Schrijven is kiezen Schrijfoefeningen bij Talent voor Taal Je staat op het punt om mee te doen aan Talent voor Taal. Je gaat jouw verhaal schrijven. Dat kan gaan over wat je zelf hebt meegemaakt. Het kan ook een verhaal zijn dat volledig uit je fantasie voortkomt. Schrijven is keuzes maken. In deze instructie gaat het over een paar van die keuzes. Met korte fragmenten uit boeken worden telkens die keuzes toegelicht. Uit verhalen van andere schrijvers kun je namelijk veel leren. Met de opdrachten kun je oefenen wat je geleerd hebt. 1 / 11
Eigen wereld Denk eens terug aan het boek dat je als laatste gelezen hebt. Of beter nog: aan een boek of een schrijver die je bewondert. En vraag je dan af waarom je dat boek zo goed vond of waarom je die schrijver zo graag leest. Is dat om wat er in dat boek gebeurt of om hoe de gebeurtenissen beschreven worden? Met alleen maar woorden creëert een schrijver een wereld in het hoofd van de lezer. Lees de zin nog eens en realiseer je het wonder... In die verzonnen wereld ontmoet je mensen en lees je over wat ze meemaken, hoe ze daarop reageren en wat voor effect dat op hen heeft. Stelling 1: als je een boek vooral bewondert om wat er gebeurt, zul je het niet snel nog een keer lezen. Stelling 2: als je vooral mooi vindt hoe een boek geschreven is, dan zullen je andere dingen opvallen als je het boek opnieuw leest. Zo’n boek heeft meerdere kwaliteiten dan spanning alleen. Maar of je favoriete boek aan stelling 1 of stelling 2 voldoet, maakt niet uit, want jij hebt het met plezier gelezen. In elk boek of verhaal wordt een wereld gecreëerd en het is aan jou als schrijver om te bepalen hoe die eruit ziet. Wat hierna volgt, zijn dan ook geen wetten. Het zijn geen voorschriften die je moet opvolgen. Maar denk erover na, voordat je jouw verhaal schrijft of gebruik ze als je jouw verhaal gaat herschrijven.
2 / 11
Keuze 1: ik of hij/zij? Eigenlijk maakt het niet veel uit of je in de ik-vorm schrijft of in de hij/zij-vorm. Vaak is het gemakkelijker om in de ik-vorm te schrijven, zeker als je verhaal gaat over wat je zelf hebt meegemaakt. Van groter belang is dat je goed bedenkt wat je hoofdpersoon kan weten en denken over de gebeurtenissen. Lees eens dit fragment uit WarHorse van Michael Morpurgo: Op een warme zomeravond na een lange stoffige dag op het veld, toen ik al aan mijn bak mengvoer begonnen was en Albert me nog met stro stond droog te wrijven en tegen me aan het kletsen was over hoeveel stro ze voor de wintermaanden hadden en hoe goed het tarwestro was om het dak te repareren, hoorde ik de zware voetstappen van zijn vader over het erf naar ons toe komen. Hij schreeuwde: ‘Moeder, moeder, kom naar buiten, moeder.’ Het was zijn goede stem, zijn nuchtere stem, de stem waar ik niet bang voor hoefde te zijn. ‘Het is oorlog, moeder. Ik heb ‘t net in het dorp gehoord. De postbode kwam ‘t nieuws brengen, vanmiddag. Die schoften zijn België binnengevallen. Nu is de kogel door de kerk. We hebben ze gister om elf uur de oorlog verklaard. We zijn in oorlog met de Duitsers. We gaan ze zo’n pak op hun donder geven dat ze nooit meer een vlieg kwaad durven doen. Een paar maanden en dan is ‘t voorbij. Maar we zullen ze ‘s ‘n lesje leren, moeder - we gaan ze ‘n lesje leren dat ze niet gauw zullen vergeten.’ Albert was gestopt met poetsen en liet het stro op de grond vallen. We liepen naar de staldeur. Zijn moeder stond op het stoepje bij de deur van de boerderij. Ze hield haar hand voor haar mond. ‘O mijn God,’ zei ze zachtjes. ‘O mijn God.’
Dit verhaal wordt vanuit de ogen van een paard verteld. Als lezer accepteer je dat een paard kan vertellen, maar het moet natuurlijk wel een paard blijven. Daarom reageert het wel op het feit dat zijn eigenaar nuchter is en dat het dus niet bang voor hem hoeft te zijn, maar niet op het nieuws, dat de Eerste Wereldoorlog is begonnen. Een paard weet immers niets over oorlog. Moeder wel. Els Beerten vertelt in Allemaal willen we de hemel ook over oorlog, over de Tweede Wereldoorlog: Mijn broer Jef is een held. Een echte. Het heeft zelfs in de krant gestaan. Hij heeft er ook een medaille voor gekregen. Die hangt al een week aan onze muur. Ze blinkt heel erg. ‘Afblijven, Remi,’ zegt mijn moeder als ik er maar een vinger naar uitsteek. Mijn moeder poetst de medaille elke dag. ‘Wat onze Jef gepresteerd heeft, daar zijn geen woorden voor,’ heeft ze al een keer of vijftig gezegd. Als mijn vader het huis binnenkomt, gaat hij voor de medaille staan, met zijn armen gekruist en dan zucht hij diep: ‘Ja. Ja ja.’ En dat zo’n honderd keer per dag. Onze Jef heeft geluk. Met zijn medaille komt hij zeker in de hemel. Hoeveel keer hij nu ook nog vloekt of liegt, ze zúllen hem erin laten, ze zullen niet anders kunnen. Alle goede mensen komen in de hemel, zegt meneer pastoor, maar de helden voorop. Had ik ook maar een medaille. Maar wie tien is, kan nog geen held zijn. Denk ik. Ik moet nog wat geduld hebben.
Remi denkt en voelt echt als een jong kind. Daarom ergert hij zich zo aan de bewondering van zijn ouders voor zijn broer. En die medaille is voor hem niet het bewijs van moed van zijn broer; hij wordt er jaloers van. Er wordt in de tegenwoordige tijd verteld en daardoor komt nog sterker naar voren dat je hier het verhaal vanuit Remi leest.
3 / 11
Opdracht 1 Lees het fragment uit Judgement day van Vrank Post en voer de opdracht uit. Het is zaterdagavond tien uur als Maria en Magda van boven aan de trap voorzichtig naar beneden kijken. ‘My God, ze heeft het weer,’ zegt Maria. Magda vijlt haar nagels terwijl ze met opgetrokken knieën in het hoekje van de bovenste tree zit en kijkt met een nors gezicht langs haar zus naar beneden. Vanaf de bovenste treden kunnen ze de huiskamer in kijken. ‘Nou, we kunnen het stappen wel weer vergeten, als ze zo is.’ Ze vloekt zachtjes en vijlt nog driftiger haar nagels. Maria kijkt voorzichtig door de spijlen van de trap. ‘Misschien valt ‘t mee vanavond,’ zegt ze hoopvol. ‘Misschien wil ze het wel alleen doen.’ ‘Vergeet het,’ zegt Magda, ‘we kunnen weer de hele nacht. Let maar op. Ik doe het niet meer, hoor, ze bekijkt het maar.’
Herschrijf het fragment vanuit de ogen van de moeder. Bedenk eerst wat de moeder de hele nacht wil gaan doen. Bepaal dan wanneer ze ontdekt dat haar dochters haar zitten te beloeren en hoe ze hier op zal reageren.
4 / 11
Keuze 2: het begin
De eerste zinnen van een verhaal zijn ontzettend belangrijk. Op grond van het begin besluit een lezer of hij jouw verhaal helemaal gaat lezen. Het begin van een verhaal is de plek om de lezer te verleiden. En dat kun je doen door vragen bij hem op te roepen. Aidan Chambers begint Je moet dansen op mijn graf zo: Ik moet gek zijn. Dat had ik altijd al kunnen weten. Als de dood je hobby is, dan moet je gek zijn. Begrijp me niet verkeerd. Ik ben misschien wel gek. Maar ik ben niet krankzinnig. Ik ben geen griezel, niet een soort psychopaat die links en rechts mensen vermoordt. Ik ben niet geïnteresseerd in lijken. Ik ben geïnteresseerd in de Dood. Met een hoofdletter D.
Het effect van dit begin is dat je je afvraagt wat voor iemand die ik is. Wat is er met hem aan de hand? En hoe rijmt dat met de titel van het boek? Het is wel een gevaarlijk begin: niet elke lezer zal kennis willen maken met een hoofdpersoon die de dood als hobby heeft. Dit is het begin van Spinder, geschreven door Simon van der Geest: Je weet niet wat je in je handen hebt. In dit schrift dat jij nu vasthoudt heb ik de oorlog beschreven tussen mij en mijn broer. Op deze bladzijden ben ik een maand geleden begonnen om alles te vertellen over mijn insecten. En over mijn broer en onze geheimen. Ik wist toen nog niet hoe het uit de hand zou lopen.
Als lezer zit je meteen in het verhaal. In elke zin wordt informatie gegeven die je een duidelijk beeld geeft van het verhaal en tegelijk roept elke zin vragen bij je op. Als vanzelf lees je verder. Maar een verhaal kan ook met de deur in huis vallen. Het begint dan meteen met het beschrijven van de gebeurtenissen. Eus van Özcan Akyol is hiervan een fraai voorbeeld. Het arbeidersvolk in de Bergpoortstraat lag al te slapen en het schorriemorrie van seksclub Isabelle voerde geheime gesprekken op straat, toen mijn oudste broer, ruim na bedtijd, de longen uit zijn lijf holde, op zoek naar onze vader. In het vierde café trof hij hem aan met een paar van zijn Turkse vrienden, die mijn vader kende van de doppenfabriek. Daar werkten zij sinds 1974 in de productiehal. De meesten waren door een vertgenwoordiger van het bedrijf geronseld tijdens een speurtocht door de bergen. Ruim tien jaar geleden. Ze werden gekeurd op leeftijd en postuur. Toen mijn broer het dranklokaal inliep, zat Turis strontlazarus aan een tafeltje. Met zijn benen gekruist. Hij dronk raki, rookte Drum en luisterde naar een besnorde man die een krakkemikkige saz bespeelde. De aanwezigen zongen om de beurt mee met liedjes die over liefdesverdriet, heimwee en de dood gingen. Mahir trok aan de arm van onze vader. ‘Papa, hij is er... De baby is er!’
5 / 11
Opdracht 2 Lees het fragment uit Uitblinkers van Cees van Roosmalen en voer de opdracht uit. Stefan keek naar de gele kaart in de uitgestoken hand van de directeur. ‘Ik heb erop geschreven dat je tegen een leraar je grote mond weer eens niet kon houden. Ik wil de kaart met een handtekening van je moeder terug,’ zei de directeur op dat vermoeide toontje van hem. Alsof hij hem wilde inpeperen dat hij wel wat beters te doen had dan met een leerling te praten. Stefan probeerde zo onverschillig mogelijk terug te kijken, stopte de kaart in zijn achterzak en trok de deur van de directeurskamer achter zich dicht. Met zijn tas en zijn helm liep hij naar buiten. Die handtekening maakte hem niet uit. Die kon hij zelf zetten. Maar hij moest zich ook twee dagen melden. Wat een zak, die directeur. Om half acht ‘s ochtends! Niet normaal zo vroeg. Zelfs de zwaarste criminelen lagen dan nog in hun cel te pitten. Enkele eersteklassers versperden het pad naar de fietsenstalling. Met hun voeten aan de grond zaten ze op hun fietsen te kletsen. Als hij zich klein maakte, kon Stefan ze passeren. Dat was hij niet van plan. Al een paar meter voor hij er was, riep hij: ‘Rot op!’
Stefan herinnert zich vijf jaar later de gele kaart. Hij is dan 21. Wat is er met hem in die vijf jaar gebeurd? En waar heeft die kaart toe geleid? Herschrijf het fragment en probeer de lezer te verleiden door vragen bij hem op te roepen.
6 / 11
Keuze 3: personages In Het dodenpad schrijft Kevin Brooks over twee broers. Toen ik zijn kamer binnenkwam, zat hij op bed en rookte een sigaret. Hij droeg een T-shirt en een spijkerbroek en zijn jack lag over een kleine leren rugzak op de grond. ‘Hoi,’ zei ik. Hij knikte. Ik keek even naar de rugzak. ‘Ga je ergens naartoe?’ ‘Het antwoord is nee.’ ‘Nee wat?’ ‘Nee, je mag niet met me mee.’ Ik ging naast hem zitten. Hij sloeg as af in de asbak op zijn nachtkastje en ik glimlachte naar hem. ‘En je hoeft ook niet zo naar me te kijken,’ zei hij. ‘Ik verander heus niet van gedachten.’ ‘Ik heb nog niets gevraagd.’
Uit elk zinnetje van dit gesprek haal je informatie over de verhouding tussen de broers. Er wordt niet verteld dat ze precies weten wat ze van elkaar kunnen verwachten, dat de een de baas denkt te zijn en dat de ander weet hoe hij zijn zin moet krijgen. Het is ook niet nodig om die informatie te geven: een lezer is slim genoeg om dat zelf te ontdekken. Misschien is het je opgevallen dat er maar twee keer geschreven wordt, wie er aan het woord is. Vaker hoeft ook niet: de lezer weet heus wel wie wat zegt. Anton Quintana vertelt in De vuurman over de achttiende-eeuwse Bokkenrijders. Lees hoe hij Dillenbourg aan de lezer voorstelt en bedenk wat voor iemand hij is. Het hoofd van de koetsier verscheen voor het raampje. ‘Er zit een gat in de weg, meneer.’ ‘’t Is niet waar!’ ‘Hoe kon ik weten dat het zo’n diep gat was? Het staat vol water. U zult uit moeten stappen.’ Dillenbourg slikte alle scheldwoorden in. Terwijl de koetsier het portier voor hem opende, zette hij zijn zwarte driekantige hoed op. Maar toen hij uit wilde stappen, bedacht hij zich toch. Onder het trapje, dat de portier had uitgeklapt, lag een modderplas. Het duurde even voordat de knecht snapte wat er van hem verlangd werd. Toen keerde hij zijn meester zijn brede rug toe. Dillenbourg ging op die rug zitten en liet zich naar de kant van de weg dragen. Daar stond hij dan, weer op eigen benen. Zijn lange zwartfluwelen jas wapperde om hem heen. Ook zijn kousen waren zwart, evenals zijn leren schoenen met zilveren gespen. In zijn rechterhand hield hij een rotan wandelstok met ivoren knop. Verveeld keek Dillenbourg om zich heen. In het grauwe licht zag hij er een beetje kouwelijk uit. Hij gaapte. Hij was het ongemak van het reizen hartgrondig beu.
Geen aangenaam heerschap, dat zul je wel vastgesteld hebben. Opvliegend, arrogant, maar vooral angstaanjagend. Het zal je niet verrassen dat Dillenbourg een beul is die voor zijn werk van plaats naar plaats reist.
7 / 11
Opdracht 3 Lees het fragment uit IJzerkoning van Julie Kagawa en voer de opdracht uit. Mijn naam is Meghan Chase. Over een kleine vierentwintig uur word ik zestien. Sweet sixteen. Een leeftijd met een magische klank. Meisjes van zestien horen te veranderen in prinsessen, verliefd te worden, naar feestjes te gaan en meer van dat soort dingen. Er zijn ontelbare verhalen, liedjes en gedichten geschreven over meisjes die deze fantastische leeftijd bereiken, die de ware liefde vinden, voor wie de sterren helderder gaan schijnen of die met hun knappe prins de zonsondergang tegemoet rijden. Ik geloofde niet dat dat voor mij opging. De dag voor mijn verjaardag werd ik wakker, en nadat ik had gedoucht rommelde ik in mijn kast op zoek naar iets om aan te trekken. Normaal gesproken zou ik het eerste het beste redelijk schone kledingstuk van de vloer hebben geraapt, maar dit was een bijzondere dag. Vandaag was de dag dat Scott Waldron me eindelijk zou opmerken. Ik wilde er perfect uitzien. Helaas kwam mijn garderobe nogal wat tekort op het gebied van hipheid. Andere meiden vragen zich iedere ochtend af wat ze nu weer eens zullen aantrekken, maar in mijn kast vind je drie soorten kledingstukken: tweedehandsjes, afdankertjes en overalls. Ik wou dat we niet zo arm waren.
IJzerkoning is een fantasyverhaal. Voor zo’n verhaal presenteert de hoofdpersoon zich wel erg gewoontjes. Ze blijkt immers de dochter van een elfenkoning te zijn. Herschrijf het fragment en geef Meghan Chase een of twee kenmerken die aanwijzingen zijn voor haar afkomst.
8 / 11
Keuze 4: details Met details kleurt een schrijver zijn wereld in. Geeft hij veel details, dan is dat meestal niet fijn voor de lezer, want ze houden het verhaal op. Als je terugkijkt naar fragmenten uit historische verhalen zie je dat de schrijvers niet veel details nodig hebben om het verleden tot leven te brengen. Het mooist is het als een detail een eigen rol speelt in het verhaal. Lees hoe Anke Kranendonk dat in Lynn! doet. In een lokaal op zolder hadden we handenarbeid van een strenge juf. Als ze iets tegen ons zei, keek ze altijd over haar bril en trok haar wenkbrauwen omhoog. Op haar voorhoofd zaten witte schilfers. Iedere les deed ik mijn best om er niet naar te kijken. Al in de pauze nam ik me voor: niet naar de schilfers van de juf kijken! Gewoon heel hard je totempaal schuren! De juf had een heel leuke man. Waarom trouw je als je leuk bent, met een schilfermens? Daar kon ik de hele les over nadenken, terwijl ik aan het schuren was.
De strengheid van de juf wordt benadrukt door de manier waarop ze kijkt als ze tegen de klas spreekt. Maar mooier is de manier waarop de schilfers een tegenwicht geven aan die strengheid. De juf wordt er een ander mens van. De hoofdpersoon van Zoals het gebeurd is van Herman van de Wijdeven plast nog in bed. Hij is twaalf. Op een donderdagmiddag was ik met mijn moeder naar dokter Vekens geweest. ‘Niet bang zijn,’ zei ze zachtjes, toen we in de wachtkamer zaten. ‘Zal allemaal wel meevallen.’ Ze legde een hand op mijn knie. Ze kan er niet tegen als ik met mijn benen wiebel. Door mijn gewiebel begint het bij haar vanbinnen ook te wiebelen. ‘Doe je jas maar open,’ zei ze. Zelf liet ze al haar knopen dicht. En haar tas op schoot. Met haar vingers eromheen geklemd. Ze verwachtte zeker dat een dief hem hier uit haar handen ging rukken. Tegenover mij zat een meisje tegen een oude vrouw aangekropen. Haar ene duim in een verband, de andere in haar mond. Ze keek me zonder te knipperen aan. Ik werd er zenuwachtig van. Haar ogen waren heel groot en heel licht. Ze glansden als knikkers. Ik weet wat er met jou is, zag ik haar denken.
De angst van de ik zie je in het gewiebel en in de gedachte dat het meisje weet waarom hij naar de dokter gaat. En dan is er nog de tegenstelling tussen het afstandelijke gedrag van zijn moeder en de liefdevolle houding van de moeder van het meisje.
9 / 11
Opdracht 4 Lees het fragment uit It’s a wonderful life van Jesse Goossens en voer de opdracht uit. Toen zag ze bij het supermarktje een man heen en weer lopen met een stuk karton voor zijn buik. Voor zijn enorme buik, beter gezegd. De man deed haar denken aan een bromtol. Hij had een klein, vlezig gezicht, waarboven een honkbalpet prijkte die te ver naar achteren was geschoven. Vanaf zijn nek liep hij steeds breder uit, tot aan zijn middel, waar een riem een broek bijeenhield die waarschijnlijk in een kampeerwinkel was aangeschaft - op de afdeling tenten. Vanaf dat midden werd de gestalte weer smaller, tot aan zijn voeten, die bizar klein aandeden onder dat gigantische lichaam. Zo zag je maar weer, dacht ze, dat niets groeit in de schaduw.
Op beeldende wijze presenteert Jesse Goossens een bijfiguur. Kies iemand uit je omgeving en beschrijf die op een vergelijkbare manier.
10 / 11
Tot slot Hopelijk heb je van andere schrijvers wat geleerd over hoe je kunt schrijven. Hopelijk ben je op ideeën gebracht, heb je mogelijkheden gezien. Maar nu gaat het om jouw verhaal waarin je jouw wereld laat zien op jouw manier. Veel succes en vooral veel plezier bij het schrijven ervan. En wie weet, zien we elkaar bij de prijsuitreiking. Ik hoop het. Polly den Tenter, auteur Talent tweede editie
Gebruikte boeken: Els Beerten, Allemaal willen we de hemel, Querido 2008 Kevin Brooks, Het dodenpad, De Harmonie 2007 Aidan Chambers, Je moet dansen op mijn graf, Querido 2007 Simon van der Geest, Spinder, Querido 2013 Jesse Goossens, It’s a wonderful life, Lemniscaat 2008 Özcan Akyol, Eus, Prometheus 2012 Julie Kagawa, IJzerkoning, Harlequin 2010 Anke Kranendonk, Lynn!, Lemniscaat 2013 Michale Morpurgo, WarHorse, Fantoom 2012 Vrank Post, Judgement day, Manteau 2010 Anton Quintana, De vuurman, Querido 1997 Cees van Roosmalen, Uitblinkers, Clavis 2008 Herman van de Wijdeven, Zoals het gebeurd is, Manteau 2013 11 / 11