Provincie : Gemeente : Dossiernr :
Vlaams-Brabant Glabbeek 09295/12
Ruimtelijk uitvoeringsplan ‘Lokaal bedrijventerrein Glabbeek’ Onderzoek naar de planMER plicht
Screeningsnota: Onderzoek tot de milieueffectrapportage Dossiernummer dienst GBP en dienst Mer OHPL 0637
Initiatiefnemer: Gemeente Glabbeek Grotestraat 33 3380 Glabbeek
Libost-Groep nv.
Ontwerp- en adviesbureau
Vestiging Hasselt Herckenrodesingel 101 3500 Hasselt tel: 011/26.08.70 fax: 011/26.08.80 email:
[email protected]
Libost-groep: afdeling ruimtelijke planning
Vestiging Vlaams Brabant Domeinstraat 11A 3010 Kessel-Lo tel: 016/89.34.40 - fax: 016/89.57.83 email:
[email protected]
1
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Inhoud
1
VERANTWOORDING EN METHODIEK
1.1 1.2 2
PLAN-MER-PLICHT NA SCREENING: UITVOERING OF ONTHEFFING VAN HET PLAN-MER BESCHRIJVING VAN HET PLAN
2.1 INLEIDING 2.1.1 RUIMTELIJKE SITUERING 2.1.2 BESCHRIJVING BESTAANDE FEITELIJKE TOESTAND 2.2 JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN 3
BESCHRIJVING VAN HET PLAN
3.1 3.2 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.3 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.4 3.5 4
VISIE VOOR GEWENSTE ONTWIKKELING RUIMTELIJKE DOELSTELLINGEN RUIMTE VOOR LOKALE BEDRIJVEN CREËREN HOGE BEELDKWALITEIT VERZEKEREN VEILIGE VERKEERSAFWIKKELING GARANDEREN DUURZAAMHEID IMPLEMENTEREN RUIMTELIJKE CONCEPTEN VOOR EEN HOOGWAARDIGE OMGEVING ONTSLUITEN EN AFWIKKELEN IDENTITEIT EN WOONKWALITEIT VRIJWAREN OOG VOOR RELATIES EN ORIËNTATIES GESLAAGDE INTEGRATIE IN HET LANDSCHAP REALISEREN INRICHTINGSCHETS BESCHRIJVING VAN MOGELIJKE PLANALTERNATIEVEN
SCREENING
4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3 4.2.4 4.2.5 4.2.6 4.2.7 4.3 4.4 4.5 4.6 4.6.1 4.7
BESCHRIJVING VAN DE REFERENTIESITUATIE BESCHRIJVING VAN DE EFFECTEN BODEM WATER (GROND- EN OPPERVLAKTEWATER) FAUNA EN FLORA LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE MENS (MOBILITEIT EN/OF SOCIAAL ORGANISATORISCHE ASPECTEN) LUCHT GELUID TOETSING OF EEN PASSENDE BEOORDELING RELEVANT IS TOETSING OF RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT OPGESTELD MOET WORDEN GEEN GRENSOVERSCHRIJDENDE EFFECTEN MOTIVATIE WAAROM ER GEEN PLAN-MER WORDT OPGEMAAKT GEEN KADER VOOR BIJLAGE I OF BIJLAGE II PROJECTEN CONCLUSIE
Libost-groep: afdeling ruimtelijke planning
5 5 5 7 7 7 8 9 12 12 12 12 12 12 13 13 13 14 14 15 16 17 18 18 18 19 20 24 25 26 32 32 33 35 35 36 36 37
2
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
5
VRAAG OM ADVIES
5.1 5.2 5.3 5.3.1 5.3.2 5.3.3 5.4
VRAAGSTELLING ONTVANGEN ADVIEZEN INHOUD VAN DE ADVIEZEN PROVINCIEBESTUUR VLAAMS-BRABANT RUIMTE EN ERFGOED VLAAMS-BRABANT ANB – VLAAMS-BRABANT CONCLUSIE VAN DE VRAAG OM ADVIES
38 38 38 38 38 39 39 40
6
CONCLUSIE
41
7
BIJLAGEN:
42
Libost-groep: afdeling ruimtelijke planning
3
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Figuren Figuur 1: Situering van het plangebied ....................................................................................................7 Figuur 7: Orthofoto plangebied en omgeving...........................................................................................8 Figuur 4: Bodemkaart plangebied ..........................................................................................................19 Figuur 5: Biologische waarderingskaart .................................................................................................24 Figuur 6: Landschapsatlas .....................................................................................................................25 Figuur 8: Evolutie verkeersdrukte gewestwegen ...................................................................................27 Figuur 7: Bijzondere beschermingsgebieden in de omgeving van het plangebied................................33 Figuur 8: Seveso-bedrijven in de provincie Limburg ..............................................................................35
Tabellen Tabel 1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden..........................................................................9 Tabel 2: Effectbeoordeling .....................................................................................................................18 Tabel 3: Verdeling verplaatsingen volgens vervoerwijze .......................................................................29 Tabel 4: Gegenereerd verkeer door werknemers ..................................................................................30 Tabel 5: Gegenereerd verkeer bezoekers .............................................................................................30 Tabel 6: Gegenereerd verkeer door klanten ..........................................................................................30 Tabel 7: Gegenereerd verkeer ingevolge bijkomende woongelegenheden ..........................................30 Tabel 8: Totaal bijkomend verkeer door de projectontwikkeling ............................................................31 Tabel 9: Eindbeoordeling van de effecten..............................................................................................37
Libost-groep: afdeling ruimtelijke planning
4
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
1 Verantwoording en methodiek 1.1 Plan-MER-plicht Sedert 1 december 2007 is het nieuw plan-MER-decreet (BS 20/06/2007) in voege. Deze nieuwe regelgeving bepaalt dat elk ruimtelijk uitvoeringsplan binnen het toepassingsgebied van het planMER-decreet valt. RUP’s die het kader vormen voor project-m.e.r.-plichtige activiteiten, zoals bepaald in bijlage I en II van het BVR van 10/12/2004 of waarbij een Passende Beoordeling van toepassing is, zijn van rechtswege MER-plichtig. Voor de projecten en plannen die niet van rechtswege MER-plichtig zijn, is er een screeningsplicht van toepassing. Concreet houdt dit in dat er moet nagegaan worden of er ten gevolge van het plan aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Indien er geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden, komt het plan in aanmerking voor een ontheffing van de plan-MER-plicht. In het andere geval dient evenwel toch nog een plan-MER opgesteld te worden.
1.2 Na screening: uitvoering of ontheffing van het plan-MER De screening onderzoekt of het plan of programma aanzienlijke effecten kan hebben op de bestaande situatie voor mens en milieu. Deze screening houdt een beoordeling in aan de hand van de in bijlage I opgesomde criteria van het DABM. De genoemde criteria zijn onderverdeeld in twee categorieën: 1. de kenmerken van de plannen en programma’s; 2. de kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed (eveneens opgenomen in de Omzendbrief LNE/2007 pg17-18). De procedure van de screening bestaat uit drie stappen. Een eerste stap bestaat er in om een document op te maken als “Verzoek tot Raadpleging”. Binnen dit document wordt de nodige informatie opgenomen als volgt: 1. inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer; 2. een beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan of programma, en in voorkomend geval van de redelijke alternatieven voor dat plan of voor onderdelen ervan; 3. in voorkomend geval een beoordeling of het voorgenomen plan of programma grens of gewestgrensoverschrijdende aanzienlijke milieueffecten kan hebben; 4. een beschrijving en een inschatting van de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van het voorgenomen plan of programma, in voorkomend geval op de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonische en archeologisch erfgoed, het landschap, de mobiliteit, en de samenhang tussen de genoemde factoren; 5. in voorkomend geval alle relevante gegevens met inbegrip van de redenen waarom de initiatiefnemer meent geen plan-MER te moeten opmaken in overeenstemming met artikel 4.2.6, §1, 5° van het D.A.B.M.; 6. het verzoek om uiterlijk binnen de 30 dagen na ontvangst van het verzoek tot raadpleging het advies over te maken door betekening of tegen ontvangstbewijs aan de initiatiefnemer.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
5
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Dit document dient te worden overgemaakt aan: 1. de deputatie van de provincie of de deputaties van de provincies, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben; 2. het college van burgemeester en schepenen van de gemeente of de colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten, waarop het voorgenomen plan of programma milieueffecten kan hebben; 3. de betrokken instanties afhankelijk van de ligging en de mogelijk te verwachten aanzienlijke effecten van het voorgenomen plan of programma of in voorkomend geval de gezondheid en veiligheid van de mens, de ruimtelijke ordening, de biodiversiteit, de fauna en flora, de energie- en grondstoffenvoorraden, de bodem, het water, de atmosfeer, de klimatologische factoren, het geluid, het licht, de stoffelijke goederen, het cultureel erfgoed, met inbegrip van het architectonisch en archeologisch erfgoed, het landschap en de mobiliteit; Het is echter aangewezen om voorafgaandelijk aan het verzenden van het ‘Verzoek tot Raadpleging’ de dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen te raadplegen met de vraag tot een selectie van de relevante betrokken instanties evenals een ontwerpbrief over te maken die gevoegd kan worden bij het verzoek tot raadpleging. De tweede stap bestaat er in om de documenten op te maken die het verzoek tot raadpleging omvatten samen met de ingewonnen adviezen. In de derde stap wordt het einddocument ‘Onderzoek tot Milieueffectrapportage’ verzonden aan de dienst m.e.r. Dit document duidt gedetailleerd aan op welke wijze het “Verzoek tot Raadpleging” aangepast of aangevuld op basis van de adviezen van de aangeschreven instanties. Dit document bevat volgende informatie: 1. inlichtingen en coördinaten van de initiatiefnemer; 2. een beschrijving en verduidelijking van het voorgenomen plan of programma, in voorkomend geval met inbegrip van een afbakening van het gebied waarop het plan of programma betrekking heeft. Hierbij kan onder meer de volgende informatie, voor zover deze al beschikbaar is, toegevoegd worden:
uitgangspunten en doelstellingen van het plan of programma met in voorkomend geval de redelijke alternatieven van dat plan of onderdelen ervan; voorgeschiedenis en eventueel al genomen beslissingen; voor welke activiteiten en/of projecten het plan of programma het kader kan vormen; interferentie met andere plannen, projecten of activiteiten binnen of buiten de perimeter van het plan of programma, voor zover in dit stadium al gekend; fase van opmaak van het plan of programma; plan of programma- en procesevolutie: mogelijkheid tot planbijsturingen en mate van flexibiliteit. bijdrage van het plan of programma tot oplossingen van bestaande milieuproblemen; reeds geraadpleegd e studies, bronnen, milieugegevens ….; overzicht van mogelijke milieumaatregelen die vanaf het beginstadium worden ingecalculeerd; leemten in de kennis volgens het stadium van het plan of programma-proces;
3. het verzoek van de initiatiefnemer tot raadpleging van de instanties; 4. in voorkomend geval de gegevens, met de nodige vertaling, die de dienst m.e.r. nodig heeft voor het aanvangen van de grensoverschrijdende informatie-uitwisseling; 5. de uitgebrachte adviezen door de instanties; 6. analyse en motivering door de initiatiefnemer waarom geen plan-MER nodig is. Dit laatste kan onder meer het geval zijn als: een plan of programma een uitwerking, wijziging, herziening of voortzetting inhoudt van een plan of programma waarvoor al eerder een plan-MER werd goedgekeurd, en een nieuw plan-MER redelijkerwijze geen nieuwe of bijkomende gegevens betreffende aanzienlijke milieueffecten kan bevatten; of in het kader van andere rapportages of beoordelingen al een systematische en wetenschappelijke verantwoorde analyse en evaluatie van de te verwachten gevolgen voor mens en milieu werden opgemaakt, die voldoen aan de essentiële kenmerken van een plan-MER. De dienst m.e.r. geeft uitsluitsel over het al dan niet uitvoeren van een plan-MER (eventuele ontheffing van de plicht tot opmaak van een plan-MER).
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
6
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
2 Beschrijving van het plan 2.1 Inleiding 2.1.1 RUIMTELIJKE SITUERING Het plangebied is gesitueerd in de onmiddellijke omgeving van het centrum van Glabbeek. Het gebied is gelegen langs de Craenenbroekstraat, zuiden van kern en ten westen van de N29 (TienenDiest). Het plangebied wordt in het noorden begrensd door de Craenenbroekstraat en in het zuiden door akkerland dat grenst aan de Meenselbeek. Figuur 1: Situering van het plangebied
Bron: AGIV
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
7
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
2.1.2 BESCHRIJVING BESTAANDE FEITELIJKE TOESTAND Het plangebied is gelegen aan de zuidwestzijde van de Craenenbroekstraat, tussen de weg en de vallei van de Meenselbeek. De noordoostzijde van de Craenenbroekstraat wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van kleine en middelgrote bedrijven. Meer naar het noorden is een vestiging van de Belgische Fruitveiling gesitueerd. Het gespecialiseerde bedrijf Stas grenst aan de zuidzijde van de veiling. Nabij de Meenselbeek is een landbouwzetel geïsoleerd ingeplant. Ten noorden van deze zetel zijn bosrelicten en aangeplante bossen van het plangebied gesitueerd. Het woonlint van de Craenenbroekstraat start ter hoogte van de vestiging van de fruitveiling. Het plangebied wordt gebruikt als akker. De perceelsgrenzen van de akkers zijn dwars op de Craenenbroekstraat gesitueerd. Figuur 2: Orthofoto plangebied en omgeving
Bron: Orthofoto 's, middenschalig, kleur, provincie Vlaams-Brabant, opname 2002 OC Gis Vlaanderen
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
8
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
2.2 Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden Onderstaande tabel reikt de elementen van de bestaande juridische toestand voor het plangebied en de omgeving aan. De rechtstoestand van de verschillende gebieden is eveneens aangeduid op de kaarten in de toelichtingsnota van het RUP. Tabel 1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden
Plan
Relevante beleidselementen
Bron:AGIV
Gewestplan Gewestplan Tienen-Landen (nummer 24): goedgekeurd K.B. 24-03-1978 Het plangebied is gesitueerd agrarisch gebied. De noordzijde van de Craenenbroekstraat is aangeduid als zone voor ambachtelijke bedrijven en K.M.O.’s. Ten noorden start het woonlint van de Craenenbroekstraat welk uitmondt in de dorpskern van Glabbeek. Delen van de Meenselbeek- en Velpevallei zijn aangeduid als natuur- of bosgebied.
Bron: gemeente Glabbeek
Plannen van Aanleg (BPA – RUP) In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn geen Bijzondere Plannen van Aanleg gesitueerd. In de dorpskern van Glabbeek werd op 31 07 2008 het RUP centrum en woonproject Melkroos goedgekeurd Beschermde monumenten, landschappen en dorpsgezichten In de onmiddellijke omgeving van het plangebied zijn geen beschermde monumenten, stads- of dorpsgezichten of beschermde landschappen gesitueerd. De Vallei van de Velpe tussen Dalemse molen en Kortenaken is aangeduid als ankerplaats. De dorpskern van Zuurbemde met kasteelpark is aangeduid als Beschermd Dorpsgezicht.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
9
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Habitat- en Vogelrichtlijngebieden Het Habitatrichtlijngebied ‘Bossen en kalkgraslanden van Haspengouw is gesitueerd ten oosten van het plangebied. Gebiedscode: BE 2200038 Oppervlakte 2.604 ha De afstand tot dit gebied bedraagt ca. 1.100 meter. Het Habitatrichtlijngebied herbergt volgende habitats: Gebieden waar zeldzame orchideeën groeien (Festuco-Brometalia); Voedselrijke ruigten; Laaggelegen, schraal hooiland (Alopecurus pratensis, Sanguisorba officinalis); Kalktufbronnen met tufsteenformatie (Cratoneurion); Beukenbossen van het type Asperulo-Fagetum; Eikenbossen van het type Stellario-Carpinetum; Overblijvende of relictbossen op alluviale grond (Alnion glutinoso-incanae); VEN gebieden Ten oosten van het plangebied is de Grote Eenheid Natuur ‘De Zuurbemde’ gesitueerd. Nummer van het VEN gebied: 536 Datum invoege treding: 31 10 2003
ron:AGIV
Inbreuken tegen de stedenbouwkundige regelgeving In het plangebied zijn geen inbreuken tegen de stedenbouwkundige regelgeving ambtelijk vastgesteld Voorkooprecht In het plangebied geldt geen publiek voorkooprecht. In het GEN gebied heeft de VLM voorkooprecht Begunstigde: VLM
Verkavelingvergunningen In het plangebied werden geen stedenbouwkundige noch verkavelingsvergunningen verleend.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
10
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Bodemdecreet Er zijn geen verontreinigingen vastgesteld ter hoogte van het plangebied. In het plangebied en omgeving is er geen bodemonderzoek uitgevoerd. Milieuvergunningen In het plangebied en omgeving zijn geen milieuvergunningen verleend.
Openbare wegen Craenenbroekstraat Voetweg 64, 70 en 71 (omgeving) Weg 36,36 (omgeving) Watertoets Het plangebied is niet gelegen in effectief of mogelijk overstromingsgevoelige gebieden.
Herbevestigde agrarische gebieden BVR 12 december 2008 Beleidsmatige herbevestiging van de gewestplannen voor agrarische gebieden.
bestaande
Het plangebied is niet opgenomen als herbevestigd agrarisch gebied. Bron:www.agiv.be
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
11
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
3 Beschrijving van het plan 3.1 Visie voor gewenste ontwikkeling Het lokaal bedrijventerrein wordt ontwikkeld met respect voor landschap en omgeving en creëert een hefboom voor de gewenste aanpassingen aan de Craenenbroekstraat. De ontwikkeling wordt opgevat op een wijze dat de woonkwaliteit niet aangetast wordt. Dit houdt in dat er voldoende buffers gecreëerd worden en dat de verkeersdruk in het noordelijk deel van de Craenenbroekstraat beperkt en afgebouwd wordt. In het zuidelijk deel van de Craenenbroekstraat wordt de verschillende modi gescheiden en wordt het kruispunt met de N29 nieuw vorm gegeven. Dit kruispunt kan tevens als ‘poort’ functioneren voor het centrum van Glabbeek dat langs de N29 gesitueerd is. Door het beperken van omvang en aard van de bedrijven en de focus op halfopen bebouwing wordt de zichtrelatie met de Meenselbeekvallei ook tussen de gebouwen gevrijwaard. Het overtollige regenwater wordt afgeleid naar een buffer- en infiltratiebekken bekken langs de Meenselbeek waardoor daar ruimte gecreëerd wordt voor landschaps- en natuurontwikkeling.
3.2 Ruimtelijke doelstellingen 3.2.1 RUIMTE VOOR LOKALE BEDRIJVEN CREËREN De omgeving biedt ruimte voor in omvang beperkte lokale bedrijven. Door het beperken van de aard van de activiteiten wordt de hinder op de (woon)omgeving beperkt. Woningen kunnen in de gebouwen geïntegreerd worden. Enkel niet-milieubelastende activiteiten zijn toegestaan. Het beeld van Glabbeek als plattelandsgemeente waar het goed om wonen is kan zo behouden worden. Een beperkte kleinhandelsactiviteit kan met de hoofdactiviteit verweven worden. De ontwikkeling mag echter niet leiden tot het verschuiven het commercieel centrum.
3.2.2
HOGE BEELDKWALITEIT VERZEKEREN
Het bedrijventerrein wordt gerealiseerd met oog op het garanderen van een hoge beeldkwaliteit. Zowel voor de gebouwen als de omgevingsaanleg worden inrichtingseisen opgesteld die nageleefd moeten worden. Belangrijke aandachtspunten om deze doelstelling te realiseren zijn: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
het gebruik van kwalitatieve bouwmaterialen; het integreren en verbinden van groenvoorzieningen; het aanleggen van parkeerterreinen; het ordenen van opslag in open lucht; het handhaven van een bouwlijn; het beperken van publiciteit.
3.2.3 VEILIGE VERKEERSAFWIKKELING GARANDEREN De ontwikkeling vormt de hefboom tot het aanpassen van de Craenenbroekstraat waardoor de verkeerssituatie geoptimaliseerd wordt. Het woongedeelte van de straat wordt duidelijk gescheiden van de bedrijfsomgeving door het aanleggen van een verkeerspoort. Bedrijfsverkeer wordt geweerd in de woonstraat. In het zuidelijk deel worden de verschillende verkeersfuncties fysiek gescheiden. Het kruispunt met de N29 wordt aangepast.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
12
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
3.2.4 DUURZAAMHEID IMPLEMENTEREN De nieuwe ontwikkeling streeft een hoog ambitieniveau na inzake duurzaamheid. De duurzaamheid van het lokaal bedrijventerrein wordt gerealiseerd door: 1. de aard en het gebruik van materialen (duurzaam bouwen); 2. het aanbieden van een voldoende flexibiliteit voor nieuwe ontwikkelingen; 3. het beklemtonen van relatie met de Meenselbeekvallei; 4. het aanreiken van kansen tot sociale controle door het integreren van bedrijfswoningen; 5. het nastreven van een zuinig ruimtegebruik; 6. het gemeenschappelijk bufferen van hemelwater;
3.3 Ruimtelijke concepten voor een hoogwaardige omgeving Het opgestelde concept uit het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan wordt behouden als leidraad bij het uitwerken van het RUP. De aangereikte inrichtingschets is stapsgewijs gedetailleerd waardoor de gewenste ruimtelijke invulling nauwkeurig werd voorgesteld. Dit ruimtelijk streefbeeld vormt de basis voor het opbouwen en verantwoorden van de stedenbouwkundige voorschriften en het afwegingskader voor het op te stellen beheersplan.
3.3.1 ONTSLUITEN EN AFWIKKELEN Het bedrijventerrein wordt ontsloten langs de N29. De bereikbaarheid vanuit het noorden wordt beperkt. Het noordelijk deel van de Craenenbroekstraat wordt ingericht als woonstraat. Beide delen van de straat worden gescheiden door een sterk herkenbare verkeerspoort. In het zuiden wordt ruimte behouden voor het aanpassen van het kruispunt met de N29 De toegangen tot de beide campussen van de BFV (in geval van de geplande uitbreiding ten zuiden van de Craenenbroekstraat) worden tegenover elkaar gesitueerd waardoor het bedrijfsverkeer van de BFV op het openbaar domein tot een minimum beperkt wordt. Parkeervoorzieningen worden zoveel geïntegreerd op de bedrijfskavels waardoor de parkeerdruk op het openbaar domein beperkt wordt.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
13
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
3.3.2 IDENTITEIT EN WOONKWALITEIT VRIJWAREN De nieuwe bedrijven passen zich in het landelijke weefsel van Glabbeek in. Door het beperken van omvang en aard van de activiteiten en het voorzien van een brede bufferstrook tussen het bedrijventerrein en de aanpalende woningen wordt de impact van de nieuwe bedrijvigheid beperkt. Door het aanpassen van de weginrichting en het beperken van het bedrijfsverkeer in het woongedeelte van de straat worden zowel de woonkwaliteit als de verkeersleefbaarheid verbeterd. Het integreren van een bedrijfswoning accentueert de kleinschaligheid van de ontwikkeling. De ontwikkeling onderscheidt zich daarmee van stedelijke ontwikkelingen en beklemtoont het landelijke karakter.
3.3.3 OOG VOOR RELATIES EN ORIËNTATIES De omgeving wordt bepaald door de relatie met de Meenselbeekvallei, de heraangelegde Craenenbroekstraat. Zichtlijnen en perspectieven accentueren de relaties en versterken de oriëntatie. Vanuit het nieuwe kruispunt met de N29 wordt het perspectief gericht op het eindpunt van het bedrijfsgedeelte van de Craenenbroekstraat. Dit wordt vorm gegeven als verkeerspoort. Na deze poort start de woonstraat. Zichtlijnen lopen ook tussen bedrijfsgebouwen door waardoor ook tussen de bedrijven een relatie met het achterliggende valleigebied behouden wordt.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
14
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
3.3.4 GESLAAGDE INTEGRATIE IN HET LANDSCHAP REALISEREN Het nieuwe bedrijventerrein integreert zich in het natuurlijke en ‘versteende’ landschap. Aan de beide zijden van het bedrijventerrein worden brede groenstroken ingeplant waardoor de zichtbaarheid van de zijgevels beperkt wordt. Deze groene stroken functioneren tevens als visuele geleider naar de Meenselbeekvallei. De zuidelijke strook kan mogelijk geïntegreerd worden in een laanbeplanting die de toegang tot de landbouwzetel accentueert. Aan de Meenselbeek wordt ruimte voorzien voor de integratie van hemelwater. Hierdoor wordt de waardoor de aanleg van ruimtebehoevende individuele bekkens op de verschillende percelen van het bedrijventerrein vermeden. De relatie met de Craenenbroekstraat wordt bepaald door omvang, hoogte en plaatsing van de gebouwen. Er wordt geopteerd voor het aanhouden van een bouwlijn. Vóór deze bouwlijn kunnen parkeervoorzieningen aangelegd worden. Omvang en hoogte van de gebouwen worden gericht op de bestaande lokale bedrijven aan de overzijde van de weg. Mogelijk kan het bouwpeil van het 1 vloerniveau gesitueerd worden onder het peil van de boordsteen van de Craenenbroekstraat. Bedrijven worden in halfopen bebouwing opgetrokken. Bedrijven met een grotere ruimtebehoefte kunnen echter in open bebouwing gerealiseerd worden.
1
Het peil van de riolering is hierin een belangrijk aandachtspunt
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
15
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
3.4
Inrichtingschets
De inrichtingschets reikt een indicatief eindbeeld aan van een mogelijke ontwikkeling. De schets biedt een beeld van mogelijke aanleg en inrichting van het lokaal bedrijventerrein en omgeving en wordt de drager van de gewenste ruimtelijke herontwikkeling van het projectgebied. De opbouw van percelen, gebouwen, gemeenschappelijke ruimten en groenvoorzieningen bieden een nieuw beeld aan de zuidelijke rand van het centrum van Glabbeek. De gebouwen zijn weinig opzichtig en sterk geïntegreerd in het landschap. De lineaire toegangsweg tot het bedrijventerrein is duidelijk herkenbaar. De groenvoorzieningen worden zoveel mogelijk gebundeld en gemeenschappelijk beheerd.
De inrichtingschets concept bundelt de uitgangspunten en doelstellingen. 1. De ontwikkeling biedt ruimte voor kleine lokale bedrijven; 2. De verkeersafwikkeling en de verkeersleefbaarheid in de Craenenbroekstraat wordt sterk verbeterd; 3. De nieuwe lineaire as accentueert het ‘bedrijfsgedeelte’ van de Craenenbroekstraat;; 4. De parkeervoorzieningen worden op de bedrijfspercelen geïntegreerd; 5. Langs de Meenselbeek wordt ruimte gecreëerd voor buffer- en infiltratiegebieden; 6. De buffers en groenaanplantingen garanderen een geslaagde landschappelijke inpassing;
De oppervlakte van het plangebied beslaat 21.518m² met inbegrip van de lokale weg. De oppervlakte zonder lokale weg beslaat 17.525m².
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
16
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
3.5 Beschrijving van mogelijke planalternatieven De mogelijkheid en wenselijkheid van planalternatieven is reeds onderzocht in het kader van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Glabbeek. In het ruimtelijk structuurplan is dit deel van de Craenenbroekstraat aangeduid als mogelijk te ontwikkelen lokaal bedrijventerrein. Andere potentiële locaties zijn onderzocht maar niet weerhouden omwille van de ligging in open ruimte, het niet aansluiten bij de kern of de minder goede ontsluiting. De bestendige deputatie heeft enkel deze beperkte uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein bevestigd. Dit terrein is het enige in de gemeente dat: Aanluit bij een bestaand bedrijventerrein; Aanluit bij de kern van het hoofddorp; Onmiddellijk aantak op een secundaire weg; Vanuit deze afweging kan geconcludeerd worden dat er de geen alternatieven zijn voor het creëren van een bijkomend lokaal bedrijventerrein in de gemeente.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
17
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
4 Screening 4.1 Beschrijving van de referentiesituatie De bestaande situatie in de Craenenbroekstraat wordt gekenmerkt door een erg landelijke omgeving waarin een beperkt aantal lokale bedrijven, kleinhandel wonen en twee regionale bedrijven verweven voorkomen. Het onderscheid tussen de woonomgeving en de bedrijvenzone is echter nog duidelijk herkenbaar.
4.2 Beschrijving van de effecten Tijdelijke effecten welke zich voordoen tijdens de werken worden niet bestudeerd. Deze effecten zijn waarschijnlijk erg beperkt. Het betreft: Geluidshinder en rustverstoring; Wijziging perceptieve kenmerken en wijziging belevingskenmerken; Verkeerstoename; Beperkte doorstroming van de Craenenbroekstraat; Bij de beoordeling van de effecten wordt gebruik gemaakt van onderstaand beoordelingsschema: Tabel 2: Effectbeoordeling
Sterk Matig Gering
Effectenbeoordeling Positief Neutraal Negatief +3 0 -3 +2 0 -2 +1 0 -1
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
18
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
4.2.1 BODEM De bodemkaart duidt aan dat de bodem lemig is. Het plangebied is gesitueerd in de landbouwstreek ‘Zandleemstreek’. De bodem wordt gekenmerkt door een natte en vochtige leemgronden. De bodem is geschikt voor landbouwactiviteiten. Figuur 3: Bodemkaart plangebied
Bron:www.agiv.be
Effecten op de bodem: Wijziging bodemgebruik: het bodemgebruik wordt gewijzigd; de bodem aan de straatzijde wordt bebouwd en verhard. Structuurwijziging: de structuur van de bodem van niet-bebouwde delen wijzigt door de bebouwing en de aanleg van funderingen en verhardingen. Profielwijziging: het profiel van de bodem wordt beperkt gewijzigd. De berm tussen de straat en de percelen wordt behouden. De bedrijfspercelen worden genivelleerd waardoor de helling verminderd wordt. Erosie: De bodem is erosiegevoelig, de erosiegevoeligheid neemt niet toe na de uitvoering van het project. Aantasting bodemhygiëne: Er bestaat weinig gevaar voor aantasting van de bodem door gevaarlijke stoffen. Enkel kleinschalige lokale bedrijven met woningen zijn toegelaten. Wijziging bodemvochtregime: De wijziging van het bodemvochtregime na de bebouwing en de heraanleg van niet bebouwde delen van het plangebied is beperkt. Hemelwater wordt opvangen en door het aanleggen van nieuwe wadi’s en het gebruik van de bestaande grachten wordt de infiltratie bevorderd. Conclusie discipline bodem Het plangebied wordt bebouwd en verhard. Het profiel van de gronden wordt in een beperkte mate gewijzigd door de nivelleringswerken. Ondanks een toename van bebouwing en verharding leidt niet tot sterke wijzigingen in de bodemstructuur. De beoogde projectdoelstellingen hebben slechts beperkte negatieve effecten op de bodem. De effecten zijn gering negatief: (-1)
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
19
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
4.2.2 WATER (GROND- EN OPPERVLAKTEWATER) Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op, die de watertoets worden genoemd. Hierin wordt gesteld dat er geen schadelijk effect mag ontstaan of zoveel mogelijk wordt beperkt en, indien dit niet mogelijk is, dat het schadelijk effect wordt hersteld of, in de gevallen van de vermindering van de infiltratie van hemelwater of de vermindering van ruimte voor het watersysteem, gecompenseerd. Een schadelijk effect wordt gedefinieerd als: "ieder betekenisvol nadelig effect op het milieu dat voortvloeit uit een verandering van de toestand van watersystemen of bestanddelen ervan die wordt teweeggebracht door een menselijke activiteit; die effecten omvatten mede effecten op de gezondheid van de mens en de veiligheid van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen, gelegen buiten overstromingsgebieden, op het duurzaam gebruik van water door de mens, op de fauna, de flora, de bodem, de lucht, het water, het klimaat, het landschap en het onroerend erfgoed, 2 alsmede de samenhang tussen een of meer van deze elementen". De watertoets geeft uitvoering aan het principe van de integratie van integraal waterbeleid bij de vergunningverlening. Overeenkomstig het Decreet Integraal Waterbeleid dienen overheden bij het verlenen van een vergunning telkens te onderzoeken of de betrokken activiteit een schadelijk effect op het watersysteem kan doen ontstaan dat vermijdbaar is. Gedetailleerde regels aan de hand waarvan wordt vastgesteld of handelingen of activiteiten een schadelijk effect veroorzaken, zijn nog niet voorhanden. De uitvoering van deze watertoets gebeurde dan ook op basis van de bestaande voorschriften en codes van goede praktijk. De uitvoering van de watertoets gebeurt op basis van de projectgegevens zoals deze tot op heden beschikbaar zijn. De beoordeling gebeurt op basis van ingreepgroepen (en ermee samenhangende effectgroepen) die in functie van de aard van de projectingreep als een mogelijk knelpunt worden beschouwd:
Erosiegevoelige gebieden Het plangebied is erosiegevoelig
2
Decreet van 18 juli 2003
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
20
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Grondwaterstromings -gevoelige gebieden Het plangebied is deels gelegen in grondwaterstromingsgevoelige gebieden
Infiltratiegevoelige bodems Het terrein is deels gesitueerd in infiltratiegevoelige bodems
Hellingenkaart Aan de randen zijn bermen gesitueerd (Craenenbroekstraat en Meenselbeekvallei)
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
21
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Winterbedding van waterlopen In het terrein bevinden zich geen winterbeddingen van waterlopen
Van nature overstroombare gebieden Het terrein is niet gelegen in van nature overstroombare gebieden
Risicozones voor overstroming (versie 2006) Het terrein is niet gelegen in risicozones voor overstromingen Bron:www.agiv.be
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
22
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Conclusie discipline water De kaarten duiden aan dat het plangebied niet aan als overstromingsgevoelig gebied. De terreinen worden ontwikkeld op een wijze dat de bestaande bebouwing en verharding toeneemt. De impact op het waterbeheer is beperkt. Niettemin zijn volgende aandachtspunten in het plan opgenomen: Het regenwater van de nieuwe gebouwen en verharding wordt maximaal opgevangen; Het regenwater krijgt kansen voor een zo ruim mogelijke infiltratie in de bodem. Er bestaan mogelijkheden tot infiltratie; Verhardingen worden zoveel mogelijk voorzien in waterdoorlatende materialen; Het R.U.P. leidt niet tot een verhoogd risico op overstromingen en biedt een passende oplossing voor de infiltratie van hemelwater. De uitvoering leidt niet tot een aantasting van de grondwaterstromen. Door de opname van deze aandachtspunten in het ontwerp veroorzaken de beoogde projectdoelstellingen geen negatieve effecten op de waterhuishouding. Het hemelwater wordt niet rechtstreeks geloosd in beken beek maar wordt gebufferd door grachten en wadi’s. De effecten zijn gering negatief: (-1)
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
23
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
4.2.3 FAUNA EN FLORA Het grootste deel van het plangebied wordt getroffen door bebouwing en verharding. Het plangebied is niet aangeduid als waardevol. De omgeving van de Meenselbeek is aangeduid als biologisch zeer waardevol (opgaande kleine landschapselementen). Figuur 4: Biologische waarderingskaart
Bron:www.agiv.be
Bron:www.agiv.be
Bron:www.agiv.be
Het plangebied is niet aangeduid als waardevol. Er wordt een ruimte afstand bewaard ten opzichte van de Meenselbeekvallei. Conclusie discipline fauna en flora Het plan is op een ruime afstand gesitueerd van de beekvallei. Omwille de beperkte bestaande en potentiële natuurwaarden in het plangebied veroorzaakt de ontwikkeling zeker geen betekenisvolle negatieve effecten. De effecten zijn beperkt negatief: (-1)
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
24
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
4.2.4 LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE Het plangebied is niet opgenomen in de landschapsatlas. De vallei van de Velpe is aangeduid als ankerplaats. Figuur 5: Landschapsatlas
Bron:www.agiv.be
Conclusie discipline landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie Het plangebied sluit aan bij de bebouwde ruimte en eerbiedigt een ruime afstand ten opzichte van de ankerplaatsen. Het beeld op de Meenselbeekvallei wordt echter verborgen. De effecten zijn beperkt negatief: (-1)
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
25
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
4.2.5 MENS (MOBILITEIT EN/OF SOCIAAL ORGANISATORISCHE ASPECTEN) Het plan wijzigt de bestemming van agrarisch naar woongebied. Het plan biedt een kader waardoor de lokale bedrijven ontwikkeld kunnen worden. Het plan biedt ruimte voor een 8 tal kleine bedrijven gekoppeld met een woonfunctie. Andere functies zijn niet toegelaten. Het lokaal bedrijventerrein sluit onmiddellijk aan bij de bestaande lokale en regionale bedrijven en het hogere wegennet (N29). Bereikbaarheid met de wagen Het bedrijventerrein kan vanuit het noorden en het zuiden bereikt worden. De bereikbaarheid vanuit de Dries wordt beperkt tot personenwagens. De bereikbaarheid via de N29 is optimaal. De N29 bereikt echter in de spits een verzadigingspunt. Het kruispunt met de Craenenbroekstraat en de doortochten worden op termijn geoptimaliseerd. Bereikbaarheid openbaar vervoer Op minder dan 300 meter van het bedrijventerrein zijn is een bushalte gelegen. Deze wordt bediend door lijn 390 (Tienen-Aarschot en lijn 420 Tienen–Diest (snelbus). De frequentie van deze buslijnen is beperkt tot één lijn per uur per richting. Fietsnetwerk Langs de N29 zijn er aanliggende fietspaden gesitueerd langs beide zijden. De kwaliteit van deze paden is zeer verscheiden. In de Craenenbroekstraat zijn er geen fietspaden gesitueerd. Omwille van het bedrijfsverkeer en de functie (lokale verzamelweg) zijn zowel comfort als de verkeersveiligheid van de fietsers bedreigd. Netwerk voor voetgangers In de Craenenbroekstraat zijn geen voetgangersvoorzieningen aanwezig. Omwille van het bedrijfsverkeer en de functie (lokale verzamelweg) zijn zowel comfort als de verkeersveiligheid van de voetgangers bedreigd.
Ontwikkeling van de automobiliteit In het kader van het aanbieden van een duurzame mobiliteit moet rekening worden gehouden met de ontwikkeling van die automobiliteit. Om een indicatie te bekomen over die (mogelijke) ontwikkeling werd het rapport ‘Verkeerstellingen 2007’ van de afdeling Verkeerskunde van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap – Afdeling Wegen en Verkeer geraadpleegd. De evolutie van het verkeer op de gewestwegen werd nader onderzocht.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
26
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Figuur 6: Evolutie verkeersdrukte gewestwegen
Bron: Verkeerstellingen 2007 – Vlaamse Overheid
De figuur duidt de evolutie/trendlijn van het verkeer aan sedert 1985. De trend werd reeds een aantal maal bijgesteld. Was deze trend eerst (sterk) stijgend, dan wordt vanaf 2002 een licht negatieve trend (lijn C) waargenomen. Aangezien het om een erg lichte daling gaat, wordt er in het verdere verloop van de studie uitgegaan van een 0-groei inzake de autonome ontwikkeling van het gemotoriseerde verkeer. Mobiliteitsprofiel Het mobiliteitsprofiel geeft een beschrijving van de aard en de omvang van de verplaatsingen die een project bij exploitatie zal of kan genereren. Het mobiliteitsprofiel is zuiver projectgebonden. In principe kan op projectniveau onderscheid worden gemaakt tussen diverse vormen van verplaatsingen. In functie van de raming van het verkeersgenererende effect als gevolg van de ontwikkeling op de site die voor nieuwe ontwikkelingen in aanmerking komen, moeten een aantal kengetallen worden 3 gehanteerd en aannames worden verricht. Om het mogelijk verkeersgenererend effect te becijferen worden deze per (ruimtelijke) functie benaderd. De gebruikte aantallen zijn steeds ramingen. Meer exacte waarden kunnen slechts bepaald worden bij de vergunningsaanvraag.
3
Een aantal van de aannames en kengetallen hebben hun deugdelijkheid reeds bewezen in andere MOBERs, of werden ontleend aan het OVG-Vlaams-Brabant3 (2000-2001), CROW parkeerkencijfers , ‘Richtlijnen voor de opmaak van een Mober’ (Tritel en Imob, Maart 2008) of de studiedag ‘Mobiliteitsacademie – Opstellen van Mober’s’ (4 december 2006).
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
27
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Verkeergenererend effect van lokale bedrijven Bij de bepaling van de hoeveelheid gegenereerd verkeer moet onderscheid gemaakt worden tussen werknemers, bevoorrading en klanten. Er kan worden verondersteld dat per 100m² bedrijvenruimte 1 4 werknemer nodig is met een aanwezigheid van 90% . Hieruit kan het aantal verplaatsingen bepaald worden. Via de modal split voor woon – werkverkeer (71,01% auto) kan het aantal autoverplaatsingen berekend worden. Een belangrijk gedeelte van de verplaatsingen van de werknemers gebeurt tijdens de spitsuren. Men mag aannemen dat in het drukste ochtenduur 20% van het totaal aantal autoverplaatsingen van de werknemers plaatsvindt en naar de site gaan. In het drukste avonduur zal dit 15% zijn en rijden deze weg van de site. De bevoorrading zal voornamelijk buiten de spitsuren gebeuren en wordt dan ook niet verder beschouwd. 5
De bedrijven zullen in een beperkte mate ook bezoekers aantrekken. Via kengetallen kan de omvang van het verkeersgenererend effect geraamd worden. Dit aantal bedraagt 1 bezoeker per 10 6 werknemers. Gelet op de ligging van het bedrijventerrein zijn deze bezoekers waarschijnlijk volledig autogericht. De bezoekers zullen de bedrijven voornamelijk buiten de spitsuren bezoeken. In de ochtendspits zal 5% van de bezoekers aankomen en vertrekken, voor de avondspits is dit 10% van het dagtotaal. De bedrijven kunnen in een beperkte mate ook een handelsruimte inrichten. Kengetallen duiden aan dat bedrijven met een commerciële ruimte van 100m² gemiddeld 5 klanten per dag aantrekken. Deze klanten zijn waarschijnlijk volledig autogericht. De klanten zullen de bedrijven voornamelijk buiten de spitsuren bezoeken. In de ochtendspits zal 5% van de bezoekers aankomen en vertrekken, voor de avondspits is dit 10% van het dagtotaal. Verkeergenererend effect ingevolge de functie kantoorruimte 7
Voor een kantoorruimte kan uitgegaan worden van 4 werknemers/100m² (waarvan 90% aanwezig). Hiervan komt 95% met de auto. Door het systeem van glijdende werkuren zal niet elke werknemer zich tijdens de spitsuren van en naar het werk verplaatsen. In het drukste ochtend/avonduur zal 65% aankomen/vertrekken. Verkeersgenererend effect van de functie wonen De inschatting van het aantal geplande wooneenheden duidt aan tot welke toename van verkeer dit 8 kan leiden. Een gemiddeld gezin in Glabbeek telt 2,64 personen. Via het gemiddelde aantal 9 verplaatsingen (= 2,596 per dag) kan het totaal aantal gegenereerde verplaatsingen bepaald worden. Vervolgens wordt met de modal split het aantal verplaatsingen per vervoerwijze berekend. Uit onderstaande tabel blijkt dat 50,83% van de verplaatsingen als autobestuurder plaats vinden. Dit percentage wordt verhoogd met de helft van het percentage autopassagiers. Men gaat er hier gemakshalve van uit dat deze bewoners opgehaald worden met de auto.
4
De aanwezigheid wordt beperkt door ziekte- en vakantiedagen. Uit studiedag ‘Mobiliteitsacademie – Opstellen van MOBERs dd. 14 december 2006 5 Uit studiedag ‘Mobiliteitsacademie – Opstellen van MOBERs dd. 14 december 2006 6 Uit studiedag ‘Mobiliteitsacademie – Opstellen van MOBERs dd. 14 december 2006 7 Uit ‘Richtlijnen voor de opmaak van een MOBER 8 Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS) 9 Onderzoek verplaatsinggedrag Vlaams Brabant
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
28
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Tabel 3: Verdeling verplaatsingen volgens vervoerwijze
Bron: OVG Vlaams Brabant
De tijdsverdeling van de autoverplaatsingen volgt dan uit de gemiddelde verdeling van de verplaatsingen volgens vertrekuur (OVG Vlaams Brabant). Op een gemiddelde werkdag zal 10,03% van de verplaatsingen in het drukste ochtenduur gebeuren. Voor het drukste avonduur bedraagt dit 9,34%. ‘s Ochtends zal 20% van de autoverplaatsingen aankomend zijn. De overige 80% zullen van de site wegrijden. Voor de avondspits is dit net andersom.
Verkeerstellingen Er zijn geen tellingen beschikbaar van de Craenenbroekstraat, net zomin als kruispunttellingen met de N29. De capaciteit van de Craenenbroekstraat is beperkt gelet op de beperkte breedte en het gebrek aan fiets- en voetpaden. De verkeersleefbaarheid van het noordelijk deel van de straat laat een sterke intensiteitsverhoging niet toe. Mobiliteitsprofiel van het project Het mobiliteitsprofiel geeft een beschrijving van de aard en de omvang van de verplaatsingen die een project bij exploitatie zal of kan genereren. Het mobiliteitsprofiel is zuiver projectgebonden. In functie van de raming van het verkeersgenererende effect ingevolge de ontwikkeling op de site, 10 wordt er gebruik gemaakt van kengetallen en aannames. Om het mogelijk verkeersgenererend effect te becijferen wordt dit per (ruimtelijke) functie benaderd. De gebruikte aantallen zijn ramingen. De exacte waarden zijn nog niet gekend.
10
Deze aannames en kengetallen hebben hun deugdelijkheid reeds bewezen in andere MOBERs en/of werden ontleend aan het OVG-Vlaams-Brabant10 (2000-2001), CROW parkeerkencijfers , ‘Richtlijnen voor de opmaak van een Mober’ (Tritel en Imob, Maart 2008) of de studiedag ‘Mobiliteitsacademie – Opstellen van Mober’s’ (4 december 2006).
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
29
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Verkeersproductie- en attractie Tabel 4: Gegenereerd verkeer door werknemers
Werknemers
# oppervlakte 5600
# werknemers# verplaatsingen # autoverpl. 29 59 36 OCH AVO
Totaal
IN 28 7 36
UIT 7 28 36
Er wordt uitgegaan van 8 bedrijven met en oppervlakte van werkruimte van 490 m² aan 1 werknemer per 100m² of 5 werknemers. Voor de administratie wordt uitgegaan van 4 werknemers per 100m². De ruimte voor administratie wordt ingeschat op 50m² of gemiddeld 2 werknemers per bedrijf. Totaal aantal werknemers per bedrijf: 7. Tabel 5: Gegenereerd verkeer bezoekers
Bezoekers 1 per 10 werknemers
# werknemers 70
# bezoekers # verplaatsingen # autoverpl. 7 7 14 OCH AVO
Totaal
IN 1 1 2
UIT 1 1 2
Er wordt uitgegaan van 1 bezoeker per 10 werknemers of gemiddeld 1 bezoeker per dag per bedrijf. Tabel 6: Gegenereerd verkeer door klanten
Klanten max 210 m²/bedrijf
# oppervlakte 1680
# klanten 16,8
# verplaatsingen # autoverpl. 17 34 OCH AVO
Totaal
IN 2 3 5
UIT 2 3 5
De ruimte voor handelszaken wordt beperkt tot 30% van de bebouwde oppervlakte. Wanneer een hal opgericht wordt van 20 x 35 meter is de bebouwde oppervlakte 700m², 30% daarvan is 210m². Tabel 7: Gegenereerd verkeer ingevolge bijkomende woongelegenheden
Bewoners
# wooneenheden # bewoners # verplaatsingen # autoverpl. 8 21 55 33 OCH AVO
Totaal
IN 1 2 3
UIT 3 0 3
Op basis van een ramin g van het aantal bedrijven, kan het aantal woningen geraamd worden. Door het optellen van de verschillende functies en het verkeer dat door deze gegenereerd wordt, kan het bijkomend gegenereerd verkeer bepaald worden. Het bijkomend in- en uitgaand verkeer in de ochtend- en de avondspits is in de tabel aangeduid. Als het gehele project eenmaal gerealiseerd is zal dit ten opzichte van de huidige situatie voor een verhoging met 44 autoverplaatsingen in de ochtendspits zorgen. In de avondspits leidt dit tot een verhoging van 45 bijkomende autoverplaatsingen.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
30
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Tabel 8: Totaal bijkomend verkeer door de projectontwikkeling
Totaal bijkomende bewegingen Werknemers Klanten Bezoekers Bewoners Totaal
OCH AVO OCH AVO OCH AVO OCH AVO
IN 28 7 2 3 1 1 1 1 44
UIT 7 28 2 3 1 1 1 1 45
Herkomsten en bestemmingen Vermoed wordt dat 80% van het herkomstverkeer afkomstig is van de N29.
Confrontatie van bereikbaarheid- en mobiliteitsprofiel De bijkomende verkeersproductie (mobiliteitsprofiel) wordt geconfronteerd met de beschikbare capaciteit van de infrastructuur (bereikbaarheidsprofiel). De capaciteit van de lokale weg en de secundaire weg zijn voldoende om deze beperkte toename op te vangen. De toename leidt echter tot een verhoogd subjectief en objectief onveiligheidsgevoel. Het wegprofiel van de Craenenbroekstraat moet aangepast worden waardoor er gescheiden fietspaden aangelegd kunnen worden. Wanneer men de bermen tussen het fietspad en de weg wil beplanten met bomen, leidt dit tot een gewenst wegprofiel van 16 meter. Het kruispunt met de N29 moet aangepast worden. In het noorden van de Craenenbroekstraat moet een verkeerspoort gecreëerd worden waardoor deze toegang enkel voor personenwagens toegankelijk is en de snelheid geremd wordt;
Conclusie toenemende mobiliteit De toegenomen mobiliteit leidt nergens tot problemen in verband met de verkeersafwikkeling. De raming gaat uit van een gemiddeld autogebruik in Vlaams-Brabant. De mobiliteitsgeneratie van het lokale bedrijventerrein is beperkt. De ontwikkeling heeft geen effecten op het hogere wegennet (N29). De effecten van de ontwikkeling in de Craenenbroekstraat zijn duidelijk waarneembaar. De verkeersintensiteit zal toenemen. Het bestemmingsverkeer zal vooral gebruik zal maken van de N29. De weginfrastructuur moet echter aangepast worden om de verkeersveiligheid en de verkeersleefbaarheid te waarborgen en te verhogen. De gemiddelde rijbreedte van de bestaande weg is 5 meter. Deze breedte is onvoldoende om een veilige verkeersafwikkeling met fietspaden in eigen bedding te garanderen. Een breedte van 16 meter biedt dat wel. Verkeersstromen uit het noorden worden beperkt door het creëren van een verkeerpoort en het accentueren van de woonfunctie van het noordelijk deel van de Craenenbroekstraat.
Conclusie discipline mens (mobiliteit en sociaal organisatorische aspecten) Door de ligging en de aard van het projectgebied zijn de alternatieven voor het autogebruik beperkt. De te verwachten mobiliteitseffecten zijn beperkt. De verkeerscapaciteit van de wegen is voldoende. De verkeersveiligheid of de verkeersleefbaarheid moeten verzekerd worden door de aanleg van en verkeerspoort, gescheiden fietspaden en de heraanleg van het kruispunt met de N29.
De effecten zijn gering negatief: (-1)
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
31
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
4.2.6 LUCHT Gelet op de beperkte mobiliteitseffecten en het feit dat het plan enkel een beperkt aantal nietvervuilende of niet-milieubelastende lokale bedrijven toelaat, zijn de te verwachten effecten op de luchtkwaliteit beperkt tot de uitstoot van verwarmingstoestellen en voertuigen. Deze effecten zijn op niveau van de omgeving nauwelijks meetbaar.
Conclusie discipline lucht De te verwachten effecten voor de discipline lucht zijn erg beperkt. De uitstoot van wagens en verwarmingsketels is gelet op de nabijheid van het centrum, het bestaande bedrijventerrein en de N29 nauwelijks meetbaar.
De effecten zijn neutraal: (0)
4.2.7 GELUID Gelet op de beperkte mobiliteitseffecten en het feit dat het plan enkel een kleinschalige ontwikkeling beoogt, zijn de te verwachten effecten voor de discipline geluid klein. De geluidsproductie anders dan van voertuigen en toestellen is beperkt. Deze activiteiten overschrijden de geluidsnormen niet, de omgevingskwaliteit wordt niet aangetast.
Conclusie discipline geluid De te verwachten effecten voor de discipline geluid zijn beperkt, aangezien het plan enkel een bestaande kleinschalige ontwikkeling toelaat en de aanwezigheid van het achtergrondgeluid van de N29.
De effecten zijn neutraal: (0)
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
32
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
4.3 Toetsing of een passende beoordeling relevant is Het plangebied is niet gelegen in Vogelrichtlijngebied of Habitatrichtlijngebied. Het meest nabije Habitatrichtlijngebied (‘Bossen en kalkgraslanden van Haspengouw’) is oosten van het plangebied op ca. 1.200 meter. Dit gebied is echter ruimtelijk gescheiden door de N29 waardoor een directe relatie beperkt aanwezig is. Daar het Habitatrichtlijngebied op erg ruime afstand van het plangebied gelegen is, is er op geen enkele wijze invloed op deze Speciale Beschermingszone en is het opstellen van een passende beoordeling niet noodzakelijk. Figuur 7: Bijzondere beschermingsgebieden in de omgeving van het plangebied
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
33
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
Kenmerken van het Bijzonder bescherminsgebied
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
34
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
4.4 Toetsing of Ruimtelijk veiligheidsrapport opgesteld moet worden In het plangebied worden geen activiteiten ontwikkeld die onderworpen zijn aan de RVR regelgeving. Ook in de directe omgeving zijn er geen Seveso bedrijven. Het meest nabij gelegen Seveso bedrijf is gesitueerd op het industrieterrein van Tienen. Er hoeft bijgevolg geen RV rapport opgesteld te worden. Figuur 8: Seveso-bedrijven in de provincie Vlaams-Brabant
Bron: lne.be
4.5 Geen grensoverschrijdende effecten Het Besluit van de Vlaamse regering betreffende de milieueffectenrapportage over plannen en programma’s van 12 10 2007 stelt dat ‘het verzoek tot raadpleging …in voorkomend geval een beoordeling of het voorgenomen plan of programma grens- of gewestgrensoverschrijdende 11 aanzienlijke milieueffecten kan hebben” . Het projectgebied bevindt zich ca. 80 kilometer meter van de dichtstbijzijnde staatsgrens en 20 kilometer van de dichtstbijzijnde regiogrens. . Het project geeft invulling aan de economische ontwikkeling van Glabbeek en is beperkt tot lokaal niveau. De ontwikkeling van dit project leidt niet in grensoverschrijdende effecten.
11
BVR 12 10 2007, ART 4 §2
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
35
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
4.6 Motivatie waarom er geen plan-MER wordt opgemaakt 4.6.1 GEEN KADER VOOR BIJLAGE I OF BIJLAGE II PROJECTEN Een RUP is van rechtswege planMER plichtig indien: 1. er een passende beoordeling vereist is en/of; 2. het RUP het kader vormt voor een bijlage I of bijlage II project (bijlagen bij het project-m.e.r.besluit van 10 december 2004) en het niet gaat om een ‘klein gebied op lokaal niveau’ of ‘een ‘kleine wijziging’. Aangezien voor dit RUP geen passende beoordeling vereist is (zoals aangeduid werd in 4.3) en het RUP geen kader vormt voor een bijlage I of bijlage II project, is het RUP dus screeningsgerechtigd. Het besluit van 10 december 2004 stelt dat de aanleg van een bedrijventerrein m.e.r. plichtig is vanaf een oppervlakte van 50 ha. De oppervlakte van het terrein is beperkt tot minder dan 2 ha. De opmaak van een M.E.R. is dus niet noodzakelijk. De wijzigingen in het gebruik die het plan voorziet en de milieueffecten van deze ontwikkeling zijn beperkt.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
36
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
4.7 Conclusie Het plan is geen deel van de bijlage I en II van het BVR van 10/12/2004 en er is geen Passende Beoordeling vereist gelet op de afstand en de impact ten opzichte van Natura 2000 richtlijngebieden. Het RUP regelt het gebruik regelt van een klein gebied op lokaal niveau. Tabel 9: Eindbeoordeling van de effecten
discipline bodem water flora & fauna landschap mens lucht geluid
totaal
beoordeling -1 -1 -1 -1 -1 0 0 0/1
omschrijving gering negatief gering negatief gering negatief gering negatief gering negatief neutraal neutraal neutraal tot gering negatief
Uit de toelichting van het plan en de screening van de mogelijke effecten blijkt dat er geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Alle mogelijke permanente milieueffecten die redelijkerwijze bij uitvoering van het plan kunnen verwacht worden, zijn geanalyseerd. Hieruit blijkt dat de bebouwing en economische ontwikkeling van het bedrijventerrein aan de Craenenbroekstraat geen aanzienlijke effecten heeft op de omgeving. Een plan-MER zal redelijkerwijze dan ook geen bijkomende informatie geven over aanzienlijke milieueffecten, zodat dit screeningsdossier volgens de bepalingen van het Besluit van 12 oktober 07 kan gehanteerd worden in het verdere besluitvormingsproces over het gemeentelijk R.U.P. ‘lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
37
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
5 Vraag om advies 5.1 Vraagstelling Op basis van het schrijven van de dienst m.e.r. van 28 januari 2010 werden vier besturen om advies gevraagd:
bestuur Provinciebestuur Vlaams-Brabant, Directie Infrastructuur, Dienst Ruimtelijke Ordening Agentschap R-O Vlaanderen, R-O VlaamsBrabant, Ruimtelijke Ordening Vlaams-Brabant Agentschap R-O Vlaanderen, R-O VlaamsBrabant, Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant ANB – Vlaams-Brabant
adres Provincieplein 1 3010 Leuven Blijde Inkomstraat 105 3000 Leuven Blijde Inkomstraat 103-105 3000 Leuven Vaartkom 31 bus 9 3000 Leuven
verzonden 11 februari 2010 11 februari 2010 11 februari 2010 11 februari 2010
5.2 Ontvangen adviezen bestuur Provinciebestuur Vlaams-Brabant, Directie Infrastructuur, Dienst Ruimtelijke Ordening Agentschap R-O Vlaanderen, R-O VlaamsBrabant, Ruimte en Erfgoed Vlaams-Brabant ANB – Vlaams-Brabant
opmerkingen Provincieplein 1 3010 Leuven Blijde Inkomstraat 105 3000 Leuven Vaartkom 31 bus 9 3000 Leuven
verzonden 3 maart 2010 4 maart 2010 4 maart 2010
Daar de administratie ruimte en erfgoed een antwoord verzonden heeft, kan men stellen dat elke instantie binnen het tijdsbestek van de procedure geantwoord heeft.
5.3 Inhoud van de adviezen 5.3.1 PROVINCIEBESTUUR VLAAMS-BRABANT Afweging Klein gebied van lokaal niveau; Geen aanzienlijke milieueffecten; Advies
Geen aanzienlijke milieueffecten; Niet plan-MER plichtig.
Opmerkingen
Een inhoudelijke beoordeling wordt aangeboden op de plenaire vergadering.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
38
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
5.3.2 RUIMTE EN ERFGOED VLAAMS-BRABANT Afweging Het plangebied is niet opgenomen in herbevestigd agrarisch gebied Het project is opgenomen in het GRS; Het plangebied is geen deel van het voorontwerp van gewestelijk RUP ‘HGB Belgische Fruitveiling cvba.’ Het plangebied sluit aan op dit voorontwerp. Advies
Geen betekenisvolle aantasting op de ruimtelijke ordening; Beperkte effecten op de mobiliteit; Geen significante effecten op het watersysteem indien er voldoende aandacht is voor hertgebruik, infiltratie en buffering Goedkeuring conclusies van de screeningsnota: o Een goede inschatting van de effecten op de ruimtelijke ordening; o Een goede inschatting van de beperkte mobiliteitseffecten; o Geren significante effecten op het watersysteem.
Opmerkingen
De voorschriften moeten aangevuld worden met betrekking tot het waterbeleid. De hiërarchie van de provinciale verordening (eerst herbruiken, dan infiltreren, vervolgens bufferen moet gerespecteerd en gegarandeerd worden;
De impact van de geplande initiatieven in de omgeving moet mee onderzocht worden. Het betreft de verleende vergunning voor het bio-mestverwerkingsbedrijf end e geplande uitbreiding van de veiling.
5.3.3 ANB – VLAAMS-BRABANT Afweging
Niet gelegen in VEN of Natura 2000 gebied; Volledig in gebruik als akker; Enkel niet-belastende activiteiten worden voorzien; Geen waardevolle landschapselementen; Geen betekenisvolle aantasting van de vallei;
Advies
Geen betekenisvolle aantasting Goedkeuring conclusies van de screeningsnota
Opmerking
In het plangebied is een zoekzone gesitueerd voor een tracé voor de collector van de Meenselbeek. De ontwikkeling van het plangebied mag dit alternatief niet hypothekeren.
ANB zal dit nog aankaarten bij de volgden stappen in de behandeling van het RUP.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
39
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
5.4 Conclusie van de vraag om advies Elk van de aangeschreven instanties gaat akkoord met de inhoud van de screeningsnota. Het Agentschap ANB stelt dat het tracé van de mogelijke collector van de Meenselbeek en de wijze waarop het RUP hiermee rekening moet houden, besproken zal worden tijdens de plenaire vergadering. Het Agentschap Ruimte, Wonen en Onroerend Erfgoed, Ruimte en Onroerend Erfgoed stelt dat de screeningsnota voldoet maar dat: het waterbeleid beter verankerend moet worden in de voorschriften; het onderzoek van de effecten van alle geplande ontwikkelingen in de omgeving moeten gebundeld worden. De inhoud van deze screeningsnota is conform de regelgeving beperkt tot het RUP en de impact van de ontwikkeling. De impact van de ontwikkeling van het bio-mestverwerkingsbedrijf en de geplande uitbreiding van de veiling moeten eveneens onderzocht worden. Dit onderzoek kan echter niet opgenomen worden in dit planproces. De cumulatieve effecten van de drie mogelijke ontwikkelingen kunnen slechts in kaart gebracht worden wanneer hierover alle gegevens beschikbaar zijn. De milieueffecten van de ontwikkeling van het lokaal bedrijventerrein zijn, naar alle waarschijnlijkheid, echter beduidend lager dan deze van de twee andere geplande ontwikkelingen.
De screeningsnota en het voorontwerp van RUP ‘lokaal bedrijventerrein’ zijn opgesteld vooraleer de vergunning voor de bouw van een mestverwerkingsinstallatie is verleend. De mobiliteitsproductie van deze installatie en andere effecten zijn waarschijnlijk veel groter dan de bestudeerde effecten ten gevolge van de ontwikkeling van het lokaal bedrijventerrein.
De screeningsnota die opgesteld zal worden in het kader van gewestelijk RUP ‘Historisch gegroeid bedrijf Belgische Fruitveiling cvba’ moet eveneens de milieueffecten bestuderen. De impact van gebouwen, activiteiten en mobiliteit overschrijdt de schaal van het lokaal bedrijventerrein zeer sterk. De screeningsnota van dit GRUP is daarom het instrument dat de cumulatieve effecten kan en moet bestuderen.
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
40
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
6 Conclusie Het plan is geen deel van de bijlage I en II van het BVR van 10/12/2004 en er is geen Passende Beoordeling vereist gelet op de afstand en de impact ten opzichte van Natura 2000 richtlijngebieden. Het RUP regelt het gebruik regelt van een klein gebied op lokaal niveau. Uit de toelichting van het plan en de screening van de mogelijke effecten blijkt dat er geen aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn. Alle mogelijke permanente milieueffecten die redelijkerwijze bij uitvoering van het plan kunnen verwacht worden, zijn geanalyseerd. Hieruit blijkt dat de bebouwing en economische ontwikkeling van het bedrijventerrein aan de Craenenbroekstraat geen aanzienlijke effecten heeft op de omgeving. De om advies gevraagde instanties delen de conclusies van de screeningsnota en stellen dat er geen significante milieueffecten te verwachten zijn. Een plan-MER zal redelijkerwijze dan ook geen bijkomende informatie geven over aanzienlijke milieueffecten, zodat dit screeningsdossier volgens de bepalingen van het Besluit van 12 oktober 07 kan gehanteerd worden in het verdere besluitvormingsproces over het gemeentelijk R.U.P. ‘lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat.’
Opgesteld te Hasselt, 22 maart 2010
Peter van der Poort Ruimtelijk planner
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
Peter Govaerts MER deskundige
Daniël Balcer Sectorhoofd Milieu
41
Gemeente Glabbeek: RUP ‘Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat : Verzoek tot Raadpleging
7 Bijlagen: 1. 2. 3. 4.
Brief Dienst begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen dd. 22 december 2009 Brief Dienst begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen dd. 28 januari 2010 Advies provincie Vlaams-Brabant Advies Agentschap Ruimte Wonen en Onroerend Erfgoed, Ruimte en Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant 5. Advies Agentschap voor Natuur en Bos Vlaams-Brabant 6. Voorontwerp toelichtingnota en stedenbouwkundige voorschriften ‘RUP Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat’ 7. Voorontwerp grafisch plan ‘RUP Lokaal bedrijventerrein Craenenbroekstraat’
SCN01A-08329 12 verzending DGBP.doc
42