Scholtengoederen Twee fietsroutes langs de scholten in in de gemeente Aalten en Winterswijk Route afstanden: 22 - 42 kilometer
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
1
Twee fietsroutes langs de scholten in de gemeenten Aalten en Winterswijk In de Middeleeuwen zijn van hogerhand twaalf boerderijen in het gebied van de Heerlijkheid Bredevoort aangewezen als ‘Scholte’. Na 1795 was het aantal scholtenboeren nul. Toch staan in het buitengebied van deze Heerlijkheid, de latere gemeenten Winterswijk en Aalten, maar liefst 55 grote dwarshuizen en villa’s, waarvan de bewoners en hun families meerdere generaties lang gewoonlijk als ‘Scholte’ worden aangeduid.
De Scholten begeleidden hun pachtboeren, voerden hun administratie en zorgden voor de afdrachten van de oogsten en opbrengsten aan de hofheer of het klooster waartoe ze behoorden. Het systeem bleef na de Middeleeuwen nog lang in stand. In 1795 brak de Franse tijd aan en de Franse overheid schafte de middeleeuwse horigheid af.
Maar na 1820 beschouwden de scholtenboeren rond Aalten en Dinxperlo, en vooral rond Winterswijk, zich als eigenaar van de door hen beheerde gronden. Zij zetten de traditie van ‘horigheid’ en afdrachten van de oogst in natura nog generaties lang voort. Om kort te gaan: in de 19e en 20e eeuw verschenen, geheel tegen het tijdsbeeld in, steeds meer ‘scholtenboeren’.
2
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
Kotten - Oossink
Dit boekje beschrijft beknopt de ontwikkeling van het aantal Scholten van 12 via 0 naar ruim 50. Vanuit de Middeleeuwen bestonden scholtenboeren in juridische zin; in de 19e en 20e eeuw waren er Scholten in Winterswijkse zin, in feite waren ze gewoon ‘herenboeren’. Met de ‘Scholten’ in het Nationaal Landschap Winterswijk is het veelal niet goed afgelopen. Gaandeweg begonnen zij zichzelf als een soort adelstand te beschouwen. Onderlinge huwelijken met gevolgen voor de gezondheid van hun kinderen, het ontbreken van voldoende opneembaar geld en het wegvallen van gratis arbeid door pachters, knechten en meiden leverden veel achterstallig onderhoud aan de huizen op; maar ook een uitgesproken mooi landschap met veel bossen en houtwallen. Gelukkig worden vandaag de dag veel scholten huizen weer goed bewoond en beheerd.
De geschiedenis van de scholtengoederen is nog onderwerp van studie: voor opmerkingen, verbeteringen en aanvullingen over dit onderwerp houden wij ons natuurlijk van harte aanbevolen. U kunt hiervoor contact opnemen met de auteur: Arjan Ligtenbarg
[email protected]
Huppel - Spieker Kössink
3
Ziewent
Fietsroutes ‘Scholtengoederen’ Fietstochten langs de landgoederen van scholteboeren Lichtenvoorde
Vragender
Harreveld
Marienvelde
Barlo Klooster
10b. De Neeth
10a. Hoge Bokkel
8. R Kasteel Bredevoort
9. Ambthuis
Varsseveld
Dale
Bredevoort
16. ‘t Walfort 11. Groot Gussinklo 15. Ahof
Lintelo
17. Borninkhof
Aalten
Heurne
Sinderen
14. Hondorp
IJzerlo
12a. Ovink De Heurne
12b. Welschelo
Breedenbroek
Dinxperlo
Havezathe Rothe Spiker
4
13. Hoftijzer
Rozenhuis
Winterswijk Meddo
Winterswijk Huppel
1. Spieker Kössink
Winterswijk Henxel
Winterswijk
Havezathe Starckenrode
Winterswijk Ratum
2. Scholtenhuis 3. Leeferdink
Winterswijk Corle
Havezathe Klein Plekenpol Winterswijk Brinkheurne
Kasteel Misthae Winterswijk Miste
s Winterswijk Kotten
7. Lintum
4. Oossink Winterswijk Woold
18. Beestman 6. Meerdink 5. Roerdink
Originele Tegederscholten (1500- 1795) en ‘Vrije scholtengoederen’(1820-1954) in de gemeenten Aalten en Winterswijk
Legenda Scholtengoed Middeleeuwse havezathe, kasteel
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
5
Lintelo - Groot Gussinklo
Horige scholtengoederen
tot 1795
Vanaf de vroege Middeleeuwen werd het begrip ‘Scholte’ gehanteerd in het huidige Oost-Nederland en Westfalen. Ze werden aangesteld door de toenmalige heersers, zowel wereldlijke als kerkelijke, om van de tot hen behorende boerenhoeven de afdrachten, belastingen in geld en in natura te innen. Net als alle boeren waren zij eveneens onderhorig aan hun wettige heer.
6
Horig zijn betekende, dat men zijn hoeve niet zonder meer kon verlaten. De boeren behoorden enigszins tot de vaste inventaris van een boerenhoeve.
De Franse tijd Toen de Prins van Oranje na de omwenteling in 1795 het land had verlaten, eigende de Franse republiek zich krachtens oorlogsrecht
Bronnen: Mr. P.G. Aalbers, drs. Willem Peletier, drs. Gerrit Wildenbeest, Wikipedia Tekst: Henk Krosenbrink
de bezittingen van de Oranjes toe. De oude feodale rechten werden afgeschaft, waaronder de horigheid. De bezittingen van de Oranjes, o.a. het Ambt Bredevoort, werden eigendom van de staat, de zogeheten Domeingoederen. Nadien werden deze bezittingen weer afgestaan aan de Bataafsche Republiek. Deze politieke veranderingen brachten weinig wijzigingen in de positie van de Bredevoortse horigen. Wel werden in 1795 voor het eerst geen hofdagen meer gehouden, waarschijnlijk in verband met de politieke onrust en niet op grond van uitdrukkelijke afschaffing. De ‘Publicatie van de Rechten van den Mensch en van den Burger’ van 1795, waarbij bepaald werd dat een ieder vrij geboren werd, maakte de situatie er niet duidelijker op. Er bestonden voortaan weliswaar geen horigen meer, maar de vraag, hoe voortaan de eigendomsverhouding ten aanzien van de door hen bezeten goederen dan wèl was, werd niet beantwoord. Deze onduidelijkheid bleef voortbestaan gedurende de gehele Franse overheersing. De Scholten betaalden geen afdracht meer aan de overheid. Ze gingen zichzelf als eigenaar van hun hoeve en omgeving beschouwen. Daarmee was feitelijk hun functie van ‘Scholte’ verdwenen. Van hogerhand werd ook geen poging onder nomen om de achterstallige verplichtingen in te vorderen. De hofhorigen waren uiteraard wel ingenomen met deze ontwikkeling. De vroeger horige Scholten bleven zich wel ‘Scholte’ noemen, ook nadat zij na een reeks processen vanaf 1821 wettelijk eigenaar waren geworden van de onder hen vallende boerenhoeven.
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
De 19e eeuw Oorspronkelijk gold het eerstgeboorterecht bij de opvolging op de hofboerderijen. In 1838 werd het erfrecht in Nederland gewijzigd: de oudste zoon of dochter werden niet langer bevoordeeld. Alle kinderen kregen een gelijk erfdeel toebedeeld. Daardoor werden de grote scholtengoederen geleidelijk aan kleiner. Er werden delen van afgesplitst, vooral voor jongere zoons, die dan in de volksmond wel ‘halve’ Scholten werden genoemd. De neiging om op wat grotere voet te leven en allure uit te stralen bleef bestaan, hetgeen zich vooral eind 19e-begin 20e eeuw uitte in het bouwen van grote woongedeelten voor hun oude boerderijen. Door de goedkope werkkracht van de onder hen wonende pachters wisten de scholten hun bezittingen in stand te houden en konden ze het leven van ‘herenboeren’ leiden. Vooral na de jaren ‘50 van de 20e eeuw, toen voor alle arbeid het wettige loon moest worden betaald, kregen de Scholten het economisch moeilijk, mede doordat ze veelal niet meegingen in de moder nisering van de landbouw en de veeteelt. Ze verloren daarmee ook hun sociale positie in de maatschappij. Wat bleef is de bosrijke omgeving van hun scholtengoederen. Hout was een belangrijk economisch product voor de Oost-Achterhoek en de scholtenboeren waren vooral ook bos bouwers. Veel scholtengoederen gingen in de tweede helft van de 20e eeuw over in handen van Natuurmonumenten en Het Gelders Landschap.
7
Het Lohnse Hofrecht, Het Lohnse Hofrecht, op schrift gesteld en later steeds aangevuld, was in Gelderland zeer bekend. Het Graafschap Lohn omvatte circa 3/4 van de Achterhoek en diende ook als voorbeeld voor o.a. de hoven van Zutphen en Lochem. De jurist Johan Schrassert noemt het in 1740 in zijn boek Codex Gelre-Zutphanicus nog als voorbeeldig voor het Graafschap Zutphen en een deel van de Veluwe.
A. Onregelmatige lasten
B. Jaarlijkse lasten
Deze behoefden slechts te worden voldaan bij
1. V oer- en wagendiensten
bepaalde gebeurtenissen, zoals huwelijk, overlijden,
Eenmaal in het voorjaar en eenmaal in het najaar
verlaten van het hofgoed.
moesten voerdiensten voor de hofheer worden verricht. In latere tijden kon men deze verplichtingen omzeilen
1. Versterf
door een jaarlijkse vergoeding in geld te geven.
Wanneer een hofhorige man of vrouw kwam te overlijden, dan verviel volgens het Hofrecht de helft
2. H erfst- en meibeden
van alle ‘veltgaende bestiael’ (= de helft van al het vee)
Tweemaal per jaar moesten de horigen een bedrag
op het erf aanwezig aan de hofheer. Bij de goederen
van ongeveer 2 goudgulden aan de hofheer afdragen,
van de zogeheten Eigenhorigen (in Winterswijk waren
plus een hoeveelheid graan.
dit de goederen Mensink en Geelink in Kotten) verviel heel de aanwezige veestapel + alle huisraad ‘tot den
3. H ofholtsgeld
lepel’ toe aan de hofheer. In latere tijden werd het
Oudtijds waren de horigen verplicht om jaarlijks brand
Versterf in geld voldaan.
hout naar het kasteel van Bredevoort te vervoeren. In latere tijden kon men dit afkopen met een jaarlijkse
2. Erfwinning
vergoeding van 3 rijksdaalders (7,50 gulden).
Wanneer de erfgenaam van een horige na diens overlijden de nalatenschap, waaronder de
4. R igthaver
boerderij, wilde aanvaarden dan moest hij eerst
Oorspronkelijk een vergoeding voor het paard van
erfwinning betalen aan de hofheer. In 1776 werd
de ‘richter’. ln de achttiende eeuw werd deze betaling
hiervoor 25 gulden berekend.
afgeschaft.
3. Opvaart
5. H ondengeholt
Wanneer een niet-horige in het horigheidsverband
Verplichting van de horigen om tijdens de jacht de
wilde worden opgenomen, b.v. door huwelijk van
honden van de hofheer van eten en drinken te voorzien.
een niet-horige met een horige, dan moesten de zgn. opvaartsgelden worden voldaan. In 1776 bedroeg dit 20 gulden.
6. G raanleveringen De horige goederen moesten jaarlijks enige schepels (een oud-Nederlandse eenheid voor het aangeven
4. Vrijkoop
8
van de inhoud van droge waren) graan leveren aan
Wanneer een horige uit het horigheidsverband
de hofheer. Zo betaalde het Scholtengoed Tenkink in
ontslagen wilde worden dan moest deze zich eerst
Ratum jaarlijks 18 schepel rogge en 14 schepel haver.
vrijkopen. Hiervoor moesten in 1776 18 daalders
Meerdink in het Woold betaalde jaarlijks 6 1/2 schepel
(27 gulden) worden betaald.
rogge.
Miste - Meenk
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
9
Kotten - Oossink interieur
Vrije scholtengoederen
na 1820
De bezittingen van de Oranjes in de Achterhoek waren gedurende het Franse bewind toe gewezen aan het domein van de staat en bleven ook na 1813 hiervan deel uitmaken. In het begin hield het domeinbestuur zich, evenals zijn voorgangers in de afgelopen eeuwen, niet bezig met dit naar hun oordeel afgelegen gebied.
10
Rechtszaken Maar in 1821 ging het domeinbestuur enkele achterstallige afdrachten invorderen, die sinds 1795 niet meer waren voldaan. Twaalf bewoners van Winterswijkse ‘scholten’-goederen spanden een proces aan tegen het domeinbestuur bij de Rechtbank te Zutphen. De Scholten huurden gerenommeerde advocaten in en beriepen zich op het Lohnse Hofrecht uit 1363. Deze wetgeving was erg oud, maar in de loop der eeuwen steeds
Bronnen: Mr. P.G. Aalbers, drs. Willem Peletier, drs. Gerrit Wildenbeest, Wikipedia
aangevuld en goed bekend onder juristen. Na diverse rechtszaken werden de Winterswijkse Scholten in 1826 in het gelijk gesteld, omdat de verschuldigde afdrachten door het domein bestuur onvoldoende konden worden bewezen. In 1835 spanden 21 boeren een proces aan tegen domeinen; zij beheerden de goederen van het voormalige klooster Vreden, waarvan de domeinen nooit de rechtsopvolgers waren geworden, maar wel de achterstallige afdrachten wilde innen. Vijf boeren proce deerden tegen de familie Van Oranje, die de Bredevoortse goederen bezat. In 1838 werden tenslotte alle 26 boeren in het gelijk gesteld. Alle voorheen horige boeren werden eigenaar van hun landgoed. Het lijkt erop, dat de land eigenaren (de hertogen van Gelre, de familie Van Oranje) niet konden aantonen dat ze zich ook werkelijk om hun bezit bekommerd hadden. Zo werden de Scholten officieel eigenaar van het onroerend goed, dat zij eeuwenlang hadden beheerd.
Vrije scholten In de eerste helft van de 19e eeuw beleefden de scholtengoederen hun hoogtepunt. Zij waren inmiddels vrije eigenaren geworden van hun goederen en wisten deze voortdurend uit te breiden, een voortzetting van een ontwikkeling die, met de neergang van de adel, reeds in de 17e eeuw was begonnen. Problemen met arbeidskrachten bestonden vooralsnog niet. De bewoners van de pachtboerderijen waren goedkope landarbeiders, waarbij de zogeheten ‘helpedagen’ - een overblijfsel van de middeleeuwse lijfdiensten - een welkome aanvulling betekenden in drukke tijden, zoals bij de oogst. Vòòr 1795 waren de ’Tegeders’ ongeveer gelijk verdeeld over de gehele Heerlijkheid
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
Bredevoort. In 1813 kwamen er afzonderlijke gemeenten; Dinxperlo, Aalten en Winterswijk. Sindsdien bezaten Dinxperlo en Aalten enkele grote boerderijen, die men als ‘Scholte’ aanduidde, terwijl in Winterswijk een soort wildgroei van tientallen zogenaamde ’scholten’boerderijen ontstond. Het is aan te nemen dat het provinciebestuur in Arnhem en de regering in Den Haag zich gestoord hebben aan de werkwijze van de Winterswijkse grootgrondbezitters, die zo ondemocratisch en volgens middeleeuwse methoden hun macht uitoefenden, overigens nadat deze bestuurders zich in de loop van de eeuwen hier hoogst zelden hadden laten zien. De opening van de Rijksweg ZutphenWinterswijk (1830) en de hervorming van het erfrecht (1838) hadden de excentrische ligging en de macht van de Scholten logischerwijs moeten beëindigen. Maar zoals we nog zullen zien, liet deze door Scholten bestuurde ‘vrijstaat’ zich niet zomaar opdoeken.
De Markeverdeling: veel grond erbij Vanaf 1810 stimuleerde de Nederlandse overheid de verdeling van de marken, de grote stukken woeste grond die gezamenlijk eigendom van alle boeren in een buurtschap waren. Rond Winterswijk en Aalten vond de markenverdeling in de jaren 1840-’50 plaats, dus nadat de scholtenboeren hun rechtszaken tegen de overheid hadden gewonnen en zij landeigenaar waren geworden. De Scholten domineerden de verdelingscommissies, maar vooral doordat ze ten tijde van de markeverdeling al grootgrondbezitter waren, kregen ze wel - overigens geheel krachtens het wettelijk recht - de meeste markegrond in eigendom.
11
De boeren dienden echter wel te betalen voor de hun toegewezen markegrond. Eventuele stukken markegrond die toegewezen werden aan boeren die dit geld niet konden of wilden betalen en daarom van hun deel afzagen, konden dan door een Scholte wel worden aangekocht. Zo konden de Scholten naar verhouding hun bezit nog verder uitbreiden. In de hele gemeente Winterswijk kregen de Scholten er zoveel land bij, dat ze niet beter wisten te doen dan het overgrote deel in te planten met bos. Daarmee werd de basis voor het huidige bosrijke karakter van het Nationaal Landschap gelegd.
deel om boeren gaat, kunnen we stellen dat circa 20% van de plattelandsbevolking is vertrokken. In de jaren 1854-’58, 1865-’74 en 1880-’84 emigreerden nogmaals veel mensen naar de USA, al waren deze emigratiegolven samen kleiner dan de grote ontvolking van 1840’50. In dezelfde periode ontstond in Winterswijk en Aalten een uitgebreide textielindustrie, die verder groeide toen er spoorwegen naar de Achterhoek kwamen.
Vernieuwing versus traditie •
De emigratie: veel minder pachters In de jaren 1840-’50 emigreerden vooral veel pachtboeren naar de Verenigde Staten. Naast de onmogelijkheid om ‘onder de Scholten’ nog vooruit te komen, speelde ook religie een rol. In 1850 waren ruim 1000 Winterswijkers geëmigreerd. Dat is circa 12% van de totale bevolking van 8000 inwoners, waarvan er ca. 3000 in het dorp woonden en ca.5000 in het buitengebied. Omdat het hier voor het grootste
•
•
Barlo - Nijhof
12
De Geldersche Maatschappij van Landbouw (GMvL) werd opgericht in 1845. In 1864 namen de Winterswijkse Scholten het initiatief om een plaatselijke afdeling op te richten. In 1883 is de naam gewijzigd in Geldersch-Overijsselsche Maatschappij van Landbouw, omdat er ook enkele afdelingen in Overijssel lagen. De GOMvL heeft veel betekend voor de verbetering van landbouw en veeteelt in Gelderland. In 1873 richtten o.a. de Scholten Tenkink en Hugenholtz (Waliën), samen met de Winterswijkse bankier J.A. ten Houten, de Onderlinge Waarborg Maatschappij op, die de boerderijen rond Winterswijk tegen brand verzekerde. Na een vergadering van de GOMvL werd in 1895 de Winterswijksche Coöperatieve Zuivelfabriek (WINCOZ) opgericht. Er verrees een zuivelfabriek aan de Gast huisstraat in Winterswijk. Het eerste bestuur bstond uit de heren Oonk, L.D. Bessinkpas (Ravenhorst), G.Rosen (Meenk) J.A. te Peele (Corle), G.J.Koldewey (Meddo) en J.B.Nijenhuis (Sieverdink).
Maar na de oprichting van de afdeling Winterswijk van de GMvL, de OWM en de zuivelfabriek werden de scholten conservatief.
Ze bleven aan oude bedrijfsvormen vasthouden, ook toen na 1895 elders in de Achterhoek door kunstmest, coöperaties en landbouw voorlichting agrarische bedrijven geheel konden worden omgezet in de richting van veeteelt en zuivelproductie.
De Scholten vermenigvuldigen zich De invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek in 1838 leek aanvankelijk een einde te maken aan het grootgrondbezit van de Scholten, doordat het nieuwe erfrecht niet langer de oudste zoon of dochter bevoordeelde, maar alle kinderen een gelijk erfdeel toekende. Bij de Scholten werden boerenbedrijven zelf niet gesplitst, maar men verdeelde het scholtengoed inclusief de pachtboerderijen onder de kinderen. Een groot scholtengoed met bijvoorbeeld twaalf of vijftien pachters werd dan gesplitst in meer kleinere goederen. In veel gevallen werd één van de pachtboerderijen ‘opgewaardeerd’ tot scholtengoed. Er kwam dan een nieuw huis (meestal een villa), waarin een jong scholten-echtpaar ging wonen, dat doorgaans twee tot vijf pachtboerderijen onder zich had. En een generatie later zou dan ook hun, inmiddels opgegroeide, kinderen alle een gelijk deel van dat verkleinde scholtengoed toekomen. Dit is de situatie die we in de loop van de 20e eeuw aantreffen: vele tientallen villa’s die de indruk wekken dat het scholtengoed vijftien of twintig pachters onder zich had. In werkelijkheid waren er maar enkele echt grote scholtengoederen (de allergrootste waren Hesselink, Roerdink en Meenk). De andere bezaten doorgaans twee tot vijf pachtboerderijen.
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
Ratum - Hesselink
Een gesloten groep met onderlinge huwelijken Om te zorgen dat de nu kleiner geworden scholtengoederen wel in de familie bleven, liet men kinderen van Scholten bewust onder elkaar trouwen. Inderdaad hielden de gezamenlijke scholtengoederen wel de omvang die ze begin 19e eeuw hadden; Meenk heeft zijn aantal hectares zelfs nog kunnen uitbreiden. Een huwelijk tussen neef en nicht hoeft voor hun nageslacht geen probleem te zijn, mits deze kinderen dan later hun partners wèl buiten de familie zoeken. Dat gebeurde niet: de door henzelf opgelegde dwang om de bezittingen in de familie te houden leidde ertoe, dat de Scholten ook hun kinderen wederom aan neven en nichten koppelden. Bij de daarop volgende generatie ging dit alles weer net zo. Het ligt voor de hand dat de gearrangeerde bruiloften ook niet altijd een goed huwelijk opleverden; sommige Scholten kregen een reputatie van rokkenjager en er waren inderdaad wel dienstmeisjes, die zwanger raakten van een Scholte.
13
De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat niet iedereen met de naam Esselink, Hijink, Hesselink, Roerdink of Tenkink grootgrond bezitter en eigenaar van een villa werd. Boerderijen als het Kuenenhuis, Nijenhuis, de Plante en Eeltink zijn gewoon gedegen boerderijen, van oudsher bewoond door generaties scholten-nazaten, met van tijd tot tijd één tot drie extra boerderijen en/of percelen landbouwgrond, die verpacht werden.
Meer mogelijkheden voor de pachters
Ook een dwarshuis of een villa staat strikt genomen los van de eigenlijke scholtenstand: deze gebouwen waren een tijdlang in de mode en ook vrije boeren, die aan een nieuwe woning toe waren, lieten wel dwarshuizen of villa’s bouwen. Het lijkt erop dat de meeste scholten families enerzijds hun boerderij nuchter en zakelijk exploiteerden, maar dat anderzijds een deel van de familieleden gevoelig was voor uiterlijkheden als veel grond, veel bos en grote villa’s. Zij benutten elke gelegenheid voor het najagen en vergroten van dit soort bezittingen. Dat lukte een tijdlang en vooral na 1850 beschouwden deze Scholten zich als een elite, een soort adelstand.
De verplichte ‘helpedagen’ bleven bestaan, maar de Scholten betaalden vanaf circa 1880 de gewerkte uren wel in geld uit, vergelijkbaar met de industrie: loon naar werken. Zo werden de scholtengoederen gemoedelijke werk gemeenschappen: de ’heerschop’ stelde zich vaak (maar niet altijd), zoals de vroegere Tegeders, als ‘coach’ op, hield de pacht laag en maakte het de pachters mogelijk met hun boerenwerk een goed leven te leiden. Zo was het althans bij Roerdink; de andere Scholten zullen net zo te werk zijn gegaan.
In de boerderij Gelderesch (fam. TenckinckRoerdinck, Meddo) is een steen gemetseld, waarbij een soort zelf ontworpen familiewapen en een chique spelling met ‘ck’ moest aantonen hoe ‘adellijk’ hun geslacht was. Begin 20e eeuw bestond de scholtenstand uit ruim 20 families, die over meerdere generaties meervoudig verwant waren. Ze bezaten met elkaar bijzonder veel land en boerderijen en hadden zitting in de gemeenteraad en in vele verenigingen. Daarmee leken ze in Winterswijk de top van de maatschappelijke ladder bereikt te hebben.
14
Formeel was de Scholte (de ‘heerschop’) de baas op zijn landgoed. Hij kon zijn macht laten gelden en in laatste instantie een onwillige pachter de pacht opzeggen. Deze diende dan op de eerstvolgende 1 mei de boerderij ontruimd te hebben en een nieuw huis te hebben gevonden. Op deze dag wisselden elk jaar ook de knechten en meiden van baas/bazin en het kwam wel voor dat een pachtboer dan diende te vertrekken.
Woold - Schoppe bij Roerdink
De Scholten waren ook niet meer in de positie om de bel (de ’gruwelbel’) op hun dak naar eigen goeddunken te luiden en de pachters op ieder willekeurig tijdstip uit hun werk te halen. Het is veel waarschijnlijker dat de bel geluid werd om de pachters te laten weten dat er koffiepauze en middagrust werd gehouden.
zicht, werd de jeneverfles opgeborgen, en zat men bij voorkeur op wat oud en versleten meubilair. De pachtersfamilies die niet geëmigreerd waren, konden zich in de 19e en 20e eeuw meestal goed redden en velen konden gaandeweg ‘hun’ boerderij kopen.
De Scholteneer schrif veur ... Door het vervallen van de afdrachten in de Franse tijd en na het in eigendom verkrijgen van de door hen beheerde goederen, werden de Scholten een klasse van ‘Nieuwe Rijken’. Ze waren in korte tijd rijk geworden en hadden zich met hun teveel aan geld snel een luxe, eigenlijk decadente levensstijl aangemeten. Maar na 1850 raakten de zo rijke Scholten in een isolement. Veel pachters waren geëmigeerd en voor degenen die waren gebleven, diende zich ook werkgelegenheid in de bouw en de industrie aan. Terwijl de macht van de Scholten afnam, richtten hun nakomelingen zich steeds meer op uiterlijk vertoon en bleven ze vasthouden aan hun traditie.
Ratum - Leeferdink
Grote scholtengoederen waren zo uitgestrekt dat ook pachters buiten gehoorafstand woonden en werkten. Roerdink bijvoorbeeld had ook stukken grond en pachters in Barlo (gemeente Bocholt) en in Miste, een aantal kilometers verderop. Voor de pachters werd het een soort sport om zich wat armer voor te doen dan ze werkelijk waren. Als de ’heerschop’ op bezoek kwam, ging het tafelkleed van tafel of er kwam een versleten kleed op, waren er geen vlees en eieren in het
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
‘De Scholteneer schrif veur ...’ werd een bekende uitdrukking. De Scholteneer schreef voor: • dat het bosbezit ten koste van alles op peil moet worden gehouden, • dat niets van het grondbezit mag worden verkocht, • dat landadellijke waarden als veel bos, grondbezit-om-het-grondbezit en de jacht het hoogste goed zijn, • dat een huwelijk met een niet-scholte een schande is, • dat een huwelijk met een fabrikantennazaat was toegestaan, maar dat huwelijken met sociaal lager geplaatsten alsmede met iemand van een ander beroep of een andere stand als schande werd gezien,
15
De Heurne - De Welsker
•
dat vooruitgang met moderne landbouw methoden, grotere percelen, beter veevoer en het gebruik van kunstmest, alsmede het opzetten van ontginningsboerderijen, als nieuwlichterij wordt afgedaan.
Het geld dat de scholtenboeren verdienden, hadden ze voor hun bedrijf niet nodig. Een solide bankrekening leverde geen aanzien op. De ‘Scholteneer’ leidde tot het najagen van status: groots opgezette, geld verslindende bruiloften (want gearrangeerde huwelijken) en de bouw van de grote scholten villa’s. Er ontstond een wedijver tussen de verschillende scholtenfamilies wie de fraaiste en grootste villa’s kon neerzetten. Ook belegde men in aandelen. Die konden een goed dividend opleveren, zoals de Neder landsch-Westfaalsche Spoorweg-Maatschappij vanaf 1878, maar aandelen in Russische spoorwegen waren bij de communistische revolutie in 1917 op slag waardeloos: alle spoorwegen werden genationaliseerd. Veel beleggers, ook Scholten, hebben daarmee geld verloren.
16
Veel vastgoed, een kleine leefwereld Naar de middeleeuwse traditie werkten de scholtengoederen zoveel mogelijk met gesloten beurzen. De jaarlijkse pacht werd in natura, dus met delen van de oogst, voldaan. De pachters en hun familieleden leverden arbeid in de vorm van de ‘helpedagen’. Zonen van pachters werden knecht en hun dochters werden dienstmeisje op de scholtenboerderij. Naast af en toe een fooi was er wel een geldelijke beloning, die in de 19e eeuw overeenkwam met het loon in de industrie. Op (alle) boerderijen was echter een groot deel van het loon in natura: ze verkregen hun maaltijden; de knechten kregen klompen plus werkkleding en meisjes kregen na afloop van hun dienstverband een rol linnen mee voor hun uitzet. Onderhoud van gebouwen en gronden gebeurde met arbeid door de eigen knechten en de pachters. Deze situatie bleef zo tot ver in de 20e eeuw. De scholtenfamilies hadden het geld en de gelegenheid om verre reizen te maken. Hun zoons volgden opleidingen op de RijksHoogere Burger School (HBS) in Winterswijk.
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
Ondanks de ruime gelegenheid om zich heen te kunnen kijken, leefden de scholtenfamilies in hun uiterst kleine wereld in ‘hun’ buitengebied. En dan nog maar een deel van dat buitengebied, want er waren ook veel zelfstandige boeren; voorts deden de Scholten er alles aan om het stichten van ontginningsboerderijen in de veengebieden in Meddo, Kotten en Woold tegen te houden. Zonder succes, zoals al in de jaren ’20 is gebleken, want de nieuwe boerderijen kwamen er toch en rendeerden goed. Maar ook een negatief vooroordeel over ‘de vooruitgang’ was onderdeel van de Scholteneer. Maar al volgden ze de opleiding wel, ze deden niet allemaal eindexamen; het ‘op de HBS zitten’ leverde ook genoeg status op. Met hun voorrecht van de HBS-opleiding, die immers nog maar voor weinig jongeren toegankelijk was, gingen de scholtenzonen ook geen verdere studie volgen. Er ontstond een ‘vrijetijds-klasse’ van zonen, die wel zelf eigenaar van een scholtengoed, maar geen vakkundige boeren werden.
Politiek en sociaal bewustzijn De 20e-eeuwse samenleving bestond inmiddels uit zelfstandige boeren die hun bedrijf moder niseerden en landbouwcoöperaties en zuivel fabrieken oprichtten. Er verschenen machines, smederijen en handelaren in kunstmest, zaden en veevoeders. De dorpskernen (Winterswijk en Aalten in het bijzonder) werden bevolkt door fabrikanten, arbeiders, winkeliers en ambachtslieden. De Scholten keken enigszins minachtend op de ‘dorpelingen’ neer, want ze waren geen grootgrondbezitter. Een zekere onderdanigheid onder de burgers bestond nog wel, maar dan meer als algemene achting voor gegoede ingezetenen: de notaris, fabrikanten, artsen en leden van het gemeente bestuur. En hoewel de meeste ‘dorpelingen’ niet rijk werden, waren ze bijzonder zelfbewust en actief in verenigingen en politieke partijen. In de politiek waren liberalen, confessionele partijen, socialisten en communisten actief. Die waren het natuurlijk meestal met elkaar oneens, maar in elk geval waren alle stromingen vertegenwoordigd.
Aalten - Textielfabriek
17
De boeren en burgers verdienden met zijn allen hun inkomen met werk in de industrie, ambachten en dienstverlening, geld dus. De scholtenfamilies hadden het nakijken, ze stonden geheel buiten deze levendige en eigentijdse samenleving.
De neergang Eind 19e eeuw hadden vele scholtenfamilies al met diverse erfelijke ziektes te maken gehad. Dat konden bijvoorbeeld erfelijke lichamelijke kwalen zijn zoals reumatiek, wat vergroeide gewrichten en krom lopen veroorzaakte, maar ook geestelijke afwijkingen. Maar het verzwakte nageslacht was geen aanleiding om de huwelijkspartners buiten de scholtenfamilies te gaan zoeken. Ook hebben de Scholten door hun middeleeuwse pachtheffing de nieuwe tijd gemist. Hun ogenschijnlijke toppositie op de maatschappelijke ladder bestond niet: in werkelijkheid waren de Scholten een kleine groep families, die door onderlinge huwelijken krampachtig hun bezittingen bij elkaar wilden houden.
Het scholtensysteem met afdrachten in natura is in 1954 bij de wet afgeschaft. Dit had tot gevolg, dat een deel van de scholtenhuizen er verarmd uit ging zien. Ook nadat (tegen de traditie in) al veel grondstukken en pachtboerderijen waren verkocht, was er nog niet genoeg geld om de grote villa’s, de gebouwen, de gronden en de bossen eromheen te onderhouden en op te knappen. Verarming is hier niet het juiste woord: men bezat veel maar geen geld, veel Scholten waren niet solvabel. Alles zat van oudsher vast in onroerend goed. Het beruchte verval is nu echter grotendeels gestopt: vanaf de jaren 1990 zijn verreweg de meeste scholtenhuizen opgeknapt of worden in elk geval in stand gehouden. Er is veel kritiek te uiten op de aard en het karakter van de scholtengoederen en hun bewoners. Natuurlijk hebben de Scholten de aangeplante bossen en het gevarieerde coulissenlandschap niet tot stand gebracht met de bedoeling iets voor het milieubeheer te doen of om toeristen te gerieven, maar om voor zichzelf meer aanzien te verkrijgen. Maar door hun behoudende karakter kunnen we nu, in de 21e eeuw, wel genieten van de bossen en het fraaie en afwisselende coulissen landschap, met daarin de vroegere scholten goederen, die de herinnering aan een hier eeuwenlang bestaand rechtssysteem in stand houden.
Winterswijk - Spieker Kössink
18
Ratum - Schoppe bij Leeferdink
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
19
Woold - Roerdink
Routepunten fietsroute Gemeente Winterswijk 1 Huppel - Spieker Kössink
20
2 Ratum - Scholtenhuis
(Kremerweg 1)
(Ratumseweg 36)
Dit spieker bij Kössink is een korenspieker dat dateert uit de 17e eeuw. Een korenspieker stond in principe bij een scholte, als vertegenwoordiger van de landheer, en het diende voor opslag van graan, dat de pachtboeren moesten afstaan als pacht. Kössink ontwikkelde zich in de 18e eeuw tot een (niet officieel) ‘scholtengoed’. Er staan nog twee spiekers in vakwerkbouw in Nederland: allebei bij Winterswijk, het andere spieker staat bij De Ravenhorst. Het korenspieker is nu eigendom van de G.A. van der Lugtstichting en de boerderij Kössink is eigendom van de Stichting Geldersch Landschap en Geldersche Kasteelen.
Vermelding sinds 1488, Tegeder voor het Stift Vreden. Het Stift Vreden is in 1810 opgeheven, waarmee het scholtenhuis een groot ‘vrij’ scholtengoed is geworden. De boerderij en de villa brandden in 1937 af, waarna het gehele scholtenhuis in de kenmerkende jaren ’30-stijl is herbouwd. Omstreeks 2000 was dit een landgoed van 150hectare, waarvan 50 ha bos en twee pachtboerderijen van elk 15 ha. De gracht, die vroeger om de boerderij liep, is deels nog zichtbaar.
3 Ratum - Leeferdink (Leeferdinklaan 2)
Vermelding sinds 1355, Tegeder voor het Stift Vreden. Het Stift Vreden is in 1810 opgeheven, waarmee Leeferdink niet langer Tegeder was, maar een ‘vrij’ scholtengoed werd.
4 Kotten - Oossink (Burloseweg 44)
Vermelding sinds 1302, het grote landgoed hoorde tot dan toe onder het Stift Vreden. Het is in dat jaar gesplitst in het goed Oossink, dat naar Burlo overging, en het aangrenzende goed ’t Gronde dat onder Vreden bleef. Oossink was Tegeder voor het Kloster Mariengarden in Burlo vanaf 1471. Het Kloster Mariengarden is in 1803 opgeheven en daarna was Oossink geen scholtengoed meer.
de zolder van de boerderij. Op deze wijze oogde de villa indrukwekkend, maar zat er geen loze ruimte in. Een grote brand heeft in 1974 het hoofdgebouw zwaar beschadigd. Het werd weer opgebouwd, maar op goedkope en sterk vereenvoudigde wijze. De monumentenstatus is niet ingetrokken, maar herbouw in de oorspronkelijke vorm zal financieel gezien niet meevallen. Er is wel onderzoek gedaan naar de gebintconstructie van de ‘schoppe’. Deze dateert uit 1544 en is nu gerestaureerd.
Het begrip Tegeder / Tegener Het woord ‘tegede’ in het Middel-Nederduits betekent ‘tiende’. Het begrip duidt de kerkelijke belasting aan uit de tijd van Karel de Grote (768-814). Het tiende
5 Woold - Roerdink
gedeelte van iemands bezittingen moest worden
(Roerdinkweg 1)
afgedragen voor onderhoud van de kerken en
Vermelding sinds 1225, Tegeder voor de Hof te Miste. Roerdink was in de Heerlijkheid Bredevoort met afstand het grootste scholtengoed. De Roerdinks bezaten in 1804 naast 550 hectare grond onder meer de Nieuwe Molen (Berenschots Watermolen, die vroeger van Groot Plekenpol was). In de hoogtijdagen zouden ”onder Roerdink 86 schoorstenen hebben gerookt”.
kloosters en van de geestelijkheid. Een ‘Tegeder’ moest deze kerkelijke tienden innen voor de kerkelijke overheden. In het Lohnse Hofrecht (opgeschreven in 1363) is ‘Tegeder’ een ander begrip geworden. Op de jaarlijkse hofdagen, voor het Ambt Bredevoort op 15 juli bij het Rozenhuis in Miste, maakten ze deel uit van het zittende bestuur van de Hof van Bredevoort of Miste. Ze moesten de drost (bestuursambtenaar) adviseren
Opmerkelijk is dat de villa van de weg afgekeerd is; de boerderij staat met de deeldeur naar de weg, zoals de meeste kleinere boerderijen. Sinds 1967 is het complex een rijksmonument. De villa was deels een façade. Deze was niet geheel als woning in gebruik, maar een deel van de bovenverdieping maakte deel uit van
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
bij het hanteren van het Hofrecht, dat deels op mondelinge traditie berustte. Ze waren daarvoor officieel aangesteld. Voor Winterswijk waren dit de boeren Roerdink en Meerdink, naar de acte van 1468. Voor het Aaltense deel was dit de Borninkhof en de bewoner van de Ahof. De betrokkenen waren tevens ‘scholte’, omdat ze uit deze groep werden aangesteld. Het tegederschap gold als erfelijk.
21
6 Woold - Meerdink (Meerdinkweg 8)
Eén van de hofhorige goederen in de hof te Miste, die toebehoorde aan de heer van Bredevoort. In 1468 werd de bewoner van Meerdink, evenals die van het nabijgelegen Hofgoed Roerdink, erkend als erftegeder in het hofgericht. De beide erftegeders vormden met de drost als vertegenwoordiger van de hofheer en de scriver (secretaris) het hofgericht. Begin jaren ’60 is het woonhuis afgebroken en werd de stal naar achteren verlengd. In de jaren ’30 werd een villa voorgebouwd. Ook wel genoemd: Maert, Miert.
Woold - Lintum
7 Woold - Lintum (Wooldseweg 80)
Vermelding sinds 1227, behorende onder het Stift Vreden. In 1433 is het goed inclusief tien pachtboederijen overgegaan naar het Kloster Bocholt. Daarbij werd de pachtboerderij Ros afgesplitst, die bij het Stift Vreden bleef en in 1848 ook scholtengoed werd. In de 18e eeuw was ook de landsgrens Gelre-Münster tot stand gekomen en Het Lintum ging over naar het Hof te Miste. In 1861 was dit een landgoed van 600ha met 29 pachtboerderijen. In 1933 had het goed nog een grootte van 135ha en 11 pachtboerderijen. In 1970 resteerden de villa naast de boerderij, vier pachtboerderijen van 5 tot 8 ha, een smederij, 40ha bos en twee boerderijen in Winterswijk van samen 23,5ha.
22
8 Rozenhuis Miste: De Hofdagen (Misterweg 228)
Hof te Winterswijk, Heer van Bredevoort, Mauritiusstift Münster, vermelding sinds 1326, gelegen naast de vermoedelijke plek van het vroegere kasteel van Theodoric de Misthe. Het ‘Rozenhuis’ was geen Tegeder, maar de vergaderplaats voor de boeren in de Heerlijkheid Bredevoort. Er is nu een woning met deze naam.
nageleefd en of er door de hofhorigen voldoende was bijgedragen aan de kas van het bestuur. Met name de rol van de rentmeester, een soort boekhouder van de drost van Bredevoort, was van belang. Hij berekende nauwgezet of iedereen wel voldoende aan het algemeen belang had bijgedragen. Namens de Landsheer was de ‘rigter’ (rechter) de voorzitter tijdens de jaarlijkse bijeenkomsten. Een secretaris maakte de notulen. Er was altijd veel stof tot discussie rond de rechten en plichten van de Tegeders.
Eenmaal per jaar kwamen hier de hofhorigen ‘onder de rozenboom’ bijeen. Tijdens deze Hofdag overlegden ze over de stand van zaken in het oostelijk deel van het ambt Bredevoort. De hofdagen, normaliter steeds op 15 juli, zijn in elk geval gehouden vanaf 1506. Ze gingen door tot 1794, waarna de Franse bezetter er een eind aan maakte. De vergadering was in de open lucht, in de schaduw van een grote eik. Het Rozenhuis stond tegenover het huidige café Den Tappen (een naam die is afgeleid van ‘Den Watertap’). Maar soms, zoals op 15 juli 1785 toen het hevig regende, was de Hofdag binnen. Tijdens de jaarvergaderingen kwam aan de orde of de regels in het ambt goed waren
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
In de jaren ’90 van de 17e eeuw werden de Hofdagen een aantal keren achter elkaar afgeblazen. Een aantal Tegeders maakte ruzie om de functie van ‘hof-tegeder’, een kwestie die de gemoederen tot zeker 1775 bleef verhitten. Vaak hadden deze kwesties van doen met de vraag over de erfelijke opvolging van de functie. Naast de Hofdagen had het ambt Bredevoort ook nog een rechter voor de dagelijkse gang van zaken. De rechter had elke twee weken, met zijn rechterhand de landschrijver (secretaris), zitting in Winterswijk. Zo sprak hij ook tweewekelijks recht in Aalten. Ernstige zaken werden in Bredevoort zelf behandeld. Eventuele executies van veroordeelden werden voltrokken op de Hollenberg, bij het Walfort tussen Aalten en Bredevoort.
23
Fietsroute ‘Scholtengoederen’ Gemeente Winterswijk Winterswijk Meddo
Winterswijk Huppel
1. Spieker Kössink
Winterswijk Henxel
Winterswijk
Havezathe Starckenrode
Winterswijk Ratum
2. Scholtenhuis 3. Leeferdink
Winterswijk Corle
Havezathe Klein Plekenpol Winterswijk Brinkheurne
8. Rozenhuis
Kasteel Misthae Winterswijk Miste
Winterswijk Kotten
7. Lintum
4. Oossink Winterswijk Woold
18. Beestman 6. Meerdink 5. Roerdink
Afkortingen: LA = Links afslaan RA = Rechts afslaan RD = Rechtdoor
24
Vertrekpunt Winterswijk afstand ca. 42 km
Vertrek vanaf VVV Winterswijk, Mevr. Kuipers-Rietbergplein 1, 7101 DD Winterswijk. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41.
Burgemeester Bosmastraat RA: bij rotonde, Singelweg LA: in bocht naar rechts, Vredenseweg RD: op kruising met Bataafseweg, fietspad op, blijft Vredenseweg LA: Henxelseweg RD: op kruising met Schaapsweg, zandweg RD: zandweg gaat over in bospad RA: einde pad LA: fietspad langs Vredenseweg RA: Kremerweg (1. Spieker Kössink, ga na 350 mtr asfaltweg aan de linkerkant in) RD: Moezebrinkweg RA: Veldboomweg LA: Ratumseweg (2. Scholtenhuis, na bijna 500 mtr aan de rechterkant) RA: Rotweg, zandweg LA: Leeferdinklaan (3. Leeferdink, na 200 mtr) RA: Bredelerweg en na ± 60 mtr LA: bospad, bij bordje Kommiezenpad RA: einde bospad, over brug RA: bij Hessinghookhütte (overdekte picknickplaats) LA: einde weg RA: aanhouden op splitsing, langs schuren RA: na Hessinghook 5, fietspad op RA: in scherpe bocht en onmiddellijk RA: zandpad (bord ‘verboden voor bromfietsen’) LA: einde fietspad LA: Vosseveldseweg, klinkerweg RD: N319 oversteken (Let op!), Blankersweg RA: eerste harde weg, Buitinkweg RA: Burloseweg LA: Sikkinkweg (4. Oossink a.d. linkerkant) RA: Sieverdinkweg, klinkerweg LA: op kruispunt, Haverkampstegge RA: einde weg, Veenweg LA: op splitsing, Harkel Wassinkweg RD: Boveltweg LA: Wiggersweg RD: onverharde weg, Brandenweg RA: Roerdinkweg (5. Roerdink, na 400 mtr) RD: Meerdinkweg (6. Meerdink, na 500 mtr aan de linkerkant) LA: bosweggetje, direct na Scholtengoed Meerdink LA: zandpad, ± 150 mtr na boerderij aan de rechterkant
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
42. 43. 44. 45. 46. 47.
LA: einde zandpad RA: Holdersweg, asfaltweg LA: einde weg, fietspad langs Wooldseweg RA: bij einde fietspad, Blekkinkhofweg RA: bij knooppunt 26 = Bosweg RA: naar knooppunt 24, Bosweg, rechts aanhouden Aansluiting met fietsroute Aalten LA: bij knooppunt 24 RD: Kotmansweg RA: Binnenboomweg LA: einde weg, Brinkeweg RD: parallelweg langs Misterweg Links is Café Den Tappen: dit is het begin van de fietsroute Aalten
48. 49. 50. 51. 52. 53. 54. 55. 56. 57. 58. 59. 60. 61. 62. 63. 64. 65. 66. 67. 68. 69.
RD: bij knooppunt 24 RA: asfaltweg, Heenkamppieperweg RA: voor spoorbaan = naar knooppunt 27 LA: naar knooppunt 27 RA: Hellekampsweg RA: bij knooppunt 27, blijft Hellekampsweg LA: einde weg, fietspad langs Wooldseweg ± 3 km volgen (7. Lintum, na 300 mtr aan de linkerkant) RD: Hijinkhoekweg oversteken en fietspad in bosje ingaan LA: brug over en direct RA: langs terras Gasterij De Gulle Waard RA: Badweg LA: naar knooppunt 14, gaat door fietstunnel RA: einde fietspad LA: meteen fietspad vervolgen RA: Wooldseweg LA: Kottenseweg, wordt meteen Weurden LA: op kruising, Dingstraat RA: Roelvinkstraat RD: blijft Roelvinkstraat RD: op kruising bij HEMA RA: Balinkesstraat RA: Mevr. Kuipers-Rietberplein.
U bent weer bij VVV Winterswijk.
25
Bredevoort - Het Ambthuis
Routepunten fietsroute Gemeente Aalten 9 Het Ambthuis - Heer van Bredevoort (Ambthuiswal 1)
Het Ambtshuis is het voormalig stadhuis van de Heerlijkheid. Zijn voorganger was Kasteel Bredevoort, dat in 1646 bij een blikseminslag volledig werd verwoest door het ontploffen van de Kruittoren. Bij deze ramp vielen veertig doden. Pas na ruim vijftig jaar werd in 1699 een nieuw huis gebouwd op de hoek van de Ambthuiswal/ Landstraat in Bredevoort, als nieuw machtscentrum van de Heerlijkheid. Na de Kruittorenramp van 1646 was de stad en Heerlijkheid Bredevoort zonder ambtshuis (een combinatie van rechtbank en stadhuis) geraakt. Het zou toch nog ruim vijftig jaar duren voordat weer een nieuw
26
ambtshuis werd gebouwd. Waarschijnlijk was het gebouw verbonden met de Misterpoort, de stadspoort tegenover het huis. Het gebouw was tevens het hoofdgerecht van de Heerlijkheid. In Aalten en Winterswijk waren ook rechtbanken, maar de zware vergrijpen werden in Bredevoort behandeld, waarin de drost als rechter fungeerde. Traditioneel werd het vonnis dan op plein ‘t Zand voorgelezen, en de veroordeelden afgevoerd naar de Hollenberg voor de uitvoering van het vonnis. Na de Franse tijd in Nederland verloor het Ambtshuis zijn functie en werd het in gebruik genomen als woonhuis en later als winkelpand.
In het najaar van 1961 is het huis gesloopt. In 1964 werd de eerste steen gelegd voor de bouw van meubelzaak Betting op deze locatie. In 2008 werden plannen gepresenteerd om het Ambtshuis te herbouwen. Het gebouw werd voltooid in 2011 en is in gebruik genomen als woonzorgcentrum.
10 a. Het Hoge Bokkel (Bolwerkweg 7)
Vermelding van het goed ‘Buclo’ (Beukenbos) sinds 1282, in tweeën gesplitst in de 15e eeuw. Het goed behoorde onder de Ahof en werd genoemd als ‘Schulte’ samen met boerderij De Neeth; de bewoners waren lange tijd wederzijds familie. Vanaf de 18e eeuw was Het Bokkel geen ‘Schulte’ meer. De destijds afgesplitste boerderij (’Het Lage Bokkel’ aan de huidige Lichtenvoordse
straatweg) is in 1943 bij een bombardement vernield en naderhand herbouwd. De ernaast gelegen boerderij, eveneens ’Het Lage Bokkel’ genaamd, was lange tijd een vakantieboerderij.
10 b. De Neeth (Hof te Barlo) (Neethweg 4)
Vermelding sinds 1284, daarvoor wellicht al een hofboerderij uit de tijd van Karel de Grote. Het gaat om een versterkte boerderij met een gracht. De Neeth was Tegeder voor de Ahof. In de 19e en 20e eeuw was dit geen scholtengoed meer. Er is weinig van de oude geschiedenis bewaard: de loop van de gracht is door egalisatiewerk niet goed meer te zien en de oorspronkelijke boerderij is in 1899 gesloopt en vervangen door een nieuw huis, iets verderop, waarbij gebinten zijn hergebruikt.
Barlo - De Neeth
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
27
11 Groot Gussinklo (Hof te Lintelo) (Vellegendijk 11)
Vermelding sinds 1284, Tegeder voor de Ahof. In de 19e en 20e eeuw was dit geen scholtengoed meer. Wel zijn er naburige boerderijen, die mede voor familieleden (nazaten) zijn gebouwd.
12 a. De Heurne - Ovink (Ovinkveld 2)
Vermelding sinds 1381, nam weleens het Tegederschap waar voor Welschelo. Boerderij met dwarshuis. Ovink-Ni-jhuus
Vermelding sinds 1633, een afsplitsing van Ovink en daarmee onafhankelijk van Anholt. Het huidige huis is in 1786 gebouwd en nu een rijksmonument.
12 b. Welschelo (Hof te Dinxperlo) „De Welsker“ (Spekkendijk 26) De ’Hof te Welschelo’ werd in 1370 vermeld en was eigendom van de Heer van Anholt. De jaarlijkse Hofdag werd hier gehouden. De boerderij is in 1913 door het huis Anholt verkocht. ‘De Welsker’ is overigens één van de eerste boerderijen in het gebied van de Heerlijkheid Bredevoort met een dwars voorgebouwd huis. Het linkergedeelte dateert uit 1825, de rechterzijde van 1840; het achterhuis is uit 1914. Er zouden er nog vele tientallen dwarshuizen volgen. De boerderij en een aantal van de bijbehorende gebouwen zijn in 2000 op de Rijksmonumentenlijst geplaatst.
28
13 Hoftijzer (Hof te IJzerlo) (Kruisdijk 14)
Vermelding sinds 1284, Tegeder voor het Slot Anholt. Hondorp was in de 19e en 20e eeuw geen scholtengoed meer. Het goed omvatte oorspronkelijk in de 20e eeuw 48 hectare. Door de noodzaak de boerderij gelijkelijk onder acht kinderen te verdelen, ontstonden in de directe omgeving acht nieuwe, maar vrij kleine, boerderijen van elk 6 hectare.
IJzerlo - Hoftijzer
De naam Ahof is afgeleid van het woord ‘aa’ (water), dus Hof aan het water.
Aalten - Ahof
14 Hondorp (Hof te Heurne)
Het landgoed ‘De Pol’ was vroeger van veel grotere afmetingen dan tegenwoordig. In 1729 strekte het zich ongeveer uit van de tegenwoordige Ormelstraat (Het Blick) in het oosten tot in ‘t Geurken; noordelijk liep de grens ongeveer gelijk met de Haartseweg en zuidelijk strekte het zich uit tot ongeveer de spoorlijn en grensde ten zuiden van de beek aan de pastoriegronden van de Wheme (de Bonifaciusstraat geeft ongeveer de grens aan).
(Hondorpweg 5)
De Watermolen op ‘de Pol’
Vermelding sinds 1254. Oorspronkelijk was de Ahave, met vele andere goederen van de Heerlijkheid Bredevoort, en daarmee eigendom van de keizer van het Frankische Rijk. De Ahof was de Tegeder voor de Heer van Bredevoort en werd later scholtengoed.
‘Reijnncken, schulte ten Ahove’ heeft de molen in 1502 verpacht. De molenaar van de Ahof was in dienst van het Ambt Bredevoort. Later hadden de leden van het huis van Oranje daar hun rechten. Weer later kreeg Schulte Arentsen op ‘De Ahof’ het in bezit. In 1901 is, na verval, de molen gesloopt.
15 Aalten - Ahof (Polstraat 9)
Vermelding sinds 1254. Oorspronkelijk was de Ahave, met vele andere goederen van de Heerlijkheid Bredevoort, en daarmee eigendom van de keizer van het Frankische Rijk. De Ahof was de Tegeder voor de Heer van Bredevoort en werd later scholtengoed. Het landgoed ‘De Pol’ is een van de oudste in de gemeente Aalten en wordt op oude geschriften vermeld als Hof ten Ahave, wat later werd afgekort naar Ahof. Aalten - ‘De Pol’
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
29
Tekening Jan de Beijer
Aalten - ‘t Walfort
16 Havezathe Walfort (Walfortlaan 1)
Bij de havezathe ‘t Walfort was een ‘veem gerecht’ gevestigd op de ‘Sleehegge’, dat wil zeggen: een rechtbank die de zwaarste vergrijpen mocht behandelen en ook doodvonnissen kon uitspreken, en die haar rechtsmacht direct aan het keizerlijke gezag ontleende. De zittingen waren (soms) besloten, zodat men ook wel van het ‘heimelijke’ gerecht sprak. Het huis, dat ‘Waldenvoort’ werd genoemd, was een borgleen van Bredevoort. De oudste vermelding dateert uit 1402, toen Derk van Lintelo de havezathe in leen had. De taak van een borgman was om zijn heer bij te staan in de krijgsdienst, vooral ten behoeve van de stad waarvan hij borgman was. Hij moest een huis in de betreffende stad bezitten om daar te verblijven wanneer men hem nodig had. Het voortdurend wonen in die stad was geen verplichting; hij mocht als het kon ook buitenaf wonen. Het goed bleef tot 1609 in leen van de familie Van Lintelo, waarna het via een dochter overging naar het geslacht Van Coeverden. Midden 18e eeuw kwam het door een huwelijk in leen van de familie Van Pallandt.
30
In 1795 werd het leen in beslag genomen door de Gelderse landdag. Van het originele huis is niet veel over. Het bouwwerk is nog steeds T-vormig, maar mist een complete verdieping. Dit blijkt uit een tekening van Jan de Beijer uit 1743, die het toen nog omgrachte huis al in zwaar vervallen conditie laat zien. In 1958 ging het huis over in handen van de gemeente Aalten en sinds 2003 wordt het beheerd door de stichting Het Geldersch Landschap.
17 Borninkhof (Hof te Haart) (Haartseweg 8)
Vermelding sinds 1281, Tegeder voor de Ahof in Aalten en de Hof te Miste volgens de lijst van 1650. Scholtengoed gebleven tot in de 19e eeuw.
18 De Haart - Beestman (Beestmanweg 1)
Een voorbeeld van een gewone boerderij, die in 1876 werd gekocht door Jan Albert Tenkink uit het Woold. Daarmee werd Beestman een ’scholtenboerderij’ met enkele pachtboerderijen. Naar ’scholtentraditie’ kreeg de boerderij een statige villa, met een rijksmonumentale status.
De Haart - Beestman
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
31
Fietsroute ‘Scholtengoederen’ Barlo Klooster
10b. De Neeth
Gemeente Aalten
10a. Hoge Bokkel 8. Rozenhuis Havezathe Bredevoort
9. Ambthuis
Varsseveld
Dale
Bredevoort
16. ‘t Walfort 11. Groot Gussinklo 15. Ahof
Lintelo
17. Borninkhof
Aalten
18. Beestma
Heurne
Sinderen
14. Hondorp
IJzerlo
12a. Ovink
13. Hoftijzer
De Heurne
Afkortingen: LA = Links afslaan RA = Rechts afslaan RD = Rechtdoor
12 . Welschelo b
Breedenbroek
Dinxperlo
Havezathe Rothe Spiker
Vertrekpunt Bredevoort afstand ca. 22 km
Op de Markt ziet u de VVV, vanaf hier kunt u de route starten. 1. 2. 3. 4. 5.
LA: Landstraat LA: Ambthuiswal (9. Ambthuis) LA: Gasthuisstraat RA: ’t Zand (2e rechts) RD: (schuin links) Kruittorenstraat
32
6. LA: Pastoorsdijk 7. RA: Ooievaarsdijk 8. Links aanhouden (pad rondom Slingeplas volgen) 9. Bij splitsing fietspad (na ca. 1 km) fietspad links aanhouden 10. Einde van de weg LA: Goordiek 11. RA: Pieriksweg 12. RA: Meenkmolenweg 13. LA: Wissinkweg 14. Na de bocht naar rechts houdt u bij de volgende splitsing links aan, bij de volgende splitsing houdt u weer links aan. Bij de daarop volgende splitsing LA de asfaltweg in. Bij huisnr. 1 het fietspad op door de fietstunnel en aan het eind RA. links aanhouden Misterweg
15. LA: Huttenweg 16. RA: Binnenboomweg 17. LA: Spoor oversteken en dan rechts de Haartweg volgen 18. RD: Haartseweg (17. Borninkhof) 19. LA: Lieversdijk 20. RA: Drenthelweg 21. RA: Fietspad in 22. Einde fietspad LA op T-splitsing (asfaltweg) 23. LA: Beestmanweg, 2x rechts aanhouden (18. Beestman) 24. LA: Spiekerdijk 25. RA: Bospad in (vlak langs huis) 26. LA: Bosweg 27. Einde weg RA: Kroondijk 28. RA: Veentjesdijk (zandweg) 29. RD: Bosweg 30. Einde van de weg LA: Haartseweg
an
31. RA: Kleuverspad weg blijven volgen, let op onbewaakte spoorwegovergang! 32. RD: Stationsweg 33. LA: Eskesweg en direct RA fietspad (zandweg) op richting Zwembad ’t Walfort 34. RA: Fietspad door bos 35. RA: Brug over Walfortlaan (16. Walfort) 36. LA: Oostermanweg 37. Grote weg (Hamelandroute) oversteken 38. Direct links aanhouden: Vrijerslaantje 39. RA: Smeeslaantje (bij splitsing rechts aanhouden) 40. RD: Oranjelaan 41. RD: Haartsestraat (bij splitsing rechts aanhouden) 42. LA: Tramstraat 43. LA: Polstraat (15. Ahof) 44. RA: Hofstraat 45. RA: Kerkstraat
18. LA: fietspad Bleikertpad 19. RA: Welskerveen 20. LA: Hoge Heurnseweg 21. Deze weg helemaal volgen en einde van de weg RA: Aaltenseweg 22. Direct LA: Keupenstraat 23. RD: Heelweg RD: Anholtseweg 24. LA: Beekweg 25. RD: Tenbensel en rechtdoor fietspad na brug 26. RA: op T-splitsing fietspaden en na brug rechts het fietspad volgen langs water 27. RA: Brug over 28. LA: 1e weg: Brückendeich 29. RA: Einde weg: Anholtseweg 30. LA: Meniststraat 31. Einde van de weg RA: Meniststraat 32. LA: Industriestraat 33. RA: Burg. Haverkampstraat
Vertrekpunt Dinxperlo afstand ca. 31 km
Vertrekpunt Aalten afstand ca. 23 km
RA Raadhuisstraat: op nr. 8 bevindt zich de VVV, vanaf hier kunt u de route starten.
1. LA: Landstraat naar beneden 2. Onderaan RD brug oversteken Dijkstraat 3. Rotonde oversteken 4. RD: Plein Zuid 5. RD: Bocholtsestraatweg 6. Rotonde recht oversteken na de brug LA: Singelweg 7. Singelweg rechts aanhouden grote weg (Hamelandroute N313) oversteken Bodendijk (zandweg) Bodendijk gaat over in Kiefteweg 8. LA: Kiefteweg volgen 9. RA: Hondorpweg (14. Hondorp) 10. LA: Hondorpweg blijven volgen 11. Weg oversteken en parallelweg langs de grote weg links volgen 12. Voor de grens RA: Damheideweg op 13. Einde van de weg LA: Essinkweg 14. Weg blijven volgen en einde van de weg LA: Dinxperlosestraatweg 15. RA: Kruisdijk (13. Hoftijzer) 16. LA: Rengelinkweg 17. RD: Rengelinkweg volgen, links aanhouden op asfaltweg Gelkinkweg
1. Kerkstraat volgen en LA Hogestraat in 2. Voor de rotonde LA: Maurits Prinsstraat 3. RD: Gielinklaan 4. RA: Einde weg: Bosmanslaan 5. LA: Einde weg: Beggelderdijk 6. RA: Demkespad 7. Terborgseweg oversteken, Sniedersdijk 8. LA: op voorrangsweg 9. RA: Stegerdijk 10. LA: Kerkpad, bij huisnr. 9-9A 11. RD: Kerkpad gaat over in Welskerbos 12. RA: op kruising voor school: Spekkendijk (12b. Welschelo) 13. LA: Ovinkveld (12a. Ovink) 14. LA: bij knooppunt 67: Gelkinkweg 15. LA: Nijmansdijk 16. Schuin links oversteken Linderdijk 17. Voorrangsweg oversteken 18. RA: Einde weg: Oldenhofsdijk 19. LA: Voorrangsweg: Varsseveldseweg 20. RA: ’t Dieksken 21. LA: Caspersstraat 22. LA: Veenweg 23. RA: Teunismolenweg
LA Markt: op nr. 12 bij de Aaltense Musea is de VVV gevestigd, hier kunt u de route starten.
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
24. LA: Teunisbroek 25. RA: Einde weg: Kemperjans huisweg, voorrangsweg oversteken Abstegerdijk 26. LA: Teubenweg 27. RD: Huisstededijk, kruising rechtdoor, in bocht scherp fietspad LA bij huisnr. 8-8A , brug over en einde fietspad RA Tammeldijk 28. LA: Veldweg 29. LA: Sonderenweg 30. RA: Groot Heinenweg, einde LA asfaltweg 31. LA: Gendringseweg 32. RA: Vellegendijk (11. Groot Gussinklo) 33. Oversteken Varsseveldsestraatweg, Vellegendijk 34. RA: Voor huisnr. 9A- 9B, blauwe brug over: Pakkebierweg, direct rechts aanhouden 35. RA: Elshoekweg, LA kruising Slatdijk 36. Einde weg LA: Aladnaweg 37. RA: Romienendiek 38. LA: Nonhofweg 39. RD: Welinkweg 40. LA: Barloseweg 41. Weg volgen RA: Markerinkdijk 42. LA: Blauwenweg, LA bovenaan richting knooppunt 40 Neethweg wordt asfaltweg (10b. De Neeth) 43. RA: Nijhofsweg bij knooppunt 40 44. RA: Ligterinkweg 45. LA: Markerinkdijk 46. RD: Buddinkdijk 47. Hamelandroute (grote weg) oversteken 48. RA: Bolwerkweg (10a. Hoge Bokkel) 49. LA: Heidedijk 50. RA: Oude Scheperweg 51. RA: Einde weg: Kloosterdijk 52. RD: Bolwerkweg 53. LA: Landstraat 54. LA: Markt
33
Aanduidingen van Winterswijkse en Aaltense scholteboeren
•
•
•
•
•
34
Het begrip ‘Scholten’ veranderde door de eeuwen heen van betekenis. Toen in de Franse Tijd de adel en geestelijkheid bijna al hun macht verloren, slaagden de Scholten er via langdurige gerechtelijke procedures in dit machtsvacuüm op te vullen. Dat gebeurde alleen in een oostelijk randje van Nederland, te weten in een stukje Twente en het gebied Winterswijk-Aalten. De 19e eeuw werd de ‘glanstijd’ van de Scholten in dit beperkte gebied. ‘Scholte’ is een middeleeuws woord en straalt ongeveer dezelfde positieve betekenis uit als andere middeleeuwse termen, die nooit in onbruik zijn geraakt: ‘Hanze’ en ‘Gilde’. Deze termen worden geassocieerd met degelijkheid en betrouwbaarheid. In de gemeenten Aalten en Dinxperlo is het scholtensysteem opgehouden te bestaan toen de horigheid eindigde. Voor de boerderijen onder de Ahof stopte de horigheid in 1795. Een handvol grotere boeren met pachtboerderijen liet zich wel graag ‘Scholte’ noemen. In de gemeenten Aalten en Dinxperlo werden vanaf de 19e eeuw nog slechts enkele boerderijen als ‘Scholte’ aangeduid, danwel enkele boeren wilden zelf graag als ‘Scholte’ worden aangesproken. In de gemeente Winterswijk vermeerderde het aantal ‘Scholten’ zich zeer sterk, terwijl de eigenlijke functie van ’Schout’ of ‘Schulze’ ook toen al ver in het verleden lag. De bevolking had (heeft) de gemakkelijke gewoonte om een grotere boerderij, een boer die een extra huis of wat stukken land verpacht, een boerderij met een villa en zelfs een goed uitziende pachtboerderij als ‘Scholte’ resp. ’scholtengoed’ aan te duiden.
•
•
•
•
•
•
De scholtenboeren bekleedden vele openbare functies en hadden o.a. zitting in de gemeenteraad. De bevolking had wel enigszins ontzag voor iedereen die meer geld had dan een ‘gewone’ man en leverde geen openlijke kritiek op het werk en het leven van de Scholten. Mede daardoor begonnen sommige scholten families zichzelf in de 19e eeuw als een soort adelstand, een superieure groep, te beschouwen. Kinderen en kleinkinderen van Scholten werden ook als ‘Scholte’ betiteld. Hun boerderijen werden ook gemakshalve als scholtengoed aangeduid, ongeacht of er pachtboerderijen waren. Door de splitsing van de scholtengoederen als gevolg van het verdelen van de erfenis duidde men scholten-nazaten wel aan als ‘halve Scholte’ (het goed was in tweeën gesplitst) en als ‘kwartjes-scholte’ (het goed was in vieren gedeeld, danwel men rekende terug tot het oorspronkelijke scholtengoed van de grootouders, dat tenslotte in vier of meer delen was gesplitst. Door hun afkomst werden de scholtennazaten wel aangeduid als ‘halve Scholte’ (één van de ouders was geen scholte) of ‘kwartjes-scholte’ (slechts één van de grootouders was een ‘echte’ Scholte). Ook het begrip ‘pseudo-scholte’ kwam in zwang: de aanduiding voor de ‘vrije’ Scholten die bij nader inzien nauwelijks of niet afstamden van de oorspronkelijke Tegeders, maar wel pachtboerderijen hadden, een dwarshuis of een villa hadden laten bouwen èn de pacht in natura verkregen.
Een combinatie van de twee routes is digitaal verkrijgbaar via AbelLife in de appstores van iPhone en Google Play en via www.abellife.nl
Fotografie en beeldmateriaal Hendriks Fotografie Ron Rensink Fotografie Jan Goorhuis Jan Kuenen Arjan Ligtenbarg Archief Leo van der Linde Wilfred Lubbers Roel Walta Thea Daldrup Collectie Aaltense Musea Gemeente Aalten Gemeente Winterswijk
Bronnen •
Dr. Mr. P.G. Aalbers, Wat zijn Scholtengoederen? Artikel, ca. 1981
•
G. Doornink, H. Keuper en F. Ruesink, De Heurne onder Dinxperlo. Geschiedenis van een buurtschap, deel 1 en 2, Stichting Historie De Heurne, uitg. Fagus Aalten, 2007.
•
B. Stegeman, Het Oude Kerspel Winterswijk, 1927, Nachdruk Gijsbers & van Loon, Arnhem, 1966.
•
Drs. Willem Peletier, Winterswijk, een eeuw verandering, deel 3a, uitg. Vereniging Het Museum, 2003
•
B.D. Rots, Aalten en Bredevoort in vervlogen tijden, uitg. ‘Vereniging Oud-heidkamer Aalten’, 1950
•
Wim Scholtz & Willem Wilterdink, Boerderijen kijken in Winterswijk, uitg. Vereniging Het Museum, 1983
•
M. Smit, Dinxperlo-Aalten, een cultuurhistorische fietstocht, uitg. Matrijs 2013
•
Drs. Gerrit Wildenbeest, De Winterswijkse Scholten, uitg. VU Boekhandel/-Uitgeverij, 1983
Uitgave Gemeente Aalten & Gemeente Winterswijk. © 2014 Gemeente
Aalten
Ratum - Hondenhok bij het Scholtenhuis
Scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk
35
De Haart - Beestman
Scholtengoederen In de Middeleeuwen zijn van hogerhand twaalf boerderijen in het gebied van de Heerlijkheid Bredevoort aangewezen als ‘Scholte’. Na 1795 was het aantal scholtenboeren nul. Toch staan in het buitengebied van deze Heerlijkheid, de latere gemeenten Winterswijk en Aalten, maar liefst 55 grote dwarshuizen en villa’s, waarvan de bewoners en hun families meerdere generaties lang gewoonlijk als ‘Scholte’ worden aangeduid. Dit boekje gaat in op de historie van de Scholten en bevat twee fietsroutes langs de scholtengoederen in de gemeenten Aalten en Winterswijk.
Gemeente Winterswijk, Gemeente Aalten & Arjan Ligtenbarg © 2014