheden, attitudes, persoonlijkheids- en gedragskenmerken die wezenlijk zijn voor de uitoefening van het beroep als productieoperator in de voedingsindustrie. Onderstaande sleutelvaardigheden werden tijdens de interviews vermeld. De sleutelvaardigheden die met een sterretje aangeduid zijn, werden als zeer belangrijk tijdens de conferentie beschouwd.
Sleutelvaardigheid ➤ Nauwkeurigheid*
Omschrijving Erop gericht zijn bij het bereiden en/of inpakken de hoogst mogelijke correctheid na te streven, o.a. door het inlassen van controlemomenten en het zorgvuldig te werk te gaan ➤ Kwaliteitsbewustzijn* Weten aan welke vereisten een product dient te voldoen en bereid zijn zich in te spannen om tijdens het proces aan deze vereisten tegemoet te komen ➤ Verantwoordelijkheidszin* Getuigen van plichtsbesef bij de uitvoering van de taken en rapportering ➤ Zelfstandigheid Zonder hulp of toezicht gedurende lange tijd aan een machine kunnen werken en zich kunnen organiseren en prioriteiten stellen ➤ Stiptheid* Erop gericht zijn binnen de voorgeschreven productieplanning en tijd de opdrachten nauwkeurig te voltooien ➤ Loyauteit Sterk betrokken zijn op de organisatie en zich houden aan de kwaliteitsnormen en hygiëneregels die er gelden ➤ Veiligheidsbewustzijn* Aannemen van een veilige werkhouding om zichzelf, collega’s en machines van schade of verlies te vrijwaren ➤ Concentratievermogen Gedurende een aangehouden tijd de aandacht bij het verloop van het productieproces houden, alert zijn, ook al zijn er geen storingen aan de machine(s) ➤ Stressbestendigheid Kunnen werken onder een zeker niveau van werkdruk, ook in moeilijke arbeidsomstandigheden (o.m. door het tempo, het optreden van storingen, het wegwerken van achterstand …) ➤ Inzicht in het Inzicht hebben in de bedrijfsorganisatie en de wijze waarop productieproces de producten tot stand komen, daarbij beschikken over het voorstellingsvermogen om zonder het volledige productieproces in werkelijkheid te ‘zien’ toch de abstracte voorstelling op computer te kunnen volgen ➤ Teamwerk Kunnen verrichten van een taak in groepsverband, in samenwerking met de andere leden van de groep ➤ CommunicatievaardigProblemen juist kunnen beschrijven zodat de boodschap heden duidelijk is voor collega’s en directe chefs.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
27.
2.3
Fysische vereisten De productieoperator moet tevens over een aantal fysische vereisten beschikken voor het uitoefenen van het beroep: Goede handvaardigheid
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
28.
3
BIJZONDERE ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN Met bijzondere arbeidsomstandigheden worden die arbeidsomstandigheden bedoeld die typisch zijn voor het beroep van de productieoperator in de voedingsindustrie. Het gaat ondermeer om de mate waarin het werk kan leiden tot lichamelijke en psychische belasting. Door de grote verscheidenheid aan subsectoren in de voedingsindustrie wordt de operator, afhankelijk van de subsector waarin men werkzaam is, met andere arbeidsomstandigheden geconfronteerd. We geven hier voor de hele sector samen een overzicht van de belangrijkste risico’s met hun mogelijke preventie weer.
3.1
Veiligheidsrisico’s Veiligheidsrisico’s verwijzen naar het gevaar voor arbeidsongevallen. Deze hebben vooral betrekking op de aard en de plaats van de uit te voeren werken, het gebruik van hulpmiddelen, toestellen en machines en het risicogedrag van de uitvoerders. Operatoren lopen kans op verwondingen bij het opheffen van storingen aan draaiende installatieonderdelen. Dit kan leiden van snijdwonden tot het klem zitten tussen machines. Om deze ongevallen te voorkomen moet de operator bij elke ingreep de machine steeds stilzetten en/of volgens de voorschriften van de fabrikant handelen en de werkpostfiches erop nalezen. Daarnaast kan ook een automatische beveiliging aangebracht worden, zodat de machine bij opening ervan onmiddellijk stilvalt. Handkwetsuren kunnen tevens voorkomen worden door het gebruik van handschoenen. Deze operatoren werken in een omgeving waar voedingsmiddelen worden geproduceerd. Het gebeurt dat er al eens grondstoffen op de grond terechtkomen (olie, bloem, water, …) of dat er zich condensatie op de vloer vormt. De kans op uitglijden en vallen is daarbij reëel. Het dragen van veiligheidsschoenen (goed aansluitend, stalen tip en antislipzool) is daarom zeer belangrijk. Daarnaast kan ook gedacht worden aan het gebruik van antislipvloeren en –trappen. Operatoren werken met chemicaliën (o.a. zuren in additieven en onverdunde reinigingsmiddelen). Om letsels te vermijden is het belangrijk dat de operator gepaste beschermende kledij (schort, handschoenen, veiligheidsbril, …) draagt en voorzichtig te werk gaat. Operatoren lopen kans op verbranding door stoom of hete leidingen. Ook hier wordt het dragen van beschermende kledij (helm, schort, handschoenen, veiligheidsbril, …)aanbevolen, evenals het plaatsen van afscherming rond bepaalde tanken en leidingen.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
29.
3.2
Gezondheidsrisico’s Gezondheidsrisico’s houden het gevaar in voor ziekten. De gezondheidsrisico’s houden onder meer rechtstreeks verband met de invloed van de gebruikte schadelijke stoffen en producten op het menselijk lichaam, met de hygiënische aspecten van het werk, met de omgevingsbelasting en de fysische belasting van het werk. Dit laatste is de belasting die het lichaam ondergaat door de inspanning geleverd tijdens het werk. In het kader van deze gezondheidsrisico’s is elke werknemer onderworpen aan een verplichte medische controle. Door de aanwezigheid van machines werkt de operator in een constante lawaaierige omgeving. Dit kan leiden tot gehoorvermoeidheid of tot beroepsdoofheid. Om lawaaihinder tegen te gaan kunnen de operatoren gehoorbescherming (oorkappen, voorgevormde of kneedbare oordoppen, …) dragen, maar er kan ook gedacht worden aan het afschermen van de machinemotoren door geluiddempende schermen of aan het plaatsen van de machines op voetstukken met trillingsdempers. Een andere optie is de investering in stillere machines. De operator is tijdens zijn dagtaak blootgesteld aan omgevingsinvloeden zoals de temperatuur (koude van de koelruimtes, warmte-uitstraling van ovens, …) en de geur. Preventie kan bestaan uit het aanpassen van de werkkledij in het eerste geval en het plaatsen van afzuigkappen in het tweede geval. Het komt voor dat de operator zware zakken (25 tot 50 kg) moet tillen en leegstorten, alhoewel dit steeds minder en minder is. De houdingen die de operator daarbij moet aannemen, kunnen zeer belastend zijn voor de wervelkolom. Het aannemen van de juiste til- en hefhouding en het werken met liftsystemen is aangeraden om rugklachten te voorkomen. De operator werkt ook met beeldschermen. Om hoofdpijn en vermoeidheid van de ogen te voorkomen kunnen goede beeldschermen, afschermkappen en een goede verlichting aangewend worden. De operator komt tijdens zijn dagtaak in contact met bepaalde grondstoffen die stof veroorzaken (bijv. cacaopoeder) en/of die aanleiding geven tot huidirritatie en allergieën. Naast het dragen van handschoenen en een stofmasker is het belangrijk dat een verplichte medische controle wordt ingelast. De operator werkt in een (roterend) ploegensysteem. Dit maakt het fysisch zwaar.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
30.
3.3
Welzijnsrisico’s De belasting van de werkpost is niet alleen afhankelijk van de fysieke inspanning die de arbeid vereist, maar ook van de graad van betrokkenheid van de arbeider. Welzijnsrisico’s slaan op het risico op stress en afwezigheid van leermogelijkheden. De snelheid waarmee het werk moet worden uitgevoerd en een te hoog arbeidsritme kunnen een mentale overbelasting tot gevolg hebben; een te laag arbeidsritme zal daarentegen eerder een mentale onderbelasting veroorzaken. Zowel een mentale over- als onderbelasting kan aanleiding geven tot klachten van psychische aard, zoals prikkelbaarheid, verhoogde nervositeit, slapeloosheid, … Wanneer deze situaties zich voordoen dient het melden van ondraaglijke, stresserende situaties of het formuleren van klachten gestimuleerd te worden. Door het optreden van piekmomenten is een planning op lange termijn niet mogelijk. Werken tijdens weekends en vakantie- en feestperiodes, en in mindere mate ook in een volcontinu systeem, komt voor. Dit kan onrechtstreeks ook impact hebben op de kwaliteit van het thuisleven en kan ook stress en druk op het sociale leven veroorzaken, zoals bijv. het niet kunnen deelnemen aan bepaalde sociale activiteiten in de onderneming.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
31.
4
ARBEIDSORGANISATIE De productieoperator in de voedingsindustrie werkt in dienstverband bij een voedingsbedrijf. De operator is er tewerkgesteld in een twee- of drieploegensysteem met een vast of roterend stelsel. Deze opties verschillen van bedrijf tot bedrijf en zijn ook medeafhankelijk van de voedingswaren die er geproduceerd worden. Een operator werkt aan een productielijn of werkpost. Zijn/haar opdrachten krijgt de operator van de directe ploegbaas. De taken worden zelfstandig uitgevoerd. Soms werken er ook lijnmedewerkers aan een productielijn. Zij staan op plaatsen waar de arbeid nog niet volledig automatisch kan. Bij het afvul- of inpakproces komt dit nog meer voor dan bij het bereidingsproces van het product. In sommige gevallen geeft de operator ook effectief leiding aan deze lijnmedewerkers, maar doorgaans ontvangen deze lijnmedewerkers, net zoals de operator, hun opdrachten van de ploegbaas. Bij een ploegwissel komen de ploegbazen en de productieverantwoordelijke, de hoofdploegbaas, samen en wordt de planning doorgenomen. De operatoren en lijnmedewerkers worden dan op de hoogte gebracht. De productieplanning is opgesteld door de productiemanager. Dit is de persoon die op basis van de verkoop bepaalt wat en welke hoeveelheden er zullen geproduceerd worden. Andere afdelingen waarmee de operator tijdens zijn dagtaak te maken heeft, zijn de afdelingen technische dienst en kwaliteitszorg of het labo. Hieronder wordt de productieoperator in een organogram gesitueerd:
Directie
Productiemanager Productieassistent planning en personeel
Productieverantwoordelijke
Productieassistent rendement
Materiaalverantwoordelijke
Ploegbazen
Productieoperators
Lijnmedewerkers
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
32.
Uiteraard zijn er voedingsbedrijven die meerdere of mindere hiërarchische niveaus kennen dan in deze voorstelling opgenomen. Het aantal hiërarchische niveaus hangt doorgaans samen met de grootte van het bedrijf. Hoe groter het bedrijf des te meer hiërarchische niveaus erin voorkomen. In sommige bedrijven zijn ook allround-operators werkzaam. Dit zijn mensen die op alle plaatsen inzetbaar zijn. Ze kennen het volledige productieproces en ze kunnen ook alle machines bedienen. Ze worden ingeschakeld bij vervangingen tijdens bijvoorbeeld ziekte of vakantie van collega-operators. In een bedrijf kunnen ook een aantal hulpoperatoren werken. Dit zijn personen die in hun inwerkperiode zitten (zie punt 1.4). De productie in voedingsbedrijven kan al dan niet seizoengebonden zijn. De werktijden van de operator zijn sterk afhankelijk van deze variabele. Indien de productie seizoengebonden verloopt dan zullen er op bepaalde tijdstippen piekmomenten voorkomen. Wanneer het bedrijf daarentegen op lage capaciteit draait en er bijgevolg minder productiewerk is, wordt de operator op andere plaatsen ingeschakeld. Dit kan gaan van het assisteren bij de technische revisie van de machines tot het meehelpen bij het manueel inpakken. In bedrijven waar de productie niet seizoengebonden is, verloopt het productieproces gelijkmatiger over het hele jaar. Tot slot kent het operatorberoep in de voedingsindustrie uiteenlopende verschijningsvormen. De arbeidsorganisatie en dus de invulling van het beroep is namelijk onder meer afhankelijk van de volgende variabelen: •
Of men met een volledig geautomatiseerde machine werkt
•
Of men grotendeels een controlerende versus een uitvoerende job heeft (deze variabele gaat samen met de voorgaande)
•
Of men inzetbaar aan één versus aan meerdere lijnen/werkposten is
•
Of men in een klein versus een groot bedrijf werkzaam is
•
Of men seizoengebonden versus niet-seizoengebonden produceert.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
geautomatiseerde
versus
een
semi-
33.
5
KNELPUNTEN Tijdens de interviews werd erop gewezen dat het zeer moeilijk is om geschikte operatoren aan te werven. Op de eerste plaats is er een kwantitatief tekort aan kandidaten. Maar ook op het vlak van de vereiste kennis en vaardigheden stellen er zich uitdagingen. Het produceren van voedingsmiddelen is de laatste jaren van een ambachtelijk naar een industrieel proces geëvolueerd. Deze evolutie stelt bijkomende eisen aan de werkkrachten, o.a. meer technologische kennis. Op dit moment is het moeilijk om operators te vinden die met PLC-gestuurde machines overweg kunnen, die inzicht hebben in het totale productieproces en die een veilige en hygiënische manier van werken hebben.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
34.
6 6.1
TOEKOMSTIGE EVOLUTIES Algemeen De meeste voedingsbedrijven zijn van een semi-automatisch proces naar een volledig geautomatiseerd proces overgeschakeld. Dit betekent dat controlepanelen met manuele bedieningsknoppen om het proces verder te laten verlopen meer en meer plaats ruimen voor beeldschermen en PLC-gestuurde machines. Een andere evolutie is de overschakeling van paletten die met een heftruck vervoerd worden naar AGV’s of Automatic Guided Vehicles, waardoor de stockage van de paletten ook automatisch verloopt. Het is de operator die dit geprogrammeerde proces zal moeten in ’t oog houden en optreden bij storingen. Deze evoluties brengen voor de dagtaak van de operator een uitbreiding van de controlerende taken mee. Door deze toenemende automatisering verloopt het productieproces tevens op een meer abstract niveau, waardoor de complexiteit toeneemt en een hogere scholingsgraad vereist wordt. Ook tengevolge van ISO- en HACCP-normen wordt de eis alsmaar groter. Een nieuwe evolutie is verder het deelnemen aan werkgroepen om procesverbeteringen te bespreken. Dit veronderstelt de capaciteit van de operator om mee na te denken over bijvoorbeeld productieverbeteringen en veiligheidsaspecten. Dit veronderstelt tevens goede communicatieve vaardigheden van de operator.
6.2
Specifiek Aan de hand van de bovenstaande takentabellen kunnen voor het beroep van operator in de voedingsindustrie de volgende trends verwacht worden. Trend verwijst hier zowel naar het toenemend als afnemend belang van bepaalde taken in de toekomst. Het gaat dus om taken uit het takenpakket van de operator die al dan niet belangrijker of frequenter worden. Daarnaast kunnen ook geheel nieuwe taken aan bod komen.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
35.
Toenemende trend (taak wordt belangrijker/frequenter in de toekomst) •
Controleren van de productkwaliteit van de ‘mix’ a.d.h.v. een aantal parameters op regelmatige tijdstippen (1.2.1)
•
Optreden bij vastgestelde afwijkingen aan het product en de machine(s) a.d.h.v. de controles en stalen of resultaten van het labo (1.2.1) Instaan voor de goede werking van de machine(s) (1.2.2)
• • •
Controleren van de productkwaliteit a.d.h.v. een aantal parameters op regelmatige tijdstippen (1.2.2) Bijsturen van de machine(s) a.d.h.v. de controles en stalen of resultaten van het labo (1.2.2)
• •
Noteren hoe het productieproces verloopt op regelmatige tijdstippen (1.2.2) Onmiddellijk zelf verhelpen van kleine storingen (1.2.3)
•
Melden van risico op storingen (1.2.3)
•
Verzorgen van het preventief onderhoud en herstellingen van de machine(s) samen met de technische dienst (1.2.5) Respecteren van voorschriften en instructies i.v.m. veiligheid en milieu, hygiëne- en kwaliteitsgarantie en persoonlijke hygiëne (1.3.2)
•
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
36.
7
INSTAPVEREISTEN Instapvereisten zijn een weergave van de taken die iemand moet uitvoeren wanneer hij/zij start met het beroep. Er wordt evenwel van de beginner ondersteld dat hij/zij meer kennis en vaardigheden bezit dan tot uiting komt bij de taken van de instapvereisten. Het is dus uiterst belangrijk dat opleidingen niet alleen op de instapvereisten gebaseerd zijn, maar ook en meer nog op de belangrijkheid en de trend van de taken. Anders loopt men het risico de opleiding te verengen tot de inzetbaarheid onmiddellijk na het verlaten van de opleiding.
De instapvereisten voor het beroep van operator in de voedingsindustrie zijn de volgende taken: 7.1 7.1.1
Uitvoerende taken Aanmaken van een ‘mix’ Activiteiten ➤ Aanbrengen van grondstoffen in een tank en laten mengen tot een ‘mix’
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Kennis over de grondstoffen in de bereiding ➤ Kunnen lezen van het mengrecept ➤ Kunnen omrekenen van percentages naar kilo’s/liters grondstoffen (indien dit nog niet automatisch gebeurt) ➤ Kunnen instellen van het mengrecept op computer bij de eerste bereiding ➤ Kunnen selecteren van het juiste mengrecept op computer (bij reeds eerdere bereidingen van hetzelfde mengrecept) ➤ Kunnen registreren van de verbruikte grondstoffen (indien dit nog niet automatisch verloopt) ➤ Controleren van de productkwaliteit van de ➤ Kunnen nemen van stalen ‘mix’ a. d. h. v. een aantal parameters op ➤ Kunnen vergelijken van deze stalen met regelmatige tijdstippen referentiestalen of voorgeschreven waarden ➤ Kennis van de voorgeschreven waarden ➤ Kunnen noteren van de waarden op een formulier ➤ Optreden bij vastgestelde afwijkingen aan ➤ Kunnen bedienen van de machine via het product en de machine(s) a.d.h.v. de het beeldscherm of controlepaneel controles en stalen of resultaten van het ➤ Kennis over de werking van de machine labo in functie van het bijsturen van het bereidingsproces
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
37.
7.1.2
Opvolgen van het verloop van het aanmaak-, bereidings-, inpak- of afvulproces Activiteiten ➤ Controleren van de productkwaliteit a.d.h.v. een aantal parameters op regelmatige tijdstippen
➤ Bijsturen van de machine(s) a.d.h.v. de controles en stalen of resultaten van het labo ➤ Noteren hoe het productieproces verloopt op regelmatige tijdstippen
7.1.3
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Kunnen aflezen van allerlei gegevens van het beeldscherm of controlepaneel ➤ Kunnen nemen van stalen en hierop testen kunnen uitvoeren ➤ Kunnen vergelijken van de waarde van gegevens en stalen met referentiestalen of voorgeschreven waarden ➤ Kennis van de voorgeschreven waarden ➤ Kunnen noteren van deze waarden op een formulier ➤ Kunnen bedienen van de machine via het beeldscherm of controlepaneel ➤ Kennis over de werking van de machine in functie van het bijsturen van het bereidingsproces ➤ Kunnen aflezen van allerlei gegevens van het beeldscherm of controlepaneel ➤ Kunnen noteren van deze waarden op een formulier (volgens ISO-normen) ➤ Kunnen maken van opmerkingen omtrent de werking van de machine(s) op dit formulier
Ingrijpen bij storingen Activiteiten ➤ Melden van risico op storingen
➤ Onmiddellijk zelf verhelpen van kleine storingen (bijv. een afsluiting die weigert)
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Technische basiskennis van de machine(s) ➤ Kunnen onderkennen van storende invloeden op de kwaliteit ➤ Precies kunnen omschrijven van de storing aan de ploegleider en/of iemand van de technische dienst ➤ Technische basiskennis van de machine(s) ➤ Kunnen onderkennen van storende invloeden op de kwaliteit ➤ Kunnen bijregelen of anders instellen van de machine(s) via computer ➤ Kunnen manueel ter plaatse de storing oplossen ➤ Kunnen gebruik maken van gereedschap (tangen, schroevendraaiers, sleutels, …) ➤ Kunnen lezen van technische voorschriften
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
38.
7.1.4
Onderhouden van de machines Activiteiten Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Verzorgen van het (preventief) onderhoud ➤ Technische basiskennis van de en herstellingen van de machine(s) samen machine(s) met de technische dienst ➤ Kennis van correcties die moeten worden uitgevoerd bij het onnauwkeurig werken van een machine ➤ Kennis en kunnen toepassen van onderhoudsvoorschriften en – werkzaamheden (smeren, oliën, …) ➤ Kunnen gebruik maken van gereedschap (tangen, schroevendraaiers, sleutels, …) ➤ Reinigen van de machines ➤ Praktische kennis en kunnen toepassen van HACCP en hygiëne-normen ➤ Kennis van het reinigingsplan en reinigingsproducten ➤ Kunnen instellen van de machine voor automatische reiniging (CIP-installatie) ➤ Kunnen zelf schoonmaken van kleinere onderdelen
7.2 7.2.1
Ondersteunende taken Schoonhouden van de werkplaats Activiteiten ➤ Proper houden van de werkvloer
➤ Opruimen van ‘afval’ bij een storing
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Praktische kennis en kunnen toepassen van HACCP en hygiëne-normen ➤ Kennis van het reinigingsplan en reinigingsproducten ➤ Kunnen schoonmaken van de werkvloer ➤ Praktische kennis en kunnen toepassen van HACCP en hygiëne-normen ➤ Kennis van het reinigingsplan en reinigingsproducten ➤ Kunnen zelf schoonmaken van kleinere onderdelen en van de werkvloer
39.
7.2.2
Naleven van regels i.v.m. veiligheid, hygiëne, kwaliteit en milieu Activiteiten ➤ Respecteren van voorschriften en instructies i.v.m. ➤ Veiligheid en milieu ➤ Hygiëne- en kwaliteitsgarantie ➤ Persoonlijke hygiëne
Bijzondere kennis en/of vaardigheden ➤ Kennis en kunnen toepassen van veiligheids-, hygiëne- en milieuregels, o.a. HACCP, persoonlijke hygiëne ➤ Kennis en kunnen dragen van de specifieke kledings- en beschermingsuitrusting (veiligheidsschoenen, stofjas, haarnetje, handschoenen, geen juwelen …) ➤ Kunnen aannemen van de juiste ergonomische houding naargelang de omstandigheden
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
40.
Profiel “Productieoperator in de voedingsindustrie”
41.
LIJST VAN ORGANISATIES EN BEDRIJVEN DIE DEEL UITMAAKTEN VAN DE CONFERENTIES “PRODUCTIEOPERATOR IN DE VOEDINGSINDUSTRIE”
ALKEN MAES
De heer Jan Deveux
ALL CRUMP
De heer Staf Janssens
AMYLUM
De heer Marc Hendrikx
CORONA LOTUS
Mevrouw Barbara De Meester
D’ARTA / UNIFROST
De heer Steve De Backere
DBO
De heer Patrick Hellemans Mevrouw Viviane Vaes
FARM FRITES
FEVIA IPV
KHK/IPV
Mevrouw Ria Huibers De heer Patrick Huibers Mevrouw Pascale Hermans De heer Karl Meuris De heer Henk Dejonckheere De heer Rob Van Deun
OVSG
Mevrouw Denise Weiremans
VDAB
Mevrouw Katrien Depreitere
VLOR
Mevrouw Rita Vanheste
Lijst deelnemers
42.
Lijst deelnemers
43.
BIJLAGE
1
HACCP: HAZARD ANALYSIS CRITICAL CONTROL POINT12 Het HACCP-concept is een systematische benadering die leidt tot het opsporen, vastleggen en controleren van ‘hazards’ of gevarenpunten. Van zodra er iets fout loopt kan snel en efficiënt ingegrepen worden waardoor vermeden wordt dat grote partijen worden afgekeurd en de volksgezondheid in het gedrang komt. In dit concept worden de vele zwakke punten inherent aan controle door inspecteurs en eindproducten omzeild. Door zich enkel te concentreren op deze factoren die rechtstreeks effect hebben op de veiligheid en kwaliteit van het levensmiddel moet geen energie en geld gespendeerd worden aan minder belangrijke en bijkomende zaken. Dit concept is op termijn bijgevolg goedkoper en effectiever dan de traditionele controlesystemen. Door rechtstreeks de aandacht toe te spitsen op de kritische punten die veiligheid en kwaliteit van het voedsel over de ganse productielijn beïnvloeden, kunnen producenten nu aantonen dat ze de productieomstandigheden onder controle hebben en dat veilige producten worden afgeleverd. Bovendien kunnen overheidsinspecteurs nu het effect van de maatregelen genomen door het voedingsbedrijf nagaan op lange termijn, daar waar vroegere inspecties maar een beeld gaven van de toestand op een bepaald ogenblik.
2
DE VOEDINGSSECTOR De voedingsindustrie is per uitstek een KMO-industrietak. Slechts 2% van de bedrijven heeft meer dan 100 werknemers en slechts 4% heeft meer dan 50 werknemers in dienst. Aantal % bedrijven Aantal bedrijven werknemers per werkgever < 10 6.445 81% 11 – 49 1.001 15% 50 – 99 161 2% > 99 159 2% Tabel 1. Aantal en verdeling van bedrijven volgens het aantal tewerkgestelden per werkgever.
12
Bron: brochure SGS Agrilab.
Bijlage
44.
In feite is het dan ook beter te spreken van een KO-sector, aangezien 81% van de bedrijven minder dan 10 mensen tewerkstelt. De grote bedrijven vertegenwoordigen daarbij wel 43% van de werkgelegenheid. De jaarlijkse omzet van de voedingsindustrie bedraagt 916 miljard BEF (1998). Dit is 15% van de omzet van de totale Belgische industrie en goed voor een derde plaats. Onderstaande afbeelding toont per branche het aandeel in de totale omzet:
Omzet per branche in de voedingsindustrie (1998).
andere 15% water en limondades 2% graanverwerking en deegwaren 4%
zuivel 13% slachterijen en vleeswaren 11%
suikernijverheid 4%
plantaardige en dierlijke vetten en oliën, margarines 10%
groente- en fruitverwerking 6% cacao, chocolade, confiserie 7%
veevoeding 10%
brood en banket, koekjes 10%
brouwerijen 8%
De zuivelindustrie is traditioneel de grootste sector qua omzet. Maar sinds het begin van de jaren ’90 heeft een dalende trend zich ingezet, waardoor het verschil met de tweede grootste sector, de vleesindustrie, nu klein geworden is. Deze laatste zag de laatste tien jaar de omzet – tot de dioxinecrisis - haast continu stijgen. De branches met de snelst groeiende omzet zijn de sectoren van oliën en vetten, De groenten en fruit, diverse, van chocolade en confiserie, en van vlees. zuivelindustrie en de sector van de dranken zagen tussen 1993 en 1997 hun omzet dalen. Hoewel de chocolade- en confiserienijverheid nog steeds tot de snellere groeiers behoort, is de omzetstijging de laatste jaren toch afgezwakt. Op het einde van de jaren ’80 was de sector nog de grootste groeier.
Bijlage
45.
Waar de grote bedrijven zich richten op de massa-markt, bedienen de KMO’s eerder de lokale markten of voeren een niche strategie. Via productdiversificatie en geografische uitbreiding kunnen de grote voedingsproducenten hun omzet doen toenemen. Deze groei gebeurt vooral via overnames, eerder dan via interne groei. De toegevoegde waarde van de voedingsindustrie komt neer op 220 miljard BEF (1998). Met een aandeel van 13% van de totale Belgische industrie neemt de voedingsindustrie de tweede plaats in. In 1997 was dit nog de derde plaats. Ten opzichte van 1997 is de toegevoegde waarde met 8 miljard gestegen. De investeringen van de voedingsindustrie zijn goed voor 38,6 miljard BEF (1998). In het laatste decennium werd voor niet minder dan 380 miljard BEF geïnvesteerd. Hiermee bekleedt de voedingsindustrie de derde plaats in de Belgische industrie met een aandeel van 12%. 47% van de omzet is voor export bestemd. Hiervan gaat 80% naar EU-landen; 20% naar verdere landen. De Belgische voedingsindustrie is met andere woorden sterk op de binnenlandse markt gericht. Alhoewel daar de laatste jaren een lichte verandering in komt. Werkgelegenheid. In 1998 stelt de voedingsindustrie 87.000 werknemers te werk. Dit maakt de voedingsindustrie tot de tweede grootste industriële werkgever. Om een volledig beeld te krijgen van de werkgelegenheid die de voedingsindustrie schept moeten we hier nog de 6.200 interimkrachten (aantal uitgedrukt in voltijds equivalent) aan toevoegen. Aantal werknemers per werkgever. Niettemin de voedingsindustrie voornamelijk een KMO-sector is, is het merendeel van de werknemers, namelijk 43%, tewerkgesteld bij de grotere bedrijven met meer dan 99 werknemers. Zoals reeds vermeld maken deze grote bedrijven slechts 2% van alle bedrijven in de voedingsindustrie uit. Aantal % werknemers Aantal werknemers werknemers per werkgever < 10 16.415 20% 11 – 49 20.892 24% 50 – 99 11.263 13% > 99 38.227 43% Tabel 2. Aantal en verdeling van werknemers volgens het aantal tewerkgestelden per werkgever.
Bijlage
46.
Werkgelegenheid per branche. Onderstaande figuur maakt duidelijk dat een groot percentage van de werknemers in de branche brood en banket, koekjes aan de slag is. Ook slachterijen en vleeswaren stellen veel mensen te werk.
Tewerkstelling per branche in de voedingsindustrie (1998).
andere 8% water en limonades 4% graanverwerking en deegwaren 6% suikernijverheid 2%
zuivel 7% slachterijen en vleeswaren 16% plantaardige en dierlijke vetten en oliën, margarines 2%
groente- en fruitverwerking 6% cacao, chocolade, confiserie 8% brouwerijen 7% veevoeding 4%
brood en banket, koekjes 30%
Gemiddeld personeelsbestand per branche. De zetmeelindustrie heeft gemiddeld het hoogste personeelsbestand. Aan het andere uiteinde vinden we de ambachtelijke bakkerijen.
Bijlage
47.
Zetmeel Diepvries
166,2 139,5
Geraff. olie en vetten Diepvriesgroenten Suiker Visproducten Frisdranken
136,3 95,8 91,5 84,8 77,3
Aardappelen Margarine Cider Bier Ruwe olie en vetten Zuivel Beschuit en koek Groenten Dieetvoeding e.d. Fruit Fruit- en groentesap
58,8 58,3 55,2 55,2 54,6 51,2 48,1 44,6 39,8 36,9 35,8
Aardappelen Voeding (excl. amb. bakkerij) Industriële bakkerij Overige Deegwaren Specerijen en sausen Chocolade en confiserie malt Vleeswaren Roomijs Thee en koffie Gevogelte Veevoeder Vis Meel Vlees Ethylalcohol Ambachtelijke bakkerij
34,6 30,0 27,9 27,7 26,8 26,3 25,3 23,9 23,9 21,9 19,7 19,5 16,0 15,1 15,0 14,4 12,0 3,9
Evolutie werkgelegenheid. In 1997 waren 86.762 mensen actief in de Belgische voedingsindustrie. Ten opzichte van 1996 is dit een daling van 0,4%; ten opzichte van 1992 zelfs een daling van 3,6%. Ondanks deze achteruitgang in de werkgelegenheid doet de voedingsindustrie het in verhouding tot de algemene verwerkende industrie relatief beter. Deze laatste kende tussen 1992 en 1996 immers een daling van 10,3%. Het aandeel van de voedingsindustrie in de werkgelegenheid daarentegen nam in diezelfde periode toe van 12,65% in 1992 tot 13,66% in 1996. Groei van de werkgelegenheid per branche. Behalve een verschillend aandeel in de werkgelegenheid, vertonen de branches ook verschillen qua groeiritme van werkgelegenheid. Tussen 1992 en 1996 is de werkgelegenheid vooral in de vleesindustrie, diverse en soft drinks gegroeid. Deze branches worden gevolgd door chocolade en confiserie en door groente en fruit. Wijn en likeur daarentegen kende het sterkst een negatieve groei. De beperkte daling van het aantal arbeidsplaatsen in de voedingsindustrie is vooral te wijten aan de werkgelegenheidstoename in dit aantal grote branches.
Bijlage
48.
Bijlage
49.
BRONNEN - LITERATUURLIJST
Interviews : ➤ Dhr. Frederik Bosmans, ASTRA SWEETS (operator gietmachine) ➤ Dhr. Jean-Claude De Kaesstecker, BONDUELLE (productieverantwoordelijke) ➤ Mevr. Katelijne De Vos, MIKO (medewerker personeelsdienst) ➤ Dhr. Frederiek De Savoye, BELGOMILK (productiemanager) ➤ Dhr. Ronny D’Joos, BECKERS (productieleider inpak) ➤ Dhr. Alain Dedeyne, ALGIST BRUGGEMAN N.V. (personeelsverantwoordelijke) ➤ Dhr. Geert Depreitere, BELGOMILK (operator all round) ➤ Dhr. Dirk Ghekière, VANDEMOORTELE (personeelsverantwoordelijke) ➤ Dhr. Daniël Maes, ASTRA SWEETS (operator kookafdeling) ➤ Dhr. Albert Mylle, BELGOMILK (personeelsmanager) ➤ Dhr. Danny Nijs, TROPICANA / LOOZA N.V. (HR Manager) ➤ Dhr. Rik Plessers, CERES (personeelsverantwoordelijke) ➤ Mevr. Ann Van Dyck, SERV-A-PORTION (recruteringsverantwoordelijke) ➤ Dhr. Robert Van Hadwermeiren, CERES (hoofdploegverantwoordelijke) ➤ Mevr. Marleen Van Hallemeersch, BONDUELLE (bandleidster) ➤ Mevr. Karen Van Ruysevelt, J. VAN (medewerkster personeel en productie)
DE
KERCKHOVE
/
PASTRIDOR
➤ Dhr. Paul Vandeputte, BELGOMILK (productiemanager) ➤ Dhr. Frank Vanhauwaert, YSCO (productiemanager) ➤ Dhr. Luc Vanhoenacker, VANDEMOORTELE (productiemanager)
Bronnen - Literatuurlijst
50.
➤ Dhr. Walter Verhoeven, SCHÖLLER N.V. (hoofdploegverantwoordelijke)
Documenten : ➤ Berenschot. (1998). Sectorale functieclassificatie voor de arbeiders van de voedingsnijverheid. Paritair Comité voor de arbeiders uit de voedingsnijverheid. ➤ FEVIA. (1999). Anders werkt: voorwaarden en beleid voor groei en jobs in de voedingsindustrie. Brussel: FEVIA. ➤ Malfait, D. (1996). Het opstellen van een beroepsprofiel, het proces van A tot Z. Leuven: HIVA. ➤ VDAB. (1999). Analyse vacatures ’98 – Deel 1, 2, 3. Brussel: VDAB.
Bronnen - Literatuurlijst