PERSONEN IN FINANCIËL E MOEILIJKHEDEN : PROFIELEN ? Colloquium van het Observatorium Krediet en Schuldenlast, 5 december 2013, Brussel
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden? Romain Duvivier, Economist, Observatorium Krediet en Schuldenlast
De tekst die ik tijdens het eerste deel van dit colloquium1 heb voorgesteld, belichtte een aantal sociaaleconomische kenmerken van de huishoudens in financiële moeilijkheden. Sommige van deze kenmerken waren positief gecorreleerd met de score 'financiële moeilijkheden', terwijl andere kenmerken deze score negatief beïnvloedden. Stijgingen van het inkomen, van het opleidingsniveau en/of de leeftijd leidden allemaal tot een vermindering van de score 'financiële moeilijkheden'. Omgekeerd waren het feit van alleenstaande te zijn, het aantal kinderen en het gebrek aan een beroepsactiviteit positief gecorreleerd met de mate van financiële problemen en konden deze elementen, tot op zekere hoogte, de meer of minder sterke kwetsbaarheid van de huishoudens voor overmatige schuldenlast verklaren. Deze variabelen verklaarden echter slechts gedeeltelijk de verschillen in de mate van financiële moeilijkheden van de respondenten. Wij concludeerden dat slechts 34,7% van de verschillen in de mate van financiële moeilijkheden verklaard werd door de verschillen in verklarende variabelen die in de analyse gebruikt werden. Welke andere variabelen kunnen in aanmerking genomen worden om een beter inzicht te krijgen in de kwetsbaarheid van de respondenten voor financiële problemen? We hebben ervoor gekozen om de verbanden te analyseren tussen de financiële moeilijkheden van de huishoudens en drie categorieën van variabelen die door de literatuur als relevant worden beschouwd: de schuldenlast van de huishoudens, hun mate van financiële geletterdheid en financiële kennis en hun vermogen om een budget te beheren. Kunnen de kenmerken van de schuldenlast van particulieren met betrekking tot krediet de financiële moeilijkheden verklaren waarmee bepaalde huishoudens kampen? Mogen we er met andere woorden van uitgaan dat er een correlatie bestaat tussen de schuldenlast van de respondenten met betrekking tot krediet en hun mate van financiële moeilijkheden? En dragen de financiële geletterdheid of de inspanningen van de huishoudens om hun budget beter te beheren ertoe bij dat ze minder kwetsbaar zijn voor financiële moeilijkheden? Het zijn deze vragen die deze presentatie zal trachten te beantwoorden.
1. Financiële moeilijkheden en schuldenlast inzake krediet: is er een verband? 1.1. Schuldenlast inzake krediet: kenmerken voor personen in financiële moeilijkheden? De tabellen hieronder bevatten een reeks indicatoren van enerzijds de omvang van de kredieten die de respondenten zijn aangegaan (tabel 1) en anderzijds de druk die deze kredieten uitoefenen op het budget van de huishoudens (tabel 2). Brengen deze indicatoren bepaalde kenmerken van de personen in financiële moeilijkheden aan het licht?
1
Zie "De huishoudens in financiële moeilijkheden welke sociaaleconomische profielen" (R. Duvivier). -1-
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
Tabel 1 toont dat naarmate de financiële moeilijkheden van de huishoudens toenemen enerzijds het percentage respondenten met een hypothecair krediet daalt (rij 1) en anderzijds het percentage respondenten met consumentenkrediet stijgt (rijen 2 en 3). Terwijl van de respondenten in zware financiële moeilijkheden één persoon op vier een hypothecair krediet heeft, heeft meer dan één persoon op twee geen tot matige financiële moeilijkheden. 68,8% van de respondenten die aangaven met zeer zware financiële moeilijkheden te kampen, heeft andere consumentenkredieten dan kredietopeningen met kaarten en 47,5% heeft minstens één kredietopening met kaart. Deze percentages zijn respectievelijk 24,2% en 21,5% voor de groep personen die aangaven weinig of geen financiële moeilijkheden te hebben. Er zijn ook intergroepsverschillen als we kijken naar het gemiddelde aantal lopende consumentenkredieten. De respondenten die aangaven zeer zware financiële moeilijkheden te hebben, hebben gemiddeld 2,19 consumentenkredieten tegenover een gemiddelde van 0,59 krediet voor de personen die aangaven weinig of geen financiële moeilijkheden te hebben. Het soort krediet dat de respondenten zijn aangegaan en het aantal contracten verschillen dus sterk naargelang hun mate van financiële moeilijkheden.
Tabel 1 - Kredieten die de respondenten zijn aangegaan naargelang hun mate van financiële moeilijkheden Mate van financiële moeilijkheden
Totaal van de respondenten2
Weinig of geen
gemiddeld tot matig
Zwaar
Zeer zwaar3
(1) Percentage respondenten met een lopend hypothecair krediet
51,0%
55,1%
35,1%
26,6%
47,9%
(2) Percentage respondenten met minstens één kredietopening met kaart
21,5%
32,5%
51,2%
47,5%
34,4%
(3) Percentage respondenten met minstens één ander soort consumentenkrediet
24,2%
42,5%
65,2%
68,8%
43,1%
0,59
1,04
1,88
2,19
1,14
(4) Gemiddeld aantal consumentenkredieten4
De in tabel 1 vermelde metingen geven alleen informatie over het aantal en de soorten kredieten. Het loutere feit bijvoorbeeld dat iemand een kredietopening heeft, leert ons niet veel, want als er niets wordt opgenomen, is er geen aflossing verschuldigd en zal er geen interest berekend worden. Verder geeft het feit dat een respondent drie kredieten heeft geen informatie over de bedragen die hij daadwerkelijk iedere maand moet betalen om ze af te 2
De kolom "totaal van de respondenten" verwijst naar statistieken over alle personen die de enquête beantwoord hebben en niet over subgroepen van respondenten zoals de andere kolommen van de tabel 3 Personen in zeer zware financiële moeilijkheden vormen een subgroep van de personen in zware financiële moeilijkheden. Deze subgroep bestaat uit 11% van de respondenten die aangaven met de hoogste mate van financiële moeilijkheden te kampen. De personen in zeer zware financiële moeilijkheden behaalden meer dan 90 op 100 op de score 'financiële moeilijkheden'. 4 Het lage gemiddelde aantal voor huishoudens met weinig of geen financiële moeilijkheden suggereert dat de huishoudens, in hun antwoorden, niet vinden dat de mogelijkheid om op een rekening in het rood te gaan een vorm van consumentenkrediet is. In feite heeft een grote meerderheid van de huishoudens deze vorm van krediet. Het gemiddelde aantal dankzij de enquête gemeten kredieten is wellicht een onderschatting van het waargenomen gemiddelde aantal van de bevolking -2-
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
lossen. Om inzicht te krijgen in de variabelen die de kwetsbaarheid van de huishoudens voor financiële moeilijkheden verklaren, kan het interessant zijn aanvullende indicatoren aan te wenden die beoordelen in welke mate de kredieten op het budget van de huishoudens wegen. Dit is wat in tabel 2 hieronder wordt voorgesteld. Deze tabel houdt alleen rekening met de respondenten die minstens één maandelijkse kredietaflossing hebben. De eerste rij van tabel 2 geeft een ratio die traditioneel gebruikt wordt om de kredietwaardigheid van een huishouden te beoordelen: de verhouding tussen de totale maandelijkse aflossingen voor leningen en het inkomen. Deze ratio neemt toe met de mate van financiële moeilijkheden waarmee respondenten zeggen te kampen. Personen in zeer zware financiële moeilijkheden besteden 42,83% van hun inkomen aan het aflossen van leningen tegenover slechts 21,31% voor personen met weinig of geen financiële moeilijkheden. De tweede rij van tabel 2 geeft een bijzonder interessante indicator om te beoordelen in welke mate het aflossen van leningen op het budget van de huishoudens weegt: het equivalente inkomen min de maandelijkse aflossingen5. Deze variabele geeft ons het beschikbaar inkomen na betaling van de maandelijkse aflossingen maar rekening houdend met de gezinssamenstelling. De gezinssamenstelling wordt volgens dezelfde logica in aanmerking genomen als het equivalente inkomen dat aan bod kwam tijdens de eerste presentatie6. Wanneer dus de maandelijkse aflossingen zijn afgetrokken, is het beschikbare equivalente inkomen voor personen die aangaven weinig of geen financiële moeilijkheden te hebben 1.555,96 euro tegenover slechts 693,7 euro voor personen die aangaven zeer zware financiële moeilijkheden te hebben. Huishoudens die aangaven gemiddelde tot matige financiële moeilijkheden te hebben, hebben een equivalent inkomen min aflossingen van 1170 euro, dit is 68,8% meer dan personen die aangaven zeer zware financiële moeilijkheden te hebben. De mate waarin het aflossen van leningen op het inkomen van de huishoudens weegt, heeft ongetwijfeld een negatieve invloed op hun koopkracht en verklaart de intensiteit van de financiële moeilijkheden waarmee zij kampen.
5
Om deze variabele te creëren, berekenen wij eerst het verschil tussen het inkomen en de maandelijkse aflossingen. Dit inkomen min afbetalingen van leningen wordt dan gedeeld door de equivalente grootte van het gezin. 6 Het begrip 'equivalent inkomen' helpt om de inkomens van verschillende huishoudens te vergelijken door een correctie toe te passen voor hun respectieve groottes. De door ons gekozen correctiefactor wordt vaak gebruikt door de OESO. Het aan elk lid van een huishouden toegekende gewicht, is gebaseerd op de volgende criteria: een gewicht van 1 aan de eerste volwassene; 0,5 aan elk ander lid van 14 jaar en ouder en 0,3 aan kinderen jonger dan 14 jaar. Door de aan de verschillende individuen van een huishouden toegekende gewichten op te tellen, verkrijgen we de equivalente grootte van het huishouden. Het equivalente inkomen van een huishouden wordt verkregen door het totale inkomen van het huishouden te delen door de equivalente grootte van het huishouden. Zo zal het equivalente inkomen van een alleenstaande met een totaal inkomen van 1.500 euro 1.500 euro zijn. Ditzelfde inkomen zal echter nog slechts een equivalent inkomen van 1.000 euro (= 1500/[1+0,5]) geven voor een alleenstaande met één kind ouder dan 14 jaar. Het equivalente inkomen min aflossingen van leningen volgt eenzelfde logica. Als een koppel bestaande uit twee volwassenen plus één kind ouder dan 14 jaar een inkomen heeft van 2.500 euro en maandelijks 500 euro moet afbetalen, dan bedraagt het equivalente inkomen min maandelijkse aflossingen 1.000 euro (= [(2500-500) / (1 + 0,5 + 0,5)]) -3-
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
Tabel 2 - De mate waarin de aflossing van een lening weegt op het budget van de huishoudens met lopende kredieten naargelang de mate van financiële moeilijkheden 7 Mate van financiële problemen Weinig of geen (1) Verhouding tussen de totale maandelijkse 21,31% afbetalingen en het inkomen. (2) Het equivalente inkomen min de maandelijkse 1555,96 € aflossingen (3) Totaal bedrag van de maandelijkse aflossingen voor 689.17 € leningen (gemiddelde)
gemiddeld tot matig
Zwaar
Zeer zwaar
Totaal van de respondenten
30,55%
40,29%
42,83%
31,28%
1170,61 €
780,05 € 693,67€
1147,93€
800.80 €
741.47 € 802.73 €
749.81 €
De laatste rij van tabel 2 vergelijkt het totale aflossingsbedrag naargelang de mate van financiële moeilijkheden. Merk op dat personen in gemiddelde tot matige financiële moeilijkheden gemiddelde maandelijkse aflossingen hebben die iets hoger liggen dan het gemiddelde van het totaal van de respondenten en die aanleunen tegen die van de subgroep van personen in zeer zware financiële moeilijkheden. Dat zij daarin slagen komt doordat zij een hoger inkomen hebben dan de personen met grotere moeilijkheden (zie tweede rij van tabel 2). Het lijkt ons geen foute redenering dat wij, bij de personen in zware of zeer zware financiële moeilijkheden, een groot aantal personen aantreffen met sociaaleconomische kenmerken die vergelijkbaar zijn met die van de personen met gemiddelde tot matige moeilijkheden maar die geconfronteerd worden met een hogere leninglast in verhouding tot hun inkomen, hetzij door een daling in hun inkomen, hetzij door de toekenning van een nieuw krediet waardoor het totaal van hun maandelijkse aflossingen stijgt. In beide gevallen is het resultaat hetzelfde: de aflossingen van leningen worden te hoog in verhouding tot het inkomen van de huishoudens. 1.2. Multivariate analyse: wat is het specifieke effect van de variabelen die de schuldenlast weerspiegelen? Tabel 3 hieronder toont de resultaten van een lineaire regressieanalyse die vergelijkbaar is met de analyse die behandeld wordt in een andere bijdrage aan dit colloquium 8 , maar met toevoeging van een aantal variabelen die informatie verstrekken over de kenmerken van de schuldenlast van de respondenten met betrekking tot krediet: het hebben van minstens één lopend hypothecair krediet, het aantal kredietopeningen en het aantal andere consumentenkredieten dan kredietopeningen. Daarnaast hebben we ook twee inkomensmetingen geïntroduceerd: het equivalente inkomen (reeds gebruikt in mijn eerste presentatie) en het equivalente inkomen min de maandelijkse aflossingen (zoals weergegeven in tabel 2 hierboven). Wij vergelijken hier twee inkomensmetingen om na te gaan welke van beide het best de mate van financiële moeilijkheden van de respondenten verklaart. De variabelen die tijdens onze eerste multivariate analyse niet-significant bleken, werden niet meer gebruikt.
7 Voor de berekening van dit rapport hebben wij alleen de personen in aanmerking kunnen nemen die lopende kredieten hebben, namelijk 2180 respondenten 8 Zie "De huishoudens in financiële moeilijkheden: welke sociaaleconomische profielen" (R. Duvivier) -4-
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
Vergeleken met de eerste raming heeft de invoering van de nieuwe variabelen de aangepaste R² aanzienlijk doen toenemen; deze bedraagt nu 46,9% (in plaats van 34,7% voordien). Samen verklaren de gebruikte variabelen dus een veel groter deel van de verschillen in de score 'financiële moeilijkheden'. De variabelen die de schuldenlast met betrekking tot krediet weerspiegelen spelen dus een duidelijke rol in de verklaring van de bestudeerde problematiek. De leeftijd bleek in de vorige presentatie significant, maar heeft slechts een beperkte impact en wordt nu niet-significant. Als we rekening houden wordt met de kenmerken van de individuen die in tabel 3 hierboven zijn toegevoegd, dan is de leeftijd niet meer gecorreleerd met de financiële moeilijkheden. De negatieve correlatie die naar voren kwam, is te verklaren door het feit dat de variabele "leeftijd" andere kenmerken van de individuen weerspiegelde die de financiële moeilijkheden verklaarden en die leeftijdsafhankelijk waren. Van onze twee inkomensmetingen blijkt alleen het equivalente inkomen min de maandelijkse aflossingen statistisch significant. Het spreekt vanzelf dat het equivalente inkomen en het equivalente beschikbare inkomen na de maandelijkse aflossingen twee sterk gecorreleerde variabelen zijn. Het hier verkregen resultaat betekent dat het inkomen min de aflossingen voor een lening, in vergelijking met de andere inkomensmeting, veel beter de meer of minder sterke kwetsbaarheid van de huishoudens voor financiële moeilijkheden kan verklaren.
Tabel 3 - Multivariate analyse 2: toevoeging van variabelen die de schuldenlast met betrekking tot krediet weerspiegelen A (NietBèta N = 2506 pgestandaardiseerde (Gestandaardiseerde Test t waarde coëfficiënten) coëfficiënten) Aangepaste R² = 0,469 (Constante) 62,144 22,789 0,000 Leeftijd -0,058 -0,025 -1,604 0,109 Het feit van alleenstaande 7,879 0,133 8,350 0,000 te zijn Het aantal kinderen 1,084 0,045 2,662 0,008 Het opleidingsniveau -4,799 -0,110 -6,433 0,000 Het feit van geen 13,303 0,183 10,734 0,000 beroepsactiviteit te hebben Het equivalente inkomen 0,001 0,036 0,969 0,333 Het equivalente inkomen min de maandelijkse -0,014 -0,346 -9,414 0,000 aflossingen Het feit van minstens één hypothecair krediet te -4,113 -0,073 -3,772 0,000 hebben Het aantal kredietopeningen 0,126 8,208 0,000 4,075 met kaart Het aantal andere 0,262 16,336 0,000 8,750 consumentenkredieten
Bij de variabelen die de schuldenlast van de particulieren weerspiegelen, zijn zowel het aantal kredietopeningen als het aantal andere consumentenkredieten positief gecorreleerd met de -5-
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
mate van financiële moeilijkheden van de huishoudens. De niet-gestandaardiseerde coëfficiënten9 in verband met het "aantal kredietopeningen met kaarten" en het "aantal andere consumentenkredieten" zijn respectievelijk 4.075 en 8.750. Zo zal een persoon met twee kredietopeningen en één ander consumentenkrediet een score voor 'financiële moeilijkheden' hebben die, gemiddeld genomen en op een maximum van 100, 16.9 punten hoger [= (2*4.075) 8.75] ligt in vergelijking met een persoon met dezelfde kenmerken maar zonder consumentenkrediet. Het feit van een lopend hypothecair krediet te hebben zal daarentegen een negatieve invloed hebben op de mate van financiële moeilijkheden van de respondenten. Dit resultaat kan contra-intuïtief lijken. Huishoudens met een hypothecair krediet moeten immers maandelijkse aflossingen doen die een negatieve invloed hebben op het budget van het huishouden. We hadden dus mogen verwachten dat het hypothecair krediet een positieve invloed zou hebben op de financiële moeilijkheden van de huishoudens. Dit effect wordt echter reeds in aanmerking genomen door de variabele "equivalent inkomen min de maandelijkse aflossingen" die, gemiddeld en terwijl alle andere elementen gelijk blijven, lager zou moeten zijn voor huishoudens met een lopend hypothecair krediet. Hoe kunnen we verklaren dat het hebben van een hypothecair krediet de financiële moeilijkheden van de huishoudens vermindert? We kunnen aannemen dat respondenten die een hypothecair krediet verkregen hebben, een aantal kenmerken delen die hun kwetsbaarheid voor financiële moeilijkheden verminderen. De in onze analyses verkregen impact voor de variabele "hypothecair krediet" weerspiegelt dus het feit dat hypothecaire kredietnemers de kenmerken van "goede kredietnemers" delen.
2. Financiële moeilijkheden en financiële geletterdheid: is er een verband? 2.1. De definitie van financiële geletterdheid We hebben voor de term "financiële geletterdheid" gekozen als vertaling voor de Angelsaksische term "financial literacy" die gewoonlijk in de literatuur over dit onderwerp gebruikt wordt. De Franstalige studies over krediet en financiële aangelegenheden hebben het vaak over "connaissances financières" (financiële kennis). Volgens ons is deze term simplistisch en bestrijkt hij niet alle domeinen die onder de term "financiële geletterdheid" vallen. Wij gaan er dus van uit dat financiële kennis een subdomein van "financiële geletterdheid10" is. De term "financiële educatie" wordt ook soms gebruikt, maar deze term verwijst niet naar de toestand van de financiële kennis en vaardigheden van een individu. Financiële educatie duidt op een proces tijdens welk de financiële kennis en vaardigheden verworven kunnen worden. Voor een overzicht van de definities van financiële geletterdheid die in de literatuur gebruikt worden, verwijzen we naar Atkinson en Messy (2012). Verschillende vragen in onze enquête hadden betrekking op de financiële geletterdheid van de huishoudens. Wij definiëren financiële geletterdheid als alle kennis, vaardigheden en gewoonten van individuen die hen in staat stellen passende maatregelen te nemen in verband met het beheer van hun schulden en hun budget.
9
De niet-gestandaardiseerde coëfficiënt geeft aan met hoeveel de verklaarde variabele (in ons geval de score 'financiële moeilijkheden') verandert wanneer de desbetreffende variabele met één eenheid toeneemt. Indien het aantal kredietopeningen van een persoon met één eenheid stijgt, dan zal de score 'financiële moeilijkheden', gemiddeld en terwijl alle andere kenmerken constant blijven, stijgen met 4.075 eenheden (op 100). 10 De term "financiële geletterdheid" wordt ook gebruikt door Bigot (2011) en door de OESO (2009).Deze auteurs schetsen methoden om dit concept te meten -6-
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
De financiële geletterdheid kan verschillende aspecten bestrijken die min of meer aan elkaar verwant zijn: 1) elementaire rekenvaardigheden (typisch economische berekeningen buiten beschouwing gelaten: interestvoeten, enz.); 2) economische rekenvaardigheden en economische geletterdheid (waaronder typische economische berekeningen en redeneringen: samengestelde interesten, impact van de inflatie op de koopkracht, enz.); 3) financiële kennis en in het bijzonder, de kennis van verschillende kredietgerelateerde concepten; 4) budgetbeheer en -planning. In deze presentatie willen wij een onderscheid maken tussen de impact van het aspect "budgetbeheer en -planning" en die van de andere aspecten van financiële geletterdheid. Het verband tussen financiële moeilijkheden en budgetbeheer zal geëvalueerd worden in punt 3. De vragen die aan de respondenten gesteld werden om de drie eerste onderwerpen hierboven te evalueren, zijn opgenomen in bijlage 1. 2.2. Wat is de mate van financiële geletterdheid van personen in financiële moeilijkheden? Wij vragen ons dus af of er een verband bestaat tussen de financiële geletterdheid en de mate van financiële moeilijkheden van de huishoudens (voor andere analyses van het onderwerp, zie bijvoorbeeld Lusardi en Tufano (2008); Gerardi et al. Lusardi en Mitchell (2009). We stellen eerst de resultaten voor die de deelnemers behaald hebben op de vragen over financiële geletterdheid. De eerste rij van tabel 4 hieronder geeft het gemiddelde dat de respondenten behaald hebben voor het totaal van de 4 vragen waarmee de elementaire rekenvaardigheden gemeten worden (zie punt A van bijlage 1). We merken op dat de behaalde score enigszins afneemt naarmate de financiële moeilijkheden stijgen. Zijn deze verschillen statistisch significant? Uit de uitgevoerde statistische tests blijkt dat we er niet van uit kunnen gaan dat de scores verschillend zijn als we de groep van de personen met weinig of geen financiële moeilijkheden vergelijken met de groep met gemiddelde tot matige financiële moeilijkheden. De personen met zware tot zeer zware financiële moeilijkheden behaalden daarentegen een lagere score dan het gemiddelde van het totaal van de steekproef. Rij 5 geeft de totaalscore die de individuen behaalden in elementaire economische rekenvaardigheden (op een totaal van 3). Ook hier geldt dat de score daalt wanneer de financiële problemen toenemen. De verschillen die tussen de groepen worden waargenomen, zijn statistisch significant: we kunnen hieruit concluderen dat respondenten die aangaven de hoogste mate van financiële moeilijkheden te hebben gemiddeld een lager niveau in economisch rekenen hebben. De rijen 2 tot 4 tonen het percentage van de respondenten die elke vraag correct hebben beantwoord. De vragen zijn opgenomen in bijlage 1 (deel B). In de onderstaande tabel (rijen 2 tot 4) geven we alleen de kennis die getoetst werd aan de hand van elke vraag. De vraag om te beoordelen in hoeverre de respondenten in staat zijn de last van de interest op het bedrag van de aflossingen te meten, blijkt het minst discriminerend tussen de drie groepen. Mensen met zeer zware financiële moeilijkheden antwoorden zelfs beter dan het gemiddelde van de steekproef. De gestelde vraag betrof specifiek de last van de interesten in het kader van kredietopeningen. We kunnen aannemen dat personen met financiële problemen een relatief -7-
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
goede kennis van de werking van dit soort product hebben aangezien zij het vaker gebruiken (zie tabel 1) Rij 10 van de tabel geeft de scores voor het thema "kennis over krediet." Ook hier neemt de score af met de mate van financiële moeilijkheden van de respondenten: de personen die de meeste financiële moeilijkheden ondervinden, hebben gemiddeld de minst goede financiële kennis. Het is interessant vast te stellen dat slechts 24,6% van de personen met zware financiële problemen weten dat het JKP een vergelijkingstool is om te achterhalen wat het voordeligste kredietaanbod is. En dat slechts 37,1% van alle respondenten dit weet. De laatste rij van de tabel geeft de gemiddelde waarde op de totale score 'financiële geletterdheid' die, voor elke respondent, verkregen wordt door de scores in rijen 1, 5 en 10 van de onderstaande tabel op te tellen. De totale score 'financiële geletterdheid' daalt naarmate de financiële moeilijkheden toenemen. De scoreverschillen tussen de groepen zijn statistisch significant: de personen in financiële moeilijkheden hebben wel degelijk een mate van financiële geletterdheid die lager is dan het gemiddelde van de respondenten. Tabel 4 - Mate van financiële geletterdheid naargelang de mate van financiële moeilijkheden Mate van financiële problemen Totaal van de Weinig gemiddeld Zeer respondenten Zwaar of geen tot matig zwaar Elementaire rekenvaardigheden (1) Score elementaire 3.67 3.59 3.31 3.20 3.53 rekenvaardigheden (/4) Elementaire economische rekenvaardigheden (2) Vraag B1 - vermogen om het effect van de inflatie op de koopkracht te 80.4% 79.1% 58.2% 57,0% 73.4% begrijpen (% correcte antwoorden) (3) Vraag B2 - inzicht in het mechanisme van de samengestelde 66.2% 54.0% 44.8% 36.0% 55.4% interest (% correcte antwoorden) (4) Vraag B3 - vermogen om de druk van de interest op het bedrag van de 49.3% 40.0% 41.6% 43.3% 43.5% aflossingen bij kredietopeningen te meten (% correcte antwoorden) (5) score elementaire economische 1.96 1.73 1.45 1.36 1.72 rekenvaardigheden (/3) Financiële kennis over krediet (6) Vraag C1 - kennis van het 78.0% 73.8% 61.8% 56.5% 71.8% principe van de variabele rente (7) Vraag C2 - kennis van het nut 43.4% 35.1% 32.6% 24.6% 37.1% van het JKP (8) Vraag C3 - kennis van het nut 84.7% 83.2% 76.7% 66.9% 81.8% van een schuldsaldoverzekering (9) Vraag C4 - kennis van de 54.0% 49.0% 49.6% 44.7% 50.8% definitie van debetrente (10) Score financiële geletterdheid 2.6 2.41 2.21 1.93 2.41 met betrekking tot krediet (/4) (11) Totale score 'financiële 8.23 7.73 6.96 6.49 7.67 geletterdheid' (/11) -8-
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
Sommige vragen gingen ook over de perceptie die de individuen hadden van hun eigen mate van financiële geletterdheid (zie deel D van bijlage 1). Respondenten die op een vraag "volledig mee eens" kozen, kregen een score van 3 terwijl degenen die "volledig oneens" kozen, een score van 0 kregen. De totale score voor 'perceptie van de financiële geletterdheid' is de som van de 3 andere scores. Zoals blijkt uit tabel 5 is de perceptie die de respondenten van hun mate van financiële geletterdheid hebben gerelateerd aan hun mate van financiële moeilijkheden. De personen die aangaven de hoogste mate van financiële moeilijkheden te ondervinden, hebben dus een minder goede mate van financiële geletterdheid, maar zijn zich bewust van deze zwakte.
Tabel 5 - Perceptie van de respondenten van hun mate van financiële geletterdheid Mate van financiële problemen Weinig of gemiddeld geen tot matig
Zwaar
Totaal van de Zeer respondenten zwaar
(1) Inzicht in economische onderwerpen (/3)
2.07
1.86
1.76
1.76
1.90
(2) Kennis van kredietgerelateerde begrippen (/3)
2.08
1.86
1.72
1.56
1.89
(3) Rekenvaardigheden (/3)
2.24
2.02
1.83
1.63
2.04
(4) Subjectieve score 'financiële geletterdheid' (/9)
6.39
5.74
5.32
4.97
5.83
2.3. Multivariate analyse: wat is het specifieke effect van de financiële geletterdheid? Zoals voordien willen wij het specifieke effect van de financiële geletterdheid analyseren door deze variabele toe te voegen in een multivariate analyse die rekening houdt met de specifieke effecten en interacties die optreden tussen de variabelen in de analyse. Zoals aangegeven in tabel 5 oefent de totale score 'financiële geletterdheid' een statistisch significant en negatief effect uit op de mate van financiële moeilijkheden van de huishoudens: gemiddeld hebben huishoudens die beter geantwoord hebben op de vragen over de financiële geletterdheid minder financiële problemen. De aangepaste R² is door de toevoeging van deze variabele echter niet sterk gestegen en, wanneer we de gestandaardiseerde coëfficiënten vergelijken, dan moeten we besluiten dat de financiële geletterdheid niet de voornaamste determinant van de financiële moeilijkheden van de huishoudens is.
-9-
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
Tabel 6 – Multivariate analyse door toevoeging van de variabele "totale score financiële geletterdheid" N = 2506 Aangepaste R ² = 0,463
A (Nietgestandaardiseerde coëfficiënten)
Bèta (Gestandaardiseerde coëfficiënten)
Test t
p-waarde
27,238
0,000
(Constante)
66,445
Het feit van alleenstaande te zijn
7,096
0,120
7,492
0,000
Het aantal kinderen
1,133
0,047
2,908
0,004
Het opleidingsniveau
-4,117
-0,094
-5,564
0,000
Het feit van geen beroepsactiviteit te hebben
12,250
0,168
9,911
0,000
Het equivalente beschikbare inkomen na betaling van de maandelijkse aflossingen
-0,013
-0,320
-17,679
0,000
Het feit van minstens één hypothecair krediet te hebben
-3,849
-0,068
-4,126
0,000
Het aantal consumentenkredieten
6,445
0,301
19,410
0,000
Totale score voor 'financiële geletterdheid'
-0,869
-0,058
-3,567
0,000
Het effect van de totale score 'financiële geletterdheid' lijkt dus klein. Wat moeten wij daaruit besluiten? Ten eerste moeten we ons afvragen of de indicator die gebruikt wordt om de mate van financiële geletterdheid te meten (en de vragen die gebruikt worden om deze score te bepalen) geschikt is om dit verschijnsel correct te meten. Hoewel wij vragen gebruikt hebben die vergelijkbaar zijn met de vragen die andere auteurs gebruiken, is het moeilijk om zeker te zijn van de kwaliteit van de in aanmerking genomen metingen. Bovendien is het mogelijk dat de respondenten hun eigen mate van financiële geletterdheid correct kunnen evalueren en dat, in dat geval, de subjectieve metingen in tabel 5 betere indicatoren zijn voor de mate van financiële geletterdheid dan de totale score voor 'financiële geletterdheid' die gebruikt wordt in de multivariate analyse hierboven. Tabel 7 hieronder reproduceert de multivariate analyse door de totale score voor 'financiële geletterdheid' te vervangen door de subjectieve score voor 'financiële geletterdheid'. Wij stellen vast dat de coëfficiënt voor deze variabele groter is dan die verkregen in tabel 6. De gestandaardiseerde coëfficiënt gaat van -0.058 naar -0.128.
- 10 -
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
Tabel 7 – Multivariate analyse die de impact meet van de "subjectieve score financiële geletterdheid" N = 2506 Aangepaste R ² = 0,476 (Constante) Het feit van alleenstaande te zijn
A (NietBèta gestandaardiseerde (Gestandaardiseerde coëfficiënten) coëfficiënten) 71,029
Test t
p-waarde
30,894
0,000
7,200
0,122
7,715
0,000
Het aantal kinderen
1,263
0,053
3,279
0,001
Het opleidingsniveau
-4,332
-0,099
-6,041
0,000
12,118
0,166
9,926
0,000
-0,013
-0,312
-17,642
0,000
-3,716
-0,066
-4,066
0,000
6,340
0,296
19,384
0,000
-1,926
-0,128
-8,614
0,000
Het feit van geen beroepsactiviteit te hebben Het equivalente beschikbare inkomen na betaling van de maandelijkse aflossingen Het feit van minstens één hypothecair krediet te hebben Het aantal consumentenkredieten Subjectieve score voor 'financiële geletterdheid'
Ten tweede geldt dat hoewel de financiële geletterdheid niet de belangrijkste bepalende variabele van de financiële moeilijkheden is, het wel één van de variabelen die beïnvloed kan worden. Het is vrij eenvoudig om een voorlichtings- en preventiebeleid op touw te zetten om de mate van financiële geletterdheid van de huishoudens te verbeteren. We hebben daarentegen helemaal geen grip op het feit dat een groot deel van de huishoudens in financiële moeilijkheden alleen woont. Verder lijkt het, op korte termijn en gelet op de huidige economische conjunctuur, moeilijk om het inkomensniveau van de armste personen significant te verhogen.
3. Financiële moeilijkheden en budgettering Budgetbeheer en -planning zijn andere aspecten die wij willen meten. Talrijke onderzoeken hebben correlaties aan het licht gebracht tussen de afwezigheid van budgetbeheer en de situaties van problematische schuldenlast (zie bijvoorbeeld Webley en Nyhus [2001] ; Lee et al. [1995]); Hoe zit het binnen onze steekproef? 3.1. Is een minder strikt budgetbeheer kenmerkend voor personen in financiële moeilijkheden? De vragen over budgetbeheer zijn opgenomen in bijlage 2. Deze vragen werden gebruikt om de volgende 4 scores te creëren: -
een indicator inzake de kennis die de respondenten van hun budgettaire situatie hebben: een score voor 'budgetkennis' met een waarde van 0 tot 8, die aangeeft in
- 11 -
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
-
-
-
welke mate de respondenten een beeld hebben van de budgettaire situatie waarin zij zich bevinden. een indicator inzake de technieken die de respondenten ontwikkelen om te anticiperen op toekomstige uitgaven en te waken over hun budgettaire situatie: een score voor 'budgettering' met een waarde van 0 tot 12, die aangeeft in welke mate de respondenten strategieën ontwikkelen om budgetafwijkingen te vermijden. Een indicator inzake de perceptie die de respondenten hebben van hun vermogen om een budget te beheren: een subjectieve score voor 'budgettering' met een waarde van 0 tot 3, die aangeeft in welke mate de respondenten vinden dat ze hun budget correct beheren. Een globale indicator inzake budgettering: een totale score voor 'budgetbeheer' die, voor ieder individu, verkregen wordt door de 3 vorige scores op te tellen en die een waarde tussen 0 en 23 heeft.
Uit de analyse van tabel 8 hieronder blijkt dat personen in financiële moeilijkheden een betere kennis van hun budgettaire situatie hebben dan personen met minder financiële moeilijkheden (rij 1). De verschillen zijn statistisch significant als de situatie van personen in zware financiële moeilijkheden vergeleken wordt met die van personen met weinig of geen financiële moeilijkheden. Wat betreft de eventuele technieken die ontwikkeld worden om te anticiperen op toekomstige uitgaven (score 'budgettering', rij 2) geldt dat de verschillen tussen de respondenten met weinig of geen financiële moeilijkheden en degenen met gemiddelde tot matige financiële moeilijkheden niet statistisch significant zijn. De respondenten met zware of zeer zware financiële moeilijkheden onderscheiden zich daarentegen duidelijk van het gemiddelde van de steekproef. Daarom kunnen we ervan uitgaan dat zij relatief minder vooruitziend zijn en minder geneigd zijn op toekomstige uitgaven te anticiperen. Rij 3 van de tabel laat zien dat wanneer de financiële moeilijkheden toenemen, de visie die de respondenten hebben op hun vermogen om een budget te beheren, afneemt. De laatste rij van de tabel geeft een algemene score voor 'budgetbeheer' die, voor elke respondent, verkregen wordt door de drie andere scores op te tellen. Aangezien de totale score afneemt met de mate van financiële moeilijkheden, kunnen wij daaruit afleiden dat personen met financiële moeilijkheden een relatief minder goed budgetbeheer hebben dan het gemiddelde van de steekproef.
Tabel 8 - Budgetbeheer naargelang de mate van financiële moeilijkheden Mate van financiële problemen Totaal van de Weinig of gemiddeld tot Zeer respondenten Zwaar geen matig zwaar (1) Score voor 'budgetkennis' 4.90 5.02 5.15 5.19 5.02 (/8) (2) Score voor 'budgettering' 9.79 9.55 8.78 8.67 9.41 (/12) (3) Subjectieve score voor 2.4 2.10 1.76 1.64 2.11 'budgetbeheer' (/3) (4) Totale score voor 17.14 16.67 15.70 15.50 16.67 'budgetbeheer' (/23)
- 12 -
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
3.2. Multivariate analyse: wat is het specifieke effect van het budgetbeheer? Wat is het specifieke effect van een goed budgetbeheer op de financiële moeilijkheden van de huishoudens? De multivariate analyse in tabel 9 biedt een antwoord op deze vraag. Net als de mate van financiële geletterdheid van de respondenten oefent de score 'budgetbeheer' een negatieve en statistisch significante invloed uit op de mate van financiële moeilijkheden van de huishoudens. Een beter budgetbeheer is dus gecorreleerd met minder financiële moeilijkheden. Het budgetbeheer is niet de meest bepalende variabele van de financiële moeilijkheden. Samen genomen oefenen het budgetbeheer en de financiële geletterdheid evenwel een impact uit die identiek is aan het feit geen beroepsactiviteit te hebben. Tabel 9 – Multivariate analyse die de impact meet van de "totale score voor budgettering" N = 2506 Aangepaste R² = 0,484
A (NietBèta gestandaardiseerde (Gestandaardiseerde coëfficiënten) coëfficiënten)
Test t
pwaarde 0,000 0,000
(Constante) Het feit van alleenstaande te zijn
80,461 6,930
0,117
25,474 7,451
Het aantal kinderen Het opleidingsniveau Het feit van geen beroepsactiviteit te hebben Het equivalente beschikbare inkomen na betaling van de maandelijkse aflossingen Het feit van minstens één hypothecair krediet te hebben
1,266 -4,476
0,053 -0,102
3,302 -6,073
0,001 0,000
12,202
0,167
10,053
0,000
-0,013
-0,319
17,572
0,000
-3,822
-0,068
-4,205
0,000
Het aantal consumentenkredieten
6,154
0,287
18,772
0,000
Subjectieve score voor 'financiële geletterdheid'
-1,462
-0,097
-6,148
0,000
Score voor 'budgetbeheer'
-0,687
-0,087
-5,593
0,000
4. Besluit Wij hebben aangetoond dat de kenmerken van de schuldenlast van de respondenten, hun mate van financiële geletterdheid en hun vermogen om een budget te beheren in verband gebracht kunnen worden met de financiële moeilijkheden die zij ondervinden. Bij de variabelen die de schuldenlast van de huishoudens weerspiegelen, zijn zowel het aantal kredietopeningen als het aantal andere consumentenkredieten positief gecorreleerd met de mate van financiële moeilijkheden van de huishoudens. Personen in financiële moeilijkheden doen dus relatief meer een beroep op consumentenkrediet. Uit onze analyse kunnen we echter niet afleiden dat de financiële moeilijkheden veroorzaakt zijn door te veel gebruik te maken van krediet. Wij weten niet hoe de situatie van de respondenten was voordat ze deze kredieten afsloten. Sommige personen hebben misschien levensgebeurtenissen meegemaakt waardoor ze in financiële moeilijkheden zijn terechtgekomen.
- 13 -
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
Het feit een lopend hypothecair krediet te hebben is negatief gecorreleerd met de mate van financiële moeilijkheden van de huishoudens: gemiddeld en terwijl alle andere elementen gelijk blijven, geven de huishoudens die hypothecair krediet hebben aan een lagere mate van financiële moeilijkheden te hebben. Dit suggereert dat kredietgevers bijzondere inspanningen zouden kunnen leveren om hypothecaire kredieten toe te kennen aan solvabele personen. Bovendien is het niet onmogelijk dat de personen die eigenaar wensen te worden van een woning, gemeenschappelijke kenmerken hebben die hen minder kwetsbaar maken voor financiële moeilijkheden. Personen die deze kenmerken niet of minder delen zouden de neiging hebben om minder een beroep te doen op hypothecair krediet. Het inkomen van de huishoudens is, naast het aantal consumentenkredieten, de meest bepalende variabele bij het verklaren waarom huishoudens al dan niet kwetsbaar zijn voor financiële moeilijkheden. Bovendien is, met betrekking tot het meten van het inkomen, de indicator die het meest verband houdt met de mate van financiële moeilijkheden het equivalente beschikbare inkomen na de maandelijkse aflossingen. Wat dus telt, is het inkomen dat overblijft na de aflossing van de kredieten en dit, na rekening gehouden te hebben met de verschillen in grootte van de huishoudens. De financiële geletterdheid en de mate waarin men in staat is een budget te beheren zijn eveneens gecorreleerd met de financiële moeilijkheden van de huishoudens. Deze resultaten tonen aan hoezeer de preventie van overmatige schuldenlast en algemene financiële educatie kunnen helpen om het aantal personen in situaties van overmatige schuldenlast te verminderen. Uit onze statistische analyses is gebleken dat deze variabelen bijkomstig zijn bij het verklaren van de financiële moeilijkheden van de huishoudens. Van alle variabelen die in onze analyses in aanmerking genomen worden zijn financiële educatie en sensibilisering voor budgetbeheer echter de variabelen die beïnvloed kunnen worden. We kunnen vrij eenvoudig een voorlichtings- en preventiebeleid op touw zetten om de mate van financiële geletterdheid van de huishoudens te verbeteren en vooral om hen aan te moedigen hun budget te beheren. Wij hebben daarentegen helemaal geen grip op het feit dat een groot aantal personen in financiële moeilijkheden alleen woont. Op korte termijn en gelet op de huidige economische conjunctuur kan het moeilijk lijken om het inkomensniveau van de armste personen significant te verhogen. Een financiële en budgettaire sensibilisering vormt zeker een hulpmiddel om overmatige schuldenlast doeltreffend te bestrijden. Beslissingen over het geheel van de te nemen maatregelen om het lot van de huishoudens te verbeteren die het kwetsbaarst zijn voor financiële moeilijkheden behoren echter tot de politieke sfeer.
- 14 -
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
Bijlage 1: vragen om de mate van financiële geletterdheid te beoordelen. A/ Het niveau van elementaire rekenvaardigheden: 4 open vragen om het niveau van elementaire rekenvaardigheden van de respondenten te meten Beantwoord de volgende 4 vragen in het vakje rechts: Antwoord: 1°) Een winkel verkoopt al zijn artikelen tegen halve prijs. Een zitbank kost 400 euro. Hoeveel kost hij op het ogenblik van de promotie? 2°) U leent 1000 euro aan een vriend. Hij belooft u om binnen een jaar dit bedrag terug te geven met een interest van 10%. Hoeveel krijgt u binnen een jaar terug? 3°) Als 5 personen een lottoprijs van 2 miljoen euro eerlijk verdelen, hoeveel krijgen ze dan ieder? 4°) Een krantenverkoper heeft reeds 90% verkocht van wat hij die dag moest verkopen. Als hij nog tien kranten moet verkopen, hoeveel moest hij er dan in het begin van de dag verkopen?
B/ Economische rekenvaardigheden: elke vraag probeert een kennis/specifieke kennis te evalueren die toegevoegd is naast het vraagnummer) Voor elke vraag is slechts één antwoord correct. Sommige vragen zijn moeilijk. Als u het antwoord op één of meer vragen niet weet, dan kruist u gewoon "geen idee" aan. B1) Stel dat uw inkomen tegen 2020 verdubbelt, en dat ook de prijzen van alle goederen en diensten verdubbelen. Wat zult u dan in 2020 met uw inkomen kunnen kopen? Meer dan vandaag. Minder dan vandaag. Evenveel als vandaag. Geen idee. B2) U hebt 1000 euro op uw rekening en de rentevoet is 10% per jaar. Wat is na 2 jaar het saldo van uw rekening als u niets opneemt? 1200 euro 1100 euro 1210 euro Geen idee B3) U geeft 1000 euro uit met uw kredietkaart. De rentevoet is 1% per maand. Elke maand betaalt u 10 euro terug. Hoe lang duurt het voordat uw schuld volledig terugbetaald is? Minder dan 8 jaar en 4 maanden (< 100 maanden)
- 15 -
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
Precies 8 jaar en 4 maanden (= 100 maanden) Tussen 9 en 15 jaar (> 100 maanden) Nooit, u zult altijd schulden hebben Geen idee
C/ Financiële kennis over krediet (4 meerkeuzevragen) Voor elke vraag is slechts één antwoord correct. Sommige vragen zijn moeilijk. Als u het antwoord op één of meer vragen niet weet, dan kruist u gewoon "geen idee" aan.
C1) Een variabele rentevoet bij hypothecair krediet is: Een rentevoet waarvan ik de variatie kan vragen. Een rentevoet die kan variëren, afhankelijk van de bij wet vastgestelde criteria. Een rentevoet die afhankelijk is van de winst van de bank. Geen idee. C2) Welke van de volgende stellingen is volgens u correct? Het JKP wordt gebruikt om kredietaanbiedingen te vergelijken en zo te kijken welke de voordeligste is. Het JKP is een maat voor het risico van verschillende beleggingsproducten. Het JKP is de extra belasting op door de staat gegarandeerde leningen. Geen idee. C3) Een schuldsaldoverzekering bij een krediet is: Een verzekering die al mijn schulden regelt na mijn overlijden. Een verzekering die het resterende bedrag van mijn krediet betaalt in geval van overlijden. Een verzekering die aan mijn erfgenamen een kapitaal toekent in geval van overlijden. Geen idee. C4) De debetrentevoet stemt overeen: Met de betaalde kosten wanneer ik een bepaald bedrag van mijn rekening debiteer. De rentevoet die ik op mijn spaargeld krijg. De rentevoet die ik betaal als ik geld leen. Geen idee.
- 16 -
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
D/ Subjectieve vragen over de financiële geletterdheid van de respondenten Helemaal mee eens
Mee eens
Niet mee eens
Helema al niet mee eens
D1) Ik begrijp gemakkelijk economiegerelateerde onderwerpen. D2) Ik heb een goede kennis van kredietgerelateerde begrippen. D3) Cijfers en berekeningen schrikken mij niet af.
Bijlage 2: vragen om het budgetbeheer te beoordelen Indicator 1: Kennis van zijn budget Kunt u een bedrag geven? (kies voor elk van de 4 regels één antwoord)
Ja exact
Ja ongeveer
Helemaal niet
1°) Het bedrag dat vandaag op uw bankrekening(en) staat?
(2 punten)
(1 punt)
(0 punt)
2°) Het maandelijkse bedrag van uw voedingsuitgaven?
(2 punten)
(1 punt)
(0 punt)
3°) Het maandelijks bedrag van uw woningverzekering?
(2 punten)
(1 punt)
(0 punt)
4°) Het maandelijks inkomen van uw gezin?
(2 punten)
(1 punt)
(0 punt)
Indicator 2: Ontwikkeling van technieken om ontsporingen te voorkomen Nooit
Soms
Vaak
Altijd
1°) Ik denk na over mijn aankopen voordat ik naar een supermarkt ga.
(0 punt)
(1 punt)
(2 punten)
(3 punten)
2°) Alvorens een grote uitgave te doen, kijk ik of mijn budget daardoor niet in gevaar komt.
(0 punt)
(1 punt)
(2 punten)
(3 punten)
3°) Ik plan op voorhand grote uitgaven.
(0 punt)
(1 punt)
(2 punten)
(3 punten)
(0
(1
4°) Ik
controleer
het
saldo
van
mijn
- 17 -
(2
(3
Schuldenlast inzake kredieten, financiële geletterdheid en vermogen om een budget te beheren: is er een verband met financiële moeilijkheden?
bankrekening.
punt)
punt)
punten)
punten)
Indicator 3: Subjectieve vragen die meten in hoeverre de respondent denkt zijn budget correct te beheren
Ik beheer mijn budget correct.
Nooit
Soms
Vaak
Altijd
(3 punten)
(2 punten)
(1 punt)
(0 punt)
Bibliografie : Atkinson, A. et Messy F., (2012). « Measuring Financial Literacy: Results of the OECD / International Network on Financial Education (INFE) Pilot Study », OECD Working Papers on Finance, Insurance and Private Pensions. Bigot R., (2011). « La Culture financière des Français », Centre de Recherche pour l’Etude et l’Observation des Conditions de Vie. Lea S.E.G, Webley P. et Walker C.M., (1995). « Psychological factors in consumer debt: Money management, economic socialization, and credit use », Journal of Economic Psychology, Volume 16, Number 4. OCDE (2009b). « Financial Education and the Crisis », Policy Paper and Guidance. Webley, P. et Nyhus, E. K., (2001). « Life‐cycle and dispositional routes into problem debt ». British Journal of Psychology, 92, 423‐446.
- 18 -