Geschillencommissie passend onderwijs
106793 - School mocht leerling verwijderen omdat de ondersteuning die de leerling nodig had niet geboden kon worden.
ADVIES in het geding tussen: mevrouw A, wonende te B, verzoekster gemachtigde: de heer mr. A.R. van Tilborg en het College van Bestuur van C gevestigd te B, het bevoegd gezag van basisschool D te B, verweerder gemachtigde: de heer mr. C.J. Verhaart
1.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij verzoekschrift van 3 mei 2015 heeft verzoekster aan de Commissie een geschil voorgelegd over de beslissing d.d. 24 april 2015 van verweerder om haar zoon G van school te verwijderen. Verweerder heeft op 4 juni 2015 een verweerschrift ingediend. De mondelinge behandeling van het geschil vond plaats op 17 juni 2015 te Utrecht. Verzoekster was ter zitting aanwezig, vergezeld door haar partner de heer E en mevrouw F, begeleider bij H (instelling die mensen met een beperking ondersteunt en begeleidt), bijgestaan door haar gemachtigde. Namens verweerder waren aanwezig ter zitting de heer I, bestuurder, mevrouw J, directeur van D en mevrouw K, intern begeleider bij D, bijgestaan door hun gemachtigde. Hoewel daartoe uitgenodigd, was er op de zitting geen vertegenwoordiger aanwezig van het samenwerkingsverband PO L.
2.
DE FEITEN
1. Verzoekster is de moeder van G. G zit in groep 7 van D. D valt onder het bevoegd gezag van verweerder. 2. Bij G is de diagnose ASS (Syndroom van Asperger) en ADHD gesteld. Uit een intelligentieonderzoek blijkt dat G een totaal IQ heeft van 105 (verbaal: 105 en performaal: 104). 3. G volgde in groep 1 onderwijs op basisschool N in P. Groep 2 tot en met groep 5 volgde G onderwijs op basisschool O te B. Vanaf groep 6 volgt G onderwijs op basisschool D. D, hierna te noemen: de school, was bij de aanmelding op de hoogte van de diagnose ADHD en ASS. 4. Van januari 2014 tot en met juni 2014 hebben tussen de school en verzoekster verschillende gesprekken plaatsgevonden over het gedrag en de teruglopende schoolresultaten van G. Tevens is in de gesprekken besproken welke mogelijkheden er waren om het gedrag hanteerbaarder te maken, zoals medicatie, behandeling bij het Q, de inzet van een ambulant begeleider en therapieën door externe deskundigen.
106793 / advies d.d. 9 juli 2015
Pagina 1 van 5
Geschillencommissie passend onderwijs
5. G is op initiatief van verzoekster vanaf februari 2014 tot september 2014 behandeld door R, een praktijk voor onderzoek, begeleiding en opvoedingsondersteuning. Hij is in dat kader drie keer bij een orthopedagoog geweest en drie keer bij een psychomotorische therapeut. 6. Verzoekster heeft in juli 2014 S ingeschakeld. Een orthopedagoog van S heeft in januari 2015 advies uitgebracht. Zij concludeerde onder meer dat G veel individuele begeleiding en ondersteuning nodig heeft en beter kan functioneren in kleinere groepen. In overleg met school zou volgens dit advies bezien moeten worden of de handelingsadviezen haalbaar zijn binnen het reguliere onderwijs. 7. Op 15 september 2014 heeft de intern begeleider bij het Bureau T van verweerder, verzocht om ondersteuning bij het onderzoek naar mogelijkheden die beter tegemoet zouden komen aan de onderwijsbehoeften van G. 8. Op 30 september 2014 is er een groot overleg geweest, waarin onder meer een verzoek tot aanmelding bij de Commissie Leerling Ondersteuning (CLO) met verzoekster is besproken. Verzoekster heeft in het gesprek gevraagd naar het ontwikkelingsperspectief (OPP). Op 15 oktober 2014 is aanmelding bij de CLO opnieuw met verzoekster besproken. Verzoekster heeft geen toestemming gegeven voor aanmelding bij de CLO. 9. Eind november 2014 heeft de school het OPP aan verzoekster voorgelegd. Op 3 en 4 december 2014 heeft verzoekster, samen met een Onderwijsconsulent, overleg gehad met de school over het OPP. Verzoekster heeft op 14 december 2014 schriftelijk gereageerd op het OPP. Dit heeft niet geleid tot aanpassing van het OPP omdat volgens de school de visie van verzoekster en de school te ver uiteen lagen. De school gaf verder aan G aan te melden bij de CLO. 10. Op 30 januari 2015 heeft een externe deskundige/orthopedagoog advies uitgebracht in het kader van een adviesaanvraag aan de CLO. Op 4 februari 2015 is de adviesaanvraag door de CLO besproken met verzoekster. De CLO stelt in zijn advies van 11 maart 2015, rekening houdend met het advies van S, het advies van de externe deskundige en de interne deskundigheid in de CLO, dat het niet reëel is om te verwachten dat een reguliere basisschool de adviezen van S zal kunnen uitvoeren. Een gedeeltelijke uitvoering van de adviezen is volgens de CLO vanuit pedagogisch standpunt onverantwoord. De CLO adviseert om voor G een toelaatbaarheidsverklaring (TLV) aan te vragen voor speciaal onderwijs cluster 4. 11. Verweerder heeft een TLV voor speciaal onderwijs aangevraagd, die op 16 april 2015 is afgegeven. 12. Op 24 april 2015 heeft verweerder besloten om G per 2 mei 2015 te verwijderen. In het besluit is aangegeven dat de motivering voor de verwijdering met verzoekster is besproken en dat er per 2 mei 2015 een plaats is gereserveerd op V, cluster 4. Verzoekster heeft bij brief van 28 april 2015 bezwaar gemaakt tegen het besluit om G te verwijderen en op 3 mei 2015 een verzoekschrift ingediend bij de Commissie.
3.
STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Standpunt verzoekster Verzoekster is het niet eens met de verwijdering. De school heeft niet voldoende gedaan voor G. Zij heeft alleen een stilteplek ingericht voor G en hem een eigen ladekast gegeven om zijn spullen in op te bergen. De school bleef verder alleen maar aandringen op medicatie, terwijl verzoekster wilde 106793 / advies d.d. 9 juli 2015
Pagina 2 van 5
Geschillencommissie passend onderwijs
inzetten op therapie. Het is voor verzoekster onduidelijk wat het samenwerkingsverband heeft gedaan. Er waren geen handelingsplannen in groep 6, althans deze zijn niet met verzoekster besproken. Pas eind november 2014 is op aandringen van verzoekster een OPP opgesteld, maar daarover is geen op overeenstemming gericht overleg gevoerd. Het OPP werd op 3 en 4 december 2014 met de ouders besproken, in het bijzijn van een onderwijsconsulente. Dit leken constructieve gesprekken, waarin het er op leek dat de school zou samenwerken met de ouders. In het gesprek op 3 december 2014 heeft verzoekster suggesties gedaan voor mogelijke ondersteuning, zoals het inzetten van een laptop in verband met het slordige handschrift van G, het kopiëren van extra werktaken voor G die hij thuis kon doen en het geven van een spreekbeurt door G over autisme, zodat de leerkracht en zijn klasgenoten hem beter zouden begrijpen. De school heeft geen van deze suggesties overgenomen. De ouders hebben op 14 december 2014 gereageerd op het OPP. In plaats van iets te doen met de voorstellen van de ouders, ging de school over tot het aanmelden van G bij de CLO, terwijl verzoekster daarvoor geen toestemming had gegeven. De school had wel degelijk kunnen voorzien in de ondersteuningsbehoefte van G. Verzoekster begrijpt niet hoe de school kan zeggen dat ze handelingsverlegen was, als niet duidelijk is wat de school geprobeerd heeft. Inmiddels heeft G een dusdanig grote achterstand opgelopen dat hij wellicht wel naar een andere school moet. Verzoekster wil echter dat G naar een school voor speciaal basis onderwijs (sbo) gaat en niet naar een school voor speciaal onderwijs, cluster 4. De ondersteuning op een sbo school is voor hem voldoende. Standpunt verweerder Het gedrag van G werd in de loop van het schooljaar 2013/2014 steeds problematischer. Voorbeelden van (terugkerend) probleemgedrag waren: niet stil kunnen zitten, in zichzelf praten, moeilijk tot hem door kunnen dringen, te veel naar het toilet lopen waar een waterballet ontstond of wc-papier overal op de grond lag, boze buien, opgedragen werk volgens eigen normen maken, moeilijk te motiveren, kasten leeghalen en daarin gaan liggen, opdrachten van de leerkracht negeren, 20 minuten in foetushouding in de hoek van de gymzaal gaan liggen en ramen aflikken. Ook was er sprake van gedrag dat gevaarlijk is voor hem en andere leerlingen. Hij liep weg en deed andere kinderen pijn of dreigde daarmee (handen om keel leggen, touwtje om nek van andere kinderen leggen en dat aantrekken, dreigen met een schaar, stoel wegtrekken onder leerling). G eist onevenredig veel aandacht op van de leerkracht, die nog 26 leerlingen in de klas heeft en hij brengt door zijn onbeholpen gedrag ook de veiligheid van medeleerlingen in gevaar. G is er zelf niet bij gebaat om in het regulier onderwijs te blijven. De potentie die hij heeft komt er binnen het reguliere onderwijs niet uit en zijn schoolresultaten lopen steeds verder terug. Eind 2013 heeft de school al de hulp ingeroepen van een ambulant begeleider. Deze heeft in de klas observaties gedaan. Zij heeft geconcludeerd dat G geen overzicht had. Daarom heeft hij toen een andere plek in de klas gekregen. Ook kreeg hij een stilteplek en een eigen ladekast voor zijn spullen. Er heeft sinds het voorjaar van 2014 regelmatig overleg met verzoekster plaatsgevonden, waarin de school zorgen heeft uitgesproken over het gedrag van G en heeft aangegeven dat zij de wens heeft dat G medicatie krijgt om zijn gedrag hanteerbaarder te maken. Verzoekster zag meer heil in therapie. Zij heeft Praktijk R ingeschakeld. De school heeft ruimte beschikbaar gesteld zodat de afspraken op school konden plaatsvinden. Ook werd door verzoekster een traject gestart bij S. Er zijn in groep 6 twee handelingsplannen opgesteld. De ambulant begeleider heeft de leerkracht gecoacht op situaties met G in de klas en de juiste aanpak daarvan. Verder hebben alle leerkrachten van de school een scholing gekregen op het gebied van ADHD en ASS. De leerkracht heeft een zogenaamde time-timer (klok die zichtbaar maakt hoeveel tijd er voor een taak is) ingezet, maar die had maar korte tijd effect en werd door G kapotgemaakt. In het najaar van 2014 is in verschillende gesprekken met verzoekster besproken dat het gedrag en de leerbaarheid van G steeds minder hanteerbaar waren voor de school, ondanks de interventies van de school en de organisaties die verzoekster had ingeschakeld. In de gesprekken is daarom ook het aanmelden van G bij de CLO besproken. Verzoekster wilde hiervoor 106793 / advies d.d. 9 juli 2015
Pagina 3 van 5
Geschillencommissie passend onderwijs
geen toestemming geven. In groep 7 is als noodoplossing een handelingsplan opgesteld, omdat het samenwerkingsverband nog bezig was met een standaard format voor een OPP voor alle scholen. Toen het format in november gereed was is er een OPP opgesteld. Het reeds opgestelde handelingsplan, dat met de ouders is besproken, werd onderdeel van het handelingsdeel van het OPP. De op- en aanmerkingen van verzoekster op het OPP zijn samen met het OPP, als bijlage, bij de aanmelding bij de U meegestuurd. Sinds de meivakantie van 2015 krijgt G geen onderwijs meer in de klas, maar krijgt hij 1 op 1 begeleiding van de directeur, intern begeleider en onderwijsassistent, maar ook dat gaat niet goed en vergt te veel van de schoolorganisatie. De school is handelingsverlegen.
4.
OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE
Artikel 40 van de Wet op het primair onderwijs (WPO) bepaalt, voor zover relevant, ten aanzien van de verwijdering van een leerling het volgende: Lid 1: De beslissing over toelating en verwijdering van leerlingen berust bij het bevoegd gezag. [..] Lid 11: Voordat wordt besloten tot verwijdering hoort het bevoegd gezag de betrokken groepsleraar. Definitieve verwijdering van een leerling vindt niet plaats dan nadat het bevoegd gezag ervoor heeft zorg gedragen dat een andere school bereid is de leerling toe te laten. Onder andere school kan ook worden verstaan een school voor speciaal onderwijs, een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Artikel 63 lid 2 WPO bepaalt het volgende: Indien het bevoegd gezag van een bijzondere school op grond van artikel 40 weigert een leerling toe te laten dan wel een leerling verwijdert, deelt het de beslissing daartoe, schriftelijk en met redenen omkleed, mede door toezending of uitreiking aan de ouders. Daarbij wordt tevens de inhoud van het bepaalde in het derde lid, eerste volzin, vermeld. Voordat het bevoegd gezag van een bijzondere school op grond van dat artikellid beslist tot verwijdering van een leerling, hoort het de ouders van de leerling, onverminderd het bepaalde in dat artikellid. Het bevoegd gezag neemt de beslissing, bedoeld in de eerste volzin, zo spoedig mogelijk. Bij de definitieve verwijdering van een leerling met een extra ondersteuningsbehoefte, waarvan in de situatie van G sprake is, dient deugdelijk onderzoek te zijn gedaan naar het ontwikkelingsperspectief, naar de voor de school nog resterende begeleidingsmogelijkheden en dient een andere school te zijn gevonden die bereid is de leerling toe te laten. Deze aspecten houden verband met de op verweerder rustende zorgplicht. De zorgplicht is mede ingevoerd ter voorkoming dat leerlingen thuis komen te zitten. De Commissie stelt vast dat de school sinds begin 2014 met verzoekster gesprekken voert over het gedrag van G. In de gesprekken zijn verschillende ondersteuningsmogelijkheden besproken, waarna er hulpmiddelen zijn ingezet en de hulp van een ambulant begeleider is ingeroepen. Verzoekster heeft daarnaast zelf externe partijen ingeschakeld voor het geven van ondersteuning/therapie aan G. Verweerder heeft de (resterende) begeleidingsmogelijkheden met verzoekster besproken. In het ondersteuningsplan van het samenwerkingsverband is opgenomen dat het opstellen van een OPP in principe niet verplicht is, aangezien de basisondersteuning op een erg hoog niveau is vastgesteld en er in het basisonderwijs geen arrangementen zijn. Hoewel het juist is dat er geen OPP hoeft te worden opgesteld als de benodigde ondersteuning valt binnen de basisondersteuning die een school biedt, is een OPP op grond van het Ondersteuningsplan wel vereist voor de aanmelding bij de CLO. Dat plan is eind november 2014 gereed gekomen nadat eind september 2014 verweerder met verzoekster de wens heeft besproken om G aan te melden bij de CLO. Naar het oordeel van de Commissie is de termijn waarop het OPP gereed kwam niet onredelijk geweest. Verweerder heeft met verzoekster tweemaal overleg gevoerd over het OPP. Het overleg heeft verzoekster als constructief gekwalificeerd zodat de Commissie aannemelijk acht dat het overleg open en reëel is gevoerd. Dat de 106793 / advies d.d. 9 juli 2015
Pagina 4 van 5
Geschillencommissie passend onderwijs
school het OPP niet heeft aangepast op enkele specifieke wensen van verzoekster maakt het OPP niet ondeugdelijk. Dit is ook anders niet gebleken. De visie van verzoekster op het OPP is wel meegestuurd bij de aanmelding bij de CLO hetgeen de Commissie juist acht. Op basis van het dossier en de toelichting ter zitting is voor de Commissie voldoende aannemelijk geworden dat het gedrag van G onoverkomelijke problemen opleverde in de klas en voor de school. Dat in het leerlingdossier in de verslaglegging hiaten zijn op te maken, zoals het gebrek aan verslagen van de ambulant begeleider, doet daar niet aan af. Voldoende is gebleken dat er, ondanks de inzet van verschillende interne en externe begeleiders, onvoldoende verbetering merkbaar was in het gedrag van G om hem in de klas te kunnen handhaven. Verweerder heeft daarmee aangetoond dat de ondersteuning die G nodig heeft de mogelijkheden van de school te boven gaat. In het verwijderingsbesluit is aangegeven dat de groepsleerkrachten zijn gehoord en onbetwist is dat V in Didam, een basisschool voor cluster 4 onderwijs, bereid is G toe te laten. Voorts is onweersproken in het verwijderingsbesluit opgenomen dat de motivering voor de verwijdering met verzoekster is besproken. Daarmee heeft verweerder voldaan aan de wettelijke eisen die gelden voor een verwijdering. Vorenstaande leidt tot het oordeel dat de beslissing van verweerder om G van de school te verwijderen is genomen op voldoende redelijke gronden. De Commissie zal het verzoek dan ook ongegrond verklaren.
5.
OORDEEL
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie het verzoek ongegrond. Aldus gedaan te Utrecht op 9 juli 2015 door mr. D. Ghidei, voorzitter, drs. O. Meulenbeek en drs. M.H.W.C. Voeten, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.H. Pranger, secretaris.
mr. D. Ghidei voorzitter
106793 / advies d.d. 9 juli 2015
Pagina 5 van 5
mr. A.H. Pranger secretaris