HOOFDSTUK 3
3
DIGITALE FOTOGRAFIE VAN OPNAME TOT AFDRUK
SCHERPSTELLEN Dit is hoofdstuk 3 van het boek waarin de volledige workflow voor de digitaal werkende fotograaf wordt behandeld. Wanneer u op de hoogte gehouden wilt worden van andere activiteiten vanuit het NIDF, dan kunt u zich het beste aanmelden voor onze nieuwsbrief. AANMELDEN NIEUWSBRIEF Een alternatief is om ons te volgen via Twitter, daar vindt u ons als @hetNIDF. Vindt u dit hoofdstuk interessant, het complete boek kunt u aanschaffen via de webwinkel van het NIDF. WEBWINKEL NIDF
DIGITALE FOTOGRAFIE VAN OPNAME TOT AFDRUK
H3 | SCHERPSTELLEN
DIGITALE FOTOGRAFIE VAN OPNAME TOT AFDRUK
SCHERPSTELLEN | H3
foto groter bekijkt. Maar het zijn allemaal zaken die al bij de opname vastgelegd worden. Het achteraf in software onscherp maken van stukken van de foto om scherptediepte te suggereren levert lelijke resultaten, hoe goed de makers van die programma’s ook hun best doen, niets is zo mooi als de echte onscherpte waarmee een objectief onderwerpen weergeeft buiten het scherptevlak. Hoe die onscherpte er precies uitziet wisselt per objectief.
DE SCHERPTE Bij het maken van de foto wordt de scherpte bepaald, waar is de foto scherp, waar niet. Die typische eigenschap van foto’s, dat niet alles scherp is, en dat een deel onscherp is afhankelijk van de afstand van de dingen op de foto tot de camera is de scherptediepte. Het is de methode die je als fotograaf gebruikt om afstandsverschillen en diepte te laten zien in je foto’s, maar ook om aan te geven wat belangrijk is, met de scherpte maak je een keuze voor wat kennelijk het belangrijkste onderwerp van de foto is. De belangrijkste factor die de mogelijkheden van de scherptediepte bepaalt is de maat van de sensor. Bij compactcamera’s waar de diagonaal van de sensor rond de één cm ligt is de scherptediepte bijna altijd heel groot. Vrijwel alles in beeld wordt dan scherp afgebeeld. Behalve bij echt lange brandpuntsafstanden of wanneer je onderwerp heel dichtbij is. Naarmate de sensor groter wordt, via het Nikon1 systeem, het micro four-thirds van Panasonic en Olympus, de vele APS modellen van vrijwel alle merken tot de oude 35mm standaard met een diagonaal van 43 mm, wordt het makkelijker om foto’s met minder scherptediepte te maken. Het wordt uiteraard tegelijkertijd lastiger om foto met juist veel scherptediepte te maken. Bij het middenformaat met een diagonaal van meer dan 60 mm is weinig scherptediepte vrijwel altijd aan de orde, tenzij je onderwerp redelijk ver weg is. Naast de maat van de sensor, die vooral de grenzen stelt aan de mogelijkheid om scherptediepte fotografisch toe te passen, spelen uiteraard andere factoren een rol bij de feitelijk bereikte scherptediepte: de brandpuntsafstand, het gekozen diafragma en de afstand waarop is scherp gesteld. Daarnaast is het natuurlijk zo dat scherptediepte nauwkeuriger te beoordelen is naarmate je de
28
SCHERPSTELLEN Digitale camera’s maken foto’s die veel scherper zijn dan de opnames op film vroeger waren. Of je precies op de juiste plek hebt scherp gesteld is daardoor ook heel goed te zien. En ook zul je naarmate de scherptediepte minder wordt nog nauwkeuriger scherp moeten stellen. De meeste camera’s beschikken daarvoor over een auto-focus systeem, maar er zijn enkele uitzonderingen. Ook is het bij de meeste camera’s mogelijk om het AF-systeem uit te schakelen. Een bekende uitzondering is het Leica M-systeem dat gebruik maakt van een ‘meetzoeker’, waarbij in het centrum van de zoeker plaats is voor een aan de afstandsinstelling van het objectief gekoppelde afstandsmeter. Voor fotografen die daar mee kunnen werken is dat een heel snel en nauwkeurig systeem, waarbij de beperking is dat de langste brandpuntsafstand die het systeem ondersteunt de 135 mm is, maar lekker werkt het wat mij betreft tot de 50 mm, eventueel een 90 mm. Het is een heel precies mechanisch systeem dat een belangrijke bijdrage levert aan de productiekosten en daarmee de prijs van deze camera’s. Met sommige camera’s van Alpa en Cambo is het mogelijk om de afstand gewoon te meten, met een laser afstandsmeter of een meetlint, en die afstand over te brengen op de afstandsschaal van het objectief. Voorwaarde hiervoor is natuurlijk een afstandsschaal die voldoende nauwkeurig is ingedeeld en een heel nauwkeurige plaatsing van het objectief ten opzichte van de sensor. Veel moderne kleinbeeldcamera’s missen die nauwkeurige schaal op het objectief waardoor deze optie niet bruikbaar is.
Bij sommige camera’s zijn de keuzemogelijkheden overzichtelijk en beperkt, bij deze camera van Canon krijgt de gebruiker enorm veel mogelijkheden om zelf te bepalen welk AF-veld voor het AF-systeem gebruikt zal worden.
29
DIGITALE FOTOGRAFIE VAN OPNAME TOT AFDRUK
DIGITALE FOTOGRAFIE VAN OPNAME TOT AFDRUK
H3 | SCHERPSTELLEN
SCHERPSTELLEN | H3
van deze systemen is bij de betere camera’s op dit gebied inmiddels heel hoog. Vooral Panasonic heeft hier veel onderzoek verricht. De slechte reputatie is gebaseerd op de traagheid bij oudere compact camera’s, en in mindere mate op die bij moderne compact camera’s.
AF, FASE WAARNEMING Het is technisch mogelijk om systemen te ontwerpen waarbij
Uit het verschil tussen de tweede scherp afgebeelde LED en de naar achteren toe steeds minder scherp afgebeelde LED’s kun je een beetje begrijpen hoe de twee AF systemen werken. Met de scherpte neemt ook het contrast af, hier het makkelijkst te zien aan de afnemende helderheid van de LED’s. Maar ze worden ook steeds groter afgebeeld, het licht komt dus onder een steeds andere
niet alleen wordt waargenomen of de foto scherp is, maar ook hoe onscherp de foto is. En uit de meting kan ook worden afgeleid in welke richting het systeem moet worden bijgesteld om wel de hoogste scherpte te bereiken. Dat systeem heet fase-detectie is veel ingewikkelder maar werkt mooier dan contrastdetectie. Het systeem maakt gebruik van minimaal twee meetpunten die de richting kunnen bepalen waarin het licht binnenvalt dat afkomstig is van hetzelfde punt in de foto. Op basis daarvan kan de mate en de aard van de onscherpte worden berekend om daarmee het AF-systeem te sturen. In de klassieke spiegelreflexcamera zit dit systeem onderin de camera. Er zijn inmiddels camera’s op de markt waarbij dit systeem op verschillende manieren geïntegreerd is in pixels op de sensor. Bij die laatste systemen klopt het resultaat ook altijd, er wordt immers ook weer gebruik gemaakt van de informatie van de beeldsensor zelf. Wanneer de scherpte echt ver van de juiste instelling af ligt moet ook zo’n systeem overigens eerst zoeken, vooral bij macro-objectieven wil dat nog wel eens gebeuren.
hoek de sensor binnen naarmate ze onscherper worden afgebeeld. Dat verschil kan door het fasedetectie systeem worden gemeten.
Eerst bij compactcamera’s, maar inmiddels bij vrijwel alle camera’s beschikbaar, is een live beeld op het scherm achterop. Dat biedt uiteraard een optie om de weergave te gebruiken voor het scherpstellen. Voor echt heel precies scherpstellen moet het dan wel mogelijk zijn om het beeld flink uit te vergroten, maar dan gaat het ook heel nauwkeurig. Vooral bij werken vanaf statief en met een stationair onderwerp levert dat een extreem nauwkeurige mogelijkheid om scherp te stellen. Sommige camera’s bieden dan nog hulp in de vorm van het accentueren van de scherpte met een kleur, focus-peaking. Die nauwkeurigheid is aanwezig bij alle systemen waarbij de sensor zelf wordt gebruikt voor de scherpstelling, er is immers geen afstemming nodig met een ander onderdeel van de camera.
AF, CONTRAST WAARNEMING Dat voordeel geldt ook voor de gangbare auto-focus door middel van wat ‘contrast-detectie’ wordt genoemd. Bij dit systeem wordt gekeken naar het contrast op de plek waar de scherpte gemeten wordt, dat is het verschil in de helderheid tussen naast elkaar gelegen pixels op de sensor. Dan wordt de afstandsinstelling aangepast en er wordt gemeten of dat contrast toeneemt. Zolang dat het geval is draait het objectief door tot het contrast weer afneemt, dan gaat het objectief terug naar de positie die het hoogste contrast opleverde. Dat is een systeem dat heel nauwkeurig werkt omdat het immers het beeld zelf gebruikt als basis voor de meting. Maar het neigt altijd tot het door de scherpte heen schieten. De snelheid
30
Het testtarget voor het AF-systeem, je kunt proberen zelf te zien of het AF systeem goed werkt door naar het schuin omhooglopende plaatje met strepen en cirkels te kijken, er is ook software waarmee die bepaling veel nauwkeuriger wordt gedaan.
31
DIGITALE FOTOGRAFIE VAN OPNAME TOT AFDRUK
H3 | SCHERPSTELLEN
CONTROLE Bij de klassieke spiegelreflexcamera zit dit fase-detectie systeem elders in de camera, meestal onderin, en wordt een deel van het beeld door de hoofdspiegel heen, en via een hulpspiegel daaronder, naar de AF-sensor geleid. De hoeveelheid licht die het matglas niet bereikt is te gering om een verschil in helderheid waar te nemen op het matglas. Deze systemen zijn populair wegens de hoge snelheid waarmee ze werken. Uiteraard moet ook de techniek in het objectief die snelheid mogelijk maken. De nauwkeurigheid hangt wel samen met de precisie waarmee deze constructie is gemaakt. Omdat het licht naar de AF-sensor een ander pad volgt dan het licht naar de sensor moeten die beide paden heel erg precies even lang zijn. Is dat niet het geval, dan ontstaan er afwijkingen in de scherpstelling. Vooral bij de camera-systemen die gebruik maken van een 35 mm formaat sensor wordt daarom vaak mogelijkheid ingebouwd, waarmee je als gebruiker de AF-instelling kunt bijsturen, zowel voor de camera als geheel, als ook per objectief. De optie is ook wel bij eenvoudigere camera’s te vinden, maar er wordt inmiddels weer vaak van afgezien, omdat teveel mensen zonder voldoende nadenken hun AF-instelling gingen corrigeren, met nog slechtere resultaten als gevolg. Wanneer je een camera hebt die over deze optie beschikt, is het zeker zinvol om de nauwkeurigheid van het AF-systeem te controleren. Daar heb je dan wel wat hulpjes voor nodig, zoals een speciale opstelling om te fotograferen en de scherpte te controleren, en daar kun je ook software bij te hulp roepen, wat erg handig is, want anders blijft het toch een beetje gokken of de scherpte nu wel of niet 3 millimeter te ver naar achteren ligt. Het corrigeren van het AF-systeem moet je dus echt niet doen op basis van een paar gewone foto’s waarvan je denkt dat er iets mis is met het AF-systeem.
FOCUSTUNE Het minste wat je er voor moet doen is heel systematisch opnames maken onder gecontroleerde omstandigheden. Om de fotograaf daarbij te helpen is er de oorspronkelijke ‘Lens-align’ van Michael Tapes, en inmiddels ook een vergelijkbaar hulpmiddel van Datacolor. Iedereen die zo’n hulpmiddel heeft en dan naar wat opnames ervan gaat kijken zal weten dat het dan pas moeilijk wordt. Niet wanneer de afwijking groot is, maar de laatste stapjes, moet het nu ‘plus 3’ of ‘plus 4’ worden. Dat verschil is bijna niet te zien. Misschien doet het er dan ook niet toe, maar dan blijft er toch wat knagen lijkt me. Dus komt de computer samen met software om de scherpte te beoordelen er aan te pas om de hoogste nauwkeurigheid te halen en de laatste onzekerheid weg te nemen. Er zijn verschillende programma’s, sommige sturen de camera helemaal zelf en werken vrijwel zelfstandig, maar de eenvoudigste oplossing is die van Michael Tapes, waarvoor je niet eens zijn speciale target hoeft te gebruiken, je kunt ook een meegeleverde kaart zelf afdrukken. De software heet FocusTune, maar zelfs bij het gebruiken van dat programma blijft het een klusje dat de nodige zorgvuldigheid vereist, anders heeft het geen zin. De meest voor de hand liggende test is bepalen welke correctie nodig is. Maar als je meer tijd in de afstemming van je camera wilt steken kun je ook gaan meten hoe nauwkeurig de herhaling van het gebruik van de AF is. Een andere optie is om de verschillende focuspunten te vergelijken. Handig is dat de correctie-instellingen van de camera door de software uit de EXIF worden gelezen, je hoeft alleen maar een serie opnames te openen en je krijgt een keurige grafiek waarin het resultaat van de gekozen instellingen staat afgedrukt.
32
DIGITALE FOTOGRAFIE VAN OPNAME TOT AFDRUK
H3 | SCHERPSTELLEN
Website: http://michaeltapesdesign.com
PROCEDURE De software werkt met JPEG-bestanden, ongewijzigd uit de camera, met de instelling op monochroom en een zo hoog mogelijk contrast. Alle andere instellingen moeten, net als de belichting en verlichting, zo goed mogelijk constant gehouden worden. De opnames worden gemaakt in enkele series, eerst de grote stappen, van -20 tot +20, het totale bereik van de aanpassingen. Dat levert dan een eerste indruk in welk bereik de optimale instelling te vinden is. Je kunt dat een deel van de schaal in steeds kleinere stappen opnemen en weer meten tot je eindigt bij de reeks waar de instelling iedere keer slechts één verschilt. Hoewel deze manier van werken misschien wat langer duurt dan het in één keer de hele reeks doorlopen, is het voordeel dat je vaker dan één keer meet. Vaker meten voorkomt dat je op basis van één slordigheidje toch een verkeerd eindresultaat krijgt.
34