periodiek van studievereniging Kraket jaargang 2 nummer 2 maart 2012
scheduling nooit hetzelfde netwerken een must column buurtfeest de acht ondernemers de Stand van Nederland deel 1
sector
Ondernemerschap
SECTOR jaargang 2 | nummer 2
voorwoord SECTOR Een bedrijf starten spreekt tot de verbeelding. Je bent eigen baas, dus je kunt zelf bepalen wanneer je werkt en vooral ook wat je doet. Ondernemen is vrijheid, maar ondernemen is ook vaker wel dan niet heel hard werken. Deze editie van SECTOR gaat over ondernemen, over de voordelen en de nadelen ervan, want ondernemen is vallen en opstaan. Het thema vind je terug in de rubriek ‘docent vertelt’, waarin professor Gerrit Timmer vertelt hoe hij destijds met vrienden ORTEC heeft opgericht. In ‘de acht’ komen acht ondernemers aan het woord over hoe zij een onderneming zijn begonnen en in de columns wordt eens van een andere kant naar het ondernemerschap gekeken. Voor de rubriek ‘actualiteiten’ schreef professor Sweder van Wijnbergen een discussiestuk over het pensioenakkoord. Hierin geeft hij de sterktes en zwaktes ervan aan en vertelt hoe het verbeterd kan worden. 1
Ook vind je artikelen uit de markt van Ernst & Young en Sprenkels & Verschuren en interviews met PGGM en ORTEC. In ‘sector uitgelicht’ wordt dit maal de sector ‘scheduling’ bekeken. Deze sector betreft bijna alles wat met planning te maken heeft en is een belangrijk deel van de Operationele Research, een vakgebied dat nog niet eerder in SECTOR werd uitgelicht. Verschillende bedrijven geven aan hoe scheduling binnen hun bedrijf wordt toegepast. In de rubriek ‘tips & tricks’ vind je een artikel over netwerken. Hierin lees je “het wat, waarom en hoe van je relaties benutten”. Verder mogen de puzzels en boekrecensies natuurlijk niet ontbreken. Veel plezier bij het lezen van SECTOR.
SECTOR inhoudsopgave
inhoud
colofon
1 4
voorwoord
sector
5
PGGM
9
uit de markt van Ernst & Young
column buurtfeest Johan van Leeuwaarden
Ludo Nagel
Anton Koers
15 23
de acht ondernemers
29
uit de markt van Sprenkels & Verschuren
33
ORTEC
36 37
boekrecensies
sector scheduling Bas Beerenhout en Ken Swagten
Martijn Euverman
André Merkus
actualiteiten Sweder van Wijnbergen
41
tips en tricks
44 45
puzzeltijd
48
column de Stand van Nederland
50 50
Erik van Kooten
Jaargang 2, nr 2, maart 2012 SECTOR is een uitgave van studievereniging Kraket (Kritische Aktuarissen en Econometristen), de vereniging voor studenten Econometrie & Operationele Research aan de Vrije Universiteit Amsterdam.
redactie: Annelieke Baller Merel Bruijnsteen Sander Jansen Koen de Man Maarten van der Meij Jan Nooren Katrijn Siderius Patrick Tuijp Vincent Wassenaar
redactieadres: Studievereniging Kraket - SECTOR De Boelelaan 1105 Kamer 4A-03 1081 HV Amsterdam Tel. 020 598 60 15 E-mail:
[email protected]
advertenties: Informatie over adverteren in de SECTOR kan worden aangevraagd op het bovenstaande redactieadres.
adverteerders: Actuarieel Genootschap Optiver PGGM Towers Watson
docent vertelt Gerrit Timmer
Siem Jan Koopman
agenda publicaties
ontwerp: gedesign www.gedesign.nl
drukwerk: Flyeralarm
2
Een geboren consultant? Towers Watson is een interessante en uitdagende organisatie om je carrière te beginnen. ’s Werelds grootste multinationals kijken onze high potentials aan om belangrijke business issues voor hen te tackelen.
smar t phone
Scan deze
QR code met je
Benefits | Risk and Financial Services | Talent and Rewards werkenbijtowerswatson.nl
SECTOR column
column buurtfeest Terwijl ik met een bitterbal op de maat van de muziek mijn gehemelte kastijd zie ik uit mijn ooghoek iemand naderen. ‘Leopold, aangenaam, de overbuurman’, zegt de zelfbewuste vijftiger. Bittergarnituur maakt je benaderbaar. Leopold vervolgt: ‘Dus jij werkt aan de TU.’ ‘Klopt’, zeg ik aarzelend, niet wetende wat deze bevestiging teweeg zal brengen. ‘Wat doe je dan precies?’ Tja, denk ik, daar gaan we weer. Maar het is feest, dus ik besluit het een kans te geven. ‘Nou, ik doe wiskunde, deels lesgeven, deels onderzoek.’ ‘Aha, onderzoek. Dus je bent uitvinder?’ ‘Niet echt. Ik probeer wel steeds iets nieuws te bedenken, maar geen uitvindingen.’ ‘Maar ik dacht dat ze aan de TU echt dingen uitvonden, zoals MRI scans en elektrische auto’s?’ ‘Klopt, dat is ook zo.’ ‘Maar jij vindt geen dingen uit?’ ‘Nou, misschien toch wel, maar zo heb ik het niet eerder bekeken.’ ‘Noem dan eens wat van je uitvindingen.’ Voetbal was een beter onderwerp geweest, maar er is nu geen weg meer terug. ‘Kijk, ik werk eerder aan wiskundige formules, of modellen, die anderen dan weer kunnen gebruiken bij het ontwikkelen van producten. Die modellen en formules zijn nieuw, en in die zin een uitvinding.’ ‘Maar wanneer anderen jouw formules gebruiken, levert jou dat dan geld op?’ ‘Nee, want iedereen mag die formules gebruiken.’ ‘En die modellen, leveren die dan iets op?’ ‘Die modellen zijn abstracties van de werkelijkheid. Ze geven wel inzicht, maar leiden doorgaans niet tot een tastbaar product. Althans, mijn modellen niet.’ ‘Dus dat onderzoek van jou levert niets op?’ ‘Geen geld nee. Wel die formules dus.’ ‘Ja, maar die formules geef je blijkbaar voor niets weg. Waarom houd je ze niet voor jezelf, en probeer je er iets mee te doen dat geld oplevert?’
‘Maar dan zou ik een eigen bedrijf moeten beginnen?’ ‘Dat klopt ja, en daar lijkt me niets mis mee. De kranten staan vol met verhalen over de universiteiten. Er is een groot begrotingstekort, en het schijnt dat jullie je broek in de toekomst zelf moeten ophouden. Je kunt dus maar beter zorgen dat je iets nuttigs doet, iets wat geld oplevert.’ ‘Ik heb het ook gelezen, maar…’ ‘En terecht ook’, onderbreekt Leopold, ‘wij maar geld in de universiteiten pompen zonder dat we er ooit iets van terug zien.’ ‘Ik denk dat je gelijk hebt’, zeg ik, terwijl ik besluit me te richten op het volgende buurtfeest. ‘Goed dan’, zegt Leopold, ‘zal ik nog een biertje halen?’ ‘Doe mij maar iets sterkers’, zeg ik, terwijl ik weer overga tot mijn bitterbal. Johan van Leeuwaarden Universitair Hoofddocent aan de TU Eindhoven
“Tja, denk ik, daar gaan we weer. Maar het is feest, dus ik besluit het een kans te geven.”
Deze column is eerder verschenen in STAtOR 4
SECTOR PGGM
Ludo Nagel rondde in 2008 zijn studie Econometrie aan de VU af en werkt nu bij PGGM op de afdeling Actuarieel Advies & ALM.
PGGM, sociaal en menswaardig met een prettig werkklimaat Wat voor bedrijf is PGGM? Op 1 januari 2008 werd PGGM als zelfstandige uitvoeringsorganisatie afgescheiden van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW). PGGM is nog steeds de pensioenuitvoerder van PFZW. Als coöperatieve pensioenuitvoeringsorganisatie verlenen we aan diverse pensioenfondsen, de aangesloten werkgevers en hun werknemers diensten op het gebied van pensioenbeheer, integraal vermogensbeheer en bestuurlijke advisering. Momenteel beheren we ruim €110 miljard pensioenvermogen voor zes pensioenfondsen. Daarnaast ontwikkelen we voor werkgevers en onze meer dan 560.000 leden uit de sector zorg en welzijn aanvullende diensten op het gebied van pensioen, zorg, wonen en werk. Door deze domeinen aan elkaar te verbinden, helpen wij hen bij het realiseren van een waardevolle toekomst. PGGM is een groot bedrijft met veel klanten en werknemers en is samen met APG de 5
grootste speler op de markt van pensioenen.
“Bijna elke dag zie ik studiestof terug.” Ook blijft PGGM voortdurend de omstandigheden voor de werknemers verbeteren en richt haar pijlen tevens op het nieuwe werken. Hier kunnen dingen onder worden verstaan zoals ‘open office’ en ‘additional education’. Dit ziet men terug in het nieuwe gedeelte van het gebouw waar ook het interview is afgenomen. Een kleine schets: grote ruimtes met weinig muren veel ontspannende werkplekken en veel licht, hetgeen mensen over het algemeen beter doet laten werken. Ook biedt PGGM tijd en geld aan haar werknemers om door te studeren.
Waarom heb jij voor PGGM gekozen als bedrijf? Toen ik in 2008 afstudeerde aan de VU met mijn master Econometrie, met extra operationele en economische vakken, heb ik mijn CV verspreid en kreeg ik al zeer snel veel aanbiedingen bij een scala aan bedrijven. Na veel bedrijven hebben te bezocht sprak PGGM mij meer aan dan bijvoorbeeld meer financiële instellingen (zoals traders en banken). PGGM is een zeer sociaal en menswaardig bedrijf waar misschien ook door de andere doelstelling een zeer prettig werkklimaat heerst. Dit sprak mij erg aan omdat ik zo ook iets positiefs bijdraag aan de wereld. Iets voor later, een pensioen.
“Als je eenmaal aan de slag bent bij PGGM, word je gestimuleerd om verder te leren.” Waar bestaan jouw werkzaamheden voornamelijk uit? Zelf ben ik voornamelijk bezig met het opstellen van scenario’s, zowel stochastisch als deterministisch, op basis van ingewikkelde modellen. In die scenario’s proberen we zoveel mogelijk risico’s mee te nemen die relevant zijn voor pensioenfondsen, je kunt daarbij denken aan rente-, inflatie- en aandelenrisico’s. De afdeling in zijn geheel geeft advies over het te voeren beleid, dan kun je denken aan bijvoorbeeld premie-, indexerings- en beleggingsbeleid. Door middel van scenario’s wordt getoetst hoe dit beleid doorwerkt in verschillende economische evoluties. We laten niet een model het beleid bepalen. We gebruiken modellen slechts als hulpmiddelen om te toetsen hoe een bepaald beleid doorwerkt. Kortom, per beleid kijken we naar de bijbehorende scenario’s. Hoe ziet jou week er ongeveer uit? Op dit moment heb ik elke woensdag een studiedag, ook dit is een onderdeel van het nieuwe werken. Dit wordt betaald door PGGM omdat ze wil dat haar personeel bijgeschoold blijft en nog meer expertise
verwerft. Verder maak ik gebruik van de mogelijkheid om, indien ik geen afspraken heb, op vrijdag thuis te werken. Op de overige dagen (maandag, dinsdag en donderdag) kan het werk verschillen. Meestal ben ik bezig met modellen en formules maar af en toe zijn er vergaderingen. Een aantal keer per jaar geef ik een presentatie over mijn werkzaamheden om daarover te kunnen sparren met mijn collega’s en hen de kans te geven daarop in te haken. Zo doende hebben wij ook werkoverleg. Daarnaast zijn er nog ‘uitstapjes’ zoals naar seminars, beursen en congressen in zowel binnen- als buitenland. Maak je nog veelvuldig gebruik van de in je studie opgedane kennis? Ja, bijna elke dag zie ik studiestof terug. Weliswaar in een iets andere vorm of toepassing, maar de kern gebruik ik. Je ziet dingen terug over tijdreeksen en je gebruikt ook opgedane kennis over het modelleren van financiële variabelen. Dus econometrie heeft zeker werkgerichte methoden geleverd. Welke studie achtergrond is gebruikelijk op jouw afdeling? Dat is wisselend maar sterk actuarieel. Ongeveer 80% heeft een achtergrond in actuariaat, econometrie of OR. Maar het kunnen ook natuurkundigen, wiskundigen, sterrenkundigen, econometristen of andere verwante studies zijn. Bijna alle bètastudies komen hier wel voor. Alfa of gamma studies echter bijna niet. Een kwantitatieve basis is het belangrijkst, de economische theorie is wel bij te leren maar andersom is lastiger. Als je eenmaal aan de slag bent bij PGGM, word je gestimuleerd om verder te leren. Dat wil zeggen dat je onder werktijd kan leren voor bijvoorbeeld het examen van Chartered Financial Analyst (CFA) of voor Actuaris Actuarieel Genootschap (AAG).
“Ongeveer 80% op mijn afdeling heeft een achtergrond in actuariaat, econometrie of OR.” 6
SECTOR PGGM
Hoe verhoud PGGM zich tot andere pensioenuitvoerders zoals bijvoorbeeld APG? PGGM en APG verschillen tamelijk weinig. Beide bedrijven zijn de voorlopers op pensioengebied. APG heeft vooral de overheidspensioenen onder haar hoede en wij richten ons zoals eerder gemeld vooral op de zorg en welzijn sector. Hierbij kun je denken aan ziekenhuis-, thuiszorg en GGD personeel, maar ook aan cultuur- of sportinstellingen. Pensioenfondsen zijn de laatste tijd veel in het nieuws geweest. Kunt u uitleggen wat de uitdagingen hierin zijn voor PGGM en hoe u de toekomst ziet omtrent de pensioenen? Van de mensen die in de krant schrijven over de pensioenen heeft helaas 90% er geen kaas van gegeten. De ouderen roepen dat ze straks een ‘casino pensioen’ hebben en de jongeren uiten hun frustratie over dat de oudjes hen de kaas van het brood eten en zelf niets meer over houden. Dit biedt nieuwe mogelijkheden om na te gaan denken over wat nou een goed pensioen is. Wat houdt een goed pensioen in? Is dat gewoon elke maand een zak geld ontvangen? Of is dat kijken naar wat je nou écht nodig hebt op je oude dag?
“Nagenoeg iedereen die hier werkt heeft toch een maatschappelijk bewustzijn.” Het gaat dus over de toekomst van pensioenen en het nieuwe pensioencontract, met de benodigde problemen als vergrijzing, stijgende levensverwachting etc. Denk maar eens aan alle discussies die er geweest zijn in de Tweede Kamer en bij de FNV. We zijn daar al heel lang mee bezig, ook met het bestuur van onze pensioenfondsen. De crisis van 2008 heeft een grote invloed gehad op de vorm van de toekomstige pensioenen. De kredietcrisis heeft de tekortkomingen van het huidige pensioencontract blootgelegd. Immers, zo lang het goed gaat op de financiële markten en er 7
goede rendementen worden behaald, gaat niemand morrelen aan een pensioencontract. PGGM hield zich lang voordat de malaise toesloeg op de beurzen al bezig met de toekomst en houdbaarheid van het pensioencontract. We zijn dus al jaren met het nieuwe pensioencontract bezig. Hoe zou je de sfeer typeren bij PGGM? Menswaardig. Nagenoeg iedereen die hier werkt heeft toch een maatschappelijk bewustzijn, denkt aan de toekomst en probeert toch iets te verbeteren in plaats van zoveel mogelijk geld binnen te harken. Daarnaast, zoals je hebt gemerkt, is de sfeer informeel (veel zijn niet in pak en dit is ook geen vereiste). Er hangt een relaxte en gezellige werksfeer hoewel er veel werk verzet wordt. Ook het nieuwe werken draagt bij aan een goede sfeer (soms kan een werknemer even een rustpauze inlassen en een potje tafelvoetbal spelen of even wat lezen op de bank). Het enige nadeel is dat er soms iets teveel word gepraat en te weinig knopen worden doorgehakt. PGGM is zoals eerder vermeld een groot bedrijf, wat zijn hier de voor- en nadelen van? Een van de voordelen is dus de sfeer, maar er zijn meer voordelen die PGGM tekenen. Er is niet alleen op mijn eigen afdeling maar op alle afdelingen veel expertise. Dit is handig want mocht je een vraag hebben dan is er altijd wel iemand die het weet. Wij hebben korte lijnen waardoor we ook snel bij die persoon kunnen komen om onze vraag voor te leggen en die helpt ons dan ook graag. Zo heb ik wel eens wat hulp gehad met een model van iemand die op de afdeling ‘Risk’ zit. Op welke afdelingen werken er hier econometristen? Econometristen zijn door het hele bedrijf heen wel te vinden maar vooral op de afdelingen Actuarieel Advies & ALM, Actuariële Verantwoording & Analyse, Vermogensbeheer, Strategie en Riskmanagement. Kortom, verspreid door het hele bedrijf. In één zin, waarom zou een econometrist bij PGGM moeten gaan werken? PGGM biedt niet alleen inhoudelijk veel uitdagingen, maar is actueel en mensgericht. PGGM biedt tevens expertise en je doet dingen die er toe doen!
Beginner of belofte?
PGGM: werken aan een waardevolle toekomst
Een veelbelovende start?
PGGM is een vooraanstaande pensioenuitvoeringsorganisatie met
Bijna afgestudeerd in Actuariële Wetenschappen, Econometrie of
haar oorsprong in de sector zorg en welzijn. We verlenen aan diverse
Wiskunde? Op zoek naar een onvergetelijke stageplek? Toe aan je
pensioenfondsen diensten op het gebied van pensioenbeheer,
eerste baan? Het actuariaat van PGGM is een geweldige plek om
integraal vermogensbeheer, bestuursondersteuning en beleidsadvisering.
ervaring op te doen in de wereld van de financiële dienstverlening.
Momenteel beheren we circa 105 miljard pensioenvermogen van ruim 2,3 miljoen deelnemers.
Ons actuariaat bestaat uit twee afdelingen van totaal dertig mensen. Bij Actuarieel Advies & ALM ben je bezig met bestuurlijke advisering.
PGGM is een organisatie waar gewerkt wordt met geld, maar waar het
Je werkt aan vraagstukken als de houdbaarheid van het huidige
draait om mensen. Vanuit dat perspectief zijn we elke dag bezig om
pensioencontract en de optimale beleggingsmix. En bij Actuariële
mensen te helpen bij het realiseren van een waardevolle toekomst.
Verantwoording & Analyse gaat het om het analyseren van de
Zo lopen we voorop op het gebied van verantwoord beleggen.
pensioenverplichtingen voor nu en in de toekomst. Bestandsanalyse is
En investeren we als coöperatie zonder winstoogmerk we actief in een
belangrijk voor diverse pensioenvraagstukken en voor jaarverslaglegging.
waardevolle toekomst door verder te kijken dan pensioen alleen. Samen met partners en meer dan 562.000 leden werken we aan een
Kom kijken!
nieuwe oude dag door de domeinen pensioen, zorg, werk en wonen
Nieuwsgierig geworden? Bel met de afdeling Recruitment
actief aan elkaar te verbinden.
(030) 277 72 41, mail naar
[email protected] of kijk op internet: www.pggm.nl/werkenbij
www.pggm.nl/werkenbij
9
SECTOR uit de markt van Ernst & Young
Anton Koers studeerde theoretische scheikunde aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Sinds oktober 2009 is hij werkzaam bij Ernst & Young, waar hij momenteel de functie van Senior Advisor bekleedt.
The impact of the credit crunch on the swap curve How changes in curve building methodology could lead to significant valuation differences for Interest Rate Swaps Since the outbreak of the credit crunch, changes in valuation methodologies have led to valuation differences of interest related products such as interest rate swaps (IRSs). As a result, market participants generated different outcomes in valuation for similar products, where in previous years this was not the case. Valuation differences have typically been caused by the way the underlying curve was constructed. Why is it that the difference in the curve build-up has emerged after the outbreak of the credit crisis? To investigate this in further detail we have to look at the curves, their construction and the differences in application of the curves in the valuation methodologies. Swap valuation For the valuation of an IRS, which consists of a fixed and a floating leg, all future cash flows have to be determined. Calculating the future cash flows of the fixed leg requires little math, as this is simply the fixed rate multiplied by the outstanding notional. The determination of future cash flows for the floating leg is a bit more tedious. To determine the future cash flows of the floating leg a forward 9
rate should be used. The forward rate is the rate predicted for a future date. The value of the swap is then computed by calculating the present value of the future cash flows by using the discount curve to account for the time value of money. Both the forward and the discount curve in the valuation of an IRS are derived from the swap curve.
do not vary over time. Generally the swap market can be regarded as highly liquid.
Figure 1. Relationship between the swap curve, the discount curve and the forward curve.
Swap Curve The swap curve is built from swap rates. The long end of the swap curve (longer than one year) is constructed based on swaps with maturities ranging from 1 to 50 years. In the euro zone, the short end of the swap curve (shorter than one year) is based on the Euro interbank offered rate (Euribor), the rate at which European banks are willing to lend to each other. For the intermediate part (6 months to 3 years), futures can be used. The swap curve is not only used to value swaps, but is also used in the valuation of interest-related products such as Forward Rate Agreements (FRAs), futures, caps, swaptions and multiple variances on these products. A major advantage of the swap curve compared with other curves is that swaps are actively traded on a wide range of maturities. Secondly, new swaps are continuously created, so benchmark maturities
The coupon payments in a plain vanilla IRS are, as mentioned above, based on a fixed rate for one leg and on a floating rate for the other leg. The payment frequency of the floating leg differs per contract and ranges typically from monthly to semi-annually payments. The floating leg of the benchmark swaps, that are used to determine the swap rates, can be based on the different payment frequencies. A swap rate can therefore be constructed, based on swaps that pay a monthly, quarterly or semi-annual floating coupon, in combination with a fixed leg that pays an annual coupon. To determine a zero rate from a coupon paying instrument, the par yield has to be calculated. The par yield is the interest rate at which the present value of the swap is equal to par, also called the internal rate of return or yield to maturity. The par yield depends, among others, on the number of coupon payments in a year. The origin of the swap rates (6 month, 3-month or 1-month swaps) influences the turning points from monetary rates to futures, if included, to swap rates in the build-up of the swap curve. See figure 2 for a possible build-up of the swap-curves. This example includes futures. The fact that the frequency of coupon payments per year is relevant nowadays, in contrast to a few years ago, is because previously there was little or no absolute difference between curves constructed from swaps with different payment frequencies. A curve constructed from swaps, with a quarterly resetting floating leg, was similar to a curve constructed from swaps, with floating legs that reset every six months. See figure 3 for a graphical
Figure 2. Possible build-up of the swap curves, influenced by the origin of the swap rates. 10
SECTOR uit de markt van Ernst & Young
Figure 3. Spread between the 10-year swap rate, based on swaps which floating leg resets every 3 months versus swaps which floating leg resets every 6 months.
representation of the spread between both curves for the 10-years swap rate. The spread between the 10 year swap rate based on swaps that reset quarterly, and the rate based on swaps that reset semi-annually, was nearly zero prior to 2007. This was not only the case for the 10 year rate but for all tenors as can be seen from figure 4, which shows the complete swap curve in December 2006 constructed from swaps that reset every 6 months, 3 months or monthly respectively. Rates for the swap curve , constructed from monthly resetting swaps, were not even quoted at that time for tenors longer than two year.
Figure 4. Swap curves constructed from swaps that reset every 6 months, 3 months or monthly respectively.
This meant that the 6-month swap curve could be used to value a swap with a quarterly resetting floating leg. At that time there was no need to distinguish between swaps with different payment frequencies. Market practice in the euro zone was 11
to use the 6-month curve for all valuations as this was the curve with the highest liquidity. Incorporating credit and liquidity risk in the forward curve The recent turbulence on the financial markets has influenced, among other things, credit and liquidity premiums. The credit and liquidity premiums have increased dramatically over the past few years due to the uncertainty in the market with respect to counterparty risk and the availability of funding. This has led to increased spreads between curves constructed from swaps with different payment frequencies. At the end of 2008 there was a clear difference (figure 5.a) between curves constructed from swaps that reset every 6-months, 3- months or monthly. Currently, there still is a difference between these curves (figure 5.b). Differences in the underlying swap curve lead to deviations in the resulting forward rate, culminating in different future cash flows and thus to a different valuation for the instrument! Suppose, for example, a quarterly paying swap with a notional of EUR 100 million, valued at 31 December 2009. Before the credit crisis, the 6-month curve could be used to determine future cash flows, while nowadays the 3-month curve is more appropriate, based on the quarterly payments. Bearing in mind the curves as shown in figure 5, the largest differences are to be expected in the period longer than a year. In the period longer than a year, the individual predicted
future cash flows for the variable leg deviate up to 40%. The sum of the predicted future cash flows for the variable leg, based on the 6-month and 3-month curve, differ by 0.6 million, which is 4,4 % of the total sum of predicted cash flows. In case of monthly payments, large differences are to be expected in cash flow predictions for the period up to two years as the difference between the 1-month and the 6-month curve is the largest for the period up to two years. An appropriate choice of the construction of the forward curve is therefore of paramount importance.
Overnight Index Swap (OIS) rate. An OIS is a swap with a fixed and a variable leg, with the variable leg based on a published index of daily overnight reference rates. In the euro market, this would be the EONIA index. Since this overnight rate indicates a loan for a very short time, it is assumed that there is negligible credit or liquidity risk associated. The OIS curve is therefore assumed risk-free. The spread between the OIS curve and the swap curve gives an indication of the expected credit and liquidity risk. Before the crisis, the spread between the swap rates and OIS rates was so small that both could be assumed risk-free. Currently, however this is no longer the case. Market practice is converging to applying the OIS curve for collateralized trades instead of the swap curve. Most swaps however are uncollateralized and thus not entirely risk-free, which results in using the swap curve to discount future cash flows in the valuation of a swap.
Figure 5. Swap curves constructed from swaps that reset respectively every 6 months, 3 months or monthly for December 2008 (a) and June 2010 (b).
Credit and liquidity risk in the discount curve For discounting future cash flows, a risk-adjusted rate should be used to account for the time value of money. In practice, for swaps the above described swap curves are used. Some swaps however are collateralized with a Credit Support Annex (CSA) in order to mitigate the risks involved. The cash collateral normally accrues at an Overnight rate. The risk-adjusted rate for a collateralized swap should take the collateral and its characteristics into account. For this purpose, we could consider an
Effect of the curve on the valuation Based on the above considerations it is possible to build the forward and the discount curve in several ways. Before the credit crisis, the forward and discount curve both were built based on the 6-month curve. With the widening of spreads between rates based on different tenors, it became important to take the tenor of the floating leg’s payment frequency into account in determining the forward curve. The discount curve could be constructed in two ways. Either the discount curve is built based on the tenor of the floating leg’s payment frequency, meaning that the forward and discount curve are equal to each other, or the curves are disconnected. In case the curves are disconnected, the discount curve is derived from swap rates, based on only one payment frequency for the floating leg (either 1M, 3M, or 6M), regardless of the characteristics of the instrument that is valued. In the euro zone, the discount curve is based on the 6-month curve, justified by its high liquidity. The construction alternatives for the forward and discount curve lead to the following three possible methods: 1. The forward and the discount curve are constructed based on the 6-month curve 12
SECTOR uit de markt van Ernst & Young
Figure 6. Spread between the 10-years rate for the EONIA curve and the swap curve.
(Pre-crisis method); 2. Both the forward and the discount curve are constructed based on a swap curve, which is dependent on the payment frequency of the swap’s floating leg; 3. The forward curve is constructed based on a curve, which is dependent on the tenor of the swap’s floating leg’s payment frequency. The discount curve is constructed based on a curve, which is independent of the tenor of the floating leg. The discount curve in the euro zone is based on the 6-month curve. In this case the forward curve and the discount curve are decoupled and not necessarily based on the same swap curve. Valuation differences in recent times are typically caused by using a different method out of these three options. Consider again the quarterly paying swap with a notional of 100 million (mentioned in the paragraph “Incorporating …. forward curve”), valued at 31 December 2009. The above three methods result in significantly different valuations. The valuation based on the pre-crisis method (method 1) leads to a value of 8.22 million, while method 2 and 3 respectively result in a value of 8.81 and 8.79 million. The commonly used method in the market at the moment is the method in which the forward curve and the discount will be approached separately (3rd method). The forward curve depends on the tenor of the floating leg. The discount curve is independent 13
of the tenor of the floating leg, and is based on the 6-month curve in the euro zone. Conclusion Since the beginning of the credit crunch, valuation differences of interest related products have occurred due to changes in methodology. The outcomes, generated by market participants, could differ significantly. Often this could be traced to the construction of the underlying curve. Prior to the outbreak of the credit crunch, it was common in the euro zone to use the 6-month swap curve to construct both the forward and the discount curve. The credit crunch however has put emphasis on the importance of the tenor of the floating leg’s payment frequency in constructing the forward curve, leading to a decoupling of the forward and the discount curve. Bibliography M. Henrard,The irony in the derivatives discounting part II: The Crisis [2009] M. Bianchetti, Two curves, one price: Pricing & Hedging Interest Rate Derivatives decoupling forwarding and discounting yield curves [2008] J. Hull, Options, futures and other derivatives 7th edition D. Bolder and D. Stréliski, Yield curve modeling at the Bank of Canada [1999] M. Morini, Solving the puzzle in the interest rate market [2008] Fei Zhou, The Swap Curve [2002]
Treed in de voetsporen van Johan de Witt “In een snel veranderende wereld, met financiële risico's en een groeiende behoefte aan meer creatieve manieren om deze aan te pakken, zijn er voortdurend mogelijkheden voor persoonlijke en professionele groei.”
Waarom kiezen voor het actuariële domein? Waarom actuarieel professional worden? > Je werkt bij een verzekeraar, pensioenfonds, bank, onderneming waar risicomanagement een belangrijke rol speelt of voor een adviesbureau waar je financiële klanten adviseert over allerlei verschillende vormen van risicomanagement. > Je houdt je bezig met dingen die maatschappelijk gezien er toe doen! > Jouw creativiteit biedt oplossingen en adviezen door middel van interpretatie van statistische gegevens en kennis van sociale en economische systemen. > Jouw unieke vaardigheden dragen bij aan veel high-level strategische beslissingen die door grote ondernemingen maar ook overheden worden genomen. > Het beroep van actuaris werd in 2011, maar ook in 2010, gekozen tot de meest ideale baan met een goede ‘life balance’ (Studie&Werk, SEO, juni 2011). “De essentie bij risico’s is de risk-reward trade-off: de verhouding tussen wat er op het spel staat en de hoogte van de opbrengsten.”
Actuarieel Genootschap Voor meer informatie over het vak en de beroepsgroep kun je contact opnemen met Jeroen Breen,
[email protected], 030 6866150, of ga naar de website, www.ag-ai.nl.
SECTOR de acht ondernemers
De acht ondernemers Nederland telt er op dit moment bijna een miljoen: ondernemers. Mensen die hun eigen bedrijf hebben opgericht en zonder baas hun eigen geld verdienen. In dit nummer van de SECTOR vragen we zeven ondernemende econometristen en één ondernemende wiskundige naar hun ervaringen. Want hoe kom je op het idee voor je eigen bedrijf? Heb je er financiële middelen of speciale vaardigheden voor nodig? En welke voordelen en nadelen zitten er aan het ondernemerschap? De acht leggen het uit.
Okke Bogaerts Kunt u kort iets vertellen over het bedrijf dat u heeft opgericht? Ons bedrijf heet Hyre Talent en is een werving- en selectiebureau gespecialiseerd in de bemiddeling van starters met een afgeronde universitaire opleiding in een kwantitatief vakgebied. Denk hierbij aan econometristen, wiskundigen en natuurkundigen die in de financiële wereld aan de slag willen. Wij zijn op het idee gekomen toen wij in 2007 in het bestuur van Kraket zaten. We merkten dat de match tussen het bedrijfsleven en afgestudeerde econometristen niet optimaal was. Hyre Talent probeert door bemiddeling deze match voor het bedrijf, maar vooral voor de studenten te 15
verbeteren. Heeft u uw bedrijf opgericht tijdens uw studie? Ja, wij hebben Hyre Talent begin 2008 opgericht. Toen waren we beiden nog bezig met onze bachelor. De studie heeft wel wat vertraging opgelopen, maar dit was een bewuste keuze. Veel studenten denken dat het moeilijk is om aan startkapitaal te komen. Hoe heeft u dat gedaan? Aangezien we thuis of op de Universiteit werken hadden we voor het opzetten van ons bedrijf een beperkt startkapitaal nodig, dit hebben we zelf ingebracht. De grootste investering was om onze site www.hyretalent.nl online te krijgen. Wat zijn volgens u de voor- en nadelen van een eigen bedrijf? Het grootste voordeel vind ik de ontwikkeling die je doormaakt. Ook is het een sterke aanvulling op je CV, veel bedrijven zijn op zoek naar ondernemende studenten. Het grote nadeel is dat je de verantwoordelijkheid van een eigen bedrijf hebt. Zomaar een paar maanden gaan reizen is hierdoor bijvoorbeeld lastig. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? De kracht van Hyre Talent is ons grote netwerk onder econometristen. Veel van onze klanten zijn ook specifiek op zoek naar afgestudeerde econometristen, maar de stof van econometrie zien wij niet terug in onze business. Er is vaak kritiek op het ondernemersklimaat in Nederland. Wat is uw mening hierover? Als je moet worden aangemoedigd door een overheid voordat je durft een onderneming op te zetten, ben je denk ik geen ondernemer. Wel kan de overheid het ondernemingsklimaat stimuleren. Denk hierbij aan het versimpelen van belastingregels. Nu besteden we alle belasting gerelateerde zaken uit, terwijl je dit toch zelf zou moeten kunnen doen. Heeft u nog tips voor econometriestudenten die een eigen bedrijf willen beginnen? Bedenk een goed ondernemingsplan en zorg dat je geloof en vertrouwen in je bedrijf uitstraalt.
Mattijn Bezemer Kunt u kort iets vertellen over het bedrijf dat u heeft opgericht? Op dit moment ben ik als managing partner actief voor vijf verschillende bedrijven, laten we Insights4action als voorbeeld nemen. Insights4action ondersteunt bedrijven bij het realiseren van omzetgroei. Dat doen we door de herkomst van de omzet te doorgronden vanuit klantperspectief. Als je echt snapt wat de succesfactoren zijn, is verbeteren plotseling heel eenvoudig. Ik heb de laatste jaren als werknemer gewerkt voor Nielsen (marktonderzoek) en Accenture (management consulting). Organisaties die vandaag geld moeten verdienen en waar beperkte ruimte is voor nieuwe ideeën. Als je gelooft in je ideeën moet je het lef hebben zelf te gaan ondernemen. Heeft u uw bedrijf opgericht tijdens uw studie? Ik ben pas gaan ondernemen nadat ik de nodige ervaring had opgedaan bij verschillende bedrijven. De eerste 5 jaar heb ik full time in loondienst gewerkt, vervolgens terug naar 4 dagen. Dan heb je 1 dag over om te gaan ondernemen, doe je het in de avonduren of in het weekend dan komt het vaak niet van de grond. Je moet overdag kunnen bellen en afspraken maken! Zo kun je het stap-voor-stap verder uitbouwen. Wat zijn de voor- en nadelen van een eigen bedrijf? Vrijheid om te doen wat je leuk vindt, dat is voor mij het belangrijkste. In samenwerking met anderen, met een veel snellere besluitvorming en zonder bedrijfspolitieke spelletjes die veel tijd vergen. Je neemt risico en het kan dus mis gaan. Als het een paar maanden minder moet je met die druk kunnen om gaan. De meeste ondernemers zijn optimistisch van aard, die gaan er nog harder tegen aan om weer succesvol te worden.
Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Bijna iedereen die ik spreek met een econometrisch achtergrond doet er niets meer mee. Ik ben volgens mij de uitzondering! We ontwikkelen bijvoorbeeld sales forecasting modellen voor McDonald’s Europa waarbij we regressietechnieken toepassen. Het is allemaal niet zo heel spannend maar voor klanten is het al gauw indrukwekkend. Zijn er volgens u eigenschappen die een ondernemer moet hebben? Een ondernemer moet durven, weten wat hij wil en zijn ideeën kunnen verkopen. De inhoud is voor econometristen geen probleem, goed werk leveren kunnen ze wel. Maar hoe krijg je de mensen mee en welke mensen gunnen jou de business? Als je dat moeilijk vindt moet je mensen om je heen verzamelen die jou daarin goed kunnen aanvullen. Door te ondernemen in een team met verschillende mensen kom je vaak tot de beste ideeën. Er is vaak kritiek op het ondernemersklimaat in Nederland. Wat is uw mening hierover? Helemaal mee eens, ondernemen wordt niet gestimuleerd. Het zou wat mij betreft een keuzevak op de middelbare school moeten zijn. Een kans ook om het gat tussen theorie en de praktijk wat kleiner te maken. De regelgeving valt heel erg mee als je in de dienstverlening actief bent, het is eigenlijk prima geregeld in Nederland. Heeft u nog tips voor studenten die een eigen bedrijf willen beginnen? Toon lef en ga gewoon beginnen. Wat houd je tegen? Schrijf geen business plan van 20 pagina’s: in de praktijk loopt het altijd anders dan je vooraf had kunnen bedenken. Je moet gaan ondernemen omdat je het leuk vindt, het geld komt later wel. 16
SECTOR de acht ondernemers
Merlijn Gillisen Kunt u kort iets vertellen over het bedrijf dat u heeft opgericht? Na mijn studie (afgerond in 1993) ben ik na diverse functies uiteindelijk manager / commercieel directeur geworden bij Ordina Visionworks, een business unit die zich richtte op Business Intelligence en Datawarehouse-oplossingen. Hoewel Ordina zei dat ze graag iets met resultaatgericht sturen (CPM) wilden doen, kwam daar in praktijk niets van terecht. Daar had ik na twee jaar wel genoeg van. Bovendien wilde ik weer zelf adviseur zijn en geen manager. In 2006 heb ik samen met mijn collega Charles het adviesbureau Decido opgericht. Decido staat voor “ik beslis” en “beslissing” in esperanto. Inmiddels zijn we acht mensen groot. Vooral (zeer) ervaren mensen met meer dan 10 jaar ervaring in zowel consultancy als management. Onze klanten zijn o.a. ABN AMRO, RABO, NUON, Eneco en de Publieke Omroep. Onze opdrachtgevers zijn hogere managementleden, directeuren of raden van bestuur. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Zeer weinig in de pure zin des woords. Econometrie is een studie die weinig mensen begrijpen en appreciëren. Vooral onze opdrachtgevers begrijpen weinig van wiskundige materie. Ook hebben ze een hekel aan oplossingen die ze niet snappen. Mijn vroegere directeur zei altijd: “Spreek Jip en Janneke taal en geef ze het gevoel dat zij zelf de oplossing bedenken.” Maar door de studie heb ik wel erg goed en gestructureerd leren denken. Dit heeft me enorm geholpen in het analyseren van problemen bij organisaties. Zijn er volgens u eigenschappen die een ondernemer moet hebben? En zo ja, welke zijn dit? Een ondernemer moet zeker de volgende 17
eigenschappen hebben: Optimistisch. Want iedereen kent tegenslagen. Een ondernemer ziet vooral kansen en bij tegenslagen denkt hij wat hij de volgende keer anders of beter moet doen Aanpassingsvermogen. Zoek naar alternatieven en stel je in op verandering. Als je verandering niet leuk vindt, moet je niet gaan ondernemen Gevoel voor klanten en verkopen. Geen enkele onderneming overleeft zonder klanten. Als ondernemer moet je je klant goed kennen en weten waar hij/zij wakker van ligt of gemotiveerd raakt. Constant zoeken naar nieuwe ingangen om je producten of diensten te verkopen Er is vaak kritiek op het ondernemersklimaat in Nederland. Wat is uw mening hierover? Ik woonde laatst een presentatie van Marc Lammers bij. Marc is de coach onder wiens leiding het dames hockeyteam zowel wereldkampioen als Olympisch kampioen is geworden. Hij zei: “Winnaars hebben een plan, verliezers een excuus.” En zo denk ik er ook over. Waarom zou de overheid ondernemers moeten stimuleren? Ondernemers moeten zichzelf stimuleren! En regels zijn nu eenmaal noodzakelijk. Heeft u nog tips voor studenten die een eigen bedrijf willen beginnen? Maak een businessplan waarbij je goed nadenkt over de fundamentele zaken, bijvoorbeeld welk product of dienst je wilt gaan verkopen en waarom je klanten hier voor zouden willen betalen. Laat het bekijken door anderen en check of deze fundamentele zaken niet in tegenstrijd zijn met wat je zelf goed kunt en leuk vindt; blijf dus dicht bij jezelf. Focus daarnaast op datgene waar je goed in bent en wat je leuk vindt. Sinds de oprichting van Decido heb ik nog geen één dag spijt gehad. Zoek een baan die bij je past en je hoeft nooit meer te werken!
Dirk Jonker Kunt u kort iets vertellen over het bedrijf dat u heeft opgericht? Het bedrijf dat ik heb opgericht heet Focus Orange. Ik werkte toentertijd voor de Global Consulting Group van Towers Perrin in New York. Mijn ideeën over radicale innovatie binnen het vakgebied, het verlangen naar verbreding en de vibe van de stad, deden mij besluiten om mijn eigen onderneming op te richten. Kort gezegd houdt Focus Orange zich bezig met de optimale inzet van het menselijk kapitaal binnen grote ondernemingen. Mijn expertise is om Strategische Operational Research creatief toe te passen op het gebied van Human Resources. Soms heeft dit een snijdvlak met actuariaat. Een voorbeeld hiervan is berekenen en simuleren van het optimale arbeidsvoorwaardenpakket, inclusief pensioen, voor allerlei type werknemers, op basis van nutsfuncties en werkgeverslasten. Wat zijn volgens u de voor- en nadelen van een eigen bedrijf? Het grootste voordeel is dat wij precies kunnen doen wat wij willen. Een voorbeeld is dat wij heel erg geloven in elkaar helpen. Om dit te stimuleren werken wij in tegenstelling tot andere consultancy bedrijven niet met individuele targets, maar met een gezamelijke bonuspoel. Ook vinden wij een team met diverse achtergronden heel erg van belang. Jij zult het niet geloven maar momenteel loopt er een neurochirurg stage die met hele verfrissende ideeën komt. Het nadeel is dat het enorm veel tijd kost om een bedrijf op te zetten. Bij mijn eerste klant ben ik bijvoorbeeld een week bezig geweest met de opmaak van mijn adviesrapport. De eerste klant is toch een beetje het visitekaartje en daarom moest alles er perfect en heel gelikt uitzien. Het voordeel van dit harde werken is echter wel dat je het puur voor jezelf doet en niet voor een baas.
Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? De kennis die ik heb opgedaan komt van pas maar wel op een andere manier. Ik probeer constant op nieuwe en creatieve manieren kwantitatieve oplossingen voor vraagstukken van mijn klanten te vinden. Soms gebruiken we hiervoor econometrische of operational research technieken maar niet altijd. Zijn er volgens u eigenschappen die een ondernemer moet hebben? En zo ja, wat zijn deze? Je moet geloven in het product of de service waar jij voor staat. Daarnaast moet je een scherpe focus hebben, aanstekelijk enthousiasme en een dosis lef. Ook moet je tegen een bepaalde spanning kunnen. Er is namelijk niemand die jouw een loon geeft dus als er even geen werk is of je bent een week ziek dan heb je pech (en geen loon). Er is vaak kritiek op het ondernemersklimaat in Nederland. Wat is uw mening hierover? Het opzetten van een eenmanszaak is heel makkelijk in Nederland. Dat is een kwestie van naar de Kamer van Koophandel gaan en drie tientjes betalen. Wel is het omslachtig en kostbaar om de benodigde vergunningen te krijgen van de AFM voor het verlenen van actuariële dienstverlening / pensioenadvies. Maar ook dit is gelukt. Heeft u nog tips voor studenten die een eigen bedrijf willen beginnen? Het allerbelangrijkste is om het product of de dienst uitgebreid te testen in de markt voordat je het bedrijf opricht. Het oerwoud aan regels, wetten en alles komt altijd wel goed, maar het meest belangrijke is om te kijken of de markt echt behoefte heeft aan wat je gaat aanbieden. 18
SECTOR de acht ondernemers
Robin Muurling Kunt u kort iets vertellen over het bedrijf dat u heeft opgericht? Met mijn bedrijf verklaar, voorspel en optimaliseer ik kijkcijfers voor tv-omroepen, tv-zenders en productiemaatschappijen. Het idee is een aantal jaren geleden ontstaan toen ik een andere baan had en het daar niet naar mijn zin had. Terwijl ik zat na te denken wat ik moest doen, kwam dit idee bij me op. Ik was altijd al geïnteresseerd in kijkcijfers, zelfs als kind al, en dus nam ik toen, na een paar zenders en omroepen gebeld te hebben om te kijken wat daar intern al gebeurde met kijkcijfers, de beslissing om van deze oude ‘hobby’ mijn werk te maken en een econometrisch kijkcijfersvoorspelmodel te creëren. Veel studenten denken dat het moeilijk is om aan startkapitaal te komen. Hoe heeft u dat gedaan? Ik had al een aantal jaren gewerkt en wat gespaard, dus dat kwam voor mij goed uit. Uiteindelijk was het startkapitaal in mijn geval vooral nodig voor gebrek aan inkomsten, want naast een goede PC met goede software (en tijd natuurlijk) zijn er verder weinig extra kosten en investeringen verbonden aan de werkzaamheden (ook omdat ik vanuit huis werk). Wat zijn volgens u de voor- en nadelen van een eigen bedrijf? De vrijheid, het feit dat je baas bent over jezelf en ook zelf alle verantwoordelijkheid moet nemen en daarnaast het avontuur. Het leven als zelfstandige heeft meer hoogtepunten (als je bijvoorbeeld een klant binnenhaalt) en ook meer dieptepunten (als bijvoorbeeld een potentiële klant toch geen interesse heeft) en dat maakt het allemaal een stuk spannender en dat vind ik een voordeel. De nadelen zijn dat je vaak veel geduld moet hebben bij wat potentiële klanten doen. Soms is hun beslissingsproces langer dan ik zou wensen. En daarnaast heb ik veel contacten met klanten 19
en potentiële klanten, maar verder heb ik zelf momenteel (nog) geen collega’s. En dat kan af en toe ook een nadeel zijn. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Ja, en dan vooral het statistische deel van de econometrie. Het Operational-Researchdeel van de studie komt in mijn werkzaamheden niet terug. Zijn er volgens u eigenschappen die een ondernemer moet hebben? Ja, een ondernemer moet tegen tegenslagen kunnen en geduld hebben. Daarnaast moet je ertegen kunnen om het af en toe even niet te zien zitten en vervolgens toch creatief genoeg zijn om weer nieuwe dingen te bedenken of kansen te grijpen. Kortom, doorzettingsvermogen mag niet ontbreken. Daarnaast moet je eerlijk durven zijn met jezelf en jezelf regelmatig evalueren. Er is vaak kritiek op het ondernemersklimaat in Nederland. Het ondernemerschap zou niet genoeg worden aangemoedigd door de overheid en er zouden te veel regels zijn. Wat is uw mening hierover? Ik herken me daar niet helemaal in. Het is in Nederland, voor wie wil, redelijk gemakkelijk om een bedrijf op te richten. Het klopt wel dat je als ondernemer veel meer risico’s loopt als het financieel mis gaat met je bedrijf of als je door gezondheidsproblemen geen inkomsten meer krijgt en dat verzekeren hiervoor vrij veel geld kost. Maar die risico’s horen er ook bij. Natuurlijk kan het ondernemersklimaat nog altijd beter en/of meer gestimuleerd worden, maar binnen de EU zijn Nederlanders het meest ondernemend en er komen er ook steeds meer bij, dus wat dat betreft vind ik dat we niet teveel moeten klagen.
Marieke Klein Kunt u kort iets vertellen over het bedrijf dat u heeft opgericht? Samen met twee medestudenten (Willem-Joost Walch en Joris-Jan van de Loo) heb ik vorig jaar WeTeach opgericht. WeTeach is een organisatie die bijlessen wiskunde organiseert voor studenten van de economische faculteit. Wij hebben voornamelijk Econometriestudenten in dienst. Eigenlijk bestond de hele organisatie al eerder. In 2006 is Kraket door docenten benaderd met de vraag of het mogelijk was dat econometriestudenten wiskundebijlessen konden gaan geven. Wij zijn toen met vier studenten begonnen met het geven van lessen. In de tussenliggende jaren heb ik de organisatie in handen gehad. Uiteindelijk hebben we besloten dat het een leuke uitdaging zou zijn om hiervoor een bedrijf op te richten. Heeft u uw bedrijf opgericht tijdens uw studie? De organisatie van de lessen liep al tijdens mijn studie, WeTeach was echter pas echt operationeel toen ik reeds afgestudeerd was. Ik kan wel zeggen dat een eigen bedrijf vele malen beter te combineren is met studeren dan met werken. Zeker met een onderneming zoals de onze is flexibiliteit een must. Tijdens je studie kun je je eigen tijd indelen en dat is voor je eigen bedrijf ideaal. Veel studenten denken dat het moeilijk is om aan startkapitaal te komen. Hoe heeft u dat gedaan? Voor een vof of eenmanszaak heb je geen startkapitaal nodig en voor een bv tegenwoordig ook niet meer en dus zou ik de studenten adviseren zich hier niet druk om te maken. De opstartkosten van een bedrijf dat services levert zijn daarnaast relatief laag (aangezien je nagenoeg geen investeringskosten hebt) dus loop je relatief weinig risico. Je moet wel durven investeren in jezelf, zowel qua tijd als qua geld.
Wat zijn volgens u de voordelen van een eigen bedrijf? Het is een enorm leerzame ervaring, het is een hele stap om een bedrijf op jouw naam te laten zetten en te inventariseren wat er allemaal bij komt kijken. Het staat ook goed op je CV. Het betaalt zich dus dubbel en dwars uit, ook als je bedrijf geen succes wordt. Voor ons is het complexe gedeelte - en daarmee de uitdaging - de salarisadministratie en de boekhouding. Naast het feit dat je financiële kennis opsteekt, is het goed voor je ontwikkeling om zelf te moeten uitzoeken welke mogelijkheden je hebt en welke stappen je moet nemen om een bedrijf draaiende te houden. Econometriestudenten vergeten nog wel eens dat er meer is dan alleen de stof leren, want het is heel belangrijk om je te ontwikkelen naast je studie. Tijdens sollicitatiegesprekken heb ik gemerkt dat het hebben van een eigen bedrijf aantoont dat je ondernemend bent ingesteld en eigen initiatief toont. Dit zijn niet de meest kenmerkende eigenschappen van Econometristen en daarmee onderscheid je je dus op de arbeidsmarkt. Door naast je studie nevenactiviteiten te ontplooien word je pas echt interessant voor kritische bedrijven. En wat zijn de nadelen? Je loopt uiteraard altijd een (financieel) risico, goed onderzoek is dan ook noodzakelijk. Een ander nadeel is dat als je naast je bedrijf studeert of een andere baan hebt, het soms lastig is om prioriteiten te stellen en een goede balans te vinden. Voor mij betekent dat soms weken van 60 tot 80 uur (vaste baan, studie en WeTeach), maar ik vind het werken voor WeTeach erg leuk en het betaalt zich rechtstreeks uit. Voor mijn medevennoten betekent het dat hun studie er soms bij inschiet.
20
SECTOR de acht ondernemers
Chiel Bakkeren Kunt u kort iets vertellen over het bedrijf dat u heeft opgericht? Ik ben zelfstandig adviseur op het gebied van toegepaste kwantitatieve methoden. Ik help bedrijven en andere organisaties om hun (bedrijfs) resultaat te verbeteren met behulp van dit soort methoden. Het gaat vaak om complexe problemen, die niet zonder modellen en computers op te lossen zijn. Of het gaat erom, dat bedrijven veel data hebben verzameld, maar daar (te) weining mee doen. Toen ABN AMRO in 2008 verkocht werd, heb ik elders gesolliciteerd en kon ik bij PwC en Deloitte aan de slag. Maar ik hoorde ook dat er her en der mogelijkheden waren om op freelance basis opdrachten te doen. Toen heb ik eens met anderen gesproken, die al als zelfstandig adviseur aktief waren. Die verhalen waren zó positief, dat ik bedacht, dat als ik zoiets ooit wilde, ik het op dat moment moest proberen. Heeft u uw bedrijf opgericht tijdens uw studie? Nee, ik had al meer dan twintig jaar werkervaring, bij TNO, Shell en (ABN) AMRO. Wat zijn volgens u de voor- en nadelen van een eigen bedrijf? Veruit als eerste voordeel: de vrijheid. Je bent natuurlijk wel afhankelijk van opdrachtgevers en als je eenmaal een opdracht uitvoert, kun je er niet zo makkelijk zo maar mee stoppen. Maar daarna ligt alles weer open, en als je geen zin hebt in een opdracht, of het tarief, of gewoon een tijdje niet wilt werken dan doe je dat gewoon! Je kunt ook - en dat is voor mij erg belangrijk - kiezen in welke richting je verder ontwikkelt, zowel inhoudelijk als de branches waar je je opdrachten zoekt. Een nadeel zijn de eventuele zorgen over een volgende opdracht. Zorgen over of je een opdracht wel aankan, of je de benodigde tijd 21
wel goed hebt ingeschat. Zorgen over ziekte, arbeidsongeschiktheid. Gebrek aan collega’s ervaren sommigen als probleem, maar ik niet: ik werk steeds met andere mensen en dat vind ik erg leuk. Weliswaar hoor je er niet ‘echt’ bij, maar je kunt ook mede-zzp-ers als collega’s opzoeken. Zijn er volgens u eigenschappen die een ondernemer moet hebben? Durf! Ik heb veel dingen gedaan in de afgelopen drie jaar, waarvan ik niet wist of ik ze kon. maar het werkt en geeft je zelfvertrouwen. Doorzettingsvermogen en optimisme: het zal af en toe tegen zitten, maar dan moet je stug doorgaan en in jezelf blijven geloven. Inventief zijn, kansen zien, netwerken, contactueel/ sociaal vaardig zijn, flexibel zijn. En natuurlijk: goed zijn in je vak! Er is vaak kritiek op het ondernemersklimaat in Nederland. Wat is uw mening hierover? Ik heb weinig of geen belemmeringen ondervonden, maar dat komt ook doordat ik weinig heb hoeven investeren en niet van allerlei regelingen gebruik heb hoeven maken. Natuurlijk moet je wel een aantal ‘papieren trajecten’ door, maar dat is wel te overzien. Verder moet je zorgen dat je boekhouding op orde is en je de BTW netjes afdraagt en zo. Maar ja, dat hoort gewoon bij goed ondernemerschap. Heeft u nog tips voor studenten die een eigen bedrijf willen beginnen? Het lijkt mij niet eenvoudig om zo, recht van de universiteit, als zelfstandig adviseur te beginnen. Het is handig als je al werkervaring hebt en dan bedoel ik niet zozeer de vakinhoudelijke kant, maar vooral de andere aspecten zoals samenwerken, omgaan met weerstanden, projectmanagement, etc. Maar het kan wel: zie de jongens van ORTEC!
Merei Lubbe Kunt u kort iets vertellen over het bedrijf dat u heeft opgericht? Samen met drie anderen – waaronder Veroni Larsen en Harm Nico Plomp, ook econometristen van de VU – heb ik in 2008 LPBL economisch advies opgericht. We ondersteunen opdrachtgevers met economische analyses en daarop gebaseerde beleidsadviezen. Vaak door middel van maatschappelijk kostenbaten analyses of business-cases. Vrijwel al onze opdrachten zijn in het publieke domein. Dat is een bewuste keuze: ik voel me verbonden met de maatschappelijke opgaven in deze sector en vind de complexiteit ervan juist leuk. Ik werkte al sinds mijn afstuderen als adviseur, eerst bij Andersson Elffers Felix in Utrecht en later als zelfstandige. Omdat werken in een team gewoon leuker en leerzamer is dan alleen ben ik – toen ik voor mezelf begon - vrij snel samenwerkingsverbanden aangegaan. Veroni, Harm Nico en Lauri kende ik van studie en / of werk en we hadden dezelfde ideeën. En zo is het gekomen! Heeft u uw bedrijf opgericht tijdens uw studie? Nee, ik ben eerst gewoon afgestudeerd en voor een werkgever aan de slag gegaan. Dat was overigens ook heel leerzaam. Maar de vrijheid van het ondernemen is wel heel erg leuk. Wat zijn volgens u de voor- en nadelen van een eigen bedrijf? De vrijheid en zelfstandigheid zijn voordelen. Het is een voorrecht om niet door anderen geleefd te worden. Ik heb het dan niet zozeer over de vrijheid om je eigen werktijden in te delen. Dat lijkt misschien aantrekkelijk, maar uiteindelijk kom je daar toch op redelijk standaard kantoortijden uit. De echte vrijheid is voor mij dat ik niet in hiërarchische structuren zit, en dat ik tegelijkertijd voor niemand verantwoordelijk ben. Daarnaast is
het leuk dat ik in mijn werk heel veel verschillende rollen heb: onderzoeker, strategisch adviseur, procesbegeleider. In het begin was het natuurlijk wel spannend of het financieel wel zou lukken. Vooral omdat je bij advieswerk eigenlijk niet weet of je over drie maanden ook nog werk hebt. Nu ik al zeven jaar onderneem ben ik daar niet meer onzeker over. Verder merk ik dat juist in deze tijden van bezuinigingen er erg veel behoefte is aan mensen die goed kunnen rekenen, die mee kunnen denken over hoe geld op de meest effectieve of maatschappelijk rendabele manier kan worden besteed. Komt de studie econometrie nog terug in uw dagelijkse bezigheden? Niet in de wetenschappelijke zin van het woord, maar wel in de manier van denken. Mijn dagelijks werk is adviseren op basis van economische modellen. Dus structureren, analyseren en wiskundig-economisch denken komen er altijd bij kijken. We werken ook veel samen met gespecialiseerde bureaus die bijvoorbeeld regressie-analyses toepassen om bijvoorbeeld effecten van bepaalde interventies te berekenen. Denk aan ingrepen op het gebied van veiligheid en overlast die terug te vinden zijn in huizenprijzen. Het is handig dat ik begrijp hoe dat in elkaar zit. Er is vaak kritiek op het ondernemersklimaat in Nederland. Wat is uw mening hierover? Ik heb daar geen problemen mee gehad. Het enige dat beter geregeld zou moeten zijn is een collectieve arbeidsongeschiktheid verzekering. Heeft u nog tips voor econometriestudenten die een eigen bedrijf willen beginnen? Zeker doen. Ik denk dat ondernemerschap en flexibele arbeid het model van de toekomst is. 22
SECTOR scheduling
Ken Swagten
Bas Beerenhout
rondde in 2008 zijn master Operations Research and Management Science af aan de Universiteit van Tilburg. Sindsdien werkt hij als Implementation Consultant bij ORTEC in Gouda.
is masterstudent Operations Research and Business Econometrics aan de Vrije Universiteit Amsterdam en doet een internship bij ORTEC waarin hij voor de NS onderzoek doet naar train timetabling.
sector scheduling, nooit hetzelfde Voor SECTOR nam Bas Beerenhout een interview af bij Ken Swagten over zijn werkzaamheden in de sector scheduling en tevens lichtte hij zijn eigen werkzaamheden in die sector toe. Op welke afdeling werk je? Ken: Ik werk bij SPI, een onderdeel van de productsafdeling van ORTEC Logistics. Binnen SPI ben ik gespecialiseerd in OTD (ORTEC Transport and Distribution), een operationeel planningssysteem voor de logistieke sector dat niet alleen bedoeld is voor de dagelijkse planning van resources, maar ook voor executieplanning door middel van realtime interfaces met de voertuigen. Bas: Ik ben werkzaam bij de afdeling CIS, onderdeel van de ORTEC Consulting Group (OCG). Mijn internship binnen OCG bestaat uit twee delen: een stagedeel en een scriptiedeel. In beide doe ik onderzoek naar train timetabling bij de Nederlandse Spoorwegen. 23
Kun je een beschrijving geven van je werkzaamheden? Ken: Als Implementation Consultant ben ik primair verantwoordelijk voor een succesvolle implementatie en configuratie van het product dat de klant afneemt. Iedere Implementation Consultant is gespecialiseerd in tenminste één product. In mijn geval is dit OTD, een Advanced Planning System waarin scheduling een grote rol speelt. Binnen OTD wordt onder meer gezocht naar optimale routes voor transport, rekening houdend met allerlei zaken, zoals de mogelijkheid bepaalde ladingen te combineren, verschillende transporteurs in te schakelen enzovoorts. OTD zoekt naar de optimale samenstelling van uit te voeren taken en naar de optimale volgorde waarin ze worden uitgevoerd. Op basis van realtime data kunnen de planningen worden aangepast. De algoritmiek die verwerkt is in OTD is mijn specialisatie. Ik bezoek klanten om onder andere technische issues op te lossen, tests uit te voeren, trainingen te geven en planningen te runnen. Ook ben ik betrokken bij acquisitietrajecten.
Het werk dat ik internationaal doe, heeft niet alleen een klantondersteunende functie, maar dient ook ter bevordering van de samenwerking met en ondersteuning van de buitenlandse vestigingen. Zo zal ik binnenkort voor een aantal maanden gestationeerd zijn in Atlanta, Georgia (VS). Bas: Mijn internship gaat over een specifiek scheduling-probleem. Het Train Timetabling Problem (TTP) kan worden gezien als één van de vele planningsfases die een spoorwegbedrijf als de NS kent. Het doel van TTP is om een goede dienstregeling (fixatie van vertrek- en aankomsttijden van treinen) te construeren op basis van een gegeven lijnplanning, waarbij rekening moet worden gehouden met een grote hoeveelheid restricties. Denk hierbij zoal aan restricties over veilige onderlinge afstanden, frequenties van treinen en overstappen van reizigers. Door de modellen toe te passen op reële probleeminstanties van de NS, wordt TTP direct extra tastbaar. Hoe ziet je werkdag er over het algemeen uit? Ken: Dat is grotendeels projectafhankelijk. De variatie aan werkzaamheden maakt het interessant. Niet alleen werk ik op het hoofdkantoor in Gouda, maar ook bij de klant op locatie. Bovendien voer ik ook geregeld projecten uit in het buitenland. Geen dag is dus hetzelfde.
“Een succesvol project wordt gekenmerkt door goed overleg en een heldere communicatie.” Bas: Gedurende het begin van mijn internship was ik voornamelijk bezig met het bestuderen van literatuur over het genereren van treindienstregelingen, in het bijzonder over hoe dit bij de Nederlandse
Spoorwegen plaatsvindt. Door formele en informele activiteiten, leerde ik een groot deel van mijn collega’s al binnen korte tijd kennen. Wat verder in mijn internship, startte ik met het ontwikkelen van programma’s voor mijn onderzoek. Werkdagen werden dus steeds praktischer van aard. Nadat het stagedeel van mijn internship was afgerond met een stagerapport, begon voor mij het scriptiedeel. Dit bouwt voort op het stagedeel. Net zoals wanneer je thuis aan je scriptie werkt, bestaat een gemiddelde werkdag zowel uit het bestuderen van theorie, als uit het ontwikkelen en implementeren (dus ook programmeren) van nieuwe ideeën en oplossingen, als uit het schrijven van de masterscriptie zelf. Het voordeel van een internship is dat je niet alleen gevoel krijgt voor de theoretische, maar ook voor de praktische problematiek. Om input uit de praktijk te krijgen, werk ik zowel op het hoofdkantoor van ORTEC in Gouda, als op het hoofdkantoor van de NS in Utrecht. Dit maakt de werkdagen nog afwisselender. Het mooie van ORTEC is dat de klantenkring bestaat uit een groot aantal zeer gevarieerde bedrijven en organisaties. Hierdoor is het werk afwisselend en leg je snel contacten met een groot aantal mensen. Hoe belangrijk is samenwerken? Ken: Samenwerken bestaat voor mij uit twee delen: de intentie om dat te doen en de communicatie die nodig is om het tot een succesvol einde te brengen. Samenwerking is ontzettend belangrijk. Als consultant bevind je je tussen de klant en de ontwikkelaars. Een succesvol project wordt gekenmerkt door goed overleg en een heldere communicatie. Bas: Samenwerken is ook in mijn internship van groot belang. Door goed te communiceren, elkaar te helpen en open te staan voor suggesties, wordt duidelijk wat er van je verwacht wordt en kom je vaak tot nieuwe inzichten en ideeën. Heb je binnen deze sector veel contact met de klant? Ken: Ja, zowel nationaal als internationaal. Het moet duidelijk worden waar de klant behoefte aan heeft, alles moet succesvol bij de klant worden geïmplementeerd en na afloop moet de klant kunnen rekenen op onze support bij verdere vragen of verzoeken. Bas: Voor mijn stage en scriptie werk ik een gedeelte van de tijd op het NS hoofdkantoor. Ik heb dus veel 24
SECTOR scheduling
contact met de klant. In het algemeen geldt voor consultants van de ORTEC Consulting Group dat er veel klantcontact plaatsvindt.
“Scheduling is iets heel tastbaars.” Welke eigenschappen moet je hebben om in deze sector te slagen? Ken: Een gedegen businesskennis van (in mijn geval) de transport- en distributiesector is van groot belang. Verder is affiniteit met IT en ICT cruciaal en dien je te beschikken over een gezonde dosis zelfvertrouwen. Bas: Om als consultant bij de OCG in de sector scheduling zo succesvol mogelijk te zijn, dien je mijns inziens te beschikken over sterke analytische vaardigheden, een IT-affiniteit, businesskennis, goede communicatievaardigheden, gedrevenheid en de wil om telkens zo goed mogelijke oplossingen aan de klant op te leveren. Welke kennis van je studie econometrie & operationele research gebruik je nog in je werk? Ken: Mijn studie heeft bijgedragen aan een gedetailleerd kennisniveau met betrekking tot de algoritmiek in OTD. Daarnaast is de manier van denken en problemen analyseren zoals toegepast in de studie, onmisbaar in mijn werk. Het valt op dat waar het in de academische wereld eerder wordt geaccepteerd dat een probleem NP-moeilijk is en dus niet snel opgelost kan worden, dit in het bedrijfsleven ongewenst is. Daarom worden vaak heuristieken ontworpen, waarbij de juiste parameter setting dient plaats te vinden, zodat sneller een goede oplossing kan worden gevonden. Ook hierbij komt mijn studie goed van pas. Bas: Doordat mijn internship voor een groot deel bestaat uit mijn masterscriptie, gebruik ik de kennis die ik heb opgedaan tijdens mijn studie Econometrie en Operationele Research, in grote mate in mijn huidige werkzaamheden.
25
Waarom is scheduling interessant en leuk? Ken: Scheduling is nooit hetzelfde. Telkens weer kom je voor nieuwe uitdagingen te staan. Oplossingen van scheduling-problemen dienen steeds sneller bepaald te kunnen worden voor het bedrijfsleven. Het is onze taak om de puzzel op te lossen. Dat is wat het zo leuk maakt. Bas: Scheduling is iets heel tastbaars, of het nu gaat om het bepalen van een treindienstregeling, om het optimaal selecteren, beladen en routeren van vrachtwagens, of om een ander schedulingprobleem. Je past Operations Research toe op ‘alledaagse’ problemen, je zorgt voor goede, snel gevonden oplossingen en draagt hiermee bij aan een kostenreductie, en aan een kwaliteits- en efficiëntieverbetering in de processen van de klant. Door OR toe te passen kan de wereld een stuk efficiënter worden gemaakt. Daar draag ik graag een steentje aan bij. Scheduling-gerelateerde werkzaamheden binnen de ORTEC Consulting Group kunnen worden gevat binnen een mix van OR, IT en business. Dat, in combinatie met de vele internationale mogelijkheden, is juist wat mij zo aanspreekt aan het werk.
“Het is onze taak om de puzzel op te lossen. Dat is wat het zo leuk maakt.”
POST NL
KLM
77.155 werknemers 40 uur
30.000 werknemers 40 uur
In wat onderscheidt jullie afdeling scheduling zich t.o.v. de afdeling bij andere bedrijven? Binnen PostNL hebben we de afdeling Kwantitatieve Ondersteuning (KO). Het grote verschil met een afdeling ‘Scheduling’ is dat KO veel breder georiënteerd is. Doordat KO werkt voor opdrachtgevers door het hele bedrijf heen, krijg je als adviseur ook met een heel divers scala aan vragen te maken. Dit kan variëren van trajecten die een beroep doen op je kennis van statistiek, meedraaien in strategische projecten of zaken op het logistieke vlak. Denk bij dit laatste aan projecten waarin bepaald moet worden hoeveel en waar je overslaglocaties wilt oprichten of welke verzorgingsgebieden je vanuit welke ‘fabriek’ bedient. Kern van de opdrachten is altijd dat er een flinke kwantitatieve component in zit.
In wat onderscheidt jullie afdeling scheduling zich t.o.v. de afdelingen bij andere bedrijven? Bij KLM kennen we vele kwantitatieve vraagstukken met een scheduling component. Deels luchtvaart specifiek, deels algemeen. Denk hierbij aan hoe de vloot zo goed mogelijk kan worden ingezet om de marktbehoefte te dienen of de planning, roostering en indeling van cabine en cockpit personeel. De verantwoordelijkheid voor het oplossen van deze schedulingsvraagstukken ligt bij een specifieke afdeling van een business-unit. De afdeling Decision Support ondersteunt op projectbasis deze verschillende afdelingen.
Wat zoeken jullie in een medewerker? Belangrijk vinden wij een sterke persoonlijkheid en gedrevenheid voor het vak waarin je wilt werken. Je moet kansen zien en grijpen, een visie kunnen ontwikkelen en die ook durven uitdragen. Daarnaast heb je maximaal één jaar werkervaring, ben je niet ouder dan 28 , heb je actief gewerkt aan de ontwikkeling van (management)competenties met bijvoorbeeld een bestuursfunctie, commissies, een eigen bedrijf, buitenlandervaring of topsport, weet je mensen mee te krijgen en durf je knopen door te hakken en grenzen te verleggen. Hoe verloopt het starterstraject? Als net afgestudeerde start je bij ons in een echte functie met bijbehorende verantwoordelijkheden. En je volgt het Young Executive Programme (YEP): samen met twintig andere starters volg je drie jaar lang een opleidingsprogramma waarbij de ontwikkeling van je managementcompetenties en kennis van het bedrijf centraal staan. Je leert van én met elkaar. YEP is de eerste stap binnen het Management Development traject. In overleg met je manager kun je, naast het YEP, ook functiegerelateerde opleidingen volgen.
Wat zoeken jullie in een medewerker? De afdeling bestaat uit wiskundigen en econometristen (deels gepromoveerd). Men moet op drie vlakken goed zijn: Het kwantitatieve vakgebied, in IT en in veranderingsmanagement (inclusief communicatieve vaardigheden). Hoe verloopt het starterstraject? Er is geen vastomlijnd starterstraject in de vorm van een gespreid bedje, je wordt bij wijze van spreken eerder in het diepe gegooid. Meestal draait een medewerker mee in een project begeleid door een ervaren collega. Er wordt veel initiatief verwacht. Ook de verantwoordelijkheid van de eigen ontwikkeling wordt voor een groot deel bij de medewerkers zelf neergelegd. Wat zijn de mogelijkheden tot ontspanning? KLM kent vele sportverenigingen: Zeilen, Skiën, Salsa, Tennis, Voetbal etcetera.
26
SECTOR scheduling
Quintiq
ORTEC
405 werknemers 40 uur
550 werkenemers 40 uur
In wat onderscheidt jullie afdeling scheduling zich t.o.v. de afdelingen bij andere bedrijven? Bij Quintiq staat niet één afdeling, maar heel het bedrijf in het teken van planning en scheduling. Met onze oplossingen stellen we onze klanten in staat om hun lastigste puzzels op dit gebied op te lossen. Daarbij zijn drie dingen belangrijk voor ons succes: onze krachtige en flexibele software, de vakkennis en creativiteit van onze mensen, en vooral het enthousiasme waarmee die mensen met de puzzels van de klant aan de slag gaan!
In wat onderscheidt jullie afdeling scheduling zich t.o.v. de afdelingen bij andere bedrijven?
Wat zoeken jullie in een medewerker? Passie voor puzzelen staat voorop, maar daarnaast zijn creativiteit, ondernemersgeest, verantwoordelijkheidsgevoel en integriteit voor ons erg belangrijk. Hoe verloopt het starterstraject? Vanaf je eerste werkdag word je gekoppeld aan een mentor (van dezelfde afdeling) die je helpt bij al je vragen en je begeleidt in de eerste stappen van je carrière bij Quintiq. Daarnaast volg je verschillende trainingen (waarvan een groot deel e-learning) om de Quintiq-software en aanpak te leren kennen. Maar het leukste deel is natuurlijk dat je zo snel mogelijk aan de slag gaat in je eigen project. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Je toekomst bij Quintiq heb je voor een groot gedeelte zelf in de hand. Voel je je lekker in een kwaliteitsbewakingsrol? Vind je het leuk om aan de slag te gaan met nieuwe puzzels in nieuwe markten? Wil je graag een team leiden op weg naar verdere groei? Een nieuw kantoor openen? We horen graag van jou hoe jij in de toekomst graag bijdraagt aan het succes van Quintiq, en zeker ook aan je eigen werkplezier! Wat zijn de mogelijkheden tot ontspanning? Een potje tafelvoetbal, tafeltennis, of voetbal tussendoor. En als je liever borrelt of op stap gaat met het team, dan kan dat natuurlijk ook. 27
Héél ORTEC bestaat uit experts op het gebied van complexe optimalisatie- en planningsvraagstukken in diverse sectoren. Wereldwijd maken meer dan duizend bedrijven gebruik van onze producten en consultancy dienstverlening, zoals BP, CocaCola Enterprises, TNT, Ahold en KLM. Samen met onze klanten werken ORTEC-medewerkers met veel enthousiasme aan het verbeteren van planningsprocessen. Van transport, de gezondheidszorg en de olie- en gasindustrie, bij ORTEC hebben medewerkers het voor het kiezen. Of ze nu het rendement van een vluchtmaatschappij of een distributienetwerk doorrekenen, het resultaat is direct zichtbaar, dankzij de nieuwste technologieën en slimme oplossingen van onze medewerkers. Wat zoeken jullie in een medewerker? ORTEC is regelmatig op zoek naar knappe koppen die de ruimte zoeken om zichzelf te ontwikkelen en die willen bijdragen aan de volgende generatie optimalisatietechnologie. Ben je creatief, beschik je over oplossend denkvermogen? Dan ben je bij ORTEC aan het juiste adres. Hoe verloopt het starterstraject? Bij ORTEC krijg je de ruimte om jezelf te ontwikkelen en eigen initiatief te nemen. Natuurlijk krijg je de juiste begeleiding. Zie jij ORTEC zitten en wordt je aangenomen, dan kun je een Young Professionals traject volgen, bestaande uit een inwerk- opleidingsen ervaringsprogramma. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Afhankelijk van je achtergrond en rol stemmen we de mogelijkheden met je af en dagen we je uit jezelf verder te ontwikkelen. Hierin speelt je eigen ambitie en dat wat je laat zien een grote rol. Je kunt het zelf maken!
I HAVE UNLIMITED AMBITION I WORK HARD AND PLAY HARD I DON’T CRACK UNDER PRESSURE I HAVE EXCELLENT NUMERICAL SKILLS I DON’T LIKE TO WASTE TIME I THINK FASTER THAN MOST PEOPLE
YES
NO
IF YOU CAN ANSWER YES TO ALL 6, YOU’RE READY TO TAKE THE REAL T TEST.
WE ARE SCOUTING FOR BRILLIANT MINDS ONLY START YOUR CAREER IN TRADING
APPLY AT WWW.OPTIVER.COM
SECTOR uit de markt van Sprenkels & Verschuren
Martijn Euverman is sinds augustus 2007 als partner werkzaam bij Sprenkels & Verschuren, waar hij verantwoordelijk is voor advies op het vlak van risicomanagement en beleggingen aan pensioenfondsen en verzekeraars.
Dienen de pensioenfondsen hun langlopende swaps te verkopen? Pensioenfondsen beleggen sinds de invoering van het financieel toetsingskader in langlopende swaps. Dat heeft de fondsen geen windeieren gelegd, want de swaps zijn enorm in waarde gestegen door de gedaalde rente. De swaps hebben ervoor gezorgd dat het vermogen van de pensioenfondsen ondanks de crisis op de financiële markten groter is dan ooit tevoren. Nu is het echter tijd om die positie in langlopende swaps te heroverwegen. Niet op basis van ingewikkelde financiële modellen en ALM studies, maar op basis van gezond verstand. Er zijn vijf argumenten voor pensioenfondsen om de langlopende swaps te verkopen. Er is maar één argument om dat niet te doen. Argument 1. De 50-jaars rente is 0,5% lager dan de 20-jaars rente Indien het pensioenfonds in 50-jarige swaps belegt dan is het jaarlijks rendement ongeveer 0,5% lager dan wanneer het pensioenfonds in 20-jarige swaps belegt. Dit economisch onlogische fenomeen wordt puur gedreven door de grote vraag naar 50-jarige swaps. Beleggingstechnisch lijkt het een stuk interessanter om in de 20-jaars rente te beleggen, want dat levert 0,5% extra rendement op voor de eerste 20 jaar. Toch beleggen de meeste fondsen die 29
de rente afdekken ook in 50-jarig papier omdat ze exact willen matchen. Bij exact matchen wordt de portefeuille geconstrueerd op basis van een model in plaats van gezond verstand. Beleggingstechnisch is het enkel verstandig om in 50-jarig papier te beleggen als de expliciete verwachting is dat de rente sterk zal dalen (met meer dan 0,5%) en men herbeleggingsrisico wil voorkomen, immers bij 20-jarig papier moet na 20 jaar worden geherfinancierd.
Argument 2. De swaps leiden tot inflatierisico, en dat is het echte lange termijn risico voor pensioenfondsen Een stijgende rente leidt tot een daling van het pensioenvermogen. Omdat in langlopende instrumenten wordt belegd is de impact groot. Een stijging van de rente met 1% leidt voor een gemiddeld fonds tot een daling van het vermogen met 10%. Uit dat vermogen dient het pensioenfonds de toekomstige uitkeringen te financieren, dus een daling van het vermogen is ongunstig voor het pensioenfonds. Daar komt bij dat een stijging van de rente veelal hand in hand gaat met een stijging van de inflatie. Ter illustratie: in het eerste kwartaal van 2011 is de lange rente met 0,5% gestegen en de inflatieverwachting ook met 0,5% gestegen. Aangezien pensioenfondsen ernaar streven om geïndexeerde pensioenen uit te keren, leidt deze hogere inflatie ertoe dat de toekomstige (geïndexeerde) uitkeringen die het fonds wil doen zullen toenemen. Na deze rentestijging moet het pensioenfonds dus met een lager vermogen hogere uitkeringen financieren. Het rendement dat benodigd is om dat te kunnen realiseren neemt toe (zie voor een verdere uitwerking van het benodigd rendement ons White Paper “een uitlegbaar beleggingsbeleid”, van januari 2011). Pensioenfondsen wordt nogal eens voorgespiegeld dat ze zich moeten wapenen tegen een zogenaamd Japan scenario waarin rentes dalen, inflatie laag is en aandelen slecht renderen. Het is maar zeer de vraag of dit voor de lange termijn het meest risicovolle scenario is. In een Japan scenario nemen de vermogens toe door de dalende rente en de uitkeringen zijn lager dan verwacht door de lage inflatie. Het enige vervelende is dat het vermogen daalt als het pensioenfonds veel in aandelen heeft belegd. Het meest risicovolle scenario voor de lange termijn is het zogenaamde stagflatiescenario. In dat geval gaan de slecht renderende aandelen hand in hand met een stijgende rente, gedreven door een hoge inflatie. Het vermogen wordt dubbel hard geraakt, door de stijgende rente en de dalende aandelenkoersen, terwijl de uitkeringen toenemen door de hogere inflatie. Het rendement dat jaarlijks
benodigd is om de uitkeringen uit de pot te kunnen financieren neemt zo sterk toe (tot 8% à 9%) dat het pensioenfonds zich kan afvragen of het pensioencontract nog haalbaar is. Het is zeer de vraag of pensioenfondsen het beleggingsbeleid enkel moeten richten op de dekkingsgraad. Deze dekkingsgraad is een prima korte termijn maatstaf die meet hoe het pensioenfonds ervoor staat indien het nu zou liquideren. Teveel sturen op deze korte termijn risico’s leidt juist tot risico’s op de lange termijn. De pensioenfondsen zijn, mede op verzoek van DNB, doorgeslagen in het managen van korte termijn risico’s door het aankopen van langlopende swaps. Argument 3. Het renterisico kan wel een beloond risico zijn Het is voor pensioenfondsen onontkoombaar om een visie te hebben op de financiële markten. Zo gebruikt vrijwel elk pensioenfonds de visie dat aandelen meer opleveren dan obligaties. Dit is zelfs onderdeel van de wetgeving: in de regeling parameters pensioenfondsen is opgenomen dat het rendement op zakelijke waarden hoger is dan het rendement op vastrentende waarden. De ontwikkeling van de lange rente is zeker zo bepalend voor de ontwikkeling van de financiële positie van het pensioenfonds. Het renterisico wordt evenwel vaak afgeschilderd als een onbeloond risico waar het pensioenfonds geen visie op heeft. In de DNB- herstelplannen mag geen rekening worden gehouden met een stijgende rente. Vermogensbeheerders en ALM consultants hanteren veelal een gelijkblijvende rente als aanname. Dan is het niet meer dan logisch dat het ALM model of een risicobudgetstudie als uitkomst geeft dat de rente maar beter kan worden afgedekt. Immers input=output. De veel gehoorde redenering is: als we het renterisico afdekken dan maken we risicobudget vrij en kunnen we met hetzelfde risico meer in aandelen beleggen waardoor we gemiddeld meer kunnen verdienen. Het is maar de vraag of het renterisico op dit moment een onbeloond risico is. De lange rente staat momenteel lager dan 3,5%, terwijl de economen van bijvoorbeeld CPB en OESO over 5 jaar een lange rente verwachten van 4,5% à 5%. Als een pensioenfonds die visie deelt dan lijkt het verstandig 30
SECTOR uit de markt van Sprenkels & Verschuren
om de duratie van de beleggingen te verkorten.
Argument 4. Het nieuwe pensioenstelsel heeft een omgekeerd risico In de uitwerking van het pensioenakkoord worden de verplichtingen van een pensioenfonds gewaardeerd tegen een vast rendement (het verwachte rendement). Dat betekent dat, in die nieuwe wereld, de verplichtingen niet meer fluctueren met de rentetermijnstructuur. De beleggingen blijven wel op marktwaarde gewaardeerd. Dit leidt er per saldo toe dat de dekkingsgraad in de nieuwe wereld daalt bij een stijgende rente, waar de dekkingsgraad nu nog stijgt bij een stijgende rente. Het fictieve fonds in tabel 1 heeft een belegd vermogen van € 625 mln. en een (nominale) dekkingsgraad van 110%. Het fonds heeft het renterisico voor 60% afgedekt. Als de rente stijgt met 1% dan neemt de dekkingsgraad voor dit fonds toe met 9% naar 119%. Dit komt omdat de voorziening (marktwaarde) harder daalt dan de beleggingen (marktwaarde). In de nieuwe wereld heeft het fonds een (reële) dekkingsgraad van 103%. Als de rente stijgt met 1% dan neemt de dekkingsgraad voor dit fonds juist af met 10% naar 93%. Dit komt omdat de voorziening niet daalt (ongevoelig voor renteveranderingen), terwijl de beleggingen wel dalen. Mocht de uitwerking van het pensioenakkoord tot wetgeving leiden dan is het zeer de vraag hoe pensioenfondsen omgaan met de langlopende swaps. Langlopende swaps zullen dan resulteren in een zeer volatiele dekkingsgraad. De dekkingsgraad zal dan juist stabieler zijn bij een hele korte duratie van de beleggingsportefeuille. Dat zou 31
tot gevolg kunnen hebben dat pensioenfondsen de langlopende swaps verkopen. Aangezien de swaprente gedreven wordt door vraag en aanbod zal de verkoop van de langlopende swaps leiden tot een oplopende lange rente. De pensioenfondsen die met de langlopende swaps blijven zitten zijn daarvan de dupe want deze nemen dan sterk in waarde af waardoor het vermogen van die fondsen daalt. Argument 5. Er zit een aantal nadelen aan swaps In het algemeen kan worden gesteld dat swaps complexere instrumenten zijn dan obligaties en daarom meer inhoudelijke en juridische kennis vergen van het bestuur. Daarnaast zijn er wat minder voor de hand liggende financiële risico’s bij het gebruik van swaps. Een stijging van de rente leidt ertoe dat het pensioenfonds op korte termijn grote bedragen (procenten van het belegd vermogen) moet kunnen overmaken (verpanden) naar de tegenpartij van de swap. Een daling van de rente leidt ertoe dat het pensioenfonds juist grote bedragen aan onderpand ontvangt. Deze onderpandgelden worden mogelijk ook weer belegd met eventuele (krediet) risico’s van dien. In een swap betaalt het pensioenfonds halfjaarlijks een korte rente (6-maands Euribor) terwijl het jaarlijks de vaste betaling ontvangt. Het pensioenfonds kan niet risicovrij 6-maands Euribor verdienen. Er is een economische samenhang tussen het
niveau van de 6-maands Euribor en de inflatie. Een stijgende inflatie leidt daarmee tot een hogere verplichting voor het pensioenfonds.
“Het is de uitdaging voor pensioenfondsen om niet af te wachten tot het pensioenakkoord tot wetgeving heeft geleid.” Tegenargument 1: Het pensioenfonds in liquidatie Indien het pensioenfonds geen tijd van leven heeft, omdat het bijvoorbeeld overweegt om het fonds te liquideren en onder te brengen bij een verzekeraar, dan is dat voor het fonds een goede reden om veel meer te kijken naar de korte termijn risico’s. Het korte termijn risico is dan wel degelijk een verder dalende lange rente. De verzekeraar waardeert het pensioenfonds immers tegen de risicovrije rente en als die rente daalt, dan vraagt de verzekeraar een hogere koopsom voor het overnemen van de aanspraken. Een veel gehoord oneigenlijk tegenargument is dat het verkopen van de langlopende swaps niet zou mogen van DNB omdat het pensioenfonds in een herstelplan zit. Het is waar dat DNB niet zonder meer toestaat dat het risicoprofiel wordt verhoogd ten opzichte van het risicoprofiel dat is ‘overeengekomen’ in het herstelplan, maar: Indien het huidige risicoprofiel lager is dan overeengekomen in het herstelplan, dan heeft het fonds binnen het herstelplan, in principe, nog ruimte om risico’s te nemen (lees langlopende swaps te verkopen of de rentegevoeligheid van de beleggingen af te bouwen). Indien die ruimte er niet is, dan heeft het fonds de
mogelijkheid om verschillende risico’s uit te ruilen. Het belangrijkste is dat het fonds een eigen verantwoordelijkheid heeft en het staat het fonds vrij om met goede argumenten de discussie richting DNB aan te gaan. Zelfs als dit zou leiden tot een hoger risicoprofiel dan conform herstelplan. Het risicoprofiel in de nieuwe wereld (FTK2), zou wel eens heel anders kunnen worden vastgesteld dan in de huidige wereld (FTK1). Conclusie Het huidige FTK is sterk gebaseerd op de liquidatiegedachte. Een dekkingsgraad van 100% wil zeggen dat de nu opgebouwde pensioenen met een hoge mate van zekerheid kunnen worden uitgekeerd. Deze dekkingsgraad is in lijn met de marktprijs die verzekeraars vragen voor het verzekeren van het risico. Daarmee is die dekkingsgraad dus een prima inschatting van de marktwaarde van het pensioenfonds (zie ook de argumentatie in ons White Paper “een uitlegbaar beleggingsbeleid”, van januari 2011). Het pensioenfonds met een lange termijn focus zal zich niet primair en enkel moeten laten leiden door die liquidatiewaarde, maar zal meer moeten kijken naar de going concern waarde van het pensioenfonds. Vanuit dat lange termijn perspectief is er een aantal argumenten die pleiten voor verkoop van de langlopende swaps en (een stap verder) afbouw van de renteafdekking. Het nieuwe FTK, voor zover dat al doorgaat, heeft meer aandacht voor de lange termijn. Dat onthoudt het pensioenfonds er niet van om ook nog steeds naar de korte termijn risico’s te kijken. Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds zou daarmee redelijk onafhankelijk moeten zijn van het toezichtskader. Het is de uitdaging voor pensioenfondsen om niet af te wachten tot het pensioenakkoord tot wetgeving heeft geleid, maar met het juiste beleggingsbeleid voorop te lopen in deze ontwikkeling. Daarbij moet het pensioenfonds zich niet verschuilen achter de toezichthouder. Dit artikel is in juni 2011 verschenen in de Reflector, een risicomanagement uitgave van Sprenkels & Verschuren. 32
SECTOR ORTEC
André Merkus studeerde econometrie aan de Vrije Universiteit. Tegenwoordig is hij Director Operations van de ORTEC Consulting Group.
ORTEC wat je presteert en wat je bijdraagt, daar gaat het om Kunt u een omschrijving geven van het bedrijf ORTEC? ORTEC houdt zich voornamelijk bezig met het aanbieden van producten en diensten die te maken hebben met het plannen en optimaliseren van systemen. ORTEC is te zien als een driehoek met als hoeken OR en wiskunde, IT en Business. ORTEC brengt deze drie elementen samen en dat maakt ons uniek, want er zijn maar weinig bedrijven die zo’n combinatie bieden. Dus als je op zoek bent naar al deze dingen bij elkaar, zowel als potentiële klant of werknemer, dan ben je bij ons aan het goede adres. ORTEC bestaat uit ORTEC finance en ORTEC logistics. Hoe verhouden deze twee bedrijven zich tot elkaar? ORTEC Finance en ORTEC Logistics zijn altijd al twee wat gescheiden afdelingen geweest. Sinds een paar jaar zijn het ook echt aparte bedrijven. Het hoofdkantoor van Logistics zit in Gouda en van Finance in Rotterdam, terwijl we eerst in één gebouw zaten. Ook al is er nog steeds contact, je merkt wel 33
dat je steeds meer van elkaar verwijderd raakt. Laatst was ik op een bruiloft van een Financemedewerker de enige niet-financemedewerker en dan merk je toch wel dat je niet meer één bedrijf bent. Kunt u uw carrièreverloop bij ORTEC tot nu toe beschrijven? Ik heb bedrijfseconometrie gestudeerd aan de VU en was student-assistent bij hoogleraar Gerrit Timmer, medeoprichter en momenteel CFO van ORTEC. Mijn student-assistentschap heb ik gecombineerd met een stage bij ORTEC, waarbij ik me bezig hield met de vraag ‘hoeveel betaal je voor een stoel’ in de luchtvaartbranche. Zo ben ik bij ORTEC binnengerold. Nu sta ik samen met twee anderen aan het hoofd van de Consultancy tak van ORTEC en zorg ik er voor dat alle projecten naar tevredenheid van klanten en van ons verlopen. Ik los geen wiskundige problemen meer op, maar het is wel belangrijk dat ik die wiskundeachtergrond heb. Econometristen zijn over het algemeen eigenwijs
en niet bang om hun mening te geven en dus is het wel handig als ik weet wat ik zeg als ik inhoudelijk commentaar geef. Welke studieachtergrond is gebruikelijk op de afdeling? Er zitten hier voornamelijk mensen met een bètaachtergrond. De studie Econometrie is gebruikelijk en met die achtergrond zijn de meeste onderwerpen prima aan te pakken. Voor IT, waar over het algemeen de econometristen niet uitgebreid op zijn getraind, hebben we ICT’ers in dienst en op de afdelingen training, sales, etc. zijn ook veel diverse studieachtergronden te vinden. Daar is elke baan ook meer specifiek gericht op één werkzaamheid. Een uitzondering is de Business Unit Consultancy. Daar hebben we schapen met vijf poten nodig; werknemers die niet alleen problemen inhoudelijk kunnen oplossen, maar de oplossingen zelf ook kunnen overbrengen op de klant. Hoe zou u de sfeer bij ORTEC typeren? De sfeer is hier redelijk informeel. Wat je presteert en wat je bijdraagt, daar gaat het om. We gaan op een vriendelijke manier met elkaar om en willen elkaar en de klant zoveel mogelijk helpen. Dat gaat dan soms ten koste van de winst, want we willen niet stoppen voordat het gelukt is en daarbij wordt er wel eens vergeten een nieuwe offerte te maken. De klant heeft dan in een later stadium van het proces andere wensen en het lukt dan niet altijd om die ‘scope change’ te maken. Maar dat typeert ook ons wel; econometristen gaat het toch meer om de inhoud dan om al het ‘gedoe’ eromheen. Wat betreft het aantal uren dat gemaakt wordt is 45 uur per week de norm; goede resultaten moeten binnen normale tijd gehaald kunnen worden. Een enkele keer wordt er wel eens overgewerkt, maar dat is bijna alleen als er deadlines gehaald moeten worden. Wat zijn de mogelijkheden qua verder studeren naast het werken? Er zijn mensen die een promotieonderzoek doen terwijl ze hier werken. Daarnaast hebben we vier tot vijf standaardcursussen voor de junioren. De junioren beginnen als ze hier komen werken bijvoorbeeld met het Development traject voor starters. Daarna wordt er veel aandacht besteed aan
persoonlijke ontwikkeling en keuzes. Werknemers worden begeleid bij het vinden van antwoorden op de vragen ‘wat kan ik?’ en ‘wat wil ik kunnen?’. Ik geloof niet in twee maanden leren en dan aan de slag, maar juist in ‘learning on the job’. Promoveren tijdens het werken, hoe gaat dat? De meeste mensen werken dan een paar dagen in de week bij ORTEC en de andere dagen doen ze onderzoek. In totaal zijn ze dan langer bezig dan gebruikelijk, bijvoorbeeld zes á zeven jaar. Het onderwerp van hun promotieonderzoek heeft bij voorkeur iets te maken met wat ze bij ORTEC doen, zodat ORTEC er ook wat aan heeft. En voor de universiteit is het ook heel handig, want ORTEC levert bruikbare problemen en data. Hoe blijft ORTEC op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen in haar vakgebied? Die kennis krijgen we op de eerste plek rechtstreeks van de universiteit van de stagiairs en hoogleraren die hier werken. Daarnaast zijn er nog de promovendi, die de resultaten van hun promotieonderzoek inzetten bij hun werk. Als laatste steken we ook veel geld van de licentieverkoop van onze producten in het R&D-budget. Kun je binnen ORTEC gemakkelijk overstappen van de ene afdeling naar de andere? Mensen stappen regelmatig over naar andere afdelingen en onderwerpen. Je mist dan soms wel de nodige ervaring, maar dan ga je eerst naar klanten waar je die ervaring wat minder nodig hebt. Ook zijn methodes bij een ander onderwerp soms anders, maar de basis is wiskunde en dat kan iedereen hier. Daarnaast blijft het doel het probleem van de klant en niet om zo moeilijk mogelijke producten te ontwikkelen. Als het simpel kan, dan liever simpel, want klanten zitten meer te wachten op appleachtige-software dan op ingewikkelde. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden bij ORTEC? Wat je presteert, bepaalt hoe snel je gaat. Ik merkte dat ik bij mijn eerste projecten me al snel ging bemoeien met de gang van zaken. Zo ben ik langzamerhand het management ingerold. Maar naast managers waarderen we bij ORTEC ook de mensen die de échte klantproblemen goed kunnen oplossen. Zij zijn de experts en verdienen het geld, 34
SECTOR ORTEC
dus we vinden het belangrijk dat ook zij stappen kunnen zetten. Daarnaast kun je bij ORTEC ook naar het buitenland, maar dan moet je wel eerst iets kunnen. Je ontwikkelt bijvoorbeeld in Nederland vaardigheden op een product of dienst en gaat die dan toepassen in een ander land. We hebben in heel veel delen van de wereld saleskantoren, bijvoorbeeld in Singapore, Australië en Roemenië. De grote vestigingen zitten in Nederland, de Verenigde Staten en Duitsland.
erop ingesteld, vooralsnog hebben we hier alleen een ‘energyroom’; een uitgebreide coffeecorner. Ideeën kunnen zo makkelijker uitgewisseld worden en dat zorgt voor meer dynamiek in het bedrijf. Vergeleken met toen ik hier net kwam werken zie ik veel verschillen. Werk en privé lopen bijvoorbeeld meer door elkaar; op het werk een kort privé telefoongesprek houden is heel normaal. Wat je daar voor terug krijgt is, bijvoorbeeld, dat mensen ’s avonds nog even hun e-mail bijwerken.
Wat zijn de grote concurrenten van ORTEC? ORTEC heeft op verschillende gebieden verschillende concurrenten. Op het gebied van planningssoftware zoals personeelsplanning zijn er bijvoorbeeld andere bedrijven die ook zulk soort software aanbieden. Maar waarin ORTEC verschilt, is dat wij een totaalbeeld proberen te geven; we koppelen ook andere uitdagingen van het bedrijf aan de case en kijken wat we daar overall mee kunnen. Dat is ook onze visie voor de toekomst. In verschillende sectoren heeft ORTEC dus verschillende concurrenten, maar als geheel heeft ORTEC er juist bijna geen; er zijn weinig bedrijven die de ‘driehoek’ bieden zoals ORTEC dat doet.
Sinds 2008 zijn er twee crisissen geweest, waarvan er een op het moment nog voortduurt. Heeft dit op dit moment gevolgen voor ORTEC? ORTEC heeft van de crisissen weinig last, we hebben bijvoorbeeld geen mensen hoeven te ontslaan. ORTEC blijft winstgevend. We zijn misschien wat minder hard aan het groeien en moeten daardoor ook efficiënter gaan werken. Daardoor gaan bijvoorbeeld bijna alleen projecten door van klanten die denken hun investering binnen een korte tijd terugverdiend te hebben. Maar we mogen zeker niet klagen, want ORTEC heeft sinds de oprichting eigenlijk alleen maar mooie jaren gehad.
Wat wordt er na werktijd vanuit ORTEC voor de werknemers georganiseerd? Er is een personeelsvereniging, die elke maand een activiteit organiseert. Dat kan van alles zijn, bijvoorbeeld vuurspuwen, karten en chocolade maken. Je ziet dat daarbij vooral de jonge werknemers meegaan, want de meeste wat oudere werknemers krijgen op een gegeven moment een gezin. We gaan ook elk jaar op wintersport Daarnaast is er elk jaar de barbecue op het erf bij Gerrit Timmer en heeft elke afdeling ook nog zijn eigen uitjes. Hoe wordt er bij ORTEC gedacht over het ‘nieuwe werken’? Ik ben daar wel positief over. Bij ORTEC kan thuis werken prima, de meeste mensen werken thuis zelfs harder. Elke werknemer kan zijn eigen verantwoordelijkheid nemen en van te voren alles goed doorspreken met de rest van zijn team, zodat thuiswerken geen problemen oplevert. Bij Finance zijn ze wat betreft het nieuwe werken al wat verder; daar hebben ze vergadertuinen en is het hele kantoor 35
In één zin, waarom zou een econometrist bij ORTEC moeten gaan werken? Als je onze driehoek ziet zitten, dus een combinatie van OR, Business en IT, én je vindt het leuk om te werken met veel verschillende klanten, dan moet je zeker bij ons solliciteren. Of je aangenomen wordt, is de volgende vraag. Je kunt hier op zich wel solliciteren met een zeven gemiddeld, maar dan moet je wel iets extra’s hebben, of net het geluk dat we veel mensen zoeken. Het selectietraject bestaat uit een paar gesprekken, waarbij je in het laatste traject een case moet presenteren. Je kunt hier natuurlijk ook komen werken via een stage, maar dan moet je je wel bewijzen in je stage. We zijn hier op zoek naar het beste. Dat betekent niet dat je nooit in de kroeg moet gaan zitten, want communicatieve vaardigheden zijn ook belangrijk. Dat mag ook met een colaatje (maar moet zeker niet).
SECTOR boekrecensies
boekrecensies Against the Gods Peter L. Bernstein
Work the System Sam Carpenter
Econometrie Operat. Research Economie
Econometrie Operat. Research Economie
“In hoeverre is de wereld zoals wij deze nu kennen bepaald door ons begrip van risico en kansen?”. Dat is de centrale vraag die gesteld wordt door financieel historicus Peter L. Bernstein, in zijn prijswinnende en meest bekende boek ‘Against the Gods: The Remarkable Story of Risk’.
Na vijftien jaar aansukkelen met zijn eigen onderneming, waarbij Sam Carpenter van de ene in de andere crisis bezeilt raakte, kreeg de schrijver van dit boek een openbaring. Hij realiseerde zich dat alle systemen en subsystemen die samen werken in de natuur ook in het bedrijfsleven en privéleven succesvol toegepast kunnen worden.
Elke econometrist die dit boek oppakt, zal al snel veel bekende namen en termen voorbij horen komen. Zo ziet de lezer een scala aan revolutionaire denkers op het gebied van risico voorbijkomen, zoals John von Neumann (bedenker van speltheorie), Isaac Newton, Thomas Bayes, Abraham de Moivre, Harry Markowitz (portfoliotheorie) en Fischer Black (Black-Scholes-formule voor het prijzen van opties). De dappere poging van Bernstein om zowel de geschiedenis als de toepassing van deze theorieën in kaart te brengen slaagt niet altijd even goed. Verwacht geen uitgebreide uiteenzetting over de mechanismes die voor de enorme welvaartstoename in onze moderne economie gezorgd hebben. Het boek, zoals de titel al verklapt, vertelt vooral een verhaal dat de beginselen van de kansrekening verbindt met de hedendaagse risicoanalyse in voornamelijk de financiële sector. Met succes beantwoordt hij hiermee de centrale vraag in het boek. Ondanks alle grote wiskundige intellectuelen die aangehaald worden in dit boek, ziet Bernstein ook de gevaren in van het almaar meer willen beheersen van de risico’s. Voor alle econometristen, die benieuwd zijn naar de geschiedenis van de ideeën die zij tijdens college voorbij horen komen, is dit boek een must-read.
Dit boek begint met een beschrijving van Carpenter voordat hij op het idee van de systemen kwam. De chaos en stress die deel van hem maakte zullen velen bekend voorkomen, ook voor mensen die geen ondernemer zijn. Hierna vertelt het boek hoe Carpenter nu zijn leven inricht. Zo blijkt hij in twee uur effectiever te zijn dan in de tachtig uur die hij eerst werkte, is hij gezonder gaan leven en maakt hij meer tijd om met zijn familie door te brengen. Belangrijker voor de lezer van dit boek, is dat hij ook vertelt hoe hij dit alles voor elkaar heeft gekregen, namelijk door systemen in zijn leven in te passen. De manier om dit te doen volgens Carpenter is om het gehele proces te documenteren, zodat het voor iedereen duidelijk is hoe het systeem behoort te lopen. Het boek bevat genoeg handreikingen om je leven weer te kunnen overzien, al zijn veel van deze adviezen wel erg voor de hand liggend. Daarnaast zijn niet alle adviezen voor elk businessmodel te gebruiken, wat sommige onderdelen overbodig maakt om te lezen voor de doorsnee lezer. Al met al heeft dit boek een duidelijke boodschap voor elke lezer die dit boek oppakt. 36
SECTOR actualiteiten
Sweder van Wijnbergen is hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam. Vakgebied: internationale economie, macro-economie en openbare financiën.
Het STAR pensioenakkoord: mooi maar onvolledig voorstel met een fatale weeffout en twee perverse inkomensoverdrachten Het debat over het STARpensioenakkoord dreigt te escaleren naar een alles of niets debat. Maar het akkoord heeft veel winstpunten die essentieel zijn in een wereld met meer onzekerheid en voortschrijdende vergrijzing. Helaas worden die pluspunten overschaduwd door een majeure ontwerpfout in het tweede pijler deel van het akkoord die het hele systeem bedreigt door oneerlijke verdeling over generaties en extreem destabiliserende prikkels tot het nemen van teveel risico. Diezelfde ontwerpfout heeft het Amerikaanse staatspensioenfondsenstelsel al volledig van binnenuit uitgehold. Ook het AOW deel van het akkoord heeft vreemde aspecten: iedereen behalve lage inkomens wordt beschermd tegen de inkomenseffecten van een hogere AOW leeftijd. Dit discussiestuk geeft eerst de goede kanten aan van het akkoord; gaat dan in op de desastreuze tweede pijlervoorstellen van datzelfde akkoord en hoe dat gerepareerd zou moeten worden; vervolgens bespreek ik de problemen met de AOW kant van het verhaal, geef ik een beter voorstel en dan wat losse eindjes.
37
Wat is goed aan het akkoord? Goed is het verhogen van de pensioenleeftijd; te langzaam, maar een stap in de goede richting. En de voorgestelde koppeling van pensioenleeftijd aan levensverwachting depolitizeert die beslissing en vergroot daarmee de kans dat het systeem niet weer misloopt als de levensverwachting verder stijgt. Ook goed is dat meer duidelijkheid wordt gegeven over hoe de schokken in financiele markten verdeeld worden. We kunnen schokken niet blijven doorgeven aan toekomstige generaties. En contributies zijn een dalende fractie van het opgebouwde pensioenvermogen vanwege de vergrijzing, waarmee de rek eruit lijkt voor werkgeversgaranties. Het akkoord gaat ver door werkgeversbijdragen te bevriezen, maar dat er minder risico richting werkgevers geschoven kan worden naarmate de vergrijzing oprukt is evident.
“Ook goed is dat de publieke discussie over het akkoord Nederlanders bewust maakt dat het pensioen minder riant en bovendien riskanter is dan waar ze over dromen.” Ook goed is dat de publieke discussie over het akkoord Nederlanders bewust maakt dat het pensioen minder riant en bovendien riskanter is dan waar ze over dromen. Een ruime meerderheid verwacht drie jaar voor de officiële pensioenleeftijd te kunnen stoppen met werken en dan zeker 70% van het laatst verdiende loon te krijgen. Die
meerderheid moet uit deze dromen geholpen worden. Verder moet duidelijk zijn dat het pensioen onzeker is. Alleen zeker is dat het pensioen minder riant is dan wordt verwacht. Rentenieren is riskant, en moet dat zijn. Zonder beleggingen in aandelen zou de pensioenpremie grofweg moeten verdubbelen om op eenzelfde verwachte pensioenuitkering uit te komen. De reden is het forse rendementsverschil tussen aandelen en obligaties. Dit verschil is premie voor risico. Volledige garanties zijn dan niet te geven. Uitgangspunt van het akkoord is dat de te hoge nominale garanties in het huidige stelsel worden ingeruild voor reële maar meer onzekere ambities in een nieuw stelsel. Dat is realistischer en brengt de communicatie naar deelnemers dichter bij wat ze werkelijk kunnen verwachten. Ook goed dus. Tweede pijler problemen in het akkoord. Door het dalend aandeel van contributies (en stijgend aandeel van beleggingsresultaten en vermogensafbouw) in de tweede pijler worden we eigenlijk meer een soort onderlinge waarborg maatschappij. Maar die moet, om te overleven, afspraken maken hoe eerlijk te delen en niet onevenredig veel lasten naar één groep schuiven. En daar gaat dit akkoord verschrikkelijk in de fout. Alle goede punten worden onderuit gehaald door een fatale weeffout in de beoordeling van de “pensioengezondheid” die op twee criteria extreem onvoldoende scoort: eerlijkheid tussen generaties en bestuurbaarheid door het management. Introduceren van de verwachtingswaarde van beleggingsrendementen in de waardering van pensioenverplichtingen betekent dat pensioenfondsen eerder uitbetalen in de vorm van (extra) indexatie. Het STAR akkoord staat bol van de belofte sneller tot indexatie over te gaan. Bovendien leiden door de ongunstige verhouding tussen ouderen-verplichtingen en jongeren-verplichtingen, kleine extraatjes voor de ouderen tot grote verliezen voor jongeren: er is een hefboomeffect. Hier is veel verwarring over ontstaan. Mijn bezwaar tegen deze rekenmethode is niet een bezwaar tegen risico nemen bij beleggen. Waarderen van verplichtingen staat los van risiconemen aan de beleggingskant. Het gaat primair om een verdelingsprobleem. Hoe wordt het opgebouwd vermogen verdeeld over oud en jong. Een hoge rekenrente schat de waarde van verplichtingen aan jongeren laag in waardoor meer 38
SECTOR actualiteiten
uitgekeerd kan worden aan ouderen. Zo gaat een groter deel van de pot naar oud en dus een kleiner deel naar jong. Aangezien jongeren onder de oude lagere rekenrente betaald hebben, wordt zo een flink deel van hun contributies zonder compensatie overgedragen naar oud. De bedragen zijn gigantisch: er moet ca 800 miljard euro over naar het nieuwe systeem: de greep in de kas ten nadele van jongeren kan onder het STARakkoord tot zo’n kleine honderd miljard oplopen. Dezelfde indexatie die naar ouderen in cash gaat, ook aan jongeren beloven lost dit probleem niet op, al denken Agnes Jongerius en Peter Gortzak van het FNV (FD 7/8/2011) dat wel. Maar papieren beloften zijn niets waard als wanneer ze ingelost moeten worden de pot leeg is. En dat is geen loos dreigement: het door de STAR voorgestelde systeem is in gebruik bij Amerikaanse (deel)staat pensioenfondsen, waarvan nu 65% verwacht wordt binnen 15 jaar bankroet te zijn door dit probleem. Op de pensioenfondsbesturen vertrouwen dat dit niet zal gebeuren, zoals het CNV 13 april voorstelde, is gedragspsychologisch levensgevaarlijk. Hoe leg je als fonds A uit aan je deelnemers dat je niet indexeert als fonds B met een identieke dekkingsgraad dat wel doet? Concurrentiedruk gaat op termijn ook goedbedoelende besturen dwingen tot onverantwoord gedrag. Alleen wettelijk afdwingen de lagere risicovrije rente bij het waarderen van verplichtingen te gebruiken kan desastreus lemminggedrag verhinderen. “Prudent” inschatten van verwachtingswaarde op beleggingen heeft hier niets mee te maken. Een “prudent ingeschat” verwacht rendement, bovenop de huidige marktrentesystematiek, betekent een beetje meer indexeren dan nu en impliceert daarmee een beetje oneerlijkheid in de verdeling van jong naar oud. Een niet prudent ingeschat verwacht rendement impliceert grove oneerlijkheid. Maar oneerlijk is het altijd. De tweede tijdbom in deze waarderingsmethode is de oncontroleerbare prikkel tot meer risico nemen. Neem meer risico, krijg daarmee een hoger verwacht rendement en dan met de STAR truc een lagere waarde van de verplichtingen en krijg zo een hoger eigen vermogen. Waarmee je om kan draaien en dat hogere risico verdedigen, want je hebt toch meer eigen vermogen? Allemaal smoke and mirrors, 39
maar iedere financiële gedragspsycholoog weet dat dit soort prikkels op termijn, hoe goed de intenties van het individu ook zijn, toch gevolgd gaan worden. Problemen met het AOW deel van het akkoord Het basisprobleem hier is is de 0,6% compensatie voor iedereen die vervolgens gefinancierd wordt door afschaffing/uitholling ouderenkorting. Hierdoor krijgt iedereen compensatie behalve lage inkomens. Niet mijn idee van sociaal beleid. Die 0.6%/jaar is bedoeld om na tien jaar toch iemand met 65 met pensioen te kunnen laten gaan met de koopkracht van nu op 65, ondanks de dan geplande sprong naar 66, omdat er ook met een korting van 6,5%/jaar de mogelijkheid geboden wordt in het akkoord om eerder met pensioen te gaan. De compensatie en de korting vallen ruwweg tegen elkaar weg. En om het dan toch fiscaal rond te krijgen wordt er zwaar gekort op de ouderenkorting, waarmee de last van fiscale haalbaarheid voornamelijk bij de lage inkomens gelegd wordt. Hoe moet het dan wel? Er is allereerst iets onlogisch aan het idee om “iedereen” compensatie te geven voor de effecten van een hogere pensioenleeftijd, omdat je daarmee evident het effect van die hogere leeftijd weer onderuit haalt. Dan kan je net zo goed niets doen, behalve dat dan de vergrijzingsproblematiek weer opdoemt: de halvering van de verhouding werkenden/gepensioneerden komt er echt aan. Iedereen compenseren betekent de facto dat je niets doet en daarmee de AOW op de lange duur opblaast. Weer worden dan de jongeren de dupe van te hoge uitkeringen aan de ouderen. Een beter alternatief is niet iedereen compenseren maar alleen diegenen die zonder compensatie in maatschappelijk onverteerbare mate in moeilijkheden komen: geef alleen maar compensatie aan lagere inkomens, af te bouwen in lijn met budgettair kader van Kamp/de Jager. Compensatie aan hoge inkomens is overbodig, en iedereen compenseren haalt het effect van de hogere pensioenleeftijd weer onderuit, dus is ook daarom een slecht idee. Later met pensioen betekent langer werken Later met pensioen heeft alleen maar effect als er dan ook inderdaad langer gewerkt wordt.
Dat wordt door iedereen erkend maar in het STARakkoord staan in goede poldertraditie alleen maar inspanningsverplichtingen, geen concrete plannen. Maar de keuze voor doorwerken of niet wordt veel oudere werknemers onthouden omdat bij het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd automatisch ontslag volgt. Het gevolg: werknemers en werkgevers tellen af tot de officiële leeftijd. Hierdoor verzuimen ze te investeren in menselijk kapitaal en verzwakt de arbeidsmarkt positie van oudere werknemers. Dit betekent ook dat het argument dat participatie eerst omhoog moet en de pensioenleeftijd pas als dat gelukt is, niet op gaat. Maar harde maatregelen om de participatie van ouderen drastisch hoger te krijgen zijn dan wel nu nodig. Een goed punt van het akkoord is dat ook binnen de AOW een spilleeftijd met daaromheen een “keuzeinterval” geboden wordt: eerder (of later) dan de op te hogen spilleeftijd mag, maar met korting (dan wel suppletie). Maar dan zou ook het automatische ontslag pas op de maximumleeftijd moeten plaatsvinden, en niet op de spilleeftijd. Dat biedt een oudere werknemer werkelijk keuze.
“Het is zowel onvolledig als op een klein aantal punten serieus onder de maat.”
empirisch is bewezen dat het rendement op dat soort trajecten laag is. Maar als het door de werkgever georganiseerd wordt en expliciet gekoppeld aan de eigen werkomgeving, dan biedt het meer kans. Conclusies Er zitten veel goede en noodzakelijke kanten aan dit akkoord, maar het is zowel onvolledig als op een klein aantal punten serieus onder de maat. Maar beoordeling is niet een arithmetische wegstreepactie waar veel goede punten ruim compenseren voor een slecht. Dat ene slechte (rekenrente problematiek) is zo extreem dat het het hele systeem dreigt op te blazen, waarmee ook de goede punten niets meer waard zijn. Deze ene weeffout, met prikkels die evident niet in het belang van deelnemers zijn en tientallen procenten pensioennadeel voor jongeren kunnen opleveren, moet uit het systeem: haal de angel uit het STARakkoord door de verplichting van risicoloze waardering die we nu hebben ook in het nieuwe systeem te handhaven. Ook de perverse inkomensoverdracht van arm naar rijk die volgt uit het AOW deel van het akkoord zou veranderd moeten worden, bijvoorbeeld door de ouderenkorting te handhaven, maar de compensatie van 0,6%/jaar alleen aan lage inkomens te geven. En als derde punt heb ik een aantal concrete voorstellen gedaan om ouderenparticipatie te bevorderen. Samenvattend: niet een alles of niets “voor” of “tegen”, maar voor het STARakkoord maar met een paar grote aanpassingen/aanvullingen: alleen met die aanpassingen/aanvullingen uitholling en destructief risicogedrag verhinderd worden en krijgt het Nederlandse pensioensysteem de kans op overleven die het verdient.
Een ander voorstel volgt uit recent onderzoek dat lagere productiviteit van oudere werknemers vooral optreedt in IT-intensieve sectoren: daar verandert veel en dat geeft problemen. Werkgevers zijn begrijpelijkerwijs aarzelend met bijscholing aan te bieden aan ouderen, daar is de terugverdientijd nu eenmaal korter. Hier zou de overheid een nuttige rol kunnen spelen. Fiscaal faciliteren van werkgerelateerde bijscholing verdient meer aandacht dan het krijgt. Dus niet vrijblijvende “rugzakjes” om daarmee allerlei eigen ideetjes te financieren: 40
SECTOR tips en tricks
Erik van Kooten is associate executive search bij Coleridge & Valmore in Amsterdam. Hij studeerde psychologie aan de EUR en heeft recent een master management consultancy voltooid aan de VU.
Netwerken, een must! Het wat, waarom en hoe van je relaties benutten Wat is een netwerk? Volgens Wikipedia is een netwerk “een geheel van met elkaar verbonden punten, entiteiten of dingen. Deze punten en hun verbindingen kunnen zowel fysiek als abstract zijn. Met abstract wordt hier het tegenovergestelde van concreet, tastbaar, bedoeld”. Uitleggen dat ook mensen met elkaar verbonden zijn lijkt overbodig. Iedereen komt tenslotte voort uit ouders. Dit levert de oudste verbinding of anders gezegd “relatie” op. Gezin, familie, buurt, school en werk zijn de volgende plekken waar relaties tussen mensen ontstaan. Die relaties ontstaan soms spontaan, soms opgelegd. Veel relaties zijn duidelijk en herkenbaar, andere vager. In die relaties vindt altijd uitwisseling van iets plaats. Soms heel 41
concreet, bijvoorbeeld in een lesomgeving, soms abstract op gevoelsniveau zoals tussen vrienden. Neem je vriendenkring bijvoorbeeld waarin je vaak zonder duidelijk belang elkaar helpt als er iets gevraagd wordt. Dat ligt al anders bij de vrienden van de vrienden. Niveau twee dus. Daar gaat waarschijnlijk het eigen belang voor. Om daar iets voor elkaar te krijgen moet je investeren in je eigen relaties op het eerste niveau. Eerst een relatie opbouwen, dan volgt rendement. Je vrienden gaan harder voor je lopen als je belangrijker bent. Er ontstaat een “gunfactor”. Als jouw connecties enthousiast zijn over jou, bevelen zij jou graag aan bij hun netwerk. Oprechte belangstelling, echt luisteren en integriteit zijn hierbij wel echt
belangrijk. Beloof zelf ook nooit meer dan je na kunt komen als een netwerkcontact iets vraagt voor een voor jou verder liggend contact. Doe je dat goed dan zul je zien dat opeens nieuwe mensen je gaan opzoeken in plaats van andersom! Een leuk experiment is om voor jezelf eens op een rijtje te zetten wie je allemaal kent en in welke context. Doe dit op een blanco A4-tje. Zet je zelf ernaast, halverwege de lijst. Trek vervolgens met drie verschillende kleuren lijntjes tussen jou en al deze mensen. Bijvoorbeeld rood voor belangrijk (om welke reden dan ook), geel voor minder belangrijk en groen nog minder belangrijk of als het niet precies kunt aangeven waarom. In één oogopslag heb je hiermee zicht gekregen op je relaties, het soort relatie en de mate van belangrijkheid. Als je je dan realiseert dat de mensen die jij kent weer andere mensen kennen dan ben je aangekomen bij de netwerk gedachte. Een netwerk bestaat dus uit niveaus. Het eerste: de mensen die je persoonlijk kent, het tweede: hun relaties buiten jou, zo kun je doorgaan. Zou je het consequent in kaart brengen voor jezelf dan zul je hele interessante patronen ontdekken en er achter komen dat er minder niveaus zijn dan je zou verwachten. Met vijf niveaus ken je de halve wereld! Verbindingen in dit netwerk bestaan alleen maar als er in wordt geïnvesteerd. Relaties bestaan tenslotte alleen maar als er iets over en weer gaat. Hierbij geldt dat hoe beter het aansluit of klikt met iemand, hoe beter het gaat. Het ligt voor de hand dat je het eerste niveau van je netwerk goed kent en in de meeste gevallen weet wat je aan elkaar hebt. Hoe leer je netwerken? Netwerken is meer dan alleen maar omgaan met mensen die je aanspreken of goed liggen. Je wil tenslotte er iets mee bereiken. Belangrijk is dus dat je nieuwe contacten legt. Dit is niet voor iedereen even makkelijk. Hoe kom je in gesprek met iemand, waarover en hoe pak ik het verder aan? Bij het begin en het einde van een gesprek kijk je altijd de gesprekspartner in de ogen. Mensen die de ander niet in de ogen kijken worden als onbetrouwbaar gezien. Als je het niet overdrijft is oogcontact maken positief. Met fysiek contact
ligt dit iets genuanceerder. Iemands intieme zone binnentreden wordt ervaren als onprettig. In Noord-Europese landen ligt de grens van de intieme zone op ongeveer 45 cm. Aanrakingen binnen een zakelijk gesprek zijn minder gepast. Meestal blijven aanrakingen beperkt tot het schudden van de hand. Mensen uit Zuid-Europa en Latijns-Amerika staan er juist om bekend dat ze vaker lichamelijk contact zoeken.
“Netwerken is meer dan alleen maar omgaan met mensen die je aanspreken of goed liggen.” Realiseer je verder dat de meeste communicatie non verbaal is en dat je intonatie ook een grote rol speelt. De woorden die gebruikt zijn ondergeschikt hieraan. Onderzoek wijst dit steeds weer uit. De Amerikaanse psycholoog Albert Mehrabian geeft zelfs aan dat dit slechts voor 7% bepalend is. Er is verder een groot verschil tussen oogcontact en lichamelijk contact. De sfeer tijdens het gesprek is het ook belangrijk. Je kunt de sfeer positief beïnvloeden door jezelf in de juiste stemming te brengen bijvoorbeeld door een aantal keer diep ademhalen door je buik. Gebruik verder je handen om je woorden te ondersteunen. De kracht zit hem vooral in de juiste timing en gepastheid, overdrijf dus niet. Mensen zijn erg goed in het opvangen van signalen waaruit juist blijkt dat de ander niet luistert. Zorg daarom dat je met jouw lichaam wél laat zien dat je aandacht hebt voor je gesprekspartner. Behalve de gangbare signalen - knikken, schudden en glimlachen - is het ook prettig als je rust uitstraalt in een gesprek. Val een ander niet in de reden en maak ook geen zinnen voor de ander af. Ben je zelf aan het woord, pas dan intonatie en spreektempo aan. Verder is er een handig model dat je kunt gebruiken 42
SECTOR tips en tricks
bij netwerkgesprekken. Dit model komt voort uit verschillende studies naar menselijke lichaamstaal. Dit model heet “SOFTEN” en staat voor: Smile, Open arms, Forward lean, Touch, Eye contact and handshake, Nod, zie het kader hieronder. Je kunt jezelf ook trainen in het makkelijk leren geven van vleiende opmerkingen. Het helpt je namelijk positiever over je omgeving te denken. Ook de mensen om je heen zullen positiever tegen jou aan kijken. Probeer eens iedere dag een compliment te geven aan iedereen die je spreekt. Meestal gaan zakelijke complimenten niet over het uiterlijk. Je kunt wél zeggen dat iemand een mooi pak heeft, maar een opmerking over mooie ogen kan níet. Vaak gaan complimenten over kleine details. Door bijvoorbeeld iemands zakelijke (of studie) successen te benadrukken of een gebeurtenis die belangrijk is voor hem of haar te onthouden, laat je zien hoe belangrijk deze persoon voor jou is. Waarom zou je netwerken? Dit kun je ook omdraaien; waarom zou je het niet
doen? Het gaat eigenlijk vanzelf als je bewust omgaat met je relaties en af en toe nadenkt over hoe anderen je kunnen helpen bij het zoeken naar antwoorden op vragen. Privé en zakelijk, voor nu en je toekomst. Als student kun je nu bijvoorbeeld al heel makkelijk de basis leggen voor je eerste baan of interessegebied door bewust op zoek te gaan in je netwerk. Hierbij moet je wel bedenken dat het geen wedstrijd is. Je hoeft niet zo veel mogelijk mensen te leren om zo snel mogelijk te kijken of je ‘tot zaken kunt komen’. Het gaat erom: wat kun je voor de ander doen. Een student econometrie en een student geneeskunde zullen niet snel gemeenschappelijke belangen hebben. Maar ze kennen allebei weer andere mensen die vroeg of laat iets voor je kunnen betekenen. Daar kom je alleen achter door eerst samen een goede band op te bouwen. Zo vergroot je je netwerk. Je netwerk houdt niet op bij die 250 mensen die toevallig op hetzelfde feest zijn als jij. Nee, ze kennen allemaal ook weer 250 mensen. En dan gaat het hard.
SOFTEN Smile: lachen naar je gesprekspartner geeft een positieve gesprekshouding aan. Veel glimlachen dus. Open arms: richt je lichaam, ook je voeten, naar de ander. Een open lichaamshouding zorgt ervoor dat anderen het idee hebben dat ze je makkelijker kunnen bereiken. Forward lean: leun een klein beetje naar voren op het moment dat je luistert. Ook het draaien van je hoofd is een manier om aan te geven dat je luistert. Touch: wees voorzichtig met aanrakingen in zakelijke context. Een kleine aanraking is een subtiele manier van aandacht geven en kan er voor zorgen dat mensen los komen. Eye contact and handshake: ieder gesprek begint met het schudden van een stevige hand. Tijdens het handenschudden kijk je de ander in de ogen en lach je vriendelijk. Oogcontact is het sterkste nonverbale gebaar om te laten zien dat je luistert. Zelfs wanneer jij spreekt kun je naar de ander blijven luisteren door oogcontact te houden. Zie je aan iemands gezichtsuitdrukking dat je iets verkeerds hebt gezegd, corrigeer jezelf dan. Nod: door je hoofd te schudden laat je zien dat je luistert en moedig je de andere persoon aan om te blijven praten.
43
SECTOR puzzeltijd
Hoe onderhoud je je netwerk? Internet en smartphone, verjaardagkalender, agenda en in je hoofd, maar je contacten staan overal. Al die momenten die belangrijk zijn voor het onderhouden van een relatie zoals verjaardagen, feestjes en de belangstelling van je relaties. Om je netwerk effectief te maken zijn er verschillende handige hulpmiddelen. Het eerder genoemde A4tje is eigenlijk Facebook of willekeurige andere social media. De meeste social media zijn nogal informeel en worden minder gebruikt voor zakelijke doelen. Twitter en Google+ zijn andere voorbeelden. Voor zakelijke doelen is LinkedIn beter geschikt. Dit virtuele netwerk is wereldwijd één van de grootste zakelijke platforms en is in ons land lijstaanvoerder onder zakelijk gebruik. Ook steeds meer starters en aspirant starters maken hierop ook een account aan en gaan dit actief gebruiken.
puzzeltijd 1. Facebook Netwerk Je kunt bij Facebook heel goed zien hoeveel vrienden jouw vrienden hebben. Hebben mensen op Facebook gemiddeld net zoveel vrienden als hún vrienden? a. Ja b. Nee, gemiddeld hebben hun vrienden meer vrienden dan zij c. Nee, gemiddeld hebben hun vrienden minder vrienden dan zij
2. Bepaal de waarden van x en y
“Wil je effectief netwerken zorg er dan voor dat je ook goed vindbaar bent op internet.” Wil je effectief netwerken zorg er dan voor dat je ook goed vindbaar bent op internet. Zorg voor informatie die bij jou en je doel past en onthoud dat alles wat je op internet deelt nooit meer verdwijnt. Je breidt je netwerk uit door regelmatig anderen uit te nodigen hun netwerk met je te delen. Snelheid en transparantie zijn natuurlijk de voordelen. Zorg er altijd wel voor dat je zorgvuldig bent in het benaderen van mensen die je nog niet kent. Veel succes!
16 24 7 5 8 6
20 3
32 92 x y 40 84 22 11 3. Welk getal is het volgende in de rij? 2 6 8 10 13 16 19 22 23 26 ? Antwoord puzzel editie 2-1 Het middelste getal in de 5 blokken is het gemiddelde van de vier blokken er omheen. (72 + 25 + 41 + 50) / 4 = 47 (36 + 16 + 3 + 57) / 4 = 28 (25 + 71 + 36 + x) / 4 =35 Dus x = 8
44
SECTOR docent vertelt
Gerrit Timmer is professor Bedrijfseconometrie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en medeoprichter en CFO van ORTEC.
Econometrist en ondernemer: een ideale combinatie?!? Hoe begon het? In 1979 rondde ik de studie econometrie af in Rotterdam. Alexander Rinnooy Kan (nu voorzitter SER) was toen net naar Rotterdam gekomen en samen met jaargenoot Guus Boender kreeg ik een “promotieplaats” bij hem. Een promotieplaats was het toenmalige equivalent van de huidige AIO. Er was maar één plaats beschikbaar dus we zaten allebei op een “halve plaats”. Dat kon ook prima, want de plaatsen betaalden toen nog goed. Twee andere jaargenoten waren nog niet afgestudeerd (toen mocht de studie nog wat uitlopen) en kwamen vaak op onze kamer op de universiteit langs. We deden daar belangrijke zaken, zoals tafelvoetbal, flipperen, zaalvoetbal, speculeren op de beurs, etc. De hoogleraar statistiek in Rotterdam had veel contacten in het bedrijfsleven en via hem werden 45
we daar wel eens bij betrokken. Dat vonden we leuk. Tijdens het tafelvoetbal ontstond daarbij het idee om een eigen bedrijf(je) op te zetten. Via vrienden en bekenden hadden we contacten bij diverse bedrijven en zo kregen we kleine opdrachtjes bij Schuitema (leverancier van de C1000 winkels) en adviesbureaus. Op de universiteit hadden we slechts een deeltijdaanstelling dus we hadden de handen vrij. Alle begin is moeilijk? Voor ons was het begin niet moeilijk. We begonnen met niks. Risico was niet aanwezig. We waren niet gewend om geld te verdienen, dus alles wat binnenkwam was meegenomen. We leverden goed werk, dus dat liep wel. Maar je loopt natuurlijk tegen veel zaken aan die je niet kent. Welke rechtsvorm kies je? Welke naam? Wat worden de onderlinge afspraken? Wat moet
je regelen bij de Kamer van Koophandel en de belastingdienst? Ik had ook een paar jaar rechten gestudeerd dus ik regelde de meeste van deze zaken (verschillende studies zijn best nuttig). Als je zaken met de belastingdienst, banken en KvK moet gaan regelen, gaat er een wereld voor je open.
“Voor ons was het begin niet moeilijk.” Een maand hebben we 4xB geheten (Bureau voor Betere BedrijfsBeslissingen), maar dat vonden we toch al te studentikoos. Toen werd het ORTEC (ooit ontstaan als afkorting van Operations Research TEChnieken). Ons begin was niet moeilijk, wel was het sober. Ons eerste ‘kantoor’ was een kamer zonder ramen en verwarming. Naast het uitvoeren van projecten was ik ook hoofd (en enige medewerker) van de administratie, juridische zaken, schoonmaak, etc. Waarom werd ORTEC een succes? Voor het succesvol opereren van een bedrijf moet er heel veel ‘kloppen’.
op marketing, administratief en juridisch gebied. En de karakters van de betrokkenen moeten elkaar verdragen en een goede mix vormen. Je komt er niet als je te veel risico neemt; het gaat dan zeker een keer helemaal mis. Maar risico-aversiteit is de dood in de pot. Als je geen fouten durft te maken, doe je ook nooit iets echt uitzonderlijks. Dat is voor succes wel nodig. Door toeval hadden wij een goede mix aan karakters en skills. De één een ondernemer, de ander een control freak, de volgende commercieel handig en de vierde een goede IT-techneut. Maar de karakters botsten niet (te erg), omdat we eenzelfde droom en gedrevenheid deelden om van ORTEC een groot succes te maken en begrepen dat we elkaar nodig hadden om dat voor elkaar te krijgen. Cruciale momenten In de ontwikkeling van ORTEC zijn een aantal stadia te onderscheiden. Bij aanvang was ORTEC vooral een verzameling van een paar samenwerkende zelfstandigen die daarnaast ook andere bezigheden hadden. Nadat twee van de oprichters in 1984 promoveerden (ja, ook daaraan werkten we hard en met veel plezier) kwam er een keuzemoment. Wordt ORTEC echt onze hoofdactiviteit of gaan we iets anders doen? Ons geloof in wat we met optimalisatie/ simulatie zouden kunnen bereiken, was zo sterk dat we voor de weg als zelfstandige/ondernemer kozen. Voor bedrijven als Shell dachten we effectiever een stempel met onze OR-technieken te kunnen zetten vanuit ORTEC dan door daar in loondienst te gaan werken en in de organisatie te verdwijnen.
Allereerst moet je een product of dienst hebben die aanslaat. Met ons ‘product’ zat het wel goed. We hadden de overtuiging dat het modelmatig denken en de optimalisatie/simulatie technieken die we tijdens de studie hadden geleerd van veel waarde kon zijn voor opdrachtgevers. We begrepen ook vanaf het begin dat deze kennis niet voldoende was. Het eindpunt van een project kan niet beperkt blijven tot een rapport waarin staat hoe je een proces beter kunt optimaliseren. Daar kan de opdrachtgever nog niets mee. Je zult het vorm moeten geven in een IT-systeem dat werkt en te gebruiken is. Later begrepen we dat je aan de twee peilers OR en IT nog niet genoeg hebt. Als derde peiler is kennis van de businessprocessen cruciaal. Gelukkig hebben onze eerste klanten: Schuitema, Shell, RABO en KLM ons op dat gebied veel geleerd.
“We wilden de wereld veroveren en met maatwerk is dat niet mogelijk.”
Maar een goed ‘product’ is lang niet genoeg. Je moet met elkaar ‘skills’ hebben op een groot aantal terreinen. Niet alleen je eigenlijke vak, maar ook
In 1986 maakten we ons eerste vijfjarenplan en besloten we medewerkers te gaan aannemen. Dat leidde tot een groei naar 20 FTE (Full Time 46
SECTOR docent vertelt
Equivalenten) in 1990. Begin jaren negentig werd weer een cruciale stap gezet. Tot op dat moment deden we maatwerkprojecten. We wilden de wereld veroveren en met maatwerk is dat niet mogelijk. Maatwerk vereist een zodanige relatie met de opdrachtgever dat de benodigde vaardigheden sterk cultureel bepaald zijn. Dat kun je niet eenvoudig exporteren. Het diverse maatwerk had al wel tot enige standaardisatie geleid en we besloten het maatwerk te beperken tot Nederland en de wereld te gaan veroveren met onze gestandaardiseerde planningsproducten. In de loop van de jaren 90 leidde dat naast diverse producten tot vestigingen in een tiental landen. Dit maakte een sterke groei mogelijk, waardoor nu ongeveer 600 mensen (waarvan veel econometristen) bij ORTEC werken en ORTEC wereldwijd producten levert aan bedrijven die gezien kunnen worden als marktleiders in hun industrie, zoals Coca-Cola, Walmart, Shell, BP, KLM, TNT, FedEx en vele anderen. Helpt een universitaire opleiding bij het ondernemerschap? Veel van wat ik tijdens de studie heb geleerd is van belang voor mijn werk. Sterker nog, de modelmatige aanpak en kennis van optimalisatietechnieken is cruciaal voor het werk dat we bij ORTEC doen. Voor de onderneming was de opleiding dus noodzakelijk. Voor het ondernemerschap als zodanig is een universitaire opleiding echter geen pre. Bij een (goede) wetenschappelijke opleiding leer je alles van verschillende kanten te bekijken en nuances aan te brengen. Negatief uitgedrukt maakt het universitair geschoolden tot twijfelaars. Dat is in belangrijke mate een goede eigenschap, maar niet een eigenschap waarmee ondernemers altijd uit de voeten kunnen. Vaak is het nodig snel beslissingen te nemen en soms is een ‘verkeerd’ besluit beter dan geen besluit. Ik vind dat overigens helemaal geen reden dat de universiteiten studenten anders zouden moeten opleiden. Ik betwijfel of ondernemerschap via een opleiding is aan te leren en in ieder geval zie ik dat niet als een taak voor de universiteit. Daar moeten 47
studenten gestructureerd fundamentele kennis vergaren en leren hoe je wetenschappelijke correct kunt redeneren.
“Als je de drive hebt om zelfstandig iets te gaan bereiken kan ik het ondernemerschap zeker aanraden.” Wat is leuker: onderneming of wetenschap? Er zijn grote verschillen tussen de wetenschappelijkeen de ondernemerswereld. Dat wil niet zeggen dat de ene wereld aantrekkelijker is dan de ander. Dat hangt sterk af van je eigen capaciteiten en interesses. Ikzelf heb nooit kunnen kiezen. Naast ORTEC heb ik daarom ook altijd op de universiteit gewerkt. Universiteiten bieden een inspirerende omgeving: veel jonge getalenteerde mensen en een grote vrijheid om langdurig over interessante probleemstellingen na te denken. Aan de wetenschappelijke wereld vind ik ook aantrekkelijk dat die wereld relatief eerlijk is. Er is een grote consensus over kwaliteit. De rangorde op de wetenschappelijke ladder is (relatief) helder. Naar de personen aan de top van de ladder is eerder respect/bewondering dan afgunst. Maar ook het ondernemerschap is mooi. ORTEC gaf me de mogelijkheid om aan te tonen dat een modelmatige aanpak echt het verschil kan maken in de praktijk. Daarnaast is de vrijheid vrijwel volledig. Je kunt je ei helemaal kwijt zoals je dat wenst. Als je de drive hebt om zelfstandig iets te gaan bereiken kan ik het ondernemerschap zeker aanraden. Bedenk wel dat er heel wat meer bij komt kijken dan een goed idee. Maar dat maakt het juist ook leuk.
SECTOR column
column de Stand van Nederland deel 1: een uitdaging voor econometristen In de volgende edities van SECTOR zal ik u verschillende aspecten over de Stand van Nederland (SvN) uit de doeken doen. De SvN is een index of barometer die inzicht geeft in de huidige stand van de Nederlandse economie. Om inzicht te krijgen naar de bedrijvigheid dat door de totale Nederlandse bevolking tot stand is gekomen, kijken economen, beleidsmakers, handelaren, politici en vele andere geïnteresseerden naar het gemeten bruto binnenlands product (BBP) of in het Engels naar Gross Domestic Product (GDP). Het vereist de nodige arbeid om dit cijfer samen te stellen en daarom heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) besloten om dit cijfer niet dagelijks, niet maandelijks, maar elk kwartaal uit te rekenen. Om te weten hoeveel tijd men nodig heeft om het BBP cijfer uit te rekenen nadat het kwartaal voorbij is, kijken we naar de vertragingsduur van het publiceren van het kwartaal BBP. Deze is in Nederland zes weken, in andere landen is het vier weken maar het kan ook drie maanden zijn. Veel ondernemers vinden dit veel te lang duren, waarom zo lang wachten? Maar men dient zich ook te realiseren dat het ook belangrijk om een nauwkeurig cijfer te bereken zodat de Nederlander een correct inzicht heeft in hoe goed of slecht we met zijn allen in een kwartaal geacteerd hebben. Om die nauwkeurigheid te verkrijgen heeft men die tijd nodig, zo doet het men ons geloven. Voor een meer nauwkeurig cijfer heeft men zelfs meer tijd nodig dan de zes weken in Nederland. Het CBS zal derhalve op een later tijdstip een gecorrigeerd BBP cijfer publiceren. Veelal wordt het BBP cijfer meerdere malen gecorrigeerd en dat kunnen soms grote correcties zijn. Op deze wijze krijgen we een tijdreeks van gecorrigeerde BBP cijfers die betrekking hebben op hetzelfde kwartaal. Deze revisies van BBP voor een reeks van kwartalen leiden tot een “upper-triangular” data matrix voor BBP. Een dergelijke database wordt ook wel aangeduid als een real-time economic database. Dergelijke databases kunnen ook worden samengesteld voor andere economische indicatoren zoals werkloosheid, export, import, etc. Het is een hele boekhouding maar het kan
interessant zijn om te kijken naar hoe bijvoorbeeld BBP cijfers voor een bepaald kwartaal kunnen veranderen later in de tijd. Dus schrik niet meteen als je leest dat het BBP fors omlaag is gegaan in een bepaald kwartaal, later kan blijken dat de daling minder is of zelfs een kleine stijging is geweest! Ik kan mij voorstellen dat u zegt, “Wat interesseert het me eigenlijk dat BBP cijfer, al duurt het tien jaar voordat het echte BBP cijfer bekend wordt gemaakt, ik registreer liever de wekelijkse voetbaluitslagen of ik ga liever tijdens een wandeling het aantal eiken tellen in het bos, veel spannender en veel concreter!” Hoewel voetbal en bosbeheer ook belangrijke zaken zijn in de economie, het BBP cijfer is een indicator dat het gehele economische reilen en zeilen omvat. Een dergelijk totaalbeeld van de economie kan belangrijk zijn voor het bepalen van economische beleid, voor het nemen van investeringsbeslissingen, voor het inplannen van kosten voor onze sociale voorzieningen, voor het bepalen van de toekomstige geldhoeveelheid en de rentestanden, voor de dagelijkse activiteiten op de termijnhandel en op andere financiële markten, etcetera. Kortom, er is veel belangstelling voor het BBP cijfer en daarom is het een belangrijke taak voor het CBS om dat BBP cijfer goed en nauwkeurig te bepalen. En dat cijfer dient men ook snel en tijdig te publiceren. Zeker ondernemers en handelaren willen het liefst dagelijks weten hoe het gaat met de economie. Zo kunnen zij met de laatste ontwikkelingen rekening houden. Als het goed gaat met de economie, dan zullen de consumenten daar op reageren en kan de ondernemer er op anticiperen. Het is derhalve belangrijk om te weten wat het BPP nu is (of dit kwartaal) en wat het op korte termijn zal zijn. Het eerste wordt aangeduid als ‘nowcasting’ en het laatste als ‘forecasting’. Hoewel officiële economische instanties zoals het Centraal Planbureau, De Nederlandsche Bank, economische bureaus van banken (ING, Rabo, ABNAMRO) zelf hun eigen modellen en technieken gebruiken voor nowcasting en forecasting, de 48
SECTOR column
nauwkeurigheid van dit huiselijke vlijt laat vaak te wensen over. Sommige instanties nemen het wel serieus, zoals de Federal Reserve Bank (“the Fed”, het stelsel van centrale banken in de Verenigde Staten) en de Europese Centrale Bank (ECB). Hier laten econometristen zien dat zij zich zeer nuttig en relevant kunnen maken. Deze econometrische specialisten implementeren (of soms ontwikkelen) methoden en technieken om op statistisch verantwoorde wijze het BBP van vandaag in te schatten of deze te voorspellen voor de komende periode (meestal korte termijn, soms lange termijn). Maar in veel Europese landen, waaronder Nederland, dient men nog veel te investeren in deze kennis. Hoewel het onderzoek binnen onze VUeconometrie groep vooral gericht is op het ontwikkelen van methodologie, voor het toepassen van econometrische methoden en technieken lopen we niet meteen weg. Zo hebben we het verzoek van Z24 om de “Stand van Nederland”-index te ontwikkelen, serieus in overweging genomen. Z24 is een Europese media organisatie gericht op de financiële zakenwereld; zij beheren onder andere de Nederlandse zakenwebsite z24.nl. Samen met het televisie programma Eenvandaag heeft men het idee opgevat om een tijdige index te ontwikkelen om de economische groei van het BBP te ‘nowcasten’ (of in goed Nederlands, te nu-spellen) voor het huidige kwartaal en te voorspellen voor het komende kwartaal. Elke maand wordt een nieuw groeicijfer bekend gemaakt voor het huidige kwartaal en het komende kwartaal. De bekendmaking van de nieuwe cijfers vindt zo mogelijk aan het begin van de maand plaats tijdens een uitzending van Eenvandaag en op z24.nl. Na ampel beraad, hebben we deze taak op ons genomen. De constructie van de index is ons uit handen genomen door onze alumni Master studente Dianne Kaptein. In haar scriptie worden de details van SvN gerapporteerd. We hopen dat dit jaar wederom een enthousiaste Master student bereid is om de SvN index verder te ontwikkelen. U kunt zich bij mij melden! In de grafiek toon ik de procentuele BBP kwartaalgroei (kwartaal op kwartaal) voor Nederland vanaf 2000, de cijfers zijn van het CBS. Na het bestuderen van deze grafiek kunt u wellicht concluderen dat het toch niet zo moeilijk moet zijn om enige inzicht in 49
de toekomstige ontwikkelingen van de procentuele BBP groei te verkrijgen. De reeks beweegt zich vrij gladjes over tijd en er is ogenschijnlijk niet zo veel ruis aanwezig. Maar een schatting die er 1 of, nog erger maar o zo vaak gebeurd, er 2 procent naast zit, wordt als mislukt beschouwd. Ik zal daar in een volgende bijdrage op terugkomen en u meer vertellen over hoe de SvN-index elke maand tot stand komt, over het succes van SvN en over andere indices, en over andere recente ontwikkelingen met betrekking tot SvN. U heeft iets om naar uit te kijken.
de procentuele BBP kwartaalgroei Nederland
Op het tijdstip van schrijven waren we nog niet zes weken verwijderd van het einde van het laatste kwartaal van 2011. Ik kan u dat groeicijfer niet presenteren. Ik kan het derhalve niet meer nu-spellen of voorspellen, maar ik kan het nog wel ‘terug-spellen’ (of in het Engels ‘backcasting’). Het groeicijfer voor het vierde kwartaal in 2011 zal rond de nul uitkomen. Siem Jan Koopman Hoogleraar Econometrie aan de VU
SECTOR agenda en publicaties
Agenda
Publicaties
29 maart - Jaarlijkse dag voor de Statistiek en Besliskunde
Boudt, K., J. Cornelissen en C. Croux, 2012. The Gaussian rank correlation estimator: robustness properties. In Journal of Empirical Finance, 22, 471-483.
Op donderdag 29 maart zal de jaarlijkse dag voor de Statistiek en Besliskunde plaatsvinden in de Jaarbeurs in Utrecht. Deze dag wordt georganiseerd door de Vereniging voor Statistiek & Operationele Research (VvS+OR). De dag is gratis voor leden van de vereniging (maximaal 2 jaar gratis voor studenten). Meer informatie is te vinden op: http:// www.vvs-or.nl/nl/menu/Events/Annual_Meeting.
4 april - Inhousedag Optiver Op 4 april zullen we worden ontvangen bij Optiver voor een pokertoernooi met een aantal traders.
20 april - Symposium Rein Nobel Op vrijdag 20 april zal een symposium naar aanleiding van het 25-jarig jubileum van Rein Nobel aan de VU plaatsvinden. Het symposium zal plaatsvinden bij het Tinbergen Instustuut, Gustav Mahlerplein 117, 1082 MS Amsterdam. Er zal een aantal sprekers zijn met afsluitend een debat. Dit alles vindt plaats binnen het thema: Hoe kunnen we de teloorgang van het onderwijs verklaren?
Brink, J.R. van den en C. Dietz, 2012. MultiPlayer Agents in Cooperative TU-Games. (TI Discussion Paper 12-001/1). Amsterdam: Tinbergen Institute. Hoogerheide, L.F., D. Ardia en H.K. van Dijk, in press. A Comparative Study of Monte Carlo Methods for Efficient Evaluation of marginal likelihood. In Computational Statistics and Data Analysis. Hoogerheide, L.F., J.H. Block en A.R. Thurik, in press. Education and entrepreneurial choice: An instrumental variables analysis. In International Small Business Journal. Houba, H.E.D., E.I. Motchenkova en Q. Wen, 2012. Prices as Optimal Cartel Prices. In Economics Letters, 114(1), 39-42. Koopman, S.J. en T.M. Nguyen, 2012. Fast Efficient Importance Sampling by State Space Methods. (TI Discussion Papers 12-008/4). Amsterdam: Tinbergen Institute. Laan, G. van der en N. Moes, 2012, Transboundary Externalities and Property Rights: An International River Pollution Model. (TI Discussion Papers 12-006/1). Amsterdam: Tinbergen Institute. Vujic, S., J.J.F. Commandeur en S.J. Koopman, 2012. Structural Intervention Time Series Analysis of Crime Rates: The Impact of Sentence Reform in Virginia. (TI Discussion Papers 12-007/4). Amsterdam: Tinbergen Institute.
50
SECTOR is een uitgave van
Kraket is de studievereniging voor Econometrie en Operationele Research aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. De naam Kraket staat voor ‘Kritische Aktuarissen en Econometristen’.