Schadeatlas voor meubelvernissen Schadebeelden bij traditionele meubelvernissen Het gebruik van een schadeatlas In het verleden was het heel gebruikelijk om vernissen op meubelen te vervangen wanneer ze tekenen van slijtage vertoonden. Zo kan een transparante vernis in de loop van de tijd verkleuren, zijn glans en transparantie verliezen, maar ook barsten en zelfs geheel los raken van het meubeloppervlak. Tegenwoordig beschouwen we de vernis op een meubel steeds meer als onderdeel van de geschiedenis van het meubel en proberen we deze zoveel mogelijk te behouden. Een eens nieuw aangebrachte vernis zal vroeg of laat onherroepelijk gaan degraderen. Deze beschadigingen kunnen vele gezichten hebben. Gelukkig is het zo dat elk schadebeeld veel informatie in zich draagt over het verleden van het meubel, die van belang is voor beheer, behoud en behandeling van het object. Een beschadigde vernis kan niet alleen informatie bevatten over zijn samenstelling, maar bijvoorbeeld ook vertellen of het meubel in de felle zon heeft gestaan, vocht- stof- of andere vuilinvloeden heeft ondergaan, en of restauratoren zich eerder met de vernis hebben beziggehouden.
De kunst is nu om deze schades te kunnen ‘lezen’ en dat blijkt in de praktijk nog niet zo eenvoudig te zijn. Het bestaan van vele verschillende soorten vernis en schadeoorzaken maakt zowel het vaststellen van het soort schade en, daaraan gekoppeld, het bepalen van een juiste preventieve en actieve conservering van de schade tot een complex proces. Om enige richting te geven aan dit keuzeproces is een methodiek ontwikkeld om de verschillende soorten schade aan vernissen op meubilair eenvoudig te herkennen, zodat een meubelrestaurator tot een gestructureerde en onderbouwde keuze van de behandeling van een beschadigde vernis kan komen.1 Het methodische onderzoek resulteerde in een zogenaamde ‘schadeatlas’. Dit is een soort plaatjesboek, waarin elk type schade is afgebeeld. Bij elke afbeelding wordt onder andere kort aangegeven wat de kenmerken zijn van de schade, waardoor de schade wordt veroorzaakt en hoe deze te behandelen is.
De schadeatlas Om tot een schadeatlas te komen, is in de literatuur onderzocht welke vernissen zoal werden gebruikt voor de afwerking van meubelen in de 19de eeuw. De belangrijkste vernissen die in die tijd werden gebruikt zijn: een plantaardig was-harsmengsel, olievernissen (op basis van drogende terpentijn-, spijk- en lavendelolie), olielak (een plantaardige hars combinatie opgelost in gekookte
olie), harsen opgelost in alcohol en schellak opgelost in alcohol. Deze vernissen werden toen ook gebruikt voor het restaureren van beschadigde vernissen. Aan het begin van de 20ste eeuw werd ook vaak nitrocelluloselak gebruikt. Alle soorten schades en hun oorzaken zijn aan de hand van gevonden voorbeelden in de literatuur op een rijtje gezet en gerubriceerd. Er zijn zes (hoofd)categorieën te onderscheiden (zie ook het hieronder geplaatste schema): broosheid, blauwen, ouderdomspatina, gebruikspatina en slijtage, biodeterioratie, en schade door broosheid.
1. Broosheid (elasticitiet Craquelures verlies)
Drogingsscheuren / jeugdbarstjes / sinaasappelhuid Verouderingsscheuren / ouderdomscraquelé Houtbarsten: parallelcraquelé en roostercraquelé
Desintegratie
Blind worden / wit uitslaan (‘crazing’) Breukvorming (schotel-, tent- en blaarvormig) Afbladderen
2. Blauwen
Blauwgrijze laag
3. Ouderdomspatina
Gelige kleur / Bruinige kleur
4. Gebruikspatina en slijtage
Grijze / bruine waas
Stof, vuil, vliegenpoep en aërosols
Witte krassen
Krassen, butsen en gaten
Zwarte laag
Roet-, schroei- en brandplekken Verminderde glans en transparantie
5. Biodeterioratie
Blind worden
Gaten 6. Schade door ingrijpen
Restauratie en conservering
Van Broosheid is sprake, wanneer de vernis zijn elasticiteit verliest. Een eerste indicatie voor broosheid is de aanwezigheid van kleine scheurtjes in de vernis, craquelures. Ook kunnen blaren ontstaan, waardoor de vernis losraakt en af zal bladderen. Dicht bij elkaar gelegen kleine scheurtjes kunnen het ‘blind worden’ van een vernis veroorzaken. Dit wil zeggen dat de vernis zijn transparantie verliest en een mat uiterlijk krijgt. Het blauwen van een vernis staat voor het ontstaan van een blauwgrijze laag boven op een vernis. Ouderdomspatina ontstaat bij elke vernis die veroudert. De vernis verliest zijn optische kenmerken en verkleurt naar een gelige of bruinige kleur. Gebruikspatina en slijtage ontstaan door het dagelijks gebruik van het meubilair. Gebruikspatina wordt niet altijd als schade gezien, omdat veel soorten van gebruikspatina als verfraaiing worden ervaren. Onder biodeterioratie wordt verstaan schade en verval veroorzaakt door schimmels en insecten. Van schade door ingrijpen is sprake als de gerestaureerde vernis gaat afwijken van de oorspronkelijke. Deze schade hoeft niet te betekenen dat in het verleden slecht is gerestaureerd, of dat slechte restauratiematerialen zijn gebruikt.
Voorbeelden vernisschade Ter illustratie van de mogelijkheden van de schadeatlas bespreken we hier een aantal karakteristieke schadesoorten. Bij elk voorbeeld is een beschrijving van de schadesoort opgenomen, met de schadeoorzaak en de behandelingsmogelijkheden.
Sinaasappelhuid Vernisschade: sinaasappelhuid. Olievernis over alcoholvernis. Het gemiddelde eiland is ongeveer 0,5 cm groot. Object: massief mahonie klaptafeltje. Onderdeel: zijkant van de rechter voorstijl. Collectie ICN Rijswijk, objectnummer R11901A. Foto: Robbert-Jan Brat. Sinaasappelhuid is een vorm van broosheid, die wordt gekenmerkt door kleine eilandjes van vernis. Deze schade ontstaattijdens het drogen van de vernis en noemt men ook wel jeugdbarstjes. Elke vernis bouwt spanning op tijdens het droogproces. Normaal gesproken scheurt een vernislaag niet tijdens het drogen. Drogingsscheuren kunnen ontstaan, doordat over een nog niet helemaal droge laag een andere, sneller drogende laag, wordt aangebracht, of doordat de drager of onderliggende laag te glad of te weinig absorberend is. Dit kan het geval zijn wanneer de gronderingslaag een te
hoog aandeel bindmiddel (bijvoorbeeld olie) bevatte, welke onvoldoende opgedroogd was. Ook een te dikke laag vernis kan tot jeugdbarstjes leiden. Het gebruik van siccatieven bij de droging van oliehoudende vernissen is van invloed op de droogsnelheid en daarmee op de kans van jeugdbarstjes. Zo zal een olievernis, aangebracht over een alcoholvernis, meestal opdrogen in kleine eilandjes. Drogingsscheuren kenmerken zich door ronde, uitlopende zijkanten en kunnen een breedte van 1 mm en meer bereiken. Voor zover bekend bestaan er geen behandelmethoden voor deze vorm van vernisschade. De keus is de vernis niet te behandelen of te vervangen.
Parallelcraquelé Vernisschade: paralell craquelé. Nitrocellulose lak. De houtnerf loopt horizontaal en de craquelures vertikaal. Afbeelding is op ware grootte. Meubel: massief palissander houten Rafflesstoel. Onderdeel: zittingregel. Particuliere collectie. Foto: Robbert-Jan Brat. Deze vorm van vernisschade is ook een soort broosheid. Er ontstaan scheuren door veroudering in combinatie met het werken van de houten drager. Een normaal ouderdomsverschijnsel van een droge, geoxideerde en gepolymeriseerde onelastische laklaag is het ontstaan van ouderdomscraquelé of -barstjes. Behalve tijdens droging ondergaan vernissen tijdens het ouder worden volumeverlies. Hierdoor neemt de interne spanning toe, die al tijdens het drogen is ontstaan. Tevens wordt de vernis harder en minder flexibel, zodat de oude vernis de bewegingen van de houten drager moeilijker kan volgen. Ouderdomsbarsten zijn dan vaak het resultaat. De verschijningsvorm kan zeer uiteenlopend zijn en is onder andere afhankelijk van de drager en de samenstelling van de vernis. Het patroon van haarscheurtjes is vaak nauwelijks zichtbaar. Hetbelangrijkstekenmerk is dat de scheurtjes bij ouderdomscraquelé doorlopen tot de ondergrond. De scheurtjes zijn maximaal 0,5 mm breed en hebben scherpe zijkanten. Craquelures parallel aan de houtnerf ontstaan door spanningen dwars op de houtnerf, door uitzetting en krimp van de houten drager. Craquelures dwars op de houtnerf ontstaan doordat het hout in de lengte richting niet tot nauwelijks krimpt en de vernislaag wel. De beweging van de vernis wordt tegengehouden in de lengterichting (evenwijdig aan de houtnerf), zodat een grote spanning ontstaat in de vernislaag. In de andere richting, dwars op de houtnerf, wordt de spanning in de vernis iets opgeheven doordat hout in deze richting wel behoorlijk krimpt. De barsten ontstaan dan dwars op de houtnerf, dus dwars op de grote spanning. Parallelcraquelé kan bijvoorbeeld ontstaan door inwerking van warmte, zoals direct zonlicht of kachelwarmte. Craquelures die ontstaan zijn door (tegen)werking van hout kunnen volgens de atlas worden behandeld door de scheuren in de vernis lokaal vast te zetten met een natuurlijke of synthetische consolidant. Omdat het bij het onderhavige meubel gaat om een nitrocellulosevernis, kunnen de craquelures worden vastgezet met een synthetische consolidant (lijm) en/of vernis, bijvoorbeeld de
acrylaathars Paraloid B-72. Deze hars is behoorlijk stabiel, kan fungeren als consolidant en vernis en heeft bovendien een hoge plasticachtige glans, net zoals nitrocelluloselak.
Blind worden
Vernisschades: blind worden / wit uitslaan en afbladderen van de vernis. Nitrocellulose lak. De beschadigde plek is ongeveer 2 x 5 cm groot. Meubel: Eikengefineerde buffetkast. Onderdeel: bladopstand. Particuliere collectie. Foto: Robbert-Jan Brat.
Het ‘blind worden’ van een vernis wordt gerekend tot de categorie verouderingsscheuren en is dus ook een vorm van broosheid. Wanneer in een vernis kleine scheurtjes ontstaan die dicht bij elkaar liggen, spreekt men van blind worden. Een blindgeworden vernis is met het blote oog zeer makkelijk zichtbaar, doordat de vernis hier zijn transparantie verloren heeft en er wit uitziet. Op nietglanzende plekken is de vernis verdwenen. Bij blind worden gaat de cohesie in een vernis verloren. De vernis verliest optisch gezien zijn transparantie en wordt mat. De snelheid van dit proces is afhankelijk van de ouderdom van de vernis, de klimatologische omstandigheden (warmte en/of vocht) en inwerking van UVstraling. Uiteindelijk kan dit verschijnsel leiden tot desintegratie. Bij desintegratie laten de verschillende lagen los of laat de hechting binnen één laag los. Dit is nauwelijks zichtbaar en treedt vooral op bij verouderde afwerklagen. Barsten/craquelures zijn de directe voorlopers van desintegrerende vernislagen. Door barstvorming worden spanningen naar de hechting tussen de lagen onderling verplaatst. Het afbreken van verschillende vernislagen van elkaar of van de ondergrond kan het gevolg zijn. Een desintegrerende laag wordt pas zichtbaar op het moment dat breuken ontstaan en/of de vernis blind wordt. Dit wordt omschreven als het afbladderen van de lak. De blindgeworden plek in de nitrocellulosevernis kan worden behandeld door een dot met oplosmiddel over het oppervlak te halen. Als oplosmiddel kan isobutylacetaat, een mengsel van isobutylacetaat en aceton, of alleen aceton worden gebruikt. Mocht dit niet werken, dan kan de blindgeworden plek worden berookt met (een combinatie van) deze oplosmiddelen. De craquelures zullen pas met consolidanten vastgezet en gevuld kunnen worden, nadat de oplosmiddelen verdampt zijn. Het retoucheren van de blindgeworden plek met bijvoorbeeld een transparante beits (zoals Orasol) kan als alternatief voor het beroken met oplosmiddelen worden ingezet. Ontbrekende stukken vernis kunnen worden aangevuld met een vulmiddel. Hiertoe kan een synthetische hars, zoals Paraloid B-72 met microballons worden ingezet. Alvorens de vulling aan te brengen, dient de plek te worden voorbehandeld met bijvoorbeeld Paraloid B-67, zodat de vulling later eenvoudig weer verwijderd kan worden met bijvoorbeeld white spirit / terpentine, zonder de omringende nitrocellulose te beschadigen (Paraloid B-72 is lastiger te verwijderen. Hiervoor zijn meer polaire en
voor de gezondheid meer schadelijke oplosmiddelen nodig, zoals bijvoorbeeld xyleen, zodat het isolatielaagje van B-67 beter verwijderd kan worden dan de vulling van B-72). De paraloid kan – indien nodig – op kleur worden gebracht worden, met bijvoorbeeld Orasol kleurstof.
Vuil, vliegenpoep, aërosols en stof
Vernisschade: vuil, vliegenpoep, aerosols en stof. Synthetische, begin twintigste eeuwse vernis. Meubel: Kast. Onderdeel: triplex bovenblad. Afmeting bovenblad: ± 60x6 cm. Collectie ICN Rijswijk, objectnummer R5989. Foto: Robbert-Jan Brat.
Losliggend stof veroorzaakt een grijze waas die op het oppervlak ligt. Stof, aërosols, vuil en dergelijke die zijn ingebed in bijvoorbeeld kleverige resten, zoals vetdeeltjes, plakkerige etensresten, kleverige vernis of was, zullen het oppervlak bovendien een gele tot bruine kleur geven. Hierdoor zal de vernis minder of helemaal niet transparant overkomen en zal zijn glans verminderen of zelfs geheel verdwijnen. Ook treedt een sterke vermindering op in de kleurnuances en het lichtdonkercontrast. Bij normaal onderhoud zal na een paar dagen stof zichtbaar zijn. Dikkere lagen stof en aangekoekt vuil en dergelijke hebben langere tijd (weken tot jaren) nodig om zich op het meubel op te hopen. Aanrakingen laten op het meubel sporen van vuil achter in de vorm van zweet, speeksel, adem en vettige bestanddelen Ook kan luchtvervuiling (aërosols) zich inbedden in het vuil op de vernis of er een chemische verbinding mee aangaan en de vernis beschadigen. Deze luchtvervuiling kan worden veroorzaakt door brandend haardvuur, brandende kaarsen, sigaretten, etensluchtjes, industrie, auto’s en dergelijke. Stof en oppervlaktevuil kan ook vocht uit de lucht aantrekken. Vocht condenseert op het oppervlak, waardoor een wittige, wazige vlek kan ontstaan. Meestal is deze vlek makkelijk van het oppervlak af te wrijven met een doek. Indien dit niet gebeurt, zullen zich schimmels kunnen vestigen in het vochtige stof, waardoor de vernis op den duur aangetast kan worden en zal verkleuren en/of blind worden. De vervuiling is meestal te verwijderen met saliva (menselijk speeksel), niet-polaire oplosmiddelen, zoals terpentine en white spirit, chelaten (bijvoorbeeld Triamoniumacetaat (TAC) in water) en eventueel water. Als laatste redmiddel kan vuil mechanisch worden verwijderd.
Conclusie De schadeatlas blijkt zeer effectief te zijn bij het analyseren van schades aan vernissen. Het is een goed en systematisch hulpmiddel te bij het opsporen van soorten schade aan vernis, doordat elk mogelijk schadebeeld in de atlas is opgenomen. Bovendien geeft de atlas een eerste aanwijzing voor de mogelijke behandeling van de schades. Door de komst van de schadeatlas is de mogelijkheid
dichterbij gekomen om meer specifieke behandelmethodes en behandelmiddelen te ontwikkelen voor verschillende schades. In plaats van een algehele behandeling van een beschadigde vernis kan op basis van de atlas gekozen worden voor lokale behandelingen, waardoor de restaurator minder in de vernis hoeft in te grijpen en / of hij eerder zal kunnen kiezen voor behoud van de vernis in plaats van vervanging. De atlas geeft ook informatie over de mogelijke oorzaken van de schade. Deze informatie kan zeer nuttig zijn bij het opstellen van een plan voor de preventieve conservering van een meubel.
1 Dit artikel is een bewerking van de afstudeerscriptie ‘Schadebeelden van traditionele meubelvernissen. Een onderzoek naar schadevormen, schadeoorzaken en mogelijke behandelmethoden van beschadigde negentiende eeuwse vernissen op meubelen, uitmondend in een schadeatlas, welke is toegepast op de vernis van een negentiende eeuwse koloniale Rafflesstoel’, geschreven ter afsluiting van de opleiding tot restaurator, richting meubelen aan het (ICN). De scriptie is in te zien bij de bibliotheek van het ICN te Amsterdam.
Momenteel wordt de scriptie omgezet in een e-book en zal over enige tijd via deze website verkrijgbaar zijn. http://www.meubelrestauratie.com/restaurator/schadeatlas