Schematische voorstelling: Ontwikkelingsplan
1. (17) Wegwijzers voor goed kleuteronderwijs In het eerste deel worden de wegwijzers naar goed kleuteronderwijs beschreven. Het zijn de sleutelbegrippen uit het concept. Om in het tweede deel van het ontwikkelingsplan een antwoord te kunnen vinden op vragen over de concrete praktijk, moeten we immers eerst nadenken over het „verhaal achter het verhaal‟ dat het werken met kleuters zinvol en inspirerend maakt. De keuze van de wegwijzers uit deel 1 wordt bepaald door twee bronnen. Er wordt inspiratie geput uit het document ‘Opvoedingsconcept voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen’ (VVKBaO, 2000), waarin een referentiekader voor het katholiek basisonderwijs staat uitgeschreven. Een tweede bron voor inspiratie is de specifieke aanpak uit de lange traditie van het kleuteronderwijs. Kleuterleid-st-ers hebben het onderwijs aan jonge kinderen immers altijd op een heel eigen wijze vorm gegeven. Voor de indeling van dit eerste deel van het ontwikkelingsplan worden de vijf opdrachten gehanteerd zoals beschreven in „Opvoedingsconcept voor het katholiek basisonderwijs in Vlaanderen‟. Per opdracht worden enkele wegwijzers geformuleerd voor goed kleuteronderwijs met aansluitend handenvol tips om in de klas naar die wegwijzer toe te werken. In de onderstaande tabel worden de 17 wegwijzers voorgesteld.
17 “wegwijzers” voor goed kleuteronderwijs 1 Een schooleigen christelijke identiteit
2 Een degelijk en samenhangend onderwijsaanbod
3 Een stimulerend opvoedingsklimaat
4 De ontplooiing van elk kind vanuit een brede zorg
5 De school als gemeenschap en organisatie
5.1 Samenwerken en overleggen
en
een doeltreffende didactische aanpak
1.1 Zin geven
2.1 Ontwikkelingskansen bieden voor de totale persoon van het kind
3.1 Een positieve ingesteldheid waarderen
4.1 Zorgen voor elk uniek kind
1.2 Richting geven vanuit christelijke inspiratie
2.2 De eigen ontwikkelingswijze van kleuters ondersteunen
3.2 Samenhorigheid beklemtonen
4.2 Kinderen kennen 5.2 Professionaliteit nastreven
2.3 Werken met belangstellingscentra
3.3 Begeleiden vanuit een ontmoetende leerkrachtstijl
2.4 Zorgen voor verscheidenheid en gradatie
3.4 Betekenisvolle ervaringssituaties aanbieden 3.5 Zelfwerkzame en betrokken activiteit stimuleren 3.6 Een duidelijke structuur aangeven 3.7 Zelfstandigheid ondersteunen
2. De praktische realisatie van goed kleuteronderwijs De 17 wegwijzers uit het eerste deel vormen samen een referentiekader, een „ideaalbeeld‟ van goed kleuteronderwijs. Dat ideaalbeeld streven we in het kleuteronderwijs in kleine, haalbare stappen na. Om echt aan de slag te kunnen gaan, wordt in het tweede deel stilgestaan bij de concrete praktijkrealisatie van goed kleuteronderwijs. In het eerste deel worden immers de concrete vragen van de kleuterleid-st-ers nog niet beantwoord. Volgende vragen zijn de kapstokken voor het tweede deel:
Welke activiteiten of ervaringssituaties passen het best bij de wegwijzers uit deel 1? Waarop kunnen we letten bij de voorbereiding en de organisatie van die ervaringssituaties? Wat betekenen de wegwijzers voor het uitwerken van een belangstellingscentrum? Welke functie heeft het klasboek in het organiseren van goed kleuteronderwijs? Hoe kunnen we er zeker van zijn dat elk kind gelijkwaardige kansen krijgt voor alle aspecten van de totale persoon? Wat is het belang van observeren in het licht van de wegwijzers?
Goed kleuteronderwijs is situaties creëren waarin de kleuters onder bepaalde voorwaarden ervaringen kunnen opdoen. Zulke situaties noemen we ervaringssituaties. In het ontwikkelingsplan staan vier evenwaardige ervaringssituaties (activiteiten) centraal: zelfstandig spelen, explorerend beleven, ontwikkelingsondersteunend leren en ontmoeten. We stellen deze ervaringssituaties als volgt voor:
3. Het creëren van ervaringssituaties: drie facetten a) Een rijk klasmilieu uitbouwen/aanbieden:
de klasinrichting de speelwerkplekken (hoeken) de materialen de pictogrammen het klasmilieu binnen een belangstellingscentrum
b) Een rijk activiteitenaanbod
stap stap stap stap stap stap stap
1: 2: 3: 4: 5: 6: 7:
een belangstellingscentrum kiezen ideeën verzamelen, ordenen en selecteren ervaringssituaties toekennen aan ideeën (gebruik „schema‟) ontwikkelingsaspecten en doelen bepalen ervaringssituaties ordenen de samenstelling van de groepen overdenken (o.a. differentiatie,...) een passende invulling voor de ervaringssituaties zoeken (doe-werkwoorden)
c) Een rijke begeleiding
zelfstandig spelen begeleiden explorerend beleven begeleiden ontwikkelingsondersteunend leren begeleiden ontmoeten begeleiden
4. De vier ervaringssituaties a) Zelfstandig spelen (p 86) Kern: vrij spelen Verloop: door de kleuters bepaald Ervaringsklemtonen: basisinzichten, basisvaardigheden, basisattitudes ‘Zelfstandig spel’ zijn die klasmomenten waarin de kleuter zelf voor het grootste deel het verloop en de invulling van zijn activiteit mag bepalen, zonder veel sturende inbreng van de leid-st-er.
b) Explorerend beleven (p 90) Kern: veelzijdig en actief ontdekken van de werkelijkheid Verloop: inbreng van kleuters en leid-st-er Ervaringsklemtoon: de totale persoon ‘Explorerend beleven’ zijn die klasmomenten waarin de kleuters uitgenodigd worden in contact te komen met iets uit hun leefwereld om die werkelijkheid met heel hun persoon actief te ontdekken.
c) Ontwikkelingsondersteunend leren (p 95) Kern: gestuurd spelen Verloop: door de leid-st-er bepaald Ervaringsklemtoon: specifieke kennis en vaardigheden ‘Ontwikkelingsondersteunend leren’ zijn die klasmomenten waarin vooral de leid-st-er het verloop van de activiteit bepaalt in de richting van specifieke kennis en vaardigheden.
d) Ontmoeten (p 100) Kern: actief beleven va het samenzijn Verloop: inbreng van kleuters en leid-st-er Ervaringsklemtoon: de positieve ingesteldheid ‘Ontmoetingen’ zijn ongedwongen momenten van samenzijn: • waarbij kleuters (en leid-st-er) elkaar leren kennen, • waarin ze met elkaar communiceren, • waarbij ze aanvoelen dat ze tot een groep behoren en • waaruit ze kracht putten om verder te ontwikkelen.
Deze vier ervaringssituaties komen in het ontwikkelingsplan uitvoerig aan bod: een omschrijving, enkele voorbeelden en verslagen van kleuterleid-st-ers, de waarde ervan voor de ontwikkeling, de gevolgen voor het klasboek en voor het hanteren van doelen en leerplannen, de voorwaarden waaraan zulke ervaringssituatie moet voldoen, de waardering die de ervaringssituatie verdient, de consequenties voor het team van de kleuterschool, de mogelijkheden die zulke ervaringssituatie biedt tot het begeleiden van kleuters, hoe die ervaringssituatie opgebouwd kan worden, wat de ervaringssituatie betekent voor een rijk klasmilieu of hoe we over de ervaringssituatie kunnen reflecteren. In het tweede deel van het ontwikkelingsplan worden kleuterleid-st-ers en het team dus uitgenodigd om in het licht van de wegwijzers uit het eerste deel, samen na te denken over de concrete klasrealisatie. Het is niet de bedoeling om concrete methodes en werkwijzen voor te schrijven. Het team moet die vastleggen aansluitend bij het schooleigen opvoedingsproject. Het ontwikkelingsplan reikt tips en aanbevelingen aan voor de keuze van die werkwijzen.
5. Werken met ontwikkelingsaspecten Het werken met ontwikkelingsaspecten staat centraal in het concept van het ontwikkelingsplan. Ontwikkelingsaspecten zijn de „ruime achterliggende kwaliteiten die de kleuter in staat stellen zijn wereld in heel verschillende situaties te begrijpen en er mee om te gaan‟. In goed kleuteronderwijs proberen we ontwikkelingsaspecten te ondersteunen en te beïnvloeden: de basiskwaliteiten (basiskennis, basisvaardigheden, basisattitudes) en de elementen van een positieve ingesteldheid bij kinderen. Zelfs als we het kind helpen om specifieke kennis en vaardigheden te verwerven, willen we ontwikkelingsaspecten beïnvloeden. Werken met de vier geschetste ervaringssituaties is een goede context om ontwikkelingsaspecten ontplooiingskansen te geven op een wijze die geschikt is voor jonge kinderen. Doelbewust ervaringskansen inbouwen in ervaringssituaties is een hoeksteen van goed kleuteronderwijs. Als we het aanbod vooral vanuit ontwikkelingsaspecten opbouwen, is het belangrijk dat we expliciteren welke ontwikkelingsaspecten in de kleuterschool een belangrijke rol kunnen spelen. In het ontwikkelingsplan formuleren we 85 ontwikkelingsaspecten. 14 ontwikkelingsaspecten willen de positieve ingesteldheid van kleuters ervaringskansen bieden, zoals „zich emotioneel goed voelen‟, „plezier beleven‟, „nieuwsgierig zijn‟ of „initiatief nemen‟. De overige 71 ontwikkelingsaspecten zijn basiskwaliteiten die we in de kleuterschool actief willen ondersteunen. Ze zijn geordend volgens 10 ontwikkelingsdomeinen:
de emotionele ontwikkeling, bijvoorbeeld „gevoelens bij zichzelf herkennen en uitdrukken‟; de sociale ontwikkeling, bijvoorbeeld „rollen spelen‟ of „zich inleven in anderen‟; de morele ontwikkeling, bijvoorbeeld „regels en afspraken naleven en waarderen‟ of „evalueren of gedragingen goed zijn‟ de godsdienstige ontwikkeling, bijvoorbeeld „verwonderd zijn over de schepping‟ of „stil worden‟; de muzische ontwikkeling, bijvoorbeeld nadenken en spreken over eigen muzische uitingen en die van anderen‟ of „muzisch omgaan met spelend uitbeelden‟; de motorische ontwikkeling, bijvoorbeeld „grootmotorisch bewegen‟ of „evenwicht bewaren‟; de zintuiglijke ontwikkeling, bijvoorbeeld „actief exploreren met de zintuigen‟ of „nauwkeurig waarnemen‟; de denkontwikkeling, bijvoorbeeld „kennis en ervaringen (creatief) voorstellen‟ of „inzichten verwerven over meten‟; de taalontwikkeling, bijvoorbeeld „visuele boodschappen (pictogrammen) interpreteren en er gepast op reageren‟ of „ervaringen uitwisselen‟; de ontwikkeling van de zelfsturing, bijvoorbeeld „zichzelf behelpen (zelfredzaamheid)‟ of „(kritisch) reflecteren‟.
Het ontwikkelingsplan beschrijft het specifieke praktijktheoretische kader voor de kleuterschool. In de uitgewerkte lijst van ontwikkelingsaspecten vinden kleuterleid-st-ers een ruim kader om de ervaringssituaties richting te geven. Hierna wordt een voorbeeld afgedrukt van hoe een ontwikkelingsaspect in het ontwikkelingsplan wordt uitgewerkt:
85) aandachtig en geconcentreerd bezig zijn Met overgave en langere tijd taakgericht kunnen werken, zijn aandacht richten op de hoofdzaken, de essentie; niet te vlug afgeleid worden door omgevingsfactoren, ...
Een korte tijd bezig zijn met een activiteit langere tijd bezig zijn met een activiteit een activiteit een volgende dag opnieuw verder willen zetten op vraag van de leid-ster een activiteit de volgende dag spontaan verder willen zetten. Snel afgeleid worden door omgevingsfactoren zo intens bezig zijn met een zelfgekozen activiteit dat je de tijd vergeet ook tijdvergeten bezig zijn met een gekregen opdracht.
schrift p. 17 (20)
LO 1.34 LO 1.39
wereldoriëntatie p. 111 (8.7) dramatisch spel p. 26 (10.3) luisteren en spreken p. 29 (Ad.16)
Zie ook 13) betrokken bezig zijn en 82) een taak begrijpen en afwerken.
Per ontwikkelingsaspect worden na de titel een aantal logisch geordende deelaspecten vermeld. In het kader daaronder worden de belangrijkste ontwikkelingslijnen beschreven die we bij dat ontwikkelingsaspect kunnen ontdekken. In kort geformuleerde bewoordingen worden de verschillende stapjes aangeduid die kleuters kunnen zetten. Het zijn mijlpalen in de ontwikkeling die inspiratie kunnen geven voor materialen, activiteitenaanbod en begeleiding. Een pijl geeft telkens de volgende stap aan. De ontwikkelingslijnen die bij een bepaald ontwikkelingsaspect vermeld worden, geven een goed beeld van de verschillende stappen die gezet kunnen worden om dat aspect te ontwikkelen, zonder daarom volledig te willen zijn. Wie nog meer wil weten over de stappen die kleuters kunnen zetten, vindt daarover meer informatie in de leerplannen. De relevante leerplanonderdelen worden in de tweede kolom vermeld. In de derde kolom tenslotte, worden de decretaal bepaalde ontwikkelingsdoelen vermeld die aan bod kunnen komen als we rond een ontwikkelingsaspect ervaringskansen bieden. Het is niet de bedoeling om met de laatste stap in een ontwikkelingslijn aan te duiden wat met de kleuters tegen het einde van de kleuterschool bereikt kan worden. De ontwikkelingslijnen geven suggesties voor het creëren van ervaringssituaties of voor het situeren van het ontwikkelingsniveau van een bepaalde kleuter. De juiste context waarin met de lijst van ontwikkelingsaspecten kan worden gewerkt, staat beschreven in deel 1 en 2 van het ontwikkelingsplan. Deel 3 kan niet geïnterpreteerd worden zonder die brede context voor ogen te houden.