Second opinion afkoopwaardemethode Van Harinxmakanaal Provincie Fryslân 10 Januari 2012
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Opdracht Verrichte werkzaamheden Leeswijzer
2 3 4 4
2 2.1 2.2 2.3
Gebruikelijkheid Methode Brokx Opzet methode Brokx Gebruikelijkheid methode Brokx Beantwoording onderzoeksvraag
5 5 6 6
3 3.1 3.2 3.3
Gehanteerde discontovoet Opzet discontovoet Kapitaalmarktrente Beantwoording onderzoeksvraag
8 8 9 11
4 4.1 4.2 4.3 4.4
Aansluiting timing uitgaven met rapport kosten Fries-Groningsekanalen Relevante aannames in het rapport kosten Fries-Groningsekanalen Aansluiting met Excel file Methodologie binnen Excel file Beantwoording onderzoeksvraag
12 12 12 12 13
Bijlage: Excel file “financiering beheer Van Harinxmakanaal”
Versienr. 2
Datum 10 Januari 2012
Second opinion Hart van de Heuvelrug
Status Definitief
Aan Provincie Fryslân t.a.v. Jan Doornbos
14
1
Inleiding
Vanuit de provincie Fryslân is met het Rijk (Rijkwaterstaat Noord-Nederland) en de provincie Groningen de afgelopen jaren herhaaldelijk overleg gevoerd omtrent de wijziging van de beheersituatie van de hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl en afkoop van (de rijksbijdragen) voor het reguliere beheer en onderhoud van de zijtakken (Van Harinxmakanaal en Winschoterdiep/Rensel). Het Rijk wil het beheer en onderhoud van de Hoofdvaarweg Lemmer-Delfzijl overnemen van de provincies, omdat: ► Het Rijk het beheer en onderhoud van Hoofdvaarwegen tot haar taak acht te behoren; ► Het Rijk een eenduidige beheersituatie wil voor alle hoofdvaarwegen; ► Het Rijk het aantal specifieke uitkeringen wil verminderen (en de huidige vergoeding voor het beheer en onderhoud aan de provincies is een specifieke uitkering). Voor de provincies Groningen en Fryslân ligt het belang in het feit dat al jaren geconstateerd wordt dat er achterstallig onderhoud is aan de zijtakken van de vaarweg Lemmer-Delfzijl en dat de omvang hiervan groeit, vooral doordat de huidige beheersvergoeding (bijvoorbeeld € 2,1 mln. per jaar voor het Van Harinxmakanaal) te laag is. De onderhandelingen hierover met het Rijk liepen niet of moeizaam, waardoor de onderhoudsachterstand inmiddels is opgelopen tot een investeringvolume van € 39 mln. voor het Van Harinxmakanaal (waarvan € 33 mln. nog nader te bepalen en € 6 mln. als onderdeel van de overeengekomen € 95 mln.). Door overdracht en afkoop van het oude convenant Grootscheeps Vaarwater kunnen de provincies ieder hun eigen prioriteiten bepalen en het kanaal op eigen kracht in goede staat brengen. In 2009 is een poging om de financiering van beheer en onderhoud van de zijtakken door een afkoopregeling te beëindigen gestrand. De middelen ontbraken bij het Rijk (ten gevolge van de economische crisis) om de inmiddels in concept overeengekomen afkoopbedragen uit te betalen. Overdracht van de hoofdvaarweg werd toen door alle betrokken partijen als niet opportuun beschouwd gezien het verwachte efficiencyverlies. In de eerste helft van 2011 heeft Rijkswaterstaat Noord-Nederland (RWS-NN) de discussie weer opgestart. Aangezien de grootste verwachte in-efficiency, in de vorm van het nautisch beheer en de overdracht van bediening naar het Rijk, voor het Rijk een bespreekbaar punt was, hebben de provincies ingestemd met verkenning van de mogelijkheden. Hierbij bleek dat het Rijk toch mogelijkheden ziet voor eenmalige afkoop van het beheer en onderhoud en de vervanging van de kunstwerken op de zijtakken (Winschoterdiep/Rensel en Van Harinxmakanaal). Ook de reeds toegezegde, maar nog niet beschikbaar gestelde bedragen in het kader van de Nota Mobiliteit (Achterstallig Onderhoud Vaarwegen) konden hier aan worden toegevoegd. In dit kader is een concept convenant opgesteld waarin de afspraken voor het Van Harinxmakanaal (afkoop Rijksbijdrage) als volgt kunnen worden samengevat: ► Afkoop ineens van de rijksbijdrage beheer en onderhoud. Hierbij is de "Brokx-methode" toegepast (22,22 keer het jaarlijks bedrag voor beheer en onderhoud). Het 2
►
►
oorspronkelijke jaarbedrag is daarbij naar een reëel niveau gebracht (van € 2,1 naar € 2,6 mln.), zodat voorkomen wordt dat opnieuw een achterstand in onderhoud gaat ontstaan. Deze € 2,6 mln is volgens de provincie Fryslân voldoende voor adequaat onderhoud en beheer en houdt rekening met toekomstige prijsontwikkeling (inflatie). Deze afkoopsom is dan dus 22,22 (=100/4,5%) x € 2,6 mln = € 58 mln.1; Uitbetaling ineens van de (reeds overeengekomen) bijdragen achterstallig onderhoud in het kader van de Nota Mobiliteit (dit betreft een bedrag van € 6 mln.) en een nog nader op te stellen programma (een indicatieve raming van de provincie komt uit op een bedrag van € 33 mln.); Afkoop ineens van de vervangingsinvesteringen van de kunstwerken (€ 31 mln.). Hierbij is de INFRAM-methode toegepast, waarbij betrokken zijn alle door de provincie te vervangen kunstwerken in de komende 30 jaar. Vervolgens is de contante waarde vastgesteld, gebaseerd op prijspeil 2011. De Tjerk Hiddessluizen zijn pas over ca. 40 jaar aan het eind van hun technische levensduur. Een afspraak over afkoop op basis van de INFRAM-methode is derhalve voor deze sluizen niet mogelijk. Omdat ook nog niet duidelijk is op welke termijn vervanging om functionele redenen (opwaardering Van Harinxmakanaal, versterken zeewering, afvoerfunctie voor het Wetterskip Fryslân en uitbreiding natte bedrijventerreinen Harlingen) noodzakelijk is, is in het convenant een afspraak opgenomen om hierover op termijn een separate overeenkomst af te sluiten.
Dit leidt tot onderstaande overzichtstabel omtrent afkoopsommen voor de provincie Fryslân: ► Beheer & onderhoud € 58 mln. ► NoMo AOV € 6 mln. ► Kunstwerken € 31 mln. ► Totaal € 95 mln. De provincie Fryslân heeft PS gevraagd in te stemmen met het convenant. Echter in de commissievergadering LLW op 14 december jl. bleek er onduidelijkheid te zijn over de wijze waarop de “eeuwigdurende” afkoop van het onderhoud en beheer van het kanaal is geregeld in het convenant. Naar aanleiding van deze onduidelijkheid heeft u Ernst & Young Real Estate Advisory Services B.V. (REAS) gevraagd een beoordeling te geven van de gebruikte methode Brokx ter bepaling van de afkoopsommen beheer, onderhoud en vervangingsinvesteringen van het Van Harinxmakanaal.
1.1
Opdracht
Ernst & Young REAS is per email van de provincie Fryslân d.d. 22 december j.l. gevraagd onderstaande vraag te beantwoorden: ►
1
3
Is het toepassen van de methode Brokx, waarin een discontovoet van 4,5% is vastgelegd, een reëel uitgangspunt voor het afkopen van een jaarlijkse vergoeding.
Memo 00985533, Provincie Friesland 19-12-2011
Uit ons gesprek op 28 december zijn, gebaseerd op bovenstaande vraag drie deelvragen geformuleerd: ► Is de Brokx-methode zoals die gehanteerd is bij de bepaling van de waarde gebruikelijk in de weg en waterbouw; ► Is 4,5% als gehanteerde discontovoet reëel; ► Sluit de timing van de uitgaven uit het financiële plaatje zoals gepresenteerd in het scenario in de Excel file “afkoop VHK” met daarin het scenario “financiering beheer Van Harinxmakanaal” aan met het onderliggende rapport “kosten FriesGroningsekanalen”.
1.2
Verrichte werkzaamheden
Wij hebben de volgende werkzaamheden verricht: 1. Desktop analyse Op basis van openbaar beschikbare informatie is informatie vergaard in hoeverre de gehanteerde methode ook bij andere (vergelijkbare) vragen elders in het land gebruikt is. 2. Documentenanalyse Ter verdere analyse en beantwoording van de vragen zullen wij onderstaande documenten beoordelen: o PS stuk: ”Afkoop kanalen”; o Convenant: “Bestuurlijke afspraken inzake de nieuwe beheersituatie op de Hoofdvaarweg Lemmer – Delfzijl”; o Mailwisseling tussen de provincie Fryslân en PWC 16 december 2011; o Een Excel file ”afkoop VHK” met daarin een scenario “financiering beheer Van Harinxmakanaal”; o Document: “Infram rapport Kostenonderzoek” (rapport “kosten FriesGroningsekanalen”).
1.3
Leeswijzer
Deze rapportage beantwoord de drie onderzoeksvragen elk in een apart Hoofdstuk. Hoofdstuk 2 gaat in op de gebruikelijkheid van de Brokx-methode in de weg- en waterbouw. Hoofdstuk 3 gaat in op de vraag of een discontovoet van 4,5% een reële is. Tenslotte gaat hoofdstuk 4 in op de verschillen tussen de Excel file “afkoop VHK” en het rapport “kosten FriesGroningsekanalen”.
4
2
Gebruikelijkheid Methode Brokx
In dit hoofdstuk volgt een uiteenzetting van de methode Brokx zoals die gebruikt wordt in de praktijk. De oorsprong ligt in de adviezen van de commissie Brokx. Deze commissie bepleitte een herstructurering van de sector openbaar vervoer. Deze zou onder andere moeten bestaan uit de herverdeling van taken en bevoegdheden tussen de rijksoverheid, de provincies en de kaderwetgebieden, de introductie van marktprikkels, de ontvlechting en verzakelijking van de relatie tussen decentrale overheid en vervoerbedrijf en tot slot de intensivering van de infrastructuurspanningen.
2.1
Opzet methode Brokx2
Voor de berekeningswijze van afkoopsommen wegens overdracht van rijkswerken zijn verschillende factoren van betekenis. Met name kunnen worden genoemd: 1. de prijsbasis en de bestanddelen van de afkoopsom, van belang voor de vaststelling van de gemiddelde jaarlijkse kosten van het betreffende object (normkosten); en 2. het rentepercentage op basis waarvan de jaarlijkse normkosten worden gekapitaliseerd. Ad 1) De bestandsdelen bij de afkoopsom bestaan doorgaans uit drie delen: 1. onderhoudskosten; 2. vernieuwingskosten (slechts die kosten komen in aanmerking, die binnen een periode van 30 jaar na de overdracht aan de orde komen); 3. personeels- en overheadkosten. Ad 2) De berekende gemiddelde jaarlijkse kosten wegens onderhoud en vernieuwing dienen te worden gekapitaliseerd c.q. herleid tot contante waarden op basis van het rentepercentage dat voor deze doeleinden is voorgeschreven. Sinds 1976 is een percentage van 4,5% van toepassing. Bij een oneindige tijdsduur van de afkooptermijn leidt dit percentage tot een kapitalisatiefactor van 22,22 waarmee de jaarlijkse normkosten moeten worden vermenigvuldigd. Bovengenoemde “rekenrente” verschilt van de “marktrente”. De kapitaalmarktrente zoals die gemeten kan worden aan het rendement van eeuwigdurende staatsleningen, vormt in het algemeen op elk moment een juiste maatstaf voor de bepaling van de interestvoet van afkoopsommen. Onder omstandigheden zonder inflatie vertegenwoordigen genoemde schuldtitels een risicoloze belegging op lange termijn, waarmee rentebaten kunnen worden gekweekt die juist voldoende zijn om de gemiddelde jaarkosten te bestrijden. Als gevolg van inflatie echter zullen deze rentebaten niet meer toereikend zijn om stijgende nominale uitgaven te financieren. Een volledige compensatie van inflatie kan dan worden bereikt door afkoopsommen, in afwijking van de regel, niet te baseren op de geldende kapitaalmarktrente, zoals boven gedefinieerd, doch op een rentevoet die evenveel lager is als de jaarlijkse prijsstijging bedraagt. Op deze wijze worden extra gelden verschaft waarmee door besparing - voldoende fondsen kunnen worden gekweekt om de inflationaire kostenontwikkeling net te kunnen bijhouden.
2
5
Handboek beheersoverdrachten waterstaatswerken, 1991
In het geval bijvoorbeeld de kapitaalmarktrente 6% is en de verwachte toekomstige prijsstijging 2% per jaar, wordt de rekenrente 6%-2% = 4% en bijgevolg de kapitalisatiefactor 25 (in plaats van 16,6 indien de marktrentevoet onverkort zou worden gehanteerd). De navolgende rendementen kunnen van belang zijn ter toetsing van de realiteit van het gehanteerde rendement van 4,5%: 1. Kapitaalmarktrente van eeuwigdurende staatsleningen3 2. Het gemiddelde rendement van leningen van de Bank voor Nederlandse Gemeenten (als maat voor deposito’s van lagere overheden)4 3. De rentepercentages, in het verleden voorgeschreven in het kader van overdracht van rijkswerken (t.w. 3,5% voor 1963, 4,5% in de periode 1963-1970, 5% vanaf het vierde kwartaal 1970 tot in de loop van 1976 en sedertdien 4,5%);
2.2
Gebruikelijkheid methode Brokx
De Brokx-methode is een methode die al vaker is gebruikt in de weg- en waterbouw. De indicatieve lijst van Brokx-nat (overdracht van “natte waterstaatswerken”) bevatte in 1988 312 waterstaatswerken die gedecentraliseerd moesten worden. De meeste grote overdrachten zijn reeds gedaan, hierdoor zijn er weinig recente voorbeelden van grote overdrachten. Enkele voorbeelden van recente overdrachten waarbij de Brokx methode is gebruikt zijn: 1. De overdracht van de N34 en N46 van het Rijk naar de Provincie Drenthe, de provincie Groningen en de provincie Overijssel in 2007. De gebruikte kapitalisatiefactor was 22,22. Dit betekende dat de reële discontovoet 4,5% was. De totale afkoopsom bedroeg €80,8 mln. 2. De overdracht van de Bergsche Maasveren van het Rijk naar 5 gemeenten in 2009. Hier was de reële discontovoet eveneens 4,5%. De totale afkoopsom van deze overdracht bedroeg € 22,5 mln. 3. De overdracht van de haven te Oudeschild van het Rijk naar de gemeente Texel in 2008. De totale afkoopsom bedroeg € 588.825. Hier was de reële discontovoet eveneens 4,5%. Uit een e-mailwisseling tussen de provincie Fryslân en PWC van 16 december 2011 jl. blijkt dat PricewaterhouseCoopers bevestigend antwoord op de vraag of een discontovoet van 4,5% een gebruikelijke is bij de overdracht van waterstaatswerken. Deze 4,5% wordt sinds 1976 toegepast op de overdracht van rijkswerken en wordt gezien als een gemiddelde hoogte van de kapitaalmarktrente vanaf 1976.
2.3
Beantwoording onderzoeksvraag
De Brokx-methode is in de afgelopen 25 jaar meer dan 200 keer gebruikt voor de overdracht van waterstaatswerken van het Rijk naar lagere overheden. Op basis van onze desktop analyse hebben wij niet kunnen constateren dat voor de overdracht van Rijkswerken naar lagere overheden gebruik is gemaakt van andere methoden dan de Brokx-methode. Ondanks dat de methode, volgens onze gegevens, niet dwingend is voorgeschreven wordt deze methode over het algemeen wel gevolgd. 3 4
6
Huidig percentage 10 jarige staatslening 2,2% 10 jarige deposito 2,8% en 30-jarige deposito 3,0% (5jan. 2012).
Tevens kan geconcludeerd worden dat om tot een afkoopsom te komen van toekomstige verplichtingen het gebruik van een kapitalisatie met een discontovoet een algemeen aanvaarde methode is. Conclusie: De Brokx-methode zoals die gehanteerd is bij de bepaling van de waarde is gebruikelijk in de weg en waterbouw.
7
3
Gehanteerde discontovoet
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven of de gehanteerde discontovoet van de methode Brokx reëel is in de huidige marktomstandigheden. De definitie van discontovoet is als volgt: de rentevoet waarmee de contante waarde wordt berekend van geldsommen die in de toekomst betaald moeten worden of ontvangen zullen worden.
3.1
Opzet discontovoet
Publieke en private waarderingsmethoden leiden tot andere uitkomsten als gevolg van onder andere belastingheffing, kans op faillissement, verschil in mogelijkheden tot het daadwerkelijk spreiden van risico’s en vermogensverhoudingen. Daarom wordt binnen de publieke sector met andere discontovoeten en risico opslagen rekening gehouden dan in de private sector. Voordat we meer inzicht willen geven welke discontovoet het meest realistisch is geven we onderstaand eerst een korte omschrijving wat een discontovoet is en waar rekening mee gehouden dient te worden. Relatie discontovoet en tijdslijn Bij de hoge risico-opslagen die in het bedrijfsleven gebruikelijk zijn, is de keuze van de tijdshorizon niet heel belangrijk: wat ver in de toekomst ligt, telt dan nauwelijks mee. Daarnaast is de levensduur van bedrijfsprojecten doorgaans veel korter dan die van infrastructuurprojecten. Echter, de combinatie van een lage (want risico-vrije) disconto voet en lange levensduur speelt de economische beoordeling van infrastructuurprojecten parten. Vaak is moeilijk voorspelbaar hoe de ontwikkelingen met of zonder project op de lange duur zullen verlopen. Vandaar dat in rentabiliteitsberekeningen soms kunstgrepen worden toegepast zoals het enige tientallen jaren herhalen van de baten in het laatste jaar dat nog in de analyse wordt betrokken. Een andere kunstgreep is een vaste tijdshorizon, korter dan de levensduur. Dit heeft bij infrastructuurprojecten een belangrijk nadeel: de rentabiliteit kan gevoelig worden voor de tijdshorizon. Vooral wanneer de groei van de baten lange tijd in de buurt van de discontovoet ligt, of deze zelfs overtreft, lijkt ieder infrastructuurproject rendabel te maken door maar voldoende jaren in beschouwing te nemen. De praktische betekenis van de tijdshorizon hangt sterk af van de discontovoet in combinatie met de groei van de baten die een project genereert. Het probleem van een lange levensduur is minder belangrijk als projectbeoordeling plaatsvindt aan de hand van terugverdientijden. Dit is een vaak gebruikte maatstaf bij bedrijfsinvesteringen. De terugverdientijd is de periode vanaf het gereedkomen van het project tot het moment dat opgetelde baten van het project de investeringsuitgaven overtreffen. Het kan dienen als een aanvullend criterium bij de prioritering van projecten. Korte terugverdientijden beperken de mate van onzekerheid. Ze zeggen ook veel over de robuustheid van de rentabiliteit van het project, als de opbrengst achteraf, om wat voor reden dan ook, zou tegenvallen. Om deze reden lijkt bij een keuze tussen twee projecten met een gelijke netto contante waarde het project met de kortste terugverdientijd te prefereren.
8
Een algemene conclusie is dat het de moeite waard is te pogen projectspecifieke risico’s systematisch in kaart te brengen en te waarderen. Het exact monetariseren van projectspecifieke risico’s zal zeker bij complexe projecten echter niet mogelijk blijken te zijn. Dit leidt tot de meer specifieke conclusie dat de valkuil moet worden vermeden van een risicovrije (= lage) discontovoet in combinatie met een lange tijdshorizon. Bij een projectbeoordeling kan alleen een lange horizon gekozen worden als ook expliciet de risico’s en de (maatschappelijke) kosten van die risico’s in beeld komen en dus als een opslag op de discontovoet tot uitdrukking worden gebracht. Een alternatieve aanpak kan bestaan uit een combinatie van indicatoren voor projectspecifieke risico’s en het gebruik van andere criteria. Hierbij valt te denken aan - in volgorde van belangrijkheid - het hanteren van een algemene vaste risico-opslag op de discontovoet, het beschouwen van (niet te lange) terugverdientijden en het afkappen van de tijdshorizon. Ook het berekenen van de interne rentevoet (i.c. bij de provincie Fryslân 3,75%) kan handig zijn omdat deze duidelijk maakt bij welke risico-opslag een project nog net rendabel is. De gebruikelijke tijdshorizon voor de Brokx-methode is 30 jaar. De keuze voor deze relatief lange tijdshorizon is gezien de lange levensduur van infrastructuur een juiste. Hierdoor wordt rekening gehouden met groot onderhoud in de desbetreffende periode hetgeen tegemoet komt aan de eis dat de risico’s (welke bij infra vooral in het onderhoud zitten) zo goed als mogelijk gemonetariseerd worden.
3.2
Kapitaalmarktrente
Wanneer wordt gekeken naar de rendementen van 10-jarige staatsobligaties (figuur 1) valt te zien dat de nominale kapitaalmarktrente de afgelopen 19 jaar een gemiddelde kende van 4,72%. Deze gemiddelde kapitaalmarktrente ligt iets hoger dan de door Rijkswaterstaat gehanteerde disconteringsvoet van 4,5%. Een oorzaak hiervan kan zijn dat Rijkswaterstaat een kortere of langere beschouwingperiode heeft gebruikt om tot deze 4,5% te komen. Ondanks het feit dat de nominale kapitaalmarktrente door de economische crisis dit jaar historisch laag staat wordt de gehanteerde 4,5% niet aangepast. Reden hiervoor zou kunnen zijn dat rentestanden in tijden van crisis niet als maat voor de toekomst worden gezien.
9
Figuur 1: Maandelijkse nominale en reële rente van 10-jarige staatsobligaties (1993-2012) 9,00% 8,00% 7,00% 6,00% 5,00% 4,00%
3,00% 2,00% 1,00% 0,00%
Nominaal
1-1-2012
1-1-2011
1-1-2010
1-1-2009
1-1-2008
1-1-2007
1-1-2006
1-1-2005
1-1-2004
1-1-2003
1-1-2002
1-1-2001
1-1-2000
1-1-1999
1-1-1998
1-1-1997
1-1-1996
1-1-1995
1-1-1994
1-1-1993
-1,00%
Reëel
Bron: Reuters Eikon, 2011 & CBS, 2011 (op basis van inflatie, afgeleid)
De gemiddelde nominale rentestand van een 30-jarige staatsobligaties was in de afgelopen 19 jaar zelfs hoger, namelijk 5,22% (figuur 2). Figuur 2: Maandelijkse nominale en reële rente van 30-jarige staatsobligaties (1993-2012) 9,00% 8,00% 7,00% 6,00% 5,00% 4,00% 3,00% 2,00% 1,00%
Nominaal
1-1-2012
1-1-2011
1-1-2010
1-1-2009
1-1-2008
1-1-2007
1-1-2006
1-1-2005
1-1-2004
1-1-2003
1-1-2002
1-1-2001
1-1-2000
1-1-1999
1-1-1998
1-1-1997
1-1-1996
1-1-1995
1-1-1994
1-1-1993
0,00%
Reëel
Bron: Reuters Eikon, 2011 & CBS, 2011 (op basis van inflatie, afgeleid)
Ook onze minister van Financiën geeft in een kamerstuk betreffende de waardering van risico’s bij publieke investeringsprojecten (24 augustus 2011, Tweede Kamer 29352 nr 5) aan dat rentestanden in tijden van crisis niet als maat voor de toekomst worden gezien. In dit kamerstuk spreekt de minister over een risicovrije reële discontovoet van 2,5%. Hierbij wordt een standaard algemene risico-opslag van 3% opgeteld, zodat de discontovoet op 5,5% uitkomt welke geldt voor de komende vier jaar. 10
De Nederlandsche Bank geeft aan dat de verwachting is dat de inflatie de komende jaren zal afnemen5. “Na een tijdelijke piek dit jaar, neemt de inflatie de komende jaren naar verwachting weer af. De Nederlandse HICP-inflatie (inflatie inclusief energie) is sinds de zomer van 2010 zeer snel opgelopen, zonder dat sprake is geweest van grote conjuncturele spanningen. In september van dit jaar piekte de inflatie op 3%, het hoogste niveau sinds augustus 2008”. In de ramingen van de Nederlandsche Bank zal de HICP-inflatie in 2012 dalen tot 2,0% om in 2013 verder te dalen naar 1,4%. Zoals eerder aangegeven in de inleiding is echter voor het vaststellen van het jaarlijkse bedrag van € 2,6 mln. door de provincie Fryslân rekening gehouden met toekomstige prijsontwikkeling (inflatie). De nominale discontovoet moet dus als uitgangspunt worden genomen.
3.3
Beantwoording onderzoeksvraag
De gehanteerde discontovoet van 4,5% kan een reële discontovoet worden genoemd op basis van historische gegevens. Door de economische crisis staan de rentes op zowel 10-jarige als 30-jarige staatsobligaties historisch laag. Deze historisch lage rente moet echter worden gezien als een uitzondering, vanwege de rendementen die in het verleden zijn gehaald. Conclusie: De gehanteerde discontovoet van 4,5% is, gebaseerd op ons desktop onderzoek in openbare bronnen, een reële discontovoet in vergelijking met de rente op staatsleningen over een lange tijdshorizon gemeten. Desalniettemin is de discontovoet een resultante van onderhandelingen. Zo ver ons bekend is echter altijd 4,5% gehanteerd in het recente verleden en zal het Rijk niet snel tot wijziging overgaan gezien het voorbeeldeffect wat hiervan kan uitgaan.
5
De Nederlandsche Bank: Economische ontwikkelingen en vooruitzichten December 2011, nr. 2.
11
4
Aansluiting timing uitgaven met rapport kosten FriesGroningsekanalen
In dit hoofdstuk geven we een oordeel of de aannames welke in de Excel file ”afkoop VHK” gebruikt worden overeenstemmen met de gegevens uit het rapport Infram rapport Kostenonderzoek” (rapport “kosten Fries-Groningsekanalen”).
4.1
Relevante aannames in het rapport kosten Fries-Groningsekanalen
De belangrijkste kostenposten die in het rapport worden genoemd zijn: 1. Jaarlijkse kosten voor onderhoud en exploitatie; 2. Vervangingskosten van kunstwerken; 3. Achterstallig onderhoud. Wat betreft de vervangingskosten van kunstwerken geeft het rapport kosten FriesGoningsekanalen de volgende cijfers weer: Kunstwerk
Jaar van aanleg
Vervangingsjaar
Dronrijp Kiesterzijl Ritsumazijl Stationsbrug Franeker Spoorbrug Schenkenschans Spoorbrug Boxumerdam Tjerk Hiddesbruggen (2 stuks) Tjerk Hiddessluis
1940 1942 1943 1948 Onbekend Onbekend 1949 1949
2015 2017 2018 2023 2025 2025 2049 2049
4.2
Vervangingskosten (mln. €) (Prijspeil 2006) 6,1 6,1 4,8 4,1 9,7 12,5 68,1
Aansluiting met Excel file
Wanneer we de belangrijkste kosten uit het rapport “kosten Fries-Groningsekanalen” met de Excel file “financiering beheer Van Harinxmakanaal” vergelijken vallen er twee zaken op: ► De vervangingskosten voor de brug bij Ritsumazijl worden niet genoemd, omdat deze uitgevoerd zal worden als een fietsbrug en op een andere manier gefinancierd zal worden, namelijk binnen het project “Haak om Leeuwarden”. Hierdoor speelt vervanging van deze brug pas een rol over 75 jaar. ► Verder ligt de afkoopsom voor kunstwerken in de Excel file op € 31 mln. en niet op de € 22,2 mln. die in het Infram rapport wordt genoemd. Dit vanwege het feit dat de Excel file uitgaat van het prijspeil van 2011 en het rapport van het prijspeil van 2006. Bij navraag bij de provincie blijkt dat de bedragen door middel van de toegekende IBOI (Index Bruto Overheidsinvesteringen) zijn geïndexeerd van prijspeil 2006 naar 2011. De geraamde investeringen op prijspeil 2011 zijn vervolgens contant gemaakt met een discontovoet van 4,5%.
4.3
Methodologie binnen Excel file
In de Excel file “financiering beheer Van Harinxmakanaal” zijn verschillende scenario’s weergegeven. In de verschillende scenario’s houdt de provincie rekening met de risico’s die het loopt conform de opgave van het rapport “kosten Fries-Groningsekanalen” . Er zijn vier 12
verschillende scenario’s uitgewerkt met een rentevoet van 3,75%, 4,00%, 4,50% en 5,25%. In de bijlage6 is het scenario weergegeven dat is berekend op basis van een rentevoet van 4,50%. Door ook rekening te houden met een rentevoet lager dan 4,50% rekent de provincie ook door of er voldoende reserves zijn om tegenvallende rendementen over de afkoopsom te kunnen opvangen. Tevens gebruikt de provincie Fryslân een 30-jarige tijdshorizon waarin, conform de Brokx-methode, minimaal één keer in groot onderhoud wordt voorzien.
4.4
Beantwoording onderzoeksvraag
De timing en de hoogte van de uitgaven die in het financiële plaatje in de Excel file “financiering beheer Van Harinxmakanaal” staan, komen overeen met het rapport kosten Fries-Groningsekanalen, met uitzondering van bovenstaande twee punten. Echter, deze twee afwijkingen zijn door de bijgevoerde onderbouwing valide te noemen. Conclusie: De timing van de uitgaven uit het financiële plaatje zoals gepresenteerd in het scenario in de Excel file “financiering beheer Van Harinxmakanaal” sluit aan met de onderliggende documentatie en aannames. Tevens is de gehanteerde methodologie in overeenstemming met de methode Brokx en worden diverse scenario’s doorgerekend om te beoordelen of er voldoende reserves zijn, ook bij een tegenvallend rendement op de afkoopsom.
6
Bijlage: Excel file “financiering beheer Van Harinxmakanaal”
13
Bijlage: Excel file “financiering beheer Van Harinxmakanaal” Uitgaven personeel 1-1-2012 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032 2033 2034 2035 2036 2037 2038 2039 2040 2041
€ 1.450.000 € 1.471.750 € 1.493.826 € 1.516.234 € 1.538.977 € 1.562.062 € 1.585.493 € 1.609.275 € 1.633.414 € 1.657.915 € 1.682.784 € 1.508.026 € 1.530.646 € 1.553.606 € 1.576.910 € 1.600.564 € 1.624.572 € 1.648.941 € 1.673.675 € 1.698.780 € 1.724.262 € 1.750.126 € 1.776.378 € 1.803.023 € 1.830.069 € 1.857.520 € 1.885.382 € 1.913.663 € 1.942.368 € 1.971.504
g&d&GO € 2.850.000 € 4.892.750 € 6.966.141 € 3.137.035 € 3.184.091 € 3.231.852 € 3.280.330 € 3.329.535 € 3.379.478 € 3.430.170 € 3.481.622 € 3.533.847 € 3.586.855 € 923.817 € 937.674 € 951.739 € 966.015 € 980.505 € 995.213 € 1.010.141 € 1.025.293 € 1.040.673 € 1.056.283 € 1.072.127 € 1.088.209 € 1.104.532 € 1.121.100 € 1.137.917 € 1.154.985 € 1.172.310
vervanging KW
€ 6.974.679
€ 7.293.271
€ 5.280.883 € 29.458.307
vergoeding AO RWS
-€ 3.045.000 -€ 3.090.675 -€ 3.137.035 -€ 3.184.091 -€ 3.231.852 -€ 3.280.330 -€ 3.329.535 -€ 3.379.478 -€ 3.430.170 -€ 3.481.622 -€ 3.533.847
rendement op rentevoet hoofdsom 4,50% € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000 € 2.610.000
index Voorziening groot onderhoud en vervanging 1,50% afkoopsom KW (31 mln.) en AO (6 mln) € 37.000.000 € 36.142.500 € 37.059.413 € 35.967.794 € 31.705.432 € 34.203.199 € 36.790.281 € 32.177.080 € 34.625.774 € 37.160.519 € 39.784.827 € 42.502.360 € 40.236.057 € 39.539.179 € 11.992.713 € 12.627.800 € 13.253.749 € 13.869.580 € 14.474.264 € 15.066.718 € 15.645.799 € 16.210.305 € 16.758.970 € 17.290.464 € 17.803.384 € 18.296.259 € 18.767.539 € 19.215.596 € 19.638.718 € 20.035.106 € 20.402.872
Uitgangspunten in deze berekening. 1. 4,5 % gemiddeld rendement 2. 1,5% prijsontwikkeling 3. Inlopen achterstallig (groot) onderhoud tot 2025. Vanaf 2025 structureel groot onderhoud (op basis van ervaringen uit het verleden) 4. Vervangen kunstwerken conform raming en vervangingsjaar Infram-rapportage 5. Vanaf 2022 € 200.000 besparing per jaar op de exploitatie (door afstandsbediening en goedkoper onderhoud door Lifeciclecostbenadering) 6. In bovenstaand overzicht is geen rekening gehouden met de effecten van de bouw van vier aquaducten legenda g&d&GO = goederen en diensten en Groot Onderhoud KW = Kunstwerken AO = Achterstallig Onderhoud 14 B&O = Beheer en onderhoud
Voorziening hoofdsom afkoopsom B&O (58 mln.) € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000 € 58.000.000