School en sport werken samen Eindrapportage van het onderzoek naar combinatiefuncties school en sport in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs
School en sport werken samen Eindrapportage van het onderzoek naar combinatiefuncties school en sport in het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs
augustus 2007
COLOFON Samenstelling Cora Heijkoop Karin Jonker Yvonne van Westering Tijne Berg-le Clercq Vormgeving binnenwerk Roelfien Pranger-Folkersma Druk Sector Document Processing, VNG SGBO Onderzoek > Advies > Implementatie Postbus 30435 2500 GK Den Haag SGBO 3735/607 Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van SGBO.
Aan de totstandkoming van deze publicatie is de grootst mogelijke zorg besteed. SGBO kan echter niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden, noch kunnen aan de inhoud rechten worden ontleend.
INHOUDSOPGAVE
1
Inleiding en achtergronden
7
1.1
Opdracht en definiëring
7
1.2
Samenstelling van de interviews
10
2
De combinatiefunctie
13
2.1
De inhoud van de combinatiefunctie
13
2.2
De benodigde competenties
15
2.3
De opleidingen
15
2.3.1
Hbo-opleidingen
15
2.3.2
Mbo-opleidingen
17
2.4
Tot slot
18
3
De aanstelling
19
3.1
De aanstelling
19
3.2
Afspraken tussen de partijen
23
3.3
Constructies
25
3.4
Verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid en verzekeringen
28
3.5
Tot slot
30
4
Vergelijking van de CAO’s (arbeidsvoorwaarden)
31
5
De ervaringen van scholen en combinatiefunctionarissen
35
5.1
De uitkomsten van de expertmeeting
35
5.2
De scholen voor primair onderwijs
36
5.3
De scholen voor voortgezet onderwijs
38
5.4
De mbo-opleidingen
38
5.5
De combinatiefunctionarissen
39
6
Conclusies en aanbevelingen
43
6.1
Conclusies
43
6.2
Aanbevelingen
44
1 1.1
Inleiding en achtergronden Opdracht en definiëring
De Alliantie School & Sport samen sterker is een samenwerkingsverband tussen het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) en het Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie (NOC*NSF). De Alliantie School & Sport samen sterker is in het leven geroepen met als doel: het bereiken van levenslang sporten en bewegen voor alle jongeren. De Alliantie werkt aan het versterken van de basis door het stimuleren van samenwerkingsvormen tussen onderwijs en de georganiseerde sport. De Alliantie heeft bovenstaand doel nader geconcretiseerd: in 2010 kan op 90% van alle scholen elke leerling dagelijks sporten binnen en buiten de schooluren in combinatie met sportverenigingen. Een middel om dit doel te realiseren is de inzet van combinatiefuncties. De Alliantie heeft SGBO gevraagd om het onderdeel ‘Meer combinatiefuncties’, dat deel uitmaakt van de programmalijn Kader, uit te werken. Definiëring Over het begrip combinatiefunctie school en sport bestaan verschillende ideeën en definities. Om helder te hebben wat wij in dit onderzoek verstaan onder combinatiefuncties, hebben wij het begrip afgebakend en daarbij volgende uitgangspunten gehanteerd. De combinatiefunctie onderwijs en sport:
is één functie met een combinatie van taken uitgevoerd door één persoon (duale taakstelling);
omvat taken uit de twee sectoren onderwijs en sport;
bevordert de verbinding tussen de sectoren onderwijs en sport;
omvat zowel binnenschoolse als buitenschoolse sport- en beweegactiviteiten.
is een volwaardige combinatie van taken met een substantiële taakbeschrijving.
De combinatiefunctionaris kan zowel in dienst zijn bij één werkgever (school, de gemeente of een andere rechtspersoon) en meerdere werkzaamheden verrichten als bij meerdere rechtspersonen in dienst zijn. In het eerste geval is sprake van een functie met duale taken, ook wel duale taakstelling genoemd. In het tweede geval spreken we van een duale aanstelling.
SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
7
Leeswijzer Dit is de eindrapportage van het onderdeel ‘meer combinatiefuncties’ dat deel uitmaakt van de programmalijn Kader. In de inleiding beschrijven wij de verschillende onderdelen van het onderzoek. In hoofdstuk 2 komt de inhoud van de combinatiefuncties aan bod. In het derde hoofdstuk gaan wij in op de aanstellingsmogelijkheden. Hoofdstuk 4 gaat over de CAO-verschillen. De ervaringen van scholen en combinatiefunctionarissen zijn in hoofdstuk 5 beschreven. Het rapport wordt afgesloten met conclusies en aanbevelingen. De onderdelen van het onderzoek Om te komen tot deze eindrapportage heeft SGBO in het werkplan voor het thema ‘meer combinatiefuncties’ vier onderdelen uitgevoerd: 1. het voeren van voorbereidende gesprekken en bestudering van bestaande documenten; 2. selecteren, volgen en stimuleren van voorbeeldprojecten waaronder: - het intensief volgen van 20 projecten - het monitoren van 30 à 40 projecten; 3. de organisatie van een expertmeeting met landelijke experts en gemeenten; 4. het opstellen van een adviesdocument voor het kabinet en een eindrapportage.1 Onder de term ‘voorbeeldprojecten’ verstaan wij een combinatiefunctie of een combinatiefunctie in wording. Wij hebben ervoor gekozen om meerdere typen combinatiefuncties per gemeente te bekijken en deze intensief te onderzoeken. Dit betekent dat wij niet zozeer hebben gelet op de aantallen, maar vooral ook op de verschillende mogelijkheden en typen combinatiefuncties. 1. Voorbereiding Ter voorbereiding op de interviews zijn we begonnen met de bestudering van bestaande documenten. Het betreft zowel kaderdocumenten, zoals de sportnota van VWS, als documenten die specifiek combinatiefuncties betreffen. Daarnaast hebben we informatie van werkgeversorganisaties en van sportbonden betrokken. In aanvulling daarop hebben we projectplannen, rapportages of functiebeschrijvingen van gemeenten, gemeentelijke sportservicebureaus, scholen en sportorganisaties bekeken2. Aansluitend hebben we gesprekken gevoerd met landelijke partijen3. Aan de hand van de bestudeerde literatuur en de gesprekken met landelijke partijen hebben we gemeenten en scholen die werken met combinatiefuncties geselecteerd en geïnterviewd.4
1
Door de vervroegde verkiezingen is het advies in september 2006 opgesteld in plaats van februari 2007.
2
3
SGBO SGBO
Nota tijd voor sport, VWS, 2005. KVLO, beroepscompententieprofiel voor leraren LO, september 2004. KVLO, de duale leraar bewegingsonderwijs, 2005 mogelijkheden voor taakcombinaties. KVLO, format aanstellingen combinatiefuncties, 2005 SLO, Bram Donkers, best practices leerkrachten LO met bredere taakopdracht, mei 2005 JSO, combinatiefuncties realiseren. Handboek voor kinderopvang, onderwijs, welzijn en sport, februari 2005. Een praktisch handboek met veel informatie. NISB, KVLO, VBS, VSG, ALO Amsterdam, Bve-raad, ministerie van OCW en JSO.
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
8
2. Volgen en stimuleren van voorbeeldprojecten We hebben 14 gemeenten gesproken en gevolgd die ongeveer 60 combinatiefuncties vertegenwoordigen. De gemeenten zijn: Nijmegen, Arnhem, Eindhoven, Zwolle, Hardenberg, Groningen, Amsterdam, Rotterdam, Den Helder, Hoorn, Tilburg, Ede, Enschede en Alphen aan den Rijn. Twee gemeenten (Alphen aan den Rijn en Zwolle) zitten in de voorbereidingsfase en oriënteren zich op de aanstellingsmogelijkheden van combinatiefunctionarissen.5 Vier gemeenten experimenteren nog niet zo lang met combinatiefuncties; minder dan drie jaar: Hoorn, Rotterdam, Ede en Hardenberg. De overige gemeenten werken geruime tijd met combinatiefuncties en hebben inmiddels ervaring opgebouwd. Tabel 1
Ervaring van de projecten met combinatiefuncties 6
Gemeenten die in de voorbereidingsfase zitten
Zwolle, Alphen aan den Rijn
Gemeenten die minder dan drie jaar met combinatiefuncties werken
Hoorn, Rotterdam, Ede en Hardenberg
Gemeenten die meer dan drie jaar met combinatiefuncties werken
Nijmegen, Arnhem, Eindhoven, Groningen, Amsterdam, Den Helder, Tilburg en Enschede
3. Expertmeeting Begin oktober 2006 is een expertmeeting gehouden. De 14 gemeenten die in de eerste ronde zijn geïnterviewd waren uitgenodigd voor de expertmeeting, evenals de KVLO, NISB, VBS, NOC*NSF, Henry Hennink (VOS/ABB, voorheen KVLO) en de beide ministeries. Het doel van de bijeenkomst was drieledig: 1. het toetsen van de bevindingen uit de eerste ronde interviews en het voorleggen van de eerste aanzet tot het advies voor het nieuwe kabinet; 2. uitwisseling van ervaringen en informatie uit de praktijk aan de hand van vier deelthema’s: visie, inhoud en taken, aanstelling en contracten en opleiding en competenties; 3. informatie krijgen over de randvoorwaarden voor brede invoering van combinatiefuncties en mogelijke ondersteuningsbehoefte. De bevindingen uit de expertmeeting komen later in deze rapportage aan de orde. 4. Het advies aan het kabinet Door de val van het kabinet is eind september een voorlopig advies voor de Alliantie opgesteld. Omdat wij in de zomerperiode alleen gemeenten hadden geïnterviewd, was het advies niet compleet. Desalniettemin zijn de aanbevelingen, evenals de aanbevelingen van de overige onderaannemers, meegenomen in het advies aan de Alliantie.
4
De gemeenten zijn: Arnhem, Nijmegen, Tilburg, Eindhoven, Rotterdam, Zwolle, Amsterdam, Den Helder, Hoorn, Enschede,
5
De pilots zijn in de zomer gehouden, dus deze weergave is de stand van zaken in de zomer.
6
Dit zijn gegevens van zomer 2006 toen de interviews zijn afgenomen.
Hardenberg, Ede, Groningen en Alphen aan den Rijn.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
9
1.2
Samenstelling van de interviews
Basisonderwijs In de periode tot september 2006 hebben wij met name de gemeenten of gemeentelijke7 sportservicebureaus geïnterviewd van de 14 projecten die wij intensiever hebben onderzocht en gevolgd. Vanaf september hebben wij ons gericht op de onderwijsinstellingen en de combinatiefunctionarissen die in deze gemeenten werken. Dus per pilot hebben wij zowel de gemeente of gemeentelijk sportservicebureau als een of meerdere combinatiefunctionarissen als een of meerdere basisscholen gehoord.8 Op deze manier hebben wij de ervaringen met combinatiefuncties van de gemeente, scholen en de functionarissen zelf in beeld gebracht. Tabel 2
Verdeling
van
de
combinatiefunctionarissen Gemeentenaam Gemeente sportservicebureau
interviews of
over
gemeenten,
scholen
en
Scholen
Aantal combinatiefunctionarissen
Hoorn
gemeente
-
1
Rotterdam
gemeente
De Catamaran De Notenkraker
2
Ede
gemeentelijk sportservicebureau
’t Palet
1
Hardenberg
gemeente
De Vlinder Het Palet
2
Nijmegen
gemeente
Aquamarijn
2
Arnhem
gemeente
Eindhoven
gemeentelijk sportservicebureau
De Schelp De Korenaar De Springplank
3
Enschede
gemeente
De Robers
1
Den Helder
gemeentelijk sportservicebureau
Eben Haëzer De Hofstee
1
Tilburg
gemeente
De Sleutel
1
Amsterdam
gemeente
De Springplank De Botteloef Oranje Nassauschool
3
Groningen
gemeente
OBS De Pendinghe
1
Alphen aan den Rijn
gemeentelijk sportservicebureau
Totaal
14 gemeenten
17 scholen voor primair onderwijs
21
3
7
Wij gebruiken de term gemeentelijk sportservicebureau om het onderscheid met provinciale sportservicebureaus aan te geven.
8
Met uitzondering van de gemeenten Zwolle en Alphen aan den Rijn die ten tijde van het onderzoek nog niet waren gestart.
Sommige gemeentelijke sportservicebureaus zijn verzelfstandigd of een stichting en zijn geen afdeling van de gemeente.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
10
Voortgezet onderwijs Wij hebben 8 sportactieve scholen voor voortgezet onderwijs benaderd. Dit zijn scholen die actief zijn in de organisatie van of deelname aan naschoolse activiteiten. Wij hebben docenten lichamelijke opvoeding (LO) of coördinatoren van de vaksectie LO gesproken. Deze gesprekken waren met name bedoeld om te peilen of zij werken met combinatiefunctionarissen, welke mogelijkheden zij daartoe zien en wat hun huidige samenwerking met sportverenigingen is. Daarnaast hebben we in de gemeente Amsterdam een toelichting gehad op Topscore, het project dat als voornaamste doel heeft om jongeren van 12 tot 18 jaar kosteloos te laten kennismaken met verschillende sporten en de doorstroming naar verenigingen te verbeteren. Tabel 3 Scholen voor voortgezet onderwijs Gemeente
Scholen
Heerlen
Sintermeertencollege
Leiden
Vlietlandcollege
Almelo
Erasmus OSG
Almere
Oostvaarderscollege
Alkmaar
Jan Arentsz CSG
Hoogeveen
Roelof van Egtencollege
Leiden
Da Vincicollege
Amsterdam
Calland Lyceum (via het project Topscore)
Mbo Wij hebben in Zwolle het ROC Landstede geïnterviewd. Tevens hebben wij gesproken met twee docenten die ook een aanstelling hebben bij een sportvereniging. Het gaat om een docent van de opleiding Sport en Bewegen die zijn functie combineert met het coachen van een voetbalvereniging (amateurvoetbal hoogste klasse). De andere docent is tevens coach van een basketbalvereniging die in de eredivisie speelt.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
11
2
De combinatiefunctie Gedurende ons onderzoek werd steeds duidelijker dat dé combinatiefunctie school en sport niet bestaat. De inhoud van de combinatiefunctie in de projecten verschilt; in geen enkel project waren de taken en activiteiten gelijk. Het zijn allemaal maatwerkprojecten die aansluiten op de lokale situatie. Een belangrijke noot vooraf is dat wij tot nu toe in de onderzochte projecten enkel combinatiefuncties met vakleerkrachten LO zijn tegengekomen. Deze functionarissen waren vooral werkzaam in het basisonderwijs. Het gaat dan om een combinatie van onderwijstaken en naschoolse activiteiten. Een combinatiefunctie met taken in het onderwijs en in de sportvereniging behoort natuurlijk ook tot de mogelijkheden, maar dit type combinatiefunctie zijn wij in de praktijk (nog) niet tegengekomen. In dit hoofdstuk behandelen wij de inhoud van de combinatiefunctie en de benodigde competenties. Vervolgens kijken we naar de verschillende studies die kunnen opleiden voor een combinatiefunctie school en sport.
2.1
De inhoud van de combinatiefunctie
Type combinatiefunctie Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk al is geschreven, bestaat dé combinatiefunctie school en sport niet. Wel is het mogelijk om in het basisonderwijs twee hoofdtypen combinatiefuncties te onderscheiden: 1. het geven of coördineren van bewegingsonderwijs in combinatie met het organiseren van naschoolse sportactiviteiten; 2. het geven of ondersteunen van bewegingsonderwijs in combinatie met het uitvoeren van naschoolse sportactiviteiten. Binnen deze twee hoofdtypen zijn allerlei varianten mogelijk. Over het algemeen zien wij dat het eerste type combinatiefunctie wordt ingevuld door een vakleerkracht. Het tweede type door een vakleerkracht, een ALO-student, een mbo’er of een mbo-student. De beperking in lesbevoegdheid van een afgestudeerde mbo’er zorgt ervoor dat gemeenten, scholen en sportservicebureaus deze niet op grote schaal inzetten voor een combinatiefunctie. De combinatie die steeds meer voorkomt, is de vakleerkracht die bewegingsonderwijs geeft en het naschoolse aanbod coördineert in samenwerking met een mbo’er die onderdelen van het bewegingsonderwijs uitvoert of ondersteunt (van de groepsleerkracht) en het naschoolse aanbod uitvoert. Een derde type combinatiefunctie dat nog nauwelijks voorkomt, maar waar de Alliantie in het schooljaar 2007-2008 mee gaat experimenteren, is de combinatiefunctionaris die bewegingsonderwijs geeft of ondersteunt en taken coördineert of uitvoert binnen sportverenigingen. Ook binnen dit type combinatiefunctie zijn varianten mogelijk die de Alliantie in de loop van het schooljaar 2007-2008 voor het voetlicht zal brengen. SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
13
Inhoud van de combinatiefuncties in het primair onderwijs In de projecten zijn wij alleen combinatiefuncties van vakleerkrachten LO in het basisonderwijs tegengekomen. Op hoofdlijnen bestaat de combinatiefunctie uit de volgende taken, ongeacht het type aanstelling: het geven van (een deel van) het bewegingsonderwijs aan de groepen 3 t/m 8
het geven van motorische remedial teaching (MRT) en het organiseren van club extra
het bijhouden van een leerlingvolgsysteem sport en bewegen
het coachen van groepsleerkrachten
ontwikkelen, coördineren of uitvoeren van een buitenschoolse sportactiviteiten in samenwerking met wijkorganisaties en sportverenigingen
het oprichten van een schoolsportvereniging
het voeren van gesprekken met ouders over sport- en bewegingsvaardigheden van de kinderen
onderhouden van contacten met wijkorganisaties, sportverenigingen en gemeente
Het gaat dus om een vakdocent LO met taakdifferentiatie, ook wel de gymleraar nieuwe stijl genoemd. Voor een uitgebreid overzicht van mogelijke taken en activiteiten van de vakleerkracht nieuwe stijl verwijzen we naar een studie van de KVLO9. Voor het vervullen van een combinatiefunctie worden andere (nieuwe) competenties gevraagd dan voor het geven van bewegingsonderwijs. Combinatiefuncties in het voortgezet onderwijs In het voortgezet onderwijs zijn de functies lichamelijke opvoeding minder eenduidig aan te wijzen in verschillende typen combinatiefuncties, omdat het hier veelal een werkgever betreft (de school) die een variatie aan sporttaken onderbrengt bij de vaksectie LO. De school kiest ervoor om formatie voor Lichamelijke Opvoeding eventueel uit te breiden met coördinatieactiviteiten en met het organiseren en uitvoeren van sportklassen of het invoeren van het vak LO als examenvak. Deze taken brengen de scholen óf onder bij meerdere vakdocenten óf zij roosteren een vakdocent deels hiervoor vrij. De vakdocenten LO voeren over het algemeen geen taken uit voor de gemeente of voor sportverenigingen. Combinatiefuncties in het Mbo Voor het mbo geldt een andere situatie dan voor het basisonderwijs of het voortgezet onderwijs. De ROC-instellingen zijn niet verplicht lichamelijke opvoeding als basisvak op te nemen in hun opleidingen. Veel instellingen zijn daar nu wel mee bezig. De instellingen die opleidingen sport en bewegen aanbieden, werken nog niet op grote schaal met combinatiefuncties. Het is verwachten dat de instellingen die bewegen en sport binnen de opleidingen op de kaart willen zetten, hiervoor combinatiefuncties zullen gaan inzetten.
9
SGBO SGBO
De vakleerkracht nieuwe stijl, duale taken of duale aanstelling, waar hebben we het over?, KVLO.
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
14
2.2
De benodigde competenties
Aan de projecten hebben wij de volgende vraag voorgelegd: over welke extra competenties/vaardigheden dient een combinatiefunctionaris te beschikken om dat stukje meerwaarde van de combinatiefunctie te laten zien? De antwoorden waren zeer divers, mede omdat de inhoud van de combinatiefunctie verschilt. De inhoud van de functie wordt deels bepaald door de vraag of het gaat om een meer op coördinatie of een meer op uitvoering gerichte functie. Uit de antwoorden hebben wij de meest genoemde competenties gedestilleerd. De volgende competenties zijn van belang voor de combinatiefunctionaris school en sport: - communicatieve vaardigheden (netwerker, goed contacten kunnen leggen); - organisatorische vaardigheden (goed kunnen organiseren, coördineren en plannen); - flexibiliteit, zoals het kunnen schakelen en ad hoc beslissingen kunnen nemen, het verdelen van tijd en aandacht over de kinderen en uitvoeren van verschillende typen activiteiten op een dag; - assertiviteit, bijvoorbeeld voor het stellen van grenzen om de vaak wat oudere groepsleerkracht te kunnen coachen; - overtuigingskracht en enthousiasme, zoals het overtuigen van ouders en kinderen om met de naschoolse activiteiten mee te doen; - omgevingsbewustheid, zoals de ‘spelers’ binnen het netwerk kennen en weten wat er speelt bij de kinderen thuis, op school en in de wijk; - creativiteit, zoals het signaleren van kansen bij kinderen en relaties leggen tussen de binnenschoolse activiteiten, de buitenschoolse sportactiviteiten en de activiteiten die de gemeente en de sportverenigingen verzorgen; - proactieve houding, initiatiefrijk, zelfstandig en ondernemend. 2.3
De opleidingen
De belangrijkste opleidingen voor de combinatiefunctionarissen zijn: - de ALO-opleidingen, die studenten opleiden tot vakleerkracht in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs; - hbo-opleidingen op het gebied van sportmanagement en sportbeleid; - mbo-opleidingen en de nog nieuwe LOBOS-opleiding op mbo-niveau10. De LOBOSopleidingen kunnen worden gevolgd op ROC’s sport en bewegen; - bondsopleidingen voor het behalen van trainersbevoegdheden; - commerciële opleidingen (zweminstructeur, tennisleraar, golfprofessional etc.). 2.3.1
Hbo-opleidingen
Waar leidt de 4-jarige ALO-opleiding studenten voor op11? - het maken en plannen van lessen bewegingsonderwijs voor alle onderwijsniveaus;
SGBO SGBO
10
Leraar Ondersteuner Bewegingsonderwijs en Sport.
11
Uit het beroepscompetentieprofiel voor leraren lichamelijke opvoeding, KVLO, september 2004.
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
15
-
-
-
-
-
-
het organiseren en begeleiden van lessen bewegingsonderwijs die aansluiten op de beweegmogelijkheden van kinderen en jongvolwassenen. Hierbij maakt de vakleerkracht gebruik van verschillende instructiemethoden die op een veilige manier worden uitgevoerd; het observeren en registreren van vorderingen in beweging, zowel bij individuele kinderen als de groep als geheel; het ondersteunen van de kinderen in hun schoolloopbaan en het signaleren van mogelijke problemen bij leerlingen die hun schoolloopbaan en hun vorderingen in sport en bewegen kunnen belemmeren; het in samenspraak met de kinderen organiseren van een aansprekend schoolsportprogramma buiten schooltijd, dat aansluit bij de interesse en het niveau van de kinderen; het verwerven en in stand houden van accommodaties en leermiddelen ten behoeve van een goede uitvoering van het beweegplan van de school, zodat een stimulerende beweegomgeving ontstaat voor de kinderen; het leveren van een bijdrage aan de algemene organisatie en het beleid van de school. Neemt deel aan overleggen en draagt het beleid van de school; het onderhouden van externe contacten met bijvoorbeeld gemeentelijke instellingen of sportorganisaties. Deze contacten kunnen bijdragen aan de uitvoering van het beweegplan van de school; het signaleren en vertalen van trends naar het eigen vakgebied. Het is belangrijk dat het vak mee ontwikkelt met maatschappelijke ontwikkelingen. De vakleerkracht kan hierin het voortouw nemen.
Waar leiden de hbo-opleidingen sportbeleid, sportmanagement en sportmarketing in de sport voor op? De hbo-opleidingen Sportbeleid, -management en -marketing leiden studenten op voor managementfuncties in de diverse sectoren van de sportbranche. Na afronding van de opleiding beschikken de studenten over kennis van de sportbranche en over vaardigheden die voor een operationele sportmanager van belang zijn. De afgestudeerde studenten zijn in staat zelfstandig te beslissen en te werken binnen het vakgebied van sportbeleid, sportmarketing en sportmanagement. Thema’s die in de opleidingen aan de orde komen zijn: - sportmanagement waaronder verenigingsmanagement; - marketing en sales; - sponsoring en relatiemarketing; - projectmanagement en het managen van evenementen; - communicatie en PR; - ondernemingsvaardigheden en financiën. Voorbeelden van functies zijn een projectleider bij een gemeente, managementfuncties bij sportbonden of managementfuncties bij commerciële (sport)bedrijven.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
16
2.3.2
Mbo-opleidingen
Mbo sport en bewegen niveau twee, drie en vier. Binnen de mbo-opleidingen sport en bewegen zijn de volgende opleidingen mogelijk: 1. sport- en bewegingsbegeleider niveau twee; 2. sport- en bewegingsleider niveau drie; 3. sport- en bewegingscoördinator niveau vier; 4. sport en bewegen, niveau drie en vier. 1. Sport en bewegingsbegeleider niveau twee Deze opleiding leidt studenten op voor het meehelpen bij het organiseren van sport- en bewegingsactiviteiten en bij trainingen en wedstrijden en voor het begeleiden van deelnemers. 2. 2. Sport- en bewegingsleider niveau drie Studenten die deze opleiding volgen, kunnen sport- en bewegingsactiviteiten organiseren in meerdere takken van sport. Tevens kunnen de studenten sport- en bewegingsprogramma’s ontwikkelen voor doelgroepen als ouderen, jongeren of gehandicapten. 3. Sport- en bewegingscoördinator niveau vier Binnen deze opleiding leren studenten leiding of les te geven binnen sport- en bewegingsactiviteiten zowel aan groepen als individueel. De coördinator houdt zich ook bezig met het organiseren en bedenken van deze activiteiten en leidinggeven over vrijwilligers. Tevens kan de sport- en bewegingscoördinator adviseren aan de organisatie waar hij of zij werkzaam is. 4. Sport en bewegen niveau drie en vier Deze opleiding leidt op tot het geven van trainingen, coaching en het organiseren van evenementen en toernooien. Het opstellen van sport- en beweegprogramma’s voor specifieke doelgroepen maakt eveneens deel uit van de opleiding. De opleiding op niveau vier bevat vier afstudeerrichtingen: - sport- en bewegingscoördinator/bewegingsagoog; - sport- en bewegingscoördinator/BOS; - sport- en bewegingscoördinator/operationeel manager; - sport- en bewegingscoördinator/trainer-coach. Wat zijn de kerntaken van een LOBOS’er? De Leraarondersteuner Lichamelijke Opvoeding is een breed opgeleide onderwijsondersteuner met een mbo-opleidingsniveau (niveau vier). De leraarondersteuner ondersteunt op een zelfstandige manier een vakleerkracht of groepsleerkracht bij het uitvoeren en evalueren van een programma lichamelijke opvoeding in het basisonderwijs. De leraarondersteuner kan leerlingen in de
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
17
leeftijdsgroep van 4-12 jaar op een veilige en pedagogische manier inleiden en begeleiden bij sport- en beweegactiviteiten. Dit alles onder verantwoordelijkheid van een vakspecialist lichamelijke opvoeding. Daarnaast kan de leraarondersteuner werkzaamheden verrichten bij het realiseren van het zorgplan lichamelijke opvoeding en het schoolsportplan van de school, inclusief het zwemonderwijs. Wat kan een afgestudeerde LOBOS’er? De LOBOS’er kan dezelfde taken uitvoeren als de vakleerkracht, maar dan in ondersteunende zin. Het gaat dan om ondersteuning bij lesvoorbereiding, begeleiding van de leerlingen tijdens de gymlessen, ondersteunen in het organiseren van een naschools programma, een bijdrage leveren aan het beleid van de school, het onderhouden van externe contacten en maatschappelijke ontwikkelingen helpen vertalen naar het eigen vakgebied. 2.4
Tot slot
In dit hele hoofdstuk, maar eigenlijk door ons hele onderzoek, staat de volgende vraag centraal: over welk type combinatiefunctie school en sport hebben we het? Hebben we het over iemand die gekwalificeerd is om zelfstandig bewegingsonderwijs te geven? Of over een sportfunctionaris die onder schooltijd sport- en spellessen kan verzorgen of de gymsectie kan ondersteunen en een buitenschools programma kan draaien? Het is in ieder geval duidelijk dat de combinatiefunctionaris andere (nieuwe) competenties in huis dient te hebben dan een vakleerkracht die louter bewegingsonderwijs geeft of de sportleider die sportlessen geeft. Het is essentieel voor de realisatie van de ambities van de Alliantie dat de opleidingen dit type medewerkers gaan opleiden. Een door de vakleerkrachten veel genoemd knelpunt is dat de combinatiefunctie vaak te weinig coördinatietaken en te veel uitvoeringstaken heeft. Het verzorgen van bewegingsonderwijs is hbo-niveau, terwijl de uitvoering van een naschools aanbod mboniveau is. Voor een hbo’er is op termijn een combinatie van hbo- en mbo-taken niet interessant. Het coördineren van de naschoolse activiteiten en het opbouwen van een netwerk ligt daarentegen op hbo-niveau. Dit combineert beter, met de kanttekening dat een duidelijke afbakening van de coördinatietaken een must is met het oog op mogelijke overbelasting.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
18
3
De aanstelling Dit hoofdstuk behandelt het kader waarbinnen de combinatiefunctionarissen school en sport werkzaam zijn. Eerst gaan we in op de wijze waarop de combinatiefunctionaris is aangesteld. Daarna beschrijven wij de CAO-onderdelen waarover de diverse partijen afspraken hebben gemaakt. Zoals aangegeven in hoofdstuk 2 zijn wij in dit onderzoek enkel combinatiefuncties met vakleerkrachten LO tegengekomen, waarbij het gaat om een combinatie van onderwijstaken en naschoolse activiteiten. De informatie in dit hoofdstuk is gebaseerd op de ervaringen uit de voorbeeldprojecten.
3.1
De aanstelling
Het werkgeverschap van de combinatiefunctionaris is een van de belangrijkste aandachtspunten. Tot nu toe zijn we de volgende typen aanstellingen tegengekomen: vakleerkracht in dienst van de school; vakleerkracht in dienst van de gemeente; vakleerkracht in dienst van een gemeentelijk sportservicebureau; vakleerkracht in dienst van de school en van de gemeente/sportservice/stichting (duale aanstelling). Vakleerkracht in dienst van de school Ruim een derde van de scholen in het basisonderwijs heeft vakleerkrachten LO in dienst. Deze vakleerkrachten geven soms aan enkele groepen les (7 en 8); meestal een van de twee of drie uur bewegingsonderwijs per week. Maar daar waar vakleerkrachten zijn, kan de gemeente de vakleerkrachten inhuren voor een aantal buitenschoolse sportactiviteiten, om zo de verbinding tussen binnenschoolse en buitenschoolse sportactiviteiten te leggen. Het aantal door de gemeente ingehuurde uren varieert van 5 tot 10 uur per fulltimefunctie of per 8-klassige school. Een belangrijke voorwaarde is uiteraard dat de vakleerkracht zijn bestaande aanstelling kan en wil uitbreiden. Voorbeelden van dit type combinatiefunctie zijn wij tegengekomen in Amsterdam, Arnhem, Enschede en Groningen. Er zijn ook voorbeelden van scholen die aanvankelijk geen vakleerkracht in dienst hadden en deze, vaak met subsidie van de gemeente, hebben aangesteld. Deze scholen financieren het onderdeel bewegingsonderwijs, terwijl de gemeente het naschoolse deel van de functie betaalt. In de gemeente Hoorn is deze constructie van toepassing. De verwachting is dat steeds meer scholen een vakleerkracht LO zullen aannemen, omdat recent afgestudeerde pabo’ers niet de bevoegdheid hebben om bewegingsonderwijs te geven aan de groepen 3 t/m 8, tenzij zij het getuigschrift voor ‘Leergang vakbekwaamheid bewegingsonderwijs pabo’ hebben behaald.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
19
Tabel 4
Aanstelling bij de school
Arbeidsvoorwaarden
CAO Onderwijs
Aansturing
de directeur van de school voert de functioneringsgesprekken en vraagt advies bij de gemeente voor de uren die de vakleerkracht werkt voor gemeentelijke projecten (d.w.z. voor de naschoolse activiteiten).
Succesfactoren
- het bewegingsonderwijs wordt schoolbreed ingebed, verankerd in het schoolwerkplan. Hierdoor is de kwaliteit van het bewegingsonderwijs gewaarborgd; - de vakleerkracht maakt deel uit van het team en kan bewegingsonderwijs breder in het team onder de aandacht brengen; - de school is betrokken bij het vak LO, omdat de vakleerkracht bij de school is aangesteld; - het onderwijs als vaste werkgever is prettig voor de vakleerkracht, omdat deze aanstelling zekerheid biedt. Dit is gunstig voor de continuïteit van het vak LO.
Risico’s
- de verbinding met naschoolse activiteiten krijgt minder aandacht, doordat de prioriteit van de vakleerkracht met name bij het lesgeven ligt; - de vakleerkracht heeft minder contacten met de lokale sportwereld (verenigingen, sportbuurtwerk etc.), omdat de focus ligt op de school; - de school heeft meer belang bij goed bewegingsonderwijs dan bij de invulling van het naschoolse aanbod en de verbinding tussen binnenschools en buitenschools; - vervanging bij ziekte kan een probleem zijn, omdat de vakleerkracht de enige is voor het geven van LO; - scholen zien, vanwege de verplichtingen, op tegen het aannemen van medewerkers die worden gefinancierd vanuit projectgelden, die een onzekere bron van inkomsten vormen.
Vakleerkracht in dienst van de gemeente Gemeenten kunnen stimuleren dat de kwaliteit van het bewegingsonderwijs verbetert door vakleerkrachten met duale taken ter beschikking te stellen. De vakleerkracht is dan in dienst van de gemeente. In de gemeente Tilburg kwamen wij dit type combinatiefunctie tegen. In principe huurt de school de vakleerkracht in van de gemeente. Het uurtarief dat gemeenten hanteren, ligt tussen de € 25,00 en € 30,00. Dit is inclusief de lesvoorbereiding. Een aantal gemeenten werkt met een subsidiesysteem op basis van afbouwen. De subsidiëring varieert van maximaal twee derde naar minimaal een vijfde van de kosten. Een voorwaarde van deze constructie is dat de inhuur/detachering btw-vrij moet zijn, anders is deze constructie te duur. Wij zijn in de onderzochte projecten ‘creatieve’ constructies tegengekomen om de btw-plicht te ontwijken, zoals inhuur via een sportservice-instelling (btw-vrijgesteld) of inkoop van een project. Bij deze constructie zijn duidelijke afspraken gemaakt over wat de taken van de functionaris zijn om te vermijden dat de functionaris wordt overbelast. In de praktijk
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
20
blijken de vakleerkrachten, ondanks dat zij een andere werkgever hebben, volwaardig teamlid te zijn. Tabel 5
Aanstelling bij de gemeente 12
Arbeidsvoorwaarden
CAO Gemeenten
Aansturing
de school en de gemeente sturen gezamenlijk de vakleerkracht aan. De gemeente neemt de verantwoordelijkheid voor het gemeentelijke deel en de school voor het onderdeel bewegingsonderwijs. De eindverantwoordelijke is meestal de gemeente.
Succesfactoren
- de gemeente financiert de vakleerkracht, zodat zij het bewegingsonderwijs kan koppelen aan het lokale sportbeleid; - de coördinatie is in handen van de gemeente, die de vakleerkracht breder kan inzetten dan alleen voor bewegingsonderwijs; - de gemeente kan een pool maken (schoolbestuur overstijgend), zodat er ook vervanging bij ziekte is; - de gemeente heeft veel contacten met de sportverenigingen en kan de verbinding tussen sportverenigingen en scholen gemakkelijker leggen; - scholen gaan liever geen (nieuwe) personele verplichtingen aan en zijn daardoor eerder geneigd om vakleerkrachten in te huren via deze constructie dan om zelf vakleerkrachten aan te nemen.
Risico’s
- de aanstelling is veelal tijdelijk op projectmatige basis; - de continuïteit van bewegingsonderwijs is kwetsbaar, omdat scholen zich vrij gemakkelijk kunnen terugtrekken; - de school is minder betrokken, omdat de medewerker niet in dienst van de school is en minder binding voelt met de school; - de btw-plicht voor inhuur/detachering maakt dit een dure constructie; - vakleerkrachten prefereren het onderwijs als werkgever en hebben de neiging over te stappen naar het onderwijs als de kans zich voordoet.13
Vakleerkracht in dienst van een gemeentelijk sportservicebureau of stichting Veel gemeenten hebben de uitvoering van het sportbeleid uitbesteed aan een sportservicebureau. Dit is meestal een stichtingsvorm. Deze stichting heeft personeel in dienst zoals bewegingsconsulenten, beheerders, vakleerkrachten of combinatiefunctionarissen. De constructie van de inhuur van de vakleerkracht door de school werkt hetzelfde als wanneer de functionaris in dienst is van de gemeente. De medewerkers vallen over het algemeen onder de CAO Sport. In Ede en Den Helder kwamen wij dit type combinatiefuncties tegen.
12
Er zijn drie gemeenten die de vakleerkrachten in dienst hebben en (deels) bekostigen, maar de functionarissen administratief en juridisch hebben ondergebracht bij een provinciaal sportservicebureau en een uitzendbureau. Wij gaan er in dit onderzoek van uit dat de functionarissen door de gemeente zijn aangesteld.
13
SGBO SGBO
Vooral de overstap naar het voortgezet onderwijs wordt nogal eens gemaakt in verband met het doorgroeiperspectief.
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
21
Tabel 6
Vakleerkracht in dienst van een stichting of sportservicebureau
Arbeidsvoorwaarden
CAO Sport
Aansturing
De aansturing van de combinatiefunctionaris is afhankelijk van de gemaakte afspraken. Óf het sportservicebureau voert de functioneringsgesprekken met behulp van informatie van de schooldirecteur óf de schooldirecteur doet dit met input van het sportservicebureau. Ook komt het voor dat het sportservicebureau de functioneringsgesprekken voert, terwijl de schooldirecteur met de combinatiefunctionaris afspraken maakt over praktische zaken als het opnemen van verlof.
Succesfactoren
- gemeentelijke sportservicebureaus zijn gespecialiseerde sportbureaus en kunnen het takenpakket van de functionaris zo efficiënt en gevarieerd mogelijk invullen; - het sportservicebureau kan een pool maken van meerdere typen (combinatie)functies, waarbij bewegingsonderwijs wordt gecombineerd met zowel uitvoering als coördinatie van buitenschoolse activiteiten; - de sportservicebureaus kunnen de combinatiefunctionarissen beter aansturen op de sportinhoudelijke kant. De scholen hebben hier over het algemeen minder kennis van; - de sportservicebureaus kunnen een pool maken (schoolbestuur overstijgend), zodat er ook vervanging bij ziekte is; - de sportservicebureaus kunnen scholen de administratieve rompslomp uit handen nemen die samenhangt met het aanstellen van een combinatiefunctionaris; - de sportservicebureaus kunnen de scholing van de combinatiefunctionarissen regelen.
Risico’s
- het bewegingsonderwijs is kwetsbaar, omdat scholen zich vrij gemakkelijk kunnen terugtrekken; - de school is minder betrokken, omdat de medewerker niet in dienst van de school is en minder binding heeft met de school; - vakleerkrachten prefereren het onderwijs als werkgever; - de btw-plicht voor inhuur/detachering maakt dit een dure constructie - de verschillen wat betreft vakantiedagen en werktijden voor vakleerkrachten die onder de CAO Sport vallen, vinden sommige combinatiefunctionarissen een lastig punt.
Vakleerkracht in dienst van de school én de gemeente of in dienst van de school én het sportservicebureau (duale aanstelling) Een duale aanstelling zijn wij bij de onderzochte projecten nauwelijks tegengekomen. En daar waar er sprake is van een duale aanstelling, denkt men erover in de toekomst een andere constructie te hanteren. Met name de vakleerkrachten zijn niet tevreden over deze constructie. Zij geven de voorkeur aan twee afzonderlijke aanstellingen in het onderwijs boven een duale aanstelling bij twee verschillende werkgevers (om aan voldoende uren te komen). In Nijmegen werkt men op beperkte schaal met duale aanstellingen.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
22
Tabel 7
Vakleerkracht met een duale aanstelling
Arbeidsvoorwaarden
Duale aanstelling (afhankelijk van werkgevers).
Aansturing
Iedere werkgever stuurt de combinatiefunctionaris aan op dat deel waarvoor hij/zij is aangenomen.
Succesfactoren
- Aansturing gebeurt vanuit de organisatie die verantwoordelijk is voor de uitvoering; - Je voorkomt overbelasting van de functionaris. Taken zijn beter vastgelegd in beide CAO’s dan bij de inhuurconstructie.
Risico’s
- Het hebben van twee aanstellingen heeft voor een medewerker nadelen wat betreft zaken als pensioenopbouw, betaling loonbelasting, vakanties etc.; - Er is nog geen structurele samenwerking in de vorm van combinatiefuncties tussen het onderwijs en de sportsector. Het blijft nog pionieren; - Deze constructie is in praktisch opzicht ingewikkeld. Er moet heel veel worden uitgezocht en geregeld en afgestemd, wat veel tijd kost; - De school heeft minder zicht op de invulling van het bewegingsonderwijs.
Keuze type aanstelling Waarom een gemeente of school voor een bepaald type aanstelling heeft gekozen was vooral afhankelijk van de lokale situatie (bijvoorbeeld of er al vakleerkrachten LO in dienst van de scholen waren). In de praktijk zijn wij met name aanstellingen bij één organisatie tegengekomen, oftewel een functie met duale taken. Wij hebben vooral combinatiefuncties aangetroffen waarbij de functionaris bewegingsonderwijs geeft onder schooltijd en de naschoolse (sport)activiteiten coördineert of verzorgt. Combinatiefuncties met taken bewegingsonderwijs onder schooltijd en het uitvoeren van taken bij een sportvereniging zijn wij voor alsnog niet tegengekomen. De verwachting is dat dit type combinatiefunctie met structurele taken binnen het onderwijs en bij een sportvereniging niet op grote schaal voorkomt. Wat wel veel voorkomt, zijn vakleerkrachten of mbo’ers/LOBOS’ers die op een school of bij de gemeente werken en in de avonduren of in het weekend als vrijwilliger of als professional trainingen geven bij sportverenigingen. Dit zijn echter geen combinatiefuncties zoals gedefinieerd in hoofdstuk 1. Alle typen aanstellingen hebben voor- en nadelen (zie tabel 4 tot en met 7). Vanuit de medewerker gezien is de meest gewenste situatie één aanstelling (contract) bij één werkgever. In deze aanstelling voert hij of zij een combinatie van verschillende taken en of werkzaamheden uit binnen het activiteitengebied bewegen en sport die zowel binnen als buiten de school kunnen plaatsvinden. 3.2
Afspraken tussen de partijen
De projecten die wij hebben onderzocht hebben veel energie gestoken in het ontwikkelen van het project. Door deze pioniers is veel geïnvesteerd, met name in het vinden van
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
23
financiering, de contacten, het bepalen van het werkgeverschap, het opstellen van de contracten, het opzetten van de combinatiefunctie en de begeleiding van de betrokkenen. Omdat er sprake is van twee verschillende werkgevers, hebben de gemeenten of sportservicebureaus veel zaken moeten uitzoeken. Diverse respondenten hebben aangegeven dat ze daarbij veel ondersteuning van de KVLO en WOS (werkgeversvereniging in de sport) hebben gehad. De gemeenten zijn in het algemeen pragmatisch te werk gegaan. Het zijn projecten die op maat van de lokale situatie zijn ingericht. Er wordt veel geëxperimenteerd. Dit betekent dat de consequenties/risico’s niet altijd bekend zijn, maar de projecten komen wel van de grond. De voorbeeldprojecten zijn overal anders opgezet. Projecten die al wat langer lopen, veranderen gaandeweg qua opzet. In de meeste gevallen is er sprake van een projectstatus. De gemeenten die van oudsher vakleerkrachten in het basisonderwijs hadden (bijvoorbeeld Groningen, Arnhem en Enschede), hebben een meer structurele aanpak. Afspraken De afspraken leggen de partijen meestal vast in een convenant of samenwerkingsovereenkomst. Zowel praktische als meer algemeen/juridische zaken komen in deze overeenkomst aan de orde. De belangrijkste aandachtspunten waarover men afspraken maakt, zijn:14 - Aard van de werkzaamheden: welke taken voert de combinatiefunctionaris uit? - Functiewaardering: Welke functieomschrijving en functiewaardering krijgt de combinatiefunctie? Zijn er verschillen in waardering van de verschillende taken (bijvoorbeeld coördinatie of uitvoerende taken)? Zijn er verschillen in salarisniveaus en hoe wordt hiermee omgegaan? Heeft de combinatiefunctionaris voldoende kennis en vaardigheden? Wie is verantwoordelijk voor bijscholing en betaalt de kosten hiervan? Wie voert de functionerings- of beoordelingsgesprekken? - Werktijd: Wat is de omvang van de arbeidstijd? Wat zijn de werktijden van de combinatiefunctionaris? En hoe zit het met het opnemen van vakantie of verlof en met het werken tijdens schoolvakanties? - Duur van de overeenkomst: Is het een functie voor bepaalde tijd? Wat zijn de mogelijkheden voor een vaste aanstelling? - Begeleiding van de combinatiefunctionaris: Wie bewaakt de voortgang en wie stuurt de combinatiefunctionaris aan? Wie is het formele aanspreekpunt voor de medewerker bij problemen of vragen? Wie is de formele werkgever? - Financiën: Welke arbeidskosten en secundaire arbeidsvoorwaarden worden gefinancierd? Moeten er afspraken worden gemaakt over aanvullend salaris (bijvoorbeeld omdat de CAO’s te veel van elkaar verschillen)? - Verzekering/aansprakelijkheid: Hoe zit het met de aansprakelijkheidsverzekering? Wie sluit deze waarvoor af? Geldt de verzekering zowel tijdens als na schooltijd? 14
Gebaseerd op Combinatiefuncties realiseren. Handboek voor kinderopvang, onderwijs, welzijn en sport, JSO, februari 2005 en enkele convenants uit de pilots.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
24
-
Ziekte: Bij wie meldt de medewerker zich ziek? Wordt er voor vervanging gezorgd? Zo ja, wie zorgt voor de vervanging en wie betaalt de extra salariskosten? Verantwoordelijkheden: waarvoor zijn de verschillende partijen verantwoordelijk?
Onze gesprekspartners hebben aangegeven dat het opstellen van goede contracten, waarin bovenstaande vragen zijn opgenomen, van groot belang is. De contracten moeten niet vrijblijvend zijn, maar zijn gebaseerd op meerjarige afspraken. Ook is het essentieel dat er duidelijke afspraken worden gemaakt over wat de precieze taken van de functionaris zijn, om overbelasting en versnippering van uren over allerlei werkzaamheden te voorkomen. Voor de functionaris is het eveneens belangrijk om perspectief op ontwikkeling of doorgroei te hebben. Het is belangrijk om dit ook mee te nemen in de afspraken. 3.3
Constructies
De gemeenten gebruiken verschillende constructies om combinatiefunctionarissen aan te stellen. De gekozen constructie was vaak het resultaat van de bestaande situatie (bijvoorbeeld of scholen al vakleerkrachten LO in dienst hadden) en was vaak afhankelijk van de vraag wie bereid was om de combinatiefunctionaris in dienst te nemen (werkgeverschap). Daarnaast viel het op dat er duidelijk sprake is van projecten of experimenten, wel met het doel te komen tot structurele aanstellingen. De praktijk laat zien dat gemeenten of sportservicebureaus niet blijven vasthouden aan een constructie, maar veranderingen aanbrengen in de aanstelling of taakuitvoering, wanneer dat nodig blijkt. In tabel 8 is de verdeling aangegeven van de projecten over de verschillende werkgeversmogelijkheden. Het blijkt dat de projecten waar de scholen als werkgever optreden, op een na, projecten zijn waar de schoolbesturen van oudsher vakleerkrachten in dienst hebben. Bij de projecten waar recent combinatiefunctionarissen zijn aangesteld is er sprake van een aanstelling bij de gemeente, bij het gemeentelijke sportservicebureau of bij externe werkgevers. Tabel 8 Aanstellingen en constructies Werkgever
Aantal projecten*
Gemeente
3
Gemeentelijk sportservicebureau
4 (waarvan 2 die erover nadenken)
Schoolbestuur
5
Provinciaal sportservicebureau
2
Uitzendbureau
1
* een project werkt met twee werkgeversconstructies.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
25
In het kort komen de volgende constructies voor: - Twee contracten: De medewerker heeft bij elke werkgever een arbeidsovereenkomst. - Detachering: De medewerker is in dienst bij één organisatie en wordt voor een aantal uren uitgeleend. De andere organisatie betaalt een inleenvergoeding (detachering). Er is een arbeidsovereenkomst tussen de medewerker en de werkgever en een detacheringovereenkomst tussen de werkgever en de organisatie die de medewerker inleent. - Inhuur van een project: De school neemt een project waarin formatie is opgenomen af bij een andere organisatie (bijvoorbeeld een sportservicebureau of gemeente). Voor het project is een convenant opgesteld. Taakomschrijving en praktische afspraken zijn in een onofficieel document beschreven. De bredeschoolprojecten zijn hier een voorbeeld van. - Inhuur van uren: De combinatiefunctionaris is als vakleerkracht in dienst van een schoolbestuur. De vakdocenten krijgen een aantal extra taken (veelal voor het coördineren van een naschools programma), waardoor hun normjaartaak wordt uitgebreid. Het schoolbestuur kan deze extra uren declareren (middels een factuur) bij de gemeente. - Interne verrekening: De medewerker is in dienst bij een schoolbestuur. De scholen huren de vakleerkracht voor een bepaald aantal uren in. Hierdoor kan een pool ontstaan, waardoor gymlessen gegarandeerd worden. Het komt binnen deze constructie voor dat scholen vakleerkrachten inhuren die vallen onder een ander schoolbestuur (bijvoorbeeld katholieke scholen die vakleerkrachten inhuren die zijn aangesteld bij een schoolbestuur voor openbaar onderwijs). Provinciale sportservice-instellingen Iedere provincie heeft een provinciale sportservice-instelling. Deze provinciale sportservice-instellingen hebben zelf mensen in dienst om regionale taken uit te voeren op het gebied van sportontwikkeling, maar kunnen ook (beperkt) optreden als werkgever voor derden. Er zijn twee gemeenten die de combinatiefunctionarissen bij een provinciale sportservice-instelling hebben ondergebracht. Coöperatie Een constructie die wij in de projecten niet zijn tegengekomen, maar die wel tot de mogelijkheden behoort, is de coöperatie. De coöperatie is een rechtsvorm, een vorm van werkgeverschap met een grote mate van autonomie, maar niet op vrijblijvende basis. Het is een samenwerkingsverband tussen vakbonden. De coöperatie zou als werkgever kunnen functioneren voor combinatiefunctionarissen, het zou een pool kunnen zijn voor meerdere scholen of schoolbesturen. De coöperatie is vooral handig voor kleine schoolbesturen (ongeveer 650 leerlingen) die meer willen of moeten samenwerken. Het VBS heeft de afgelopen jaren veel kennis en knowhow opgebouwd over de coöperatie in het onderwijs, niet alleen door studie maar ook vanuit de praktijk.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
26
Werkgeversinstituut Het Werkgeversinstituut (WGI) in Rotterdam kan optreden als formeel juridisch werkgever. Het doet dit onder andere voor gemeentelijke diensten, welzijnsinstellingen, onderwijs, sportverenigingen, culturele centra etc. Het instituut heeft modelcontracten ontwikkeld die geschikt zijn voor verschillende typen combinatiefuncties. Het werkgeversinstituut heeft geen winstoogmerk en rekent derhalve geen commerciële tarieven. De gemeente Rotterdam is in gesprek met het WGI om in de toekomst haar combinatiefunctionarissen hier onder te brengen. Combinaties met kinderopvang In de onderzochte projecten zijn geen concrete voorbeelden gevonden van combinatiefunctionarissen die bewegingsonderwijs verzorgen en werkzaam zijn in de kinderopvang. Wel zijn er voorbeelden van vakleerkrachten die het naschoolse sportaanbod coördineren en uitvoeren binnen de naschoolse opvang. Deze medewerker voert dan echter geen taken uit voor de werkgever kinderopvang, maar de kinderopvang is de setting waarbinnen de activiteiten worden uitgevoerd. Het inhuren van een vakleerkracht of een afgestudeerde mbo’er die een aanstelling heeft bij de school door de kinderopvang voor naschoolse sportactiviteiten zijn wij niet tegengekomen. Uit recente ontwikkelingen blijkt dat een aantal gemeenten en scholen bezig is de combinatie school-sport-kinderopvang te onderzoeken. Dit doen zij in het kader van het project Dagarrangementen en Combinatiefuncties, in het kader van de motie BOS/Van Aartsen of in het kader van de bredeschoolontwikkeling. De motie BOS/Van Aartsen verplicht scholen voor- en naschoolse opvang te verzorgen, als ouders daarom vragen. Het is te verwachten dat scholen die sport en bewegen meer impuls willen geven door middel van het aanstellen van een vakleerkracht, nader bekijken of deze medewerker in de naschoolse opvang een naschools sportaanbod kan verzorgen. Btw-plicht bij detachering/inhuur Bij detachering dient de inlenende organisatie 19% btw te betalen, tenzij er sprake is van btw-vrijstelling. De btw-vrijstellingen zijn in Europese richtlijnen over btw beschreven. De hoofdregel is dat er een btw-plicht is, een vrijstelling is de uitzondering. Bij de vrijstellingen staan ook leveringen en diensten van onderwijs en sportorganisaties.15 Een deel van de projecten heeft te maken gehad met de btw-problematiek. Een aantal projecten gaf aan dat het project niet te bekostigen was, als btw verschuldigd zou zijn. Daarom zijn vaak creatieve constructies bedacht, om zo de btw-kosten te ontlopen. Voorbeelden zijn de inhuur van een project, interne verrekening en twee contracten voor de combinatiefunctionaris. Slechts één project gaf aan dat de gemeente de btw-kosten terugvordert.
15
SGBO SGBO
Voor meer informatie, zie de Belastingdienst.
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
27
Een voorbeeld van btw-vrijstelling is wanneer twee of meer schoolbesturen één werknemer willen aanstellen en ze deze bij alle scholen werkzaamheden laten verrichten. In dit geval is dat mogelijk zonder btw in rekening te brengen. De werknemer moet dan bij één school worden aangesteld, terwijl de schoolbesturen vastleggen op welke wijze zij de kosten van deze werknemer onderling zullen verdelen. Opslagberekening Bij detachering van de medewerker bij een externe werkgever wordt een opslagpercentage voor het uitvoeren van het werkgeverschap berekend van ca. 10%. Het schoolbestuur, de gemeenten of sportservicebureaus rekenen over het algemeen geen vast opslagpercentage. De kosten die de werkgever maakt voor de combinatiefunctionaris zoals overhead of administratie zitten veelal versleuteld in het uurtarief. Er is een gemeente die de combinatiefunctionarissen heeft gedetacheerd bij de scholen via een uitzendbureau. Dit is een dure constructie vanwege de btw-verplichting en het opslagbedrag dat het uitzendbureau vraagt voor zijn werkgeversdiensten. 3.4
Verantwoordelijkheid, aansprakelijkheid en verzekeringen
Voor het bepalen van de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van sport- en beweegactiviteiten onder schooltijd en na schooltijd is de volgende indeling van belang: 1. Activiteiten vanuit de school zijn activiteiten die beschreven zijn in het schoolplan of de schoolgids, binnen of buiten de lestijden vallen en binnen of buiten het schoolgebouw plaatsvinden. Voor het onderwijspersoneel vallen deze taken binnen de normjaartaak. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn schoolzwemmen, schoolsporttoernooien of schoolreisjes. 2. Activiteiten van buiten de school zijn activiteiten die niet in het schoolplan of de schoolgids zijn opgenomen, buiten de lestijden plaatsvinden, binnen het schoolgebouw worden uitgevoerd en niet vallen binnen de normjaartaak. Voorbeelden hiervan zijn buitenschoolse sportactiviteiten of huiswerkbegeleiding. De school is doorgaans verantwoordelijk voor sportactiviteiten die in schoolverband binnen schooltijd aan leerlingen worden aangeboden. Het maakt dan niet uit of de activiteiten binnen of buiten de school plaatsvinden en door externe instructeurs worden verzorgd. De school is primair verantwoordelijk voor veilig vervoer en toezicht. De instructeur draagt verantwoordelijkheid voor veilig pedagogisch en methodisch handelen tijdens de uitvoering van de sportactiviteit. Voor het maken van afspraken over het garanderen van de veiligheid, verzekeren en aansprakelijkheid zijn de volgende vragen van belang: - Wie houdt het feitelijk toezicht en is daarvoor verantwoordelijk? - Wie is verantwoordelijk voor de personen en de materiële zaken? - Hoe groot zijn de groepen maximaal en hoeveel personen houden hierbij toezicht? - Wie is contactpersoon en weet het aantal en de namen van de kinderen?
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
28
-
Wat gebeurt er met niet-deelnemende leerlingen? Welke vervoermiddelen zijn toegestaan bij een schoolactiviteit die extern plaatsvindt? Wie bekostigt de activiteiten? In welk gebouw/ruimte vinden de externe schoolactiviteiten plaats? Wat zijn de gedragsregels voor alle betrokken partijen?
Het bepalen van aansprakelijkheid gaat een stap verder dan het bepalen van verantwoordelijkheden. Wanneer er sprake is van een ongeval is een van de partijen aansprakelijk, als er verwijtbare fouten zijn gemaakt. Bij de school gaat het om fouten in het houden van toezicht, bij de sportinstructeur om onrechtmatig of verwijtbaar handelen in het geven van instructie. Het enkele geval dat er een ongeluk heeft plaatsgevonden betekent niet dat de school of de sportvereniging aansprakelijk is. Verzekeringen voor aansprakelijkheid Zowel de school als de gemeente als de sportverenigingen zijn verzekerd voor aansprakelijkheid. Op de combinatiefunctionaris school en sport die zowel onder als buiten schooltijd taken uitvoert, zijn de volgende mogelijkheden van toepassing: - De school is verzekerd voor alle medewerkers die binnen schooltijd taken uitvoeren voor de school. Dit geldt ook voor stagiair(e)s, vrijwilligers en medewerkers die zijn gedetacheerd of ingehuurd om sportactiviteiten onder schooltijd uit te voeren zoals trainers van sportverenigingen. - De gemeente is verzekerd voor de werkzaamheden die de functionaris voor de gemeente buiten schooltijd uitvoert in het kader van verlengde schooldag of brede school. Dus trainers of vrijwilligers van sportverenigingen die na schooltijd op het terrein van de brede school clinics verzorgen, zijn verzekerd door de gemeente. - In de basisverzekering van de school vallen niet de activiteiten waar leerlingen aan deelnemen die buiten schooltijd op een andere locatie (bijvoorbeeld een sportvereniging) worden verzorgd. Dit is een grijs gebied, omdat sportverenigingen in de regel alleen verzekerd zijn voor trainingen aan leden. De kinderen die in de followup van kennismakingslessen bij sportverenigingen komen trainen zijn doorgaans (nog) geen lid. Om dit op te vangen kan de gemeente deze activiteiten extra verzekeren binnen bredeschoolverband of kunnen de betreffende trainers zich via de vakbond hiervoor verzekeren. De vakbond voorziet in een verzekering van zijn instructeurs als deze een fout maken. De kwestie aansprakelijkheid bij de voorbeeldprojecten Over het algemeen blijkt het bepalen van de verantwoordelijkheid en het afdekken van aansprakelijkheidsrisico’s geen moeilijk punt voor de onderzochte projecten. De school zorgt voor het verzekeren van de schoolactiviteiten onder schooltijd die hetzij binnen hetzij buiten het schoolgebouw en eventueel door externe sportinstructeurs worden uitgevoerd. Dit geldt ook voor de uitvoering van sportactiviteiten door onbevoegde trainers.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
29
De gemeente verzekert de naschoolse sportactiviteiten die op school of op een andere locatie worden uitgevoerd. De meeste combinatiefunctionarissen zijn verzekerd via de school of via de gemeente en hebben zelf ook een WA-verzekering afgesloten. Omdat een deel van deze mensen in de avonduren trainingen verzorgt bij de plaatselijke vereniging, is rekening gehouden met het afsluiten van een persoonlijke WA-verzekering. 3.5
Tot slot
In de gesprekken over het werkgeverschap is verder duidelijk geworden dat een van de belangrijkste discussiepunten bij de projecten deze vraag is: Wie wordt de werkgever van de combinatiefunctionaris? Dit betreft vooral de projecten die nieuwe medewerkers hebben aangesteld. Omdat de combinatiefunctionaris vaak op projectbasis gefinancierd wordt, zijn de schoolbesturen en in mindere mate de gemeente niet snel bereid om formeel werkgever te worden. Dit in verband met de administratieve lasten en de (mogelijke) verplichtingen (medewerkers een vast dienstverband moeten aanbieden). Vandaar dat binnen sommige projecten is gekozen voor het verzorgen van het werkgeverschap door externe werkgevers zoals een uitzendbureau of een provinciaal sportservicebureau. De gemeentelijke sportservicebureaus vinden het minder lastig om het werkgeverschap op zich te nemen, omdat het voor deze organisaties gemakkelijker is om de medewerkers breder in te zetten en eventuele boventallige uren te vullen met andere sporttaken.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
30
4
Vergelijking van de CAO’s (arbeidsvoorwaarden) Een combinatiefunctionaris met een duale aanstelling heeft te maken met twee werkgevers in verschillende sectoren, met als (mogelijk) gevolg twee CAO’s die van toepassing zijn. CAO’s verschillen onderling in arbeidsvoorwaarden, zoals in salariëring, verlof, omvang dienstverband en/of eindejaarsuitkering. Dit hoofdstuk gaat in op de relevante verschillen tussen de CAO’s. Allereerst beschrijven we kort de relevante CAO’s. Vervolgens gaan we in op de belangrijkste arbeidsvoorwaarden waarin de CAO’s onderling van elkaar verschillen: de salariëring en arbeidstijden – vakantie/verlof. Daarna komen nog enkele arbeidsvoorwaarden kort aan bod. De verschillende CAO’s Voor de combinatiefunctionaris sport en school zijn de volgende CAO’s van belang: CAO Sport, CAO Sportverenigingen, CAO voor het Primair Onderwijs, CAO voor het voortgezet onderwijs, CAO Bve en de CAO sector Gemeenten. In de sport komen verschillende CAO’s voor. De twee belangrijkste zijn de CAO Sport en de CAO Sportverenigingen. De CAO Sport is van toepassing op alle instellingen en organisaties die zich ten doel stellen om, zonder winstoogmerk, sportbeoefening te faciliteren dan wel te bevorderen. Het gaat dan om personeel van sportbonden en -organisaties. Ook volgen enkele sportverenigingen deze CAO vrijwillig. De CAO voor Sportverenigingen is uitsluitend bestemd voor werknemers die via detachering vanuit een provinciaal sportservicebureau bij een sportvereniging, school of overheid werkzaam zijn. Het merendeel van de medewerkers in de sportsector valt echter niet onder een CAO. De WOS heeft enkele modelregelingen ontwikkeld die sportverenigingen vrijwillig kunnen gebruiken. In de CAO Primair onderwijs (CAO PO) zijn afspraken gemaakt over de secundaire arbeidsvoorwaarden en de kaders van het personeelsbeleid in het primair onderwijs. Deze afspraken zijn het resultaat van overleg tussen de besturenorganisaties (werkgevers) en de vakorganisaties (werknemers). Sinds de invoering van de lumpsum in het primair onderwijs (2006) zijn de secundaire arbeidsvoorwaarden gedecentraliseerd. De primaire arbeidsvoorwaarden blijven vooralsnog onderwerp van onderhandeling tussen de minister van OCW en de centrales voor onderwijspersoneel. Deze afspraken staan in de CAO Onderwijs (en zijn ook opgenomen in de CAO PO). Onder de primaire arbeidsvoorwaarden vallen het salaris, de algemene arbeidsduur (normjaartaak), de sociale voorzieningen en de pensioenvoorziening. Ook de sector voortgezet onderwijs heeft met doordecentralisatie van de primaire arbeidsvoorwaarden te maken. Het voortgezet onderwijs kent al lumpsumfinanciering sinds 1 augustus 1996. Met deze volledige doordecentralisatie (per 1 juli 2007) wordt een belangrijke stap gezet in een langdurig proces van autonomievergroting en verzelfstandiging voor de sector VO en wordt een definitieve stap gezet naar moderne
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
31
arbeidsverhoudingen. In de CAO voor het voortgezet onderwijs (CAO VO) zijn nadere afspraken over de secundaire arbeidsvoorwaarden gemaakt. De mbo-opleidingen die bij de Regionale Opleidingscentra kunnen worden gevolgd, vallen onder de CAO Bve. In de CAO Beroeps- en volwasseneneducatie (Bve) zijn afspraken gemaakt over secundaire arbeidsvoorwaarden en over de kaders van het personeelsbeleid in de Bve-sector. De afspraken zijn het resultaat van overleg tussen de Bve Raad en drie vakcentrales voor onderwijs- en overheidspersoneel. De primaire en secundaire arbeidsvoorwaarden zijn gedecentraliseerd naar de onderwijsinstellingen die een behoorlijke mate van vrijheid hebben in de besteding van de inkomende middelen. De arbeidsvoorwaarden voor de sector Gemeenten zijn beschreven in de CAR-UWO. De CAR is de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector gemeenten. De CAR geldt voor alle gemeenten. UWO staat voor de uitwerkingsovereenkomst. De UWO is niet verplicht, maar gemeenten kunnen zich vrijwillig aanmelden. Als een gemeente zich heeft aangemeld, is zij wel aan de UWO verbonden. Daarnaast kan elke gemeente nog eigen arbeidsvoorwaarden afgesproken hebben. De relevante verschillen tussen de CAO’s De salarissen in de onderzochte sectoren zijn moeilijk met elkaar te vergelijken. In het onderwijs zijn de functies beschreven en maakt men gebruik van vaste salarisschalen. In de sectoren sport en gemeenten zijn de werkgevers niet gebonden aan centraal gemaakte functiebeschrijvingen, waardoor meer flexibiliteit ontstaat. De hoogte van het salaris is dan afhankelijk van het gehanteerde loongebouw (schalen) en het gebruikte functiewaarderingssysteem (inhoud van de functie en het benodigde opleidingsniveau). Daarnaast zijn van belang de arbeidsduur op jaarbasis en de regelingen met betrekking tot verlof. In het primair en voortgezet onderwijs hebben de medewerkers met lesgebonden taken verlof gedurende de schoolvakanties. Een combinatiefunctionaris die valt onder de CAO Gemeenten of CAO Sport heeft echter heel andere verlofaanspraken. Uit de onderzochte projecten blijkt dat de verschillen in arbeidsduur en opnemen van verlof nauwelijks tot problemen leiden. De combinatiefunctionaris en de werkgever maken praktische afspraken die tot beider tevredenheid zijn. Een combinatiefunctionaris die bijvoorbeeld onder de CAO gemeenten valt (en dus minder verlof heeft dan de schoolvakanties) werkt gemiddeld per schoolweek meer uren, zodat hij/zij in de schoolvakanties minder uren hoeft te maken. Ook nemen de combinatiefunctionarissen vakantieverlof zo veel mogelijk tijdens de schoolvakanties. Een uitzondering zijn echter wel de vakleerkrachten in het onderwijs. Doorwerken in schoolvakanties is overwerk en wordt volgens overwerktarief uitbetaald. In tabel 9 zijn de (relevante) verschillen in arbeidsvoorwaarden tussen de CAO’s kort samengevat.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
32
Tabel 9
CAO PO
CAO VO
CAO-verschillen hbo-functie (per maand) Salaris
Eindejaarsuitkering
minimum € 2.057 maximum € 3.427
4,1%
minimum
4,1%
€ 2.017
Plus eindejaarsuitkering en vakantiegeld
Totaal, inclusief werkgeverslasten
€ 2.340
€ 2.819
€ 3.898
€ 4.696
€ 2.295
€ 2.765
€ 4.460
€ 5.373
Arbeidsduur op jaarbasis Verlof/vakantie
1659 uur vakantieverlof tijdens + 24 uur beschikbaarheid in de schoolvakanties schoolvakanties
1659 uur vakantieverlof tijdens + 2 dagen beschikbaarheid de schoolvakanties tijdens zomervakantie
maximum € 3.920
CAO Bve
minimum
1659 uur
4,1%
€ 2.038
€ 2.365
€ 2.849
€ 4.599
€ 5.540
vakantieverlof tijdens de schoolvakanties
maximum € 4.041
CAO
minimum
gemeenten
€ 1.733
3% € 1.972
€ 2.376
€ 3.724
€ 4.488
€ 2.273
€ 2.739
€ 4.264
€ 5.137
€ 2.022
€ 2.436
€ 4.229
€ 5.095
1836 uur
158,4 uur
1925 uur
182,4 uur
Geen jaarsystematiek
182,5 uur
maximum € 3.273 CAO Sport
CAO Sportverenigingen
minimum € 1.998 maximum € 3.748
Geen afspraken
minimum € 1.777 maximum € 3.709
Geen afspraken
In de tabel is, met uitzondering van het voortgezet onderwijs en de Bve-sector, uitgegaan van een functiewaardering van hbo-functies die in het basisonderwijs in de schalen 9 en 10 vallen en bij gemeenten en sportorganisaties binnen de schalen 8 tot en met 10. Schaal 8 is dan de aanloopschaal, de schalen 9 en 10 de basisschaal respectievelijk uitloopschaal.16 De functie van de vakleerkracht LO is een vaste functie binnen het basisonderwijs. De gemeenten en de sportsector werken nauwelijks met de functie vakleerkracht en zullen deze functie dan ook waarderen als een gemiddelde hbo-functie of de functiewaardering 16
We merken op dat de cijfers in tabel 9 niet absoluut zijn. Scholen, gemeenten en sportservicebureaus kunnen afwijken van de maximale beloning en er ook voor kiezen een startende vakleerkracht lager in te schalen dan de genoemde minimumbedragen.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
33
afstemmen op de inschaling in het onderwijs. Gemiddeld schalen de gemeenten of sportservicebureaus de vakleerkrachten in op schaal 9. Voor de sportsector geldt hetzelfde. De functies die instructietaken bevatten, zoals de functie van de vakleerkracht, worden over het algemeen ingeschaald in schaal 9. Coördinatie- en begeleidingstaken vallen in schaal 10. In het voortgezet onderwijs en in de Bve-sector is uitgegaan van een functiewaardering op het niveau van de schalen 10 en 11. De tabel laat zien dat de maximumsalarissen binnen CAO PO, CAO Sport en CAO Gemeenten niet zoveel uiteenlopen. De salarissen in de CAO Sport en CAO Sportverenigingen liggen iets hoger, maar het aantal gewerkte uren binnen de sport is meer dan binnen het onderwijs en binnen de gemeente. Het aantal gewerkte uren in het onderwijs op jaarbasis is het laagst en binnen de sport het hoogst. Tot slot Op basis van de projecten hebben wij niet de indruk dat de verschillen in de CAO’s een belemmering vormen voor de invoering van de combinatiefunctionarissen school en sport. Wel blijkt de salariëring een belangrijk discussiepunt. Wat betreft de hoogte van het salaris verschillen de CAO’s niet zo veel van elkaar, maar de onderzochte projecten wel. Dit heeft voor een groot deel met de inhoud van de functie te maken. Omdat nagenoeg alle projecten een functie hebben gecreëerd met eigen taken, is het lastig om hier een eenduidig salaris aan te koppelen. In het volgende hoofdstuk gaan we hier nader op in.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
34
5 5.1
De ervaringen van scholen en combinatiefunctionarissen De uitkomsten van de expertmeeting
Begin oktober 2006 is een expertmeeting gehouden waar gemeenten en landelijke partijen aanwezig waren. Tijdens de expertmeeting is naar voren gekomen dat de ervaringen met combinatiefuncties zeer verschillend zijn, afhankelijk van de uitgangssituatie, de setting ( wel of geen brede school, wel of geen vakleerkrachten aanwezig) en de (financiële) mogelijkheden. Er is veelal met een pragmatische blik gekeken naar het instellen van combinatiefuncties. De meerwaarde van de combinatiefunctionaris werd alom erkend: - de combinatiefunctionarissen kunnen kinderen stimuleren om mee te doen aan naschoolse activiteiten; - de combinatiefunctionarissen kunnen door de combinatie van binnenschoolse en buitenschoolse taken beter de kinderen bereiken die te weinig bewegen. Eén gezicht voor binnen en buiten schooltijd lijkt een goede basis. Wat betreft de inhoud en aanstelling van de combinatiefunctie is het volgende naar voren gebracht: - Er is geen eenduidige voorkeur voor een bepaalde aanstelling (sportservicebureau, gemeente of schoolbestuur). - Het is belangrijk functiedifferentiatie aan te brengen tussen hbo-functies met bijbehorende taken en mbo-functies met vooral uitvoerende taken. In een aantal projecten loopt dat door elkaar heen. - Het beroepsprofiel van de vakleerkracht zou verruimd kunnen worden. De KVLO heeft daar al een aanzet toe gegeven in het beroepscompetentieprofiel. Het is raadzaam een knip te maken tussen bewegingsonderwijs en buitenschoolse activiteiten. - Aandachtspunt in de uitvoering van de combinatiefunctie is de waan van de dag, waardoor huishoudelijke taken de overhand kunnen krijgen (wat eigenlijk niet tot het takenpakket van de functionaris behoort). Wat betreft het thema opleidingen is aangegeven dat het door de onduidelijkheid rondom sommige mbo-opleidingen lastig is om gericht functies te creëren. Een deel van de aanwezigen vindt uit ervaring dat mbo’ers sport en bewegen in het algemeen flexibel en praktisch zijn en gemakkelijk verbindingen leggen met de sportverenigingen. ALO’ers daarentegen leggen meer pedagogisch-didactische kwaliteit in het lesgeven (zowel binnen als buiten schooltijd), maar hebben minder ervaring met het leggen van contacten met sportverenigingen. De aanwezigen hebben de volgende reacties gegeven op de eerste aanzet tot het advies: - Het probleem dat kinderen te weinig bewegen is niet alleen op te lossen met het invoeren van combinatiefuncties. De aanwezigheid van accommodaties en sportverenigingen in de buurt van de school is minstens zo belangrijk.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
35
-
-
-
5.2
Zowel de gemeente als schoolbesturen kunnen een spilfunctie vervullen. Het beeld lijkt dat in een aantal grote gemeenten de gemeente het voortouw neemt, maar dat in kleine (plattelands)gemeenten schoolbesturen het initiatief nemen. In het primair onderwijs werkt het onderwijs op het gebied van sport en bewegen veel samen met de gemeente; in het voortgezet onderwijs en in het mbo is dit minder het geval. Het zou goed zijn om bewegingsonderwijs als kerndoel te formuleren en te laten controleren door de onderwijsinspectie.
De scholen voor primair onderwijs
Wij hebben 17 scholen voor primair onderwijs geïnterviewd (zie tabel 2 in hoofdstuk 1). In deze paragraaf geven wij kort aan wat de ervaringen zijn van de scholen met de combinatiefunctionaris, de aanstelling en aansturing, de financiering en de samenwerking met sportverenigingen. Ervaringen tot nu toe De scholen die wij hebben gesproken geven allemaal aan dat de meerwaarde van een vakleerkracht evident is. De belangrijkste redenen voor scholen om een vakleerkracht aan te stellen of in te huren (bij de gemeente, een sportservicebureau of een ander schoolbestuur) zijn: - het toekomstige probleem van de beperkte bevoegdheden van groepsleerkrachten; - het zien van bewegingsonderwijs als een vakgebied waar een specialist voor nodig is; - noodzakelijke professionalisering en kwaliteitsverbetering van het bewegingsonderwijs; - meer aansluiting van bewegingsonderwijs op naschoolse activiteiten; - kinderen meer plezier laten krijgen in sport en bewegen (met de hoop dat zij buiten school om ook meer gaan bewegen). Financiering De financiering blijft voor scholen een punt van aandacht. De scholen die vakleerkrachten in dienst hebben (genomen) hikken aan tegen het vrijmaken van formatie voor de vakleerkracht, wat een meer beperkte formatie voor de groepsleerkrachten kan inhouden. Scholen die vakleerkrachten inhuren van de gemeente/sportservicebureau of op subsidiebasis goedkoop kunnen inzetten, weten niet of zij in de toekomst voldoende middelen kunnen vrijmaken om de inzet van de vakleerkracht te continueren. Aanstelling en aansturing De directeuren van scholen die uren bewegingsonderwijs inkopen van de gemeente/sportservice lijken verder af te staan van het reilen en zeilen van de vakleerkracht dan de schooldirecteuren die een vakleerkracht in dienst hebben. Dit heeft ermee te maken dat ze zelf ook niet voor zijn/ haar aansturing zorgen en/of alleen over praktische zaken afspraken met de vakleerkracht maken. Zij vinden het wel prettig dat
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
36
alles betreffende de vakleerkracht voor hen geregeld wordt en dat zij vervanging krijgen bij ziekte. Ook merken zij op dat de vakleerkracht op het gebied van sport en bewegen gevoed wordt door de gemeente/sportservice die meer kennis in huis heeft over sportinhoudelijke zaken. Een algemeen nadeel van een combinatiefunctie voor de directie is dat de vakleerkracht minder gemakkelijk kan deelnemen aan teamactiviteiten omdat de functionaris regelmatig na schooltijd moet werken. Ongeveer een derde van de schooldirecteuren vindt dat de aansturing en begeleiding van de combinatiefunctionaris niet altijd goed geregeld zijn, omdat niet duidelijk is welke partij voor welke onderdelen van de begeleiding verantwoordelijk is. Een voorbeeld is het voeren van functioneringsgesprekken of het begeleiden van de functionaris in het uitvoeren van een functie met een duaal takenpakket. Samenwerking met sportverenigingen Aan de scholen zijn enkele vragen voorgelegd over de samenwerking met sportverenigingen en ervaringen met mbo/LOBOS-stagiair(e)s. Wat opvalt, is dat met name scholen die brede school zijn of worden mogelijkheden zien om directe contacten te onderhouden met sportverenigingen, dus niet via tussenkomst van de gemeente (zoals nu nog vaak het geval is). Deze scholen zijn niet alleen gericht op het verbeteren van het bewegingsonderwijs, maar ook op de verbinding tussen bewegingsonderwijs en naschoolse activiteiten en denken dat prima zelf tot stand te kunnen brengen en te onderhouden. Een school suggereerde om samenwerkingscontracten af te sluiten tussen verenigingen en de school. Met professioneel kader en op basis van een groeimodel denkt de school een stevige samenwerking te kunnen realiseren. De scholen die nog weinig ervaring hebben met vakleerkrachten of met mbo/LOBOSstudenten vinden het juist prettig als de gemeente de verbinding tussen bewegingsonderwijs en naschools aanbod organiseert. De meeste van deze scholen zien dit minder als hun taak en zouden de coördinatietaken, als de scholen hiervoor middelen zouden krijgen, uitbesteden aan bijvoorbeeld de gemeente of sportservicebureau. Tot slot hebben niet alle scholen zicht op het sportaanbod van sportverenigingen. De gemeente kan scholen hier inzicht in geven, bijvoorbeeld door een brochure of website te ontwikkelen waarin/waarop de lokale sportverenigingen hun aanbod voor basisschoolleerlingen kunnen presenteren. De meeste scholen hebben ervaring met mbo/LOBOS-stagiair(e)s en zijn daar overwegend positief over. Ze vinden dat deze medewerkers enthousiast zijn, kinderen goed kunnen motiveren en veel inzicht hebben in sport- en spelmogelijkheden. De bevoegdhedenkwestie is bepalend voor de scholen om voorlopig geen mbo’ers of LOBOS’ers aan te nemen. Het veiligheidsrisico is te groot. Als er meer duidelijkheid zou worden gegeven over de bevoegdheden en de mogelijkheden binnen het ‘grijze gebied’, zou een deel van de scholen toch nog kiezen voor een vakleerkracht ondanks hun positieve ervaringen met mbo-studenten. De belangrijkste reden zijn de pedagogisch-
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
37
didactische vaardigheden van de vakleerkrachten die garant staan voor kwaliteit in het bewegingsonderwijs. 5.3
De scholen voor voortgezet onderwijs
We hebben acht sportactieve scholen voor voortgezet onderwijs gesproken. Alle scholen zijn actief in de organisatie van en deelname aan naschoolse activiteiten. Vooral binnen het programma met de sportklassen werken de scholen veel samen met sportverenigingen. Deze contacten komen tot stand via de netwerken van de vakdocenten LO. Als het past binnen het programma van de sportklassen, zoeken de scholen contacten met tot dusver onbekende verenigingen. De scholen vinden het belangrijk dat de leerlingen een divers aanbod aan sportactiviteiten kunnen volgen. Een aanzienlijk deel van deze vakdocenten LO is actief binnen sportverenigingen in de avonduren of in het weekend. Dit doen zij op persoonlijke titel, niet als aanvulling op hun bestaande functie. De organisatie en uitvoering van de naschoolse activiteiten vallen over het algemeen onder de normjaartaak van de vakdocenten. De scholen maken hier dus geen extra uren voor vrij. De extra kosten van de naschoolse activiteiten worden veelal betaald door de ouders of in beperkte mate door de gemeente. Voor de ontwikkeling van de sportklassen is in de meeste gevallen wel formatie vrijgemaakt. Een school heeft een vakdocent LO in dienst die ook dansdocent is bij een culturele instelling. Deze mevrouw geeft eveneens dansclinics op school. Dit is dus een combinatiefunctie (met twee werkgevers) die toevallig is ontstaan, en waar handig gebruik van wordt gemaakt. Een andere school wil graag de naschoolse activiteiten, die in het kader van de verlengde schooldag worden geïntensiveerd, professionaliseren. Deze school is in onderhandeling met de gemeente voor subsidie van uitbreiding van uren voor het coördineren van een naschools programma. Dan zullen er dus combinatiefuncties ontstaan. 5.4
De mbo-opleidingen
Combinatiefuncties in het mbo zijn op één hand te tellen. Daarom hebben wij slechts één instelling geïnterviewd die twee medewerkers in dienst heeft die een duale functie hebben. Het gaat om een docent van de opleiding Sport en Bewegen die zijn functie combineert met het coachen van een voetbalvereniging (amateurvoetbal hoogste klasse). De andere docent is tevens coach van een basketbalvereniging die in de eredivisie speelt. Deze combinatiefuncties zijn toevallig ontstaan en zijn nog geen gemeengoed binnen de instelling. Het ROC voert hierop geen actief beleid, maar benut mogelijkheden. De instelling geeft aan dat het een meerwaarde is dat de docenten de ervaringen die zij opdoen met het coachschap op topniveau kunnen inbrengen in de lessen en binnen de instellingen. Met name op het gebied van teamsport en samenwerking betekent dit extra input en kwaliteit, zowel voor de studenten als voor de collega-docenten.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
38
In de toekomst zou het ROC meer gastdocenten willen binnenhalen uit de sportsector, bijvoorbeeld trainers die een kaderopleiding hebben gevolgd. Zo kunnen leerlingen kennismaken met verschillende typen opleiders en stijlen van lesgeven. 5.5
De combinatiefunctionarissen
Wij hebben 23 combinatiefunctionarissen geïnterviewd (zie tabel 2 in hoofdstuk 1) uit 13 gemeenten die allen op verschillende scholen werken. Wij hebben hun vragen voorgelegd over de aanstelling en CAO-kwesties, de inhoud van de functie, opleiding en competenties en de samenwerking met sportverenigingen. De aanstelling en CAO De functionarissen zijn overwegend positief over de aanstelling en de inhoud van de functie. Met vindt over het algemeen dat de aansturing goed is geregeld evenals de aanstellings- en scholingsmogelijkheden. Dit geldt zowel voor een aanstelling bij een onderwijsinstelling als bij het gemeentelijk sportservicebureau of de gemeente. Verder voelen de meeste combinatiefunctionarissen zich lid van het schoolteam, ondanks het feit dat zij soms op afwijkende tijden aan het werk zijn. De verschillen in vakantiedagen en werktijden voor vakleerkrachten die onder de CAO Sport vallen, vindt de helft van deze functionarissen lastig. Zo moeten de functionarissen werkzaamheden voor de zomervakantie bedenken, terwijl zij liever het vakantie- en werkritme van de school aanhouden. Gevaar voor overbelasting en versnippering van uren over uiteenlopende taken is een ander punt dat 11 van de 23 functionarissen naar voren brengen. De school of gemeente/sportservicebureau kan dreigende overbelasting op verschillende manieren voorkomen. Zo kan de school ervoor zorgen dat de combinatiefunctionaris een deel van de normjaartaken invult met het coördineren van buitenschoolse sportactiviteiten en niet met andere schoolse activiteiten zoals het organiseren van het schoolreisje of het sinterklaasfeest. Verder is overbelasting tegen te gaan door de combinatiefunctionaris ook uren te geven voor het voorbereiden van zijn werkzaamheden en niet alleen voor de uitvoering daarvan. Met voorbereidende taken bedoelen we onder andere praktische zaken als het inrichten van de gymzaal, het werven van leerlingen of het materiaalbeheer. De functionarissen zouden het fijn vinden als zij hiervoor ondersteuning zouden krijgen, bijvoorbeeld van stagiair(e)s, onderwijsassistenten of andere medewerkers. Ook zou de functionaris het prettig vinden als andere teamleden taken zouden overnemen of hen zouden ondersteunen in de organisatie van sportactiviteiten van de school. Op deze manier ontstaat er binnen het docententeam breder draagvlak voor sport- en beweegactiviteiten op de school. Daarnaast scheelt het voor de functionaris als de functieomschrijving goed is vastgelegd en de taken concreet zijn beschreven. Dan is voor alle partijen duidelijk welke taken de functionaris extra doet en welke taken eventueel blijven liggen.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
39
Tegenover de overbelasting en versnippering van taken staat dat een combinatiefunctie afwisselend is en dat je in verschillende settings met dezelfde kinderen werkt. Dit laatste zien de combinatiefunctionarissen als een groot voordeel, omdat ze op deze manier de kinderen goed leren kennen en op het gebied van beweging de vorderingen bij de kinderen kunnen volgen. Daarnaast vinden de functionarissen het fijn dat het een zelfstandige functie betreft, waarbinnen ruimte is voor eigen ideeën en ontwikkeling. De mensen die bij de gemeente of het gemeentelijke sportservicebureau zijn aangesteld, vinden het erg prettig dat zij sportcollega’s hebben met wie zij kunnen sparren. Tot slot vinden de meeste combinatiemedewerkers het erg leuk om in een (gemeentelijk) netwerk te fungeren en contacten te onderhouden met buurtorganisaties. Het verbreedt de horizon en het is goed te weten wat er speelt bij de kinderen in de wijk. Ongeveer een derde van de combinatiefunctionarissen merkt op dat een combinatiefunctie beperkte zekerheid geeft in verband met het projectmatige karakter van de functies en dat de doorgroeimogelijkheden beperkt zijn. Enkelen vinden het een goede startersfunctie, maar geen functie voor een langere periode. Inhoud en taken De meeste combinatiefunctionarissen werken als vakleerkracht op meerdere scholen of werken parttime op één school. Naast het geven van bewegingsonderwijs, voeren ze allemaal - ongeacht hun aanstelling - dezelfde soort activiteiten uit (zoals beschreven in paragraaf 2.1). Dat wil zeggen dat een vakleerkracht die in dienst is van het onderwijs geen substantieel andere taken heeft dan zijn collega met een aanstelling bij de gemeente of onafhankelijk sportservicebureau. De invulling van de activiteiten kan wel lokaal verschillen. Competenties en opleiding Alle combinatiefunctionarissen hebben de ALO-opleiding afgerond. Ook heeft het merendeel een MRT-cursus gedaan. Een handjevol combinatiefunctionarissen heeft andere cursussen gedaan, zoals EHBO. De competenties die de combinatiefunctionarissen voor hun functie nodig zeggen te hebben, zijn in paragraaf 2.2 besproken. Samenwerking met sportverenigingen De visie op de rol van de combinatiefunctionaris in de samenwerking tussen de scholen en de sportverenigingen verschilt. In een aantal gevallen komt samenwerking met sportverenigingen tot stand via het gemeentelijk sportbuurtwerk, een netwerk waarin de combinatiefunctionaris participeert. Enkele scholen (bijvoorbeeld in Amsterdam) werken inmiddels samen met sportverenigingen. Als scholen samenwerken met de sportverenigingen is dat veelal in het kader van kennismakingsprojecten, dat wil zeggen: de leerlingen kunnen dan gedurende een korte periode kennismaken met een bepaalde
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
40
sport met als doel dat ze daarna doorstromen naar de sport/lid worden van een vereniging. Het merendeel van de combinatiefunctionarissen geeft echter aan dat samenwerking met sportverenigingen niet gemakkelijk is door beperkte aanwezigheid van verenigingen in de wijk. Een ander nadeel is het vrijwillige karakter van verenigingen. Zo is er na schooltijd wanneer de meeste naschoolse activiteiten plaatsvinden - geen kader beschikbaar voor de uitvoering van deze activiteiten. De meeste combinatiefunctionarissen benadrukken dat de financiering van het sportbuurtwerk en andere naschoolse activiteiten door de gemeente op dit moment essentieel is. Zonder die financiering zal het naschoolse aanbod (dus een belangrijk onderdeel van de combinatiefunctie) wegvallen. Daarnaast zien zij de gemeente vooral als bemiddelende partij, dat wil zeggen als partij die bijvoorbeeld kan zorgen voor accommodaties, voor contacten met het sportbuurtwerk en voor de adressen van de sportverenigingen. De toekomst Ongeveer driekwart van de combinatiefunctionarissen ziet toekomst in combinatiefuncties. Zij zien dat de functie van vakleerkracht zich langzamerhand doorontwikkelt naar een bredere functie. Zeker door de ontwikkeling van brede scholen en de toenemende samenwerking met sportverenigingen zien zij mogelijkheden voor het breder invoeren van combinatiefuncties. Wel vinden ze het belangrijk dat de directies van scholen en de teamleden hun werkzaamheden steunen en dat sport en bewegen binnen de school op breed draagvlak mag rekenen. Een combinatiefunctionaris raadt verder aan om de combinatiefunctie meer te structureren en de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen helder op papier te zetten.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
41
6 6.1
Conclusies en aanbevelingen Conclusies
Algemene bevindingen Voor deze eindrapportage hebben wij 14 gemeenten, 17 scholen voor basisonderwijs, 8 scholen voor voortgezet onderwijs, 1 ROC-instelling en 23 combinatiefunctionarissen gesproken. De informatie uit deze interviews geeft een behoorlijk compleet beeld van de inzet, mogelijkheden en ervaringen van en met combinatiefunctionarissen. Uit de variëteit in mogelijkheden voor de inzet van een combinatiefunctionaris doemde in ieder gesprek de vraag op: over welke combinatiefunctie hebben wij het? Gaat het om een vakleerkracht bewegingsonderwijs die een naschools sportaanbod organiseert of een sport- en spelleider die de gymlessen ondersteunt en de leerlingen na schooltijd begeleidt in een sportaanbod bij sportverenigingen? Het bleek essentieel om dit plaatje helder te krijgen. Over het algemeen zijn de gemeenten, scholen en combinatiefunctionarissen enthousiast over de inzet van een combinatiefunctionaris met een duaal takenpakket. Het geeft de school een sportimpuls en leidt tot verbetering van de kwaliteit van het bewegingsonderwijs in met name het primair onderwijs. Bovendien ontlast de vakleerkracht de groepsleerkracht, doordat de vakleerkracht de groepsleerkracht ondersteunt in het geven van sport- en spelonderwijs. Daarnaast merken de scholen dat de combinatiefunctionaris kinderen stimuleert om meer te bewegen en te sporten, omdat zij ook buiten schooltijd gebruik kunnen maken van een aantrekkelijk sportprogramma. De combinatiefunctionarissen vinden het prettig dat zij de kinderen zowel onder als buiten schooltijd meemaken. Zij leren de kinderen daardoor beter kennen, bouwen in zes jaar tijd een band met hen op en komen ook gemakkelijker in contact met de ouders. De gemeente vindt het prettig dat de combinatiefunctionaris een belangrijke rol vervult in het uitvoeren van het gemeentelijk sportbeleid. De combinatiefunctionaris legt de verbinding tussen binnenschoolse en buitenschoolse sport- en bewegingsactiviteiten, coördineert of voert buitenschoolse taken uit die vallen onder het gemeentelijk sportbeleid en is aanspreekpunt in de wijk voor het onderdeel sport en bewegen. De aanstelling en aansturing Zowel de gemeenten als scholen als combinatiefunctionarissen geven de voorkeur aan een aanstelling met één werkgever en één CAO. Inhuur van de functionaris voor een aantal uren en taken door een andere partij dan de werkgever komt het meest voor. Dit gebeurt ofwel op declaratiebasis ofwel op basis van detachering. Over het algemeen geven de combinatiefunctionarissen de voorkeur aan een aanstelling bij het onderwijs mede vanwege de goede collectieve arbeidsvoorwaarden, en omdat de functionaris graag deel uitmaakt van het schoolteam en van het schoolritme.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
43
De verschillen tussen de CAO’s Sport, Gemeenten en Onderwijs zijn lastig, maar op te lossen. Hoewel het veel uitzoek- en regelwerk vergt, zijn in alle gevallen de partijen tot een werkbare constructie gekomen. Het structureel aanstellen van combinatiefunctionarissen heeft niet in alle gevallen plaatsgevonden, omdat sommige functionarissen op projectbasis zijn aangesteld. Zowel het onderwijs als de gemeente als het gemeentelijke sportservicebureau is huiverig voor het aangaan van een vast dienstverband, omdat de functionarissen (deels) worden gefinancierd vanuit projectgelden. De aansturing van de combinatiefunctionaris verloopt over het algemeen goed, maar er is in sommige gevallen verwarring over wie verantwoordelijk is voor welk onderdeel van het takenpakket. Met name de afspraken tussen de gemeente en de scholen over het begeleiden van de functionaris zijn soms te globaal gemaakt. Inhoud, opleiding en competenties Hoewel de inhoud van de combinatiefuncties per school en per gemeente kan verschillen (onder andere afhankelijk van het gemeentelijke sportbeleid en van de vraag of de school een brede school is), zijn de taken in grote lijnen hetzelfde. Wat betreft opleiding en competenties blijkt dat het vervullen van een combinatiefunctie meer en andere competenties vraagt dan het alleen geven van bewegingsonderwijs. Naast pedagogische kwaliteiten dient de combinatiefunctionaris te beschikken over organisatorische en managementvaardigheden. Daarnaast moet de functionaris in staat zijn snel te schakelen en er niet voor terugdeinzen om contacten te leggen in de wijk en deze te benutten. De meningen over de aansluiting van de ALO-opleidingen op de uitvoering van een combinatiefunctie zijn verdeeld. Sommigen vinden dat de opleidingen de studenten zodanig opleiden dat zij over voldoende vaardigheden beschikken om een combinatiefunctie te vervullen. Anderen zijn van mening dat de ALO-opleidingen studenten hoofdzakelijk opleiden tot het geven van lichamelijke opvoeding. Het is duidelijk dat de hbo-opleidingen in beweging zijn en dat hierin nog kansen liggen voor verbeteringen. 6.2
Aanbevelingen
De aanbevelingen zijn gericht op de mogelijkheden voor een bredere inzet van combinatiefuncties met zowel onderwijs- als sportinhoudelijke taken. Aan het eind van elke aanbeveling hebben wij tussen haakjes gezet aan wie de betreffende aanbeveling gericht is. Versterking van de aansluiting onderwijs en sportverenigingen 1. Onderzoek welk type combinatiefunctie het beste aansluit bij de lokale situatie en bijdraagt aan extra sport- en beweegaanbod naast het bewegingsonderwijs. Dit kan een vakleerkracht zijn die naschoolse lessen bij en met sportverenigingen verzorgt,
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
44
maar ook een trainer van een vereniging die in de school extra sportlessen geeft. (Partners) 2. Concentreer je niet alleen op het verbeteren van de kwaliteit van het bewegingsonderwijs, maar ook op het uitbreiden van sportactiviteiten onder of na schooltijd door sportinstructeurs. Een goede samenwerking met het onderwijs vraagt om sterke verenigingen die in staat zijn een combinatiefunctionaris een volwaardige baan (combinatiefunctie) aan te bieden. Bekijk de mogelijkheden om verenigingen te versterken door middel van de inzet van de combinatiefunctionaris in de vereniging. (Partners) Inhoud, competenties en opleiding 3. Het is essentieel dat de taken van de combinatiefunctionaris niet te versnipperd zijn over activiteiten en projecten en over coördinatie en uitvoering. Zorg voor voldoende ruimte voor extra taken en zorg dat de taaklast niet te groot is. Probeer te voorkomen dat de combinatiefunctie te veel doelstellingen dient te realiseren. (Partners) 4. De veelheid aan opleidingen zorgt ervoor dat de partijen door de bomen het bos niet meer zien en niet weten welke opleiding leidt tot welke functies. Het is van groot belang dat er duidelijkheid komt over de bevoegdheden die bij de verschillende opleidingen horen. Scholen en gemeenten gaan hier verschillend mee om en denken hier verschillend over. (Rijk en opleidingsinstellingen) 5. Het is belangrijk om in het vervolgproject ‘Pilots Combinatiefuncties’ nadrukkelijk aandacht te besteden aan de vereiste competenties voor het vervullen van een combinatiefunctie en de aansluiting van de opleidingen hierop. Het is essentieel dat de opleidingen worden betrokken in het experiment en de uitkomsten kunnen verwerken in hun opleidingenaanbod. (Koepels, Rijk en opleidingsinstellingen) Aanstelling en aansturing 6. Een aanstelling bij een schoolbestuur leidt tot inbedding van combinatiefuncties in de formatie van de school. Voor het structureel maken van de combinatiefunctie is een aanstelling bij de school wenselijk. Uit de interviews blijkt dat een aanstelling bij de gemeente of bij het gemeentelijke sportservicebureau ertoe kan leiden dat sport en bewegen op school verder afstaat van de directie en het schoolteam. De school is dan minder betrokken bij de organisatie en de inhoud van de combinatiefunctie. Een school kan ervoor kiezen om de (organisatie van) de aanstelling uit te besteden, maar dient ervoor te waken dat zij goed zicht houdt op de inhoud en uitvoering van de functie en de ontwikkeling van sport en bewegen binnen de school. (Partners) 7. Voor de aansturing van de combinatiefunctionaris dienen er richtlijnen opgesteld te worden. Deze zijn niet normatief, maar vormen een leidraad voor de gemeente en de scholen voor het maken van afspraken, voor de aansturing en voor het toewijzen van de verantwoordelijkheden. (Koepels en Rijk) 8. Zorg voor standaardovereenkomsten en samenwerkingsmodellen waar de 3 betrokken partijen (gemeenten, onderwijs en sportverenigingen) mee uit de voeten kunnen. Besteed in de samenwerkingsmodellen aandacht aan de functionele rol van
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
45
de drie genoemde partners. Maak afspraken met beroepsorganisaties over functieprofielen en rechtsposities. (Koepels en Rijk) Randvoorwaarden 9. De aanwezigheid van voldoende sportaccommodaties bij de school is een randvoorwaarde om zowel binnenschoolse als buitenschoolse sportactiviteiten uit te kunnen voeren. Dit geldt ook voor de aanwezigheid van (sterke) sportverenigingen of commerciële sportcentra in de wijk. Buitensportaccommodaties zijn in voldoende mate aanwezig, maar worden niet in alle gevallen effectief benut of liggen aan de rand van stad, waardoor scholen kampen met vervoersproblemen. Binnenaccommodaties zijn schaars, met name in de grote steden. Een gymzaal aan of dicht bij de school is noodzakelijk om sport en bewegen deel uit te laten maken van de school, zodat de vakleerkracht niet op afstand zijn/haar werkzaamheden hoeft uit te voeren. (Lokale overheid en Rijk) 10. Er dient in de school draagvlak te zijn om te werken aan het verbeteren van het sport- en bewegingsonderwijs. Het gaat om draagvlak bij de directie, het docententeam, de MR en de kinderen en ouders. De scholen die werken met combinatiefunctionarissen hebben affiniteit met sport en bewegen en willen ernaar toewerken een sportgeoriënteerde (of sportactieve) school te worden. Deze basishouding is onmisbaar. (Partners)
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
46
Bijlagen
Bijlage 1 Nadere uitwerking CAO's Voor de combinatiefunctionaris sport en school zijn de volgende CAO’s van belang: CAO Sportverenigingen, CAO voor het Primair Onderwijs, CAO voor het voortgezet onderwijs en de CAO sector Gemeenten. In deze bijlage werken wij de relevante verschillen in de CAO’s (en de uitwerking daarvan) nader uit. Salariëring Salaris is een belangrijke arbeidsvoorwaarde voor werknemers. Zijn er verschillen tussen de sectoren in de hoogte van het salaris? En zo ja, zijn de verschillen groot? In de sector sport is een functiewaarderingssysteem ingevoerd, de Integrale Functieanalysemethode (IFA). Iedere individuele werkgever, die de CAO-Sport uitvoert, is gehouden de IFA-methode toe te passen. De functiewaardering vindt plaats aan de hand van door de CAO-partijen vastgestelde referentiefuncties. Op basis van referentiefuncties is de functieniveaumatrix (FNM) ontwikkeld. De FNM is een indelingsinstrument. De werkgever deelt de functies in met behulp van de functieniveaumatrix. Bij elk functieniveau behoort een salarisschaal die gebaseerd is op functiejaren. In de functiematrix is op dit moment de combinatiefunctie niet opgenomen. Maar indicatief zou een combinatiefunctie op hbo-niveau, waarin ook bewegingsonderwijs wordt gegeven, in principe vallen in de schalen 8, 9 of 10. Een combinatiefunctie op mbo-niveau zal naar verwachting in de schalen 4 en 517 In een van de projecten waren de salarisschalen 6 (alleen naschoolse activiteiten (sportleider)) en 7 (combinatie met vakleerkracht) van toepassing voor de combinatiefunctionaris. In de onderwijssector zijn op dit moment de functies op centraal niveau vastgesteld (per 1-9-2006). Een leraar basisonderwijs zit in functieschaal LA. Een senior leraar basisonderwijs zit in salarisschaal LB. Voor leraren in het voortgezet onderwijs gelden de schalen LB, LC of LD, afhankelijk van de inhoud en zwaarte van de functie waarin deze leraren zijn benoemd. Een 2e graads functie begint in schaal LB. Een leraar voortgezet onderwijs in een 1e graads functie zit in schaal LD. In de sector gemeenten kan de werkgever een eigen functie-indeling hanteren, met de eigen bijbehorende salarisschalen. Er is geen overzicht van welke functies onder welke salarisschalen vallen (de functies en de gemeenten verschillen te sterk van elkaar om algemene uitspraken te doen).18
17 18
Deze indicaties zijn gebaseerd op ons gesprek met de WOS. Op dit moment wordt een onderzoek uitgevoerd naar de wenselijkheid en haalbaarheid van invoering van een centraal functiewaarderingssysteem in de sector en naar condities waaronder een centraal functiewaarderingssysteem haalbaar kan worden.
SGB O
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
49
De salarissen in de onderzochte sectoren zijn moeilijk met elkaar te vergelijken. In het onderwijs zijn de functies beschreven en gebruikt men vaste salarisschalen. In de sectoren sport en gemeenten zijn de werkgevers niet gebonden aan centraal gemaakte functiebeschrijvingen, waardoor meer flexibiliteit ontstaat. De hoogte van het salaris is dan afhankelijk van het gehanteerde loongebouw (schalen) en het gebruikte functiewaarderingssysteem (inhoud van de functie en het benodigde opleidingsniveau). Arbeidstijden -Vakantie / verlof De buitenschoolse sportactiviteiten zullen voor een deel in de schoolvakanties plaatsvinden (denk aan sporttoernooien). Een belangrijk kenmerk van werken in het onderwijs zijn echter de schoolvakanties, waarin het onderwijspersoneel in principe verlof heeft. En in de schoolvakanties worden niet elke dag sportactiviteiten georganiseerd. Maar een combinatiefunctionaris die valt onder de CAO Gemeenten of CAO Sport heeft niet genoeg verlof om zo een groot deel van de schoolvakanties te overbruggen. De arbeidsduur op jaarbasis is dus van belang. En de regelingen met betrekking tot verlof. In de sport is de gemiddelde arbeidsduur 38 uur per week op jaarbasis. De arbeidsduur is 1925 uur per jaar (jaarurensystematiek heeft geen verplichtend karakter). De werkgever en werknemer stellen de werktijden in overleg vast. In de CAO zijn afspraken gemaakt over minimum en maximum werktijd per dag, de tijdstippen van de werktijden en overwerk. De werknemer heeft 24 dagen vakantie per jaar (op jaarbasis overeenkomend met 182,4 uur). Afhankelijk van de leeftijd van de werknemer kunnen daar nog een tot vijf dagen extra vakantie bijkomen. In het basisonderwijs is de normjaartaak 1659 uur op jaarbasis. Dit zijn lesuren en voorbereidingsuren. Gemiddeld geeft men 930 uur les en wordt 10% van de normjaartaak besteed aan deskundigheidsbevordering. Er zijn geen gegevens bekend over de gemiddelde arbeidsduur per week bij een voltijds dienstverband. In principe is deze hoger dan in de overige sectoren, omdat gedurende de schoolvakanties geen les wordt gegeven. Docenten en onderwijsondersteunend personeel met lesgebonden taken hebben vakantieverlof tijdens de schoolvakanties. Enkele dagen van dit verlof (maximaal 3) zijn beschikbaar voor werkzaamheden van onderwijskundige of schoolorganisatorische aard. Voor onderwijsondersteunend personeel zonder lesgebonden en/of behandeltaken is het vakantieverlof (inclusief feestdagen) afhankelijk van de omvang van de werkweek. Aan onderwijsondersteunend personeel wordt bij voorkeur in de schoolvakanties vakantieverlof verleend, maar dat is niet verplicht. Bij een normbetrekking in het VO hoort een algemene arbeidsduur van 1659 klokuren op jaarbasis (gemiddeld 36,86 uur per week). De werkgever voert een taakbeleid dat gebaseerd is op de omvang van de normbetrekking. De werknemer die behoort tot de functiecategorie leraar, geniet gedurende de schoolvakanties vakantieverlof met behoud van bezoldiging. In bijzondere
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
50
omstandigheden kan de werkgever de werknemer opdragen om zich in het belang van de instelling beschikbaar te houden voor het verrichten van werkzaamheden tijdens het vakantieverlof. De werknemer die behoort tot de functiecategorie leraar houdt zich zo nodig gedurende twee dagen beschikbaar; voor vermindering van vakantie komen enkel de eerste en de laatste dagen van de zomervakantie in aanmerking. Voor de functiecategorie onderwijsondersteunend personeel kan de werkgever bepaalde dagen of periodes aanwijzen waarin de werknemer vakantieverlof moet opnemen. In de sector gemeenten is de formele arbeidsduur bij een volledige betrekking 36 uur per week. De medewerker heeft een maximale arbeidsduur per jaar van 1836 uur19. De werkgever kan een werkrooster opstellen, waarbij de feitelijke arbeidsduur per week afwijkt van de formele arbeidsduur per week. Iedere medewerker heeft recht op ten minste 158,4 uur vakantie per jaar met behoud van bezoldiging (gebaseerd op een voltijds betrekking). De werkgever beslist over het verlenen van de vakantie, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de wensen van de ambtenaar. De vakantie verleent de werkgever zoveel mogelijk in het tijdvak van 1 mei tot 1 oktober. En verder In de meeste CAO’s zijn afspraken gemaakt over de eindejaarsuitkering. In de CAO Sport zijn geen afspraken over een eindejaarsuitkering gemaakt. De eindejaarsuitkering in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs bedraagt 4,1%20. Daarnaast krijgt het onderwijspersoneel in 2006 een eenmalige nominale eindejaarsuitkering van € 200 bij een volledige betrekking. De werknemers (niet-lesgevend) in de schalen 1 tot en met 8 ontvangen een extra eindejaarsuitkering. De gemeenteambtenaar heeft recht op een eindejaarsuitkering van 3%, met een minimum van € 836,- bij een voltijdsbetrekking. In deze bijlage hebben we een vergelijking gemaakt van de belangrijkste arbeidsvoorwaarden van de combinatiefunctionaris school en sport die wij in de onderzochte projecten zijn tegen gekomen. Uiteraard zijn er tussen de verschillende sectoren mogelijk nog verschillen in andere arbeidsvoorwaarden, zoals regelingen voor buitengewoon verlof, kinderopvang en pensioenvoorzieningen21. Een volledige vergelijking van alle arbeidsvoorwaarden binnen de sectoren zou echter een apart onderzoek vereisen.
19
Plaatselijk kan de arbeidsduur per jaar lager worden vastgesteld, bijvoorbeeld door extra aftrek van plaatselijk vastgestelde feestdagen.
20 21
Deze percentages zijn gebaseerd op de CAO die begin 2007 van kracht was. Medewerkers in het onderwijs en bij gemeenten kunnen rekenen op pensioenvoorzieningen van het ABP. Voor de sector Sport is er geen collectieve pensioenvoorziening.
SGBO SGBO
SCHOOL EN SPORT WERKEN SAMEN
51