SCHULDHULPVERLENING in
Maastricht
SCHULDHULPVERLENING in MAASTRICHT
Coen H.P. Nijpels 0857785 Hogeschool Zuyd Sittard Faculteit Recht Opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening Scriptiebegeleider de heer D. Haster Maastricht, 11 november 2009.
Pagina | 2
Voorwoord De schuldenproblematiek in Nederlands is de laatste jaren enorm toegenomen. Een van de gevolgen van de huidige kredietcrisis is dat geld lenen bij een bank steeds moeilijker wordt. Anderzijds valt op dat de schulden bij de woningstichting, de energiebedrijven, postorderbedrijven et cetera oplopen. Veel schuldenaren hebben nu niet alleen een probleem met hun bank maar ook met de verhuurder en het energiebedrijf. Door de handelwijze van de banken hebben schuldenaren geen mogelijkheden meer om hun schulden te herfinancieren wat kan leiden tot grote problematische schulden. Als de werkloosheid dan ook nog eens oploopt kunnen veel mensen, afhankelijk van een uitkering, in de schulden komen te zitten. Wellicht krijgt de schuldhulpverlening dan ook te maken met een nieuwe groep schuldenaren. Een groep mensen die niet goed genoeg met geld om kan gaan en daarbij ook nog allerlei andere problemen heeft. Wat gaat de schuldhulpverlening doen met een andere groep hulpvragenden: de ondernemer en de ex-ondernemer met problematische schuldsituaties? Hoe zit het met de expertise van de schuldhulpverlening? Beschikt de schuldhulpverlening qua scholing over genoeg bagage? Wordt er voldoende budget in de gemeente vrijgemaakt om ook ondernemers in aanmerking te doen komen voor een minnelijk traject. De schuldhulpverlening mist goed toezicht alsmede dwangmiddelen, zoals die voorhanden zijn in het WSNP-traject. Door het niet beschikbaar zijn van die middelen kan men niet het onderste uit de kan halen.
Een heel belangrijke en niet te vergeten vraag: hoe betrouwbaar is de
schuldhulpverlening? In mijn onderzoek heb ik vooral oog gehad voor de deskundigheid van de schuldhulpverlening, de afstemming van een goede onderlinge samenwerking (integrale aanpak) en tot slot ben ik op zoek gegaan naar laagdrempelige hulp. Hoe snel wetgeving kan plaatsvinden. In de periode dat ik deze scriptie afmaakte is het, in het werkstuk
genoemde
wetsvoorstel
van
staatsecretaris
Klijnsma
door
de
Tweede
Kamer
aangenomen. De controlerende rol van de gemeenteraad is daarin ook vastgelegd. Dat maakt de inhoud voor de raad nog meer relevant. In dit voorwoord wil ik graag een ieder bedanken die het heeft mogelijk gemaakt om dit onderzoek te doen. Op deze plek wil ik mijn afstudeerbegeleider Dick Haster noemen. Ik zal vaak aan hem terugdenken voor wat betreft zijn stimulerende bijdrage en coaching. Op zeer moeilijke momenten tijdens onderzoek en verwerking stond hij mij bij met raad en daad. Tot slot wil ik mijn vrouw en mijn dochter bedanken die mij bij het schrijven van deze scriptie hebben gesteund. Maastricht, 11 november 2009. Coen Nijpels. Pagina | 3
Inhoudsopgave Voorwoord
3
Inhoudsopgave
4
Samenvatting
6
Inleiding
9
Hoofdstuk 1 Wat verstaan we onder schulden?
11
§1.1.
Ontstaan van schulden
11
§1.2.
Wanneer is er sprake van problematische schuld?
12
§1.3.
De gevolgen van de problematische schulden
12
§1.4.
Het voorkomen van problematische schulden
13
§1.5.
Armoede in “Vogelaarwijken”
14
§1.6.
De situatie in Maastricht.
15
Hoofdstuk 2 Schuldhulpverlening
17
§2.1.
Korte geschiedenis van de schuldhulpverlening
17
§2.2.
Het juridisch kader
18
§2.3.
De schuldhulpverlening in Maastricht
21
§2.3.1. Kredietbank Limburg
21
§2.3.2. Stichting Trajekt Maastricht
21
§2.3.3. De gemeentelijke sociale dienst
22
Hoofdstuk 3 Achtergrond en aanleiding van het onderzoek
23
§3.1.
24
Doel van het onderzoek
§3.1.1. Achtergronden
24
§3.1.2. Achtergrond van het probleem
24
§3.1.3. Onderzoeksvragen
25
§3.1.4. Aanpak en methodiek
25
§3.1.5. Welke vragen zijn er gesteld
27
§3.1.6. De analyse
27
§3.1.7. Wat is de conclusie uit het onderzoek
29
Hoofdstuk 4 De werkwijze in de gemeente Maastricht
31
§4.1.
Hoe denkt de (landelijke) politiek over schuldhulpverlening?
31
§4.2.
De zorgplicht van Maastricht
31
§4.3.
Het aanbod van Maastricht
34
Hoofdstuk 5 Relevantie voor de SJD-beroepspraktijk
37
§5.1.
37
De relevantie van het probleem voor een SJD‟er
Pagina | 4
Hoofdstuk 6 Conclusie en aanbevelingen
38
§6.1.
Samenvatting
38
§6.2.
Waar zitten de problemen, waar bestaan die uit?
38
§6.2.1. Aanbevelingen
38
§6.2.2. De voordelen
39
§6.3.
39
Wat doet Maastricht nu
§6.3.1. Aanbevelingen
40
§6.3.2. De voordelen
40
§6.4.
41
Wat kan Maastricht verbeteren
§6.4.1. Aanbevelingen
41
§6.4.2. De voordelen
41
§6.5.
41
Welke rol speelt de informatieverstrekking in Maastricht
§6.5.1. Aanbevelingen
42
§6.5.2. De voordelen
42
§6.5.3. Slot
42
Nawoord
43
Glossarium
44
Literatuurlijst
46
Bijlagen Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9: 10: 11: 12: 13: 14:
47 48 49 50 51 53 54 55 55 57 58 60 62 66
Pagina | 5
Samenvatting Deze scriptie is als eindopdracht van de bachelorstudie Sociaal Juridische Dienstverlening (SJD) aan de Hogeschool Zuyd te Sittard. Vooral mijn ervaringen, opgedaan tijdens het uitoefenen van diverse (bestuurs-)functies in het Wittevrouwenveld, zijn voor mij aanleiding geweest om mij te verdiepen in de schuldhulpverlening in Maastricht en dan specifiek in de wijk Wittevrouwenveld. Schulden waarbij gemeenten of door de gemeente bevoegde (en gesubsidieerde) instanties bemiddelen, worden in eerste instantie „in den minne‟ geschikt. We spreken daarom over het “minnelijke traject”. Voor schuldenaren is het minnelijke traject te prefereren, omdat gemeenten mogelijkheden hebben om de juiste hulpverlening in te zetten. Is een minnelijke regeling niet mogelijk kan de stap naar de rechter volgen, het wettelijke traject (WSNP). Naast de gesubsidieerde organisaties werken er ook particuliere bureaus die hulp bij schulden aanbieden. In dit
commerciële
traject
wordt
(nog)
te
weinig
aandacht
aan
de
oorzaken
van
de
armoedeproblematiek geschonken maar staat het zakelijke aspect voorop. Zeer veel organisaties bieden hulp bij schulden. Bij de gesubsidieerde organisaties hoeven cliënten niet te betalen en is de hulp veelal gratis. Er zijn echter ook organisaties die geld vragen voor hun werkzaamheden, waarbij de kwaliteit van de hulp ook nogal eens te wensen kan overlaten. Om te voorkomen dat particuliere organisaties misbruik maken van mensen met schulden heeft de wetgever in de Wet op het consumentenkrediet geregeld dat schuldbemiddeling verboden is (art. 47 Wet op het Consumenten krediet). Hierop worden een aantal uitzonderingen (art. 48 Wet op het Consumentenkrediet) gemaakt. Belangrijk is dat de door de gemeente gemandateerde organisaties schuldbemiddeling mogen bieden waarbij de gemeente in de kosten voorziet. Schuldbemiddeling tegen betaling door andere organisaties is dus verboden en strafbaar (art. 1 Wet op de Economische Delicten). Een overeenkomst om schulden tegen betaling te regelen is nietig (art. 3:40 BW). Dit heeft tot gevolg dat al hetgeen betaald is op grond van onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW) van de organisatie teruggevorderd kan worden. Er zijn particuliere organisaties die proberen via slimme constructies de wet te omzeilen. Het regelen van de schulden is dan gratis, maar tegelijkertijd moet voor het inkomensbeheer wel worden betaald. Wanneer er sprake is van een verwevenheid tussen de gratis schuldbemiddeling en het betaalde inkomensbeheer is dit volgens de Hoge Raad eveneens strafbaar 1. De meeste burgers zijn met dit gegeven echter niet bekend. Voor hen is iedere hulp die ze kunnen krijgen goed zolang ze denken dat het een oplossing voor hun problemen is. Maastricht heeft al vele jaren aandacht voor schuldhulpverlening in het kader van de armoedebestrijding. Zorg en aandacht worden op maat aangeboden aan de meest kwetsbaren, vanuit het principe dat burgers zelf verantwoordelijkheid dragen om sociaal en economisch zelfredzaam te zijn. Mensen in armoede hebben een veelheid aan problemen. Zij hebben in hun leven heel veel slechte ervaringen opgedaan, op school, op de arbeidsmarkt, met instanties en doen voortdurend nog meer slechte ervaringen op. En door een gebrek aan positieve ervaringen maakt hen dit vaak angstig en onzeker en geeft hen een gevoel van machteloosheid. Zij hebben het gevoel dat ze de grip op hun leven zijn kwijt geraakt. Vaak heeft deze groep mensen contacten met hulp en dienstverlening zoals maatschappelijk werk of buurtgerichte organisaties. Ik heb me, op basis van mijn ervaring, de afgelopen periode vaak de vraag gesteld: Waarom slagen mensen er bij voorbeeld niet in om zelfs met hulp van professionele (schuld-)hulpverlening 1
LJN: AB1946, Hoge Raad, 01990/99 E d.d. 05-06-2001 Pagina | 6
adequaat gebruik te maken van de beschikbare regelingen en voorzieningen ter aanvulling op het inkomen?
Hoe
komt
het
dat
toch
nog
zoveel
mensen
niet
door
de
gesubsidieerde
schuldhulpverlening geholpen kunnen worden, en bij particuliere organisaties terecht komt? Wat mogen de burgers van Maastricht verwachten van de gesubsidieerde schuldhulpverlening? De centrale vraagstelling van mijn scriptie luidt dan ook: “Op welke wijze kan de gemeente Maastricht de schuldhulpverlening verbeteren zodat meer tegemoet wordt gekomen aan de verwachtingen van de burgers van Maastricht die in een problematische schuldensituatie zitten?” Deelvragen zijn: -
welke knelpunten zijn er binnen de schuldhulpverlening in Maastricht te herkennen?
-
welke verwachtingen hebben burgers ten aanzien van de schuldhulpverlening?
-
welke verbeteringen zijn mogelijk en haalbaar?
-
op welke wijze kan de gemeente het aanbod aan schuldhulpverlening verbeteren?
Het antwoord op deze vragen is verkregen met behulp van en literatuur en bronnenonderzoek en interviews die ik met direct bij de schuldhulpverlening betrokken actoren heb gehouden. Met deze interviews is getracht een representatief beeld voor Maastricht-Oost te krijgen voor wat het functioneren van de schuldhulpverlening in de praktijk betreft. Het betreft een specifieke groep mensen met redelijk zware problematiek. De uitkomst van deze interviews kan dan ook niet zonder meer gegeneraliseerd worden. Toch kan ik mij niet voorstellen dat de uitkomst op zich zelf staand is.
Doelstelling Doelstelling van deze scriptie is een bijdrage te leveren aan de vergroting van kennis op het gebied van schuldhulpverlening in Maastricht en een advies en een signaal af te geven aan de gemeenteraadsleden van Maastricht t.a.v. schuldhulpverlening. Zij zijn degene die invloed hebben op de besluitvorming ten aanzien van het aanbod en zij vertegenwoordigen de burgers.
Aanbevelingen naar aanleiding van mijn onderzoek: Een adequate aanpak van problematische schulden kan leiden tot een wezenlijke verbetering in de leefsituatie: een stabiele situatie op het gebied van huisvesting, inkomen, werk, kinderen en zorg. Op deze wijze zijn ook problemen op het gebied van verslaving, relatie, kinderen, werkloosheid, opvoeding en scholing aan te pakken. Ik wil dan ook pleiten om het minnelijke traject wettelijk meer te verankeren. De certificering van alle (commerciële) schuldhulpverleners zou vereist moeten worden. De daarbij behorende verplichte bij- en nascholing dragen er toe bij dat het minnelijk traject, meer dan voorheen, op de leest
van
het
wettelijk
traject
geschoeid
is.
De
genoemde
speerpunten
maken
een
kwaliteitsverbetering mogelijk. Op 5 juni 2009 bood de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma, aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een notitie aan waarin de materiële inhoud van het wetsvoorstel “wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening” is opgenomen.
Pagina | 7
De inhoud van deze notitie zal de basis vormen voor het nog op te stellen wetsvoorstel “wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening”. Verwacht wordt dat dit wetsvoorstel nog voor het einde van dit jaar kan worden aangeboden. In dit wetsvoorstel is opgenomen dat na een verzoek tot schuldhulp gemeenten uiterlijk vier weken de tijd hebben om tot actie over te gaan. Dat moet uiteindelijk leiden tot een individueel plan waarbij niet alleen aandacht is voor het oplossen van het schuldenprobleem, maar ook voor de omstandigheden waaronder die schulden zijn ontstaan. Naar verwachting zal het wetsvoorstel voor het eind van dit jaar worden ingediend bij de Tweede Kamer. De inhoud van het wetsvoorstel “wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening” is te vinden op de site van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid2. De gemeente kan kiezen of ze certificering verplicht stelt of niet. Als dat gebeurt, is dat een grote verbetering. Daarnaast zal men strenger moeten controleren of particulieren zich niet bezig houden met schuldhulpverlening, tenzij ze gecertificeerd zijn.
2
http://home.szw.nl/index.cfm Pagina | 8
INLEIDING Voor wie is deze scriptie bedoeld? Ik heb deze scriptie geschreven voor de leden van de Maastrichtse gemeenteraad. Hoe komt de gemeenteraad Maastricht aan haar informatie om Burgemeester en Wethouders te kunnen controleren op het gevoerde beleid? Op welke wijze controleert de gemeenteraad het beleid van de gemeente Maastricht op het gebied van de schuldhulpverlening? Welke acties onderneemt de gemeenteraad zelf? Of gaat de gemeenteraad van Maastricht er vanuit dat wat wordt gedaan goed is, tenzij het tegendeel op enige wijze aan het licht komt?
Probleemstelling Met mijn scriptie wil een antwoord geven op de centrale vraag: “Op welke wijze kan de gemeente Maastricht de schuldhulpverlening verbeteren zodat meer tegemoet wordt gekomen aan de verwachtingen van de burgers van Maastricht die in een problematische schuldensituatie zitten?” Om dit antwoord te kunnen geven is allereerst antwoord nodig op de vragen: -
welke knelpunten zijn er binnen de schuldhulpverlening in Maastricht te herkennen?
-
welke verwachtingen hebben die burgers ten aanzien van de schuldhulpverlening?
-
welke verbeteringen zijn mogelijk en haalbaar?
-
op welke wijze kan de gemeente het aanbod aan schuldhulpverlening verbeteren?
Om deze (deel)vragen te beantwoorden heb ik mijn gesprekken met inwoners uit het Wittevrouwenveld (onderzoek), zoals omschreven in het voorwoord, aangevuld met interviews met verschillende actoren, een literatuuronderzoek verricht en tot slot, opgedane ervaringen tijdens mijn stage, verwerkt in deze scriptie. Ik heb tijdens de stage een onderzoek gedaan onder een groep burgers die afgewezen waren voor de gesubsidieerde hulpverlening en zich ten einde raad hebben gewend tot een private organisatie voor budgetbeheer. Deze groep wordt afgewezen en blijft vervolgens in de kou staan. Met een dertigtal schuldenaren heb ik gesproken die een aanvraag indienden om, na meestal vele jaren budgetbeheer,
in
aanmerking
te
komen
voor
schuldhulpverlening
of
na
een
mislukt
schuldhulpverleningstraject een verzoek wilden indienen om toegelaten te worden tot de WSNP. De Kredietbank hanteert bepaalde criteria voor hulp. Als mensen afgewezen of geweigerd worden, hebben ze alleen de uitweg naar particuliere organisaties. Naar mijn mening is dit maatschappelijk gezien ongewenst vanwege het risico dat deze mensen lopen. Het probleem voor deze groep is tweeledig: -
er moet een oplossing komen voor hun situatie nu, en
-
er moet voorkomen worden dat dit vaker gebeurt.
Naast gesprekken met deze schuldenaren heb ik ook diverse direct betrokkenen bij de schuldhulpverlening geïnterviewd, zoals gemeente Maastricht, Kredietbank Limburg en Stichting Trajekt.
Pagina | 9
Verantwoording en werkwijze In het eerste hoofdstuk ga ik in op het begrip schulden. Wat zijn schulden en wanneer spreekt men van problematische schulden? Hoe zijn de schulden ontstaan en welke maatregelen heeft men ingezet om de schulden te verminderen? De schuldhulpverlening staat centraal in het tweede hoofdstuk. In het derde hoofdstuk beschrijf ik uitgebreid mijn ervaringen als SJD‟er tijdens mijn stage. In het daarop volgende hoofdstuk drie wordt verantwoording afgelegd over de wijze waarop ik heb gezocht naar een antwoord op de centrale vraag, afgesloten met een opsomming van geconstateerde punten. Hoofdstuk vier beschrijft de werkwijze van de gemeente Maastricht en haar partners. Welke knelpunten zijn er binnen de schuldhulpverlening in Maastricht te herkennen? Welke verwachtingen hebben burgers ten aanzien van de schuldhulpverlening? Welke verbeteringen zijn mogelijk en haalbaar? En op welke wijze kan de gemeente het aanbod aan schuldhulpverlening verbeteren? In hoofdstuk vijf beschrijf ik de relevantie van het onderwerp van deze scriptie voor de sociaal juridische praktijk. Tot slot treft u mijn aanbevelingen in hoofdstuk zes aan die op een uitvoerige wijze worden besproken en toegelicht. In deze scriptie wordt telkens van de algemene situatie uitgegaan. Bijzondere aandacht besteed ik vervolgens aan de situatie in Maastricht en in het bijzonder in de wijk Wittevrouwenveld. Er is nu nog een groep cliënten die niet naar tevredenheid geholpen wordt maar vaak wel verder in de problemen komt. De gemeente Maastricht kan met de oplossingen die ik aandraag, meer mensen nòg beter helpen. Ik wil een ieder die op welke wijze dan ook te maken heeft met schuldhulpverlening uitdrukkelijk adviseren toch vooral door te lezen. Deze scriptie bevat een welgemeend advies: een advies dat er toe strekt te bezinnen op de huidige wijze van uitvoering van de schuldhulpverlening.
Persoonlijke invalshoek Ik ben ruim twintig jaren actief geweest in diverse functies variërend van vrijwilliger tot bestuurslid van verschillende verenigingen en stichtingen en heb als zodanig veel contact met de inwoners van de wijk Wittevrouwenveld te Maastricht. Als docent aan een ROC en VMBO heb ik via leerlingen contact gekregen met gezinnen die te maken hebben met een grote schuldenproblematiek. Daarnaast heb ik als coördinator van Stichting Leergeld Maastricht vele huisbezoeken gebracht bij gezinnen in Wittevrouwenveld en ook de gevolgen van de schuldenlast gezien. Ik ben mij gaan afvragen of de burgers van Maastricht wel op de hoogte zijn van alle mogelijkheden die Maastricht biedt op het gebied van schuldhulpverlening. Mijn jarenlange contacten met hulpzoekenden en de afronding van mijn opleiding zijn voor mij het uitgangspunt van mijn scriptie. De afgelopen negen maanden heb ik in het kader van mijn opleiding tot Sociaal Juridisch Dienstverlener stage gelopen op een advocatenkantoor met een afdeling budgetbeheer, schuldhulpverlening en WSNP 3 met voornamelijk cliënten uit het Wittevrouwenveld in Maastricht. Mijn ervaringen heb ik gebruikt om deze scriptie te schrijven.
3
Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Pagina | 10
1 Wat verstaan we onder schulden? In dit hoofdstuk behandel ik het ontstaan van schulden, de gevolgen ervan en hoe men deze problemen zou kunnen aanpakken. Tevens wordt stilgestaan bij de Vogelaarwijken en hun specifieke problemen. En het hoofdstuk wordt afgesloten met de situatie in Maastricht, Wittevrouwenveld.
Inleiding Het gegeven dat een groot aantal mensen in een problematische financiële situatie terecht komt die doorgaans schuldenproblematiek genoemd wordt, is al langer bekend. De huidige economische crisis heeft deze problematiek nog actueler gemaakt. In de kern gaat het erom dat mensen financiële verplichtingen aangaan die ze, door verschillende omstandigheden, niet meer kunnen nakomen. Om te voorkomen dat mensen steeds verder in de problemen komen, moet je de mensen ervan overtuigen dat het aangaan van leningen niet verstandig is, ook niet om gaten in het huishoudboekje te dichten. Bij mensen die steeds verder in de financiële problemen raken gaat het veelal om burgers die langdurig moeten leven van een inkomen op of rond het sociaal minimum zonder enig perspectief op inkomensverbetering. Het gaat om burgers in een uitzichtloze schuldsituatie. Het gaat om burgers en hun kinderen die niet, op een als normaal en wenselijk beschouwde manier, kunnen deelnemen aan de samenleving en daardoor in een sociaal isolement terecht kunnen komen. Het risico is groot dat de problemen van generatie op generatie wordt overgedragen (de zogenaamde vierde wereldproblematiek 4). Het betreft dus de meest kwetsbare groep.
1.1.
Ontstaan van schulden
Financiële problemen bij mensen ontstaan natuurlijk niet vanzelf. Bij schulden spelen niet alleen financiële problemen een rol, maar is er ook sprake, in meer of mindere mate van psychosociale problemen. Deze problemen kunnen bijvoorbeeld veroorzaakt worden door een echtscheiding, ziekte, ontslag, arbeidsongeschiktheid of verslaving. Maar ook het door de omgeving gestimuleerde consumptiegedrag evenals het veel te ruime aanbod van kredieten, de behoefte om mee te doen met buren en vrienden, en het vaak geringe inzicht in financiële zaken zijn belangrijke factoren bij het ontstaan van een problematische schuldsituatie5. Een problematische schuldsituatie beïnvloedt in veel opzichten de kwaliteit van het bestaan. Zij kan bijvoorbeeld consequenties hebben voor de gezondheid van de leden van het huishouden, het voedingspatroon,
de
woonomstandigheden,
ontspanning
en
vakantie.
Bovendien
kan
een
problematische schuldsituatie weer nieuwe psychosociale problemen veroorzaken. De oorzaken van de schuldproblematiek kunnen worden onderscheiden. In de literatuur6 wordt het onderscheid tussen exogene en endogene oorzaken gehanteerd.
4
www.atd-vierdewereld.nl E.Turlings en M. Schut, Integrale schuldhulpverlening, Landelijk Platform Integrale schuldhulpverlening, pag. 5 e.v. 6 A.J. Noordam, Wsnp en goede trouw, pag. 9. Kluwer februari 2008 5
Pagina | 11
Exogene oorzaken zijn schuldoorzaken die buiten de schuldenaar zelf liggen. Voorbeelden hiervan zijn: -
terugval in inkomen door werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of echtscheiding;
-
een structureel laag inkomen hetgeen ertoe leidt dat mensen geen geld hebben om reserves op te bouwen;
-
plotselinge hoge uitgaven, zoals bijvoorbeeld het aanschaffen van een nieuwe inboedel na echtscheiding of de kosten van een begrafenis.
Endogene factoren zijn oorzaken die te vinden zijn in de persoon zelf. Voorbeelden hiervan zijn: -
het doen van impulsieve, onverantwoorde aankopen die men zich niet kan veroorloven;
-
het niet goed kunnen beheren van het inkomen. Men heeft geen zicht op kosten en waar het geld aan op gaat. Men vergeet rekeningen te betalen. Veelal wordt de financiële situatie als oorzaak gezien in plaats van naar het eigen gedrag te kijken;
-
het niet kunnen aanpassen van het bestedingsgedrag na vermindering van inkomsten;
-
men beschikt niet over voldoende kennis met betrekking tot subsidies, regel- en wetgeving waardoor bepaalde regelingen worden misgelopen;
-
men heeft door emotionele of psychische problemen geen oog meer voor de financiële situatie.
Kortom, het kenmerk van een problematische schuldensituatie is, dat het inkomen niet meer toereikend genoeg is om naast de kosten voor levensonderhoud ook nog de maandelijkse terugkerende betalingsverplichtingen te voldoen. Volgens de commissie Boorsma7 zijn de meeste problematische schuldsituaties terug te leiden tot een drietal oorzaken, namelijk het eenmalige probleem, het structurele gedragsprobleem en de structurele onbalans.
1.2. Een
Wanneer is er sprake van een problematische schuld? veelgebruikte
definitie
van
een
problematische
schuldsituatie
is:
wanneer
financiële
verplichtingen zodanig van omvang zijn (dan wel toenemen) dat huishoudens niet langer in staat zijn zelfstandig hun financiële verplichtingen na te komen8. Het consumptie- en bestedingspatroon is door de toenemende welvaart veranderd. Voor het aanschaffen van duurzame gebruiksgoederen wordt vaak geld geleend terwijl de belangstelling voor het sparen sterk afneemt. In Nederland groeit het aantal huishoudens met (problematische) schulden. Ruim acht procent van de huishoudens heeft in 2008 te maken gehad met een achterstallige rekening. Anderhalf procent had een achterstand van vier of meer verschillende rekeningen inzake ziektekostenverzekering, elektriciteit, water, gas, hypotheek of huur en telefoonrekeningen9. Dit aantal neemt allen maar toe volgens de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK).
1.3.
De gevolgen van de problematische schulden
De gevolgen van problematische schulden zijn zowel ernstig voor de cliënt die het aangaat als ernstig voor de samenleving.
7
In 1992 door Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheidsprojecten ingestelde commissie Schuldenproblematiek, bekend als Commissie Boorsma. drs. Olaf Crutzen, “Armoede in Nederland 2008” van Kerken in Nederland, pag. 12 e.v. 9 Kamerstukken 24515 – Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting. 8
Pagina | 12
Problematische schulden vormen een bijzondere problematiek met belangrijke gevolgen, zowel voor de individuele schuldenaar als voor de maatschappij. Problematische
schulden
leiden
meestal
tot
een
belemmering
voor
de
deelname
aan
maatschappelijke processen. Een volgende stap is, dat men zich als een gevangene gaat gedragen. Bij iedere klop op de deur of brief in de bus wordt de psychische druk groter: men sluit zich op in de woning en doet de deur niet meer open uit angst voor beslag op de inboedel. Problematische schulden hebben ook gevolgen voor de maatschappij. Bedrijven en instellingen houden bij het vaststellen van hun tarieven rekening met niet-betalers. In zijn boek “Integrale schuldhulpverlening” beschrijft Dick Haster de gevolgen van schulden op economisch, sociaal en gezondheidsgebied10. Deze gevolgen zijn naar zijn mening dermate ingrijpend dat ze een consequente aanpak van deze problematiek legitimeren.
1.4.
Het voorkomen van problematische schulden
Schulden hebben is heel vervelend. Het is daarom beter om te voorkomen dat men in de schulden komt. Preventie wordt dan ook steeds belangrijker. In de contacten die ik had met cliënten kwam ook veelvuldig ter sprake dat men niet op de hoogte is van de mogelijkheden om voor bepaalde aanslagen vrijstelling of vermindering te vragen. Om mensen wegwijs te maken in alle voorzieningen en advies te geven over hoe men veel financiële problemen kan voorkomen is een structurele aanpak zoals adequate voorlichting nodig. Ook de mogelijkheden voor inkomensondersteunende maatregelen zoals huurtoeslag, zorgtoeslag, bijzondere bijstand en (gedeeltelijke) kwijtscheldingen waar men wellicht recht op heeft, kunnen allemaal bekeken worden. Dit kan een belangrijk onderdeel zijn van preventie. Preventie laat zich niet vangen in één soort programma, daarom zal er sprake moeten zijn van maatwerk voor verschillende “risico doelgroepen”. Het is daarom logisch dat de gemeente, evenals zoals dat gebeurt op het gebied van de WMO, werkt aan structurele vormen van samenwerking met instellingen die reeds
actief zijn op het gebied van schuldhulpverlening. Door de
laagdrempeligheid van deze instellingen kan een sterke vertrouwensrelatie opgebouwd worden waardoor effectief invulling kan worden gegeven aan nazorg. Dit dient te gebeuren in de praktijk door mensen te helpen hun “normale” leven weer op te pakken en hun praktische en morele steun te geven bij een periode van structurele armoede. Met betrekking tot preventie kunnen deze instellingen een belangrijke rol spelen bij bezinning op het bestedingspatroon en het signaleren van risicogedrag en problemen. Daarnaast kunnen zij de eerste inventarisatie doen, en doorverwijzen naar de professionele organisaties die nodig zijn om de totale problematiek aan te pakken. Ook kan er gebruik worden gemaakt van een “noodpotje” en kunnen mensen worden geholpen om hun administratie op orde te brengen. De gemeente kan meer gebruik maken van reeds aanwezige producten en diensten bij diverse instellingen. Veel van deze organisaties zijn overigens al gecertificeerd en hebben mogelijkheden om cliënten die nu elders op een wachtlijst staan te bedienen. Er zou een vangnetregeling moeten zijn voor cliënten die langer dan een maand op een wachtlijst staan. Preventie kan plaatsvinden op drie verschillende gebieden: -
Primaire preventie heeft tot doel te voorkomen dat mensen ooit in de problematische schulden raken, c.q. het voorkomen van nieuwe gevallen. Primaire preventie richt zich dan ook op iedereen die risico loopt om in de schulden te raken.
-
Bij secundaire preventie gaat het om vroegtijdige onderkenning, opsporing en behandeling, meestal bij specifieke risicogroepen. Ook het opsporen van risicofactoren behoort tot de
10
Dick Haster, Basisboek Integrale schuldhulpverlening 2009 Pagina | 13
secundaire preventie. Voorwaarde is wel een goed onderzoek naar specifieke risicogroepen en de analyse van de onderzoeksresultaten. -
Tot slot richt de tertiaire preventie zich op situaties waarbij al sprake is van problematische schulden. De curatieve hulp, begeleiding en andere maatregelen zijn in dit kader bedoeld om de bestaande problemen op te lossen terwijl de preventieve activiteiten in feite nazorg zijn. Hier komt ook het cyclisch karakter van integrale schuldhulpverlening naar voren. Goede curatieve hulp en nazorg hebben als zodanig weer een preventieve werking. Tertiaire preventie is bedoeld om erger, zoals terugval, recidive of chronische problematiek te voorkomen.
1.5.
Armoede in “Vogelaarwijken”
Meestal zijn het de mensen onderaan de sociale ladder degene die het eerst en het zwaarst worden getroffen door een economische crisis. Armoede is van alle tijden en generatiearmoede blijft ook in een welvarende maatschappij bestaan. Armoede is geen tijdelijk fenomeen als het moeilijk gaat in de maatschappij. Een gemeenschap die leeft in een situatie van ontbering, zet de tering naar de nering. Zij past haar doelstellingen en verwachtingen aan, aan de middelen waarover ze kan beschikken. In mijn gesprekken met bewoners van Wittevrouwenveld heb ik vaak als antwoord gekregen: “dat is niet weggelegd voor ons soort mensen”. En dat werd dan als antwoord gegeven op vragen over bepaalde vormen van (hoger) onderwijs, vakanties of vrijetijdsbestedingen. Mensen die lang in armoede leven, verliezen hun geloof in de toekomst. In deze wijk zitten veel kinderen in het speciaal onderwijs. Voor het kind is dit een rustpunt omdat het waardering krijgt en er nagenoeg (overdag) geen stress is. Na de school wacht de arbeidsmarkt. Via een job kunnen de jongeren zich nuttig maken en krijgen zij een mogelijkheid om voor zichzelf en hun gezin te zorgen. Maar als je al in de “armoedehoek” zit is het krijgen of vinden of behouden van werk allesbehalve vanzelfsprekend. Sommigen komen uiteindelijk op een beschutte werkplaats zoals de MTB terecht. Zodra een moeder zwanger raakt, stopt ze om verschillende redenen met (voltijd)werk. Zij wil zich bewijzen als moeder en eist de verzorgende rol op. De man moet nu alleen zorgen voor het inkomen, waardoor er financiële problemen ontstaan. Meestal wordt dan als eerste gestopt met het betalen van kleine rekeningen, hetgeen uiteindelijk leidt tot problemen met o.a. de huurbaas etc. De schulden stapelen zich op en een oplossing is niet voorhanden. Deze gezinnen verhuizen vaak, op zoek naar een betere woning. Ze zijn op de vlucht voor schuldeisers en soms zelfs voor hulpverleners of voor pesterijen en roddel in de buurt. Telkens blijkt opnieuw hun zwakke positie grond voor nieuwe problemen. De wijk Wittevrouwenveld is een “Vogelaarwijk” en is daardoor een van de veertig Nederlandse probleemwijken die op 22 maart 2007 door minister Ella Vogelaar van Wonen, Wijken en Integratie bekend zijn gemaakt. Uit een onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)11
blijkt dat mensen die in de zogenoemde Vogelaarwijken wonen, over het algemeen
minder gezond zijn dan mensen in de rest van Nederland. Dat mensen die in Vogelaarwijken wonen minder gezond zijn, is niet nieuw. Omdat mensen uit de lagere
sociale
klasse
te
vet
eten,
niet
genoeg
bewegen
en
te
veel
roken,
daalt
de
12
levensverwachting met twaalf jaar, concludeerde de commissie-Albeda al in 2001 . Mensen in deze wijken hebben een veelheid aan problemen. Zij hebben in hun leven veel slechte ervaringen 11 12
Monitor Gezondheidsachterstanden. Bilthoven: RIVM, versie 1.2, 18 december 2008. rapport van de commissie Albeda 24 april 2001 Den Haag. Pagina | 14
opgedaan, op school, op de arbeidsmarkt, met instanties en doen voortdurend nog meer slechte ervaringen op. En door een gebrek aan positieve ervaringen maakt hen dit angstig en onzeker en voelen zij zich machteloos. Zij zijn de grip op hun leven kwijt geraakt 13. De combinatie van armoede en schulden werkt in deze wijk sterk door. Adequate aanpak van schulden zal de armoede niet direct oplossen maar neemt wel een druk weg. Het helpt in ieder geval om deze mensen weer enigszins in ere te herstellen. 1.6.
De situatie in Maastricht
Thans wil ik de toestand in Maastricht nader bekijken. In het Armoedeplan 2006-201014 sluit Maastricht aan bij de definitie van het Nationaal Actieplan ter bestrijding van armoede en sociale uitsluiting 2003 (NAP): “Armoede is een complex verschijnsel met veelal samenhangende dimensies (inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, wonen en leefomgeving), waarin het toekomstperspectief een belangrijk onderscheidend kenmerk is, vooral in situaties waarin niet of nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van leefsituatie.” Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting. Maastricht heeft al vele jaren aandacht voor armoedebestrijding en heeft dit verwoord in meerdere rapporten15. Voor zorg op maat aan de meest kwetsbaren handelt Maastricht vanuit het principe dat burgers zelf verantwoordelijkheid dragen om sociaal en economisch zelfredzaam te zijn. In de Stadsvisie 2030 beschrijft men dat de verschuivende rol van de overheid van verticale naar horizontale aansturing negatieve gevolgen heeft voor burgers die niet beschikken over voldoende maatschappelijke veerkracht of weerstand16. Maastricht hanteert zoals hierboven omschreven een combinatie van financiële en sociale armoede, vereenzaming en uitsluiting. En de doelgroep kenmerkt zich vooral doordat men langdurig (van meerdere jaren tot soms meerdere generaties) in deze situatie zit17. In een interview met Rene Gabriels18, als wetenschapper verbonden aan de Universiteit Maastricht en betrokken bij een groots opgezet onderzoek in onder andere de Maastrichtse “Vogelaarwijk” Wittevrouwenveld, stelde ik hem de volgende vraag: Bestaat armoede in Maastricht eigenlijk nog wel? “Ja. Je hoeft niet eens ver te lopen. In diverse wijken in Maastricht is er duidelijk armoede onder de bevolking. Kijk maar eens naar het Wittevrouwenveld. Ik kom regelmatig ouderen en langdurig werklozen tegen, die niet meer rond kunnen komen. Ik geef toe dat armoede een relatief begrip is, maar er zijn grote aantallen mensen in Maastricht die zelfs op hun eten bezuinigen. Velen kunnen daar door een psychische aandoening of door andere factoren zelf helemaal niets aan doen. Ze hebben meestal geen enkele kans op de arbeidsmarkt. Ze hebben ook geen netwerk kunnen opbouwen waar ze op kunnen terugvallen. Hun netwerk is meestal slechts een beperkt aantal “vrienden” zoals collega‟s van de beschutte werkplaats, moeders met een kind in dezelfde instelling of school, medebewoners van een opvanghuis of zelfs kennissen van uit de gevangenis.” Eigen schuld, dikke bult! Eeuwenlang legt men de oorzaken van armoede heel gemakkelijk bij de persoon in armoede zelf. Armoede is te wijten aan luiheid, de onwil om te studeren of te werken, of alcoholisme, gebrek aan doorzettingsvermogen of vaardigheden. Met dit vooroordeel als uitgangspunt wordt hulpverlening niets.
13
R. Janssen, J. de Jong, R. van Nistelrooij, Armoe de Baas Sociale Alliantie en stichting Clip 2008. Gemeente Maastricht, Armoedeplan 2006-2010. 15 Gemeente Maastricht, Sociale Visie 2003-2015. 16 Gemeente Maastricht, Stadsvisie 2030 “Maastricht Mozaïek” 17 Gemeente Maastricht, Armoedeplan 2006-2010. 18 Dr. Rene Gabriels is als filosoof en sociaalwetenschapper verbonden aan de faculteit der Cultuurwetenschappen van de Universiteit Maastricht. 14
Pagina | 15
De schuldensituatie en de armoede zijn meestal het gevolg van een samenspel van factoren. Werkloosheid, echtscheiding, lage scholing, laag inkomen en een hoge schuldenlast komen meestal samen voor. En dit zijn dan slechts de zichtbare kenmerken van armoede. Armoede als kwestie van besteedbaar inkomen leidt in veel gevallen tot schulden. Schulden leiden weer tot armoede.
Het einde begint wanneer het begin is begonnen. Maar wanneer het einde eindelijk gekomen is, zal er dan weer een nieuw begin zijn?
Pagina | 16
2 Schuldhulpverlening Wie niet meer aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen, kan overwegen om een schuldhulpverlener in de arm te nemen. Maar waar moet je heen om een (betrouwbare) schuldhulpverlener in te schakelen? Hoe deskundig zijn de schuldhulpverleners? Waar kan men terecht voor laagdrempelige hulp?
Inleiding In dit hoofdstuk wil ik nader ingaan op het ontstaan van de schuldhulpverlening. Wat zijn de gevolgen ervan en hoe kan men de schuldhulpverlening verder vervolmaken. Schuldhulpverlening is het helpen van cliënten bij het vinden van een oplossing voor problematische schulden. Men moet hierbij niet alleen denken aan financiële hulpverlening maar ook aan psychosociale begeleiding. De schuldenaar die (eindelijk) heeft aangeklopt bij de hulpverlener en dan wordt afgewezen, omdat hij de gevraagde gegevens niet of niet op tijd inlevert, of zich niet houdt aan andere afspraken, verliest zijn motivatie om door te gaan. Want net dit gedrag is (meestal) de oorzaak van zijn problemen. De Kredietbank hanteert bepaalde criteria voor hulp. Sommige hulpvragers worden geweigerd of afgewezen. Dat er hulpvragers worden afgewezen is niet te vermijden, dat kun je niet verwachten. Het is wel wenselijk dat, als mensen afgewezen worden, andere hulp beschikbaar is. Van die hulp mag je verwachten dat ze deskundig is, dus ook op het gebied van het gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen. Die hulp zou van Trajekt kunnen komen.
2.1.
Korte geschiedenis van de schuldhulpverlening
Het consumptie- en bestedingspatroon is als gevolg van de toenemende welvaart sinds de jaren zestig drastisch veranderd. Vooral de recessie in de jaren zeventig en de daaropvolgende massaontslagen leidden tot een hernieuwde kijk op deze problematiek. In de periode 1990-2000 viel op dat de schuldenproblematiek toch toenam, ondanks een opleving van de economie. Een nieuwe aanpak van deze problematiek werd wenselijk geacht19. De, al eerder genoemde, commissie Boorsma gaf een aanzet tot het ontwikkelen van een integraal aanbod van schuldhulpverlening. Preventie diende daarin een kerntaak te worden. Deze commissie drong er tevens bij de overheid op aan om een wettelijke schuldsaneringsregeling tot stand te brengen. Dat werd uiteindelijk de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP). Deze wet diende te voorkomen dat mensen tot het einde der dagen door hun schulden achtervolgd zouden worden. Er zijn een aantal onderzoeken uitgevoerd om de effectiviteit van de aanpak van schulden te verbeteren.
Medio
1999
werd
in
opdracht
van
het
ministerie
van
Sociale
Zaken
en
Werkgelegenheid een onderzoek gedaan door het Instituut voor Arbeidsvraagstukken (IVA) 20. Het betrof een onderzoek naar de omvang van problematische schulden in Nederland. Een van de belangrijkste resultaten van dit onderzoek, is dat het kenmerken formuleert van groepen mensen bij wie het risico bestaat dat zij te maken krijgen met problematische schulden of die daar al mee te maken hebben. Hiermee werd een bijdrage geleverd aan een adequaat preventiebeleid. 19 20
Dick Haster, Basisboek Integrale schuldhulpverlening 2009 Problematische schulden: “zicht op het onzichtbare” Instituut voor Arbeidsvraagstukken (IVA) Pagina | 17
Uit
een
evaluatie
van
de
WSNP
door
het
WODC
(Wetenschappelijk
Onderzoeks-
en
Documentatiecentrum) van het Ministerie van Justitie, die begin 2002 is gepubliceerd, blijkt de doelstelling van de wet te zijn gerealiseerd, namelijk dat schuldeisers niet meer tot in lengte van dagen kunnen worden achtervolgd door schuldeisers. Er werd echter verwacht dat de WSNP ervoor zou zorgen dat schuldeisers sneller akkoord zouden gaan met een aangeboden minnelijk traject. De WSNP zou als een stok achter de deur moeten werken voor schuldeisers. Uit de evaluatie is gebleken dat dit niet het geval is. Het gevolg is dat rechtbanken overladen worden met verzoekschriften om tot de WSNP te worden toegelaten. Om deze problematiek aan te pakken is er een wetsvoorstel tot herziening van de WSNP ingediend, dat de Eerste Kamer in mei 2007 heeft aanvaard. Een van de belangrijkste wijzigingen betreft het dwangakkoord. Een schuldenaar kan op deze manier bij de rechter om een bevel verzoeken jegens de schuldeiser als die op onredelijke gronden zijn medewerking weigert aan een minnelijke regeling. Daarnaast biedt het wetsvoorstel de mogelijkheid voor de schuldenaar om bij een dreigende noodsituatie een minnelijk moratorium als afkoelingsperiode aan te vragen bij de rechtbank. Dat kan bijvoorbeeld bij een dreigende huisuitzetting, afsluiting van water, gas en/of elektriciteit, of opzegging van de zorgverzekering. De rechter kan dan een voorlopige voorziening uitspreken voor de duur van maximaal zes maanden, waarna er verslag moet worden uitgebracht over het verloop en de resultaten van de afkoelingsperiode. Door de inzet van deze juridische middelen is het voortraject, het minnelijke traject, versterkt. De behoefte aan uniformering van het minnelijk traject heeft de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) doen bewegen een gedragscode voor de schuldregeling op te stellen, welke in januari 2004 is ingegaan en steeds wordt bijgesteld aan de hand van actuele ontwikkelingen. Door de invoering van de WSNP is er meer duidelijkheid gekomen voor schuldeisers en schuldenaren. Het doel om schuldenaren niet in lengte van dagen op te zadelen met ontstane schulden is bereikt. De enige mogelijkheid die voor de intrede van de WSNP bestond, was een faillissement, waarbij de schulden altijd opeisbaar bleven voor schuldeisers.
2.2.
Het juridisch kader
Het minnelijk traject van de schuldhulpverlening is vooralsnog niet wettelijk vastgelegd. Er is door de wetgever geen wettelijke regeling gemaakt uitgevaardigd waarbij gemeenten verplicht worden bij wet schuldhulp te verlenen. Wel heeft iedere gemeente een “zorgplicht” die in artikel 170 van de gemeentewet is vastgelegd. Die zorgplicht houdt onder meer in dat de gemeente voorziet in ondersteuning voor inwoners die in een financiële noodsituatie verkeren. Iedere gemeente moet zelf haar regels op dit terrein vaststellen en bepalen hoe zij schuldhulpverlening vormgeeft.21 Uit recent onderzoek22 bleek dat veel gemeenten een nogal versnipperde aanpak hadden, wachtlijsten hadden waardoor mensen te lang op hulp moesten wachten en het ontbrak aan samenwerking tussen de betrokken organisaties. Vooral het bestaan van wachtlijsten vormt een ernstige belemmering voor een effectieve aanpak. Dit signaal is door de overheid opgepakt. Op 5 juni 2009 bood de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma, aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal een notitie23 aan waarin de materiële inhoud van het wetsvoorstel “wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening” is opgenomen. De inhoud van deze notitie zal de basis vormen voor het nog op te stellen wetsvoorstel „wettelijk kader minnelijke schuldhulpverlening‟. Verwacht wordt dat dit wetsvoorstel nog voor het einde van dit jaar kan worden aangeboden. 21
G. Brummelkamp, A. Bruins, F. Pleijster Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Krachtenveld minnelijke schuldhulpverlening 2006. pag. 9. Hiemstra en de Vries en Significant, “Schulden?De gemeente helpt” 23 Kamerstuk 24 515 Nr. 152 Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting 22
Pagina | 18
In dit wetsvoorstel is opgenomen dat na een verzoek tot schuldhulp gemeenten uiterlijk vier weken de tijd hebben om tot actie over te gaan. Dat moet uiteindelijk leiden tot een individueel plan waarbij niet alleen aandacht is voor het oplossen van het schuldenprobleem, maar ook voor de omstandigheden waaronder die schulden zijn ontstaan. De aanpak wordt een wettelijke taak voor de gemeenten. In de praktijk verschilt de manier waarop nu hulp wordt geboden aan mensen met problematische schulden sterk van gemeente tot gemeente. In het wetsvoorstel worden de belangrijkste voorwaarden geformuleerd die moeten leiden tot een effectievere aanpak van de schuldhulpverlening. De hulp aan mensen die diep in de schulden zitten moet meer worden toegesneden op de individuele cliënt, maar ook toepasbaar zijn op specifieke groepen als bijvoorbeeld exgedetineerden en dak- en thuislozen. Ook persoonlijke schulden van mensen die verband houden met
de
beëindiging
van
een
onderneming
komen
onder
voorwaarden
voor
minnelijke
schuldhulpverlening in aanmerking. Het is aan de gemeenteraad om vorm en inhoud te bepalen en een integraal plan op te stellen, op vergelijkbare wijze waarop dat is gebeurd bij de wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). Op preventie gerichte activiteiten en ook nazorg om nieuwe schulden te voorkomen moeten deel uitmaken van deze gemeentelijke plannen. Met de voorgestelde aanpak beoogt het kabinet dat mensen van problematische schulden afkomen zonder
in
allerlei
juridische
procedures
terecht
te
komen.
Het
is
vaak
het
beste
om
schuldproblematiek 'minnelijk' op te lossen. Instemming van de schuldeisers is daarbij essentieel. Standpunt V.N.G. Vooruitlopend op het ingrijpen van de landelijke overheid heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) op 18 september 2009 een verklaring uitgegeven naar aanleiding van een debat van de vaste Kamercommissie SZW op 10 september 2009, waaruit ik citeer: "De VNG is voorstander van een wettelijk verankerd moratorium. Gemeenten kunnen met een moratorium bij schuldeisers afdwingen dat ze hun incassoactiviteiten op achterstallige betalingen tijdelijk staken, terwijl schuldenaren de lopende verplichtingen blijven betalen. Gemeenten krijgen daarmee de tijd om een voorstel voor schuldhulpverlening uit te werken". Een moratorium is in dit kader een belangrijk instrument. Het is een juridische maatregel die schuldeisers verbiedt om individuele invorderingsmaatregelen zoals loonbeslag of gedwongen verkoop van goederen door te zetten, nadat iemand zich heeft aangemeld bij de gemeentelijke schuldhulpverlening. Momenteel komt het nogal eens voor dat bijvoorbeeld een bank een net gestort salaris volledig verrekent met achterstanden op een persoonlijke lening, zodra bekend is dat iemand bij de gemeente om hulp heeft gevraagd. Als schuldhulpverlener wordt je dan geconfronteerd met de situatie dat iemand door die verrekening niet in staat is de huur te betalen en dus nieuwe schulden maakt, hetgeen natuurlijk niet de bedoeling is van een schuldregeling. Aangezien voor dit moratorium de Faillissementwet aangepast moet worden gaat het om een ingrijpend voorstel. Nog onbekend is of het zal worden uitgevoerd. Momenteel bestaat er in het kader van de WSNP wel een moratorium (de zogenaamde “stand still”), maar dat is veel te beperkt omdat deze slechts betrekking heeft op een dreigende ontruiming, afsluiting van energie of beëindiging van de zorgverzekering (artikel 287b Fw). Pagina | 19
Bij de uitvoering van de gesubsidieerde schuldhulpverlening zijn momenteel over het algemeen drie instellingen betrokken: een gemeentelijke dienst voor sociale zaken en werkgelegenheid, een kredietbank en een instelling voor maatschappelijk werk. Bepalingen ten aanzien van schuldbemiddeling. Volgens de wetgever is schuldbemiddeling in beginsel aan te merken als een maatschappelijk nuttige activiteit. Ter voorkoming van misstanden waarvan (toch al) in een zwakke positie verkerende personen het slachtoffer zouden worden, dient een verbod tot schuldbemiddeling te gelden, tenzij die plaatsvindt “om niet”. Dat wil zeggen dat schuldbemiddeling tegen betaling niet toegestaan is. De overheid heeft dit punt vastgelegd in de Wet op het Consumentenkrediet (WCK). Schuldbemiddeling mag wel worden uitgevoerd door de personen en instellingen die in of krachtens artikel 48 WCK zijn genoemd of aangewezen24. Beleidsverantwoordelijk voor de naleving van de bepalingen van de WCK is het Ministerie van Financiën en controle word uitgevoerd door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). Gezien een aantal oplichtingszaken lijkt het erop dat er toch nog mensen zijn die zich “budgetbeheerder” noemen maar zich ook bezig houden met schuldregelingen waarvoor cliënten betalen. Gedragscode NVVK. Sommige gemeenten hebben de schuldhulpverlening uitbesteed aan een private organisatie. De gemeenten hebben met één of enkele van dergelijke bemiddelaars raamcontracten gesloten voor de begeleiding van een aantal schuldenaars. In de regel doen gemeenten alleen zaken met private bemiddelaars die zijn aangesloten bij de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet, de NVvK25. De NVvK heeft voor haar leden een gedragscode geschreven: De Gedragscode Schuldregeling 2000. Deze gedragscode wordt dwingend opgelegd, ieder lid dient zich hieraan te houden hetgeen de betrouwbaarheid ten aanzien van schuldeisers dient te vergroten. Op verzoek van het “schuldhulpverleningsveld”, is met ingang van 1 januari 2004 een aantal wijzigingen doorgevoerd in de Gedragscode Schuldregeling 2000. Het ingevoerde 120-dagen model26 beschrijft de werkmethode in het minnelijk traject van schuldregeling. Na ondertekening van de overeenkomst tot schuldregeling moet binnen 120 dagen duidelijk worden of een schuldregeling voor de schuldenaar kan worden opgezet. Hierbij geldt zowel voor de schuldenaar, de schuldregelende instelling als de schuldeiser een strikte termijn waarbinnen moet worden gereageerd. Het schuldregelingstraject bestaat uit twee fasen. In de eerste fase dienen alle zaken op orde te worden gebracht om de kans van slagen van de schuldregeling (tweede fase) te vergroten. In de tweede fase treedt de schuldregelende instelling op als tussenpersoon van de schuldenaar en zijn schuldeisers, waarbij deze de belangen van alle betrokken partijen zo goed mogelijk dient te behartigen. Van de schuldenaar wordt wel verwacht, dat hij zich gedurende deze periode werkelijk tot het uiterste inspant om zijn schulden te voldoen. De schuldregelende instelling moet op deze inspanningen toezien. Succesvolle schuldbemiddeling is alleen mogelijk als alle schuldeisers akkoord gaan met het schuldregelingsvoorstel; gebeurt dit niet, dan resteert de wettelijke schuldsanering (WSNP).
24
Kamerstukken II, 1979-1980, 16 215, nr. 3, p. 7, en memorie van toelichting op het wetsvoorstel dat de Wet op het consumentenkrediet opleverde, Kamerstukken II, 1986-1987, 19 785, nr. 3, p. 65). 25 De NVVK behartigt de belangen van gemeentelijke kredietbanken. 26 http://www.nvvk.eu/Profiel.aspx?PageID=32 Pagina | 20
2.3.
De schuldhulpverlening in Maastricht
Bij de rechtbank Maastricht zien we een stijging van het aantal toepassingen WSNP over het eerste half jaar 2008 met 25,10% in vergelijking met 2007 27. In 2007 319 nieuwe aanvragen en in 2008 399, waarmee Maastricht in Nederland op de eerste plaats staat. Geen feit om trots op te zijn. Zoals we eerder zagen is een problematische schuldsituatie28 niet het gevolg van één oorzaak, maar meestal van meerdere, samenhangende oorzaken. Daardoor is het oplossen daarvan zo‟n complex proces. In de afgelopen jaren zijn er verschillende projecten gestart die een extra impuls hebben gegeven aan de schuldhulpverlening. Een van de projecten is het project "Jong en Oud"29. Op basis van goede ervaringen en resultaten van dit project heeft de gemeente besloten wederom een extra impuls te geven aan (preventie van) schuldhulpverlening middels het vervolgproject "Meer met geld 2008 - 2009". Buiten productinkoop30, die wordt geregeld in een jaarlijks door de gemeente Maastricht met de Kredietbank Limburg af te sluiten Dienstverleningsovereenkomst (DVO) zijn vanuit een re-integratiebudget voor de wijk Wittevrouwenveld, budgetcoaches ingezet. Deze budgetcoaches zijn werkzaam vanuit de wijk en hebben als belangrijkste taak, mensen op een zo efficiënt en praktisch mogelijke wijze behulpzaam te zijn, zodat een eventuele belemmering tot werkaanvaarding door de financiële problematiek kan worden weggenomen.
2.3.1.
Kredietbank Limburg
Maastricht heeft een duidelijke keuze gemaakt qua partners die mensen met grote schulden gaan helpen. De Kredietbank Limburg, Stichting Trajekt en de Sociale Dienst pakken samen de “schuldenproblematiek” aan. De Kredietbank probeert tijdens het traject een oplossing voor de schulden te vinden. Dat kan bij hen op twee manieren: “schuldbemiddeling” of “schuldsanering”. Bij schuldbemiddeling probeert men met de cliënt en zijn schuldeisers afspraken te maken aan de hand van het totale schuldenpakket. Daarbij houden zij rekening met zowel de belangen van de cliënt als die van de schuldeisers. Drie jaar lang wordt van de cliënt een maximale inspanning verwacht. Alles wat hij eventueel meer gaat verdienen wordt gebruikt om de schuldeisers af te lossen. In het geval van schuldsanering leent men in een keer een bedrag van Kredietbank Limburg. Met dit bedrag kunnen dan alle schulden worden afgelost. Schuldenaar heeft dan alleen nog met de Kredietbank Limburg te maken, bij wie hij dan de lening verder aflost. In de meeste gevallen betreft het een sanering met finale kwijting, waarbij schuldeisers een deel van hun vordering ontvangen en het resterende gedeelte kwijtschelden. De looptijd van een dergelijk saneringskrediet is meestal 36 maanden. Men mag gedurende de aflossingsperiode absoluut geen nieuwe schulden maken.
2.3.2.
Stichting Trajekt Maastricht
"TRAJEKT: IETS BETEKENEN VOOR MENSEN". Dit is het motto van welzijnsinstelling Trajekt. Zij levert een bijdrage aan het welzijn van burgers, sociale integratie en kwaliteit van leven. Trajekt signaleert maatschappelijke problemen en biedt zelf oplossingsmogelijkheden of zoekt een partner die meer gespecialiseerd is. Zo is bijvoorbeeld voor burgers die niet goed weten welke 27
Raad voor Rechtsbijstand Den Bosch, Nieuwsbrief Update Wsnp september 2008 nummer 50. De situatie waarin van een natuurlijk persoon redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of waarin hij heeft opgehouden te betalen. definitie van de NVVK. 29 Gemeente Maastricht, schuldhulpverlening voor Jong en Oud 2006 30 Zie bijlage 1. 28
Pagina | 21
papieren bewaard moeten worden en hoe ze dat op een overzichtelijke manier kunnen doen, het klapperproject ontwikkeld. Trajekt komt thuis bij burgers om samen en in overleg met hen een klapper in te richten. Voorts attendeert Trajekt deze mensen tevens op voorzieningen en regelingen waarvan zij geen gebruik maken of die zij zelfs helemaal niet kennen. Zij vertellen de mensen dan meteen hoe men daarvan gebruik kan maken. In samenwerking met de Kredietbank Limburg biedt Trajekt ook diverse workshops aan op het gebied van omgaan met, en het voorkomen van schulden. Trajekt werk voornamelijk wijkgericht.
2.3.3.
De Gemeentelijke Sociale Dienst
De Gemeentelijke Sociale Dienst (GSD) biedt hulp en advies aan bijstandsgerechtigden die te maken hebben met een problematische schuldensituatie of hierin dreigen te geraken. Dit probeert zij onder meer te bereiken door de inzet van een minnelijk schuldhulpverleningstraject, een begeleidingstraject,
door
budgetbeheer
of
met
budgetteringscursussen.
De
aanvraag
schuldhulpverlening loopt via de Kredietbank Limburg. In Maastricht vervult de GSD voornamelijk de
rol
van
“doorverwijzer”
naar
de
Kredietbank
Limburg
in
het
kader
van
integrale
schuldhulpverlening. De Kredietbank Limburg kan bij de GSD een verzoek indienen tot het verlenen van borgstellingen voor saneringskredieten, wanneer de schuldenaar geen eigen borg kan aanreiken en een schuldsanering de voorkeur geniet boven een schuldbemiddeling. In het kader van re-integratie en participatie zijn door de GSD gelden ingezet voor budgetcoaches in het kader van het Wijk Actie Plan Noordoost. Deze budgetcoaches hebben als hoofdfunctie dat zij bij personen met een financiële belemmering richting re-integratie of participatie, de financiële problematiek aanpakken en daarmee de belemmering wegnemen. De budgetcoaches zijn in dienst van de Kredietbank Limburg maar worden wel betaald uit gelden van de GSD. Voor burgers van de gemeente Maastricht is schuldhulpverlening bij de Kredietbank Limburg gratis.
Pagina | 22
3 Achtergrond en aanleiding van het onderzoek In dit hoofdstuk beschrijf ik aan de hand van ervaringen van actoren het praktisch functioneren van de schuldhulpverlening. Ook beschrijf ik de risico‟s die cliënten lopen bij particuliere budgetbeheerders. Tijdens de stage heb ik een onderzoek gedaan onder een groep burgers die afgewezen waren voor de gesubsidieerde hulpverlening en zich ten einde raad hebben gewend tot de private budgetbeheerder. Zoals eerder gesteld gaat het hier om kwetsbare mensen. Ik heb een dertigtal schuldenaren geïnterviewd die een aanvraag indienden met als doel, na meestal vele jaren budgetbeheer, in aanmerking te komen voor schuldhulpverlening. De Kredietbank hanteert bepaalde criteria voor hulp. Als mensen afgewezen of geweigerd worden, hebben ze alleen de uitweg naar particuliere personen. Deze situatie is ongewenst vanwege het risico dat deze mensen lopen. Het probleem voor deze groep is tweeledig: -
er moet een oplossing komen voor hun situatie nu, en
-
er moet voorkomen worden dat dit vaker gebeurt.
Mensen worden geweigerd of afgewezen. Van alle mensen die een beroep op schuldhulpverlening doen wordt een deel geholpen, maar er wordt ook een aantal mensen afgewezen of geweigerd. Ik maak onderscheid tussen de notoire schuldenaren of wel de recidivisten en degenen die wel willen maar niet kunnen. Over deze groep gaat het in dit werkstuk. De mensen die ik heb geïnterviewd voor mijn onderzoek zijn er het meest slecht aan toe. Om te voorkomen dat anderen ook in die situatie terecht komen dient volgens mij de schuldhulpverlening te verbeteren.
Inleiding Mijn onderzoek is voornamelijk gericht op de schuldhulpverlening cum annexis in Maastricht en meer specifiek in Wittevrouwenveld. Hiermee baken ik mijn onderzoek af door mij enkel te richten op mijn doelgroep: de schuldenaren in Wittevrouwenveld in Maastricht, die ook nog op velerlei wijze terecht zijn gekomen bij een particuliere organisatie. Ik heb met een dertigtal mensen gesproken die een gigantisch schuldenprobleem hebben en zelf geen uitweg meer zagen. Naast interviews met deze schuldenaren heb ik ook diverse andere actoren gesproken. Ik interviewde drs. E.P.P.H.M Herens, (bewindvoerder WSNP), dhr. Jan Kaanen31 (manager Stichting Trajekt Maastricht), mevr. Lenny Paes (beleidsmedewerkster gemeente Maastricht), mevr. Houben, (management Kredietbank Limburg), Dr. Rene Gabriels (wetenschapper Universiteit Maastricht) en mevr. Huurman, (bureaumanager van de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en inkomensbeheerders (BPBI). Deze stichting behartigt de belangen van professionele bewindvoerders en inkomensbeheerders. Vice president mr. dr. J.J. Groen was helaas verhinderd wegens zeer drukke werkzaamheden, waardoor het contact met hem slechts via e-mail plaats heeft kunnen vinden. In het kader van de privacywetgeving zijn de interviews met een
31
Zie bijlage 2 Pagina | 23
aantal voor mijn onderzoek interessante cliënten geanonimiseerd en als bijlage toegevoegd. De resultaten van de interviews met de overige actoren heb ik verwerkt in mijn onderzoek. Een korte samenvatting van de interviews met actoren heb ik eveneens als bijlage toegevoegd. Tot slot wil ik vermelden dat het mij is opgevallen dat verschillende actoren zeer terughoudend waren als het beleid van de gemeente Maastricht ter sprake kwam. Enkele actoren willen geen enkele
vorm van kritiek uiten op het beleid van de gemeente, zij willen wel praten over
schuldhulpverlening in het algemeen. Op mijn vragen, die uiteraard zeer sterk gericht zijn op beleidskwesties, verklaren verschillende actoren geen mededeling te kunnen en willen doen. Zelfs de blunders van diverse particuliere “schuldhulpverleners” in Maastricht, waaronder een in staat van faillissement verkerende schuldhulpverlener, op wie zelfs de WSNP van toepassing is, zijn onbespreekbaar. Men zegt er wel kennis van genomen te hebben, maar geen mening te hebben.
3.1.
Doel van het onderzoek
Dit hoofdstuk beschrijft hoe de keuze voor het onderzoek is ontstaan en welke probleemstelling uit gesprekken
met
de
cliënten
is
voortgekomen.
Vervolgens
wordt
er
uitgelegd
welke
onderzoeksvragen geformuleerd zijn en waarom. Tenslotte beschrijf ik welke aanpak en methodiek nodig zijn om tot een goed onderzoek te komen en hoe de scriptie is opgebouwd.
3.1.1.
Achtergronden
Van een aantal cliënten vernam ik in gesprekken dat men niet was toegelaten tot het schuldhulpverleningstraject bij de Kredietbank Limburg, terwijl men toch volgens de mij op dat moment bekend zijnde informatie tot de doelgroep behoorde. Afwijzen is volgens de Kredietbank feitelijk onmogelijk. Cliënten worden slechts afgewezen als men weigert de opgelegde regels na te komen. Dit gedrag wordt bestraft met wachttijd van een jaar, waarna men opnieuw een verzoek mag indienen bij de Kredietbank. Voor cliënten is het vaak een hele stap, een psychische drempel, om zich aan te melden voor schuldregeling bij de Kredietbank. Wanneer zij zich dan melden, wil de Kredietbank de cliënt natuurlijk van het beste advies in zijn of haar situatie voorzien. Veel cliënten moeten echter alle stappen van een proces doorlopen, terwijl zij met een advies al geholpen kunnen worden. Hierdoor heeft de cliënt vaak meer dan drie weken nodig om de verschillende stappen binnen het proces te doorlopen. Het risico dat de schulden hoger worden door een langere afhandeling van de Kredietbank is groot, aangezien de schulden meestal al langer dan een maand bestaan. De schulden liggen soms bij een deurwaarder, die vervolgens nog meer kosten gaat berekenen. Uit een onderzoek van de NVvK
32
naar de werking van een vernieuwd traject is gebleken dat er
door snelle communicatie richting schuldeisers minder incassokosten voor de cliënten in rekening gebracht worden. Daarnaast is door de NVVK een schema ontworpen voor de nieuwe werkwijze 33 .
3.1.2.
Achtergronden van het probleem.
Voor cliënten is het van belang dat zij zo snel mogelijk geholpen worden met hun financiële problemen. Dat is uiteindelijk het probleem waarvoor zij zich melden en hiervoor willen zij graag hulp. 32 33
www.nvvk.eu zie bijlage 3.
Pagina | 24
Cliënten die zich melden, hebben al problemen om de schulden te betalen. Wanneer er nog meer kosten bij komen wordt het nog moeilijker om de schulden af te lossen. Met het bedrag aan extra kosten zoals incassokosten, boete, administratiekosten en, boeterente zou ook extra afgelost kunnen worden op de schulden. Afgewezen worden voor het minnelijk traject kan verschillende oorzaken hebben zoals het niet ingeschreven staan op een woonadres in de gemeente Maastricht of het hebben van een minimum inkomen waarmee naast het betalen van de vaste lasten ook gedeeltelijke terugbetaling aan de schuldeisers kan plaatsvinden. Ook is het mogelijk dat schuldenaren er bij de aanvraag achter komen dat er voor hen andere oplossingen zijn om hun schuldenlast te verminderen waardoor er voor hen mogelijkheden zijn om op korte termijn en wellicht zelfstandig hun problemen op te lossen. Maar de schuldenaar kan ook bewust kiezen voor het “niet-slagen” van het traject. Hij verschijnt zonder afmelding niet op het intake- of vervolggesprek, en neemt na een herinneringsbrief ook geen contact meer op. Hij levert de gevraagde gegevens niet of niet tijdig aan, ondanks herhaalde verzoeken. Hij geeft na herhaald verzoek geen uitsluitsel over bepaalde zaken, zoals het wel of niet akkoord gaan met budgetbeheer. Maar ik heb ook gemerkt, dat niet sprake is van onwelwillendheid van de cliënt. In een aantal gevallen is sprake “niet kunnen”. De cliënt heeft bijvoorbeeld als gevolg van analfabetisme erg veel moeite met het verzamelen van gegevens binnen de gestelde termijn. Dit heeft dan het gevolg dat hij kans loopt te worden afgewezen wegens “onvoldoende medewerking”.
3.1.3.
Onderzoeksvragen
De centrale vraagstelling luidt: “Op welke wijze kan de gemeente Maastricht de schuldhulpverlening verbeteren zodat meer tegemoet wordt gekomen aan de verwachtingen van de burgers van Maastricht die in een problematische schuldensituatie zitten?” Een afgebakende vraagstelling moet voorkomen dat het onderzoek alle kanten uit kan gaan. Dit is de reden dat ik heb gekozen om onderstaande onderzoeksvragen op te stellen. Deze onderzoeksvragen leveren de meest relevante informatie en de antwoorden die ik graag wil hebben. Onderzoeksvragen: -
welke knelpunten binnen de schuldhulpverlening in Maastricht ervaart men?
-
welke verwachtingen hebben deze burgers ten aanzien van de schuldhulpverlening?
-
welke verbeteringen zijn naar hun mening mogelijk en haalbaar?
3.1.4.
Aanpak en methodiek
Dit onderzoek34 is opgebouwd uit een literatuuronderzoek en uit interviews. Literatuur is een zeer nuttige kennisbron voor de nodige informatie voor dit onderzoek. In de bronnenlijst is een uitgebreid overzicht te vinden van de voor deze scriptie geraadpleegde literatuur. Ik heb gekozen voor het houden van interviews omdat ik op deze manier de nodige meningen en visies van de cliënten en de professionele hulpverleners heb kunnen vergaren. Het is namelijk een
34
R.P.J.J. Schreuder Peters (2004) “Methoden en technieken van onderzoek”, uitgeverij Academic Service Pagina | 25
onderwerp dat nogal emoties oproept. Door middel van een interview waarin je goed moet luisteren naar de cliënt is het gemakkelijker om over dit onderwerp te spreken. Met een schriftelijke vragenlijst bereik ik niet het doel dat ik mij gesteld heb. Met vragenlijsten is het afwachten op de respons en kan de vraag gesteld worden of men het invullen wel serieus heeft genomen. Doorvragen is ook niet mogelijk in dit geval. Daarbij gaat het om meningen, en een doelgroep die niet gemakkelijk zijn mening geeft. Deze methode is kwalitatief35. Dat houdt in dat de interviews gericht zijn op het achterhalen van motivaties en gedachten over de schuldhulpverlening. Bij het uitvoeren van het interview is gelet op de volgende zaken:
een goede voorbereiding interview;
een goede introductie;
het stellen van vragen op de juiste (begrijpende) manier;
goed doorvragen (om diepgang te krijgen);
het in de gaten houden van de tijdsduur van een uur per interview;
niet te ver van de vragen afwijken.
Deskresearch De informatie die deskresearch oplevert, sluit vaak niet volledig aan op de probleemstelling of is incompleet. Dat komt meestal doordat de gegevens uit eerdere onderzoeken gedateerd zijn en met andere doelstellingen zijn verzameld. Door middel van deskresearch is onderzocht welke werkwijzen er voor schuldhulpverlening zijn en welke werkwijze van toepassing is in Maastricht. Met behulp van de door de gemeente Maastricht en de Kredietbank ter beschikking gestelde informatie, heb ik onderzocht in hoeverre dit overeenkomt met de algemeen toegepaste werkwijze in Nederland. Fieldresearch Ik heb op hoofdlijnen onderzocht wat de huidige werkwijze van de Kredietbank in Maastricht is. Daarnaast is aan de cliënten gevraagd hoe zij denken dat de behandeling van hun problemen verbeterd kunnen worden. Een dertigtal cliënten, die voor hulp bij een commercieel bureau terecht kwamen, is voor dit onderzoek geïnterviewd. In een persoonlijk gesprek heb ik een vragenlijst doorgenomen met de cliënten die zich aan hebben gemeld en die, een intakegesprek hebben gehad voor schuldregeling. Ik heb onderzocht of de cliënten begrijpen welke gegevens er nodig zijn voor een adequate hulpverlening en wat een hulpverlener van hen nodig heeft. Ook heb ik gecontroleerd of de cliënt belangrijke informatie na een intakegesprek niet alleen nog kan navertellen, maar ook of hij of zij die informatie heeft begrepen. Bij
de
cliënten
zijn
face-to-face
interviews
afgenomen.
Het
voordeel
van
deze
waar-
nemingsmethode is dat het mogelijk is om te vragen naar een toelichting bij een antwoord. Ook bestaat de mogelijkheid om tijdens het interview nieuwe of aanvullende vragen te formuleren. Vervolgens is de informatie van deze cliënten door mij anoniem getoetst bij de verschillende actoren, die zich professioneel bezighouden met schuldhulpverlening in Maastricht. Nadat deze gegevens zijn verzameld, zijn de gegevens geanalyseerd en verwerkt in deze scriptie. In de volgende paragraaf ga ik in op de vraag waarom ik heb ik gekozen voor deze weg.
35
N. Verhoeven “Wat is onderzoek” Boom Onderwijs 2007 Pagina | 26
3.1.5.
Welke vragen zijn er gesteld?
Interview met cliënten van een commercieel hulpverleningskantoor:
Hoe bent u in deze situatie terechtgekomen?
Waarom bent u naar dit kantoor gekomen om u te helpen met uw schulden?
Bent u bekend met de verschillende organisaties die zich bezig houden met de schuldhulpverlening in de gemeente Maastricht?
Bent u bekend met wat deze organisaties voor u kunnen betekenen?
Bent u bekend met de stichting Trajekt en haar mogelijkheden?
Wat is de oorzaak dat u bent afgewezen door de Kredietbank?
Wat is het aandeel van de Kredietbank hierbij?
Wat is het aandeel van uzelf?
Wat kunnen de medewerkers van stichting Trajekt doen om u te helpen met betrekking tot de begeleiding?
Tegen welke knelpunten loopt u aan met betrekking tot de schuldhulpverlening?
Welke problemen met betrekking tot de schuldhulpverlening komt u vaak tegen?
Waar zou u graag meer duidelijkheid over willen hebben met betrekking tot de schuldhulpverlening in de gemeente Maastricht?
Vertrouwt u de hulpverleners van de diverse instellingen?
De vragen uit de interviews zijn telkens dezelfde en hebben als doel de mening van een specifieke groep te peilen. Deze persoonlijke ervaringen kunnen bijdragen aan voorstellen ter verbetering. Ik ben mij bewust van het feit dat hier een onderzoek heeft plaatsgevonden op kleine schaal, hetgeen zonder meer een beperkende factor is voor de resultaten van het onderzoek. Tevens betekent het dat de resultaten van het onderzoek niet zonder meer algemeen geldend kunnen worden verklaard. De gegevens zijn anoniem verwerkt. De uitkomsten kunnen geen nadelige gevolgen hebben voor de cliënten. De gegevens worden niet verstrekt aan derden. De oorzaken die de betrouwbaarheid kunnen beïnvloeden hangen af van de ervaringen en meningen van geïnterviewden.
3.1.6.
De analyse
Een interview lijkt vrij veel op een gewoon gesprek tussen twee mensen. Ik heb van tevoren een lijst met vragen gemaakt die ik, naast de standaardvragen, per se wilde bespreken. Ik heb in het interview goed rekening gehouden met wat de geïnterviewde zelf vertelde. Ik heb als interviewer goed geluisterd naar wat de geïnterviewde zei en ook op welke wijze hij of zij dat zei. Verder heb ik in het gesprek ingehaakt op wat de geïnterviewde vertelde en indien nodig enkele vervolgvragen gesteld, op een manier die aansloot bij het taalgebruik van de persoon die ik geïnterviewd heb. Het was belangrijk dat de geïnterviewde mijn vragen begreep.
Pagina | 27
Het interview is vooral geschikt als je wilt onderzoeken hoe mensen over bepaalde zaken denken. Ook als het gaat om de gevoelens en gedachten van mensen kun je goed het interview gebruiken. Het gaat dan vooral om hoe mensen dat zelf verwoorden. Ik ben van mening dat deze groep geïnterviewden minder moeite heeft met een persoonlijk gesprek, dan met het invullen van een vragenlijst. Aangezien het onderwerp “schuld” nogal gevoelig ligt, voelt men zich meer op zijn gemak in een persoonlijk gesprek dan met een vragenlijst. Het interview doet dan ook meer recht aan de ingewikkelde gevoelens en gedachten die een rol kunnen spelen. Het kan meer aansluiten bij wat deze mensen echt bezighoudt. Men weet dat er naar hen geluisterd wordt. Een nadeel van deze manier van onderzoek, is dat het heel veel tijd kost (een interview duurde al gauw een uur en het uitwerken daarna al gauw een uur of twee per interview). Met deze methode kun je algemene uitspraken doen over groepen mensen, ook als je niet alle mensen uit die groep hebt geïnterviewd. Tijdens het interviewen van verschillende mensen heb ik op een gegeven moment gemerkt dat ik veel dezelfde onderwerpen heb besproken en dat ik antwoorden hoorde die ik al eerder gehoord had. Hoe registreer en verwerk je de gegevens? Bij mijn interview lagen de uitgangsvragen vast, maar door de individuele antwoorden moest ik nogal eens dieper op de vraag ingaan. Ik vond het belangrijk om het interview met toestemming van de cliënt op te nemen middels een dictafoon. Zo kon ik na afloop precies (voor het dossier) uitschrijven wat de geïnterviewden verteld hadden. De cassettes zijn onmiddellijk na uitwerking van ieder interview door mij gewist. Uiteindelijk heb ik alle interviews met elkaar vergeleken en kenmerkende uitspraken vastgelegd en deze geïnterpreteerd, dit is de analytische benadering van de tekst. Daarna kun je een aantal onderwerpen verdelen en daarbij alle stukken tekst zoeken uit de interviews die daarover gaan. Als je al die stukken tekst bij elkaar ziet, ontdek je vaak een patroon en kun je proberen antwoord te geven op een deelvraag. De antwoorden heb ik in mijn scriptie opgenomen en verwerkt.
Het antwoord op de gestelde vragen. Op de vraag hoe men in deze situatie terecht gekomen is volgden verschillende antwoorden variërend van echtscheiding tot werkloosheid of arbeidsongeschiktheid. Ook werd regelmatig gesproken over het geen ervaring hebben met het omgaan met geld. Het doen van impulsieve aankopen en het gebrek aan kennis- en regelgeving met betrekking tot financiële regelingen waar men toch recht op heeft, zoals o.a. huur-, zorg- en langdurigheidstoeslag. Als reden om naar dit kantoor te komen gaf men op dat men door de Kredietbank was geweigerd en dat men dit adres had gekregen van medelotgenoten of de advertentie in het wijkblaadje had gelezen. Men had nauwelijks kennis van de instanties die zich in Maastricht bezighouden met schuldhulpverlening. Wat Trajekt en de Kredietbank voor hen kunnen betekenen was totaal niet bekend. Men vond het heel moeilijk om zomaar met hun problemen bij een wildvreemde binnen te stappen en het hele (financiële)verleden op tafel te gooien. Ondanks het feit dat Trajekt in de wijk Wittevrouwenveld aanwezig is, was dit toch geen reden om er naar toe te stappen en om hulp te vragen. Van de mogelijkheden van stichting Trajekt was men niet op de hoogte. Men kende Trajekt van het Trefcentrum en de activiteiten die men in de buurt organiseert. Maar hulpverlening bij schulden was nauwelijks bekend.
Pagina | 28
Oorzaken dat men was afgewezen door de Kredietbank waren voornamelijk het weigeren mee te werken, het niet op tijd aanleveren van benodigde gegevens tot het ontbreken van controle op het nakomen van gemaakte afspraken door de Kredietbank, teveel vrijheid die men niet aankon. Men heeft de Kredietbank niet ervaren als een instelling waar men graag op terugkijkt. Uiteraard komt natuurlijk ook een verhaal op tafel over het aandeel van de hulpvragende. Deze verhalen variëren van problemen die ontstaan zijn omdat de bruid alles voor de bruiloft en inrichting van de echtelijke woning op afbetaling heeft gekocht tot verhalen over het al vele tientallen jaren aan elkaar knopen van de financiële eindjes als gevolg van diverse oorzaken. Als ik het met hen heb over hulp die medewerkers van Stichting Trajekt kunnen bieden om hen te helpen met betrekking tot de begeleiding, zegt men dit op prijs te stellen. Cliënten vertellen dat ze tegen verschillende knelpunten zijn aangelopen met betrekking tot de schuldhulpverlening. Veel mensen hebben al bij diverse bureaus “ervaring” opgedaan met schuldhulpverlening. Er zijn zelfs mensen die slachtoffer zijn geworden van de handelwijze van een malafide bewindvoerder uit Sittard. Deze mensen hebben totaal geen vertrouwen meer in de schuldhulpverlening, maar kunnen er ook niet zonder. Men zit in de hoek waar de klappen vallen, men had een grote schuld, het gespaarde geld is nu verdwenen en de schulden zijn alleen maar groter geworden. En nu moet men weer opnieuw beginnen met een nieuwe dienstverlener. De hulpzoekers willen tijdens het gesprek natuurlijk zoveel mogelijk weten over mogelijkheden met betrekking tot de schuldhulpverlening in de gemeente Maastricht. Uit reacties achteraf bleek dat na ons gesprek een aantal mensen hebben gekozen voor de Kredietbank en niet meer terug zijn gekomen bij de commerciële schuldhulpverlener. Uit de verhalen van deze mensen komen nogal wat negatieve ervaringen met hulp- en dienstverlening naar voren. Kenmerkend is dan ook dat velen hun vertrouwen in de hulpverlening zijn verloren.
3.1.7.
Wat is de conclusie uit het onderzoek?
Uit het onderzoek is gebleken dat de gevolgen voor de respondenten die niet of nog niet worden geholpen worden met hun financiële problemen, groot zijn. Dit geldt uiteraard zeer zeker voor cliënten die geweigerd zijn door de Kredietbank. De afwijzing heeft als gevolg dat de schulden oplopen. Cliënten zijn vaak niet in staat zelf te onderhandelen met schuldeisers om goede aflossingsregelingen te treffen. De reden hiervoor is gelegen in een te lage aflossingcapaciteit of een gebrekkige communicatie. Het kan leiden tot afsluiting van gas/elektriciteit/water of zelfs tot een huisuitzetting doordat cliënten een hoge huurschuld hebben die niet meer is in te lossen. Daarnaast kan er beslag gelegd worden op het inkomen en de inboedel. De psychische druk (stress) van het hebben van schulden kan groot zijn, maar geldt niet voor iedereen. Deze druk kan gevolgen hebben op meerdere vlakken. Mensen raken overspannen, ontwikkelen psychosomatische klachten, en er ontstaan relatieproblemen. Wanneer er kinderen in het spel zijn kunnen deze problemen voor de opvoeding een negatieve rol spelen. Schuldeisers en deurwaarders kunnen een enorme druk op mensen leggen door ze dagelijks te bellen of te dreigen door middel van allerlei brieven. Het persoonlijke bezoek van deurwaarders wordt door deze groep als zeer dreigend ervaren.
Pagina | 29
Redenen voor afwijzing. Uit een artikel in dagblad De Telegraaf van 5 september 2009 is gebleken dat cliënten met financiële problemen op verschillende gronden door de Kredietbank worden afgewezen 36. Ik heb met cliënten gesproken die op grond van verschillende redenen zijn afgewezen, welke redenen ik hierna zal opsommen. Voorbeelden van reden tot afwijzing:
een in het buitenland woonachtige partner;
een echtscheiding, die nog niet is ingeschreven in Gemeentelijke Basis Administratie;
fraude bij de Dienst Sociale Zaken;
hoge CJIB boetes;
te laat inleveren van de benodigde informatie, vanwege een te korte termijn, onwetendheid met betrekking tot waar men de gevraagde informatie moet opvragen of omdat de instantie die de informatie moet leveren dit niet snel genoeg doet;.
Analfabetisme en de schaamte om dit te melden, hetgeen nog altijd bij een grote groep – vooral ouderen – voorkomt, en bij wie onduidelijk is hoe zij tijdig aan de gevraagde informatie komen.
De rol van Trajekt. Mij is gebleken dat Trajekt in de praktijk een vorm van financiële hulp- en dienstverlening biedt aan cliënten, zoals het schrijven van brieven aan schuldeisers in naam van de cliënt, het onderhandelen met schuldeisers voor het maken van betalingsafspraken, budgetteren, helpen bij het weer op orde brengen van de administratie om inzicht te krijgen op het gebied van de financiën. Financiële hulpverlening is echter specialistisch van aard en behoort tot de taken van de Kredietbank. Niet iedere maatschappelijk werker beschikt over adequate kennis om verantwoord te kunnen helpen. Aan de andere kant is ook gebleken dat de tijd die men besteed aan het helpen bij financiële
problemen
ten
koste
gaat
van
de
eigenlijke
hulpverlening
(“psychosociale
hulpverlening”). Deze belangrijke hulp wordt dan naar de achtergrond geschoven. Dit heeft uiteraard ook te maken met het feit dat financiële problematiek in het leven van een cliënt zo dominant is dat er geen energie en ruimte is om te werken aan psychosociale problemen, zoals relatieproblemen, opvoedingsproblemen of problemen op het werk. Gebleken is dat cliënten behoefte hebben aan rust in de financiële situatie voordat er gewerkt kan worden aan de oorzaken van de financiële problemen. Voor Trajekt ligt er dan de taak om te gaan werken aan de gedragsverandering die een cliënt moet bereiken om financiële problemen in de toekomst te voorkomen. Uit de interviews is mij gebleken dat het nogal verschilt wat maatschappelijk werkers doen op grond van hun eigen kennis op het gebied van financiële hulpverlening. Met name met kleinere financiële problemen of bij budgetteren kunnen veel maatschappelijk werkers goed helpen. Wanneer het gaat om grote financiële problemen wordt
het moeilijker. Ook het
onderhandelen met schuldeisers is voor veel
maatschappelijk werkers te lastig. Kennis met betrekking tot financiële technische hulpverlening is niet paraat aanwezig bij iedere maatschappelijk werker. De maatschappelijk werkers kunnen veel betekenen voor cliënten op het gebied van psychosociale hulpverlening, het budgetteren en het ordenen van de financiële administratie. De technisch financiële hulpverlening is de (specialistische) taak van de Kredietbank.
36
Zie bijlage 4. Pagina | 30
4 De werkwijze in de gemeente Maastricht In dit hoofdstuk ga ik nader in op de werkwijze van de gemeente Maastricht en haar partners. Hoe functioneert deze samenwerking. Is er sprake van samenwerking? Welke taken en bevoegdheden heeft iedere partner? Als mensen afgewezen worden, moet er andere hulp beschikbaar zijn. Van die hulp mag je verwachten dat ze deskundig zijn, dus ook op het gebied van het gebruik van inkomensondersteunende voorzieningen.
Inleiding Schuldhulpverlening richt zich onder andere op direct advies bij financiële problemen, bijvoorbeeld bij dreigende afsluiting van energievoorzieningen en/of dreigende uitzetting vanwege een huurschuld. Tot ruim tien jaar geleden voldeed het aanbod voor schuldhulpverlening van diverse instanties -sociale dienst, kredietbank, kerken en het algemeen maatschappelijk werk- redelijk. Wel werkte elke organisatie vanuit een eigen visie en voor een eigen groep cliënten. Vanaf het begin van de jaren negentig groeide de schuldenproblematiek explosief en nam de complexiteit ervan fors toe. Het heeft echter geen zin om in het kader van deze scriptie veel aandacht te besteden aan de achterliggende problematiek; alleen de actuele stand van zaken is in deze relevant.
4.1.
Hoe denkt de (landelijke) politiek over schuldhulpverlening?
Er is kamerbrede steun voor de invoering van een wettelijke zorgplicht schuldhulpverlening. Dat bleek in november 2008 tijdens een algemeen overleg van de Tweede Kamer met de staatsecretaris over zijn voorstel om de effectiviteit van de gemeentelijke zorgplicht te vergroten. In lijn met het voorstel van de staatsecretaris vroeg de kamer om in de zorgplicht in ieder geval regels
op
te
nemen
over
maximale
wacht-
en
doorlooptijden,
de
kwaliteit
van
de
schuldhulpverlening en de nazorg. Het voorstel om een wettelijke zorgplicht in te voeren, is uitgewerkt in het door Hiemstra & De Vries opgestelde rapport: “Schulden? De gemeente helpt!”37. Een zorgplicht biedt voordelen voor alle betrokkenen: crediteuren, schuldenaren en gemeenten. Een wettelijke zorgplicht biedt crediteuren de zekerheid dat als een voorstel op een zorgvuldige manier tot stand is gekomen, zij altijd een minimaal bedrag krijgen en de schuldenaren hun verplichtingen nakomen. Dit motiveert de crediteuren om mee te werken aan een gemeentelijk voorstel voor een schuldregeling. Voor schuldenaren leidt een zorgplicht ertoe dat de huidige toegangsdrempels wegvallen en niemand lang moet wachten op hulp of op duidelijkheid over de mogelijkheden om een schuldsituatie op te lossen. Voor gemeenten levert een zorgplicht op dat de effectiviteit van de schuldhulpverlening toeneemt omdat crediteuren en schuldenaren vaker meewerken.
4.2.
De zorgplicht van Maastricht
De zorgplicht als bedoeld in de WMO biedt geen wettelijke aanspraken maar slechts een gemeentelijke ”zorgplicht”, net als in de WVG, die vervallen is met ingang van 1 januari 2007. Dit
37
Hiemstra en de Vries en Significant, “Schulden?De gemeente helpt” Pagina | 31
betekent dat de gemeente niet via de rechter gedwongen kan worden om maatschappelijke ondersteuning te verstrekken, indien het budget dit niet toelaat. (lees: als de gemeente het budget uitgeeft aan nieuwe wegen of een theater, heeft de zorgbehoevende burger pech.) De WMO is dus een gebudgetteerde regeling, geen open-einde-regeling. Wel zal de gemeente in de WMO worden verplicht om voor acht prestatievelden verantwoording af te leggen aan haar burgers en aan de gemeenteraad. De lokale democratie zal een voldoende prestatieniveau moeten waarborgen. De “zorgplicht” die Maastricht heeft ten aanzien van haar burgers, is een van de belangrijkste kaderscheppende bepalingen waar het gaat om schuldhulpverlening. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bereidt een wetsvoorstel “Gemeentelijke Schuldhulpverlening” voor. De hoofdlijn van het voorstel is dat de regierol en de zorgplicht voor schuldhulpverlening nu formeel bij gemeenten wordt ondergebracht. Gemeentebestuurders moeten daartoe een plan opstellen en dit door de raad laten vaststellen. Daarnaast stelt het ministerie tijdelijke, extra financiële middelen beschikbaar om de door de economische crisis veroorzaakte toegenomen vraag naar schuldhulpverlening op te kunnen vangen. De belangrijkste punten uit het vermoedelijke wetsvoorstel zijn: • Regierol en zorgplicht. Gemeenten krijgen nu formeel de regierol en de zorgplicht met betrekking tot schuldhulpverlening. De gedachte daarachter is dat gemeenten bij uitstek in staat zijn om de schuldhulpverlening integraal op te pakken vanwege hun expertise op aanpalende terreinen als werk en inkomen, maatschappelijke ondersteuning, etc. • Wacht- en doorlooptijden. De wachttijd tussen een aanvraag voor schuldhulpverlening en het vaststellen van de hulpvraag, mag maximaal vier weken zijn. De doorlooptijd na de wachttijd wordt niet aan een maximale duur gebonden. Afhankelijk van de situatie van de hulpvrager kan de doorlooptijd van geval tot geval namelijk in grote mate verschillen. • Brede toegankelijkheid. In principe staat schuldhulpverlening open voor iedere burger met
problematische
schulden.
Het
college
moet
beleidsregels
opstellen
over
de
omstandigheden waaronder een natuurlijk persoon de toegang tot de schuldhulpverlening kan worden ontzegd. INTEGRALE AANPAK De hulp dient op verschillende niveaus te worden aangeboden. Een integrale aanpak van problematische schulden kenmerkt zich door het tegelijkertijd werken aan financieel-technische en psychosociale oplossingen. Behalve de integrale aanpak op cliëntniveau vraagt een integrale aanpak van problematische schulden een perfect samenspel van alle betrokkenen. Hierbij wordt niet alleen gedacht aan een prima samenwerking van de drie „kernpartners‟ (Kredietbank Limburg, gemeente Maastricht en Trajekt). Ook schuldeisers moeten hier een rol kunnen spelen. Maastricht heeft naast een maatschappelijke en sociale verantwoordelijkheid ook een financieel belang bij schuldhulpverlening38. Maastricht heeft namelijk in het kader van de Wet Werk en Bijstand (WWB) de plicht zich in te spannen om mensen te activeren en aan het werk te helpen waardoor wordt bespaard op re-integratie- en bijstandsmiddelen. Uiteraard bestaat er een verplichting voor schuldenaren om zich volledig in te zetten tijdens het hulptraject. Nu al kan de gemeente Maastricht mensen in de bijstand een sanctie opleggen als ze niet meewerken. 38
E.Turlings en M. Schut, Integrale schuldhulpverlening, Landelijk Platform Integrale schuldhulpverlening Pagina | 32
Belangrijk is dat de schuldenaar centraal staat in de schuldhulpverlening. Het minnelijk traject heeft daarom altijd de voorkeur omdat het voor de schuldenaar minder belastend is. Ook de integrale aanpak van schuldhulpverlening is lokaal en dus binnen het minnelijk kader beter te organiseren39. Welke
verwachtingen
mogen
burgers
met
problematische
schulden
ten
aanzien
van
de
schuldhulpverlening hebben? Welke verwachtingen burgers hebben is niet bekend. Daarom dient de vraag gesteld te worden wat ze minimaal mogen verwachten. 1. Helderheid en duidelijkheid over de hulp- en dienstverlening die beschikbaar is bij problematische schulden. Regels en voorwaarden dienen bekend te zijn zodat ieder de juiste weg kan vinden. 2. Adequate
hulp
bij
het
benutten
van
hun
rechten
op
inkomensondersteunende
voorzieningen aangezien dat problemen kan voorkomen of in ieder geval verminderen. De gemeente Maastricht heeft veel regelingen voor huishoudens met een laag inkomen. Mensen met financiële problemen zijn vaak niet op de hoogte van alle mogelijkheden die de gemeente Maastricht biedt. Zij kunnen via de website van de gemeente Maastricht op zoek gaan naar de regelingen die op hen van toepassing zijn40. Burgers mogen er vanuit gaan dat men op een bepaalde plek in Maastricht alle objectieve en relevante informatie kan verkrijgen. Te denken valt aan een loket op het Werkplein in Maastricht waar de burger alle informatie over inkomensondersteunende voorzieningen kan krijgen. De kwaliteit van de voorlichting kan naar een hoger niveau worden getild. Want hoe is het te verklaren dat sommige professionele (schuld)hulpverleners niet volledig op de hoogte zijn van de inkomensafhankelijke regelingen? Dit blijkt ook uit onderzoek dat door de gemeente Maastricht is verricht en er toe heeft geleid dat vanaf maart 2009 alle professionele schulphulpverleners in de gemeente Maastricht een zogenaamde “inkomenskaart Maastricht”41 hebben ontvangen of nog kunnen aanvragen. Uit landelijk onderzoek42 van het Sociaal en Cultureel Planbureau blijkt dat veel huishoudens geen gebruik maken van inkomensvoorzieningen, terwijl men daar wel recht op heeft. Deze voorzieningen zijn o.a.: o
huurtoeslag,
o
zorgtoeslag,
o
kwijtschelding gemeentelijke belastingen en waterschapslasten,
o
aanvullende bijstand en
o
langdurigheidtoeslag.
Als reden, waarom men dit soort voorzieningen niet gebruikt, gaven de door mij ondervraagde cliënten aan, dat men de regeling niet kende of dat men dacht er geen recht op te hebben. De meeste mensen maken geen gebruik van een regeling tot het moment dat zij door omstandigheden gedwongen worden. Veel cliënten gaan er vanuit dat deze voorzieningen vanzelfsprekend verleend worden als men er recht op heeft. Het is inderdaad moeilijk uit te leggen dat je voor iets waar je recht op hebt toch nog diverse formulieren moet invullen.
39
Raad voor Rechtsbijstand Den Bosch, Nieuwsbrief Update Wsnp november 2008. Nr 51 Nibud “berekenuwrecht2009.nl” 41 Gemeente Maastricht, inkomenskaart zie bijlage 5 42 Sociaal en Cultureel Planbureau, Armoedemonitor 2007 40
Pagina | 33
Welke verbeteringen zijn mogelijk en haalbaar? Het gebrek aan relevante kennis bij de professionele (schuld-)hulpverlener, is door de gemeente Maastricht gesignaleerd en men heeft dit opgelost door in maart 2009 een “inkomenskaart Maastricht” samen te stellen. Het doel van deze kaart is om het niet-gebruik van deze inkomensafhankelijke voorzieningen zoveel mogelijk tegen te gaan. Het benutten van aangeboden voorzieningen is ook een taak voor alle dienstverleners die met de doelgroep in aanraking komen. Men moet oog hebben voor signalen en de inkomenssituatie bespreekbaar maken. Bij burgers met een uitkering is het mogelijk om bij het bepalen van de uitkering reeds rekening te houden met inkomensondersteuning, aanvullende voorzieningen, tegemoetkoming in de kosten, kwijtschelding en bepaalde kortingen. Op welke wijze kan de Gemeente het aanbod aan schuldhulpverlening verbeteren? In het werkplan43 is uitgewerkt op welke wijze de gemeente Maastricht, Trajekt en Gemeentelijke Sociale Dienst door middel van nieuwe activiteiten en interventies gaan samenwerken. Trajekt is in oktober 2009 gestart met een actie via TV Maastricht en de huis-aan-huisbladen om intermediairs te werven die in het bijzonder in buurten als het Wittevrouwenveld de bewoners gaan informeren over de inkomensafhankelijke voorzieningen. Om goede resultaten te behalen op het gebied van de inkomensafhankelijke regelingen krijgen de vrijwilligers/intermediairs hulp van de inkomenskaart en dienen zij via huisbezoeken per wijk extra aandacht te geven aan alle inkomensafhankelijke voorzieningen.
4.3.
Het aanbod van Maastricht
Maastricht biedt via Kredietbank Limburg een scala van mogelijkheden op het gebied van schuldhulpverlening aan haar burgers aan. Zij koopt daartoe bij Kredietbank Limburg producten in44. Volgens de gemeente is het mogelijk dat gedurende het jaar bij een gebleken tekort van bijvoorbeeld product A en een overschot van product K, dit in overleg met de Kredietbank kan worden verrekend en aangepast aan de behoefte van dat moment. Deze manier van inkopen is een voordeel voor de hulpvragende, omdat het volgens de gemeente bijna onmogelijk is dat men neen moet verkopen wegens een tekort aan of verkeerd ingekochte producten. Nadelen door deze wijze van inkopen, zijn er niet voor de betrokkenen. De Kredietbank Limburg is nauw betrokken bij de “vernieuwing schuldhulpverlening” van de branchevereniging NVVK. Deze vernieuwing sluit aan bij de uitgangspunten van de certificering. Deze aanpak houdt in dat de toegang tot schuldhulpverlening laagdrempelig moet zijn. De Kredietbank is bezig met certificering van medewerkers en de organisatie volgens de hierboven reeds omschreven NEN 8048-2 en -4. Waar mogelijk is de kredietbank Limburg de uitgangspunten van de certificering al aan het toepassen binnen de organisatie. Voordelen van certificering zijn legio; een erkend keurmerk is een waarborg voor klanten en opdrachtgevers, en voor landelijke afspraken over hoe een schuldregeling uitgevoerd zou moeten worden, et cetera.
Een nadeel van certificering zijn de kosten. Medewerkers dienen voor een
aantal modules gecertificeerd te worden met waar nodig een aanvullende opleiding. Men zal veel meer vraaggericht gewerkt moeten worden hetgeen uiteindelijk maatwerk oplevert. Men dient uit te gaan van de mate van zelfredzaamheid van de schuldenaar en zijn eigen verantwoordelijkheid. Gewerkt wordt vanuit het idee eerst rust (stabiliteit) te bereiken in de vaak
43 44
Gemeente Maastricht, Werkplan Project “Samen meer” 23 februari 2009 Zie bijlage 1 Pagina | 34
ogenschijnlijk uitzichtloze situatie van de schuldenaar waarna men met de problemen aan de slag gaat. Als men met de Kredietbank Limburg in zee gaat, betaalt de gemeente de kosten. Deze vorm van hulp is mogelijk als de burger zoveel schulden heeft dat hij er zelf niet uit komt, ouder is dan 18 jaar, in Maastricht staat ingeschreven als inwoner en hij of zij een inkomen heeft.
Pagina | 35
5 Relevantie voor de SJD-beroepspraktijk In dit hoofdstuk beschrijf ik de relevantie van het onderwerp van deze scriptie voor de sociaal juridische praktijk. Ik plaats het onderwerp in de sociaal juridische context, de combinatie van hulp en recht, en beschrijf hoe ik in de praktijk in aanraking met het onderwerp ben gekomen. Inleiding Tijdens mijn stage is mij gebleken dat je niet ontkomt aan de “negatieve trends” uit het beroepenveld, hoe vervelend en verwerpelijk deze ook zijn. Ik doel hiermee op fraude met geld van cliënten. Dat er nogal wat kaf onder het koren zit is de afgelopen jaren wel duidelijk gebleken. Alleen al in en rond Maastricht zijn de laatste jaren een groot aantal voorbeelden van malafide bureautjes te noemen waarbij je de vraag mag stellen of dit niet voorkomen had kunnen worden. Voorbeelden van malafide praktijken, de laatste jaren in Maastricht en omgeving, zijn stichting FMD te Meersen45 van P. B.-W. (2007), Juridisch bureau De W. te Kerkrade46 (2008), H.B. VSNP te Geleen47 (2007) en stichting Hulp bij Beheer Sittard48 van Th. S. (2008). Het beroepenveld/werkveld is voortdurend aan verandering onderhevig; veranderingen op het gebied van wet- en regelgeving, een veranderende visie op het gebied van de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid en wijzigingen in de rol van de overheid. Het onderwerp schulden krijgt momenteel de nodige aandacht van de politiek en in de media. Zo
heeft
de
Tweede
Kamer
op
13
oktober
2009
een
motie49
aangenomen
waardoor
vrijwilligersorganisaties die zich bezighouden met schuldhulpverlening, waaronder kerkelijke diaconieën, subsidie kunnen krijgen. De staatssecretaris Klijnsma van Sociale Zaken heeft beloofd dat zij 5 miljoen euro beschikbaar stelt. De aanleiding voor deze motie is ingegeven door het manifest “Schulden te lijf”50 van de Christen Unie, waarin tientallen schuldhulporganisaties en kerken zich uitspraken voor een reorganisatie van de schuldhulpverlening in Nederland.
5.1.
De relevantie van het probleem voor een SJD’er
Als SJD‟er probeer je samen met de schuldenaren op een verantwoorde wijze een oplossing te zoeken voor hun problemen. Dit doe je onder andere door het voeren van intake- en vervolggesprekken en het bieden van verschillende vormen van begeleiding. Daarnaast is een belangrijke kerntaak van de SJD‟er het signaleren van knelpunten en misstanden die doelgroepen ondervinden in hun bestaan. De schuldhulpverlening behoort tot het werkveld van de SJD‟er. Het gaat om mensen met problematische schuldensituaties, die om hulp vragen bij het oplossen van hun problemen. Een aantal gesubsidieerde organisaties houdt zich bezig met schuldhulpverlening of voert taken op dat
45
Zie bijlage 7 Zie bijlage 8 47 Zie bijlage 9 48 Zie bijlage 10 49 Kamerstuk 24 515, nr. 165, de gewijzigde motie-Ortega-Martijn c.s. over middelen voor het ondersteunende werk van landelijke vrijwilligersorganisaties 50 http://www.christenunie.nl/l/library/download/354076 46
Pagina | 36
gebied uit zoals kredietbanken, sociale diensten, sociaal raadslieden maar ook het maatschappelijk werk. Veel van deze instellingen behoren tot het SJD-werkveld. Een hulpverlener moet betrouwbaar zijn; liefst voor meer dan 100%. Hij of zij moet integer en vooral capabel zijn, niet eerder zijn veroordeeld ter zake feiten genoemd in de eisen van de branchevereniging. De kennis, minstens op Hbo-niveau, op financieel/administratief gebied is bij een SJD‟er aanwezig. Evenals de kennis op het gebied van sociale, juridische (privaat- en publiekrechtelijk) en fiscale wet- en regelgeving is voldoende aanwezig. Daarnaast beschikt de SJD‟er over goede schriftelijke en mondelinge communicatieve vaardigheden. Voorts is het aan te bevelen dat je de kennis ook bijhoudt door middel van bijscholing. Je kunt de bovengenoemde eisen op redelijk eenvoudige wijze omzeilen omdat er geen sprake is van een terugkerende controle op aanwezige bijscholing van kennis om maar te zwijgen over controle op de gevoerde financiële administratie. Iedere dienstverlener die zich bezighoudt met schuldhulpverlening zou, om het vertrouwen te verdienen van zowel schuldenaar als schuldeiser, het traject moeten volgen van een vrijwillige certificering voor schuldhulpverleners. Dit moet leiden tot meer transparantie en verdere professionalisering van de schuldhulpverleningssector. Uiteindelijk moet deze zelfregulering er ook toe leiden dat malafide en incompetente dienstverleners van de markt worden geweerd. Daarom zijn ook de eisen51 voor de schuldhulpverlening opgesteld. In deze normen zijn afspraken vastgelegd voor zowel de schuldhulporganisatie als voor de schuldhulpverlener. Normontwikkeling betekent het maken van afspraken met andere partijen, waarbij die afspraken soms
verstrekkende
gevolgen
hebben
voor
producten,
diensten
en
werkprocessen.
Normontwikkeling betekent ook het delen van kennis om er gezamenlijk voordeel uit te halen. Ten slotte betekent het meedenken, meepraten en opkomen voor zowel de eigen belangen als de belangen van anderen. Kwaliteitsborging is thans al mogelijk voor de schuldhulpverlener als hij voldoet aan de richtlijnen NEN 8048-2 en -4. De organisatie kan alleen aan de NEN 8048-1 en -3 norm voldoen als de actieve schuldhulpverlener een persoonscertificaat heeft gehaald conform de NEN 8048-2 en 4. Aangezien de certificering grotendeels gericht is op zowel methodische vaardigheden als juridische kennis zal het voor een SJD‟er zeker haalbaar zijn om gecertificeerd te worden.
51
http://www.nen8048.nl/publicaties/3301 Pagina | 37
6 Conclusies en aanbevelingen Dit verslag bevat de resultaten van een onderzoek naar de ervaringen van cliënten met de schulphulpverlening in Maastricht. Het is belangrijk bij aanbevelingen om exact aan te geven wat specifiek bedoeld wordt. In de voorgaande hoofdstukken heb ik geprobeerd antwoord te geven op de deelvragen. “Op welke wijze kan de gemeente Maastricht de schuldhulpverlening verbeteren zodat meer tegemoet wordt gekomen aan de verwachtingen van de burgers van Maastricht die in een problematische schuldensituatie zitten?” Om een antwoord te krijgen op de centrale vraag heb ik gekozen om onderstaande deelvragen te stellen. -
welke knelpunten zijn er binnen de schuldhulpverlening in Maastricht te herkennen?
-
welke verwachtingen hebben burgers ten aanzien van de schuldhulpverlening?
-
welke verbeteringen zijn mogelijk en haalbaar?
-
op welke wijze kan de Gemeente het aanbod aan schuldhulpverlening verbeteren?
6.1.
Samenvatting
Maastricht heeft een duidelijk beleid, men gaat actief op zoek naar het leed achter de voordeur. Op die manier krijgt men sneller de problemen in beeld en kan men ook sneller actie ondernemen. Belangrijk is dat samen met de cliënt wordt gekeken of hij in aanmerking komt voor schuldhulpverlening of extra “armoedehulp”. Het zal een ieder duidelijk zijn dat schuldhulpverlening veel meer is dan, c.q. niet ophoudt met, het tot stand brengen van een (wettelijke) schuldregeling. In veel gevallen zal de schuldenaar begeleid moeten worden om de eindstreep, een geslaagde aflossing van de schulden, te kunnen halen. Een alerte alsmede afdoende reactie op problemen tijdens de saneringsperiode is van immens belang om tot een daadwerkelijke oplossing van de problematische schuldsituatie te komen.
6.2.
Waar zitten de problemen, waar bestaan die uit?
De schuldhulpverleners dienen meer aandacht te besteden aan de immateriële problemen van de cliënten. Vast staat dat bij een problematische schuldsituatie naast financiële problemen, in de meeste gevallen, tevens sprake is van immateriële problemen. Deze immateriële problemen zijn juist vaak de reden dat de cliënt in de problematische schuldsituatie is geraakt. Teneinde een cliënt met zijn probleem te kunnen helpen zal er naast financiële hulp ook aandacht moeten zijn voor de immateriële problemen waarmee deze schuldenaar te kampen heeft.
6.2.1.
Aanbevelingen
Het is aan te bevelen om in Maastricht aan schuldhulpverleners een verplichting op te leggen om naast het ondergaan van een onderzoek naar het financiële verleden ook een onderzoek naar het Pagina | 38
sociale verleden van de schuldenaar op te nemen als onderdeel van het te volgen traject. Met een sociaal onderzoek is wellicht bij aanvang duidelijk waar en hoe de problemen zijn ontstaan en op welke manier passende hulp verleend moet worden. Wat moet in dit sociaal onderzoek aan de orde komen? -
een verklaring over het ontstaan van de schuldsituatie en de reeds ondernomen acties van de schuldenaar ter oplossing van zijn problemen;
-
een opgave van inspanningen en verplichtingen die de schuldenaar in redelijkheid, al dan niet met behulp van begeleiding, kan en moet volbrengen; Voorbeelden zijn het vinden van werk en het verplicht ondergaan van budgetbeheer.
-
na afloop van het traject nog één jaar verplicht budgetbeheer met als doel te voorkomen dat men weer in de oude “gewoonten” vervalt en dat men leert omgaan met geld zonder dat er directe (verstrekkende) gevolgen aan verbonden zijn. Men moet deze schuldenaren de kans geven om te leren weer zelf hun financiën te beheren en hen leren hoe te leven zonder schulden.
Het kostenplaatje van het opmaken van een sociaal onderzoek hoeft geen struikelblok te zijn; hulpverlening is immers een reguliere taak van Trajekt en wordt als zodanig regulier gefinancierd. Extra kosten zijn dan ook niet te verwachten.
6.2.2.
De voordelen
Mijn aanbeveling voor een sociaal onderzoek levert een aantal belangrijke voordelen op, namelijk: -
het toetsen op de goede trouw kan afdoende plaatsvinden, waardoor men (eindelijk) adequaat in staat is "het kaf van het koren te scheiden";
-
problematische schulden worden in samenhang met hun oorzaak aangepakt, waardoor er automatisch aandacht is voor het voorkomen van recidive;
-
integrale schuldhulpverlening52 kent dan een wettelijke grondslag, waardoor dan sprake is van integrale schuldhulpverlening met alle voordelen van dien, zowel materieel als immaterieel;
-
schuldenaren worden, indien relevant, daadwerkelijk actief bij de oplossing van hun (immaterieel) probleem betrokken.
6.3. -
Wat doet Maastricht nu? Maastricht biedt via de Kredietbank Limburg een scala van mogelijkheden aan op het gebied van schuldhulpverlening.
-
In overleg met de burgers, komt Trajekt thuis om samen met hen een klapper in te richten om op die manier meer inzicht te krijgen in de financiën. Voorts attenderen zij, middels vrijwilligers, tevens op voorzieningen en regelingen waarvan nog geen gebruik gemaakt wordt of die men zelfs helemaal niet kent.
-
Als er nog tijd over is worden de psychosociale problemen aangepakt.
Een integrale aanpak van problematische schulden kenmerkt zich door het tegelijkertijd werken aan
financieel-technische
en
psychosociale
oplossingen.
Behalve
de
integrale
aanpak
op
cliëntniveau vraagt een integrale aanpak van problematische schulden een perfect samenspel van alle betrokkenen. 52
Integrale schuldhulpverlening betekent ook dat schuldenaren gewezen worden op voorzieningen die het inkomen c.q. de aflossingscapaciteit verhogen en de schuld verkleinen. Pagina | 39
Het is zeer belangrijk dat Maastricht voorkomt dat schuldenaren zich diep in de schulden kunnen steken en dan niet geholpen worden omdat zij bijvoorbeeld weigeren mee te werken aan afspraken of nalaten allerlei informatie op tijd aan te leveren. Belangrijk is dat deze mensen, al een verzoek om hulp hebben ingediend en vervolgens afhaken of geweigerd worden omdat zij zich niet houden aan afspraken. Het zich niet-kunnen houden aan afspraken is nu juist de oorzaak van de situatie waarin ze zich thans bevinden. Zij bevinden zich in een situatie waarin volgens hen niets meer te verliezen is en zij laten zich niet weerhouden van het aangaan van nog meer schulden die ze onmogelijk kunnen aflossen. Hiervoor zijn o.a. psychische en lichamelijke problemen als oorzaak aan te wijzen. Omdat deze groep meestal ook problemen heeft met het betalen van huur, verhuist men noodgedwongen nogal eens. Dit kan een reden zijn waarom de brieven van hulpverleners zoals de Kredietbank niet altijd naar het juiste verblijfadres worden gezonden. Bellen is niet mogelijk omdat de rekening niet is betaald, of omdat men bewust de telefoon niet opneemt. De hulpverlening moet de problemen tegelijkertijd en in samenhang aanpakken om tot een wezenlijke verbetering in de leefsituatie te komen. Belangrijk is een stabiele situatie op het gebied van huisvesting, inkomen, werk, kinderen en zorg. Op deze wijze zijn ook problemen op het gebied van verslaving, relatie, kinderen, werkloosheid, opvoeding en scholing etc. aan te pakken. Maastricht dient deze groep de mogelijkheid te ontnemen om met dit gedrag weg te komen en zich te onttrekken aan de hulpverlening. Er zullen altijd notoire schuldenmakers zijn, maar de groep moet wel zo klein mogelijk gehouden worden.
6.3.1.
Aanbevelingen
Maastricht moet er voor zorgen dat aan de integrale schuldhulpverlening meer inhoud wordt gegeven. De integrale schuldhulpverlening, een gezamenlijke aanpak van gemeente Maastricht, Kredietbank Limburg en Trajekt kent alleen maar voordelen, zowel materieel als immaterieel. Trajekt dient zich bezig te houden met de immateriële kant van de problemen en de Kredietbank dient zich met al zijn kennis bezig te houden met de financiële problemen. Het is dan ook zeer wenselijk om het gehele gezin te betrekken in de hulp- en dienstverlening van Trajekt en Kredietbank. Indien er sprake is van onvermogen om financiële verplichtingen na te komen is te overwegen cliënten te adviseren gebruik te maken van het “beschermingsbewind meerderjarigen”53 (art. 1:431 BW tot en met 1:449 BW).
6.3.2.
De voordelen
Aanbevelingen als hierboven omschreven leveren een aantal belangrijke voordelen op. Een goed uitgevoerde integrale schuldhulpverlening aangevuld met een bewindvoering kent, door een gezamenlijke aanpak van gemeente Maastricht, Kredietbank Limburg en Trajekt alleen maar voordelen, zowel materieel als immaterieel. Deze gezamenlijke aanpak leidt tot een snel inzicht in de problematiek waardoor een helder “behandelplan” mogelijk is. 53
Zie bijlage 11 Pagina | 40
6.4.
Wat kan Maastricht verbeteren?
Het minnelijk traject heeft de voorkeur. Voor de schuldenaar is dat namelijk veel minder belastend dan de WSNP. Dé schuldhulpverlening bestaat niet. De NVvK en de Kredietbank kunnen dan wel nieuwe producten ontwikkelen maar het is de gemeente Maastricht die beslist of ze worden ingezet. Vervolgens bepalen de schuldhulpverleners het succes van de schuldhulpverlening.
6.4.1.
Aanbevelingen
Nu de certificering al een feit is en al wordt ingevoerd, is het wenselijk dat de gemeente Maastricht van de hulpverleners moet eisen dat ze aan de certificering voldoen. Enerzijds is er de zorgplicht die de gemeente Maastricht heeft en anderzijds kan Maastricht zich niet permitteren dat haar burgers, die al diep in de problemen zitten, bijgestaan worden door hulpverleners die het wel goed voor hebben met de cliënten maar helaas niet beschikken over voldoende kennis om op een verantwoorde wijze te helpen. Maastricht moet niet willen dat schuldhulpverleners, niet werkzaam bij de Kredietbank, actief zijn op het terrein van schuldhulpverlening. Door gecertificeerde schuldhulpverleners in te zetten daar waar zij voor opgeleid zijn, hebben andere hulpverleners de tijd om de andere problemen op te pakken. Hierdoor kan voorkomen worden dat schuldhulpverleners niet genoeg tijd kunnen besteden aan hun cliënten. Voorts is het wenselijk dat, in het kader van de integrale schuldhulpverlening, de Gemeentelijke Sociale
Dienst
belastingen,
al
bij
aanvang
huurtoeslag,
toekenning
zorgtoeslag
en
uitkering,
kwijtschelding
tevens
kwijtschelding
waterschap
regelt
gemeentelijke zodat
bij
een
schuldhulpverlener, maar ook bij de burger direct duidelijk is wat de inkomsten zijn en men niet nog eens maanden moet wachten alvorens gemeente en rijk beslist hebben op de toekenning. De koppeling van bestanden is enkel het uitbreiden van de koppeling weermee men al gestart is op grond van het burger servicenummer (BSN) en de belastinggegevens.
6.4.2.
De voordelen
Om de schuldenproblematiek in Maastricht op een adequate manier aan te pakken is het werken door de gemeente Maastricht met gecertificeerde schuldhulpverleners een prima oplossing. Op deze wijze is voor een ieder duidelijk welke schuldhulpverlener met burgers uit Maastricht aan de slag mag gaan. Kwaliteit is dan verzekerd.
6.5
Welke rol speelt de informatieverstrekking in Maastricht?
Qua voorlichting schiet Maastricht tekort. Trajekt biedt in samenwerking met de Kredietbank workshops en andere activiteiten aan, maar de burger in Maastricht is nog steeds niet (volledig) op de hoogte van alle mogelijkheden die Maastricht in het kader van de schuldhulpverlening aanbiedt. Cliënten met schulden gaan vrijwillig geen workshop bezoeken. Hulpzoekenden weten niet (altijd) waar men moet zijn voor hulp. Men is niet op de hoogte van de eventuele kosten en uiteraard ook niet van wat men mag en kan verwachten van een schuldhulpverlener. Waar moet men heen als men klachten heeft over een schuldhulpverlener? Men kan altijd terug naar de Kredietbank, als men zich vergist heeft bij de keuze van een schuldhulpverlener! Maar wie weet dit?
Pagina | 41
6.5.1.
Aanbeveling
Het is aan te bevelen dat de informatieverstrekking, op het gebied van schuldhulpverlening, op zodanige wijze samengesteld wordt dat de gemiddelde schuldenaar, zonder al te veel moeite, kennis kan nemen van de spelregels waaraan hij zich heeft te houden als hij een beroep doet op de gemeentelijke schuldhulpverlening.
6.5.2.
De voordelen
Kortom, dit zijn geen aanbevelingen die veel geld kosten, het is immers slechts een duidelijke vorm van gemeentelijke voorlichting. Als mensen afgewezen worden, moet er andere hulp beschikbaar zijn. Maastricht moet op een laagdrempelige manier zijn burgers volledig informeren over de beschikbare hulp bij schuldhulpverlening.
6.5.3.
Slot
De gemeente Maastricht dient te gaan voor kwaliteit. Kwaliteitsborging is thans al mogelijk voor de schuldhulpverlener als hij voldoet aan de richtlijnen NEN 8048-2 en -4. De organisatie kan alleen aan de NEN 8048-1 en -3 norm voldoen als de actieve schuldhulpverlener een persoonscertificaat heeft gehaald conform de NEN 8048-2 en 4. Aangezien de certificering grotendeels gericht is op zowel methodische vaardigheden als juridische kennis is het voor een schuldhulpverlener een must om gecertificeerd te worden. Voordelen van certificering zijn legio; een erkend keurmerk is een waarborg voor cliënten en opdrachtgevers, landelijke afspraken over hoe een schuldregeling uitgevoerd zou moeten worden, et cetera. Een nadeel van certificering zijn de kosten.
Het is belangrijk om aan het begin van het hulpverleningsproces wederzijdse verwachtingen te bespreken en vast te leggen. Op die manier wordt voorkomen dat er misverstanden ontstaan over de hulpverlening. Een cliënt moet zekerheid geboden worden over een goede afhandeling van zijn problemen, hij moet niet aan gevaar blootgesteld worden dat hij in de armen valt van malafide hulpverleners.
Pagina | 42
Nawoord Kijkend naar de gang van zaken in de praktijk kom ik tot de conclusie dat Maastricht al veel doet voor haar burgers. Maar het kan nog beter. Er wordt veel geklaagd over de wachtlijsten en de bureaucratie. Dit betekent dat een cliënt gedurende een vrij lange periode in onzekerheid heeft te verkeren, hetgeen het gevaar van vroegtijdig afhaken doet stijgen. Indien iemand vervolgens inderdaad afhaakt, komt geen minnelijke regeling tot stand. Een tweede oorzaak meen ik te zien in het gebrek aan aandacht voor de oorzaak van het schuldprobleem. Indien hiervoor geen aandacht is, loopt de schuldenaar al tijdens het minnelijk traject kans ”fouten” te maken. En dan de schuldhulpverlener. Uiteraard zijn er prima hulpverleners. Maar Maastricht moet zorgen dat er alleen maar gecertificeerde schuldhulpverleners actief zijn. Mensen moeten blindelings kunnen vertrouwen op de hulpverlener. Zij hebben immers al genoeg minder prettige ervaringen opgedaan in hun leven. Dat er veel kaf onder het koren zit is de afgelopen jaren wel duidelijk gebleken. Voorbeelden van malafide praktijken in de laatste jaren in Maastricht en omgeving zijn stichting FMD te Meerssen van P. B-W (2007), Juridisch bureau de W. te Kerkrade (2008), H.B. VSNP te Geleen (2007) en stichting Hulp bij beheer Sittard van T.S. (2008). Iedereen kan als schuldhulpverlener beginnen zonder enige basiskennis van boekhouden of administratie laat staan van het Nederlands Recht. Zelfs een toets volgens de wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (Wet BIBOB) wordt nog niet gedaan. De problemen waarmee ik tijdens mijn stage geconfronteerd werd waren zeer divers. Met grote verbazing heb ik een audit van de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI) gevolgd. Met de “verklaring omtrent gedrag” wordt de zekerheid verkregen dat diegenen die zich over het vermogen van de cliënten ontfermen, in de afgelopen vijf jaar geen (vermogens)delicten op hun naam hebben staan. Dat wil zeggen dat men niet door justitie is veroordeeld maar wel actief kan zijn (geweest) met zaken die men eigenlijk liever niet ziet in combinatie met een schuldhulpverlener. Het is mogelijk dat binnen een door het BPBI “erkende” organisatie een persoon werkzaam is en zelfs de dagelijkse leiding heeft, die op dit moment in staat van faillissement verkeert, waarop ook de WSNP van toepassing is en zelfs enige jaren geleden uit haar functie als bewindvoerder is gezet. In de afgelopen maanden is vast komen te staan, dat met een “creatieve boekhouder” veel geld is weg te sluizen naar de privérekening van de bewindvoerder. Zelfs het handelen in dossiers, ofwel het “vermarkten” van cliënten met problematische schulden is mogelijk gebleken in Zuid-Limburg. De dossiers zijn aangeboden aan minstens twee andere bewindvoerders, die uiteindelijk afzagen van de koop. De derde gegadigde, advocaat L. uit Maastricht, hapte wel toe. In de overeenkomst, die hij met SHBB opstelde, was vastgelegd dat S. een kwart zou opstrijken van de winst, die advocaat L. uit Maastricht zou gaan maken met de dossiers van S. Hoe ver mag je gaan met het verkwanselen van cliënten met problematische schulden? Mijn MOTTO: Er is niets aan de hand als de schuldhulpverlener alles in de hand heeft waardoor het niet uit de hand kan lopen.
Pagina | 43
Glossarium Onderstaande verklarende woordenlijst heb ik opgenomen ter verduidelijking van de in deze scriptie gebruikte termen en afkortingen. Aflossingscapaciteit Het bedrag dat de schuldenaar tijdens het minnelijk traject dient af te dragen voor de aflossing van zijn schulden. De aflossingscapaciteit wordt vastgesteld door het inkomen te verminderen met het voor de schuldenaar vastgestelde Vrij Te Laten Bedrag. Beschermingsbewind Beschermingsbewind, bewindvoering en onderbewindstelling zijn gelijke termen. Een meerderjarige is zelf verantwoordelijk voor alles wat hij/zij doet. Soms is iemand niet (geheel) in staat om zijn/haar financiële belangen te behartigen. De kantonrechter kan dan zijn/haar vermogen onder bewind stellen. Dit betekent dat een bewindvoerder het vermogen beschermt. Het bewind is een puur financiële maatregel. Het gaat dus alleen om financiële handelingen. De rechtbank, sector kanton, beslist over de onderbewindstelling. Iemand van wie het vermogen onder bewind is gesteld, mag daarover niet meer zelfstandig beslissen. Budqetbeheer Budgetbeheer hoeft niet altijd gekoppeld te zijn aan een schuldregeling, ook mensen zonder een schuldregeling kunnen budgetbeheer aanvragen. Bij budgetbeheer beheert de desbetreffende instelling die dit beheer uitvoert de financiën van de cliënt. Het inkomen van de cliënt komt binnen bij haar en zij betaalt (een deel van) de vaste lasten. Dit instrument wordt ingezet wanneer een persoon zelf het overzicht op zijn financiële administratie kwijt is. Er wordt een plan gemaakt, waarin staat wat op de budgetbeheer-rekening van de cliënt elke maand binnenkomt en wat er van betaald moet worden aan vaste lasten. Ook het bedrag aan leefgeld wordt berekend. Indien de cliënt een schuldregeling heeft, moet ook rekening gehouden worden met het deel voor aflossing aan de schuldeisers. Het doel van budgetbeheer is om een stukje zekerheid in te bouwen dat de maandelijkse lasten van de cliënt worden doorbetaald. Budgetbeheer wordt meestal tijdelijk ingezet, bijvoorbeeld twee jaar, waarna de cliënt - als hij hieraan toe is – zijn financiën weer zelf ter hand kan nemen. BBR kan als voorwaarde opgelegd worden voor een schuldregeling wanneer de schuldhulpverleners dit noodzakelijk acht. Meestal verzorgt de schuldhulpverlener ook het bugdetbeheer. Integrale schuldhulpverlening Integrale Schuldhulpverlening is een samenhangend hulpaanbod van preventie tot en met zorg voor uitvallers met als doel zowel financiële problemen als de oorzaak hiervan op te lossen op basis van een eenduidige doelstelling en eenduidige methodiek. Leefgeld Het bedrag dat de cliënt nodig heeft voor de kosten van zijn levensonderhoud. Het leefgeld is het bedrag dat een huishouden nodig heeft om te kunnen leven, dat wil zeggen: eten, drinken en persoonlijke verzorging. Van dit bedrag moeten ook genotsmiddelen als rookwaren worden betaald, maar ook de kosten van eventuele huisdieren van de cliënt. Bij budgetbeheer wordt een bedrag aan leefgeld berekend. Minnelijk traject (schuldhulpverlening) Er wordt getracht om in der minne een schuldregeling op te starten tussen de schuldenaar en de schuldeisers. De schuldhulpverlener heeft hier de rol van bemiddelaar. Het is een vrijwillig traject. Maar ook de schuldeisers zijn vrij om een schuldregeling te weigeren. Ook andere instanties, zoals een Sociale Dienst, voeren dit minnelijk traject uit, maar dat is per gemeente verschillend. Als een minnelijk traject mislukt, bijvoorbeeld omdat de schuldeisers weigeren, kan de cliënt via de Rechtbank het wettelijk traject aanvragen (WSNP).
Pagina | 44
Psychosociale begeleiding is het bieden van procesmatige, intensieve begeleiding. Deze begeleiding is gericht op de achterliggende psychosociale problemen waardoor de cliënt op dat moment niet in staat is om op een adequate manier aan zijn materiële situatie te werken. Een cliënt heeft problematische schulden als de som van de geëiste maandelijkse aflossingen hoger is dan de volgens de NVVK- methode berekende aflossingscapaciteit. De schuldeiser is de persoon die een vordering heeft op de schuldenaar, ook wel crediteur genoemd. De schuldenaar is de persoon die schulden heeft, ook wel debiteur genoemd. Schuldhulpverlener Dit is een medewerker in de schuldhulpverlening die samen met de cliënt het dossier opstelt en een duidelijke schets maakt van de persoonlijke situatie van de cliënt. Schuldregeling Dit is de uiteindelijke regeling die tot stand komt tussen schuldenaar en schuldeisers. Het doel is het treffen van een minnelijke schuldregeling. In de WSNP daarentegen gaat het om het treffen van een wettelijke schuldregeling. Schuldbemiddeling is het volledig oplossen van een schuldsituatie, door het bemiddelen tot een regeling met schuldeisers zonder krediet te verlenen. Schuldbemiddeling wordt door de Gemeentelijke Kredietbank, gemeentelijke sociale diensten en instellingen van maatschappelijk werk uitgevoerd. Een schuldsanering is het volledig oplossen van een schulden pakket door het verstrekken van een saneringkrediet. De schuldenaar krijgt nu één nieuw krediet, bijvoorbeeld van de Kredietbank, dat gedurende de looptijd van de regeling moet worden afgelost. De schuldeisers worden direct met dat krediet betaald. Traject schuldhulpverlening Dit is het minnelijke traject dat de cliënt volgt en heeft tot doel een schuldregeling tot stand te brengen. Het doel van schuldhulpverlening is een oplossing vinden voor de schuldenproblematiek van cliënt. Vrii Te Laten Bedrag (VTLB) Het volgens de norm berekende bedrag dat de schuldenaar nodig heeft voor de betaling van zijn kosten van levensonderhoud (leefgeld) en zijn vaste lasten. Bij financieel beheer wordt voor de berekening van de afloscapaciteit ten behoeve van de schuldeisers rekening gehouden met dit VTLB-bedrag. WSNP De vrijwillige schuldhulpverlening (het minnelijke traject) biedt niet altijd uitkomst. Als men niets kan aflossen, de schuldeiser meer wil ontvangen dan wordt aangeboden of de schuldeiser om een andere reden niet akkoord gaat, is een minnelijk akkoord niet mogelijk. Als alle mogelijkheden om tot een vrijwillige schuldregeling te komen zijn mislukt, kun je via deze zogenaamde wettelijke schuldsanering alsnog proberen te werken naar een schuldenvrije toekomst. De Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen is een aanvulling op de faillissementswet en biedt burgers met financiële problemen een extra perspectief op een schuldenvrije toekomst. De rechter beslist daarbij over het doorgaan van de sanering, de hoogte van het aflossingsbedrag en de duur van de sanering. Belangrijke voorwaarden voor toelating zijn dat de schulden te goeder trouw zijn ontstaan en dat een vrijwillig akkoord over afbetaling niet mogelijk is. Om voor WSNP in aanmerking te komen zal de cliënt een verzoekschrift in moeten dienen bij de Arrondissementsrechtbank. Hierbij dient een verklaring van de schuldhulpverlenende instantie te worden toegevoegd, waarin de situatie van de cliënt staat beschreven en wordt uitgelegd waarom geen minnelijk akkoord mogelijk is. De rechtbank beslist aan de hand van het verzoekschrift en de verklaring van de schuldhulpverlenende instantie of men tot de WSNP wordt toegelaten. Pagina | 45
Literatuurlijst -
Janssen Raf, de Jong Jetske, van Nisterooy Ria. Armoe de baas? (2008) 9789078353072. Smolenaars, Ellie. Titel Armoede Live, (2008) ISBN 978-90-5260-311-7. Mr. F.L. Martens & Mr. H.L.M. Schruer. Titel Schuld of geen schuld (2006) ISBN 109059014022. Haster Dick. Titel Integrale schuldhulpverlening, (2009) 9789001763749. Baarda, D.B., Goede, M.P.M. de & Teunissen, J. Titel Basisboek kwalitatief Onderzoek 2. 978.9020.731798. Van Keken Hans, Haster Dick, Titel Voor het juridisch onderzoek ISBN 978 90 473 0077 9. Sem Kok Marcel. Titel Handboek schuldhulpverlening. (2007) 9789024417773 Dr R.H. Gabriels, Titel Om de kwaliteit van leven. Lokaal beleid in Maastricht.2003 Richtlijnen voor schuldsaneringsregelingen. Recofa/Raad voor rechtsbijstand te Den Bosch, inwerking per 1 januari 2008. De aanpak van problematische schulden. Hiemstra & De Vries, arganisatieadvies-bureau. december 2008. Schulden? De Gemeente helpt! Hiemstra & De Vries, organisatieadviesbureau. juli 2008. Gedragscode Schuldregeling. NVVK. Gedragscode Sociale Kredietverlening. NVVK. Monitor WSNP Vierde meting. Raad voor de Rechtsbijstand Den Bosch. Augustus 2008. Monitor Betalingsachterstanden. Panteia Paul Vroonhof en Florieke Westhof, november 2008. Maatschappelijk rendement Integrale Schuldhulpverlening. Volkskredietbank Gronngen november 2007. Naar een nieuw lokaal armoedebeleid. Stichting de Pijler, mei 2006. Armoede in Nederland 2008. Kerkelijke organisaties in Nederland. Huishoudens met risicovolle schulden. Ir. Tris Serail en dr.ir. Marijke von Bergh. 2007 IVA Tilburg. “Integrale Schuldhulpverlening 2004” Het Landelijk Platform Integrale Schuldhulpverlening en de Stichting StimulanSZ. Tijdschrift voor schuldhulpverlening en wettelijke schuldsanering. Kluwer. Project schuldhulpverlening voor Jong en Oud, Kredietbank Limburg 2006 Project preventie schuldhulpverlening, Kredietbank Limburg 2007 Project schuldhulpverlening voor Jong en Oud, Kredietbank Limburg 2007 Armoedeplan 2006 – 2010 Gemeente Maastricht. 2006 Uitvoeringsprogramma Armoede 2008 Gemeente Maastricht. 2008 Eindrapportage Project schuldhulpverlening voor Jongeren en Ouderen, Kredietbank Limburg 2007 Stadsvisie 2030 “Maastricht Mozaiek”. Gemeente Maastricht Werkplan Project “Samen Meer”. Gemeente Maastricht en Trajekt 2009 Adviesopdracht minimabeleid gemeente Maastricht. Gemeente Maastricht 2006. Minima-effectrapportage Gemeente Maastricht. Nibud 2006 Notulen bijeenkomsten professionele bewindvoerders Rechtbank Maastricht 2008/2009. Actualiteitenoverzichten Ministerie van sociale Zaken en Werkgelegenheid Krantenartikelen Het Parool en dagblad de Limburger Kamerstukken 2e kamer - Preventie en bestrijding van stille armoede en sociale uitsluiting. Monitor Gezondheidsachterstanden. Bilthoven: RIVM, versie 1.2, 18 december 2008. rapport van de commissie Albeda 24 april 2001 Den Haag.
Pagina | 46
Bijlage 1
Inkoop producten 2009 Totale inkoop I. Sociale Kredietverlening Intake sociale kredietverlening
400
II. Schuldhulperlening Preventie en voorlichting Intake cursus rondkomen met inkomen Cursus rondkomen met inkomen Probleemanalyse e crisisinterventie Intake schuldhulpverlening Intake Budgetbeheer Crisisinterventie (uurtarief) Minist.reg.voorkoming energieafsluiting
200 12 425 20 24 ?
Informatie en advies Spreekuur op locatie
175
Schuldregeling Schuldregeling Moratorium
250 5
Stabilisatie Budgetbeheer: Basispakket Budgetbeheer: Pluspakket Budgetbeheer: Totaalpakket Budgetcoaching Betalingsregelingen (uurtarief) Activiteiten ondersteuning schuldregeling Afgifte verzoekschriften WSNP-verklaring na minnelijk traject KBL enkele verklaring Dubbele verklaring WSNP-verklaring zonder minnelijk traject KBL enkele verklaring dubbele verklaring verklaring voor bedrijf Verzoek voorlopige voorziening
uur
25 100 150 100 350
uur
300
100 30 20 5 5 50
Nazorg opgenomen in huidige productinkoop
Pagina | 47
Bijlage 2 ----- Original Message ----From: "Jan Kaanen" <
[email protected]> To:
Sent: Wednesday, October 21, 2009 10:31 AM Subject: RE: RE: hallo Coen, Ik heb jouw scriptie doorgelezen en allereerst de complimenten voor het duidelijke betoog. Ik heb 3 kleine suggesties of aanvullingen: 1. ik zou in de inleiding bij oorzaken (1. ontstaan van schulden) ook vermelden de onduidelijke en zelfs misleidende voorlichting (denk aan de DSB-affaire) over financiële producten etc. Daarnaast is het analfabetisme (ca. 15 % van de bevolking in het algemeen, laat staan in de "achterstandswijken") ook een factor die niet bepaald bevorderlijk is. 2. op pag. 24 bij de rol van Trajekt zou ik toevoegen dat Trajekt middels o.a. maatschappelijk werk en buurtloket actief ondersteuning biedt aan kwetsbare burgers. Het klapperproject (met getrainde vrijwilligers) is daar weer een verfijning van. 3. t.a.v. de aanbevelingen kan ik die op het juridische domein niet helemaal overzien. De noodzaak tot certificering van de branche schuldhulpverlening onderschrijf ik echter volledig. Ook dat de gemiddelde maatschappelijk werker van Trajekt bij zwaardere schuldencasuïstiek niet verder moet gaan dan voorwerk en toeleiding naar de echte professional. Uiteraard behoudt de maatschappelijk werker zijn leidende rol t.a.v. de immateriële zaken. Een gecombineerd team van fin. specialisten, budgetcoaches en maatschappelijk werkers zou een optie zijn. Ik hoop dat je met deze feedback vooruit kunt en wens je veel succes met het afsluiten van je onderzoek resp. studie. Met vriendelijke groeten, Jan Kaanen.
Pagina | 48
Bijlage 3
Pagina | 49
Bijlage 4
Pagina | 50
Bijlage 5
Pagina | 51
Pagina | 52
Bijlage 6
Inkoop producten 2009 Totale inkoop I. Sociale Kredietverlening Intake sociale kredietverlening
400
II. Schuldhulperlening Preventie en voorlichting Intake cursus rondkomen met inkomen Cursus rondkomen met inkomen Probleemanalyse e crisisinterventie Intake schuldhulpverlening Intake Budgetbeheer Crisisinterventie (uurtarief) Minist.reg.voorkoming energieafsluiting
200 12 425 20 24 ?
Informatie en advies Spreekuur op locatie
175
Schuldregeling Schuldregeling Moratorium
250 5
Stabilisatie Budgetbeheer: Basispakket Budgetbeheer: Pluspakket Budgetbeheer: Totaalpakket Budgetcoaching Betalingsregelingen (uurtarief) Activiteiten ondersteuning schuldregeling Afgifte verzoekschriften WSNP-verklaring na minnelijk traject KBL enkele verklaring Dubbele verklaring WSNP-verklaring zonder minnelijk traject KBL enkele verklaring dubbele verklaring verklaring voor bedrijf Verzoek voorlopige voorziening
uur
25 100 150 100 350
uur
300
100 30 20 5 5 50
Nazorg opgenomen in huidige productinkoop
Pagina | 53
Bijlage 7
Pagina | 54
Bijlage 8
Pagina | 55
Bijlage 9
Pagina | 56
Bijlage 10
Pagina | 57
Bijlage 11
Het 'goede' hart van S.
Een heus crisisteam moet de van verduistering verdachte bewindvoerder Theo S. uit Sittard rehabiliteren en zijn slachtoffers schadeloos stellen. Een missie die mede na ingrijpen van justitie tot mislukken gedoemd lijkt. door Paul van Gageldonk Ilmar Woldring heeft een onmenselijk energieke uitstraling, gekoppeld aan een ongebreideld Ratelband-positivisme. Een door de wol geverfd crisis- manager. Toch had ook Woldring niet kunnen bedenken dat zijn goede vriend Theo S. nog eens een beroep op hem zou doen. ,,Ik was geschokt. Er komt dan onmiddellijk een beeld bij mij op: een kinderarts die zich vergrijpt aan een kind. Iets wat je maar niet kunt geloven." En toch was het zo. Medewerkster R. kon het jarenlange geknoei met de boekhouding van de Stichting Hulp bij Beheer (SHBB) niet langer aanzien, nam ontslag en deed aangifte. Justitie is nu druk doende, samen met interim-bewindvoerders Jeukens en Leijsssen, om de hoogte van de schade vast te stellen. Heeft Theo S. zichzelf verrijkt? ,,Nee", zegt de crisismanager. ,,Ik ken Theo al zo lang dat ik meteen vermoedde dat er iets anders achter zat dan pure zelfverrijking." 'Houtje touwtje', zo betitelt hij de handelswijze van S. Wat hij daarmee bedoelt? S. wilde zijn bedrijf moderniseren. Om dat te bekostigen moest SHBB doorgroeien naar een bestand van minimaal vierhonderd dossiers. Maar om al die dossiers te beheren heb je meer personeel nodig. En dus meer geld. Uit de tarieven die S. als bewindvoerder mocht hanteren, 800 euro per cliënt per jaar, kon hij dat extra personeel niet betalen. ,,En toen is Theo maar gaan bankieren", weet Woldring. Had S. een rekening in handen van iemand met financiële reserves, dan kon hij daar wat van 'plukken' en was hij tijdelijk weer in staat om het salaris van een extra medewerker te betalen. S., zo zegt Woldring, wilde uit de winst, die hij zou maken met de dossiers, het geld weer op de bewuste rekening terugstorten. Maar winsten werden nauwelijks gemaakt, want daarvoor moet je over een groot aantal dossiers beschikken. En dus moesten er weer andere rekeningen worden 'aangesproken'. Enzovoorts. ,,Een geval van: kat bijt in eigen staart", zo omschrijft Woldring de methode. De klachten van cliënten waren talrijk in de tien jaar dat S. als bewindvoerder optrad. Pas toen medewerkster R. zich ontpopte als klokkenluider kwam justitie in actie. S. een oplichter? Zijn personeel, met uitzondering van R. dan, vond van niet. Vlak voor de zomer, toen justitie al bezig was met onderzoek, riep S. het voltallige personeel bij elkaar en vertelde hij wat er aan de hand was. ,,Niemand wilde weg bij Theo", weet Woldring nog. ,,Omdat ze er allemaal van overtuigd waren dat Theo misschien wel een slecht ondernemer is, maar wel degelijk iemand is met een goed hart." Een goed hart, dat vond ook Woldring en daarom bood hij S., gratis, zijn diensten aan. Woldring leidt nu een crisisteam, dat verder Pagina | 58
bestaat uit de advocaten Maurice Sprenkels en Roger Libotte. Het doel: eerherstel voor Theo S. en een schadevergoeding voor de gedupeerden. Hun reddingsplan gaat uit van een totale schuld van vier ton. Een deel daarvan moet worden opgebracht uit de overwaarde van de verkoop van het huis van S. in Sittard. De rest komt van de 'verkoop' van de dossiers van SHBB aan een andere bewindvoerder. De afgelopen maanden zijn de dossiers aangeboden aan minstens twee andere bewindvoerders, die uiteindelijk afzagen van de koop. De derde gegadigde, advocatenkantoor Libotte uit Maastricht, hapte wel toe. In de overeenkomst, die SHBB en Libotte opstelden, is vastgelegd dat S. een kwart opstrijkt van de winst, die Libotte gaat maken met de dossiers van S. De opbrengst zal S. storten in het vergoedingsfonds van het reddingsplan. Tevens zal S. 'diensten' verrichten voor Libotte en het geld dat hij daarvoor krijgt ook in het fonds stoppen. Als alles mee zit, zo zegt Woldring, dan kan een bedrag van drie ton worden opgehaald. Drie ton. Maar dan moet justitie wel meewerken. Daarmee doelt Woldring op het hoger beroep, dat is ingediend tegen de ontheffing uit het bewind. Als dat beroep negatief uitvalt zijn er geen dossiers meer om te verkopen. Vervolgens is het nog maar de vraag of Libotte van de kantonrechter de dossiers mag overnemen. En dan is er ook nog de verkoop van het huis van S. Nu justitie beslag heeft laten leggen op het woonpand van S. in Sittard kan voorlopig geen geld uit de verkoop gehaald worden. Zelfs wanneer het beslag zou worden opgeheven, dan is er een nieuwe kink in de kabel. Woldring: ,,Wij hebben tot onze spijt moeten constateren dat er nog een flinke hypotheek op het huis rust." Vier ton. Dat zou de hoogte zijn van het bedrag dat Theo S. in totaal heeft verduisterd. Maar het werkelijke bedrag ligt zeer waarschijnlijk vele tonnen hoger. De interim-bewindvoerders, zo is uit betrouwbare bron vernomen, zijn bij hun eerste verkennende onderzoek al gestuit op een bedrag van tegen de twee ton, dat nog niet is uitbetaald vanaf mei dit jaar. Van enkele cliënten zouden huur, gas, licht en water niet zijn betaald. Dat heeft in een aantal gevallen zelfs geleid tot huisuitzetting. Het 'gat' van Theo S. wordt groter en groter. Waar is al dat geld gebleven? S. zegt het niet te weten. Woldring gelooft in die lezing. ,,Theo is helemaal in de war. Hij is ondergedoken en staat onder psychiatrisch toezicht. Soms zegt hij wat, maar dan weet ik niet wat hij bedoelt." De rasoptimist houdt de moed er nog in. ,,Theo heeft bij het beroepsonderwijs gewerkt, bij het ROC in Heerlen. Toen hij met de VUT ging, had hij het plan om geld te steken in betere beroepsopleidingen. Ik heb hem iets horen zeggen over een kappersopleiding, waar hij geld in zou gaan steken. Misschien zit het geld daar wel." En misschien ook niet. Dan gaat Theo S., die inmiddels is ondergedoken, moeilijke feestdagen tegemoet. Maar dat geldt in zeker niet mindere mate voor Claessens en alle andere slachtoffers van Theo S. Gepubliceerd op: 28.11.08 16:33, bijgewerkt op: 28.11.08 22:44
Pagina | 59
Bijlage 12 Beschermingsbewind biedt tevens de mogelijkheid voor vernietiging van overeenkomsten waaruit ongewilde financiële verplichtingen voortvloeien. Immers zoals ik hierna zal uitleggen, dient betrokkene voor iedere handeling die betrekking heeft op zijn onder bewind gesteld vermogen toestemming te vragen. Thans kan hij zonder problemen nog goederen bestellen bij Wehkamp etc. en derhalve nieuwe schulden maken. Wat is beschermingsbewind? Beschermingsbewind is net als ondercuratelestelling een beschermingsmaatregel. Beschermingsbewind is alleen minder zwaar. De gronden voor het beschermingsbewind zijn dan ook anders dan bij curatele. Ook de positie van de onderbewind gestelde en de bevoegdheden van de bewindvoerder komen niet overeen met de positie van de curandus en de bevoegdheden van de curator. Het is een vrijwillige regeling! De onder bewindstelling van meerderjarigen is geregeld in de artt. 1:431 BW tot en met 1:449 BW. Deze maatregel is bedoeld voor mensen die door hun lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of blijvend niet in staat zijn hun financiële belangen te behartigen. Uit art. 1:431 lid 1 BW blijkt ook dat een beschermingsbewind voor bepaalde en onbepaalde tijd kan worden ingesteld. Niet alle goederen van de betrokkene hoeven onder bewind gesteld worden. De kantonrechter kan kiezen om een bewind in te stellen over een of meer van de goederen, die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren. Onder goederen worden verstaan, niet alleen de stoffelijke dingen maar ook vermogensrechten van de betrokkene zoals uitkeringen of een hypotheek. Uit de woorden “zullen toebehoren” volgt dat de goederen die in de toekomst aan de betrokkene zullen toebehoren ook onder bewind kunnen vallen. Dus ook de jackpot van de staatsloterij valt dan meteen onder het bewind. Een verzoek tot onder bewindstelling, over een of meer goederen, kan op de eerste plaats worden aangevraagd door de betrokkene zelf. Ook het Openbaar Ministerie kan een verzoek tot onder bewindstelling doen. Op basis van art. 1:431 lid 2 BW kan een bewind, indien de betrokkene nog minderjarig is alvast worden ingesteld voor als deze persoon de meerderjarige leeftijd bereikt. Dit kan als verwacht wordt dat de minderjarige op het tijdstip dat hij meerderjarig wordt, door een bovengenoemde toestand, niet in staat is zijn financiële belangen tijdelijk of blijvend te behartigen. De onder bewindstelling is een vermogensrechterlijke beschermingsmaatregel voor degene die tijdelijk of langer niet over zijn vermogen kan beschikken. De kantonrechter is verplicht bij de benoeming van een bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende te volgen (art. 1:435 lid 3 BW). Ook rechtspersonen kunnen op basis van art. 1:435 lid 6 BW tot bewindvoerder worden benoemd. Met betrekking tot de onder bewindgestelde goederen wordt er een onderscheid gemaakt tussen beheershandelingen en beschikkingshandelingen. Art. 1:438 lid 1 BW geeft aan dat de betrokkene na de instelling van het bewind onbevoegd is beheershandelingen te verrichten. Beschikkingshandelingen met betrekking tot de onder bewindgestelde goederen kan hij slechts verrichten met medewerking van de bewindvoerder, of indien deze weigerachtig is, met machtiging van de kantonrechter (art. 1:438 lid 2 BW). Betrokkene kan niet langer beschikken over de onder bewindgestelde goederen. Onder “beschikken” wordt hier verstaan het vervreemden – verkopen of in eigendom overdragen - of met enig recht bezwaren van een of meer onder bewindgestelde goederen.54
54
Koens MJC, Vonken APMJ: Personen en familierecht Tekst en Commentaar 4 e druk Kluwer Deventer 2006. Pagina | 60
Beheershandelingen zijn handelingen voor het doen van gewone en dagelijkse ontvangsten en uitgaven die noodzakelijk zijn voor de huishouding van de betrokkene. De bewindvoerder zal, met het in acht houden van de belangen van de betrokkene, de beheershandelingen uitvoeren. Hoofdregel is dat de betrokkene alleen met de medewerking van de bewindvoerder over de onder bewindgestelde goederen kan beschikken. Dit geldt voor de navolgende handelingen: -
beschikken en aangaan van overeenkomsten tot beschikking over een onder het bewind staand goed, tenzij de handeling als een gewone beheerdaad kan worden beschouwd of krachtens rechterlijk bevel geschiedt;
-
een making of een gift waaraan lasten of voorwaarden zijn verbonden, aannemen;
-
geld lenen of de betrokkene als borg of hoofdelijk medeschuldenaar
verbinden;
-
overeenkomen dat een boedel, waartoe de betrokken gerechtigd is, tijd onverdeeld wordt gelaten;
voor
-
het aangaan van een overeenkomst tot het beëindigen van een geschil, tenzij het voorwerp van het geschil een waarde van €700,-- niet te boven gaat;
-
andere bij de instelling van het bewind of nadien aangewezen handelingen.
een
bepaalde
De bewindvoerder is verplicht bij de aanvang van het bewind zo spoedig mogelijk een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen op te maken (art. 1:436 lid 1 BW). Deze boedelbeschrijving dient te worden gedeponeerd op de griffie van het desbetreffende kantongerecht. In een boedelbeschrijving dient tenminste het navolgende te zijn opgenomen: -
een opgave van de saldi – met bewijsmiddelen - van alle bank-, giro- en spaarrekeningen ten name van de betrokkene;
-
een opgave van alle roerende en onroerende goederen van de betrokkene, evenals een opgave van die goederen waarin de betrokkene is gerechtigd.
Ook moet de bewindvoerder, tenzij de kantonrechter anders bepaalt, een aparte rekening openen voor de betalingen en ontvangsten die betrekking hebben op de onder bewind gestelde goederen (art. 1:436 lid 4 BW). De bewindvoerder is verplicht jaarlijks – tenzij de kantonrechter anders heeft bepaald – rekening en verantwoording te doen van het gevoerde bewind aan de betrokkene ten overstaan van de kantonrechter (art. 1:445 lid 1 BW). Aan het einde van het bewind dient de bewindvoerder eindrekening en verantwoording af te leggen. In art 1:448 lid 1 BW staat vermeld wanneer de taak van de bewindvoerder eindigt. Schorsing van de bewindvoerder is een voor de hand liggende voorziening tijdens de ontslagprocedure, indien bijvoorbeeld blijkt dat de bewindvoerder een aanzienlijk deel van de onder bewind gestelde goederen heeft verduisterd. Een dergelijke zaak speelt momenteel in Sittard met een bewindvoerder, die er van verdacht wordt gelden te hebben verduisterd van zijn cliënten. Naar aanleiding van deze zaak is kritiek ontstaan op de controle door de Rechtbank op het financiële handelen van bewindvoerders.
Pagina | 61
Bijlage 13 Verslagen van besprekingen heer Th die werd vergezeld door mevrouw S op maandag 2 februari 2009. Mevrouw S treedt alleen als chauffeuse op en heeft verder geen relatie met de heer Ths. Op mijn vraag wat de heer Th zich voorstelde van de WSNP, was hij duidelijk. Enkele vrienden van hem zitten ook in de WSNP en hebben hem verteld dat ze na drie jaren schuldenvrij zijn omdat hen dan alles wordt kwijtgescholden! De heer Th is thans volledig geïnformeerd over de gang van zaken betreffende WSNP met name het zoeken naar werk en de baan ook houden is voor hem zeer belangrijk. Th zit sinds oktober 2006 in de WW. Hij heeft gezocht maar kan geen baan vinden en dus ook geen vooruitzichten op een baan. Maar, hij gaat daar nu wel iets aan doen. Hij heeft vroeger gewerkt in de schoonmaakbranche, de bouw en bij DSM in de isolatie. Toen verdiende hij 24oo gulden per maand. Maar omdat zijn vrouw een gat in haar hand had bleef hier niets van over. Op donderdag werd het geld bijgeschreven en op zaterdag was het al weer op. Hij heeft haar hier nooit op aangesproken en heeft ook niets ondernomen om dit te voorkomen. Th heeft dit altijd goed gevonden vanwege de rust in zijn huwelijk. Zijn ex-echtgenote bestelde veel via postorderbedrijven. Zo kwam hij op een dag thuis en stond daar een gloednieuwe TV en een nieuwe laptop, allemaal besteld via internet. Terwijl men het volgens hem niet nodig had. Op mijn vraag of hij de spullen dan niet had kunnen terugsturen, kreeg ik weer hetzelfde antwoord. Hij wilde geen ruzie met zijn vrouw en heeft alles goed gevonden. Ook in de echtscheidingsprocedure heeft mevrouw, men woonde gescheiden, voor vele euro‟s spullen besteld en de rekeningen niet betaald. Th heeft, zo zegt hij ook deze schulden maar op zich genomen om zodoende te voorkomen dat zijn kinderen niet goed konden verder leven. Hij heeft er nooit aan gedacht om de schulden te delen bij echtscheiding, hij wilde rust in de tent! Geruime tijd mag Th zijn kinderen niet meer zien, dit zit hem dwars en wil een procedure waarbij zijn ex een werkstraf opgelegd krijgt als ze hem de kinderen niet laat zien? Hij heeft dit op TV gezien. Zij ex, die een straat verder woont, heeft ongeveer 10x de politie naar hem toegestuurd. Variërend van een aanwezige wietplantage, hij zou kinderen opsluiten, zijn hond zou niet goed worden verzorgd, hond was van zijn schoonzuster etc. etc. Zijn schoonfamilie blijft hem opzoeken en lastigvallen Th zegt dat zijn ex jaloers was omdat hij toen een nieuwe vriendin had. Wat de schulden betreft is Th stellig. Alle schulden zijn door zijn ex gemaakt en hij heeft deze schulden overgenomen om zijn vrouw en kinderen schuldenvrij verder te laten leven. Zelfs de bruiloft is op verzoek van de vrouw gefinancierd met een lening van de Finatabank. Sinds de geboorte van de kinderen is het steeds slechter gegaan in het huwelijk, ex had ten tijde van het huwelijk 2 vrienden en dat was teveel voor Th die toen de echtscheiding heeft aangevraagd. Vele schulden zijn van postorderbedrijven en torenhoge rekeningen bij diverse telefoonproviders, dit alles is de schuld van zijn ex. Th betaalt, dacht hij 362 euro huur per maand. Hij woont in een appartement. Hoopt dat hij hier kan blijven wonen en dat de ontruiming kan worden voorkomen. Hij kan naar de woningstichting geen gebaar maken om uitzetting te voorkomen. De openbare dronkenschap met vechtpartij, waarvan de boete nog openstaat, was een vergissing. Hij komt nooit in een café en koopt het bier bij de Aldi. Hij hoopt dat hij wordt toegelaten tot de WSNP waardoor dan de uitzetting en de openbare verkoop van zijn inboedel wordt voorkomen. Hij heeft een oude TV en een oude computer thuis staan. Dat zou alles van waarde zijn. Th heeft geen auto. Ook heeft hij op dit moment geen relatie. Th zegt dat hij vanaf nu er alles aan gaat doen om werk te vinden. Th gaat akkoord met de met hem besproken procedures, voorkoming uitzetting en aanvraag WSNP traject. Th is niet bekend met de mogelijkheden die de gemeente Maastricht aanbiedt in samenwerking met Kredietbank Maastricht, 2 februari 2009. de heer Kr die werd vergezeld door Femke R Raad en Daad op dinsdag 20 januari 2009 Mevrouw B, de vriendin moest op haar kind letten en was daarom afwezig. Mevrouw R had ‟s morgens telefonisch verzocht om de afspraak te verzetten omdat Kr ziek was. Ze vertelde bij binnenkomst dat Kr niet ziek was maar dat zij eigenlijk geen tijd had. Mevrouw R adviseert de familie en wil gaan starten met het inventariseren van de schulden, terwijl deze al bekend zijn bij BBL. Partijen zijn niet gehuwd, nooit gehuwd geweest en hebben 2 kinderen, 2,5 en 6 jaar oud. Men woont in een huurhuis van woonpunt. Partijen zitten qua schuldhulpverlening bij BBL Maastricht. De bewindvoerder heeft dit kantoor ingeschakeld om hulp te bieden bij de financiële problemen. Daartoe is de familie een aantal malen schriftelijk opgeroepen. Maandag 21 juli 2008 om 15.00 uur: door fam. Schriftelijk Geannuleerd, Kr ziek, nieuwe afspraak Maandag 11 augustus 2008 om 11.00 uur, niet afgemeld, niet verschenen! Maandag 25 augustus 2008 om 11.00 uur, niet afgemeld, niet verschenen. Kr kan zich deze uitnodigingen niet meer herinneren. Mevrouw R merkt op dat de brieven ook niet aangetekend verzonden zijn!!! Pagina | 62
In -
deze 3 uitnodigingen is telkens aan de familie verzocht de navolgende stukken te overhandigen: kopie geldig legitimatiebewijs kopieën van de laatste inkomens- en/of uitkeringspecificaties van al Uw inkomsten kopie beschikking huurtoeslag 2008 (voor- en achterkant) kopie beschikking zorgtoeslag 2008 (voor- en achterkant) kopie beschikking voorlopige teruggave heffingskortingen kopie huurspecificatie kopie ziekenfondspolis kopieën van Uw bankafschriften van de laatste 4 weken bewijsstukken van ALLE schulden
Stukken zijn tot op vandaag niet aangeleverd, Kr weet niet waarom. Alles ligt toch bij BBL. Op 22 september 2009 heeft de familie een brief ontvangen van dit kantoor dat getracht is een schuldbemiddeling tot stand te brengen middels een minnelijk traject, doch dat dit wordt beëindigd wegens onvoldoende medewerking van de familie. Dit is ook schriftelijk gemeld aan BBL Maastricht. Op deze brief heeft Kr cs nooit gereageerd. Hij beweert zelfs dat hij de brief nooit gezien heeft. Ervan uitgaande dat het waar is wat Kr vertelt, dat hij de uitnodigingen alsmede de afwijzingsbrief niet heeft ontvangen, waarom heeft hij dan tot 15 januari 2009 nooit contact gezocht met dit kantoor voor het maken van een nieuwe afspraak? Wederom heeft de heer Kr geen antwoord. Op 15 januari 2009 wordt Kr door deurwaarder Haenen middels exploit in kennis gesteld van de voorgenomen ontruiming op 6 februari op verzoek van Woonpunt. Dit is reden voor Kr om contact op te nemen met dit kantoor om de ontruiming te voorkomen. In augustus 2008 is K tegen een rol staal op zijn werk gelopen en in de ziektewet terechtgekomen. Op 8 oktober is hij weer hersteld verklaard. Werkte als uitzendkracht bij flexpoint. Doch dan breekt volgens hem de kredietcrisis aan en gaat hij niet meer naar het werk???? Ook gaat hij niet naar het UWV voor een WWuitkering of het werkplein voor een bijstandsuitkering. Mevrouw R zegt dat meneer toen in de war was. Tot op heden heeft hij nog geen ww of bijstandsuitkering aangevraagd. Waarom, is Kr niet bekend. Op de vraag waar hij van leeft deelt hij mij mede: dankzij giften van ouders en vrienden. Waarom hij geen uitkering heeft aangevraagd weet hij niet. Hij heeft dus vanaf 8 oktober geen inkomen of uitkering. BBL heeft vanaf die dag ook geen mogelijkheden om de schulden af te lossen, ergo men heeft zijn leefgeld stopgezet. Meneer verwacht wel dat BBL de afspraken over afbetaling nakomt??? Partner B werkt ook niet. Heeft vroeger wel gewerkt bij de C1000. heeft ook geen uitkering. Staat ingeschreven bij uitzendbureaus maar solliciteert niet omdat ze de kinderen moet opvoeden. De schulden zijn voor zover thans bekend ongeveer 35ooo euro groot. Van enkele schuldeisers zijn de bedragen nog niet binnen. Terwijl de schulden thans alleen maar oplopen omdat er geen aflossing plaatsvindt. Kr schrikt als ik hem vertel dat er nog voor zo‟n 2000 euro aan boetes openstaat. Hij dacht dat BBL dit zou aflossen? Hij is wel bang dat hij opgehaald gaat worden door de parketpolitie. De meeste schulden zijn bij Kr bekend, alleen de hoogte is hem niet bekend. Men woont sinds 98 samen en heeft thans 2 kinderen. In 2005/2006, exacte datum weet hij niet meer heeft hij een uitkering aangevraagd? Kr heeft als uitzendkracht gewerkt en mevrouw B heeft als uitzendkracht een paar weken gewerkt. Kr vertelde dat hij thans geen auto meer heeft. De huur bedraagt 440 euro per maand, achterstand ruim 3000 terwijl de huur vanaf oktober 2008 niet meer betaald wordt. Mevrouw R wil samen met Kr voor 1.2.2009 een betalingsregeling treffen met Woonpunt. Op mijn vraag waar dit dan uit wordt betaald blijven zij het antwoord schuldig. Het gedrag van Kr en zijn vriendin hebben er niet voor gezorgd dat de ontstane problemen op een redelijke manier zijn op te lossen. Omdat men geen uitkering o.i.d. heeft is een regeling met woonpunt nagenoeg onmogelijk. Het achterwege blijven van initiatieven van Kr en B om inkomen te genereren zijn de oorzaak van de huidige situatie. Kr heeft geen enkel idee op welke manier Woonpunt voor hem een uitzondering zou moeten maken. Als het zover is dan zorg ik wel dat mijn vrouw en kinderen ergens kunnen wonen en slapen en ik zorg wel voor me zelf. De schulden en geen aflossing zijn ook de reden dat het voorkomen van de ontruiming bijna onmogelijk wordt. Ook het wsnp traject is niet zonder meer haalbaar. Heb Kr duidelijk uitgelegd wat van hem wordt verwacht als hij toegelaten zou worden tot de wnsp. Van mevrouw R mag ik niets verwachten, zegt zij. Zij gaat inventariseren. De heer Kr zit heel apathisch aan tafel, heeft geen oplossing voor de ontruiming, kan zich niet veel herinneren. Omdat Kr totaal geen inzet en medewerking toonde heb ik met hem afgesproken, mede ook gelet op de komende ontruiming, dat hij met mevrouw R de zaak moest doornemen en dat hij dan vandaag tot 19.30 uur alle ontbrekende stukken mocht komen brengen op ons kantoor. Mocht hij niets brengen dan wordt dit vertaald als “ik stel geen prijs meer op werkzaamheden van dit kantoor” R en Kr gingen hier mee akkoord. Om 19.30 uur constateer ik dat de heer Kr geen stukken heeft gebracht. Maastricht, 20 januari 2009. 25 februari 2009 Gesprek met mevrouw S- B uit Maastricht. De heer S is helaas wegens ziekte afwezig (5x hersenbloeding) De heer en mevrouw S wonen in een woonwagen in Heer aan de ……straat. Pagina | 63
Enige tijd geleden is bij noodweer kortsluiting ontstaan in het elektriciteitsnetwerk. Alle elektrische apparaten zijn hierdoor kapot en niet meer te repareren. Van de gemeentelijke sociale dienst heeft men niets te verwachten, als woonwagenbewoner is er geen maatschappij die hun inboedel verzekert. De aanschaf van nieuwe apparaten van koffiezetapparaat tot diepvries, ijskast, televisie, radio, stofzuiger is verlopen via Neckermann en Wehkamp. Men heeft daarna nog een verzoek ingediend bij de kredietbank doch daar is men geweigerd. Vervolgens heeft men de stap gezet naar budgetbeheer limburg maar de schulden worden niet minder. De heer en mevrouw S zijn blij dat er nu hulp is en ze hopen snel uit de problemen te zijn. Mevrouw heeft de informatiemachtiging en de overeenkomst minnelijk traject schuldhulpverlening getekend en heeft de formulieren meegenomen om te laten tekenen door haar man. Zij levert morgen de formulieren in samen met een kopie van zijn paspoort. De kredietbank heeft haar doorverwezen. Maastricht, 25 februari 2009 4 maart 2009. Gesprek met mevrouw Anna Maria H uit Maastricht. Mevrouw is weduwe en leeft van een Duits pensioen van 90 euro per maand. Haar verdere inkomen, te weten SVB uitkering 661,04 alsmede de zorg en huurtoeslag worden rechtstreeks overgeboekt naar BBL. Mevrouw zegt al heel veel jaren door BBL haar financiën te laten verzorgen. Zij begrijpt niet hoe het mogelijk is dat na zoveel jaren de schuld niet minder is geworden. Hoe kan dit vraagt ze maar telkens. Mevrouw kan niet lezen en schrijven en stuurt post die ze nog krijgt meteen door naar BBL. Ze is van mening dat al veel schulden betaald zouden zijn. Mevrouw is blij dat er nu een ander traject geopend gaat worden want zoals het nu gaat, gaat het niet meer langer zegt ze. Zij hoopt nu snel van haar schulden af te zijn. Mevrouw heeft de informatiemachtiging en de overeenkomst minnelijk traject schuldhulpverlening getekend alsmede een kopie id-kaart overgelegd.Omdat mevrouw niet kan lezen en schrijven is het intakeformulier persoonsgegevens SHV niet ingevuld. Mevrouw zegt dat BBL na al die jaren alles al weet en dat alle stukken die wij nodig hebben ook bij BBL liggen De kredietbank heeft haar geweigerd en door gestuurd naar BBL. Maastricht, 4 maart 2009. 25 februari 2009 Gesprek met de heer J van A uit Heer Maastricht. De heer van A is werkloos en verwacht binnenkort opgeroepen te worden voor de wia keuring. Hij zelf denkt niet afgekeurd te worden,. Heeft wel hartinfarct gehad. Cliënt is op 24 april 2008 geschieden na 18 jaar gehuwd te zijn geweest. Ex werkt voor 27 uur per week, is een vrijwillige keus en de man betaalt alimentatie voor haar. Man heeft oud autootje Fiat 950 nauwelijks waarde. Man is van beroep chauffeur maar wil door zijn hartinfarct niet meer op zware vrachtwagens rijden, hij wil als hem dit weer overkomt geen andere slachtoffers maken. Is nu bezig met werk zoeken op kleine vrachtauto. Loopt nu een sollicitatie bij kringloopwinkel via de Maasgroep reïntegratie De problemen zijn ontstaan bij de echtscheiding in 2007, er zijn geen kinderen. Het huis is gedwongen verkocht met verlies. De overige schulden waar telkens JWR van Uden bijstaat zijn hem niet of nauwelijks bekend. Man hoopt snel van zijn schulden af te zijn. Vind wel dat het allemaal veel te lang duurt. Hoe is het mogelijk dat de schulden oplopen? Met de kredietbank Limburg heeft hij geen afspraak kunnen maken, hij weet niet waarom. Man heeft de informatiemachtiging en de overeenkomst minnelijk traject schuldhulpverlening getekend. Maastricht, 25 februari 2009 11 maart 2009. Gesprek met de heer van der ht en mevrouw Ja.. Cliënten hebben hun twee kinderen bij zich. Het zoontje is meervoudig gehandicapt en is zeer nadrukkelijk aanwezig tijdens het gesprek en krijgt daardoor enkele malen een corrigerende tik. Cliënten zijn niet verbaasd dat er geen akkoord is gesloten kunnen worden. Na mijn uitleg over het thans te volgen traject zegt de heer van der H dat hij wel eens wil zien wat hij straks allemaal zal moeten gaan doen. Hij gaat niet werken want hij is vrijgesteld van werk etc. etc. Hij vindt ook dat het allemaal wel erg lang duurt. Voor cliënten is het te volgen traject duidelijk en zij overhandigen mij als slot van dit gesprek een zak vol met rekeningen en brieven van deurwaarders met verzoek dit voor hen af te handelen. Maastricht, 11 maart 2009 11 maart 2009. Gesprek met de heer M Ba. Cliënt heeft zijn vriendin Al S en hun baby van 7 maanden meegenomen. Cliënt schrikt van de hoogte van de schulden, hij had gedacht dat het veel minder zou zijn. Vriendin heeft ook schulden ongeveer 3000 euro Beiden hebben geen werk en krijgen samen een WWB uitkering. Client zegt: ik was jong en dan let je niet zo op je rekeningen. De schulden zijn hem bekend maar niet de hoogte. Er is nu meer schuld dan bij aanvang Hij heeft weer een nieuwe Pagina | 64
schuld gemaakt. Heeft met een geleende auto gereden, door politie aangehouden omdat de 2 banden versleten waren. €175,00 boete. Cliënt en vriendin hebben geen werk. Cliënt heeft moeite met lezen en schrijven en heeft daar een cursus voor gevolgd maar werk vinden lukt hem niet. Vriendin is thuis en moet voor de baby zorgen. Client heeft de informatiemachtiging en de overeenkomst minnelijk traject schuldhulpverlening getekend. Van de mogelijkheden via de kredietbank Limburg is hen niets bekend Maastricht, 11 maart 2009
Pagina | 65
Bijlage 14
Pagina | 66