Schizofrenie en comorbide verslaving
Wilma Reesink GGZ Verpleegkundig Specialist GGNet Apeldoorn
Workshopindeling: 1. Stellingen bespreken aan de hand van het ‘Lagerhuismodel’ met doel: kennis testen, dilemma’s openleggen en de discussie met elkaar aangaan 2. Kennisoverdracht over verslaving in algemene zin, en daarna specifiek gericht op schizofrenie met comorbide verslaving
! ! ? ? e i t a u t i s ‐ h c i w d n Sa et N GG
/ s u t Tac rg o Irisz
P
t n e i at
Wat vind je van een uitspraak “de verslaving staat nu bij deze patiënt op de voorgrond en de behandeling moet door de verslavingszorg overgenomen worden” Is vaak van toepassing, waarom? Vind ik niet passend, waarom? Ben onzeker, waarom?
Er is een eenduidige causale (oorzakelijke) relatie tussen oorzaak en gevolg bij verslaving en psychose. Mee eens of oneens?
Is verslaving een ziekte? Ja of nee?
Alcoholverslaving kan in de praktijk snel gediagnosticeerd worden. Mee eens of oneens ?
Hoe schat je de prevalentie (= het voorkomen) in van middelengebruik bij schizofrenie ? Minder dan 20 % Tussen 20 en 60% Meer dan 60%
Voor een open gesprek over middelengebruik is het voldoende wanneer de hulpverlener op de hoogte is van de negatieve effecten voor de patiënt. Mee eens of oneens?
Ook patiënten in de psychiatrie en verslavingszorg kunnen voor nicotineverslaving geholpen worden. Waar of niet waar?
We zien veel ‘draaideur’‐ patiënten bij wie het (sociaal) middelengebruik niet of nauwelijks bekend is bij de hulpverlener. Mee eens of oneens?
Algemene kennis
Verslaving
Wat is verslaving?
Wat is verslaving?
Definitie verslaving (WHO): “Dependance Syndrome“ ‘een cluster van fysiologische, gedrags‐ en cognitieve verschijnselen waaruit blijkt dat iemand een veel hogere prioriteit geeft aan het gebruik van een stof of een categorie stoffen dan aan andere dingen die vroeger voor hem belangrijk waren. Kenmerkend daarbij is het sterke – vaak overweldigende – verlangen (“craving“) naar gebruik van de stof‘
Kenmerkende verschijnselen: ( > 3 binnen een jaar! ) een sterke hunkering of aandrang om de stof te gebruiken (“craving“) een verminderd vermogen om het gebruik van een middel te beheersen, te matigen of te beeindigen (controleverlies) het optreden van typische fysiologische onthoudingsverschijnselen bij het onderbreken of minderen van het gebruik, of het gebruiken van de stof (of aanverwant middel) om deze verschijnselen te verlichten
Kenmerkende verschijnselen: ( > 3 binnen een jaar! ) het ontstaan van tolerantie voor de stof: men heeft steeds meer nodig om het beoogde effect te bereiken of eenzelfde dosis geeft bij herhaald gebruik een steeds geringer effect preoccupatie (vooraf bezetten!) met gebruik, merkbaar doordat andere vormen van plezier of interesses worden verwaarloosd en in toenemende mate tijd wordt besteed aan het bemachtigen en gebruiken van de stof en het bijkomen van de uitwerking daarvan
Kenmerkende verschijnselen: ( > 3 binnen een jaar! ) Doorgaan met gebruik, ondanks duidelijke nadelige gevolgen op sociaal, psychisch en lichamelijk gebied waar de persoon in kwestie zich terdege van bewust is (of geacht kann worden zich bewust te zijn)
DSM IV: Aan een middel gebonden stoornis: 1. de stoornissen in het gebruik van een middel (misbruik en afhankelijkheid) 2. de stoornissen door een middel teweeg‐gebracht (Intoxicatie, onthouding (withdrawal) Afhankelijkheid van een middel verkleint per definitie de zelfredzaamheid: zonder middel kan men niet functioneren In DSM‐V komt mogelijk de term ‘ verslaving’ weer terug
Middelen:
Alcohol Amfetamine Cafeine Cannabis Cocaine Hallucinogen Vluchtige stof Nicotine Opioïde
Middelen: Fencyclidine (PCP) ‘angel dust‘ Sedativa, hypnotica, anxiolytica Verschillende middelen Niet aan een substantie gebonden stoornis
bijv. “workaholic“, topsporters In DSM IV niet de ruimte voor classificatie van bijv GHB
Schizofrenie en comorbide verslaving
Schizofrenie en verslaving De kwetsbaarheid van mensen met schizofrenie wordt vergroot wanneer tevens sprake is van afhankelijkheid van middelen. Onderzoeken wijzen uit dat de verwevenheid (= comorbiditeit) tussen schizofrenie en verslavingsproblemen ingewikkeld is. De prevalentie van middelengebruik bij schizofrenie ligt tussen de 50 en 65 procent.
Gevolgen dubbeldiagnose: Mensen met dubbele diagnose Vallen eerder terug in gebruik of psychiatrische symptomen; Worden meer opgenomen en zijn minder therapietrouw; Hebben grote kans op hospitalisatie; Zijn vaker dakloos, depressief, suïcidaal en agressief; Hebben meer problemen met hun familie; Hebben meer chronische maatschappelijke moeilijkheden, zoals werkloosheid en langdurige conflicten in de privésfeer; Hebben een ongunstiger klinisch toestandsbeeld en dubbeldiagnose bemoeilijkt de behandeling;
Etiologie Het bepalen van de oorzaak van dubbeldiagnose leidt tot een ‘kip‐of‐het‐ei’‐ discussie: wie of wat was er het eerst? Verschillende verklaringsmodellen
Prevalentie De prevalentie van middelengebruik bij schizofrenie ligt tussen de 50 en 65 procent. Veel gebruikte middelen bij schizofrenie zijn nicotine (70%), alcohol (60%) en cocaïne (15 tot 50%). De Inspectie rapporteert in 2009 dat 75 procent van de patiënten rookt, ongeveer 40 procent van de patiënten gebruikt overmatig alcohol, 20 procent gebruikt cannabis en 7 procent gebruikt cocaïne.
Schizofrenie ‐ cannabis Dat er een relatie is tussen cannabisgebruik en schizofrenie staat vast Uit onderzoek blijkt dat het gebruik van cannabis bij schizofrenie vaker en eerder tot een terugval leidt. Ook is bij cannabisgebruikers de psychose heftiger en langduriger. Aanvangsleeftijd waarop schizofrenie zich manifesteert bij mannelijke cannabisgebruikers is 7 jaar eerder dan bij schizofreniepatiënten die geen cannabis gebruiken (R. Kahn)
Effecten middelengebruik Het is noodzakelijk dat hulpverleners leren kijken naar de functie van het middelengebruik en het effect ervan. Voor een open gesprek over middelengebruik is het belangrijk dat de hulpverlener niet alleen op de hoogte is van de schadelijke effecten voor de patiënt, maar ook weet en erkent welke positieve effecten de patiënt ervaart. Het gaat hier om korte termijneffecten, maar deze kunnen voor de patiënt erg belangrijk zijn.
Diagnostische instrumenten Gezien het frequent voorkomen van verslaving bij mensen met schizofrenie wordt geadviseerd, om bij psychotische verschijnselen,
altijd middelengebruik uit te vragen.
Observatie
Cage AID Europ ASI MATE Fagerström Hetero‐anamnese
Stigma Negatief oordeel over verslaving, niet alleen over verslaving, maar ook over de mensen die eraan leiden: ‚de verslaafden‘ Ook al is het een stoornis, verslaving wordt door velen gezien als een eigen keuze, een eigen verantwoordelijkheid. De redenering luidt vaak; ‘Je had het niet zover moeten laten komen, je kunt er immers voor kiezen om te stoppen’.
en onbekend sociaal gebruik Middelengebruik is een vorm van ‘sociaal’ chronisch gebruik dat niet of nauwelijks opvallende psychosociale en/of lichamelijke schade aanricht bij de meeste mensen. Hierdoor weinig aandacht in verpleegkunde Veel patiënten die ‘sociaal’ middelen gebruiken zijn namelijk in staat tijdens klinische behandeling in de psychiatrie het gebruik (tijdelijk) te staken, waardoor het lijkt alsof er geen probleem is op dit gebied.
State of the art behandeling Multidisciplinair Richtlijn dubbeldiagnose (2003) Boek Integrated treatment for dual disorders van Mueser et al (2003) LEDD Toolkit Trimbos
Geintegreerde behandeling Bij voorkeur worden beide stoornissen tegelijkertijd behandeld Bij voorkeur wordt een diagnose van de psychische stoornis pas gemaakt na een abstinentieperiode van 3 tot 4 weken Gewenst : zo compleet mogelijke anamnese van de verslavingsgeschiedenis
Attitude Vanuit de herstelbenadering zouden hulpverleners ook moeten leren handelen naar het nieuwe inzicht dat verslaving een chronische hersenziekte is en afscheid nemen van hun ideeën dat verslaafden eigenlijk hopeloze gevallen zijn. De basis ligt waarschijnlijk bij het vermogen van de hulpverlener om aan te sluiten bij de belevingswereld van de patiënt, bij de noden zoals deze door de patiënt worden ervaren en bij de hulpvragen die hiermee samenhangen.
Attitude: de 4 R’s (De Jong, 2006)
Remoralisatie Remediatie Rehabilitatie Recovery
! ! ? ? e i t a u t i s ‐ h c i w d n Sa et N GG
/ s u t Tac rg o Irisz
P
t n e i at
Dank voor uw belangstelling Wilma Reesink
[email protected]