Scholingsadvies
voor sociaal-verpleegkundigen infectieziektebestrijding
Landelijke Werkgroep Scholing Sociaal-Verpleegkundigen Oktober 2003
Scholingsadvies
voor sociaal-verpleegkundigen infectieziektebestrijding
Landelijke Werkgroep Scholing Sociaal-Verpleegkundigen Oktober 2003
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Voorlegger ten behoeve van de bestuursvergadering van GGD Nederland d.d. 23 april 2004
Toelichting: Volledige titel: “Scholingsadvies voor sociaal verpleegkundigen infectieziektebestrijding”. Dit advies is opgesteld door de Landelijke VISI-werkgroep scholing sociaal verpleegkundigen, waaraan vanuit alle infect.ziektedisciplines werd deelgenomen. Het advies behelst drie kernpunten: 1) het voorstel tot beperking tot 2 specialisaties per verpleegkundige, omwille van kwaliteit en profesisonaliteit. 2) bescherming van de ‘titel’ sociaal verpleegkundige 3) Een uitgewerkt en inhoudelijk gefundeerd programma voor een nieuwe, gemoderniseerde opleiding tot sociaal verpleegkundige, specialisatie inf. ziektebestrijding. De Stuurgroep VISI heeft het advies integraal overgenomen en onderschrijft de conclusies en aanbevelingen. De stuurgroep maakt één kanttekening: het werkgeversperspectief is nog onvoldoende afgewogen.
Financiële en personele consequenties: Inzet beleidsmedewerker : € 10.000,=
Eerder genomen besluiten: n.vt.
Advies; adviescie/bestuurscie: Het voorgestelde besluit te volgen
Voorgesteld besluit: 1. Het bureau van de vereniging te verzoeken te onderzoeken of de voorgestelde beperking tot 2 specialisaties vanuit goed werkgeversschap gedragen kan worden 2. Het advies op het stuk van de opleidingsvernieuwing aan te bieden aan de Begeleidingscommissie Sociaalverpleegkundigen-opleiding, middels de vaste vertegenwoordiger van GGD-nl in deze commissie. Vervolgprocedure:
Bijlagen: Scholingsadvies voor sociaal-verpleegkundigen infectieziektebestrijding
3
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Scholingsadvies
voor sociaal-verpleegkundigen infectieziektebestrijding
Landelijke Werkgroep Scholing Sociaal-Verpleegkundigen
4
5
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Voorwoord
Voor u ligt het preadvies aan de stuurgroep van de Landelijke Werkgroep Scholing Sociaal-Verpleegkundigen. Met groot enthousiasme en nog grotere inzet is gewerkt aan de door de stuurgroep verleende opdracht. De eerste bijeenkomst van de werkgroep vond plaats in januari 2002. Ruim anderhalf jaar later en vele discussies verder is het plan voor en door sociaal-verpleegkundigen klaar. Met dank aan een ieder die op welke wijze dan ook heeft bijgedragen!
Namens de LWSSV Judith JHM Oostendorp
6
7
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Inhoudsopgave
8
1 Inleiding
11
2 De LWSSV; uitgangspunten en activiteiten 2.1 Uitgangspunten 2.2 Activiteiten LWSSV 2.2.1 Uitkomsten eerste expertmeeting 2.2.2 Uitkomsten tweede expertmeeting
12 12 13 13 14
3 Tijdsplanning
17
4 Conclusies en aanbevelingen
18
Bijlage 1: Opdrachtformulering Bijlage 2: Overzicht van het opleidingsstelsel van verpleegkundigen in Nederland Bijlage 3: Competentieprofiel Sociaal-Verpleegkundige Bijlage 4: Model van verwerven van bekwaamheid
19 20 22 27
Literatuur
28
9
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
1. Inleiding De stuurgroep van het VISI-project heeft in 2001 aan de Landelijke Vereniging voor Sociaal-Verpleegkundigen (LVSV) de vraag voorgelegd een landelijke werkgroep in te stellen, die zich bezig houdt met het scholingsvraagstuk voor sociaal-verpleegkundigen infectieziekte-bestrijding. De opdracht is opgebouwd uit de vraag naar logistieke/ programmatische afstemming en aanbod van de scholing, een advies op te stellen betreffende de inhoudelijk meest gewenste normering van het aantal specialisaties voor sociaal verpleegkundigen en de vraag hoeveel uren sociaal-verpleegkundigen minimaal werkzaam moeten zijn binnen de infectieziektebestrijding. De LVSV heeft dit verzoek positief beantwoord en in januari 2002 is de Landelijke Werkgroep Scholing Sociaal-Verpleegkundigen (LWSSV) gestart. De volledige opdracht voor de werkgroep is als bijlage 1 toegevoegd. De scholing voor sociaal-verpleegkundigen infectieziektebestrijding kent een aantal aandachtspunten: • Het bestaande scholingsaanbod is niet voor ieder gebied van de infectieziektebestrijding voldoende qua kwantiteit en kwaliteit, het is versnipperd en heeft een vrijblijvend karakter. • De complexiteit en de diversiteit van de problematiek in de infectieziektebestrijding neemt toe, zowel in rustige als in crisistijden. • De aansluiting van de praktijk op onderzoek en onderwijs is gering. Sociaal-verpleegkundigen verrichten weinig tot geen onderzoek in de openbare gezondheidszorg, terwijl de vraag naar evidence based werken toeneemt. • Gelijk aan het vernieuwde curriculum voor de opleiding arts Maatschappij en Gezondheid dient het curriculum voor de opleiding tot sociaal verpleegkundige te worden aangepast aan de benodigde competenties voor het beroep en aan de huidige onderwijsinzichten. • Het curriculum van de HBO-V biedt brede verpleegkundige competenties, maar deze zijn niet toegespitst op de openbare gezondheidszorg. • In de gezondheidszorg worden taakherschikkingsdiscussies gevoerd. De opkomst van de praktijkverpleegkundige en de nurse practitioner maken dit beeld zichtbaar. Door de (eventuele) taakherschikking in de openbare gezondheidszorg is het extra van belang dat de sociaal-verpleegkundige rol wordt verduidelijkt en dat zij beschikt over adequate kwaliteit en competenties door een goed scholingsaanbod. Het huidige scholingsaanbod bestaat uit een éénjarige post HBO erkende opleiding voor sociaal-verpleegkundigen. In 1981 gestart voor jeugdverpleegkundigen en vanaf 1988 uitgebreid naar alle verpleegkundigen werkzaam in de openbare gezondheidszorg. Deze opleiding is taakgericht en modulair van opzet. De opleiding wordt door de werkgever niet verplicht gesteld. Infectieziekten maken een belangrijk deel uit van deze opleiding (terug te zien in onderdelen epidemiologie, GVO, infectieziekten en hygiëne, SOA/AIDS, TBC en een tweetal verdiepingsmodulen voor THZ en infectieziektebestrijding). Per infectieziektegebied bestaat naast bovenstaande scholing een aanbod vanuit diverse instellingen, waarbij geldt dat voor de SOA/AIDS-bestrijding het aanbod groot en versnipperd is en voor de hygiënezorg het aanbod zeer gering is. Voor de reizigerszorg bestaat een door het werkveld erkende cursus.
10
11
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
2. De LWSSV; uitgangspunten en activiteiten De werkgroep is samengesteld uit verpleegkundig consulenten van de KNCV, Stichting soa-bestrijding, RIVM, LCI, LCR en wordt voorgezeten door de bestuursadviseur van de LVSV; tevens lid van de stuurgroep van het VISI-project. Een bijzondere samenstelling gezien de ´scheidslijnen´ die bestaan in de infectieziektebestrijding. Het scholingsvraagstuk geldt echter voor allen in even grote mate en is daardoor een bindende factor. De bijeenkomsten van de LWSSV hebben tot een aantal uitgangspunten geleid die van belang zijn voor het advies betreffende scholing.
2.1 Uitgangspunten Uitgangspunt 1 De LWSSV is uitgegaan van de taakgebieden (differentiaties): algemene infectieziektebestrijding, SOA/ AIDS, TBC, reizigerszorg en hygiënezorg. Binnen deze vijf taakgebieden zijn 9 taken te onderscheiden, die (mede) door sociaal-verpleegkundigen worden uitgevoerd: • Surveillance • Infectieziektewet taken • Bron- en contactopsporing • Beleidsadvisering • Preventie • Vangnetfunctie • Netwerk- en regiefunctie • Outbreakmanagement • Onderzoek
Uitgangspunt 2
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
nend collega’s, het verzorgen van een spreekbeurt op een congres, het verder specialiseren in bijvoorbeeld beleid of onderzoek etc. Uitgangspunt 4 Scholing op het gebied van infectieziektebestrijding is onlosmakelijk verbonden met het gehele scholingsaanbod van sociaal-verpleegkundigen.
2.2 Activiteiten LWSSV Om te komen tot een scholingsadvies heeft de LWSSV een aantal activiteiten ondernomen. Na een inventarisatie van het bestaande scholingsaanbod en een aantal discussies waaruit de bovenbeschreven uitgangspunten zijn ontstaan, zijn twee expertmeetings georganiseerd om het scholingsvraagstuk te bespreken. Voor deze expertmeetings zijn 25 sociaal-verpleegkundigen uitgenodigd die minimaal 5 jaar ervaring hebben in de infectieziektebestrijding. De vragen uit de opdracht voor de werkgroep zijn uitgangspunt geweest voor de expertmeetings. Tijdens de eerste bijeenkomst is het gewenste scholingsaanbod besproken. De tweede bijeenkomst is gewijd aan een deel van het normeringsvraagstuk: hoeveel scholing is nodig om kwaliteit te garanderen en hoeveel specialisaties per sociaal-verpleegkundige. De beroepsvereniging LVSV is in 2002 een project gestart betreffende (her)registratie en accreditatie voor sociaal-verpleegkundigen. Het belangrijkste product uit dit project is het beroepsdeelprofiel, waaruit de criteria voor (her)registratie worden gedestilleerd en waaraan een accreditatiesysteem kan worden gekoppeld. Het advies van de LWSSV betreffende scholing sluit dan ook naadloos bij het LVSV-project aan en wederzijdse beïnvloeding heeft plaatsgevonden.
2.2.1 Uitkomsten eerste expertmeeting
Scholing is meer dan onderwijs in de klassieke zin van het woord. Het zijn alle activiteiten die de kwaliteit van de beroepsuitoefening en beroepsinnovatie positief beïnvloeden. Andere vormen van ‘scholing’ zijn: het publiceren van artikelen in vaktijdschriften, het actief deelnemen aan een bestuur of commissie van een beroepsvereniging, het verzorgen van gastcolleges voor begin-
De eerste expertmeeting heeft de vraag behandeld waaruit het gewenste scholingsaanbod dient te bestaan. Uit deze bijeenkomst zijn een aantal conclusies gekomen. Het HBO-denk- en werkniveau is de basis voor het werken in de openbare gezondheidszorg. Tijdens de HBO-opleiding worden de basisvaardigheden voor het brede verpleegkundige werkterrein verworven. Vervolgens dienen deze middels een vervolgopleiding te worden gespecificeerd naar het werkterrein van de openbare gezondheidszorg. De experts kwamen tot de conclusie dat het bestaande scholingsaanbod vooral geschikt is voor verpleegkundigen die korte tijd in de openbare gezondheidszorg werkzaam zijn (< 3 jaar). Voor sociaal-verpleegkundigen die langer werkzaam zijn voldoet het scholingsaanbod niet. Een onderscheid wordt gemaakt tussen een beginnende, gevorderde en expert sociaal-verpleegkundige en dit is voor het scholingsvraagstuk van belang. Deze driedeling is gebaseerd op het aantal jaren praktijkervaring, gevolgde scholing, gedrag, perceptie van de situatie en de mate van verantwoordelijkheid (naar model van Benner, 1999; zie bijlage 4).2) Een beginnend sociaal-verpleegkundige dient begeleid en geschoold te worden en daarmee de nodige ervaring te verwerven.
1) Binnen het verpleegkundig beroep zijn dit de niveau 5 verpleegkundigen. Een A-verpleegkundige voldoet derhalve niet aan dit uitgangspunt. (Zie bijlage 2)
2) In het model van Benner wordt een vijfdeling gepresenteerd. De LWSSV heeft besloten een driedeling te hanteren om verwarring en extra complexiteit te voorkomen.
Een verpleegkundige die in de openbare gezondheidszorg gaat werken dient een HBO denk- en werkniveau1) te hebben, gezien de complexiteit, diversiteit en verantwoordelijkheden die gevraagd worden. Dit uitgangspunt is conform hetgeen vermeld staat in de WCPV. De basiskennis en –vaardigheden van verpleegkundig functioneren zijn aanwezig, maar moeten gedifferentieerd worden richting openbare gezondheidszorg.
Uitgangspunt 3
12
13
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Een expertverpleegkundige is in staat om geheel zelfstandig de 9 taken van een taakgebied (zie uitgangspunt 1) uit te voeren. 3)
2.2.2 Uitkomsten tweede expertmeeting Het onderwerp van deze expertmeeting was het normeringsvraagstuk. Dit vraagstuk valt uiteen in de vragen: A Hoeveel gebieden van de infectieziektebestrijding (voortaan differentiatie te noemen) kunnen kwalitatief adequaat door een sociaal-verpleegkundige worden uitgevoerd uitgaande van de 9 deeltaken? B Hoeveel scholing is per jaar nodig om de kwaliteit op peil te houden of te verhogen? Deze vraag is opgesplitst in twee deelvragen: B.1 Hoeveel scholing is nodig om te bekwamen in een differentiatie? B.2 Hoeveel scholing is nodig om de kwaliteit van de differentiatie te borgen? Uit deze bijeenkomst zijn een aantal zeer belangwekkende uitspraken gekomen. A': Meer dan 2 differentiaties is niet mogelijk. Na zeer uitgebreide discussies is door de experts geconcludeerd dat een beginnend sociaal-verpleegkundige minimaal 20 à 24 uur per week dient te werken om zich te bekwamen in één volledige differentiatie infectieziektebestrijding. Na maximaal twee jaar is deze sociaal-verpleegkundige competent om alle aspecten van de 9 deeltaken zelfstandig uit te voeren. Redenen voor deze conclusie zijn enerzijds dat 20 à 24 uur per week voldoende uur is om met alle 9 deeltaken voldoende in aanraking te komen en er ervaren in te worden. Anderzijds hebben sociaal-verpleegkundigen de ervaring dat zij in meer dan 2 taakgebieden werkzaam zijn en dan alleen reactief uitvoerend werken. Indien de beginnend sociaal-verpleegkundige meer dan 24 uur per week werkt wordt het competentieniveau sneller bereikt. 4) Een competente soiaal-verpleegkundige die 20 à 24 uur werkt blijft inzetbaar voor één volledige differentiatie. Een competente sociaal-verpleegkundige die meer dan 24 uur per week werkzaam is kan zich bekwamen in een tweede differentiatie. De eerste differentiatie waarvoor men reeds competent is, kan in 16 uur per week adequaat uitgevoerd worden. De overige uren kunnen besteed worden aan het bekwaam worden in de tweede differentiatie. De overlap van een aantal deelgebieden zorgt dat minder tijd nodig is om het niveau van bekwaamheid te bereiken. De discussie over het combineren van een differentiatie met de uitvoer van een reizigersspreekuur is (nog) gaande. De combinatie van een differentiatie met het verzorgen van een reizigersspreekuur op uitvoeringsniveau (mits aan de kwaliteitseisen wordt voldaan) lijkt realistisch, maar is in de praktijk slecht haalbaar. De praktijk is dat een sociaal-verpleegkundige bijvoorbeeld 4 uur per week wordt ingezet voor een reizigersspreekuur en die 4 uur worden volledig aan de uitvoer van dit spreekuur besteed. Er rest dan geen tijd om te blijven voldoen aan kwaliteitseisen, zoals het bijhouden van vakliteratuur, scholing, deelname aan een congres en het bijhouden van relevante aspecten die het vaccinatieadvies beïnvloeden.
3) Discussie is mogelijk over het hanteren van een systeem met junior en senior verpleegkundigen. Junior is gelijk aan niveau beginnend/gevorderd en senior is gelijk aan expert. 4) Bij een 20-urige werkweek duurt het ongeveer 2 jaar voordat iemand alle aspecten heeft meegemaakt en er in is bekwaamd. 2 x 40 werkweken x 20 uur = 1600 uur. Bij een 32 urige werkweek is het bekwaamheidsniveau in 1, 25 jaar behaald (1600 : 32 = 50 weken)
14
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
B.1': Van verpleegkundige naar sociaal-verpleegkundige via een tweejarige post HBO-opleiding. Om te komen tot kwalitatief adequaat opgeleide sociaal-verpleegkundigen is de LWSSV van mening dat het huidige scholingsaanbod verandering behoeft. Het curriculum van de HBO-V biedt verpleegkundige competenties voor de hele gezondheidszorg, maar de openbare gezondheidszorg krijgt zeer weinig tot geen aandacht. De specialisatie van de verpleegkundige competenties benodigd voor het gebied van de openbare gezondheidszorg behoort derhalve in een post HBO-opleiding (zie bijlage 3, competentieprofiel sociaal-verpleegkundige). De werkgroep adviseert dat iedere verpleegkundige werkzaam in de openbare gezondheidszorg binnen twee jaar de post HBO-opleiding tot sociaal-verpleegkundige start en zich daardoor specialiseert van verpleegkundige tot sociaal-verpleegkundige. In de huidige gang van zaken is iedere verpleegkundige die bij een GGD gaat werken een sociaal-verpleegkundige. Naar de mening van de werkgroep dient een relevante post HBO-scholing gevolgd te worden om aan de competenties van de functie sociaal-verpleegkundige te voldoen. In Nederland is één erkende post HBO-opleiding tot sociaal-verpleegkundige. Deze opleiding is taakinhoudelijk en modulair ingericht. De inhoud wordt door regelmatige evaluatie geactualiseerd, maar kan ook op andere wijze worden ingevuld vanuit het huidige onderwijskundig denken, namelijk interactief en competentiegericht onderwijs. De huidige opleiding omvat 36 cursusdagen in één jaar. Uit evaluaties blijkt dat binnen deze relatief korte opleidingsduur geen verdieping plaats kan vinden door de grote hoeveelheden onderwerpen die aan bod dienen te komen. Een aantal onderdelen zijn van belang om toe te voegen in de opleiding; zoals een stage en het verrichten van evidence based onderzoek op sociaal-verpleegkundig terrein. Door de taakherschikkingsdiscussie en de Bachelor/Masterstructuur in Nederland is het van groot belang de post HBO-opleiding op de juiste plaats in te bedden. Denkend vanuit het samenhangend stelsel van opleidingen in de verpleging past een uitbreiding van de opleiding tot verpleegkundige vervolgopleiding of zelfs tot een VO-verpleegkundig specialist. (Zie bijlage 2, Adriaansen; TvZ 2003, nr. 8, 18-22) De werkgroep adviseert de opleiding als volgt op te zetten: • Jaar 1: Het eerste jaar omvat 36 cursusdagen: 2 dagen per twee weken, waarin diverse brede onderwerpen aangaande de openbare gezondheidszorg aan de orde komen, gekoppeld aan de competenties en overkoepelende onderwerpen zoals organisatie, communicatie en beleid, gezondheidsvoorlichting en projectmatig werken. • Jaar 2; eerste differentiatie: Het tweede jaar kent eveneens 36 dagen. In dit zogenoemde differentiatiejaar wordt aandacht besteed aan een taakveld van de GGD, bijvoorbeeld infectieziektebestrijding, THZ of SOA/AIDS. De 36 dagen worden verdeeld in 16 dagen inhoudelijke kennis en vaardigheden, 10 dagen stage en 10 dagen (evidence based) onderzoek. De 16 dagen inhoudelijke kennis en vaardigheden worden zo ingericht dat er een overkoepelend deel is dat voor alle 5 taakgebieden van de infectieziektebestrijding hetzelfde is en een aantal dagen worden specifiek voor het taakgebied ingevuld. • Vervolgdifferentiatie: Indien een sociaal-verpleegkundige zich gaat bekwamen in een tweede differentiatie, kan de scholing bestaan uit het volgen van de specifieke dagen voor die differentiatie uit het tweede jaar, een verkorte stage en een onderzoek (circa 24 dagen).
15
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
B.2': Nascholing is minimaal 2% van de werktijd per jaar. Iedere sociaal-verpleegkundige dient na de afronding van de post HBO-opleiding zijn /haar kennis en vaardigheden op peil te houden middels nascholing. Voor de expert sociaal-verpleegkundige dient het scholingsaanbod gezien te worden in het brede perspectief van kwaliteit in beroepsuitoefening en -innovatie. Door de LVSV zal in het accreditatiesysteem aangegeven dienen te worden welke scholingsmogelijkheden passen binnen de functie van sociaal-verpleegkundigen. In de onderstaande tabel zijn de standaardmogelijkheden aangegeven.
3. Tijdsplanning De werkgroep beveelt aan dat een onderwijsinstelling in 2007 een conform voorliggend advies vernieuwde post HBO-opleiding aanbiedt, die opleidt tot sociaal-verpleegkundige. 2004 2004
De werkgroep beveelt aan om minimaal 2% van de werktijd te besteden aan nascholingsactiviteiten, met een minimum van 16 uur per jaar. Deze uren dienen zowel aan beroepsinhoudelijke als aan beroepsinnovatieve nascholing te worden besteed.
2005
Het scholingsaanbod wordt inzichtelijk gemaakt in onderstaande tabel.
2006 2007
Beginner
Gevorderd
Jaar 1 Jaar 2 36 dagen 36 dagen, inhoubrede basis delijke kennis en vaardigheden, stage, onderzoek Algemene Post HBOinf. Ziekten opleiding 1 jaar SOA-AIDS
TBC
Reizigerszorg
Hygiënezorg
16
Nascholing en doorgroei naar expert Vervolgdifferentiatie Minimaal 2% van de werktijd Circa 24 dagen met een minimum van 16 uur inhoudelijke kennis per jaar stage en onderzoek
Subsidieaanvraag bij het ministerie van VWS voor de ontwikkelkosten opleiding nieuwe stijl. Aanvang ontwikkeling Samenstelling begeleidingsgroep Curriculumsamenstelling en inhoudelijke ontwikkeling Voortgang en overleg met het werkveld en opleiding arts MG (NSPOH) (In 2005 kent de LVSV een accreditatiesysteem.) Inhoudelijke ontwikkeling Aansluiting van oude opleiding op de nieuwe opleiding Start eerste groep nieuwe opleiding
Voor de nascholing beveelt de werkgroep aan dat de diverse aanbieders van nascholingsactiviteiten hun activiteiten op elkaar afstemmen en er een evenredige verdeling komt in nascholingsactiviteiten voor alle taakgebieden van de infectieziektebestrijding. De werkgroep LWSSV heeft de intentie uitgesproken om, na afronding van de opdracht behorend tot het VISI-project, verder te gaan als werkgroep (van de LVSV) om de afstemming te verbeteren.
Differentiatie post Vervolgdifferentiatie Beroepsinhoudelijk: HBO-opleiding, Vakinhoudeljke cursussen 1 jaar Studiedagen Vaardigheidstrainingen Differentiatie post Vervolgdifferentiatie Deelname aan een symposium HBO-opleiding, of congres als bezoeker 1 jaar Beroepsinnovatie: Differentiatie post Vervolgdifferentiatie Deelname aan een symposium HBO-opleiding, of congres als spreker; Organi1 jaar seren van een symposium of congres; Publiceren van een Differentiatie post Vervolgdifferentiatie artikel in een relevant vakblad; HBO-opleiding, Redactielid van een relevant 1 jaar vakblad; Functie vervullen bij de beroepsvereniging; GastDifferentiatie post Vervolgdifferentiatie docentschap; Begeleiden van HBO-opleiding, een stagiair; Het coachen van 1 jaar collega’s; Intervisie, Intercollegiale toetsing: Het schrijven van een verpleegkundig protocol; Onderzoek; Etc.
17
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
4. Conclusies en anbevelingen Concluderend beveelt de Landelijke Werkgroep Scholing Sociaal-Verpleegkundigen aan: 1 Dat een sociaal-verpleegkundige werkzaam bij een GGD een HBO werk- en denkniveau heeft. Dit is conform de WCPV en gezien de complexiteit en de diversiteit van de problematiek in de infectieziektebestrijding het benodigde uitgangsniveau.
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Bijlage 1. Opdrachtformulering
Opdrachtformulering vanuit de stuurgroep VISI
Onderwerp/vraagstuk: Afstemming aanbod bij- en nascholing en accreditatie Sociaal verpleegkundigen.
2 Dat een sociaal-verpleegkundige op één of hooguit twee taakgebieden (van de vijf taakgebieden infectieziektebestrijding) werkzaam is. Om alle 9 taken behorend bij één van de 5 taakgebieden adequaat en kwalitatief correct uit te voeren, kunnen niet meer dan 2 taakgebieden tegelijkertijd worden uitgevoerd. 3 Dat er een tweejarige post HBO-opleiding tot sociaal-verpleegkundige komt, passend in het samenhangend stelsel van opleidingen in de verpleging. 4 Dat een verpleegkundige eerst dan sociaal-verpleegkundige is nadat de post HBO-opleiding is gevolgd. 5 Dat een sociaal-verpleegkundige minimaal 2% van haar effectieve werktijd per jaar gebruikt voor beroepsinhoudelijke en beroepsinnovatieve nascholing met een minimum van 16 uur per jaar.
De LWSSV hecht eraan om de volgende aanbeveling mee te geven: onderdelen van scholing, daar waar efficiënt en effectief, door artsen en (sociaal)-verpleegkundigen samen laten volgen. Op termijn mogelijk ook met andere functionarissen in de openbare gezondheidszorg. De aanbevelingen van de LWSSV sluiten probleemloos aan bij de adviezen van het ROI Brabant-Zeeland betreffende het normeringsvraagstuk, het ROI Zuid-Holland betreffende de schaalgrootte en bij het ROI Noord-Holland Flevoland betreffende de kwaliteit en de 24-uurs bereikbaarheid.
Naar aanleiding van het schriftelijk verzoek van de stuurgroep VISI (1 november 2001) is door de LVSV het initiatief genomen een eerste bijeenkomst met landelijk verpleegkundig consulenten te organiseren. Tijdens deze bijeenkomst is door deelnemers de bereidheid uitgesproken om in het kader van het project VISI de volgende opdracht rondom de scholing en accreditatie van sociaalverpleegkundigen infectieziektebestrijding uit te werken:
Opdrachtformulering: De werkgroep zal in het komende jaar de volgende opdracht uitwerken: Voorstel formuleren ten behoeve van logistieke/programmatische afstemming en aanbod van de bijscholing op de diverse terreinen van infectieziektebestrijding. In onderling overleg – en met eventueel andere betrokkenen – een advies op te stellen betreffende de inhoudelijk meest gewenste normering van het aantal specialisaties voor sociaal verpleegkundigen in de infectieziektebestrijding, waarbij de werkgroep zich richt op de vraag hoeveel uren verpleegkundigen minimaal werkzaam moeten zijn op een van de deelterreinen van de infectieziektebestrijding om in dat vakgebied kwalitatief goede zorg te kunnen blijven leveren. De stuurgroep wordt door de landelijke werkgroep in de loop van 2002 geïnformeerd over de voortgang van het accreditatietraject en met name het aspect infectieziektebestrijding daarin.
Samenstelling werkgroep : Judith Oostendorp, voorzitter Mireille van Coeverden Ton Oomen Carolien de Jager Anita Suijkerbuijk Susan Koeman Baukje Vegter Christien van Ark Daniel van Schaik
(VISI/LVSV) (LCI, t/m december 2002) (LCI, vanaf januari 2003) (RIVM) (RIVM) (LCR) (KNCV) (SSB, t/m maart 2003) (SSB, vanaf maart 2003)
Ondersteuning vanuit landelijke organisaties VISI project: Jelle Doosje/Marielle Jambroes Secretariaat: Maike Kuijken
18
19
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Bijlage 2. Overzicht van het opleidingsstelsel van verpleegkundigen in Nederland
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Samenhangend stelsel van opleidingen in de verpleging Overgenomen uit Tijdschrift voor verpleegkundigen, 2003, nummer 8, pagina 22.
Het opleidingsstelsel voor het verpleegkundig beroep kent twee niveaus: Master of Advanced Nursing Practice Master of science in Nursing
Niveau 4 verpleegkundigen Zijnde de A, B, Z-opleiding (algemeen ziekenhuis, psychiatrisch ziekenhuis en instelling voor verstandelijk gehandicapten), MBO-V-opleiding. HBO, niveau 5 verpleegkundigen Zijnde een A-opleiding in combinatie met een MGZ-opleiding of een HBO-V-opleiding De HBO opgeleide verpleegkundige is inzetbaar in de gehele gezondheidszorg. Voor een groot deel van de zorg is echter een specialisatie noodzakelijk. Een verpleegkundige op een IC-afdeling heeft een IC-opleiding gevolgd, een diabetes-verpleegkundige volgt de post HBO-opleiding tot diabetes-verpleegkundige, etc. Het HBO-niveau komt tot uitdrukking in: • HBO opgeleide verpleegkundigen kunnen zelfstandig handelen in complexe en kritische situaties, kunnen diverse kritische situaties zelfstandig beoordelen en hun handelen vertalen naar nieuwe situaties. • HBO opgeleide verpleegkundigen kunnen hun handelen zelfstandig bijstellen op basis van evaluaties en reflectie. • HBO opgeleide verpleegkundigen kunnen resultaten uit wetenschappelijk onderzoek toepassen op de vragen waar zij mee te maken krijgen. • HBO opgeleide verpleegkundigen kunnen handelen in situaties waarvoor geen standaardprocedure voorradig is of wanneer beargumenteerd afgeweken dient te worden van standaardprocedures.
Physician assistent VO Verpleegkundig Specialist
Verpleegkundige vervolgopleidingen Differentiatie 2 jaar
Geneeskunde
HBO-V Niveau 5
MGZ-opleiding Tot 1-1-2007
Lerarenopleiding gezondheidszorg
Differentiatie 1 jaar
Opleiding gezondheidsmanagement
MBO-V Niveau 4
20
21
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Bijlage 3. Competentieprofiel Sociaal-Verpleegkundige
Competentie 1 - Rol zorgverlener: individuele en collectieve preventie Competentiebeschrijving De sociaal-verpleegkundige bevordert de gezondheid door informatie te verzamelen door observatie en signalering (bij de bevolking, doelgroepen, risicogroepen en individuen) op basis waarvan interventies plaatsvinden. Toelichting Door preventieve maatregelen te treffen en voorlichting of instructie te geven aan een individu of groep kan de sociaal-verpleegkundige meewerken aan preventieprogramma's. Ook moet zij kunnen inschatten of het gaat om individuele of groepsrisico's en of het risico samenhangt met het individu of de omgeving. Het is tevens belangrijk om te weten of een complicatie of risico vaak voorkomt in bepaalde situaties of bij bepaalde aandoeningen, of juist een meer incidenteel karakter heeft. De sociaal-verpleegkundige onderscheidt zich ten aanzien van deze competentie van andere verpleegkundigen door te voldoen aan een aantal criteria. Vanuit epidemiologische informatie heeft de sociaalverpleegkundige een pro-actieve benadering, gericht op het geven van voorlichting, zonder dat er een zorgvraag aan ten grondslag hoeft te liggen bij de cliënt.
Competentie 2 - Rol zorgverlener: gvo Competentiebeschrijving Door informatie te verzamelen op basis van observatie en signalering (bij de bevolking, doelgroepen, risicogroepen en individuen in de doelgroep) geeft de sociaal-verpleegkundige advies, informatie en voorlichting aan de betrokken doelgroep en/of diens omgeving. Toelichting Voorlichting is een essentieel en integraal onderdeel van de sociaal-verpleegkundige zorgverlening. Het kan gaan om cliëntenvoorlichting, voorlichting aan ouders, jeugdigen, intermediairs en risico-groepen. Daarnaast zijn er ook geplande GVO-activiteiten die op basis van een program-matische aanpak kunnen worden uitgevoerd ten behoeve van individuen en groepen. Hierbij wordt gebruik-gemaakt van diverse voorlichtingsmethoden. Een programmatische aanpak van GVO heeft de beste kans van slagen als het een interdisciplinaire activiteit is, omdat de zorgvrager met veel professionals en veel verschillende afdelingen te maken kan hebben. Een sociaal-verpleegkundige dient met verschillende professionals te kunnen werken, afhankelijk van haar aandachtsgebied. Daarnaast is een sociaal-verpleegkundige betrokken bij regionale en landelijk projectmatige activiteiten gericht op GVO.
Competentie 3 - Rol zorgverlener: zorg voor risicogroepen Competentiebeschrijving Om het risico van ziek worden te voorkomen of het instandhouden of verbeteren van een bestaande situatie, biedt de sociaal-verpleegkundige begeleiding en individuele zorg en zonodig verwijzing.
22
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Toelichting Verpleegkundige zorg wordt gekenmerkt door begeleidend handelen en zorgen voor continuïteit en coördinatie. Als zorgverlener kan de sociaal-verpleegkundige op een methodische wijze en met inachtneming van de professionele standaard zorg bieden. Het doel van het handelen is de kwaliteit van leven te verhogen door het evenwicht tussen draagkracht en draaglast te herstellen voor een individu, gezin of groep. De sociaal-verpleegkundige onderscheidt zich ten aanzien van deze competentie van andere verpleegkundigen door te voldoen aan een aantal criteria. De sociaal-verpleegkundige geeft begeleiding in het kader van de volksgezondheid en om besmetting voor de omgeving te voorkomen.
Competentie 4 - Rol regisseur: individuele en collectieve preventie Competentiebeschrijving Om de zorg - vanuit het perspectief van de cliënten - als een samen-hangend geheel te laten verlopen, stelt de sociaal-verpleegkundige een integraal zorg- of projectplan op, zorgt ervoor dat er uitvoering aan wordt gegeven, bewaakt het realiseren van de integrale doelen en evalueert het zorg- of project-plan. Toelichting Bij de uitvoering van preventie- en voorlichtingsprogramma's zijn vaak meerdere instellingen en wetenschappers, professionals, voorlichters en vrijwilligers betrokken. De doelen en werkwijzen zijn beschreven. Om de concrete uitvoering van de verschillende onderdelen van een programma te realiseren is vaak veel organisatie en bewaking van activiteiten nodig. Sociaal-verpleegkundigen zijn bij deze activiteiten betrokken, omdat zij kennis over gezondheid, communicatieve vaardigheden en organisatietalent verenigen. De rol van regisseur ligt dan vooral op die terreinen waarop deze combinatie van vaardigheden wordt vereist. Sociaal-verpleegkundigen moeten alert blijven op het ontstaan van nieuwe risicogroepen in de samenleving. Dit is ook een taak vanuit de Wet collectieve preventie volksgezondheid. Daarnaast hebben de sociaal-verpleegkundigen een taak in het opsporen van hiaten in de zorg binnen de regio en passen indien nodig interventies toe of maken netwerken actief. De sociaal-verpleegkundigen hebben een coördinerende rol in het opzetten van een zorgprogramma.
Competentie 5 - Rol regisseur: zorg voor risicogroepen Competentiebeschrijving Om er voor te zorgen dat de cliënt die zorg krijgt die hij nodig heeft is er de sociaal-verpleeg-kundige als coördinator. Als de situatie van de cliënt zich wijzigt of zich anders ontwikkelt consulteert de sociaal-verpleegkundige collega’s en andere zorgaanbieders en stimuleert het gebruik van netwerk-ontwikkeling. Toelichting Op basis van observeren en signaleren organiseert en initieert de sociaal-verpleegkundige het zorg-aanbod waarbij de sociaal-verpleegkundige een coördinerende rol heeft. Bij onderzoek, zorg en behandeling aan dezelfde persoon zijn vaak verschillende personen en instanties betrokken. De sociaal-verpleegkundige, de cliënt en andere betrokkenen bespreken de diverse mogelijkheden van het zorgaanbod en de mate van flexibiliteit binnen het aanbod.
23
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Competentie 6 - Rol ontwerper: zorgprogrammering, zorgbeleid
Competentie 8 - Rol coach: werkbegeleiding en kwaliteitszorg
Competentiebeschrijving Om te zorgen dat binnen de openbare gezondheidszorg voldoende deskundigheid en programma's beschikbaar zijn om groepsgerichte gezondheidsvoorlichting (GVO) te geven, werkt de sociaal-verpleegkundige mee aan de ontwikkeling en vaststelling van GVO-programma's.
Competentiebeschrijving Om stagiaires en collega's binnen de openbare gezondheidszorg te begeleiden bij de uitoefening van hun beroep en hun groei en ontwikkeling hierin, staat zij hen als coach terzijde. Tevens coacht de sociaalverpleegkundige stagiaires en collega's om de kwaliteit van zorg en professioneel handelen te bewaken en te bevorderen, kwaliteitscriteria te ontwikkelen en volgens deze criteria te werken. De sociaal-verpleegkundige heeft een ondersteunende rol naar intermediairen.
Toelichting Sociaal-verpleegkundigen worden niet alleen geacht GVO te geven aan individuen en groepen, maar ook mee te werken aan de ontwikkeling en evaluatie van GVO programma's. Kenmerkend hierbij is het multidisciplinaire karakter van het werk en de specifieke verpleegkundige inbreng. De sociaal-verpleegkundige levert haar bijdrage door deel te nemen aan project-, werk- en ontwikkelgroepen. Haar bijdrage kan dan bestaan uit het - samen met anderen - ontwikkelen van een (verpleegkundige) module, een cursus, een groepsbijeenkomst of het ontwerpen en uitvoeren van voorlichtingen en voorlichtingsmaterialen. Deze competentie hangt nauw samen met de competenties uitvoeren en het regisseren van groepsgerichte GVO. De sociaal-verpleegkundigen onderscheiden zich ten aanzien van deze competentie van andere verpleegkundigen door te voldoen aan een aantal criteria.
Competentie 7 - Rol ontwerper: zorgbeleid, werkbegeleiding, kwaliteitszorg Competentiebeschrijving Competentiebeschrijving Om de kwaliteit en de doelmatigheid van de zorgverlening te bevorderen levert de sociaal-verpleegkundige een bijdrage aan de ontwikkeling en invoering van: • zorgprogramma's; • standaarden, protocollen, procedures, werkafspraken en werkmethoden; • kwaliteitscriteria; • netwerkontwikkeling; • epidemiologie. Toelichting Om de kwaliteit van de zorgverlening te bewaken en te verbeteren worden kwaliteitscriteria vast-gesteld voor werkprocessen. In de rol van ontwerper levert de sociaal-verpleegkundige een bijdrage aan de ontwikkeling en het actueel houden van deze elementen van zorgbeleid en kwaliteitszorg. De sociaal-verpleegkundige doet suggesties voor een nieuwe aanpak en draagt bij aan de ontwikkeling hiervan. Bij het ontwikkelen hiervan maakt zij gebruik van informatie uit verschillende bronnen, zoals wetenschappelijk onderzoek, vakliteratuur en kennis uit andere disciplines. De rol van ontwerper van de sociaal-verpleegkundigen zal veelal betrekking hebben op een specifiek beroepsinhoudelijk deel van de zorgverlening met het ontwikkelen van zorgprogramma's. Bij het ontwerpproces van een vernieuwing is het van belang dat de sociaal-verpleegkundige van begin af aan oog heeft voor de behoefte van de doelgroep en de toepasbaarheid. Als de nieuwe werkwijze totstandgekomen is, levert de sociaal-verpleegkundige tenslotte een bijdrage aan de invoering ervan.
Toelichting Sociaal-verpleegkundigen werken meestal in een team en worden geconfronteerd met tijdelijke medewerkers, uitzendkrachten, stagiaires van opleidingen van verschillende niveaus en nieuwe collega-verpleegkundigen. Van de sociaal-verpleegkundige mag worden verwacht dat zij in staat is de nieuwe toekomstige collega's in te werken en te steunen daar waar dat nodig is. Ook kan zij een nieuwe collega instructie geven over nieuwe werkmethoden of technieken die onbekend zijn. Daarnaast kan zij de 'nieuweling' helpen bij het verwerken van inzicht in de cultuur van de afdeling, verwachtingen van haar rol als collega en haar rol als sociaal-verpleegkundige. Dit kan zij doen vanuit de rol van coach. Een coach is een ervaringsdeskundige; iemand die kan stimuleren en motiveren en die feedback kan geven en ontvangen op gevoelens en gedrag. Het stimuleren, motiveren, feedback ontvangen en geven doet zij vanuit haar deskundigheid als verpleegkundige en niet vanuit een personeels- of managementfunctie. Voorbeeldgedrag vertonen maakt een belangrijke onderdeel uit van haar rol als coach. Kwaliteitsbewaking en -bevordering maken deel uit van de reguliere werkzaamheden van zorg-verleners. Zij worden gestimuleerd met elkaar te werken aan het verbeteren van elementen uit de zorgprocessen, hiervoor normen en criteria op te stellen en de zorg volgens deze criteria uit te voeren. De sociaal-verpleegkundige heeft als coach ten aanzien van de kwaliteitszorg in de eerste plaats een rol in het betrekken, instrueren en motiveren van collega's met betrekking tot het werken volgens de kwaliteitscyclus. Zij stimuleert ook het betrekken van cliënten in de kwaliteitscyclus. De sociaal-verpleegkundige heeft een voorbeeldfunctie ten aanzien van het consequent werken volgens, met elkaar afgesproken, normen en standaarden. Zij motiveert collega's dit ook te doen en geeft hen waar nodig feedback. Om een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van het professionele handelen van collega-sociaal-verpleegkundigen, neemt de sociaal-verpleegkundige deel aan een intercollegiale toetsing. Ook neemt zij initiatief tot het organiseren van gestructureerde werkbezoeken.
Competentie 9 - Rol beroepsbeoefenaar: beroepsuitoefening Competentiebeschrijving Om de zorgverlening te laten voldoen aan eisen die gesteld mogen worden aan een verpleegkundige met deskundigheidsniveau 5, integreert de sociaal-verpleegkundige professionele, ethische en maatschappelijke waarden en medisch-technische en verpleegkundige vaardigheden in de uitoefening van haar beroep. Toelichting De sociaal-verpleegkundige oefent haar beroep meestal uit binnen de context van een organisatie. Zij doet dit steeds vanuit haar professionele referentiekader, dat wordt gevormd door opleiding, deelname aan beroepsorganisaties en inschrijving in het BIG-register. Dit geeft haar speciale verplichtingen. Zij
24
25
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
moet rekening houden met professionele waarden en standaarden, economische normen en maatschappelijke normen en waarden.
Competentie 10 - Rol beroepsbeoefenaar: beroepsinnovatie Competentiebeschrijving Om het vak van sociaal-verpleegkundige te ontwikkelen tot een beroep dat aansluit op de eisen van de huidige tijd, vervult de sociaal-verpleegkundige een actieve rol in de vernieuwing van het beroep en het bevorderen van het beroepsbewustzijn bij zichzelf en haar collega's. Toelichting De sociaal-verpleegkundige oefent haar beroep meestal uit binnen de context van een organisatie. Zij doet dit steeds vanuit haar professioneel referentiekader, dat wordt gevormd door opleiding, deel-name aan beroepsorganisaties en inschrijving in het register. Dit geeft haar speciale verplichtingen. Zij identificeert zich met de waarden van het beroep en incorporeert haar professionaliteit in de dagelijkse zorgverlening. Dit houdt in dat zij vanuit haar beroepsperspectief standpunten kan innemen rond ethische, economische en maatschappelijke vraagstukken. Gezien de combinatie van kwaliteiten die zijn verbonden aan een hogere beroepsontwikkeling en bij de ontwikkeling van het beroeps-bewust-zijn bij vakgenoten, mag van sociaal-verpleegkundige verwacht worden dat zij een actieve rol vervult bij de beroepsontwikkeling en bij de ontwikkeling van het beroepsbewustzijn van vakgenoten. De sociaal-verpleegkundigen onderscheiden zich ten aanzien van deze competentie van andere verpleegkundigen door te voldoen aan een aantal criteria.
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Bijlage 4. Model van verwerven van bekwaamheid
Niveaus van Praktijk- Perceptie van bekwaamheid ervaring de situatie
Verantwoordelijkheid
Gedrag
Scholing
Beginner
Geen
taken
Extreem beperkt, weinig flexibel
Regels, principes, procedures, richt lijnen
Gevorderd beginner
Enige Onderkent nog ervaring niet nuances en variaties bij patiënt
Taken en verant- Afhankelijk, woordelijkheden gestuurd door opdrachten, regels, routines, procedures
Leren prioriteiten stellen, werkbegeleiding nodig
Competent
2 à 3 jaar Planning, controle > dan behoefte patiënt
Overmatig gevoel Doelbewuste van verantwoor- planning, delijkheid probleemanalyse, uitvoeren werk binnen beschikbare tijd
Oefenen in besluitvorming en klinisch redeneren
Meester
3 à 5 jaar Herkent relevante Verantwoordelijk Overziet situatie, veranderingen voor belangrijke stelt prioriteiten zaken
Expert
> 5 jaar
Weinig aandacht voor context
Intuïtief inzicht in de situatie & betekenis
Realistisch verantwoordelijkheidsbesef voor welzijn patiënt, pleitbezorger
Reflectie op eigen gedrag, ervaring van +/- situaties
Herkent patronen, Intercollegiale stelt prioriteiten, toetsing handelt direct in complexe situaties
Model naar Benner (1984) en Benner, Tanner en Chelsa (1992). Overgenomen uit: Met verve, april 1999, nummer 2, jaargang 5.
26
27
SCHOLING SOCIAAL VERPLEEGKUNDIGEN
Literatuur
• • • • •
Adriaansen M.; TvZ, 2003, nr. 8, 18-22 Benner, Tanner en Chelsa, Met verve, april 1999, nr. 2, jaargang 5 AVVV, Registratiereglement gespecialiseerd verpleegkundigen, 1999 AVVV, Criteria herregistratie gespecialiseerd verpleegkundigen, 2000 Buenting M. e.a., Aandeel in de zorg, zorg voor het aandeel, referentiekader sociaal verpleegkundigen, LVGGD/LVSVggd, 1997. • Leistra E., Liefhebber S., Geomini M., e.a., Beroepsprofiel van de verpleegkundige, Elsevier Gezondheidszorg en LCVV, 1999 • LVSV, competentieprofiel Sociaal-verpleegkundigen, mei 2003
28