SCAN UNIVERSITAIR KENNISNETWERK GOEDERENVERVOER Eindrapport
AW-VME Stef Weijers februari 2005
Inhoudsopgave Inleiding
5
Algemene bevindingen
7
Universiteit van Amsterdam 15 ~; algemene gegevens Z Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie Z Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen Z T.M.C. Asser Instituut Technische Universiteit Delft 21 Z algemene gegevens Z Faculteit Bouwkunde Z Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen Z Faculteit Techniek, Bestuur en Management Z Onderzoeksinstituut OTB Technische Universiteit Eindhoven 63 Z algemene gegevens Z Eindhoven Centre for Innovation Studies - ECIS Z Faculteit Technologie Management Z Onderzoekschool Bèta voor Operations Management en Logistiek Erasmus Universiteit 73 Z algemene gegevens Z Programma's Z Faculteit der Bedrijfskunde Z Faculteit der Economische Wetenschappen - FEW-EUR Z Centre for Maritime Economics and Logistics - MEL Rijksuniversiteit Groningen 93 Z algemene gegevens Z Faculteit Bedrijfskunde Z Faculteit der Economische Wetenschappen Z Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen Open Z Z Z
Universiteit Nederland 97 algemene gegevens Faculteit Managementwetenschappen Faculteit Rechtswetenschappen
Universiteit Leiden 101 Z algemene gegevens Z Faculteit der Rechtsgeleerdheid Z Faculteit der Sociale Wetenschappen
Universiteit Maastricht 105 Z algemene gegevens Z Maastricht Economie Research Institute on Innovation and Technology MERIT Z Maastricht Research School of Economics of Technology and Organisations METEOR
Radboud Universiteit Nijmegen 111 Z algemene gegevens Z Faculteit Managementwetenschappen Nyenrode
119
Universiteit van Tilburg 121 Z algemene gegevens Z Faculteit der Economische Wetenschappen Z Tias Business School Universiteit Twente 129 Z algemene gegevens Z Centrum voor Productie, Logistiek en Operationeel Management Z Faculteit Bedrijf, Bestuur en Technologie Z Faculteit Gedragswetenschappen Universiteit Utrecht 133 Z algemene gegevens Z Faculteit Geowetenschappen Z Faculteit Rechtsgeleerdheid Z Faculteit Sociale Wetenschappen Z Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap - USBO.
Vrije Z Z Z
Universiteit Amsterdam 139 algemene gegevens Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Instituut voor Milieuvraagstukken
Wageningen Universiteit 147 Z algemene gegevens Z Agrotechnologie en voedingswetenschappen Z Mansholt Graduate School (MGS)
Inleiding Deze scan bevat een momentopname van universitaire expertise aan Nederlandse universiteiten op het gebied van goederenvervoer. De scan is uitgevoerd in de loop van 2004, op basis van informatie op de websites van universiteiten en de site van NIWO/NIDI. Per universiteit is de relevante expertise beschreven. Uit ervaring blijkt dat personen de meest doeltreffende insteek zijn als je op zoek bent naar specifieke expertise in onderzoeksland. Daarom volgt de beschrijving van de universitaire expertise die van personen, met adressen, telefoonnummers, enzovoorts. De universiteiten zijn alfabetisch gerangschikt.
Algemene bevindingen over de universitaire expertise over goederenvervoer In december 2003 is deze scan gestart van de aan universiteiten aanwezige expertise over het goederenvervoer. Het idee achter deze scan was het vermoeden dat AW wellicht onvoldoende op de hoogte is van voor het goederenvervoer relevante kennis bij universitaire instellingen.
In dit rapport refereren we aan de universitaire publicaties die binnen AW circuleren en doen we verslag van onze zoektocht naar de expertise die aan Nederlandse universiteiten aanwezig is op het gebied van het goederenvervoer.
Uitgangspositie bij AW De scan is gestart met een inventarisatie van alle in de AVV-bibliotheek bekende publicaties - boeken, rapporten en artikelen - op het gebied van het goederenvervoer, universitair en niet-universitair. Van de goederenvervoerpublicaties uit de AVV-bibliotheek is gescand welke publicaties een universitaire herkomst hadden. Dat geeft een eerste indicatie van de bij AW aanwezige bekendheid met universitair onderzoek. In welke mate medewerkers universitaire publicaties op de eigen kamer in bezit hebben, is niet bekend. Gezocht is op alle (economisch gerichte) trefwoorden uit de aandachtsgebieden zoals beschreven in het meest recente Projectenoverzicht Goederenvervoer van AVV-VM1. Uit dit overzicht blijk dat ruwweg een kwart van alle aanwezige goederenvervoerpublicaties uit het universitaire circuit komt. Opvallend genoeg zijn er geen publicaties aanwezig onder de trefwoorden economie en beleid. We mogen hopen dat dat manco een archiveringstechnische achtergrond heeft.
1
Het betreft de eerste twee aandachtsgebieden uit het Projectenoverzicht Goederenvervoer van AVV-VM, september 2003. Dit zijn de aandachtsgebieden die het meest relevant zijn voor de afdeling VME. 1. Infrastructuur, ruimte en goederenvervoer • Vervoerders en verladers als gebruiker van infrastructuurnetwerk • Lokaal/regionaal goederenvervoer 2. Economie en goederenvervoer • Het economisch functioneren goederenvervoermarkt; • Economische effecten van beleidsmaatregelen • Ontwikkelingen die de vraag naar goederenvervoer beïnvloeden
Trefwoord Economie en Goederenvervoer Infrastructuur en Goederenvervoer Goederenvervoer en Ruimte Vraag naar Goederenvervoer Goederenvervoer en Regionaal Verladers en Infrastructuur Vervoerders en Infrastructuur Economie en Beleid
Aantal publicaties... 93
...waarvan universitair 22
89
25
6
1
4
1
4
1
3 3
0 0
0
0
Tabel 1. Aantal in de AW-bibliotheek aanwezige goederenvervoerpublicaties, op trefwoord.
De getraceerde universitaire publicaties hadden de volgende kenmerken.
Publicatiedatum Laatste driejaar Drie tot vijf jaar Vijf tot tien jaar Tien tot twintig jaar Ouder
Aantal 6 5 23 11 1
Tabel 2. Leeftijd universitaire goederenvervoerpublicaties in AW-bibliotheek.
De universitaire publicaties in de AVV-bibliotheek blijken gemiddeld tegen de tien jaar oud. Ze komen van de volgende universiteiten:
Universiteit
Aantal
publicaties Technische Universiteit Delft Erasmus Universiteit Rotterdam Rijksuniversiteit Groningen Universiteit Utrecht Vrije Universiteit Amsterdam Radboud Universiteit Nijmegen Universiteit van Amsterdam Universiteit van Tilburg Universiteit Twente Technische Universiteit Eindhoven Open Universiteit Heerlen Universiteit Leiden Universiteit Maastricht Wageningen Universiteit Buitenlandse universiteit
23 5 5 4 3 3 2 1 1 1 0 0 0 0
1
Tabel 3. Aantal in de AVV-bibliotheek aanwezige goederenvervoerpublicaties, per universiteit.
Publicaties van KU Nijmegen en RU Utrecht betreffen uitsluitend verslagen van studentenonderzoek, net als de meeste van Groningen en Utrecht.
Conclusie 1. Afgaande op de aanwezige literatuur in de AVV-bibliotheek is het contact van AW met universiteiten op het gebied van goederenvervoer beperkt: het is selectief en weinig recent.
Scan-Resultaten Gehanteerde methodiek Als eerste ingang voor de universitaire scan zijn algemene bronnen gebruikt. Via de sites van VSNU, NWO en KNAW is getracht relevante informatie te achterhalen. Deze sites bieden een redelijke ingang voor het traceren van relevante onderzoeksprogramma's en projecten per universiteit. De eigen sites van de universiteiten variëren sterk in hun mate van toegankelijkheid. Sommigen geven inzicht op het nivo van projecten, anderen op nivo van medewerkers weer anderen op nivo van programma's. Erasmus bijvoorbeeld doet dat op alle drie. Leiden en Heerlen enkel op personen. Alle sites bevatten tenminste deels sterk verouderde gegevens. Ze wekken tevens de suggestie van het geven van een overzicht, maar geregeld blijken er reeksen personen, projecten en of programma's te ontbreken.
Leeswijzer In dit rapport staat van elke universiteit een apart overzicht van de daar aanwezige expertise. Personen staan daarin centraal. Van alle personen waarvan te achterhalen was of zij expertise hebben in enig aspect van het goederenvervoer, zijn hun vakgebied, contactgegevens en hun relevante afgesloten en lopende projecten beschreven. Voor zover mogelijk zijn de relevante programma's van vakgroepen en instituten vermeld in de overzichten. De overzichten bevatten diverse internet-links naar web-site pagina's van faculteiten, instituten en personen. Elk overzicht van een universiteit start met algemene adresgegevens en de bij AW bekende publicaties. Dan volgt de expertise van de relevante, naar faculteit en instituut gegroepeerde personen. Van enkele universiteiten zijn relevante onderzoeksprogramma's beschreven. Elk overzicht eindigt met een aanbeveling voor al dan niet verdere acties. Op de volgende pagina's staan ze samengevat.
Conclusie 2. De meeste technische expertise zit aan de Technische Universiteit Delft. Van alle universiteiten heeft AW daar de meeste contacten. Met de overige universiteiten zijn de contacten minder intensief. Afgaande op de in dit rapport geïnventariseerde expertise, bieden enkele universiteiten goede aanknopingspunten voor AW om op het gebied van goederenvervoer contact aan te gaan.
Aanbevolen acties Voor een snel overzicht van vakgebieden per universiteit en per persoon is nog steeds de NIWI-KNAW-gids Universiteiten en Onderzoeksinstellingen in Nederland de beste entree. In één oogopslag zijn persoon, vakgebied, afdeling en telefoonnumerte vinden • zij het dat de vakgebieden zeer summier omschreven zijn. Elk jaar komt een nieuwe versie van deze gids uit.
Universiteit van Amsterdam zie pagina 15 en verder De directe expertise van de UvA in goederenvervoer is beperkt. Relevante luchtvaartexpertise is hier aanwezig, net als ervaring met scenariovorming en juridische kennis. Advies: enkel op projectbasis verder verkennen, aan de hand van specifieke behoeftes.
Technische Universiteit Delft pagina 21 Aan de TU Delft is veel kennis aanwezig over goederenvervoer. Dit betreft in hoofdzaak technische kennis. Het verdient aanbeveling ook de niet-technische kennis te verkennen. Suggesties aan AW-VME voor verderpraten: Prof. Paul Drewe (Faculteit Bouwkunde): Inbedding van infra in de economie (mainports, achterlandverbindingen) en monitoring Prof. Ernst ten Heuvelhof (Faculteit Technische Bestuurskunde): Beleidsaspecten van investeringen in infra. Mogelijke overige acties: Prof Piet Bovy over onderzoeksprogrammering - er zijn sporadische kontakten; Prof Bert van Wee over transportbeleid - er zijn kontakten vanuit VMM; DGG heeft rechtstreeks kontakt; Prof Hanssen (over database stedelijk distributievervoer); Prof Rob van der Heijden, Radboud Universiteit Nijmegen en TU Delft (besluitvorming infra); Prof Margot Weijnen over infrastructuur - IBA heeft kontakt. Technische Universiteit Eindhoven pagina 63 De TUE doet veel onderzoek op het gebied van logistiek. Dit betreft voor een groot deel operationele logistiek. Ook op het gebied van strategische logistiek is er expertise. Suggesties voor gesprekspartners voor AW-VME / Mogelijke acties: geen. Erasmus Universiteit pagina 73 Goederenvervoer is een van de items aan de Erasmus. De Erasmus universiteit biedt voor AW-VME diverse aanknopingspunten, met name bij de onderzoeksscholen maritieme Economie en Logistiek (MEL) en Erasmus Research Institute of management (ERIM). Suggesties voor gesprekspartners voor AW-VME: Prof Jo van Nunen - Supply Chain & ICT, Reverse Logistics, Havens. Prof. Rob van Tulder - Supply Chain & Globalisering. Dr. Harry Geerlings? Rijksuniversiteit Groningen pagina 93 De Groningse universiteit heeft weinig voor ons relevante specialisaties in goederenvervoer. Aanbevolen acties: geen.
10
Open Universiteit Nederland pagina 97 De OUN bevat een enkel aanknopingspunt aan de Faculteit Rechten en de Faculteit Managementwetenschappen. Aan deze faculteiten zijn enkele onderzoeksprojecten uitgevoed naar besluitvorming in goederentransport, maar de meeste daarvan zijn gedateerd (Schiphol:1993, Nedlloyd: 1998). Aanbevolen acties: geen. Universiteit Leiden pagina 101 De RUL heeft geen aparte economische faculteit, laat staan afzonderlijke transportonderzoeksafdelingen. Aan de Rechtenfaculteit wordt economisch onderzoek verricht, en aan de Sociale Faculteit bestuurskundig. Hier lijken de beste aanknopingspunten te vinden. Aanbevolen acties: geen. Universiteit Maastricht pagina 105 MERIT is het voor ons meest relevante onderzoeksinstituut in Maastricht. In het verleden deed men wat aan transport en logistiek, tegenwoordig niet meer. Kerncompetenties van MERIT liggen in innovatie, Nieuwe Economie, kennismanagement, het toepassen van ICT en globalisering. Aanbevolen acties: geen. Radboud Universiteit Nijmegen pagina 111 De Radboud Universiteit heeft de laatste jaren meer economisch onderzoek ontwikkeld. Tegelijkertijd is er een traditie van beleidsonderzoek. Advies: Eventueel verder praten met Rob van der Heijden. Nyenrode Nog niet onderzocht
pagina 119
Universiteit van Tilburg pagina 121 De Universiteit van Tilburg heeft een sterke economische poot, en met Tias ook een specialisatie op goederentransportA Advies: verder praten met Bart Vos. Universiteit Twente De Universiteit Twente heeft geen specialisatie in goederenvervoer. Advies: geen directe actie.
pagina 129
Universiteit Utrecht pagina 133 De universiteit van Utrecht heeft expertise op ruimtelijk en arbeidsrechtelijk gebied. Advies: Kontakt opnemen met Harry Coenen en/of Teun Jaspers als er specifieke behoefte is aan expertise op arbeidsrechtelijk en vervoerskundig gebied.
11
Vrije Universiteit Amsterdam pagina 139 De VU heeft met Peter Nijkamp de meest aansprekende Nederlandse transportonderzoeker in het buitenland (P.S. hij is überhaupt het enige Nederlandse lid van de Académie Francaise) en de meest invloedrijke persoon in Nederland in a-fjonderzoeksprogrammering. Daarnaast heeft men uitgebreide expertise in prijsbeleid (kwantitatief/modellering). Advies: verder praten met Peter Nijkamp over onderzoeksprogrammering, en voorzover kontakten niet zijn uitgebouwd met Erik Verhoef. Wageningen Universiteit pagina 147 Met haar focus op landbouw heeft de WUR veel expertise ontwikkeld in logistiek en supply chain management. Advies: verder praten met George Beers en Paul van Beek.
12
13
14
Universiteit van Amsterdam Spui 21,1012 WX, Amsterdam Postbus 19268, 1000 GG, Amsterdam 020-5259111 http://www.uva.nl/ Rapporten 1998-2003
In AW-bibliotheek aanwezig:
A.J. Leinarts, G.C.A. Junne "Ondergronds transport: teneur en leemtes in onderzoek" Den Haag, 1998. In opdracht van: Projectbureau Integrale Verkeers- en Vervoerstudies (PblVVS). - Uitvoering onderzoek: Universiteit van Amsterdam, Faculteit der Politieke, Sociale en Culturele Wetenschappen, Vakgroep Politicologie, Sectie Internationale Betrekkingen Omvang: 136 p. Trefwoord: (GTR) Ondergronds vervoer; (GTR) Nederland; (BTR) goederenvervoer; (BTR) tunnelbouw; (BTR) infrastructuur Onderwerp: verkeer, transport.
15
De volgende organisatieonderdelen van de UvA zijn relevant voor ons: •
Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie
•
Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen
•
T.M.C. Asser Instituut
Bij de Faculteit der Economische Wetenschappen en Econometrie zijn de voor ons meest relevante personen: Prof.dr. Arnold Heertje Theoretisch econoom. 035-6944882, http://www.kerneconomie.nl/asp/kauteur1 .asp ioab(o)heertie.nl • Promotor van Mr. M. Ravoo op: Europese economische integratie en transactiekosten in de Europese luchtvaart. Het onderzoek handelt over de relatie tussen het proces van Europese economische integratie op het terrein van de luchtvaart in Europa en de transactiekosten die aan (deregulering van) de luchtvaart zijn verbonden. Onderzocht wordt of de organisatiestructuur die met de Europese integratie tot stand komt voor de luchtvaart tot lagere transactiekosten leidt. Methoden en technieken: literatuuronderzoek, (oktober 2000). Part-time hoogleraren Toon van der Hoorn en Jaap de Wit vormen de Leerstoelgroep Verkeers- en Vervoerseconomie.
•
16
Toon was met Geert Teisman promotor van Locked-in logistics van Pim Warffemius. Research objectives: To give insight: 1. in the driving forces behind locked-in logistics in the field of freight transport and infrastructure; 2. how the government can prevent or overcome these locked-in logistics situations by intervening in the decision making processes. Project outline Background: The freedom of today's decision-makers is often blocked by influences from decisions that are taken in the past. Because of decisions and actions that have happened in the past, today's departure towards a superior alternative can be blocked. Such a situation can be described as "locked-in". A famous example of locked-in is QWERTY. QWERTY is the arrangement of keys on a typewriter. This order is explained as follows. In the early days of the typewriter, bars were likely to jam when the typist typed quickly. To eliminate jamming, the keys were arranged in a way to minimise interference. The QWERTY arrangement served this purpose. A few decades later, typewriter technology improved and on a PC a typist can define another keyboard. So ergonomically superior keyboards are feasible. But today, QWERTY is still in use. Typists don't find it worthwhile to learn to write on a new board. The depart from QWERTY to a more ergonomically board might be socially beneficial but it seems that nobody is willing to depart [Blankart, C.B., G. Knieps, "Path dependence, network externalities and standardisation", 1991]. Locked-in situations also occur in logistics. We will call them locked-in logistics situations. Air-cargo gives us an example of locked-in logistics. Amsterdam Airport Schiphol is regarded as one of Europe's mainports. As such, it serves as an
important transfer point for people and goods. Air-cargo is increasing every year and more and more companies choose the Schiphol area as location for their new distribution centre. So, the spin-offs of Schiphol and air cargo contribute for a substantial part to the local economicat development. At the same time, one of the main national issues is to improve the quality of the living environment around the airport. In 1997 a national debate was held on the value and necessity of continued growth of the aviation industry. Environmental and capacity limitations will have a negative influence on the economical spin-offs of Schiphol. An unlimited growth of air-cargo isn't socialiy desirable but also here it seems that nobody is really willing to depart. Problem definition: The question that arises is; why should a departure towards a socialiy desirable alternative be blocked? Not only the continuous growth of aircargo but also many processes in the field of freight transport and infrastructure show this kind of locked-in situations. Think about the continuous growth of the amount of distribution centres in the Schiphol area orthe continuous growth of road transport. The current public-policy-instruments are hardly effective if it is about preventing orovercoming locked-in situations. Approach: - Literature study, interviews and case-studies to build up a theoretical basis for locked-in logistics, freight transport and infrastructure; - Starting point for the literature study will be theoretical concepts about: 1) path dependence and 2) the conflict between individuai and collective interest; - The developing locked-in situations at Amsterdam Airport Schiphol will be studied in depth; - Comparison between Schiphol and an equal situation. What are the differences in locked-in logistics and why? Are Locked-in situations prevented or overcome ? Expected solution: A method for public and private actors to: 1) analyse locked-in logistics situations, 2) recognise advantages and disadvantages of locked-in logistics, 3) prevent or overcome locked-in logistics. Theoretical relevance: Is the process behind locked-in logistics autonomous? If we aren't able to analyse and understand the driving forces behind locked-in logistics we aren't able to control it. The results of this research should contribute to a framework for analysing and understanding locked-in logistics situations. Societal relevance: A contribution to understand locked-in situations from which nobody is willing to depart though departure might be socialiy beneficia!. Ultimately this research should contribute to a method for public and private actors to handle locked-in logistics (2002). Prof. Jaap de Wit, expertise: Luchtvaart; Luchthavens; Transportintegratie; Intermodaal transport; Hogesnelheidstreinen. 020-5254329. iadewiKofee.uva.nl Promotor van Airport connectivitv door Jan Veldhuis (2003).
17
Bij de Faculteit der Maatschappij- en Gedragswetenschappen zijn de voor ons meest relevante personen: Prof.dr. Gerd C.A. Junne, Expertise: Wereldhandelsstructuren; Informatietechnologie en internationale betrekkingen; Internationaal milieubeleid; Biotechnologie en de Derde Wereld; Internationaal energiebeleid. 020-5252169,
[email protected] Ervaring met scenario-onderzoek en onderzoek naar de relatie tussen wereldhandelsstromen en goederentransport.
Prof.dr. Maarten A. Hajer, Expertise: Interpretatieve beleidsanalyse; Interactief beleid; Democratie en bestuur; Transnationale beleidsdiscoursen; Bestuurlijke vraagstukken rond ruimtelijke ordening; Milieu; Verkeer & vervoer; Natuurbeleid. 020-5252145,
[email protected] Prof.dr. J. Grin, Expertise: Technologische ontwikkeling als veld van politieke oordeel vorm ing en beleidsmatige beïnvloeding (Schiphol); Duurzame ontwikkeling (energie, afval en voedselvraagstuk); Frame theory; (Beleidgericht) leren; Beleidsnetwerken; Interactieve beleidsanalyse; Technology assessment; Interactieve beleidsvoering; Sociologie van de technologie. 020-5252108, i.arin(o)uva.nl
Bij het T.M.C. Asser Instituut is de meest relevante persoon: Mr. M.J. de Rooij gepromoveerd bij Prof.mr. M.V. Polak (Universiteit Leiden) op: "Aansprakelijkheden in het zeevervoer naar Nederlands internationaal privaatrecht" Aansprakelijkheden in het zeevervoer naar Nederlands internationaal privaatrecht (toepasselijk recht, bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging). Onderzocht wordt de aansprakelijkheid van de zeevervoerder die berust op overeenkomst of op de wet (onrechtmatige daad) en de beperking van aansprakelijkheid. Nadruk zal liggen op de verhouding tussen de algemene regels en de bijzondere regels van internationaal privaatrecht die voor deze materie kunnen gelden. Methoden en technieken: bronnenonderzoek, case study, literatuuronderzoek (juni 2001).
Tot slot - aanbevelingen
De directe expertise van de UvA in goederenvervoer is beperkt. Relevante luchtvaartexpertise is hier aanwezig, net als ervaring met scenariovorming en juridische kennis.
Advies: op projectbasis verder verkennen, aan de hand van specifieke behoeftes.
18
19
20
Technische Universiteit Delft Julianalaan 134, 2628 BL, Delft 015-2789111 http://www.tudelft.nl
Rapporten 1998-2003
In AW-bibliotheek aanwezig: Piet Bovy (red) Transport, infrastructure and loaistics: proceedinas of the 7th TRAIL conaress 2002 : selected papers. Delft Universitaire Pers, 2002. 324 pagina's. ISBN: 90-407-2365-6 Nummer: (Brinkman) B0222205 Trefwoord: (BTR) goederenvervoer; (BTR) infrastructuur; (BTR) logistiek.
Nils Rosmuller Safetv analvsis of transport corridors Delft Universitaire Pers, 2001. Proefschrift TRAIL thesis series T2001/6; ISSN 1566-0788 336 pagina's. ISBN: 90-407-2196-3 Nummer: (Brinkman) B0110072 Trefwoord: (GTR) Infrastructuur; (GTR) Goederenvervoer; (GTR) Nederland; (GTR) Proefschriften (vorm); (BTR) goederenvervoer; (BTR) risicoanalyse; (BTR) infrastructuur. Piet Bovy (red) Transport, infrastructure and loaistics Proceedinas of the 6th TRAIL annual conaress. December 2000. TRAIL Onderzoekschool, Delft Universitaire Pers, 2000. Trefwoord: (BTR) goederenvervoer; (BTR) infrastructuur; (BTR) logistiek.
Piet Bovy (red) Five vears "Crossroads of theorv and practice" Proceedings of the 5th TRAIL annual conaress 1999 TRAIL Onderzoekschool, Delft Universitaire Pers, 1999. Trefwoord: (BTR) goederenvervoer; (BTR) infrastructuur; (BTR) logistiek. Piet Bovy (red) Transport, infrastructure and loaistics : competition. innovation and creativitv. Proceedinas of the 4th TRAIL annual conaress. 1998. TRAIL Onderzoekschool, Delft Universitaire Pers, 1998. Trefwoord: (BTR) goederenvervoer; (BTR) infrastructuur; (BTR) logistiek.
21
De volgende organisatieonderdelen van de TUD zijn relevant voor ons: •
Faculteit Bouwkunde
• • •
Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen Faculteit Techniek, Bestuur en Management Onderzoeksinstituut OTB
Bij de Faculteit Bouwkunde zijn de meest relevante personen: Prof.ir. H.C. Bekkering Expertise: Stedebouw; Ruimteljke ordening; Architectuur. Leeropdracht: Stedenbouwkundig ontwerpen / Stadsontwerp. 015-2785942
[email protected]
•
Projectleider Snel weg in Nederland begin 1999 - einde 2003. Samenvatting: Grootschalige infrastructuren worden tot dusver nog nauwelijks als stedenbouwkundige opgave beschouwt, terwijl ze steeds meer een stempel drukken op de kwaliteit van het stedelijk milieu. In Plaats van infrastructuur en stedelijke openbare ruimte als twee verschillende fenomenen te beschouwen, is een benadering nodig die een nieuwe afstemming en samenhang van openbare werken van verschillende schaal en maat nastreeft. Het onderzoeksatelier poogt een dergelijke benadering, via ontwerpend onderzoek van de afstudeerders, tot stand te brengen.
Prof.dr. Paul Drewe Leeropdracht: Ruimtelijke planning. 015-2784088.
[email protected]
22
•
Projectleider: Het bouwen van de Riinpoort (Betuwelijn) begin 1999 - einde 2003. Samenvatting: De Europese Commissie streeft naar de ontwikkeling van Monitoring Centra of Observatoria voor Transeuropese Netwerken (TEN's) in Finland, de Pyreneeën, het oostelijk en westelijk gedeelte van de Middellandse Zee - en de Betuwelijn. Hiervoor worden in het kader van het project o.a. toegeleverd: een analyse van bestaande Monitoring Centra, informatiesystemen, databases, sociaal-economische en milieu-indicatoren. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een consortium van 10 wetenschappelijke en commerciële instituten in Europa.
•
Projectleider: Relatie ruimtelijke planning / ruimtelijk ontwerp / ruimtelijke werkelijkheid - met speciale aandacht voor netwerken, begin 1999 - einde 2003. Onderzoeker: Drs. H.J. Rosenboom Samenvatting: In de ruimtelijke ordening spelen de ruimtelijke planning en het ruimtelijk ontwerp een belangrijke rol. Onderzocht wordt welke rol de ruimtelijke planning heeft bij het tot stand komen
van ruimtelijke plannen. Een belangrijke toetssteen vormt de totstandkoming van de ruimtelijke werkelijkheid. Deze kennis kan gebruikt worden bij het denken over de werkwijze ten aanzien van de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland. Hierbij is het met name van belang hoe nieuwe ontwikkelingen (b.v. ICT) en hun invloed op de ruimtelijke samenhang meegenomen worden bij het opstellen van nieuwe ruimtelijke planconcepten.
Projectleider: Netwerkstad VROM. Relatie tussen ruimtelijke planning en informatie- en communicatietechnologie. 08/1997 - einde 2003. Onderzoeker: A.M. Fernandez-Maldonado . Samenvatting: analyse van de meest relevante kennisvelden; gebiedsgerichte casestudies; de opzet van een kennissysteem; en de evaluatie van casestudies (het toetsen van de resultaten aan de bestaande kennis). De (voorlopige) proeftuinen zijn: het stadsgewest van de toekomst; de rest van Nederland voorbij de periferie, de mainports als knooppunten van logistieke netwerken; en de euregio plus voorbij de Nederlandse grens. Financier: Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer - VROM.
23
Bij de Faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen zijn de voor ons relevante personen:
Prof.ir. Albert. A.J. Pols Leeropdracht: Ontwerpen en planning. 015-2784908.
[email protected]
•
Promotor van Drs. S. Dekker op: Towards Capacitv Planning for Larqe-Scale Infrastructure (2000-2004) The objective of this PhD-project is to develop a capacity planning approach for large-scale infrastructure, taking into account competition, public/private financing, flexibility and impacts. The approach builds upon knowledge from different disciplines. For example, competition modeling is based on micro-economie choice theory, and flexibility will be quantified by using concepts from financial economics (real options theory). The planning for the seaward expansion of the Rotterdam port area the so-called Maasvlakte 2 project - represents a typical example of the complex issues involved in the decision-making for large-scale infrastructure investments. The scope of planning for this case fits into the approach of this PhD-project and will therefore be used as an illustrative example. Keywords: Capacity planning, Ports, Competition, Financing, Real options. 015 2781723.
[email protected]
Projectleider: Behoeftebepaling en beheersing van infrastructuur 1995-1999. Samenvatting: Er is een urgente behoefte aan vernieuwing van de infrastructuursystemen. Grote investeringen zijn gepland (dijkverbetering, HSL, Betuwelijn, Mainport Schiphol). Er moet een evenwicht gevonden worden tussen deze infrastructuurplannen en het draagvlak van de samenleving. Realiseren van duurzame infrastructuur stuit op tal van technologische, organisatorische en maatschappelijke weerstanden en vragen.
•
Een aio-onderzoekprojecten is in voorbereiding over een te ontwikkeien model voor een maatschappelijke afweging van infrastructuurprojecten.
Prof.ir. F.M. Sanders, hoogleraar aan de Sectie Infrastructuurplanning. Leeropdracht: Infrastructuur
[email protected] 015-2781780 •
24
Projectleider van Op weg naar een capaciteitsplanning voor grootschalige infrastructure 09/2000 - 09/2004. Samenvatting: This research project aims at the development of a planning methodology for large scale-infrastructure such as mainports (e.g., construction of Maasvlakte 2 and expansion of Airport Amsterdam/Schiphol). The decision making process associated with such a planning is very complex; it can be reduced to the analysis of a mainports1 physical capacity and its utilization, the supply of physical capacity and services,
the demand for mainport services, and the impacts of demand realization. Utilization of physical capacity plays an important role in determining the costeffectiveness of large-scale infrastructure such as mainports. This is closely related to the realization of the demand, which is pre-determined by forecasting methods. This effective demand depends on the competition with other mainports, in which availability of physical capacity, quality of services and handling prices are important factors. This capacity planning methodology will be applied to the Port of Rotterdam. Presently, there is a rapid development of airports, initiated by continuous liberalization, economies of scale and associated network effects. Compared to airport planning, seaport planning seems to be underdeveloped. However, seaport planning is more interesting from a methodological point of view by the different trade flows in a seaport and the associated handling processes, and by the diversity in access and egress. In addition, there are also more and better data available about the Port of Rotterdam.
Promotor van Ir. B. Zondag op: Integrated Land-Use & Transport Planning, the Structure of the Land Use Model Research 1999-2003. Objectives: The aim of this research is to develop and apply a modelling concept for integrated analysis of policy measures in the fields of spatial and transportation planning. The research focuses on residential settlement behaviour modelling and on a strategy for the model structure and way of calibration. Abstract: Background: Environmental concerns, increasing congestion and declining suitable land resources result in the call for considering the spatial system and transport system as a whole. In spite of this, such integrated models have developed slowly, and transport policies are often still evaluated in its own terms. Problem definition: Current integrated models are often developed by the transport sector and represent the system in an unbalanced way. The spatial development is simply a scenario projection or the development is single-handed defined by the accessibility parameter. Another important weakness is the lack of a calibration concept for complex land-use & transport models. Approach: Based on comparative studies and own ideas a spatial model structure will be developed. Basic elements of such a concept are specification of spatial boundaries, flexible network and spatial schematisation, settlement behaviour modelling, institutional and market relations and the level of guidance by the government. The developed spatial model will be implemented in a currently operational decision support system for land use and transport.
Expected results: Expected result of this research is a theoretical concept and practical application of a model structure of integrated land use and transport modelling. The model will incorporate the settlement preferences of the residents. Theoretical and Societal relevance: A reliable integrated land-use & transport model contributes to the formutation of future policies in the fields of spatial planning and transportation. The theoretical challenge is to develop a behavioural spatial model suitable to be implemented in a land-use & transport 25
system for integrated analysing of spatial and transport policy measures. 015 278 3401
[email protected]
Drs. Enne de Boer, UHD Leeropdracht: Infrastructuur. 015-2784672.
[email protected] •
Projectleider: Inpassing en inrichting van infrastructuur 01/1995 -12/1999. Samenvatting: Bij de planning van infrastructuur is kennis van de behoeften essentieel, maar worden inpassingsproblemen steeds belangrijker door hogere eisen aan de omgevingskwaliteit en groeiend ruimtegebrek. De inpassing van infrastructuur is nauwelijks systematisch bestudeerd. Het gaat om tracekeuze, vertikaal alignement (de tunnelkwestie) en mitigerende en compenserende maatregelen. Deze moeten worden bepaald op basis van mogelijke neveneffecten van de infrastructurele ingreep. Het onderzoek zal zich richten op een verfijning en uitwerking van de beoordelingsmethode. Er wordt met name onderzocht in hoeverre bundeling van infrastructuur en ondergronds bouwen de effecten op de omgeving kunnen beperken. Een promovendus maakt een model voor de sterkte/zwakte-analyse van bundeling van infrastructuur.
Prof.dr.ir. Piet H.L Bovy Hoogleraar aan de Sectie Verkeerskunde Expertise: Personenmobiliteit; Verkeers- en vervoersplanning; Verkeers- en vervoersonderzoek Directeur TRAIL. 015-2784611
[email protected]
[email protected] http://www.transport.citg.tudelft.nl/staff/bovy/index.html •
Kontaktpersoon van Spearhead Programme Mobilitv of persons and transport qoods (01/2003 - onbekend).
•
26
Promotor van Ir. D. Joksimovic op: Dynamic Assignment Models for Assessing Road Pricing Policies (2002 - einde 2006) Financier: Connekt/NOW. Doelstelling: This project aims to provide a theoretical and practical evaluation of effects of different road pricing policies on behavioural responses and theirconsequences. Samenvatting: Peak-period traffic congestion has been the subject of many research studies in the transportation area. Road pricing is one of the strategies to achieve a more efficiënt use of transportation resources and to relieve congestion on the roads. Dynamic assignment models are potentially suited to predict traffic flow effects of different road pricing strategies. Problem Definition There is a need for an appropriate tooi for predicting the effects of road pricing strategies. Such a tooi could be a dedicated dynamic traffic assignment model, which can better forecast traffic conditions in the transportation network. The focus of this paper is on how current dynamic traffic assignment models need to be modified and extended to be able to evaluate adequately effects of dynamic, flow
dependent road pricing on travel choices. Approach It is necessary to build a new framework for the DTA model with road pricing on network use. This requires modifications in the route choice model, as well as introducing a departure choice, a mode/activity/OD choice and a road pricing model. On the link level, the network loading problem should be solved and on the route level, the problem can be formulated using a variational inequality approach. On the road pricing level, problem can be solved as an optimisation problem. The whole DTA problem with road pricing can be solved using a bi-level programming approach in which both the optimisation problem and the user equilibrium have to be solved. Expected results The expected results of the paper are twofold. First, to get insight into the state of the art in the field of road pricing and DTA modelling. Second, to establish the most promising approach for the future research. Theoretical relevance The project aims at providing an analytical framework for the evaluation of the direct and indirect effect of possible road pricing policies. Optional approaches for solving the DTA problem are considered in order to gain insight into the possible model formulation proposed by other researchers. Societal relevance The proposed framework of the DTA model with road pricing will support policy makers in making decisions how and where to introducé road pricing.
•
Promotor van L. Ma M.Sc. op: Modelling for evaluation of urban freiaht transport (1998 - einde 2002) Research objectives: 1. To validate the network modelling which will be used as input of an environmental modelling afterwards; 2. To analyse influences between passenger and freight transport in urban areas by developing an efficiënt micro simulation traffic flow model, together with considering perturbation factors by other road users, e.g. pedestrians, bicycles and parked vehicles; 3. To gain insight into freight traffic operation in city centres, such as characteristics and impacts on the local environment; 4. To contribute to the integration of an environmental impact modelling; 5. To contribute to developing further strategies on urban freight transport to ensure that the freight transport can operate in a quick, accurate, competitive, environmental-friendly and safe way, while urban areas attain accessibility and liveability. Background With the increasing traffic volume in urban areas and its resulting traffic congestion, it is becoming difficult for freight transport to get into urban centre areas. Hence, the undesirable urban accessibility reduce the efficiency of urban activities and, to some extent, lower the city's further adequate development. Meanwhile, accidents caused by large size freight vehicles and, the pollution in terms of exhaust emission, noise and vibration generated from freight transport process undermine the urban liveability. This research looks for appropriate 27
solutions/innovations to improve freight transport in urban areas effectively. Problem Identification Microscopic simulation models are tedious and cumbersome to use. Requirements of data are very intensive and data coding is tedious. In genera!, the detailed and time-differentiated traffic (freight transport) data is not available. Also there is a need to specify the travel time and travel speed for different road user classes. Furthermore, how vehicles interact must be probed. Precise emissions estimation becomes a necessary task. Approach An important step in this research is to develop a micro simulation traffic flow model. To be able to specify this research work, the following approaches will receive special attention: 1. to investigate the state-of-the-art of micro-simulation models and freight transport characteristics; 2. to define typical and specific traffic situations with special attention to theoretical transport behaviour in cities, theoretical traffic operations in cities and their relevant variables, relations and empirical data; key figures and effects of measurements; 3. to develop and calibrate the traffic flow model, and simultaneously connect it to the environmental impact model; 4. to collect adequate, detailed data and, describe and analyse the characteristics of these data; 5. to validate the model by applying these data; 6. to describe and evaluate further strategies to impact urban freight transport. Expected results It is envisaged to carry out network modelling and formulate environmental impacts modelling. Simultaneously, the more important achievements are: 1. an efficiënt modelling to simulate a microscopic traffic flow, aimed at analysing and evaluating the performance of vehicles; 2. detail data describing the current transport situation and key elements and parameters for building the traffic flow model; 3. feasible strategies for improvement of freight transport in urban centres; 4. recommendations for improvement of urban transport quality in terms of accessibility and liveability. Theoretical relevance In this research, traffic flow theory will be studied in detail. Additional insights will be got into micro-logistics models and analogy with parking models. Societal relevance This research work leads to increasing insights in practical traffic/freight transport related problems. It will give a support in decision making on traffic and freight logistics management. As result, benefits to society as a whole are significant. For instance, transport time and transport costs can be reduced due to time lost in congestion; local urban environmental quality can be improved because of pollution reduction.
Promotor van: Drs. Ch.D.R. Lindveld op: An estimator of elasttc time-dvnamic Origin-Destination matrices with flexible data reguirements (1998 - einde 2003) Samenvatting Research objectives: Traditionally, transportation planning has focused on static aspects of transport 28
systems (e.g. for capacity planning). This approach has been fruitful, and was generally adequate for the needs of policy makers. Although traffic demand has always had a time-dynamic nature, transport systems could often be dimensioned in such a way that most fluctuations in demand could be accommodated without major difficulty. Over the past three decades however, transport demand has grown to such an extent that dimensioning infrastructure to match peak demand is no longer feasible. As peak demand can (and generally does) over-saturate existing infrastructure, attention has shifted from planning new infrastructure to maximising the throughput of existing infrastructure and influencing travel demand. In this context time-dynamic aspects of the behaviour of traffic systems have become more relevant. The congestion of the transport system that we often see, is a timedynamic phenomenon. This situation has fuelled interest in developing transportation models that can deal with such time-dynamic aspects, so that we now witness a gradual shift of interest from static to dynamic transport modelling and a concomitant interest in activity-based transportation modelling. A key part of the modelling process is the calibration of the level and the structure of an O/D matrix to match observed levels of use throughout the network. This calibration is known as O/D matrix estimation. One of the models of which dynamic versions have been successfully developed is traffic assignment; dynamic traffic assignment packages are now commercially available. However, such models require dynamic O/D matrices, which specify both the amount of demand and the time at which this demand is to be expected. We are not aware of existing standard software for the estimation of dynamic O/D matrices. A number of inroads have been made into this problem, notably into the problem of estimating entry-exit matrices for motorway corridors, and by using departure-time profiles to produce dynamic versions of an otherwise static O/D matrix. As static O/D matrix estimation is already an involved process, which makes very heavy demands on available data sources (both regarding the transportation network, and its level of use), so that its extension to dynamic O/D matrix estimation faces serious problems of data availability. A dynamic O/D matrix estimator which can at least give preliminary results on a minimal dataset, but which can improve its estimate as more data becomes available, has practical advantages. Traffic demand turns out to be elastic with respect to changes in travel cost and travel time; this dependency can be modelled through departure time models. It seems that this approach has the virtue of capturing the time-dependency of travel demand in a form which is both compact and incorporates elasticity of demand. The alm of this project is to develop a practical dynamic matrix estimator, which combines flexible data requirements with the ability to estimate elastic demand. Flexibility in data requirements is sought by using a Maximum Likelihood approach which can produce a rough (but usable) estimate when little data is available, but which can benefit from further data as it becomes available. Elasticity in demand is sought by using a departure time choice model to capture the time-dynamic aspect of the O/D matrix. Project outline One of the current developments in transportation modelling is a shift from static to time-dynamic models. This holds for all aspects of transportation modelling, one of which is traffic assignment. Traffic assignment is used to calculate traffic flows on a transport network that result when a certain traffic demand, summarised in
29
the form of an Origin-Destination (O/D) matrix, is serviced by the network. Where static traffic assignment needs a O/D matrix, dynamic traffic assignment requires a time-dynamic O/D matrix. The aim of the project is to identify and apply methods for estimating dynamic O/D matrices on basis of commonly available data. If possible, the method will be applied to the evaluation of dynamic traffic management measures. This project description has a preliminary nature, and the main thrust of the project may change to reflect additional insights.
Promotor van Ir. Yvonne M. Bontekoning op: Improvement of intermodal rail transport bv new qeneration terminals (2001) Samenvatting: Networks for inland intermodal freight transport are developing now strongly. These network developments take place at a European, national and regional level and concern long, medium and short distances. Each network has its own performance characteristics. Nodes with new generation terminals for transhipment should perform in such a way that they ameliorate the performance of the network. Decisions about investments for the terminals of tomorrow have to be taken now. The problem is how to find information on which investment decisions can be based. The characteristics of the networks and the function of the terminals in these networks are unclear. The aims of this research are twofold: 1) to define for certain types of intermodai networks best performing intermodal terminals; and 2) to develop a generic tooi to support strategie decisions about intermodal terminal investments.
Promotor van Johan Visserpp: Transport in urban areas: efficiency improvement of goods transport (2001). Samenvatting: Het betreft een onderzoek naar de (toekomstige) mogelijkheden van efficiëntieverbetering, dat wil zeggen een betere prestatie tegen lagere (maatschappelijke en bedrijfseconomische) kosten in de distributie van goederen in stedelijke gebieden. Het doel van het onderzoek ligt uitdrukkelijk bij het systematisch inventariseren en doorrekenen van mogelijkheden die leiden tot zowel verbetering van de bereikbaarheid (bedrijfseconomische efficiëntie) als de leefbaarheid (maatschappelijke efficiëntie).
Projectleider Seamless Multimodal Mobilitv (SMM) 1995 - onbekend http://www.rstrail.nl/SMM/index.html Samenvatting: The program distinguishes three types of activities, which is transport services, information provision and coordinated control, at three different time scales, that is long-term strategie, shortterm tactical, and real-time operational. The program is building on earlier research at the Transportation Planning and Traffic Engineering Section ("Transferia en Systeemopbouw OV") and the Applied Analysis Section (DUT). At the strategie level the program deals with the design of networks: networks of transport services and transportation infrastructure, information networks, and networks for interorganisational co-ordination. New network design approaches will be developed that can cope with the mixed composition of the networks. 30
Research subjects at the tactical level concern the short-term preparation of travel services to be provided: trip chain generation, supply/demand matching, slot assignment, information updating, and logistical co-ordination. These are new challenging questions in operations research. At the operational level the focus is on trip execution with activities such as traveller guidance, process monitoring and process control. New communication, monitoring and control technologies are to be developed such as for the PITA's. New mathematical techniques are needed for process control in mixed networks.
Prof.dr.ing. LA. Hansen Expertise: Ontwerp van wegen; Reizigersknooppunten; Goederenterminals; Exploitatie van openbaarvervoersystemen; Spooremplacementen; Containerterminals Leeropdracht: Vervoer-en verkeersvoorzieningen. 015-2785279 http://www.TRAIL.tudelft.nl/verkeerskunde
[email protected] •
Promotor van Ir. Y. Zhan OP: Lanes for automated freiaht traffic (1999 - eind 2003). Samenvatting: this project concerns designing automated truck traffic: - Interaction between autonomous vehicle control and central traffic control with respect to response time and stopping distance; - Means of controlling entry of vehicles in terminals, links, and nodes; - Application criteria for dedicated or multi-use automated lanes; - Design parameters for automated lanes compared to the guidelines for conventional traffic design; - Effects of the location of the automated lane in the middle or on either side of existing roads and the placement of safety barriers in the median and along the shoulder; - Design variants for the transfer stops between manned and unmanned riding vehicles and for the alignment of the entrance and exit lanes; - Space requirements for lanes for freight traffic flow and unmanned and manned vehicles on lanes for merging in and out at different speeds of main and secondary lanes; - Capacity of nodes, links, and terminals for automated freight vehicles. Research objectives Planning: The research consists of the following steps: - Traffic analysis and prognosis of the origin, destination, direction, speed, and intensity of the flows of freight traffic between maritime or inland terminals and urban distribution centres; - Determination of the standard design variables and parameters for automated lanes; - Geometrie design of typical lane segments, links, nodes, and switching stations at the terminals; - Simulation of the traffic flow on the lanes of a typical lane segment, link, node, and switching station; - Determination of the quality of the traffic flow, waiting time, speed, and sensitivity to disturbance for a typical situation by way of microsimulation. Expected results: The research produces a system for the design criteria, the design variables, and their threshold values for the main components of
31
automated lanes, such that the differences with respect to the design guidelines for manned road vehicles will be easily recognisable. On the grounds of a number of case studies, the geometrie form will be elaborated with the aid of CAD. Furthermore, a simulation program for the traffic flow on a demonstration route will be developed. On the basis of the results of that simulation and the levels of traffic flow, which are to be determined, the specifications for automated lanes can be derived. The project is expected to derive and quantify the variables for the anticipated increase in efficiency of traffic flow on automated lanes.
Promotor van M. Tabibi M.Sc. op: Design and Control of Automated Freight Transport at On-/off-ramps of Motorwavs (1999 - einde 2003) Samenvatting: Research objectives: - To develop a dynamic traffic flow pattern based theory on automated freight lanes, which minimises the level of disruption in conjunction segments of manual/automated mode lanes; - Development of a micro-simulation traffic flow model for evaluation of different scenarios operation(related to above mentioned subject); - Determination of effective geometrie design variables and parameters in the design of entry-exit segments. Background An Automated Freight Transport System (AFTS) refers to a specially equipped set of lanes (DFLs) and trucks (ACTs) in which trucks are automatically controlled. To travel on a DFL, a driver of an ACT might pull into the designed lanes, perhaps similar to some of today's high occupancy vehicle (HOV) lanes. It's clear that for diverging from a DFL, the similar (but vice versa) operation must be done. However, control of these ACTs will be assumed by the system but the method (or scenario) of control and also design of required facilities will have an important role on whole set of AFTS and ordinary highways effectiveness. A major advantage of an AFTS will be about considerable transport of freight traffic, in many cases on the existing road right-of-way. This should mean more rapidly transport of trucks without devoting significantly more land to highways on dedicated sections of AFTS. However, due to this rapidly change in freight transport, perhaps occurs some discontinuity on whole network of traffic flows at on-/off-ramps. Therefore this subject must be studied more precisely. Problem definition: The existing of combined network of ordinary and dedicated lanes for freight transport is essential. In the other words, it would be not possible to assume a completely isolated network of dedicated freight lanes for freight transport system. Therefore, it expects that level of service for freight transport flows in this kind of dedicated lanes is completely different from ordinary highways and this difference may cause some discontinuity and perhaps some accidents at on-off ramps for merging or diverging the ACTs. Then how to regulate the traffic flow of ACTs on dedicated lanes when they intend to merge (or diverge) to (or from) traffic flow in ordinary highways and how to design the requested elements are both important to be analysed and solved. Approach: According to different levels of service, the entry and exit (ramps) segments, must be so designed that the interruption in flow traffic be minimised. It seems that the automated control of trucks on AFLs can provide this possibility that in each time. 32
Different scenarios for controlling and directing of ACTs on dedicated lanes be analysed and relation to condition of traffic flow on ordinary highways the best option will be selected and adapted to ACTs. In this research it 's tried to develop a method for solving this problem. The selected procedure of this research for solving the above mentioned problem has the following steps: Step 1 : Focuses on analysis of different methods for how to direct the ACTs in dedicated freight lanes at on-/off-ramps; Step 2 : Different configurations and alternatives of on-off ramps will be analysed; Step 3 : The best mixed alternatives for control and design will be analysed and appropriate options will be selected. Project framework: The research project is part of the Freight Transport Automation and Multimodality Programme. This research project will be in the framework of the cluster 3 of this programme (FTAM-3) with title of: "Lanes for automated freight transport". Expected results: - Extending the theory about traffic flow control on automated freight transport lanes; - Development of micro simulation model to test different scenarios of control and design for mixed traffic of automatically controlled trucks and manually driven vehicles (MDVs) at on-/off-ramps; - Evaluation of different scenarios for motorway design and vehicle control. Theoretical relevance One of the main advantages of travelling ACTs on DFLs will be the possibility of adapting their vehicle dynamics to commands transmitted by the Traffic Control Center (TCC) to the ACTs. In this way it's possible to minimise the time loss of ACTs and MDVs at on-/off-ramps. Buffer areas (as a new concept) aim to regulate the traffic flow of ACTs related to traffic flow rate of MDVs at on-/off-ramps, and therefore facilitate segregation by time. The most effective factors for analysis of scenarios of control and design of automated freight transport at on-/off-ramps are: safety issues, control aspects, cost impacts and legal aspects. Therefore, a comparison between the required investment for constructing the flyovers and the traffic control of at-grade crossing and its required facilities may lead to select at-grade or grade-separated scenarios, while the selection between left or right hand side location of DFLs depends on different criteria's such as traffic volume of ACTs and MDVs, budget constraints, and legal aspects. Societal relevance The results of this research project can help to provide opportunities for a more efficiënt transport network. Increasing of safety, continuous traffic flows, high reliability and savings on personnel costs for fright transport would be some of these advantages?
Projectleider: Het duurzame luchtschip (2002) Samenvatting: The project examines the possibilities to reduce energy use and pollution by using airships. The project includes an analysis of the market potential of airships, its energy use and pollution, and the energy use and pollution of the alternatives. The project examines the possible markets of the airships that are in operation now or will be in operation within 5 to 10 years. The scope of the project is restricted to the application of airships in the Netherlands as well for the international trip market to 33
or from the Netherlands. The quality and applicability of the airship are analysed and they are compared with them of the alternatives. Besides the prices of airship use are compared with the prices of the alternatives. The comparisons result in the definition of possible markets.
Projectleider: Basisbestand goederenvervoer (2002) Samenvatting: The aim of the project is the set-up of a database for goods distribution in urban areas and to do some descriptive analyses with this database. Data are collected by enquiries to shops and other recipients of goods in four Dutch cities, to the carrier of the goods and to the truck drivers. The data should give a good description of the profile of goods supply in urban areas. They give characteristics of the respondents and characteristics of the transport like the transport mode, the route, time of arrival and departure, length of the whole trip of the truck, and so on.
Prof.dr. Henk J. van Zuylen Expertise: Dynamisch vervoer- en verkeersmanagement; Participatieve planvorming; Technologiebeleid. Leeropdracht: Dynamisch vervoer- en verkeersmanagement; Participatieve planvorming; Technologiebeleid. 015-2782761
[email protected] •
34
Promotor van: Ir. F. Viti op: An optimisation problem with dvnamic route-departure time choice and pricinq (2000-2004) Abstract: Dynamic pricing is one of the least studied fields in the area of dynamic traffic management; this might be due to the fact that a time-varying toll has not yet been widely accepted by the authorities. The use of Dynamic Network Loading (DNL) permits one to estimate travel times during different periods of the day and above all during congestion. This allows one to calculate the dynamic path disutilities faced by travelers when these consist of travel time and dynamic tolls. This study combines two avenues of modeling innovation. Firstly it relaxes the assumption of fixed departure times during the evaluation periods. It does so by including a departure time choice model that uses the time-dependent path disutility calculated by a Dynamic Traffic Assignment model which incorporates the DNL. Secondly it integrates this with the problem of finding the dynamic tolls that minimize the total system cost. It does so by solving a bilevel programming in which tolls are set in an upper level problem (aimed at minimizing the system cost), and the dynamic user-optimal response of the transport system (in terms of route choice and departure-time choice) is calculated in a lower level problem. Software was prepared to solve the upper leve! of the bilevel problem iteratively, at each step determining the useroptimal response of the lower level. So, consequently, the paper aims at finding consistency of user response with respect to pricing and to show how, in some cases, pricing is beneficial for the societal purposes. Theoretical relevance It inspects the relevant influences of pricing on dynamic user equilibrium.
Societal relevance Finds a strategy of pricing that minimizes the system costs.
NB. M. Bogers onderzoekt dit voor het goederenvervoer (Vervoerslogistieke Werkdagen 2004). Projectleider: FANTASIE: een methodiek om technologische innovaties te beoordelen OP hun mogelijkheden om ze in te zetten voor beleidsdoelen in Verkeer en Vervoer '97- 2000, met AW (Michelle Coemet).
35
Bij de Faculteit Techniek, Bestuur en Management zijn de voor ons relevante personen:
Prof.dr.ir. Hugo Priemus Decaan. Expertise: Infrastructuurbeleid; Ruimtelijke ordening; Volkshuisvestingsbeleid. Leeropdracht: Volkshuisvesting. 015-2781908
[email protected]
•
36
Promotor van Drs. J.J. Trip op: Transport networks and urban structure on different scales (2005) Samenvatting: Background Transport networks relate to various aspects of urban development, such as the intensity of land use and the functions that develop, which in turn imply specific demands to the transport system in terms of its capacity and efficiency. With respect to transport networks and urban development, several questions remain unsolved. The research focuses on three related problems. First, the focus of research is often too much restricted to physical infrastructure, while flows and services must be taken into account too. Second, and strongly related to the first point, how exactly transport networks on different scale levels are connected and how different kinds of transport networks are connected with urban development on various scale levels, is still a matter of research and, for a large part, assumptions. Finally, the actual fragmentation of the research field in various disciplines and approaches further complicates the study of the relation between transport networks and urban development. Research objectives First, a general objective is to gain real insight in the way transport networks and urban structure influence each other. The focus of research is in particular on the way the nature of the relation between transport networks and urban structure is different on different scales and on the role transport flows and services in this. Second, in view of the fragmentation of the research field, the objective is to define an approach that integrates concepts and knowledge from both transportation research and urban design and urban research. Problem definition Could a consistent and operative explanation be identified of the spatial and functional relation of transport networks and urban structure and of the way this relation differs with various scales? In relation to this, the main research questions are: - to what extent is this relation defined by transport infrastructure, flows and services? - in which way are the function and number of nodes and links in the network dependent on the applied scale? Guided by the questions above, a concise literature review will be carried out of the role of transport networks and flows in urban structure theory. Also, in view of the questions above, analyses may be made of e.g. urban development around transport nodes or of line networks in the city on different scales, in relation to various case studies. Furthermore, the objective is to develop an integrative approach of transport networks, flows and urban structure, and a typology of this relation, which integrates the different perspectives and terms of transport and urban studies. With respect to the typology it is proposed to apply a systems approach.
•
Projectleider: Freight Transport Automation and Multimodalitv (FTAM) (1995-..) Samenvatting: The research aims at the development of an intermodal freight transport system, which can offer high-quality and sustainable transport services by land at different geographical network levels. This includes the continental, national and urban freight transport market. Such a system demands for seamless integration of transport networks, new means of transport, redesign of existing ones, advanced transhipmentfacilities, interorganisation co-operation and a high level of automation in transport and transhipment processes. These conditions refer to the two main themes of the FTAM program: multimodality and automation. With respect to multimodality the program deals with the development of logistic concepts and the design of networks (Intermodality and organisation). These networks include networks of transport services and transport infrastructure, information networks and networks of interorganisational co-ordination. Regarding to automation the focus is on the development and design of vehicles and infrastructure for automated freight transport, and the associated communication, monitoring and control technologies (Vehicles and operations). The technological and organisational conditions for an integrated, highly automated freight transport system should be achieved within a period of ten years. This means that technical designs of infrastructure (including intermodal terminals), smart vehicles and traffic control for automated freight transport are developed, prototyped and tested on real scale. Designs of multimodal networks connecting, manned and automated, transport modes (water, rail and road) are operationalised, and concepts for the management and control of intermodal freight transport are operationalised and tested.
Promotor van Ir. Ekki Kreutzberger: New qeneration terminal concepts and innovative bundling concepts for combined transport. Identification of promisinq and missing developments (2000- 2004) Terminet: new concepts of networks and terminals for multimodal freiqht transport. Dit project is gericht op het ontwerpen van een nieuwe generatie geautomatiseerde multimodale terminals in multimodale netwerkconfiguraties die een vergaande bundeling van lading mogelijk maken. In het voorjaar 1998 heeft FUCAM een tweetal deliverables opgeleverd, waarin de werking van het softwarepakket NODUS wordt beschreven. FUCAM heeft in het kader van het project een softwarepakket ontwikkeld, waarmee effecten van wijzigingen in het netwerk op de routing van de goederenstromen kunnen worden geanalyseerd. Zo kan bijvoorbeeld het effect van een ecotax voor wegvervoer of het opzetten van nieuwe intermodale diensten op huidige intermodale diensten worden geanalyseerd. CERIAS heeft in april 1998 de deliverable 'Building blocks for preferable network lay-outs' opgeleverd. Dit rapport analyseert innovatieve netwerken in Europa. ESIVU en VTT hebben in augustus 1998 een deliverable opgeleverd over indicators en criteria voor intermodale netwerken. Het OTB heeft ten slotte in samenwerking met Tuchschmid en Noeil in augustus 1998 het rapport 'Preferable new generation terminal-nodes' geschreven. De uitvoering van nieuwe-generatieterminals wordt in het rapport aan een kritische analyse onderworpen.
37
•
Promotor van Yvonne Bontekoning op: New generation intermodal terminals: a simulation tooi to support investment decisions Improvement of intermodal rail transport bv new generation terminals (2002) (Zie Piet Bovy)
•
Promotor van L. Ma op: Modelontwikkeling voor stedelijk goederenvervoer Zie Piet Bovy.
Promotor van Dr. J.W.P.M. Konings op: Nodes in freight transport: an analysis of the competitiveness of terminals for internodal transport (2002) The aims of this research are: 1) to offer an instrument to measure the competitiveness of internodal freight transport terminals; 2) to identify and quantify the factors determining this competitiveness.
Promotor van Dr.ir. Arjan J. Binsbergen en Dr.ir. Johan G.S.N. Visser op: Transport in urban areas: efficiency improvement of goods transport (2001) Samenvatting: onderzoek naar de (toekomstige) mogelijkheden van efficiëntieverbetering, dat wil zeggen een betere prestatie tegen lagere (maatschappelijke en bedrijfseconomische) kosten in de distributie van goederen in stedelijke gebieden. Het doel van het onderzoek ligt uitdrukkelijk bij het systematisch inventariseren en doorrekenen van mogelijkheden die leiden tot zowel verbetering van de bereikbaarheid (bedrijfseconomische efficiëntie) als de leefbaarheid (maatschappelijke efficiëntie).
Prof.dr.ir. W.A.H. Thissen Leeropdracht: Technische bestuurskunde, in het bijzonder beleidsanalyse. 015-2786607.
[email protected]
•
38
Projectleider van: Integraal afwegen: evaluatie en herontwerp van een afweqingsinstrumentarium. met Dr.ir. B. Enserink en Ir. R. Monnikhof (1998) Samenvatting: Methodieken voor structurering en ondersteuning van besluitvorming omtrent ruimtegebruik kennen zowel een inhoudelijke als een procesdimensie, waarbij de inhoudelijke dimensie betrekking heeft op het proces van probleemformulering, het zoeken naar mogelijke oplossingen en het evalueren van effecten. Het gebruik van ondergrondse ruimte hangt veelal samen met grootschalige infrastructurele projecten waarbij de ervaring leert dat de besluitvorming daarover niet zelden ongestructureerd verloopt omdat het gebruik van de ondergrondse ruimte voor sommigen geen probleem is, maar voor anderen wel. Vanuit de realisatie dat in besluitvormingsprocessen proces en inhoud niet los van elkaar kunnen worden gezien zijn in dit veld een drietal centrale thema's te onderkennen: a. er is een toenemende aandacht voor participatieve vormen van beleidsanalyse; b. er is een toenemende aandacht voor de vroege fasen van het beleidsproces waarin probleemdefiniëring, het genereren van alternatieven, het ontwikkelen van criteria en het selecteren van kansrijke alternatieven plaatsvindt;
c. er is een toenemende behoefte aan een betere beheersbaarheid van het besluitvormingsproces. In dit project staat de vraag centraal hoe de besluitvorming aangaande de ligging van (infrastructurele) voorzieningen ten opzichte van het maaiveld procesmatig en kwalitatief kan worden verbeterd en op welke wijze het politieke proces meer beleidsinhoudelijk kan worden gemaakt. De volgende deelvragen kunnen worden geformuleerd: 1. Welke methoden en technieken worden gebruikt voor integraal afwegen van alternatieven en welke zijn hun mogelijkheden en beperkingen? 2. Welke methoden en technieken worden gebruikt in de vroege fasen van het beleidsproces waarin probleemdefiniëring, het genereren van alternatieven, het ontwikkelen van criteria en het selecteren van kansrijke alternatieven plaatsvindt? 3. In welke mate komt het ontwerp voor een rapid-appraisal methodiek ten behoeve van integraal afwegen tegemoet aan de inzichten ontleend aan deelvragen 1, 2 en 3? 4. Welke voorstellen kunnen worden gedaan ter verbetering van het (her-)ontwerp en de evaluatie van een methodiek voor integraal afwegen? Na de start in 1996 ligt er een voorlopig theoretisch kader. In 1997 zal vooral gewerkt worden aan enkele diepgaande case studies die de empirie moeten leveren als basis voor het herontwerp. Over tussenresultaten zullen enkele papers/conferentie presentaties gegeven worden.
Projectleider van: Kennis, belang en onderhandelen van Drs. H. Grünfeld (1998) Samenvatting: Dit project wordt uitgevoerd in het kader van de samenwerking tussen TB en EAC/RAND. Voor een groot aantal milieu-problemen vindt besluitvorming in toenemende mate plaats op internationaal niveau. Dit geldt bijvoorbeeld voor CO2-emissies en de klimaatproblematiek, luchtvervuiling en zure regen, waterbeheer op het niveau van rivierbekkens, maar evenzeer voor afvalbeleid en milieubeleid gericht op internationaal transport. De (mogelijke) rol van beleidsanalyses bij internationale milieu-onderhandelingen en de condities waaronder beleidsanalyses een zinvolle rol bij dergelijke onderhandelingen kunnen spelen, zijn nog onderbelicht. Dit onderzoek is erop gericht hierin meer inzicht te krijgen, waarbij de aanpak in een drietal stappen of fasen uiteenvalt: 1. Keuze en nadere specificatie van een theoretisch kader; 2. Analyse van enkele case-studies ter concretisering, toetsing en verdere ontwikkeling van dit kader; 3. Ontwerp van aanbevelingen op basis van de resultaten van 1. en 2. Het theoretisch kader is inmiddels uitgekristalliseerd, en ook diepgaande analyse van de eerste casus (zure regenproblematiek) is nagenoeg afgerond. In 1997 zal het accent liggen op analyse van een tweede en derde casus, en interpretatie/consolidatie van de resultaten. Eind van het jaar is het conceptproefschrift grotendeels klaar.
39
•
Projectleider: TWINS (Towards an integrated water management of the Scheldt) (1999) van Dr. G.E.G. Beroggi Ph.D. Samenvatting: Beleidsanalyses zijn gericht op het ten behoeve van beleidsafwegingen in kaart brengen van de effecten van beleidsbeslissingen, gebaseerd op geïntegreerde kennis van de wisselwerkingen tussen watersystemen en daarbij betrokken maatschappelijke belangen. Complexe beleidsanalytische studies in het waterbeheer komen vaak nog op pragmatische wijze en op ad hoe-basis tot stand. Als casus is in overleg met Rijkswaterstaat (subsidiegever) gekozen voor de problematiek van (vervuild) slib in de haven van Antwerpen. Deze problematiek is bij uitstek internationaal, gezien de verwevenheid met de belangen in Frankrijk, België (verschillende gewesten) en Nederland. In dit project worden de mogelijkheden voor een meer fundamentele aanpak voor de opzet van beleidsanalytische studies en het ontwerp van het bijbehorend instrumentarium (modellen en gegevensverzamelingen) verkend en getoetst. Daarbij wordt uitgegaan van de noodzaak van betrokkenheid van de voornaamste belanghebbenden (participatieve aanpak), en wordt onder andere het gebruik van conceptuele modellen verkend als hulpmiddel bij het expliciteren en articuleren van probleempercepties, en als hulpmiddel voor specificatie van functionele eisen aan het beleidsanalytisch instrumentarium. In 1998 staat de uitwerking en eerste praktijktoetsing van de conceptuele modellering centraal.
Prof.dr. Warren E. Walker Leeropdracht: Technische bestuurskunde, in het bijzonder beleidsanalyse 015-2783258
[email protected] Dr. W. van der Ham 200 jaar rijkswaterstaat (1999) bij Sectie Geschiedenis van de Techniek Prof.dr. H.G Sol Expertise: Systeemkunde; Bedrijfsmodellering; Simulatie; ICT Leeropdracht: Business Engineering en ICT
[email protected]. - Per 1 juli 2004 decaan faculteit Bedrijfskunde van de Rijksuniversiteit Groningen.
40
•
Promotor van Drs. A. Vaessen op: Omgaan met onzekerheden in adviesrapporten (2002) Samenvatting: Hoe worden onzekerheidsmarkerende tekstkenmerken uit adviesrapporten gelezen, verwerkt en beoordeeld door bij de beleidsvorming betrokken lezers? Conclusies zullen ingaan op het lees-, verwerkings-, en beoordelingsgedrag van bij de beleidsvoorbereiding betrokken lezers van adviesrapporten. Er wordt onder andere aangegeven of de lezers de onzekerheidsmarkerende tekstkenmerken selecteren, hoe ze deze verwerken en beoordelen en welke mate van onzekerheid de eindoordelen bevatten.
•
Begeleider van Ir. M. Bruggeling en Dr.ir. A. Verbraeck op: Coördinatie in de gecontaineriseerde transportketen. 1996-1998 Samenvatting: Er zijn drie trends te onderkennen in het transport van goederen met behulp van containers: (1) het gebruik van containers voor goederentransport groeit in aantal; (2) de eisen zoals snelheid, frequentie, flexibiliteit en kosten waaraan het transport moet voldoen worden hoger;
(3) het voldoen aan eisen wordt steeds meer een keten-aangelegenheid in plaats van een streven van afzonderlijke organisaties. Coördinatie speelt in de container-keten een belangrijke rol om bij een groeiend aantal containers toch nog aan de eisen te kunnen voldoen. Informatie- en communicatietechnologie worden vaak ingeschakeld ter ondersteuning van de coördinatie. Het ontbreken van aandacht voor de werkwijze binnen en tussen organisaties heeft als gevolg dat succes van de ingezette technologie vaak uitblijft. Er bestaat behoefte aan een andere wijze van coördinatie, waarmee het -in combinatie met technologie ter ondersteuning hiervan- beter mogelijk is aan de hoger wordende eisen te voldoen. De technologie wordt in dit verband als voldoende beschouwd; in het onderzoek wordt aansluiting gezocht bij bestaande technologieën. Het beter kunnen voldoen aan hoger wordende eisen wordt in dit onderzoek vertaald naar het leveren van betere logistieke prestaties, zoals een kleinere doorlooptijd, lagere kosten voor zowel de coördinatie als het uitvoerende proces en grotere flexibiliteit. Een andere wijze van coördinatie richt zich op drie aspecten: 1. Ketenprocessen. Voorde primaire, uitvoerende processen wordt in de keten is coördinatie tussen organisaties in de keten noodzakelijk. In dit aspect worden de te coördineren processen in kaart gebracht. 2. Ketensturing. Op dit niveau worden de coördinerende activiteiten in kaart gebracht door onder meer de informatievoorziening te analyseren. 3. Ketenvorming. Naast het sturen van een bestaande keten, kunnen ook bij de totstandkoming van een keten logistieke verbeteringen gerealiseerd worden. Informatievoorziening speelt bij de keuze van organisaties om een keten te vormen een belangrijke rol. Doelstelling van het project is aldus het ontwerpen van een coördinatieconcept voor een gecontaineriseerde transportketen. Hierbij wordt, uitgaande van de ketenprocessen, aandacht besteed aan zowel ketensturing als ketenvorming. Het nieuwe coördinatieconcept moet met behulp van ondersteunende informatie- en communicatietechnologie leiden tot een verbetering van de logistieke prestaties in de keten. Twee speerpunten hierin zijn de aandacht voor ketens, gecontaineriseerde transportketens meer specifiek, en het ontwerpen van een coördinatieconcept, ofwel het ontwerpen van een complex systeem. Het onderzoek wordt uitgevoerd volgens de inductief-hypothetische onderzoekscyclus. Om gevoel te krijgen voor de problematiek rond invoering van informatietechnologie ter ondersteuning van het coördinatieproces is het onderzoek gestart met een analyse van de implementatie van mobiele communicatie in zes wegtransportorganisaties. Vervolgens is onderzoek gedaan naar de informatievoorziening ten behoeve van de coördinatie van de gecontaineriseerde transportketen in de Rotterdamse haven. Op basis van de resultaten van beide onderzoeken wordt een inductieve slag uitgevoerd, gericht op de theorievorming van een coördinatieconcept. Deze inductieve slag zal richting worden gegeven door het coördinatieconcept in vergelijkbare situaties te analyseren, zoals de filmindustrie, de bouwwereld, de produktie-industrie, en andere havens (nationaal, internationaal en intercontinentaal). Het hieruit voortkomende coördinatieconcept zal worden toegepast, geëvalueerd en aangepast in één of meer cases. Het onderzoek zal in juni 1998 worden afgerond met een proefschrift waarin de
41
werkwijze als ook het nieuwe coördinatieconcept voor de gecontaineriseerde transportketen wordt beschreven. Dr.ir. A. Verbraeck Expertise: Modelleren en simuleren van systemen; Logistieke systemen; (Her)ontwerpen en modelleren van organisaties; BPR en workflow; Object georiënteerd modelleren; Real-time besturing 015-2783805.
•
Projectleider: Simulatie Ondergronds Logistiek Systeem (QLSK1998) Samenvatting: Binnen het onderzoek is gekeken naar de logistieke prestaties van het Ondergronds Logistiek Systeem dat ontworpen wordt als transportader tussen de Luchthaven Schiphol, de Verenigde Bloemenveiling Aalsmeer (VBA), en een nieuw te bouwen railterminal bij Hoofddorp. Doel van het deelproject 'Simulaties' is het in een vroeg stadium inzicht verkrijgen in de effecten van kritieke parameters op verschillende niveaus van het OLS. Inzichten voortkomend uit de simulatiestudies kunnen ondersteunend zijn bij het selecteren van voertuigtypen, handling-faciliteiten en de besturing van het logistiek systeem. Voor de besturing van het OLS worden 3 niveaus onderscheiden: - niveau 1. De technisch logistieke besturing binnen OLS. - niveau 2. De logistieke besturing tussen Schiphol, Bloemenveiling en railterminal. - niveau 3. De logistieke besturing van OLS in de multimodale keten. Op het niveau van de technisch logistieke besturing binnen OLS (niveau 1) zijn onder meer van belang zaken zoals voertuigparameters, gevoeligheid voor storingen, capaciteiten en omvang van de verschillende buffers en lokale parkeercapaciteiten, en logistieke parameters zoals bezettingsgraden en doorlooptijden. Op het niveau van de logistieke besturing tussen Schiphol, VBA en railterminal (niveau 2) zijn parameters als de grootte van de laad en losperrons, de nauwkeurigheid van tijdvensters en de mate waarin deze door de modaliteiten kunnen worden gehaald van belang. Daarnaast zullen simulaties van het totale systeem moeten worden gedraaid om bijvoorbeeld de gevolgen van vertraging in het OLS-systeem, oponthoud in de transportketen en calamiteiten, en de effecten van uitval van OLS-voertuigen en het reactief vermogen van het logistiek systeem uit te testen. De simulaties maken het functioneren van het terminal proces zowel als van de deelsystemen en de besturingsalgorithmen meer inzichtelijk. Visualisatie van de resultaten en presentatie gericht op de verschillende typen actoren in het systeem spelen dan ook een belangrijke rol in het project. Binnen het project wordt nauw samengewerkt met de andere OLS deelprojecten (voertuigontwerp, transporttechniek, besturingssysteem, transporttechnologisch laboratorium, en de klankbordgroep). Het deelproject 'simulatie OLS' wordt uitgevoerd in nauwe samenwerking met de Universiteit Twente, en vindt plaats onder de vlag van TRAIL
Prof.mr.dr. E.F. ten Heuvelhof Leeropdracht: Bestuurskunde, in het bijzonder sturings- en ordeningsvraagstukken 015-2785919
[email protected]
42
Projectleider van: International comparison decision makina transport infrastructures_(1994) Samenvatting: Behind the official budget figures for transport infrastructure investments looms the informal political question why what specific projects get what funding. Not much is known of this more social and institutional world. In this international comparative study the author explores how the financial allocation process evolves in six different Western countries. The institutional structures in France, England, Germany, Switzerland, the United States and the Nederlands are characterised and compared. After this, the applicability of successful and innovative instititonal characteristics from one country to the other is studied. Constitutional and cultural characteristics play an important role in this. This project is funded by both the Faculty of Technology, Policy and Management and the Dutch Ministry of Transport and waterworks. Begeleider van Ir. M. Kuit en Dr.mr. H.D. Stout op: Reaulation and management of infrastructures (2002) Samenvatting: Affected by technological innovation and European regulation a restructuring of economie markets in the field of infrastructures takes place which has important consequences for the infrastructural products and services at stake. In connection with the specific characteristics of infrastructural networks this restructuring is developing very atypical compared to similar processes in other sectors of society. In the project Regulation and management of infrastructures of the Delft University Interfaculty Research Centre Infrastructures in particular this restructuring will be examined in the field of five infrastructural sectors: telecommunication, energy, water, wastedisposal and transport. The scientific point of view of the project is mainly managerial and juridical. In general terms the project can be divided in four parts as to which the last part bears the focus of the researchers: - to define the nature of networks (e.g. natural monopoly, technical, integrity, multi user application); - to describe technological, organizational, juridical and political developments (e.g convergence, vertical/horizontal integration, changes in legal arrangements, (de)centratization); - to value these distinguished developments (e.g. efficiency, legitimacy, sustainability); - to design formal and material elements for decisionmaking with regard to infrastructural networks (e.g. rules of the game, institutions). Begeleider van Dr. M.J.G. van Eeten op: Faciliteren van de dialoog: Theorie en praktijk van interactieve beleidsvorming onderzocht bii vier controversiële beleidsproblemen (1998). Samenvatting: In dit onderzoek wordt een analyse gemaakt van processen van interactieve beleidsvorming en de veronderstellingen hierachter. In sommige beleidsprocessen blijkt er intensieve interactie te hebben plaatsgevonden rondom het issue, terwijl er toch sprake was van polarisatie en stagnatie. Het proces tussen actoren ontaardde in deze gevallen in een "dialogue of the deaf', ondanks de investeringen in interactie en communicatie. Dit onderzoek poogt meer inzicht te verwerven in dit fenomeen van "dialogue of the deaf, om op deze wijze strategieën te vinden voor de omgang ermee. De huidige theorievorming verschaft dit inzicht niet. Vier problematisch verlopende interactieve beleidsprocessen zijn empirisch onderzocht: de dijkversterkingscontroverse (afgerond voorjaar 1996), het Groene Hart debat (afgerond zomer 1996), de chloorcontroverse (afgerond herfst 1996) en de dialoog over de Toekomstige Nederlandse Luchtvaart Infrastructuur (afgerond winter 1996/1997). In elke casestudie zijn oorzaken voor het stagneren van het debat geïdentificeerd door een analyse van de argumentaties rondom het 43
beleidsissue. Aan de hand van de uitkomsten hiervan zijn per case aanbevelingen geformuleerd die pogen om de dialoog over het issue te faciliteren. Op basis van deze casestudies probeert het onderzoek enkele meer generale conclusies te trekken ten aanzien van de omgang met de "dialogue of the deaf' rondom controversiële beleidsproblemen.
Begeleider van: Dr. J. Edelenbos op: Ontwerp en management van besluitvorming over ondergrondse infrastructuur (2000) Samenvatting: Het gebruik van de ondergrondse ruimte (GOR) is steeds meer in de belangstelling komen te staan. Politieke besluitvorming over de Hoge SnelheidsLijn (HSL) toont dit aan. Maar dit is niet altijd zo geweest. Bij besluitvorming over mogelijke uitvoeringswijzen van de Betuweroute is een ondergrondse uitvoeringsvariant al snel ter zijde geschoven, met de simpele de simpele argumentatie dat een dergelijke uitvoeringswijze te duur zou zijn. In het rapport 'Intergrale Afweging' van de Stuurgroep Ondergrondse Vervoersinfrastructuur (SOVI, 1993) wordt er op gewezen dat voor het realiseren van een "zorgvuldige afweging tussen boven- en ondergrondse alternatieven" een integraal afwegingskader nodig is, waarin niet enkel naar de kosten wordt gekeken maar dat alle relevante aspecten in hun onderlinge samenhang moeten worden beschouwd en afgewogen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan milieu-aspecten, veiligheid, ruimtelijke kwaliteit en efficiëntie, leefmilieu omwonenden, et cetera. Maar bij enkel en alleen het ontwerpen van een methodiek voor integraal afwegen houdt het verhaal niet op. Daarnaast is het noodzakelijk dat er een procesontwerp komt waarin de processen van probleemdefinitie, variantenontwikkeling en finale besluitvorming adequaat worden vormgegeven. Er moet een zodanig besluitvormingsproces worden ontworpen dat het mogelijk maakt dat er kwalitatief goede besluiten worden genomen, en waarin dus een integrale afweging levenslucht moet worden gegund. Er is meer aan te merken op publieke besluitvormingsprocessen omtrent (grote) ondergrondse infrastructurele projecten. Het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid "Besluiten over grote projecten" (1994) concludeert dat besluitvorming over grote projecten vaak gefrustreerd worden door slecht management van interactieprocessen in besluitvorming, in zichzelf gekeerde besluitvormers, afgesloten overlegcicuits en slechte verhoudingen tussen bestuurslagen. Hoewel de Raad dit constateert, doet zij geen concrete aanbevelingen in die richtingen. De Raad benadrukt slechts een structurering en fasering van de besluitvorming over grote projecten. De doelstelling van het onderzoek is de volgende: Het maken van een procesontwerp en een methode van procesmanagement van besluitvorming over ondergrondse infrastructurele projecten, dat zowel aandacht besteedt aan een voortvarend procesverloop als een maximale articulatie van de in het geding zijnde belangen en preferenties.
Begeleider van Drs. T.C. Abbas op: Sturing van risicomanagementprocessen in de Nederlandse luchtvaart (1998) Samenvatting: Doel van het project is de veranderingen in het risicobeleid in de Nederlandse burgerluchtvaart in de periode 44
1989-1996 te verklaren en te beoordelen, om vervolgens aanknopingspunten voor sturing van risicovraagstukken te kunnen geven. De centrale vraagstelling van het onderzoek luidt als volgt: Welke veranderingen doen zich voor in het risicobeleid van de Nederlandse burgerluchtvaart in de periode 1989-1996, in hoeverre en op welke wijze worden deze beleidsveranderingen beïnvloed door reeds bestaande instituties en in hoeverre biedt inzicht in en beoordeling van deze veranderingen aangrijpingspunten voor sturing? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is een theoretisch kader ontwikkeld, gebaseerd op de bestuurskundige netwerkbenadering. Dit betekent dat het antwoord wordt gezocht in de interactieprocessen tussen de actoren die bij het risicomanagement betrokken zijn. In die interacties wisselen de actoren percepties uit t.a.v. risicoproblemen en oplossingen. Er wordt in de analyse echter ook de nadruk gelegd op de invloed van de institutionele kant van het netwerk op het risicobeleid. Dit betekent dat er in de analyse aandacht is voor de invloed van de netwerkstructuur op het risicobeleid, in de vorm van omgangsregelingen tussen actoren. De analyse richt zich met name op het interne en externe veiligheidsbeleid in de luchtvaart.
Begeleider van Dr. W.M. de Jong op: Allocatie financiën fysieke infrastructuur: een ontwerp (1998) Samenvatting: In het kader van de per 1994 geplande invoering van de Wet op het Infrastructuurfonds zal de indeling van het begrotingshoofdstuk van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat veranderen. Alle jaarlijkse uitgaven voor aanleg, onderhoud en beheer van wegen, railverbindingen, stads- en streekvervoer en vaarwegen zullen worden opgenomen in een apart fonds: het Infrafonds. Dit maakt een integrale afweging mogelijk. Maar in de praktijk is integrale afweging ook afhankelijk van allerlei andere institutionele kenmerken. In een internationaal vergelijkend onderzoek wordt nagegaan hoe integraal de financiële allocatie elders verloopt. De institutionele structuren voor investering in infrastructuur in Frankrijk, Engeland, Duitsland, Zwitserland, de Verenigde Staten en Nederland zullen met elkaar worden vergeleken. Daarna zal worden bezien in hoeverre en onder welke voorwaarden elementen van institutionele structuren van het ene land op het andere toepasbaar zijn. Staatsrechtelijke en culturele kenmerken van landen spelen daarbij een grote rol. Dit project wordt uitgevoerd voor zowel de Subfaculteit der Technische Bestuurskunde als voor het Ministerie van Verkeer & Waterstaat. Begeleider van Dr. J.F.M. Koppenjan UHD Bestuurskunde 015-2788062
[email protected] op: A life cvcle approach to public infrastructure: design and decision making (2000) Samenvatting: Decision making on the (re-) development of existing or new infrastructure is a complex, time consuming and often controversial process. For an important part this is due to the fact that in the process of (re-)development external dependencies are neglected. As a result important stakeholders are not taken into account nor included. This has serious repercussions on the quality of the alternatives that are developed. These shortcomings have impacts both on the problems implementors and exploitants of infrastructure are confronted with, as on the environment of the project (f.i. safety 45
and environmental impacts). Furthermore, chances to generate support are missed and resistance maximized. As a result decision making may become politicized, tumultueus and highly unpredictable. This, by itself, may have an impact on the quality of both process and content. In this research project the institutional factors that lay behind these mechanisms are analysed with the help of theories on agenda building, policy networks, transaction costs, games and policy oriented learning. Aim is to find ways to structure processes of design and decision making in such a way that the resources and support of stakeholders are mobilized and effectively used, without generating unacceptable interaction costs. Special attention is paid to the gap between designers and decisionmakers on the one hand, and builders, exploitants and users on the other. This asks for a carefully organized and managed process of design and decision making, which builts on the constraints and potentials of the institutional structures in whichs it takes place. Issues which will receive special attention are: Possibilities and restraints of public private partnership; Methods of participative design and interactive decision making; Methods of assessing interests, risks and potential alternatives; Designing and implementing adequate institutional arrangements for the decision making, building and/or exploitation of infrastructure; The role of government, politicians and representative bodies as representatives of the interests of citizens and so-called third parties; The institutionalization of attention for safety and environmental issues in the phase of design and decision making.
Begeleider van Drs. M. van den Broek en Drs. F. de Graaf op: Veiligheidseffectrapportage. De ex ante-evaluatie van veiligheidseffecten ten behoeve van de besluitvorming over infrastructuur (1998) Samenvatting: In dit onderzoeksproject vindt een analyse plaats van besluitvormingsprocessen rond grote infrastructurele werken en de aandacht voor veiligheidsvraagstukken daarbij. Op basis van deze analyse wordt de vraag beantwoord op welke wijze de aandacht voor de veiligheidseffecten van de beslissingen die in de loop van deze processen genomen worden verzekerd kan worden. Daartoe wordt een ex anteevaluatieinstrument (de veiligheids-effectrapportage) ontworpen. De ontwerpeisen die aan dit instrument worden gesteld zijn onder andere dat in een zo vroegtijdig stadium veiligheid bij de afweging over alternatieven wordt betrokken, dat ook in de latere fasen van de besluitvorming over en het ontwerp van de infrastructurele voorziening de veiligheidsvraagstukken die dan spelen de aandacht krijgen die ze verdienen, en dat het instrument op een adequate wijze bestuurlijk wordt ingepast.
Prof.dr. A.H. Kleinknecht Expertise: Nieuwe indicatoren (van product en diensten innovatie); Determinanten van innovatief gedrag; Economische gevolgen van innovatie; Arbeidsmarktflexibiliteit; Loonontwikkeling Leeropdracht. Economie van innovatie 015-2783469
[email protected]
46
Prof.dr.ir. J.G. Wissema Leeropdracht: Management van technologie 015-2782035
[email protected] •
Promotor van T.P. Poot op: Publiek-private samenwerking bij R&D (2000-2004)
•
Promotor van Drs. P.A. van der Duin op : Futures studies and decision makinq (2001-2005)
Prof.dr. Bert G.P. van Wee Expertise: Transport; Verkeer; Vervoer; Milieu; Ruimtelijke ordening; Scenario's; Toekomstonderzoek; Beleidsanalyse; Transportbeleid Leeropdracht: Transportbeleid en logistieke organisatie 0152787186
[email protected] •
Promotor van Ir. T. Tillema op: Een multidisciplinaire studie naar de prijspolitiek in het transportwezen vanuit geografisch perspectief (2006) Samenvatting: Pricing policy may have several spatial consequences. It may for instance affect choices with respect to residential locations of households and with respect to firm (re)locations because they partly depend on the generalised transport costs (time, money, trouble). The relative accessibility of locations may change due to pricing policy. This research project aims to answer the next questions: 1. How does pricing policy influence accessibility of different locations? (monodisciplinary substudy 2) 2. What is the perception of (spatial) actors with respect to the attractiveness of different locations, under several pricing policies? (part of multidisciplinary substudy 2) 3. How does pricing policy influence residential choice and the use of ICT and which differences in choices between different population groups may be expected; how do firms see the link between pricing policies and the use of ICT as a substitute for commuting an for business trips? (part of multidisciplinary substudy 2) 4. What is the impact of transport pricing technologies and real-time information provision on the location choices of households and firms and on the destination choices? (multidisciplinary substudy 5).
•
Projectleider: Verkeer en Vervoer: het kwantificeren van milieuaspecten (2005) Samenvatting: Dit project brengt de huidige en toekomstige milieudrukfactoren van verkeer en vervoer in kaart, zowel in kader van milieuplanbureau als voor DGM ter ondersteuning van beleid. Vraag/doelstelling Het project heeft twee doelen: (1) bijhouden van vakkennis, beleid etc. op gebied van verkeer en vervoer om planbureauwerk te kunnen verrichten, en (2) ondersteuning van DGM/directie Geluid en Verkeer. Samenwerking extern Buiten het RIVM wordt samengewerkt en kennis uitgewisseld met DGM, VenW, CPB, AW, CBS, TNO en vele anderen. Belangrijk doel van de samenwerking is het verkrijgen van consensus over wetenschappelijke methoden, dataverzameling en -analyses. Verder wordt daarmee beoogd elders beschikbare kennis te verkrijgen en dubbel werk te voorkomen.
47
Prof.dr.ir. Rob E.C.M, van der Heijden - hoofdaanstelling: KUN - Expertise: Ruimtelijk onderzoek; Verkeer en vervoer; Infrastructuurplanning; Transportbeleid; Logistiek; automatische voertuiggeleiding Leeropdracht: Technische bestuurskunde i.h.b. transportbeleid en logistieke organisatie 0152781144
[email protected] Lid programmacommissie TRAIL (onderzoekschool); Lid NIROV; Lid KM; Referent NWO; Lid Kamer Wegverkeer Raad voor de Transportveiligheid; Lid Safety Committee HSL-Zuid; Lid Werkgroep Economische Effect Rapportage Schiphol; Lid diverse MER-commissies; Lid Standing Committee Ruimte van Connekt
•
48
Promotor van: Ir. A. van der Eist op: Interorganisational co-ordination of logistic processes (2002) Samenvatting: Research objectives In order to realise intermodal transport chains at a high level of performance, the design of an adequate interorganisational framework is essential. The problem of interorganisational co-ordination is: the fact that different parties seek autonomy and identity, different perceptions about the position in the chain and consequently different views on the advantages and disadvantages of co-ordination, different views on information required, strategie use of business information (no access for other parties), etcetera. Project outline Background: Adequate interorganisational information management is a key factor in improving the performance of interorganisational logistic chain co-ordination. Interorganisational co-ordination has to solve the problems that different parties seek autonomy and identity, have different perceptions about the position in the chain and consequently different views on the advantages and disadvantages of co-ordination, have different views on information required, strategie use of business information (no access for other parties), etcetera. Approach: The objectives of this project and the methods applied are: - To identify success and failure factors in the interorganisational co-ordination in intermodal transport; Method: development and application of a qualitative gaming environment; special attention will be paid to the aspect of information. - To specify promising interorganisational co-ordination concepts, given the characteristics of processes of intermodal transport and the logistic performance pursued; Method: interviewing parties in the few successful chain management examples known, and development of a model for total performance measurement of intermodal logistic chains. - To illustrate the advantages of promising concepts for interorganisational coordination; Method: design of an experimental simulation environment; here the link with information handling is essential. - To specify, at a major level, the behaviour of complex co-operating systems and the mutual relationships and consistency of various pieces of information available in the system; Method: application of the theory on formal co-ordination and formal specification methods of informaties. - To specify rules to balance between co-operation (flexibility, autoconfiguration, multi-access) and the need for a fail safe system;
- To design a robust system, with high availability and good maintenance and recovery strategies; Method: a formal language will be elaborated that enables the design of an informational bridge between flexible organisation concepts and formal information architectures. Expected results: Concepts for interorganisational co-ordination based on innovative concepts for interorganisational information management. The results will be used to assess the feasibility of (different types) of mixed network compositions. Theoretical relevance So far, little attention has been paid to the architecture of information systems, based on ideas of auto-configuration and formal co-ordination, underlying interorganisation co-ordination in intermodal transport. Within the field of informaties, no tools have been developed yet, to tackle this problem. Moreover, information management has to cope with complex functional requirements related to intermodal logistic co-ordination: reliability in (real time) information on logistic processes, support of efficiency-improving strategies, flexibility with respect to incidents, etcetera. Societal relevance The direct beneficiaries are the general public. Personal mobility will be improved to the benefit of a higher participation in economie, social and cultural activities of the population. Being embedded in these multimodal chains, public transport can improve its service quality drastically and will attract much larger shares of travel demand. Especially the existing difficulties in the transfer process (uncertainty, delays) between separate legs of the chain (modes or lines) will be removed. Improved process control and information exchange will lead to a much better utilisation of resources such as vehicle fleet and infrastructure capacities while reducing the number of road accidents drastically.
Promotor van Drs. GertJan Muilerman op: Nieuwe rol van tijd in produktie. distributie en logistiek (2001) Samenvatting: Het belang van productie, distributie en logistieke ketens neemt steeds meer toe. Het streven naar just-in-time (JIT) hierbij, werd tot voor kort vooral gestuurd door de wens tot kosten-minimalisatie. De aandacht verschuift echter naar snelheid en flexibele productie. Het belang van de factor tijd neemt dus toe. Dit onderzoek beoogt een nadere conceptualisatie en modelmatige operationalisatie van het aspect tijd in logistieke ketens. Het onderzoek wordt geheel gefinancierd door het Ministerie van Verkeer & Waterstaat en de Cornelis Lely Stichting. Het project heeft in 1997 in het teken gestaan van empirische analyse van de farmaceutische sector (productie- en distributiestructuur). Op basis van de verkregen inzichten (gepubliceerd in paper) heeft een aanscherping van het theoretisch kader plaatsgevonden. Momenteel wordt aan operationalisatie van de aanpak voor de rest van de onderzoeksperiode gewerkt. Begeleider van Drs.Hans C. van Ham op: Goederenvervoer en havenontwikkeling (1999) Samenvatting: Het vraagstuk van goederenvervoer is in ons land een steeds ingewikkelder vraagstuk aan het worden. Het volume te 49
vervoeren goederen groeit mede door de nadruk op de ontwikkeling van Rotterdam als mainport van Europa. De modal shift ontwikkelt zich ten gunste van het wegvervoer, de belasting van milieu en wegennet wordt onaanvaardbaar. De behoefte aan verschuiving van vervoer naar binnenvaart, rail, kustvaart en buisleidingen is groot. Dit is een buitengewoon lastig vraagstuk, waarin de overheid slechts weinig sturingsmiddelen ter beschikking staan, mede door de afhankelijkheid van Europees beleid. In het onderzoek wordt deze problematiek nader in kaart gebracht, waarna ingezoomd zal worden op de mogelijkheden van sturing door de overheid. Specifiek wordt aandacht besteed aan de consequenties voor ruimtegebrek in de havens. Onderzoek heeft plaatsgevonden naar de bundeling van transportassen voor de verschillende modaliteiten naar het achterland: het corridor-concept. Gekeken is met name naar de achterlandverbindingen (infrastructuur, lijndiensten) voor containervervoer vanuit Rotterdam. Deze activiteiten hebben voor een deel plaatsgevonden in het kader van een samen met INRO-TNO uitgevoerde verkenning in opdracht van het projectbureau Incodelta. De rapportage is begin 1997 afgerond. Daarnaast is het raamwerk voor het onderzoek verder ontwikkeld. Met de invulling ervan is een begin gemaakt. Voeding hiervoor is onder andere verkregen door deelname in een project van Rand-Europe rond ruimtegebruik in het havengebied. Over het onderzoek is gepubliceerd. Promotor samen met Prof.dr. W.H. Melody van Drs. Hens A.C. Runhaar op: Infrastructure charqing: applications and conseguences (2002) Samenvatting: This PhD-research proposal is aimed at a better understanding of infrastructure charging and the exploration of the possible consequences of infrastructure charging for The Netherlands. There are several reasons for this choice: - In the near future, several forms of infrastructure charging will be introduced. Furthermore, transport policy of the European Commission is aimed at charging all the costs related to the use of infrastructure in the medium term (EUROPEAN COMMISSION, 1998); - The transport sector plays a relatively important role in the Dutch economy. The emphasis will be on links and goods transport. Links are chosen because it seems that relatively little is known about the pricing of this category of infrastructure, compared to nodes. Goods transport is chosen because of personal interest and its relations with the behavior (e.g. logistics and locational choice) and performances of businesses. Project outline Background: In general, the price mechanism plays no or only a marginal role in the provision and use of transport infrastructure. Many economists agree that this leads to a non-optimal situation because of an inefficiënt use and provision of infrastructure. Therefore, they advocate charging for the use of infrastructure. However, there is no consensus on the way prices must be set and the effects that infrastructure charging could have for the use and the users of the infrastructure. In this Ph.D. research proposal, these matters are dealt with. The focus will be on the Dutch situation. Problem definition: This PhD-research proposal focuses on infrastructure charging and its consequences if applied in The Netherlands. The focus will be on links. Infrastructure charging is regarded as an instrument, aimed at the promotion of an 50
efficiënt provision and use of infrastructure and of efficiënt decisions on investments in new infrastructure. Different pricing regimes will be evaluated on these aspects. Also, attention will be paid to the consequences of these pricing regimes for policy goals as equity. Further, the consequences for the behavior and performance of firms that are relatively transport sensitive will be examined. Approach: The structure of this paper is as follows. Section 1 starts with an introduction. Section 2 deals with the economie characteristics of transport infrastructure. Section 3 contains a short review of theoretical and practical considerations with regard to infrastructure charging. In section 4, the possible consequences of infrastructure charging are treated. In section 5, a provisional research design is presented. Expected results: - A critical review of various infrastructure pricing regimes and the effects of infrastructure charging for the use and the users of infrastructure, from the perspective of several economie theories; - A state of the art and analysis of recent international experiences with infrastructure charging and its effects; - An estimation of the effects of infrastructure charging for one of a few branches in The Netherlands in the short, medium and the long term and for the use of transport infrastructures. Theoretical relevance There seems to be no consensus on the way infrastructure could be priced. l hope to contribute to a better understanding of infrastructure charging and its
consequences. Societal relevance The Netherlands and other countries that want to introducé infrastructure charges do not know what the consequences may be. The results of this study may provide them with valuable insights.
Begeleider van Dr.ir. V.A.W.J. Marchau o op: Veiligheid transportsystemen: integrale veiligheidsbenadering (2000) Samenvatting: In algemene zin neemt de belangstelling voor veiligheidsaspecten van transport toe. De doelstellingen van het SVV 2 op dit terrein worden niet gehaald; integendeel: de trend wijst in de verkeerde richting. Dit stelt nieuwe uitdagingen en roept de behoefte op om nieuwe stimulansen. De klassieke benaderingen van transportveiligheid blijken steeds meer grenzen te hebben. Veiligheid dient samenhangend op verschillende systeemniveaus te worden gedefinieerd en benaderd. In dit onderzoek wordt een bijdrage geleverd aan het conceptueel ontwikkelen van een dergelijk concept en het hanteerbaar maken daarvan voor planvorming en besluitvorming door de ontwikkeling van beleidsanalystische modellen. o En op: Veiligheid transportsystemen: veiligheid transport corridors (2000) Samenvatting: De discussie over het gebruik van transport corridors vanuit het perspectief van veiligheid is in de afgelopen jaren in relatie tot b.v. Betuweroute, de Noordtak, HSL, Schiphol, de binnenvaart enz. aangewakkerd. De discussie heeft tal van nieuwe vragen opgeroepen over de methodiek van veiligheidsanalyse op verschillende systeemniveaus. In
51
dit onderzoek worden nieuwe concepten en modellen ontwikkeld voor analyse van externe veiligheidseffecten van transportinfrastructuren, gebundeld in corridors.
o
En op: Het verder vorm geven aan (kwalitatieve en kwantitatieve) methodieken van onqevals- en incidentanalyse.
Begeleider van Dr. P.W.G. Bots en Odette van de Riet op: Structurering besluitvorming infrastructuur: de rol van beleidsanalyse (1999) Samenvatting: Er is veel discussie ontstaan over het gebruik van beleidsanalyse bij tal van besluitvormingsprocessen over grotere infrastructurele projecten. Met name de Betuwelijn blijkt een voorbeeld van hoe het niet moet. Beleidsanalyse lijkt vooral in de beginfase van plan- en besluitvormingsprocessen een belangrijke rol te kunnen vervullen. Dit project poogt meer inzicht te krijgen in deze problematiek, teneinde te komen tot aanbevelingen voor verbetering van de inzet en het gebruik van beleidsanalyse. In 1997 is het onderzoeksplan uitgewerkt. Voor 1998 is meer empirisch inderzoek gepland.
Begeleider van Dr. Marina S. van Geenhuizen op De rol van kennis, kapitaal en fysieke infrastructuur in de nationale en regionale economie: deelproiectketens en deelproject mainports (1998) Samenvatting: Doel: Het verkrijgen van inzicht in de economische prestatie van Mainports, en de hiermee verbonden internationale concurrentiepositie. Indien relevant wordt ook aandacht besteed aan achterlandverbindingen, zoals de Rijn. De dynamiek aan de vraag- en aanbodzijde van de transportmarkt is van belang, met de hiermee gepaard gaande onzekerheden. Hiernaast zijn doelstellingen ten aanzien van duurzaamheid in toenemende mate belangrijk. In dit verband is een essentiële vraag hoe met het oog op sturing en beleid, het best gebruik gemaakt kan worden van de aanwezige kennisinfrastructuur. Verwachte output: hoofdstuk in internationaal boek en artikel in buitenlands tijdschrift.
•
52
Begeleider van Drs. J.H.R. van Duin op: Performance indicatoren logistieke dienstverlening (1998) Samenvatting: Bij beslissingen over inrichting of verandering van logistieke dienstverlening is het voor beslissers van belang goed inzicht te hebben in de consequenties van hun beslissingen. De oriëntatie in het ontwerp van logistieke ketens is gedurende de laatste twintig jaar veranderd van een bedrijfsintern gerichte efficiency-benadering naar een extern georiënteerde toegevoegde waardeketen. Logistieke conceptontwikkeling in een publieke omgeving dient meer te bevatten dan alleen een bedrijfstechnocratische invulling. Zeker nu steeds vaker logistieke processen in ketens worden georganiseerd, waarbij steeds meer actoren betrokken zijn, dient bij logistieke conceptontwikkeling meer rekenschap te worden gegeven van de belangen van betrokken actoren. In verband met de bredere afweging wordt soms het begrip 'total accountancy' genoemd.
Het onderzoek richt zich op ontwikkeling van een theoretisch concept en een methodologie die deze afweging kan faciliteren. Centraal daarbij is het vinden en operationaliseren van performance indicatoren. Momenteel wordt de logistieke conceptontwikkeling vanaf het begin tot het heden beschreven. Aan de hand van een aantal evaluaties van stadsdistributiecentra zijn omissies in de actuele logistieke conceptontwikkeling zichtbaar geworden. Door de koppeling van de bestuurskundige configuraties en metaforen aan prestatieindicatoren wordt het mogelijk om de logistieke concepten zodanig te ontwerpen/aan te passen dat de uiteindelijke implementatie van het logistieke concept gemakkelijker ingevoerd kan worden. De waardetoekenning van prestatie-indicatoren wordt ondersteund met de ontwikkeling van verschillende beslissingsondersteunende modellen. De methodologie is reeds toegepast voor de herstructurering van de transportvoorzieningen bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Momenteel wordt de bruikbaarheid van de methodologie beschouwd ten behoeve van een onderzoek naar buisleidingentransport voor stedelijke distributie en de ontwikkeling van het intermodaal vervoersbeleid.
Prof.dr.ir. Margot P.C. Weijnen Leeropdracht: Milieumanagement 015-2788074
[email protected] •
Projectleider van: Vergelijkende analyse van infrastructurele netwerken netwerkmorfologie en ontwerpstrategieën (2002) Samenvatting: Op het moment zijn er in de verschillende infrastructuursectoren vergelijkbare technische, economische en bestuurlijke ontwikkelingen gaande. Liberalisering van markten, privatisering van nutsbedrijven, deregulering en de opkomst van decentrale voorzieningen leiden tot ingrijpende veranderingen in de inrichting van infrastructurele netwerken en de exploitatie ervan. In sommige infrastructuren zijn er ontwikkelingen zichtbaar in de richting van multifunctionaliteit, in andere infrastructuren lijkt de voorkeur voor 'dedicated1 voorzieningen juist sterker te worden. Zowel vanuit technologisch als vanuit bestuurlijk perspectief zijn er tot nu toe weinig of geen dwarsverbanden gelegd tussen de infrastructuren. Op basis van sectorspecifieke analyses van de energie-, water-, afval-, telecommunicatieen transportinfrastructuren wordt onderzocht of het mogelijk is generieke strategieën en methoden te ontwikkelen voor het ontwerp en het beheer van infrastructurele netwerken en diensten. Het onderzoek zal gericht zijn op een morfologische analyse van infrastructurele netwerken, als functie van de technologie aan de aanbod- en de gebruikszijde, de topografie van aanbieders- en gebruikersgroep, de (veranderende) functionele eisen, etc. Het beoogde resultaat is inzicht in de ontwerpstrategieën en hulpmiddelen die in de verschillende sectoren worden toegepast, als basis voor de ontwikkeling van een generiek programma van eisen en ontwerpinstrumentarium voor infrastructurele netwerken. Het project maakt deel uit van het DIOC-onderzoekprogramma Ontwerp en Beheer van Infrastructuren. Sectie Energie en Industrie. 015-2782727
[email protected] 53
Onderzoeksinstituut OTB 015-2783005 http://www.otb.tudelft.nl In de beleidsvelden waarin het Onderzoeksinstituut OTB actief is, staan verschillende aspecten van de gebouwde omgeving centraal. Zo wordt onder meer onderzoek gedaan op het gebied van volkshuisvesting, woningmarkt, stedelijke vernieuwing, wonen, stedelijke en regionale ontwikkeling, vervoeren infrastructuur, duurzaam bouwen en bouwbeleid, grondbeleid en GIS-technologie. Het accent ligt op wetenschappelijke impact en maatschappelijke relevantie. Internationalisering en fundamentalisering staan hoog in het vaandel. Het instituut streeft ernaar het gewicht van het fundamenteelwetenschappelijk onderzoek te vergroten, waarbij de wisselwerking met probleemgericht en praktisch toepasbaar onderzoek essentieel blijft. Bij het uitvoeren van onderzoek worden verschillende disciplines ingezet, zoals: bestuurskunde, bouwkunde, sociale geografie, planologie, economie, sociologie, informatica en civiele techniek. Organisatieonderdelen: Het instituut bestaat uit zeven onderzoekssecties en een onderzoeksondersteunende sectie (Methodologie en Informatica). De sectie Beheer zorgt voor de algemene ondersteuning. Het Onderzoeksinstituut OTB telt circa 100 medewerkers. De zeven onderzoekssecties zijn: • • • • • • •
Duurzaam Woningvoorraadbeheer en Kwaliteitszorg Volkshuisvesting en Woningmarkt Stedelijke Vernieuwing en Wonen Vervoer en Infrastructuur Stedelijke en Regionale Ontwikkeling Geo-informatie en Grondbeleid GIS-technologie
De secties Vervoer en Infrastructuur en Stedelijke en Regionale Ontwikkeling zijn voor ons de meest relevante.
54
De Sectie Vervoer en Infrastructuur richt zich op Duurzame en betrouwbare vervoersystemen Het probleemgestuurde onderzoek in de sectie Vervoer en Infrastructuur richt zich op kwalitatieve en kwantitatieve analyses en de modellering van de prestaties van goederen- en personenvervoersystemen. Hiermee ontstaat inzicht in de manier waarop vervoersystemen duurzamer en betrouwbaarder gemaakt kunnen worden. De onderzoekers kijken naar de technische, economische, operationele, sociale en milieuprestaties van het vervoersysteem.
Het onderzoek wordt gekenmerkt door een multidisciplinaire en wetenschappelijke aanpak: er zijn (transport)economen, civiel ingenieurs, logistici, geografen, planologen en bestuurskundigen bij betrokken. De onderzoeksgroep is gespecialiseerd in: • • • •
intermodaal goederenvervoer ondergronds en stedelijke goederenvervoer corridor-, netwerk- en knooppuntontwikkeling personenluchtvaart
Medewerkers van de sectie vervoer en infrastructuur Yvonne Bontekoning
Milan Janic Rob Konings Ekki Kreutzberger Johan Visser
Afgerond onderzoek binnen het onderzoeksthema intermodaal goederenvervoer en stadsdistributie •
PhD-projecten Treight Transport Automation and Multimodality - naar een doorbraak in de technologische en organisatorische voorwaarden voor concurrentiekrachtig en duurzaam multimodaal vrachtvervoer'. (FTAM) In het kader van het FTAM-onderzoeksprogramma zijn twee PhD-projecten uitgevoerd. Dit onderzoek was gericht op het vaststellen van de randvoorwaarden voor een efficiënt multimodaal (en deels geautomatiseerd) vrachtvervoersysteem in stedelijke gebieden. Een dergelijk systeem bestaat uit geavanceerde geautomatiseerde, autonome en deels ondergronds gelegen transportsystemen (zowel binnen als buiten stedelijke gebieden), railvervoer over korte afstanden en geavanceerde geautomatiseerde en gerobotiseerde overgangsstations. De randvoorwaarden voor een dergelijk systeem zijn: een effectieve logistieke organisatie, efficiënte overslagstations, een eigen hoofdas main-leg infrastructuur, veelzijdige laadeenheden en flexibel te gebruiken voertuigen. Het onderzoek heeft bijgedragen tot de invulling van deze voorwaarden dankzij de ontwikkeling van een logistieke theorie over distributie in stedelijke gebieden waarvoor het multimodale en geautomatiseerde transportconcept werd gedefinieerd en 55
bovengenoemde elementen van een dergelijk transportsysteem zijn ontworpen en geëvalueerd. De twee PhD-projecten zijn getiteld: • •
Innovation Steps Towards Efficiënt Goods Distribution Systems for Urban Areas(door Johan Visser en Arian van Binsbergen) Modelling urban goods distribution operations: Urban qoods off-loadinq chain performance (door Living Ma)
Dataverzameling Stedelijke Distributie Heden ten dage tasten beleidsmakers bij het maken van beleid op het gebied van stedelijke distributie op een aantal gebieden nog in het duister: waarom nemen vrachtwagens vooral route x, wat is het effect van venstertijden op beladinggraden van voertuigen in diverse deelsectoren, welke effecten hebben dimensiebeperkingen op de verkeersintensiteiten, waar en wanneer is er behoefte aan laad- en losvoorzieningen? In dit project is voor zes steden data verzameld en geordend in een database. In de tweede fase van het project zijn de gegevens geanalyseerd en zijn bevoorradingsprofielen opgesteld. Het onderzoek werd uitgevoerd in opdracht van Connekt en de gemeenten Alphen aan den Rijn, Amsterdam, Apeldoorn, Rotterdam, Schiedam en Utrecht.
Netwerken en terminals voor intermodaal vervoer Onderzoek in opdracht van de Europese Unie. Onderzoek naar de potenties van complexe bundelingsnetwerken met een nieuwe generatie terminals voor de verbetering van de prijs-kwaliteitverhouding van intermodaal goederenvervoer. Het onderzoek mondde uit in een aantal publicaties.
Nieuwe generatie gerobotiseerde containerterminals Het onderzoeksprogramma 'FAMAS' (First All Modes All Sizes) werd uitgevoerd in opdracht van Connekt. Het programma is gericht op het realiseren van een nieuwe generatie gerobotiseerde containerterminals voor de wereldmarkt. De sectie V&l is betrokken geweest bij de ontwikkeling van ontwerpeisen, typologieën en terminalschetsen voor een binnenvaart- en een railterminal. Zie verder http://www.famas.tudelft.nl/menu.htm.
Uitdagingen in het stedelijk goederenvervoer in de 21e eeuw Het OECD-rapport "Het leveren van goederen; uitdagingen in het stedelijk goederenvervoer in de 21e eeuw" beschrijft de beste toepassingen (best practices) voor het omgaan met de uitdagingen ten aanzien van stedelijk 56
goederenvervoer, en doet aanbevelingen om duurzame goederenvervoersystemen te ontwikkelen in OECD-steden. Zie voor meer informatie: www.oecd.org
Quick Scan Spoorterminal Botlek In opdracht van Arcadis en het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam werden diverse railterminalconcepten geïnventariseerd en beoordeeld.
Opvouwbare laadeenheid Eveneens een onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam. Marktverkenning voor en ontwerpstudie naar opvouwbare ïaadeenheden. Het Onderzoeksinstituut OTB heeft een functioneel en technisch programma van eisen geformuleerd dat uitmondt in enkele voorontwerpen. Meer informatie: http://www.interduct.tudelft.nl/introduction.html
Zee- riviervaart-transportsysteem Marktanalyse en evaluatie van de concurrentiekracht van een zee-riviervaarttransportsysteem op de vervoerscorridor Duitsland - Groot Brittannië. Uitgevoerd in opdracht van Smit Havensleepdiensten.
Ondergronds Logistiek Systeem Het Ondergronds Logistiek Systeem is een ondergrondse buisverbinding voor transport van tijdkritische goederen: high-tech, onderdelen, fruit, kranten en tijdschriften, en bloemkwekerijprodukten, tussen Amsterdam Airport Schiphol, de Bloemenveiling Aalsmeer en een nieuw te ontwikkelen Railterminal nabij Hoofddorp. Meer informatie: http://www.het-ols.nl
Schoon en stil transport in de Rotterdamse haven In opdracht van het Gemeentelijk Havenbedrijf Rotterdam werd een verkennende studie uitgevoerd naar de mogelijkheden voor het gebruik van methanol in brandstofcelmotoren voor vrachtauto's. Het doel was om intern vrachttransport in het Rotterdamse havengebied schoner en stiller te maken. Meer informatie: http://www.interduct.tudelft.nl/introduction.html
Globalisering en transport In dit project zijn de transportimplicaties van wereldwijde globaliseringtrends in
57
kaart gebracht. Hierin werd speciale aandacht besteed aan de gevolgen voor de mondiale milieukwaliteit uitgedrukt in broeikasgassen.
Sectie Stedelijke en Regionale Ontwikkeling Het onderzoek in de sectie Stedelijke en Regionale Ontwikkeling richt zich op ruimtelijke analyse en ruimtelijk beleid. De ruimtelijke schaalniveaus variëren van lokaal tot internationaal. Het onderzoek strekt zich uit over de toenemende interactie tussen deze schaalniveaus, de mogelijkheden voor beïnvloeding en sturing, ruimtelijke structuren en patronen, en het gedrag van personen, huishoudens en bedrijven. De analyse van ruimtelijke structuren en configuraties richt zich onder meer op: • • • • •
polynucleaire stedelijke regio's (zoals de Randstad en het Ruhrgebied) de ontwikkeling van stedelijk ruimtegebruik (dichtheid, menging en diversiteit) meervoudig ruimtegebruik economische ontwikkeling in steden (bijvoorbeeld het locatiekeuzegedrag van bedrijven) en de invloed van verstedelijking op mobiliteitsgedrag.
Het onderzoek naar ruimtelijk beleid betreft onder meer:
•
grondbeleid veranderingen in de rol van de overheid (governance) en visievorming op de ontwikkeling van polynucieaire regio's.
Ontwikkelingen en beleid worden nogal eens in samenhang bestudeerd. Voorbeelden zijn VINEX-convenanten in relatie tot monitoring van stedelijk ontwikkelingen en het onderzoek naar polynucleaire regio's
Publicaties van de sectie over ruimtelijk ontwikkeling (selectie) 'Megacorridors in North West Europe. Investigating a new transnational planning concept1 (2003) Zonneveld, W. en J.J. Trip
EURBANET: Case Study Flemish Diamond (2002) Louis Albrechts & Griet Lievois EURBANET: Final Policy Report (2002) Bart Lambregts, Evert Meijers, Arie Romein & Wii Zonneveld
EURBANET: Case Study Randstad (2002) Evert Meijers & Eric Hoppenbrouwer
58
EURBANET: Case Study RheinRhur (2002) Peter Schmitt & Wolfgang Knapp, with help of Klaus Kunzmann
EURBANET: Case Study Central Scotland (2002) Ivan Turok & Nick Bailey Grenzen verkend. Internationalisering van de ruimtelijke planning in de Benelux (2002) J. de Vries De stad van de toekomst; de toekomst van de stad (2001) H. Priemus en E. Philipsen Monitoring stedelijke milieus. Menging en dichtheid (2000) J.J. Harts, C. Maat, M. Zeijlmans van Emmichoven Ramingen gewogen (2000) E. Louw, J.F.H. Hiethaar Naar een actief grondbeleid voor de ontwikkeling van grote bedrijventerreinen in Limburg (2000) E. Louw, H. Priemus Integraal verkeers- en vervoersbeleid op stadsregionaal niveau. Bijdrage aan de onderbouwing van het NVVP (2000) H. Priemus, R. Konings Meervoudig ruimtegebruik. Stimulansen en belemmeringen (2000) H. Priemus, P. Nijkamp, F. Dielman Bedrijventerreinen over de groene grens (1999) E. Louw, J.F.H, Hiethaar Towards undivided cities in Western Europe. New challenges for urban policy. Part 7: Comparative analysis (1998) H. Priemus, S. Musterd, R. van Kempen De toekomstige ruimtelijk-economische structuur van Nederland (1998) H. Priemus, E. Philipsen (red.) Ruimtelijk en mobiliteitsbeleid: interactie van rijksinstrumenten (1998) H. Priemus, C. Maat
59
Tot slot - aanbevelingen Aan de TU Delft is veel kennis aanwezig over goederenvervoer. Dit betreft in hoofdzaak technische kennis. Het verdient aanbeveling ook de niet-technische kennis te verkennen. Suggesties voor nieuwe gesprekspartners voor AW-VME: Prof. Paul Drewe (Faculteit Bouwkunde): Inbedding van infra in de economie (mainports, achterlandverbindingen) en monitoring Prof. Ernst ten Heuvelhof (Faculteit Technische Bestuurskunde): Beleidsaspecten van investeringen in infra. Mogelijke overige acties: Prof Piet Bovy over onderzoeksprogrammering - er zijn sporadische kontakten; Prof Bert van Wee over transportbeleid - er zijn kontakten vanuit VMM; DGG heeft rechtstreeks kontakt; Prof Hanssen (over database stedelijk distributievervoer); Prof Rob van der Heijden, Radboud Universiteit Nijmegen en TU Delft (besluitvorming infra); Prof Margot Weijnen over infrastructuur - IBA heeft kontakt.
60
61
62
Technische Universiteit Eindhoven
Postbus 513, 5600 MB, Eindhoven 040-2479111
http://www.tue.nl/
Rapporten 1998-2003
In AW-bibliotheek aanwezig:
Geen.
63
De volgende organisatieonderdelen van de TUE zijn relevant voor ons: • • •
Eindhoven Centre for Innovation Studies - ECIS Faculteit Technologie Management Onderzoekschool Bèta voor Operations Management en Logistiek
Bij het Eindhoven Centre for Innovation Studies - ECIS is directeur: Prof.dr. G.M. Duijsters Leeropdracht: Organisatiekunde, in het bijzonder kennisverwerving en integratiestrategie 040-2473972
[email protected] •
Onderzoeker: Innovation Management
Projectleider van Cooperation Strategies and Structures (Alliances) within and between Technology Intensive Orqanisations
Bij de Faculteit Technologie Management zijn de meest relevante personen: Prof.dr.ir. Harry W. Lintsen Expertise: Geschiedenis van de techniek; Techniekstudies. 040-2472880
[email protected]
•
Promotor van Dr. W. van der Ham op: 200 jaar Rijkswaterstaat (1993 -1999). Samenvatting: Een overzicht van Rijkswaterstaat, bestaansgronden, ontwikkeling van taken, organisatorisch, bestuurlijk en juridisch instrumentarium.
Prof.dr. Johan Schot Expertise: Geschiedenis van de techniek; Technologie en beleid. Leeropdracht: Social history of technology. 040-2475763.
[email protected]
•
64
Promotor van Dr.ir. E.B.A. van der Vleuten op: Transnational infrastructures and the Rise of Contemporarv Europe (07/2003 - 06/2008) Samenvatting: The construction of the European Union represents the most profound development in European politics and society. While there are several histories of Europe, they do not incorporate the pivotal role of transnational infrastructures, while their construction and use have been constitutive for where the flow of people, information, energy, goods and services could go and not go. Major new infrastructures were developed already deep in the nineteenth century, such as railroads and telegraph, shaping Europe long before there was an explicit process
of creating Europe. In this proposal they are considered sites from which major interventions in the construction of Europe occured. This perspective is original and opens up a entirely new set of questions about one of the most pressing issues facing historians, policy-makers, governments, and citizens alike. Transnational infrastructure development as such is neglected in the literature, which is pervaded by a bias towards single nation-states, and single infrastructures. The research consists of seven projects: four Ph.D projects looking at nine case-studies, including a number of initiatives by international railroad and road associations and conferences, the development of a TransEurope-Express and an European highway system, the battle over radiofrequencies and the construction of networks for war and propanda by the Soviet Union, Nazi-Germany and the United States, and a number of regional and European electricity networks. In addition three coss-cutting post-docs projects and a synthetic project are proposed. The two-cross-cutting post-docs project will focus on mapping the totality of transnational infrastructure and its developments over the last 150 years, an analysis of users and usages of these infrastructures and a cultural analysis of how the European identity of transnational infrastructures is made tangible and comprehensible for a larger public. The synthesis will provide an overall account of the developments, resulting in an edited volume for an academie audience, a report for a policy audience, and finally a book for a larger audience. Prof. dr. ir. Matthieu C.D.P. Weggeman Expertise: Lerende organisatie; Kennisontwikkelingsprocessen; Kennisdelingsprocessen Leeropdracht: Organisatiekunde, in het bijzonder innovatiemanagement. 040-2475084
[email protected]
Prof.dr. Arjan J. van Weele Expertise: Productinnovatie; Gemeenschappelijke inkoop en bevoorrading; Inkoop-en bevoorradingsorganisatie; Inkoopverbetering; Voorraadbeheer; Virtuele markten. Leeropdracht: Inkoopmanagement. 040-2473670
[email protected]
65
De Onderzoekschool Bèta voor Operations Management en Logistiek is de grootste onderzoekkern in Nederland op het gebied van analyse, ontwerp en beheersing van operationele processen binnen technologie-intensieve organisaties in industrie, distributie en dienstverlening. Bèta ontwikkelt wetenschappelijke kennis om vraagstukken van ondernemingen op te lossen en draagt die kennis ook over. Hierbij hanteert Bèta een modelmatige kwantitatieve invalshoek, waarin wiskundige, logistieke, informatietechnologische, economische en sociaal-wetenschappelijke kennis wordt geïntegreerd en afgestemd op de specifieke kenmerken van mens en technologie-intensieve organisatie. Bij zijn onderzoekschool Bèta zijn de meeste relevante personen:
Prof.dr. Ton de Kok Leeropdracht: Kwantitatieve analyse van logistieke beheersingsproblemen. 040-2473849
[email protected]
66
• •
Directeur Bèta. Programmaleider van: Logistic Control Systems
•
Programmaleider van: Materials Coordination and Transportation (1997-...) Samenvatting: Research in the area of Materials Coordination and Transportation focuses on the Coordination of decision making along a chain (or network) of transformation activities, i.e. units in the context of the U/C/N network. The boundaries of the system under consideration are given by the interfaces with external suppliers, typically modelled as some delivery process (delay due to internal handling at the supplier, transportation time) and external customers, typically modelled as some exogenous demand process and a set of detivery requirements (time windows, service levels). The emphasis is on multi-level inventory management, shipping and transportation and also, purchasing. The subsequent delivery activities to be coordinated are modelled at a higher aggregation level than details of the activities inside the production units. Within Material Coordination the actual transformation activities within a unit are abstracted from. This abstraction reflects the fact that Coordination of such activities is typically the responsibility of some hierarchically higher authority, or such Coordination is only implicitly enforced through weaker Coordination mechanisms, such as contracts about delivery performance from one unit to the other. Within Transportation the involved transformation activities (handling, storage and transportation) are so elementary, that they are explicitly considered. In both cases the focus is on timeliness, i.e. achieving customer service. The planning horizon related to the Coordination of activities is typically daily (transport planning, continuous replenishment), weeks or months (delivery frequencies, multi-level inventory management). In case of material Coordination there is of course a strong link with the decisions with respect to resource usage as is typical for Unit Management, since release of work orders is only possible, if materials as required by the bill of materials of the product, to be delivered by suppliers, are indeed available. Typical research questions in this area are: Where should we position decoupling stocks and how should these stocks be composed? What frequency of information
exchange is required and af what frequency should materials be shipped from one stock point to another? What allocation rules can be applied in conjunction to echelon-order-up-to policies to yield near-optimal results? How to organize shipments of materials efficiently in terms of utilization of vehicles, transport kilometers and effectively in terms of delivery within agreed time windows? How to organize reverse logistics and the management ofrecovered components, subassemblies in relation to new ones? Such questions are answered by quantitative modelling of real-world situations and, based on these models, practical operational control rules are developed. It is clear that this domain has intrinsic relations with the use of information technology in supply chains as studied in the Business Information Management program. In this research area the logistics behind e-commerce and possibilities of IT for supply chain logistics (ECR, vendor managed inventories) lead to interesting questions. Furthermore empirical research both validates the models and operational control rules developed, and deepens our understanding of the actual behaviour of the systems under consideration and the role of human decision makers on the performance achieved. The latter creates a natural link between research in this domain and the human performance management domain. Again this links the research within the Unit Management area and the Chain Management area. Based on various theories on hierarchical planning and control we identify problems that can arise when applying planning systems to different types of supply chains and transport situations. This empirical research requires in-depth knowledge of current systems and identifies opportunities for model-based research leading to alternatives to current Advanced Planning Systems. Betrokken personen: • • • • • • • • • • • • • • • • • •
Onderzoeker: Dr. H.A. Akkermans Onderzoeker: Dr.ir. L. de Boer Onderzoeker: Dr.ir. R.A.C.M. Broekmeulen Onderzoeker: Dr.ir. N.P. Dellaert Onderzoeker: Dr. K.H. van Donselaar Onderzoeker: Dr. D.Y. Dupont Onderzoeker: Dr.ir. S.D.P. Flapper Onderzoeker: Dr.ir. L. Fortuin Onderzoeker: Prof.dr.ir. J.C. Fransoo Onderzoeker: Prof.dr. A. van Harten Onderzoeker: Dr. M.C. van der Heijden Onderzoeker: Dr.ir. G.J.J.A.N. van Houtum Onderzoeker: Dr. G.P. Kiesmüller Onderzoeker: Dr. P.C. Schuur Onderzoeker: Prof. G.J. Sharman MA.DIC.Mba Onderzoeker: Dr. M. Slikker Onderzoeker: Prof.dr. J. Telgen Projectleiders: Prof.dr. A.G. de Kok en Prof.dr.ir. M.J.F. Wouters
67
Prof.dr.ir. P.J.M, van Laarhoven
68
•
Projectleider van: Inrichting van productie- en distributienetwerken (1999 - 2000) Samenvatting: Veel bedrijven houden zich momenteel bezig met herstructurering van de (Europese) fabricage- en distributiestructuur. Het onderzoek op dit deelgebied beoogt bijdragen te leveren aan de ontwikkeling van integrale modellen, waarbij, uitgaande van de aan- en afvoerpunten (de locaties van de leveranciers enerzijds en de belangrijkste markten en afnemers anderzijds) en rekening houdend met de klantenservice-eisen zoals levertijd en leverbetrouwbaarheid, optimale productie- en distributiestructuren worden vastgesteld in termen van fabrieken en distributiecentra (aantal en locatie), transportmodaliteiten, en voorraadhoogten. Samenwerkingsverbanden met: Onderzoeksschool BÈTA, Université de Montréal, BOM, BZW, CQM, Cehave, Dumeco, FNV, Jongeneel, Nedtloyd Flowmasters, Provincie Noord-Brabant. Betrokken personen: • Onderzoeker: L. Florusse • Onderzoeker: Prof.dr. A.G. de Kok • Onderzoeker: Prof.jhr.drs. M.J. Ploos van Amstel • Onderzoeker: Dr.ir. A.D.M, van de Ven • Onderzoeker: Ir. RJ. van der Voort • Onderzoeker: Prof.dr.ir. G.C.J.M. Vos • Onderzoeker: Ir. R. Zopfi
•
Projectleider van: Beheersing van Distributienetwerken (1999 - 2000) Samenvatting: Binnen dit onderzoeksthema worden de locaties van fabrieken en distributiecentra als gegeven beschouwd, en gaat het om de verdeling van de beschikbare materialen en capaciteiten (voorraad, transport) in het netwerk. Bij de ontwikkeling van dergelijke beheersingssystemen zullen inzichten met betrekking tot logistiek, marketing en informatievoorziening een belangrijke rol spelen. Daarnaast vindt er onderzoek plaats naar beheersingsvraagstukken op operationeel niveau (denk bijvoorbeeld aan de dagelijkse routering van vrachtwagens). Belangrijke onderzoeksprojecten binnen dit thema zijn het promotieonderzoek van Van Damme, over kostenbeheersingmethoden die bedrijven hanteren met betrekking tot fysieke distributie, en van Willem de Paepe (samenwerking met de faculteit Wiskunde & Informatica) naar on-line algoritmen voor routeringsproblemen. Door Van Donselaar wordt onderzoek verricht naar optimaal gebruik van vraaginformatie voor de beheersing van distributienetwerken (drie artikelen voortvloeiend uit dit onderzoek zullen in 2000 verschijnen). Broekmeulen werkt aan onderzoek naar de beheersing van goederenstromen van bederfelijke producten. Van Laarhoven onderzoekt, samen met professor Kopczak van Stanford University, moderne beheersingsconcepten, zoals supplier hubs, in aanvoerlogistiek. Samenwerking met: BÈTA research institute, ZIB Berlin, Universita di Roma, Stichting Neurale Netwerken (Katholieke Universiteit Nijmegen), Stanford University, ATO-DLO, Transport en Logistiek Nederland (TLN), Physical Distribution Group, EVO.
Betrokken personen: • Contactpersoon: Prof.dr.ir. P.J.M, van Laarhoven • Onderzoeker: Dr.ir. R.A.C.M. Broekmeulen • Onderzoeker: Dr. K.H. van Donselaar • Onderzoeker: Ir.ing. M.LM.M. van Eekhout • Onderzoeker: Prof.dr. A.G. de Kok • Onderzoeker: Drs. C.J.T.M. Kokke • Onderzoeker: Ir. S.L.J.M, de Leeuw • Onderzoeker: Dr.ir. H.J. Pels • Onderzoeker: Prof.jhr.drs. M.J. Ploos van Amstel • Onderzoeker: Prof.dr. J.A.M. Theeuwes • Onderzoeker: Dr.ir. T.M. Verduijn • Onderzoeker: Prof.dr.ir. J.C. Wortmann
Projectleider van: Logistieke dienstverlening. (1999 - 2000) Samenvatting: Dit onderzoeksthema houdt zich bezig met vraagstukken die te maken hebben met distributie als bedrijfstak. Daarbij is er zowel aandacht voor het verladersperspectief (vraagstukken waarmee bedrijven die hun distributielogistiek willen uitbesteden worden geconfronteerd) als voor het dienstverlenersperspectief (vraagstukken waarmee bedrijven worden geconfronteerd die dienstverlenende activiteiten op het gebied van de distributielogistiek ontplooien). Samenwerkingsverbanden: Onderzoeksschool BÈTA, Linköping University (Zweden), Cranfield University (UK), Erasmus Universiteit, ManDatGmbH (Dortmund, BRD), KLM Cargo Business Unit Logistics. Betrokken personen: • Onderzoeker: Dr. K.H. van Donselaar • Onderzoeker: Drs. P.M. Janssen • Onderzoeker: Drs. C.J.T.M. Kokke • Onderzoeker: Dr.ir. G.J.J. Post • Onderzoeker: Prof. GJ. Sharman MA.DIC.Mba • Onderzoeker: Ir. A. Valstar • Onderzoeker: Drs.ing. J.P.M. Wouters Programmaleider van: International and Distribution Logistics (1999 - 2000) Samenvatting: Het onderzoeksprogramma Internationale en Distributielogistiek richt zich op het ontwerp van de inrichting van internationale productie- en distributienetwerken alsmede op het ontwerp van de beheersing van internationale distributienetwerken. Met het inrichten van netwerken gaat het om vraagstukken als "wat wordt het aantal en de locatie van de distributiecentra?", bij beheersing gaat het zowel om tactische vraagstukken als "gegeven de distributiestructuur, hoe verdelen we de materialen en de capaciteiten in een distributienetwerk?" als om operationele beheersingsvraagstukken , zoals routering- en allocatievraagstukken. Hoewel deze omschrijving vooral betrekking heeft op distributielogistiek als discipline, heeft een deel van het onderzoek eveneens betrekking op distributielogistiek als bedrijfstak. Betrokken personen: • Onderzoeker: Dr.ir. R.A.C.M. Broekmeulen • Onderzoeker: Drs. D.A. van Damme
69
Onderzoeker: Dr. K.H. van Donselaar Onderzoeker: L. Florusse Onderzoeker: Ir. A.L.J. Geenen Onderzoeker: Ir. S.L.J.M, de Leeuw Onderzoeker: Drs. W.E. de Paepe Onderzoeker: Dr.ir. W.G.M.M. Rutten Onderzoeker: Drs. S.R. Smits Onderzoeker: Dr.ir. A.D.M, van de Ven Onderzoeker: Dr.ir. T.M. Verduijn Onderzoeker: Prof.dr.ir. G.C.J.M. Vos Projectleider: Prof.dr.ir. P.J.M, van Laarhoven Promotor: Prof.dr.ir. P.J.M, van Laarhoven Promotor: Prof.jhr.drs. M.J. Ploos van Amstel Promotor: Prof. GJ. Sharman MA.DIC.Mba
Tot slot - aanbevelingen De TUE doet veel onderzoek op het gebied van logistiek. Dit betreft voor een groot deel operationele logistiek. Ook op het gebied van strategische logistiek is er expertise. Suggesties voor gesprekspartners voor AW-VME / Mogelijke acties: geen.
70
71
72
Erasmus Universiteit Burgemeester Oudlaan 50 3062 PA, Rotterdam 010-4081111 http://www.eur.nl/
Rapporten 1998-2003 In AW-bibliotheek aanwezig: The loqistics of supermarket chains : a comparison of seven chains in the Netheriands / M.B.M, de Koster, A.J. Neuteboom 2001 Vertalinavan: De logische logistiek van supermarktketens : een vergelijking Elsevier bedrijfsinformatie, 2000. Omvang: 188 p Trefwoord: Distributiekanalen; Logistiek; Supermarkten; Goederenvervoer; Casestudies. Onderwerp: logistiek management
Internationaal goederenvervoer en economische dynamiek : eindrapport H.A. van Klink, P.W. de Langen Erasmus Transport Economics Contracting Agency (ETECA) 1999 Opdrachtgever: Raad voor Verkeer en Waterstaat Trefwoord: Havens ; Logistiek; Goederenvervoer; Infrastructuur Famas-NewCon : a generator program for stacking in the reference case Voogd P., Dekker R., & Meersmans P.J.M Econometrie Institute, 1999. Omvang: 38 p Trefwoord: Goederenvervoer; Logistiek; Operations research. Onderwerp: logistiek management.
73
Programma's Onderzoek in het domein Economie en Management Het economisch, bedrijfseconomisch en bedrijfskundig onderzoek is verankerd in de door de KNAW erkende onderzoekscholen Tinbergen Instituut (Tl) en het Erasmus Research Institute of Management (ERIM). De missie van het Tinbergen Instituut is het uitvoeren en stimuleren van fundamenteel en toegepast economisch onderzoek. ERIM is ontstaan uit een samenwerkingsverband tussen de faculteiten der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde. Het wetenschappelijk onderzoek is gericht op het leveren van een bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek dat organisaties in staat stelt hun business processen te beoordelen, en op een profijtelijke en verantwoorde manier te verbeteren en uit te voeren Beide faculteiten participeren tevens in de onderzoekschool TRAIL voor transport, infrastructuur en logistiek.
Faculteit der Economische Wetenschappen De Faculteit der Economische Wetenschappen Rotterdam School of Economics voert onderzoek uit op het terrein van de economie en econometrie. Onderzoeksprogramma's gaan onder andere over operations research, macro economics, marketing, theoretische and applied micro economics. Het EURprogramma incentives en efficiency en industrial economics werd bij de laatste onderzoeksvisitatie als uitstekend beoordeeld, met het programma over de UMTSveiling en overheidscontracten als voorbeeld voor anderen.
Faculteit der Bedrijfskunde De Faculteit der Bedrijfskunde Rotterdam School of Management voert onderzoek uit op het terrein van business administration en management. Onderzoeksprogramma's gaan bijvoorbeeld over: strategisch management, operations research, logistics, information management en financial management. Het academisch marketing programma werd bij de laatste onderzoeksvisitatie als een van de sterkste in Nederland beoordeeld met een majeure bijdrage in internationale toptijdschriften.
Programma 1999-2003 The joint ERIM research program contains five (sub) research programs. 1. The first ERIM program concerns business processes, logistics and information systems. It focuses on the managerial implications of the ICT aspects of business 74
processes with an emphasis on the ICT applications to logistics, information systems, and other business processes. The second ERIM program concerns the management of relationships for performance. These relationships are conceived as a business process of human, technical, financial and informational resources. Key themes are flexibility and process management, made possible by ICT. This flexibility is becoming obligatory from the perspective that processes cut across functional areas and that markets and organisational structures rapidly evolve these days. The third ERIM program deals with decision-making in marketing management. Rapidly evolving markets require new decision-making processes, which may be supported by the availability of detailed databases. Marketing is concerned with attracting and retaining customers. With the new data collection methods it is possible to evaluate the process of the marketing performance of the use of (marketing) instruments, almost immediately. Consumer decision making and choice are influenced by marketing communications and shopping environments, as a persuasion process to acquire and retain customers. The fourth ERIM program aims at designing optimal methods and strategies for financial decision making and accounting. A key issue here is the management of risk, a factor that becomes relevant when markets evolve more rapidly. Risk may be reduced by the increased availability of up-to-date information. Risk does not only concern asset prices and options, but also the risk of investments into new products. Finally, the fifth ERIM program focuses on the structure of the organisation, both in large and in small firms. In view of evolving markets, recurrent strategie renewal, innovating business processes, and the dynamics of firms, networks, and industries are highly relevant, and have their impact on logistics, marketing, finance and the organisation itself. Ad 1. Business Processes, Logistics and information Systems program d/rectors Professors Arie de Bruin, Rommert Dekker, H. van Dissel and Jo van Nunen.
In this research program two aspects of designing, innovating and improving business processes are investigated. On one hand the business processes are studied by developing and using methods from management science. On the other hand business processes are studied from an ICT methodology perspective. Information and knowledge modelling are underlying both aspects and research themes. An important application both from a management science and an ICT point of view are logistic processes.
Business processes and management science Business processes and performance include production on demand, flexible manufacturing and just-in-time delivery. A specific focus of this research program is on reverse logistics. Other topics within this theme are, for instance:
75
• •
Design and control of distribution networks. Traffic processes and logistics through the port of Rotterdam, the integration of sea, river, rail and road transport.
Supply chain management, for instance: • • •
Fulfilment (distribution) systems. Design and control of storage and transshipment systems. Efficiënt consumer response (ECR).
These topics are studied with the emphasis on improving the business process performance, e..g. by developing optimisation methods. In principle, 'digital products' such as text, images, software and music, can be distributed with the Internet. For physical products, physical fulfilment (distribution) systems have to be developed. The expertise of mail-order companies can be used and extended for electronic commerce on the Internet. In the near future, electronic (Internet) commerce may substitute and/or complement part of traditional retailing and shopping and alter the required logistic systems. In the substitution case, there are negative consequences for store retailing and shopping centres, if clients directly contact producers. Disintermediation of the retailing function might occur. In the complementation case, the Internet may be used for optimising pre-sales, after-sales, and relationship management. The Internet may also lead to new intermediation: New types of logistic services may be developed, e.g., Internet stores. For research topics as disintermediation and electronic commerce, co-operation consists with research program III on marketing management. The logistic performance of individual companies depends not only on internal processes, but also on co-operation with other companies in the supply chain. ICT facilitates the connection between internal and external logistic processes, for instance for just-in-time production and logistics, and for production on demand. Business processes and ICT methodologies ICT-based systems can be used to support and integrate dispersed business processes, inter-organisational collaboration, electronic commerce, knowledge management, supplychain manage-ment, data warehousing, and data mining. The development and consequences of ICT control of business processes is of increasing importance. Internal information on business processes (production, operations, internal logistics, personnel, information management) and external information on marketing (clients, external logistics, account management, buying and sales) will be integrated to control the performance of the organisation. This includes management support with databases and information (ICT) systems. Interactive media and electronic commerce (Internet) will increase their shares in markets and customer relationships. Electronic commerce requires better insights into human information processing and decision making, and processes to offer propositions to customers. ICT facilitates individualisation of the relationships with customers, both in the communication and in the products and services delivered. The trend for companies is from mass customisation (pre-production to segments of customers) to mass individualisation processes (post-production on individual specification).
76
ICT also facilitates more flexibility in distribution chains. The process of supply and logistics of goods and services will be based on consumer demand and purchase patterns. This leads to efficiënt consumer response (ECR), and just-in-time supply and logistics. The ICT and ECR subprograms have connections with marketing management (program III). The subprogram on internal business processes has connections with organisational management (program II). Ad 2. Organization program directors Professors Jaap Paauwe, Bart Nooteboom and Rob van Tulder
ICT support and control of business processes require new organisational forms. The traditional, relatively autarchic, hierarchical (top-down) organisation with separated functional domains is loosing ground. Development and management of new organisational forms, such as networks and virtual organisations around integrated business processes, become more and more relevant. These new organisations are open, process and flow oriented, with many lateral contacts between empowered employees. The management of these organisations requires other capabilities and procedures. The versatile process-based organisation and its governance, leadership, employment and accountability are studied, embedded in their networks, including public/private constructs. A vital aspect of the modern economy is the relationship between the private sector and government. To what extent is public regulation needed to arrive at a good performance? Are public-private partnerships alternative feasible modes? Environmental change is now faster and, in some ways, less predictable. More organisational and financial flexibility is needed to cope with the risks and the changing environment of the organisation. The process-oriented network and virtual organisations require new financial tools and liabilities and responsibilities for financial planning and control (accountability). There is thus a clear relationship with program IV on financial planning and accounting. The focus of this research program is on enterprises and other organisations as a web of strategically relevant business processes and relationships between suppliers, clients, partners, employees, contractors, and other stakeholders. In these processes, organisations acquire and 'spend' human, technical, informational and financial resources in order to improve performance and reach organisational objectives. ICT facilitates these processes and provides control measures and feedback to supervise these processes and outcomes. An 'open architecture' of these networks facilitates flexibility and versatility, needed in a changing world. Formal and informal control and information systems are required to successfully manage inter- and intra-firm processes and relationships on company performance variables such as market share, sales, profitability, satisfaction and total quality. These systems include independent project units and self-managing teams. This requires new approaches in human resource management. In network and virtual organisations, employees at the middle and lower management level get more freedom and power to negotiate and make decisions. More empowerment of managers of all levels is needed to react to environmental changes and opportunities
77
in a flexible manner. These 'new' managers and employees entertain more lateral relationships within and between organisations. One of the international parts of this research program, i.e., Entrepreneurship in China. A comparative study (prof. dr B. Krug) is funded by the KNAW. This research program primarily has connections with the programs on fmance and accounting (program IV) and strategie management (program V). Ad 3. Marketing program directors Professors Gerrit Antonides, G. van Bruggen, Philip Hans Franses, A. Smits and Berend Wierenga.
The changing enterprise needs new relationships with its stakeholders: clients, suppliers and competitors. Thus, decision making by marketing managers gets new dimensions. Also customers, distributors, suppliers and competitors make decisions. In a marketingmanagement context, decision making processes and outcomes are studied in order to explain and predict the information processing, options, decisions and choices of managers, customers, and other stakeholders. Decision making is also studied to assess the performance of marketing processes and actions and to make these processes and actions accountable. Managerial decision making concerns the processes of product innovation, product branding, positioning, marketing-communication, competitive actions, the choice of marketing channels, participation in trade shows, and other strategie and tactical marketing decisions. Specific emphasis is on the use of ICT, data bases and management support systems in marketing decision making and on integrated marketing communication. Decision support systems are studied, as they are instrumental in managerial decision making. In the marketing approach, the objectives of satisfying customers drives or should drive the internal processes of the enterprise. ICT plays an increasingly important role in this externally originating process. Consumer decision making involves information processing, brand choice, spending and saving behaviour, and attitude formation and change, as well as the active use of and being influenced by marketing communication. Both decision processes and outcomes under different task conditions, e.g., print information and the Internet, are studied. Special emphasis is given to the effects of environmental concern on consumer shopping and buying behaviour, and the impact of the Internet (electronic commerce and disintermediation) on consumer decision making and choice. Interactive media and ICT facilitate information search and direct interaction between parties. New forms of marketing are studied, such as electronic commerce and interactive marketing. These are examples of individual customising and on-line interaction processes between suppliers and customers in the marketplace. Consumers and industrial buyers emphasise the good reputation of the company with which they have a relationship. Thus, the impact of communication and reputation of the firm on relationships in networks and with customers becomes of crucial importance. Companies will spend more money and efforts to get and retain a good reputation, goodwill, and thus social power in relationships with customers, government, and other stakeholders. This research program has connections with the research programs on ICT, logistics, and electronic commerce (program 1) and on strategie management (program V). 78
Ad 4. Finance and Accounting program directors Professors Kees Koedijk, Jaap Spronk, M. Verbeek and Ton Vorst.
The focus of the program is on financial decision making and accounting. This involves the collection and organisation of the financial data needed to analyse and to structure the firm's decision processes, both at the operational and the strategie level. Subthemes are devoted to accounting systems and policy, process and performance evaluation, valuation of financial claims, and specific decision areas as, for instance, capital investment analysis, credit analysis, and capital structure. Accounting concerns the use of ICT-based managerial financial control systems, their harmonisation, and pricing in financial markets. Inter-organisational linkages, split-offs, outsourcing and supply-chain management have consequences for the use and evaluation of financial control systems. Assessment of the performance of financial processes and methods in accounting are important aspects of this program. Uncertainty plays a role in financial performance analysis and evaluation. This strongly depends on expectations and risk analysis. The 'value at risk' topic increased the interest in risk analysis. Risk is countered by risk management, such as 'hedging' strategies. Closely related to this topic are the valuation of risky cash flows and contingent claims. For management buy-outs, mergers, dividend policy, stock splits, stock option plans, and capital investment plans require a financial valuation of the firm. This research program has connections with the subprogram on corporate and marketing communications (part of program III) and strategie management (program V).
Ad 5. Strategy and Entrepreneurship program directors Professors Frans van den Bosch, Roy Thurik, and Henk Volberda.
The present theme is concerned with the causes and consequences of strategie renewal within firms, networks and industries. The business environment is changing rapidly in the face of ICT and other new demands, new competition and higher levels of market turbulence and uncertainty. The response of the business world is a continuous strategie reorientation. This is visible in innovating business processes (competences and use of technologies), new organisational forms, interorganisational relationships (networks, clusters), and the increasing importance of knowledge creation and learning. This response by itself shapes the business environment by the creation of new products and services, new markets, and new competitive constellations. Managers and entrepreneurs play a key role in this dynamic process. A thorough understanding of this role is required for the explanation of the way in which enterprises, enterprise boundaries and industries evolve. This managerial role is the subject of this research program. This research program can be decomposed into the following four interrelated parts: • •
An inventory of (the changes of) the instruments, roles and functions of managers and entrepreneurship in strategie renewal processes. The influence of strategie renewal on intra- and inter-organisational forms and governance structures: control and motivation, process innovation, corporate venturing, restructuring, deglomeration, and co-operation. 79
• •
The managerial response to (the changes of) the business environment: regulation, variety and selection, incentives and market for corporate control, and demand characteristics. A study of renewal trajectories; the interrelationships of the learning and innovation processes of firms and industries, and their effect on growth and expansion.
New roles are required for management in the organisational and strategie renewal processes. It requires faster learning, knowledge management and decision making. Modern management tools include artificial intelligence, databases, retrieval systems and other information and communication technology to assess business process performance and to make business processes accountable. The process aspect of change is central in the trajectories of strategie renewal: idea generation, development of the idea in an organisational setting, and integration within the firm. Corporate entrepreneurship and strategy formation play a role in these change processes. This research program has connections with entrepreneurship, private-public interfaces, organisation management (program II) and marketing management (program III).
Rotterdam School of Management/Faculteit Bedrijfskunde Betrokkenheid bij lopende promotieprojecten (n) (het meest recente onderzoek is bovenaan geplaatst) Samenwerking: Ondernemers en hun netwerken in de Nederlandse ICT sector Onderzoeker: Dr. G.G. van de Bunt en: Dr. P. Groenewegen Projectleider: Prof.dr. T. Elfring (VU). Market restructuring and internationalisation Promotor: Prof.dr. R.J.M, van Tulder Promovendus: Drs.ing. A. MulderTrefwoorden NOD internationale handel / internationalisering / markt / veranderingsprocessen / vrijhandel. Penvoerder: Learning network strategies and the impact on renewal processes of firms Promotor: Prof.dr.ing. F.A.J. van den Bosch en: Prof.dr. H.W. Volberda Promovendus: Drs. S.M. Heinhuis Trefwoorden NOD kennisoverdracht / leren / ondernemingen / organisatiestrategie / organisatiestructuur / sociale netwerken. Penvoerder: Business ethics and corporate citizenship: delimiting the responsibilities of (international) business firms Promotor: Prof.dr. T. van Willigenburg en: Prof.dr. R.J.M, van Tulder Promovendus: Drs. F. Marcimhovics Trefwoorden NOD burgers / ethiek / internationale handel / internationale organisaties / normen en waarden / ondernemingen / verantwoordelijkheid.
80
Relevant voor ons zijn: • • •
Faculteit der Bedrijfskunde Faculteit der Economische Wetenschappen - FEW-EUR Centre for Maritime Economics and Logistics - MEL
De faculteit Bedrijfskunde en Economische Wetenschappen werken samen in de onderzoeksschool ERIM. Onderzoeksschool ERIM is georganiseerd rond vijf thema's:
1. Business Processes, Logistics and Information Systems Prof. Rommert Dekker (ERIM Feliow) Dekker, R., P. Meersmans, A. Wagelmans and L. Nagy , "New algohthms for container stacking and scheduling" Dekker, R. , and M. de Brito, "A framework for reverse logistics and some return inventory applications" Dekker, R. , and A. Rijneveld, "Spare parts inventory management" Dekker, R. , J. van Nunen and A. Kokkinaki, "E-commerce and Reverse logistics" Dekker, R. , "Decision support for harbour operations" H. Krikke, S. van de Velde, C. Pappis, S. Daniel, and J. Bloemhof-Ruwaard, "Optimizing economie, logistic and environmental performance: new design principles for reverse logistic networks" E. van Heek (ERIM Member) Koppius O., E.van Heek, M. Wolters, "Product representation and price formation in screen auctions: empirical results from a Dutch flower auction" Koppius O., E. van Heek, "Veilingen op Internet" Van Heek E., V. Tuunainen, "e-Groceries" Van Baaien, P., M. van Oosterhout, Y. Tan, E. van Heek, "The Start-Up ofan EDI Community: Experiences from the Port of Rotterdam" Koppius. O., M. Mol, E. van Heek, R. van Tulder, "Global sourcing strategies and electronic markets: Experiences from the life sciences and chemical industries"
81
Prof. M.B.M, de Koster M.J.M. (ERIM Member)
De Koster, M.J.M., S. van de Velde, P. Zwart (Rabobank Utrecht), "Logistieke dienstverleners in Supply Chains" De Koster, M.B.M., H. de Vries, "De rol en invloed van standaardisatie op ketenintegratie" De Koster, M.B.M., "De rol van opslag- en overslagprocessen"
De Koster, M.B.M., "Ontwikkeling van internationale supply chain management: Reverse logistics, e-commerce en warehousing" De Koster, M.B.M., "Logistiek en e-commerce in de levensmiddelensector"
R. Kuik (ERIM Member)
M. Fleischmann, R. Kuik, J. van Nunen; "Reverse Logistics and spare paris management at IBM" Prof Jo A.E.E. van Nunen (ERIM Fellow)
Van Nunen J., H. Krikke, S. van de Velde . "Global Supply Chains and Ports"
Van Nunen, J. , E. van Heek, O. Koppius, "Gigaport and Flower Auctions"
Van Nunen, J., "Analysis and design of co-ordination mechanisms and decision models in supply chains: scheduling and pricing of carrier services"
Van Nunen, J., "Business impact of electronic markets and auctions" Van Nunen, J., "Analysis and design of co-ordination mechanisms and decision models in supply chains: shaping logistics services by management consigned Inventories" Van Nunen, J., "Analysis and design of co-ordination mechanisms and decision models in supply chains: dynamic pricing and capacity management"
A. Waqelmans (ERIM member) G. Kant, A. Poot and A.P.M. Wagelmans, "Development of Practical Methods for Complex Vehicle Routing Problems" P.J.M. Meersmans, C.P.M, van Hoesel and A.P.M. Wagelmans, "An Integer Programming Approach to the Integrated Scheduling of Automated Guided Vehicles and Stacking Cranes"
S.V. de Boer, N. Piersma and A.P.M. Wagelmans, "Design of Air Cargo Transportation
82
Networks"
2. Organization P.R Beiie (ERIM Member) Beije, P.R., "De rol van kennisintensieve dienstverlening en research en technology organisations in national systems of innovation (STB intern)"
Beije, P.R. , "Dynamiek van innovatieprocessen: effecten van het generieke innovatiebeleid op verschillende sectoren en clusters" R.J.M, van Tulder (ERIM Fellow)
Van Tulder, R.J.M., "Project Europese Commissie: internationalisering, R&D en national systems ofinnovation" Van Tulder, R.J.M., "Internationale kenniseconomie"
Van Tulder, R.J.M., "GERPISA: regionalism and the carindustry"
3. Marketing Y. van Everdinqen (ERIM Member) Everdingen, Yvonne van & Berend Wierenga, "Intra-firm adoption and diffusion of innovations."
F. Lanaerak (ERIM Associate Member) Langerak, F., "Market orientation, channel relationships and business performance."
Verhoef, P., and F. Langerak, "Adoption of electronic grocery shopping."
P. Matthvssens (ERIM Member) Matthyssens, M.P. & T. Lommeien, 'Internationalization of industrial services'. Matthyssens, M.P. & P. Pauwels, 'International portfolio policy of industrial companies1.
83
5. Strategy and entrepreneurship A. Kleinknecht (ERIM Member) Kleinknecht, A., "Innovation andsmall business"
H.W. Volberda (ERIM Fellow) Volberda, H.W., F.A.J. van den Bosch, "Strategie Renewal in Large European Corporations", with participants from Boconni, City University, HEC, Norwegian School of Management, Jonkoping University Wijk, R.A., A.M. Pettigrew, F.A.J. van den Bosch, H.W. Volberda, R. Whittington, "Knowledge Integration: Evidence from a large scale European Survey"
Jansen, J.J.P., F.A.J. van den Bosch, H.W. Volberda, "Managing the tacitpartofa firm's knowledge cycle" Eikelboom, S. (Vopak), H.W. Volberda, H. van Driel, "Long lasting corporations: A longitudinal study of Pakhoed"
Centre for Maritime economics & Logistics (M E L) Prof.dr. H.E. Haralambides Leeropdracht: Maritieme economie. 010-4081484.
[email protected] Hoogleraar: Centre for Maritime Economics and Logistics MEL 010-4081484
• •
•
•
Projectleider: Regionale economie en de transport economie Promotor: The future of the hub & spoke system in liner shipping Promotor: Prof.dr. H.E. Haralambides Promovendus (2004): C. Cheung Tam He Trefwoorden NOD binnenvaart / distributie / logistiek / scheepvaart / vervoersstructuur Promotor: Theory and practice of business and shipping cycles: implications for ship finance Promotor: Prof.dr. H.E. Haralambides Promovendus 2004: S.D. Tsolakis Trefwoorden NOD bedrijfsbeheer / economische planning / logistiek / scheepvaart / zeelieden Promotor: Safe and economie shipping through structured simulator training
RESEARCH AND PUBLICATIONS
A selection of recent publications by MEL staff: 84
1. Haralambides, H.E. and Behrens, R. (2000) 'Port Restructuring in a Global Economy: An Indian Perspective1. International Journal of Transport Economics, Vol. XXVII, No 1, 19-39. 2. Veenstra, A.W. and Haralambides, H.E. (2001) 'Multivariate Autoregressive Models for Forecasting Sea borne Trade Flows'. Transportation Research Part E 37(2001)311-319. 3. Haralambides, H.E., Verbeke, A., Musso, E. and Benacchio M. (2001) 'Port Financing and Pricing in the European Union: Theory, Politics and Reality'. International Journal of Maritime Economics (IJME), Vol. III, No 4 (2001). 4. Haralambides, H.E., Cariou, P. and Benacchio, M. (2002) 'Costs, Benefits and Pricing of Dedicated Container Terminals'. International Journal of Maritime Economics (IJME), Vol. IV, No 1 (2002). 5. Yang Jiaqi and Haralambides, H.E. (2002) 'Government Intervention and Policy Competition: EU Experiences and Enlightenment for China to Resist Flagging Out'. Journal of Wuhan University of Technology (Transportation Science & Engineering), 26(2002), No 1, 141-146. 6. Haralambides, H.E. and Yang, J. (2002) 'A Fuzzy Set Theory Approach to Flagging Out: Towards a New Chinese Shipping Policy1. Marine Policy, 27/1: 1322. 7. Haralambides, H.E. (2002) 'Competition, Excess Capacity and the Pricing of Port Infrastructure1. International Journal of Maritime Economics, 4: 323-347. 8. Tsolakis, S.D., Cridland, C. & Haralambides, H.E. (2003) 'Econometrie Modelling of Second-hand Ship Prices'. Maritime Economics & Logistics 5: 347-377 9. Benacchio, M., Cariou, P. and Haralambides, H.E. (2000) 'Port Land Use and Implications for Rental Policies'. International Association of Maritime Economists, Naples, Italy, September 2000. 10. Benacchio M., Haralambides H.E. and Musso E. (2001) 'On the Economie Impact of Ports: National vs. Local Costs and Benefits (an update on NAV 2000-Venice)1. Proceedings (CD ROM) of the 9th World Conference on Transport Research (WCTR), 22-27 July 2001, Seoul, Korea. 11. Haralambides, H.E. and Veenstra, A.W. (2000) 'Modelling Performance in Liner Shipping'. In: K.J. Button and D.A. Hensher (eds): Handbook of Transport Mode///ng.Pergamon-Elsevier Science. 12. Haralambides, H.E. and Veenstra, A.W. (2002) 'Port Pricing1 in: C.Th. Grammenos (ed): The Handbook of Maritime Economics and Business. London: Lloyds of London Press. 13. A.W. Veenstra and A.S. Bergantino (2000) 'Changing Ownership Structures in the Dutch Pleet'. Maritime Policy and Management, Vol. 27, p. 175-189. 14. A.W. Veenstra (2002) 'Nautical education in a changing world: the case of the Netherlands1. Marine Policy Mol 26, p 133-141. 15. A.W. Veenstra and A.S. Bergantino (2002) 'Networks in Liner Shipping interconnection and Coordination1.International Journal of Maritime Economics 4(3), p. 210-229. 16. A.W. Veenstra (2002) 'Port Management Games'. Maritime Engineering & Ports III (C.A. Brebbia & G. Sciutto, eds.). Southampton: WIT Press. 17. A. W. Veenstra & M.W. Ludema (2002) 'Towards the economie operation of a to be privatised ferry system - the case of the Rozenbrug-Maassluis ferry in the Port of Rotterdam'. Maritime Engineering & Ports III (C.A. Brebbia & G. Sciutto, eds.). Southampton: WIT Press. 85
18. Hautau, U. / Zachcial, M. (1998): Relevant Pricing Techniques Applied to Port and Maritime Infra- and Superstructure, Institute of Shipping Economics & Logistics (ISL), Bremen 19.Hautau, U. (2002): Die wettbewerbspolitische Regulierung internationaler Container-Seeverkehrsmarkte - US-amerikanische Reformen und EU-Regelungen im Vergleich, in: Zeitschriftfür Verkehrswissenschaft Jg. 73, S. 25-38. 20.Hautau, U. (2002): Europaische Liberalisierung der Hafendienste- Richtiger Deregulierungsansatz?, in: Zeitschriftfür Verkehrswissenschaft Jg. 73, S. 179193. 21. Hautau, U. (2002): Das EU-Ports Package-Wettbewerbspolitische Fehlkonstruktion, in: Internationales Verkehrswesen Jg. 54, S. 598-601. 22. Hautau, U. (2003): Dedicated Terminals: Wer hat den Vorteil? - LeasingStrategien maritimer Containerterminals, in: Internationales Verkehrswesen Jg. 55, S. 200-202. 23. Hautau, U. (2003): Nur ein Scheppern mit der Blechtrommel - Ein Nachruf ohne Trauer auf das gescheiterte „Port Package", in: DVZ - Deutsche Verkehrs-Zeitung Nr. 142 vom 27. November 2003, S. 16. 24.Hautau, U. (2003): Kompromiss geboten, in: DVZ- Deutsche Verkehrs-Zeitung Nr. 46 vom 06. Dezember2003, Beilage Container, S. 11. 25. Dekker, R., Hill, R.M., & Teunter, R.H. (2002). On the (S-1, S) lost sales inventory model with priority demand classes. Naval Research Logistics, 49, 593-610. 26.Fleischmann, M., Kuik, R., & Dekker, R. (2002). Controlling inventories with stochastic item returns: a basis model. European Journal of Operational Research, 138, 63-75. 27.Fleischmann, M., Krikke, H.R., Dekker, R., & Flapper, S.D.P. (2000). A characterisation of logistics networks for product recovery. Omega. International Journal of Management Science, 28, 653-666. 28. F.A. van der Duyn Schouten and R. Dekker, "Maintenance management decision models" Encyclopedia of Production and Manufacturing Management, P. Swamidass (ed). Kluwer, 2000, ISBN 0-7923-8630-2. 29. R. Dekker, J.M. Bloemhof-Ruwaard, M.FIeischmann, E. van der Laan, J.A.E.E. van Nunen and L.N. van Wassenhove, "Operations research models for reverse logistics: some recent contributions", Int. J. Log.Res. and Appl. 1(2), 141-155 (1998) (working paper EI9807/A); Proceed. 3rd Int. Symp. on Logistics, Padua, ltaly(1996). 30. Van der Laan, E.A., M. Fleischmann, R. Dekker and L.N. van Wassenhove, Inventory control for joint manufacturing and remanufacturing, S. Tayur, R. Ganeshan and M. Magazine (ed) Quantitative models for supply chain management, Kluwer, ISBN 0-7923-8344-3 (1998) 31.René de Koster, Marisa de Brito, Masja van de Vendel, Returns handling in the retail. A comparison, Journal or Retailing and Distribution Management 30(8), 407-421,2002. (S) 32. N. Faber, M.B.M, de Koster, S.L. van de Velde, Linking warehouse complexity to planning and control structure, International Journal of Physical Distribution and Logistics Management 32(5), 381-395, 2002. (S) 33. Vis, I.F.A., R. de Koster, K.J. Roodbergen, L. Peeters, Determination of the number of AGVs in a semi-automated container terminal, Journal of the Operational Research Society, 52(4), 409-417, 2001. 34. M.B.M. de Koster, A.J. Neuteboom, De logistics of supermarket chains, Elsevier, Doetinchem, 2001, 188 pg., ISBN 90 5439 106 5. 86
35.Corten, Maurice and René de Koster, "On the Reversibility of Manufacturing Networks", J. Mathematical Analysis and Applications 145, 309-327, 1990. 36.Fleischmann, M., Nunen.J. van and Graeve, B. (2003) Integrating Closed-Loop Supply Chains and Spare-Parts Management at IBM, Interfaces Vol.33(6), Nov/Dec 2003. 37.Hillegersberg, J. van, Zuidwijk, R.A., Nunen, J.A.E.E. van, & Eijk, D. van (2001). Supporting Return Flows in the Supply Chain. Communications oftheACM44 (6), 74-79. 38.Fleischmann, B., Nunen, J.A.E.E. van, Grazia Speranza, M., & Stahly, P. (Ed.). (1998). Advances in Distribution Logistics. Berlin: Springer, 535 pp. 39. Dekker, R., Bloemhof-Ruwaard, J.M., Laan, E.A. van der, Nunen, J.A.E.E. van, & Wassenhove, L.N.J.L. van (1998). Operational Research in Reverse Logistics: some recent contributions. International Journal of Logistics 1 (2), 141-155. 40. Bloemhof-Ruwaard, J., Fleischmann, M., & Nunen, J.A.E.E. van (1999). Distribution issues in reverse logistics. In M Grazia Speranza & P Stahly (Eds.), Lecture notes in Economie and Mathematical systems 480 (pp. 23-44). Berlin: Springer. 41. Francois, J.F. "Factor Mobility, Economie Integration, and the Location of Industry," in R.E. Baldwin and A. Brunetti, volume editors, Economie Impact of EU Membership on Entrants: New Methods and Issues, Kluwer Academie Publishers: Boston/Dordrecht/London, 2002 42. Francois, J.F. and l. Wooton, "Trade and Competition in Shipping Services and the GATS," Review of International Economics, 9(2) 2001 . 43. Francois, J.F. and l. Wooton, "Market Structure, Trade Liberalization, and the GATS," under review, European Journal of Political Economy 17(2001).
Naast ERIM is er binnen de Faculteit Economische Wetenschappen de
Capaciteitsgroep Regionale Economie, Haven- en Vervoerseconomie Prof.dr. L. van den Berg Expertise: Internationaal vergelijkend stedelijk onderzoek Leeropdracht: Regionale economie en stedelijke ontwikkeling 010-4081493.
[email protected] Promotor van Dr. P.W. de Langen op Processes of Change in the Port Industry (2002) Samenvatting: Research obiectives To understand processes of changes in seaports and to add to the literature on processes of change in general and on the functioning of seaports. In order to do so, a number of different perspectives on change are analysed and applied to seaports. Abstract Background: In this paper, one perspective on change processes, the regional economie approach, is discussed and applied to the port industry. The regional economie approach deals mainly with the regional environment, its economy, culture, institutions and history, and the impact of the regional environment on the behaviour of companies -and households-. The regional economie approach does
87
not take the individual company as the unit of analysis, but rather the relation of a company with its regional environment. The approach clearly influences the sort of change we analyse, because we deal with changes of the relation of companies and their environments. The regional economie approach has developed a frame of analysis for analysing processes of change. The notions of clustering and 'local milieu' are central to this frame of analysis. These notions have been used only to a limited extent to analyse the port industry. We discuss these results and suggest future research approaches. Problem definition: Our problem definition (if any) is rather broad: how can we understand the complex processes of change that we can observe in the economy and more specifically, in the port industry. Approach: We claim that for our purposes, we have to use concepts, notions and results of different perspectives. Therefore, we aim to develop a 'framework for analysing change1 that is enriched by different perspectives. Expected results: The expected result is a better understanding of processes of change. This better understanding is an addition to the field of port economics and, we hope, to the field of change processes. Theoretical relevance We put change centre stage and use different perspectives to develop 'a framework for analysing change' that can be used to analyse the port industry, or for that matter other industries. This enlarges the theoretical understanding of change processes. Furthermore, we add to the theoretical understanding in the field of port economics. Societal relevance Attempts to accelerate change, to steer it, to create a change, to balance its negative effects, to direct it, to préparé for it etc are made continuously. These attempts can be more or less successful, and a better understanding can increase the chance of success. This has a societal relevance given the fact that managing change is an ambition of individuals and organisations alike. Prof.dr. Hugo B. Roos Expertise: Logistiek management; Luchtvaarteconomie. Leeropdracht: Logistiek management. 010-4082567.
[email protected]
Promotor van M. Shinohara op: Troubles in supply chain (2004). Promotor van Drs. O.V. Gavrilova op: Alliances in air transport (2004). Promotor van Drs M. Roll op: Strategische samenwerking in de luchtvaart (2004).
Erasmus Centre for Sustainability and Management (ESM) Publicaties 2003:
88
M'irfÖiöisKlié:»ïtonïi!MIiiftr»É;:
ÖPiË^lrï'Ü^'' %Jf 8*»»
I
:M
I
>*'-«
De opmerkelijke terugkeer van de köstenbaten-analyse in het centrum van de bestuurspraktijk: hoe het succes van 0(E)EI lacunes in de moderne bestuurskundige theorie blootlegt
Rotterdam School of Economics (RSE) Publicaties 2003:
Industrie- en dienstenbeleid: een nadere verdieping
Gradus, R.H.J.M.,
nQ„nQ-?nn^ Uv/~L's3
Hospers, G.J,, Varkevïsser, M, New Poïicïes for the New Economy.Cïuster-based Innovation Policy: International Experience
Roelandt, Th, JA, Gilsing» V.A., Sinderen, j. van
-09-2003
ëfil^J-iïï(^ fl ïïï» r 5
o «°yi°5"l^* 3*^8 M.*™1*;
ïil^^ Contracting out: the importance of a level playing field
Wassenaar, M.C.,
03-Öi
Gradus, R.HJ.M. .,.
A 3D simulation case study of airport air traffic handling Swaan Arons, H. de:
03-07-.
f J^S'ÉS?liSiB?!Wf
^^ttiwi*S^^'i^iW
89
Tot slot - aanbevelingen Goederenvervoer is één van de items aan de Erasmus. De Erasmus universiteit biedt voor AW-VME diverse aanknopingspunten, met name bij de onderzoeksscholen maritieme Economie en Logistiek (MEL) en Erasmus Research Institute of management (ERIM). Suggesties voor (nieuwe) gesprekspartner voor AW-VME: Prof Jo van Nunen (Supply Chain & ICT, reverse logistics, havens). Rob van Tulder (Supply Chain & globalisering)
90
91
92
Rijksuniversiteit Groningen Broerstraat 5, 9712 CP, Groningen 050-3639111
http://www.rug.nl/ Rapporten 1998-2003
In AW-bibliotheek aanwezig:
Geen
93
De volgende organisatieonderdelen van de RUG zijn relevant voor ons: • • •
Faculteit Bedrijfskunde Faculteit der Economische Wetenschappen Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen
Bij de Faculteit Bedrijfskunde zijn de voor ons meest relevante personen: Prof. Dany Jacobs, Leeropdracht: Bedrijfskunde, in het bijzonder strategisch management. Expertise: Strategisch management; Management van kennis en leren; Kennis- en netwerkeconomie; Innovatiestrategie en -beleid. 050-3637238
[email protected] http://www.bdk.rug.nI/medewerkers/d.jacobs/ Prof.dr. Dirk Jan Kamann Leeropdracht: Bedrijfskunde, in het bijzonder inkoopmanagement 050-3637351.
[email protected] http://www.bdk.rug.ni/medewerkers/d.j.f.kamann/ The Groningen Research Institute of Purchasing (GRIP). Promotie van Dr. J. de Vries bij Prof.dr.ir. A.C.J. de Leeuw over: Logistiek organiseren: een studie naar de relatie tussen goederenstroombesturing en logistieke organisatie (1999) Samenvatting: Ontwikkelen van een referentiekader van waaruit, beschrijvende, verklarende en onderwerpgerichte uitspraken gedaan kunnen worden betreffende de organisatorische inbedding van de goederstroombesturing. Methoden en technieken: case study, literatuuronderzoek.
Bij de Faculteit der Economische Wetenschappen zijn de voor ons relevante personen: Prof.dr. Jan Oosterhaven Expertise: Effecten transportinfrastructuur; Ontwikkelingen Groningen, Friesland en Drenthe; Regionaal beleid; Regionale arbeidsmarkt modellen; (Inter)regionale input-output analyse. Leeropdracht: Regionale en transport-economie. 050-3633728
[email protected] http://www.eco.rug.nl/-oosterhaven/ Selected publications: Input-output and demo-economie modelling •
Net Multipiers Avoid Exaggerating Impacts: With a bi-regional illustration for the Dutch transportation sector. Journal of Regional Science (forthcoming) (— & D. Stelder)
Evaluation of transport infrastructure •
94
Spatial Economie Impacts of Transport Infrastructure Investments, In: A. Pearman, P. Mackie. J. Nellthorp & L. Giorgi (eds.), Transport Projects,
• •
• •
Programmes and Policies: Evaluation Needs and Capabilities (forthcoming) (— & T. Knaap) Arbeidsmarkteffecten van nieuwe verkeers-infrastructuur. Tijdschrift Vervoerswetenschap 38/1 (2002): 55-60 (J.P. Elhorst & —) Het eerste ruimtelijke algemene evenwichtsmodel voor Nederland, met resultaten voor de magneet-zweefbaan Schiphol-Groningen. Maandschrift Economie 65/2 (2001): 89-107 (T. Knaap &...) De evaluatie van grote infrastructuur: over MER's, EER's en MKBA's. Openbare Uitgaven 31/2 (1999): 60-70 Regional impacts of new infrastructure: A multi-sectoral potentials approach. Transportation 14/3 (1987): 113-26 (G.H.M. Evers, P.H. van der Meer, --- & J.B. Polak)
Bij de Faculteit der Ruimtelijke Wetenschappen was de meest relevante activiteit: De promotie van Bart Kuipers bij Prof Pellenbarg over Flexibilisering van de Rotterdamse havenbedrijvigheid (1999) Samenvatting: Met welke stategieën trachten dominante, in de Rotterdamse haven gevestigde, bedrijven hun flexibiliteit te vergroten? Wat betekent dit voor de toekomstige ruimtelijke structuur en kenmerken van de Rotterdamse haven? Methoden en technieken: case study, interviews.
Tot slot - aanbevelingen Advies: geen directe actie.
95
96
Open Universiteit Nederland Valkenburgerweg 177 6419 AT Heerlen 045-5762222 http://www.ou.nl - dit is een vrij verouderde site voor onderzoeksdoeleinden
Rapporten 1998-2003 In AW-bibliotheek aanwezig:
geen
97
Aan de Open Universiteit wordt onderzoek verricht door de wetenschappelijke staf. Een deel van dat onderzoek, het zogenaamde institutionele onderzoek, is gericht op verbetering en vernieuwing van het eigen onderwijs en van het hoger onderwijs in het algemeen. Een ander deel van het onderzoek is vakgebonden. De zeven faculteiten van de Open Universiteit zijn ondergebracht in één directoraat Onderwijs. Deze is verantwoordelijk voor de ontwikkeling, de productie en de exploitatie van het onderwijs aan de Open Universiteit. De OU kent de volgende relevante faculteiten: Faculteit Informatica
Prof.dr.ir. R.R. Bakker. Decaan. Expertise: Kennismanagement met ICT.
Faculteit Manaqementwetenschappen
Prof.dr. R.J. in 't Veld Expertise: Organisatiekunde; Bestuurskunde Leeropdracht: Management van hybride organisaties 045-5762383
[email protected]. •
Promotor: De besluitvorming rond (de uitbreiding van) Schiphol. Verslag van een bestuurskundig onderzoek.
Prof.dr. Jan Jaap Semeijn Leeropdracht: Logistiek 045-5762588
[email protected]
Faculteit Rechtswetenschappen Prof.mr.dr. P.J. Boon Leeropdracht: Staats-en bestuursrecht. 045-5762407
[email protected] • Onderzoeker: Spreiding en beperking van overheidsbevoegdheden (2000). In januari 1995 ging een onderzoeksprogramma van start onder de titelSpreiding en beperking van overheidsbe-voegdheden (af-gekort: 'Spreiding'). Ditprogramma bouwde voort op het eind 1994 afgesloten onderzoeks-programmaControle in het constitu-tionele recht. Spreiding en beperking vanoverheidsbevoegdheden werden als kernelementen van rechtsstatelijkheidgedefmieerd, en het programma Spreiding had tot object van studie het onder deloupe nemen van in het licht van de kenmerken van rechtsstate-lijkheidrelevante staatsrechtelijke verschijnse-len met een zowel wetenschappe-lijkeals maatschappelijke actualiteit.De looptijd van het onderzoeksprogramma wasvier jaar zodat in 1999 het programma teneinde zou lopen. Met het oog hieropwordt nu naar de uitkomsten van het verrichte werk terug gekeken.In het lichtvan de ontwikkelingen begin jaren negentig, zoals de toenemende aandacht voordecentralisatie, de problematiek rond de legitimatie van de uitoefening vanoverheidsbevoegdhe-den en de ontwikkeling van de Europese Unie, is eenonder-zoeksprogramma opgezet dat zich zou richten op spreiding en beperking vanoverheidsbevoegdheden. Deze constitutionele aandacht moest een nadereuitwerking op een aantal punten opleveren van wat bij
98
Kortmann de Vegulerendefunctie' van het staatsrecht heet. De centrale probleemstelling werdomschreven als: hoe kan in de gewijzigde politieke en bestuurlijke constellatie- deels bij voortduring, deels opnieuw - gestalte worden gegeven aan denoodzaak overheidsbevoegdheden te spreiden en te beper-ken. Deprobleemstelling had een ruim en algemeen karakter, en liet zich vertalen ineen drietal (deel)vraagstelltngen. Deze zouden in de onderzoeksthema's en-projecten centraal staan. Kort samen-gevat kwam het drietal vraagstellingen ophet volgende neer:- Wat is de meest optimale spreiding vanoverheidsbevoegdheden en in hoeverre kan deze juridisch, in procedures ofanders-zins, worden vormgegeven?- Wat is rechtens de optimale balans tussendynamiek en stabiliteit?- Welke beperkingssystematieken zijn er en voldoendeze (nog)? Prof.mr. B.P. Sloot Leeropdracht: Metajuridica
[email protected] 045-5762267. Schreef dissertatie over: Belangenbehartiging in rechtspraak en politiek. Een case studv naar het collectieve ontslag van buitenlandse zeelieden door Nedllovd
Tot slot - aanbevelingen De OUN bevat een enkel aanknopingspunt aan de Faculteit Rechten en de Faculteit Managementwetenschappen. Aan deze faculteiten zijn enkele onderzoeksprojecten uitgevoed naar besluitvorming in goederentransport, maar de meeste daarvan zijn gedateerd (Schiphol:1993, Nedlloyd: 1998). Aanbevolen acties: geen.
99
100
Universiteit Leiden Rapenburg 70 2311 EZ Leiden 071-5272727 http://www.leidenuniv.nl - dit is een slecht toegankelijke site voor onderzoeksdoeleinden
Rapporten 1998-2003 In AW-bibliotheek aanwezig:
geen
101
Programma's Zoeken ophttp://www.leidenuniv.nl op trefwoorden logistiek, transport en goederenvervoer leveren slechts verwijzingen op naar de eigen facilitaire diensten. Zoeken op trefwoord onderzoek of onderzoeksprogramma levert geen enkel bruikbaar resultaat. Twee faculteiten zijn voor ons relevant: Faculteit der Rechtsgeleerdheid Aan deze faculteit is een leerstoel Algemene Economie (dr L. Aarts en dr B. van Velthoven) en een leerstoel Bedrijfseconomie (prof Blommaert) Faculteit der Sociale Wetenschappen En daarbinnen is een grote groep bestuurskundigen, onder andere: Prof.dr. P. 't Hart, Expertise: bestuurlijke verhoudingen, tel. 071 527 3809. Leeropdracht: Politiek-bestuurlijke aspecten van crisissituaties; Politiekbestuurlijk en ambtelijk leiderschap in de publieke sector; Beleidsevaluatie, i.h.b. dynamiek van succes en falen in beleidssectoren; Beleidsverandering en institutionele hervormingen in beleidssectoren; Politiek-ambtelijke betrekkingen; Sociaal-psychologische perspectieven op politiek en bestuur, i.h.b. groepsprocessen. Prof.dr. A. Ringeling, Expertise: Bestuurskunde en overheidsbeleid 070 365 8073 Leeropdracht: Inrichting en werking van het openbaar bestuur; Beleidsprocessen; Evaluatie van beleid; Beleidsinstrumenten; Milieubeleid; •
Promotor van Drs. M. Hozee op: De effectiviteit van instrumenten in milieubeleid met name op het gebied van verpakkingen en transport gevaarlijke afvalstoffen (2000).
Prof.dr. M.R. Rutgers, Leeropdracht: Bestuurskunde, tel. 071 527 3751. Prof.dr. A. Zuurmond, Leeropdracht: ICT en de toekomst van openbaar bestuur, tel. 071 5273851.
en een Centrum voor Wetenschaps- en Technologie-Studies (CWTS) - dat lijkt een vervolg op de vroegere wetenschapswinkel - prof.dr. A.F.J. van Raan, Kwantitatieve Wetenschapsstudies , tel. 071 527 3909
Tot slot - aanbevelingen De RUL heeft geen aparte economische faculteit, laat staan afzonderlijke transportonderzoeksafdelingen. Aan de Rechtenfaculteit wordt economisch onderzoek 102
verricht, en aan de Sociale Faculteit bestuurskundig. Hier lijken de beste aanknopingspunten te vinden. Aanbevolen acties: geen.
103
104
Universiteit Maastricht Tongersestraat 51-53, 6211 LM, Maastricht http://www.unimaas.nl/
Rapporten 1998-2003 In AVV-bibliotheek aanwezig:
Geen
Publicaties van MERIT Zoeken op trefwoord logistics levert twee publicaties op uit het begin van de jaren '90. Zoeken op trefwoord logistiek levert drie publicaties op uit het begin van de jaren '90 van mensen die allen niet meer bij MERIT werken. Zoeken op trefwoord distributie levert een publicatie op uit het begin van de jaren '90 van iemand die niet meer bij MERIT werkt. Zoeken op trefwoord freight transport en goederenvervoer levert geen resultaat. Op trefwoord transport: Corvers, Fabienne and Giaoutzi, M., 1998, Of Borders and barriers and changing opportunities for border regional development. in P. Nijkamp, K. Button, H. Priemus (eds.), Transport Networks in Europe: Concepts, Analysis and Policies, Edward ElgarLtd, Cheltenham. Corvers, Fabienne (with P. Nijkamp, M. van Geenhuizen, M. Beuthe, K. Button, C. Capineri, J-P. Orfeuil, A. Reggiani, M. Wegener), 1996, Task Force on European Transport: Challenges and opportunities for future research and policies. Report for the European Science Foundation, prepared by the Network of European Communications and Transport Activity Research (NECTAR), European Science Foundation (ESF), Beyond Framework Programme IV - an ESF position paper in 2 parts. Part 2: Views. Hoesel, C. van (with P. Zwaneveld, S. Dauzère-Péres, L. Kroon, H. Romeijn, M. Salomon, and H. Ambergen), 1996, Routing trains through railwav stations: model formulation and alqorithms. Transportation Science, August, pp. 1-14. Hoogma, Remco, Kemp, René and Schot, Johan, 2002, Experimenting for Sustainable Transport. The Approach of Strategie Niche Management, London: EF&N. Kemp, René and Simon, Benoït, 2001. Electric vehicles. A sociotechnical scenario studv. in: Eran Feitelson and Erik Verhoef (eds.), Transport and the Environment: In Search for Sustainable Solutions, Edward Elgar, Cheltenham, 103-135. Kemp, René (with Remco Hoogma, Johan Schot and Bernhard Truffer), 2001, Experimenting for Sustainable Transport. The Approach of Strategie Niche Management EF&N Spon.
105
Kemp, René and Moors, Ellen, 2001, Modulating dvnamics in transport for climate protection. Paper presented at the conference 'Institutions and instruments to control global environmental change', Maastricht, June, organised by METRO. Kranenburg, Hans van (with S.V. Gudmundsson), 2002, New airline entrv rates in deregulated air transportation market. Transportation Research, part E. Soete, LUC and Ziesemer, Thomas, 1997, Gains from Trade and Environmental Policv under Imperfect Competition and Pollution from Transport. Published in Neuere Entwicklungen in der Umweltökonomie und-politik. Edited by HansDieter Feser and Michael von Hauff, Volkswirtschaftliche Schriften Universitat Kaiserslautern, transfer verlag, Regensburg, 1997, 249-268. Reprinted in: New world Order Series, Vol. 21: Trade and Environment; North-South perspectives. Edited by H.Singer, N.Hatti and R.Tandon, BR Publishing Corporation, New Delhi, 2002.Co-authored by LUC Soete, (RM1997-003). Soete, LUC and Ziesemer, Thomas, 1997, Gains from trade and environmental policv under imperfect competition and pollution from transport, in H-D Feser & M. von Hauff (eds), Neuere Entwicklungen in der Umweltökonomie und politik, Volkswirtschaftliche Schriften Universitat Kaiserslautern, Transfer Verlag, Regensburg, 1997, pp. 249-268. Ziesemer, Thomas, 2001, Creation and destruction of comparative advantage bv public investment in the transport infrastructure of transit economies and bv environmental taxes. in: H. Singer, N. Hatti and R. Tandon, 2001, Globalization, Technology and Trade in the 21 st Century. The New World Order Series, volume 21, part II, New Delhi, B.R. Publishing Corporation. Ziesemer, Thomas, 1998, Creation and Destruction of Comparative Advantage bv Public Investment in the Transport Infrastructure of Transit Economies and bv Environmental Taxes, Published in New world Order Series, Vol. 21: Trade and Environment; North-South perspectives. Edited by H.Singer, N.Hatti and R.Tandon, BR Publishing Corporation, New Delhi, 2002, (RM1998-022). Ziesemer, Thomas, 1997, The Dvnamic Trade-theoretic Conseguences of Public Investment in the Transport Infrastructure of Transit Economies and of Environmental Taxes. mimeo, February Maastricht. Ziesemer, Thomas, 1997, The dvnamic trade-theoretic conseguences of public investment in the transport infrastructure of transit economies and of environmental taxes. paper presented at the NAKE Day 1997, October.
106
De UM is opgebouwd uit de volgende Organisatieonderdelen • • • • • • • • • • • •
Faculteit der Algemene Wetenschappen (ICT, techniek, wiskunde) Faculteit der Cultuurwetenschappen Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Faculteit der Geneeskunde Faculteit der Gezondheidswetenschappen Faculteit der Psychologie Faculteit der Rechtsgeleerdheid Center for European Studies - CES European Center for Environmental Health Sciences - ECEHS Instituut voor Gezondheidsethiek International Institute for Psycho-social and Socio-ecological Research - IPSER Stichting Milieugezondheidkunde United Nations University Institute for New Technologies
Het facultair onderzoek vindt plaats in 11 onderzoeksinstituten. De voor ons relevante is: •
MERIT Maastricht Economie Research Institute on Innovation and Technology
Daarnaast is het onderzoek gebundeld in zes erkende Maastrichtse onderzoekscholen. Voor ons relevant is: •
METEOR Maastricht Research School of Economics of Technology and Organisations
Programma's Zoeken op http://www.unimaas.nl/ op trefwoorden (logistiek, transport en goederenvervoer) levert zeer onoverzichtelijke resultaten op (1000-en hits, van allerlei publicaties in de hele wereld).
Merit MERIT maakt onderdeel uit van de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde. Prof.dr. LucL.G. Soete, Directeur. Expertise: Internationale handelstheorie; Economie van technologische ontwikkeling en innovatie; Digitale-, Netwerk-, Nieuwe Economie.
[email protected] [email protected] 043-3883891 MERIT's research activities centre around the analysis of economie aspects of technical change and innovation. The research has been organised along three research lines. A short outline of each is presented below. The full scientific report 1998-2002 can be downloaded here. (PDF, 1.15mB).
107
Theme I: The Macroeconomics of Technology, Growth and Development The macroeconomics and international economics division investigates issues of technical change mainly in the fields of human capital and labour, economie growth and international economics. Productivity issues are related to institutions and financial systems, science and technology indicators, accounting of total factor productivity, valuation of software and intangible capital and quality changes, policies and endogenous growth, and sectoral structural change, contract length, public investment, ICT and labour intermediation. Social issues emphasised are wage and unemployment inequality, labour market power, education and health, HIV prevention and the environmental Porter hypothesis. Growth issues cover a great diversity of topics such as evolutionary processes, self-organisation and memory estimators, input variety and energy conversion, energy and carbon intensity, R&D incentives under uncertainty, earthquakes and transition. Most of the researchers work in several of these fields but as a rough indication we subdivide the research carried out under this theme into three groups: Technology, human capital and labour markets; International economics; and Productivity and growth. Theme II: The Microeconomics of Technology and Industrial Dynamics Research on the microeconomics of technology and industrial dynamics focuses on the processes at the firm, sectoral, and regional leveis by which technology is developed and diffuses throughout the economy. Knowledge flows, learning, and the recombination of knowledge are central to these processes, and this has been an important locus of research carried out in this programme. This general approach to industrial dynamics involves investigation of the nature of knowledge and information, and the nature and role of information technologies. Thus the research programme has included work on the economics of knowledge and science explicitly, information technology and the information society, network analysis, and transition patterns between different technological regimes. Theme III: Strategy, Logistics and Innovation Management One aspect of the re-organisation of research at MERIT has been aimed at reintroducing business-oriented research on technology into the MERIT agenda. While MERIT has always been active in this area, the time had come to give it a renewed emphasis. One effect of this has been that several scholars, many from the Strategy Department in the Faculty of Economics and Business at Maastricht University, have joined the MERIT faculty. This research group consists of an interesting mix of economists, international business scholars, econometricians, and strategy and management researchers. These fields of expertise are also reflected in the concrete research projects that were undertaken during the recent period, and in the planned future orientation of this research group. Given the early phase of the existing research programme, the current mix of junior and senior faculty members and their research agendas, it is expected that there will be no real caesura in the near-future direction of the research programme. Studies on international strategies, mergers and acquisitions, inter-firm networks, company behaviour in emerging economies, business fixed investment spending, and the role of new technologies in changing industry structures will remain major topics of study for the next couple of years. It is also expected that following some recent developments in the research strategy of the group there will be an increased interest in combining strategie management research with applied econometrics. Although the current research agenda contains a number of theory-
108
generating exercises and it also enables some faculty members to concentrate on qualitative research, we expect that a relatively large part of the research agenda will continue to be devoted to quantitative, empirical research.
METEOR Kent vier speerpunten: 1. Decision making under uncertainty : in feite: hoe vindt besluitvorming plaats? 2. Innovation and human resources: in feite: kennismanagement en HRM. 3. Strategy and competition : hoe komen bedrijfsstrategieen tot stand? 4. Market structure, market dynamics and performance
Tot slot - aanbevelingen MERIT is het voor ons meest relevante onderzoeksinstituut in Maastricht. In het verleden deed men wat aan transport en logistiek, tegenwoordig niet meer. Kerncompetenties van MERIT liggen in innovatie, Nieuwe Economie, kennismanagement, het toepassen van ICT en globalisering. Aanbevolen acties: geen.
109
110
Radboud Universiteit Nijmegen Tot 1 september 2004: Katholieke Universiteit Nijmegen Bestuursgebouw, Heidelberglaan 8, Postbus 9102, 6500 HC, Nijmegen 024-3616161 http://www.kun.nl
Rapporten 1998-2003 In AW-bibliotheek aanwezig: Geen
111
De volgende organisatieonderdelen van de RUN zijn relevant voor ons: Faculteit Manaqementwetenschappen en daarbinnen met name: o o o o o o
Onderzoekinstituut NSM Bestuurskunde Bedrijfswetenschappen Planologie Politicologie Sociale Geografie
Bij het Onderzoekinstituut NSM is de voor ons meest relevante persoon: Prof.dr.ir. R.E.C.M. van der Heijden Leeropdracht: Planologie, in het bijzonder ruimtelijk ontwikkelingsbeleid. Expertise: Ruimtelijk onderzoek; Verkeer en vervoer; Infrastructuurplanning; Transportbeleid; Logistiek.
[email protected] 024-3612104 •
Promotor Drs. R. Argiolu Ruimtelijke ontwikkeling en de concepten van electronisch transportsystemen (SPACE) The development of Intelligent Transport Systems (ITS) has taken a leap in the past decade. Under strong influence of new Information and Communication Technology (ICT), industries and scientific institutes have put much effort on developing a range of intelligent applications for vehicles to drive safer, more comfortable, to make more efficiënt use of current and future infrastructure and to manage fleets more accurately. Although a large part of this intelligent transportation innovation process is the result of a technology push (Marchau, 2000), policymakers show increasing interest in ITS as a tooi for solving traffic and transport problems facing society (e.g. congestion, efficiënt use of infrastructure, traffic safety). This interest of policymakers is backed by findings of preliminary scientific research, which show that although many uncertainties exist, promising perspectives seem within reach (Marchau & Van der Heijden, 2003). The fact that ITS has great potential raises new questions on the implementation effects of ITS, which are foreseen in different fields, and are still unclear. These issues are addressed in the new research program BAMADAS (Behavioural Analysis and Modelling for the Design and Implementation of Advanced Driver Assistance Systems ). This program consists of six PhD projects from Delft University of Technology and Nijmegen University and started in September 2003. One of the PhD-projects, called SPACE , focuses at the long term effect of ITS on spatial development. Looptijd: 09/2002 08/2006.
•
Promotor Ir. M. Lu De matching van het ontwerp voor de wegeninfrastructuur met het geavanceerde bestuurder ondersteuninqssvsteem Advanced driver assistance systems (ADAS) is a collective name for a whole range of ICT based in-vehicle systems, intended to support the driver in his driving task. ADAS applications are
112
expected to enhance driver comfort, improve road traffic safety, and increase road network capacity. Duurzaam veilige infrastructuur (DVI) is an extensive Dutch programmme for road infrastructure redesign to improve road traffic safety, with a possible side effect on network capacity. The research goal of the MIDAS project is to give a structured comparative evaluation of ADAS implementation strategies and the DVI road infrastructure redesign strategy, in view of their potential contribution to defined traffic safety targets, and other effects, with the aim to support political decision making on alternative investment strategies. This projet topics and method design are as follows: To develop a conceptual framework of the relationships of ADAS applications and road infrastructure design elements with road traffic safety and other policy goals. Main focus is on traffic safety, but other significant effects (like network capacity, driver comfort and environment) are taken into account as well. To develop and test an operational enhanced multicriteria evaluation model, based on grey relational analysis (GRA), to support decision making on alternative strategies for investments in ADAS and road infrastructure redesign. An issue to be taken into account is the difference in implementation scale for ADAS (country- or even Europe-wide) and DVI (on a regional or local level). Looptijd: 08/2002 - 08/2006. Diverse promoties over intermodaliteit, verkeersveiligheid en AVG.
Bij Bestuurskunde zijn de voor ons meest relevante personen:
Prof.dr.drs. M.J.W. van Twist Leeropdracht Publiek-private samenwerking in stad en regio. 024-3613022
[email protected]
•
Promotor van: Mr. A.W.M. Timmermans en Drs. B. van der Westen. Zij promoveerden in 1997 bij Van Twist en Prof.mr.dr. E.F. ten Heuvelhof (TUD) op: Comparative research in designing administrative arrangements in the transport infrastructure. Samenvatting: De aanleg van grote infrastructurele projecten heeft heel wat voeten in de aarde. De lange tijdsduur tussen eerste initiatief en uiteindelijke realisatie roept bij velen gevoelens op van een ongewenste situatie. Deze tijd kan verkort worden door procedures te veranderen of deze zelfs simpelweg af te schaffen. Dergelijke veranderingen brengen echter meer effecten met zich mee dan alleen een verkorte realisatietijd. Ook relaties met andere actoren, zoals provincies, gemeenten en individuele personen, worden op belangrijke punten aangepakt. Dit kan leiden tot andere effecten dan enkel de gewenste. Het is zaak om bij veranderingen rekening te houden met de aanwezige structuren, normen en regels, de zogenaamde instituties. Op deze manier kunnen dan arrangementen, die de veranderingen dienen te bewerkstelligen, ontworpen worden, die door de omgeving geaccepteerd worden en ook nog de juiste effecten teweeg brengen. In het voorgaande zijn een aantal termen naar voren gekomen die de belangrijkste aspecten van dit onderzoek weergeven: instituties, arrangementen, ontwerpen, perspectieven en infrastructuurbeleid. Instituties zijn gemeenschapsgebonden regels die menselijk handelen en
113
bijgevolg het verloop en de uitkomsten van sociaal handelen in belangrijke mate duurzaam structureren. Deze regels zorgen ervoor dat arrangementen samengestelde middelen om een gemeenschap en diens individuen te sturen die niet stroken met deze regels, niet geaccepteerd worden. Deze arrangementen roepen zelfs ongewenste reacties op. Om nu een zo goed mogelijk arrangement te ontwerpen, dat voor gewenste effecten zorgt en geaccepteerd wordt door de omgeving, is het zaak de instituties die het ontwerpen en diens omgeving bepalen te kennen. In dit onderzoek draait het om arrangementen en instituties in de verkeers- en vervoersector, in het bijzonder die van infrastructuurbeleid. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van drie verschillende perspectieven: werkelijkheidsbeelden, waardenoriëntaties en niveaus. Met behulp van deze perspectieven - elk perspectief wordt invulling gegeven door middel van verschillende ideaaltypen - worden de volgende taken aangepakt: 1) Het beschrijven van zowel het proces van ontwerpen van arrangementen als het beschrijven van de bijbehorende institutionele context. 2) Het analyseren van zowel het proces van ontwerpen van arrangementen als van de bijbehorende institutionele context. Hierna wordt een antwoord gezocht op de vraag: Is het mogelijk ontwerpprincipes te formuleren die ervoor zorgen dat het ontwerpen van een arrangement meer succesvol is, in die zin dat het arrangement door de besliscontext geaccepteerd wordt, ook op de lange termijn? En zo ja, hoe luiden deze dan?
Promotor van Drs. J. Edelenbos in 2001 op: Ontwerp en management van besluitvorming over ondergrondse infrastructuur bij Van Twist en Prof.mr.dr. E.F. ten Heuvelhof. Samenvatting: Het gebruik van de ondergrondse ruimte (GOR) is steeds meer in de belangstelling komen te staan. Politieke besluitvorming over de Hoge Snelheidslijn (HSL) toont dit aan. Maar dit is niet altijd zo geweest. Bij besluitvorming over mogelijke uitvoeringswijzen van de Betuweroute is een ondergrondse uitvoeringsvariant al snel ter zijde geschoven, met de simpele argumentatie dat een dergelijke uitvoeringswijze te duur zou zijn. In het rapport 'Intergrale Afweging' van de Stuurgroep Ondergrondse Vervoersinfrastructuur (SOVI, 1993) wordt er op gewezen dat voor het realiseren van een "zorgvuldige afweging tussen boven- en ondergrondse alternatieven" een integraal afwegingskader nodig is, waarin niet enkel naar de kosten wordt gekeken maar dat alle relevante aspecten in hun onderlinge samenhang moeten worden beschouwd en afgewogen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan milieu-aspecten, veilgheid, ruimtelijke kwaliteit en efficiëntie, leefmilieu omwonenden, et cetera. Maar bij enkel en alleen het ontwerpen van een methodiek voor integraal afwegen houdt het verhaal niet op. Daarnaast is het noodzakelijk dat er een procesontwerp komt waarin de processen van probleemdefinitie, variantenontwikkeling en finale besluitvorming adequaat worden vormgegeven. Er moet een zodanig besluitvormingsproces worden ontworpen dat het mogelijk maakt dat er kwalitatief goede besluiten worden genomen, en waarin dus een integrale afweging levenslucht moet worden gegund. Er is meer aan te merken op publieke besluitvormingsprocessen omtrent (grote) ondergrondse infrastructurele projecten. Het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid "Besluiten over grote projecten" (1994) 114
concludeert dat besluitvorming over grote projecten vaak gefrustreerd worden door slecht management van interactieprocessen in besluitvorming, in zichzelf gekeerde besluitvormers, afgesloten overlegcicuits en slechte verhoudingen tussen bestuurslagen. Hoewel de Raad dit constateert, doet zij geen concrete aanbevelingen in die richtingen. De Raad benadrukt slechts een structurering en fasering van de besluitvorming over grote projecten. De doelstelling van het onderzoek is de volgende: Het maken van een procesontwerp en een methode van procesmanagement van besluitvorming over ondergrondse infrastructurele projecten, dat zowel aandacht besteedt aan een voortvarend procesverloop als een maximale articulatie van de in het geding zijnde belangen en preferenties.
Bij Bedrijfswetenschappen is het onderzoek voor AW-VME slechts zijdelings relevant. Het betreft de volgende personen: Prof.dr. F. Huijgen Leeropdracht: Sociale bedrijfskunde. 024-3612016
[email protected] • Projectleider BPR (Business Process Redesign) in Nederland: een orqanisatieconcept in een nationaal kader: The production and consumption of organization concepts in the context of the diffusion and contextualization of management knowledge. Examples of such concepts from the 1980s and 1990s are Total Quality Management, Lean Production, Business Process Redesign and Balanced Score Gard. His portfolio of different research projects particularly concentrate on the way different carriers in the management knowledge market, like consultancies, media, academia and business organizations are affected by and define the shape of the organizational discourse and organizational changes that are associated with such organization concepts. The underlying theoretical framework builds on debates on the Diffusion of Innovations, more recent work on Organization Concepts and Management Fashions as well as longstanding debates on Convergence and Divergence of organizational discourse and practices within different countries. This research is affiliated to the European research project Creation of European Management Practice (CEMP), in which various re-searchers from different European countries participate. Stefan Drs. H.S. Heusinkveld is a member of the European Group of Organization Studies (EGOS) and the Academy of Management (AoM). His dissertation is to be completed in September 2003. Looptijd: 01/2003 - onbekend. Prof.dr. J.H.J. Bell Leeropdracht: Strategische allianties 024-3611856
[email protected] Prof.dr. B. Dankbaar Leeropdracht: Bedrijfskunde, in het bijzonder bedrijfsorganisatie
[email protected] • Onderzoek naar Automotive, Technology Assessment. (Ben werkt tijdelijk als gasthoogleraar in India). Prof.dr. A.J.A. Godfroij Leeropdracht: Strategie en beleid van organisaties. 0243615721
[email protected]
115
•
Promotor van: Drs. B. den Ouden op: Wat verklaart de waarde van een alliantie: een empirische studie naar verklarende factoren mbt het ontwikkelen van 'alliance value' en de besteding van 'alliance vaiue' The objective of this study is to elaborate on the concept of alliance value and subsequently test hypotheses relating antecedents to alliance value. Alliance value comprehends two distinct dimensions: (1) alliance value creation and (2) alliance value appropriation. The first dimension refers to the realized value through inter-organizational collaboration; the second dimension refers to the actual benefits captured by each of the cooperating firms. It is postulated that various antecedents have a different effects on both the dimensions. Making the distinction between value creation and value capturing presents a comprehensive view, on how to assess the performance of alliances. Prior studies focused primarily on objective indicators (e.g. instability, duration, termination) or subjective indicators (e.g. goal attainment, satisfaction, net-spillover), neglecting the importance distinction between antecedents explaining value creation and antecedents explaining value appropriation. For example: bargaining power plays a pivotal role in the distribution of value to the alliance partners, however an alliance dominated by one partner can be hindered in attaining the maximum potential value. In other words, bargaining power has a different effect on each of the dependent variables. The relationship between antecedents and dependent variables are presented as hypotheses which are empirically tested among a sample of alliance managers. In a world in which, on the one side the use of strategie alliances by firms as instruments to assure their long-term viability increases and on the other side evidence is found that indicate high failure rates of alliances, this study will provide relevant insights. Theoretically, a more elaborated view is presented on the performance assessment and measurement of alliances related explanatory factors. Practically, insight in the distinction between value creation and appropriation will be of interest to managers and the application of alliance management tools. Looptijd september 2002- 2006.
Bij Planologie werkt Henk Meurs als bijzonder hoogleraar Mobiliteit en ruimtelijke ontwikkeling 024-3612719
[email protected]. Voor Rob van der Heijden zie NSM.
Bij Sociale Geografie is de relevante kontaktpersoon: Prof.dr. E. Wever Leeropdracht: Sociale geografie, in het bijzonderde economische geografie en internationale economie.
[email protected]
• Promotor van: Werken in distribuerend Nederland (Tobias de Ligt, 1999). (Egbert gaat volgend jaar met pensioen).
Tot slot - aanbevelingen De Radboud Universiteit heeft de laatste jaren meer economisch onderzoek ontwikkeld. Tegelijkertijd is er een traditie van beleidsonderzoek.
116
Advies: Eventueel verder praten met Rob van der Heijden.
117
118
Nyenrode Rapporten in AW-bibliotheek 1998-2003
A.R. van Goor, M.J. Ploos van Amstel, W. Ploos van Amstel European distribution and supplv chain loqistics, Groningen : Stenfert Kroese Omvang: 526 p ISBN: 90-207-3253-6
Trefwoord: (GTR) Logistiek (economie); (BTR) goederenvervoer; (BTR) logistiek; (BTR) Europese samenwerking Onderwerp: logistiek management
- verder niet onderzocht
119
120
Universiteit van Tilburg Warandelaan 2, 5037 AB, Tilburg 013-4669111 http://www.uvt.nl/
Rapporten 1998-2003
In AW-bibliotheek aanwezig: Van innovatief naar interactief: de mogelijkheden voor spelsimulatie als verkenning van het Goederen Clearing House-concept: eindrapportage / TNO Inro, IVA Tilburg 2001 TNO-rapport 2001-27. - Nr. 01 3N 09231501 Omvang: VI, 34 p Formaat: 30 cm ISBN: 90-6743-809-X Nummer: (Brinkman) B0142411 Trefwoord: (GTR) Logistiek (economie); (GTR) Simulatiemodellen; (BTR) goederenvervoer; (BTR) logistiek Onderwerp: 85.34 logistiek management
121
De volgende organisatieonderdelen van de UvT (KUB) zijn relevant voor ons: • -
Faculteit der Economische Wetenschappen Tias Business School
Bij de Faculteit der Economische Wetenschappen en TIAS zijn de voor ons meest relevante personen: Prof.dr. .ir. J. Ashayeri Leeropdracht: Suppiy chain management. 013-4662176,
[email protected] Prof.drs.ing. Henk Gianotten, Directeur EIM Leeropdracht: Retail marketing, 0134662057,
[email protected]
•
Onderzoeker van: Wat is de invloed van informatietechnologie en logistiek op goederenstromen en de daarmee samenhangende vervoersstromen? (1998)
Prof.drs. Cees Ruijgrok Leeropdracht Transport en logistiek management. 0134662850,
[email protected]
•
Promotor: Meting en effectiviteit customer service bij logistieke organisatie (2001).
Prof.dr.ir. A.A.Th, de Schepper Leeropdracht Logistiek management. 013-4662661.
•
Promotor van K.C. Schoo M.Sc. op: Success factors in stepwise implementations of logistics packages (2001).
Prof.dr.ir. Jos Vermunt Leeropdracht Distributielogistiek. 013-4662661. Prof. dr. ir. Bart Vos 013 466 8293.
[email protected] Expertise logistieke processen, internationale coördinatie, organisatie van de logistiek, internationale supply chain management.
•
Publicaties Bart Vos:
Akkermans, H. & Vos, G.C.J.M. (2003). Aplification in service supoply chains: An exploratory study from the telecom industry. Production and Operations Management, 72(3), 204-223. Stoffele, N.C.G.M., Penninkhof, J.H., Vijver, M.A.R. van de & Vos, G.C.J.M. (2003). Ervaringen met Vraagbestuuring in Logistieke Ketens: Een Analyse van VijfKLICKT Projecten. Tilburg: KLICKT, -- pp.
122
Vos, G.C.J.M. & Meijboom, B.R. (2003). International supply chain management vanuit drie invalshoeken. In -- (Ed.), Praktijboek Transport en Logistiek (Afl. 19). (pp. 3.A.3.3.1-3.A.3.3.22). Deventer: tenHagenStam.
Hin, A., Wiegerinck, V.J.J., Vos, G.C.J.M., Willems, W., Hofhuis, J. & Gakeer, C. (2003). Kleding op Maat - Ketenomkering in de Kledingbranche. TNO Rapport (Ext. r. no. TM-03-D020). Soesterberg: TNO, -- pp. Vijver, M.A.R. van de, Vos, G.C.J.M. & Meijboom, B.R. (2003). Leanness and agility in a services perspective: A case study in the logistics services industry. In Spina, G., Vinelli, A., Cagliano, R., Karlschmidt, M., Romano, P. & Salvador, F. (Ed.), One World? One View of OM? The Challenges of Integrating Research and Practice (Partl). (pp. 993-1002). Padova: SG Editoriali.
Vos, G.C.J.M. (2003). Op weg naar world class supply chain management: Voordelen, barrières en enablers. In -- (Ed.), Handboek Internationale Inkoop, (pp. B1710 1-B 1710-20). Alphen a/d Rijn: Kluwer. Hoogervorst, H., Vos, G.C.J.M. & Willaert, S. (2003). Production ramp-ups in the context of supply chain management. In Chikan, A. (Ed.), Where Theory Meets Practice: Proceedings of the 12th Annual IPSERA Conference, (pp. 693-704). Budapest: IPSERA. Kroon, M., Damme, D. van & Vos, G.C.J.M. (2003). Rondetafeldiscussie met inkoopconsultants: Belang van inkoop gaat verder dan alleen maar kosten besparen. Facto Magazine, januari, 22-29. Vos, G.C.J.M., Iding, M., Rustenburg, M. & Ruijgrok, C.J. (2003). Synergievoordelen in Logistieke Netwerken. SyLoNet Eindrapport Deel I. TNOINRO Rapprt (Ext. r. no. 2003-10). Delft: TNO-INRO, -- pp.
Meijboom, B.R. & Vos, G.C.J.M. (2003). The evolution of factory roles in international manufacturing networks: Experiences of Dutch factories in Eastern Europe. In Spina, G., Vinelli, A., Cagliano, R., Karlschmidt, M., Romano, P. & Salvador, F. (Ed.), One World? One View of OM? The Challenges of Integrating Research and Practice (Part l), (pp. 723-732). Padova: SG Editoriali. Vos, G.C.J.M. (2003). Uitbesteding van wegtransport door logistiek dienstverleners. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 77(4), 164-172.
Vos, G.C.J.M., Kroon, M. & Damme, D. van (2002). De toekomst van inkoop. InScope Magazine, 1(2), 6-11. Vos, G.C.J.M., Aertsen, F. & Schepper, A.A.Th, de (2002). Dynamiek in Logistiek (2e druk). Deventer: Ten Hagen & Stam.
123
Vos, G.C.J.M. & Meijboom, B.R. (2002). Global distribution. Vraagbaak voor Inkoop & Logistiek, augustus, 1-11. Vos, G.C.J.M. & Wynstra, F. (2002). Internationaal aanbod van academisch onderwijs in inkoop en leveranciersmanagement. Handboek Internationaal Inkopen, May, A3310 1-A331016. Vos, G.C.J.M., Oerlemans, K., Penninkhof, J.H., Iding, M., Brummelman, H. & Ruijgrok, C.J. (2002). Synergievoordelen in Logistieke Netwerken (SyLoNet); Resultaten van een Literatuurinventarisatie. TNO INRO Report (Ext. r. no. ). Delft: TNO, -- pp. Verduijn, T., Bovenkerk, M., Tieman, M., Vos, G.C.J.M. & Haan, JAC. de (2002). Verkassen (Eindrapportage). TNO INRO Report (Ext. r. no. 2002-057). Delft: TNO, -pp. Meijboom, B.R. & Vos, G.C.J.M. (2001). Global production. In -- (Ed.), Vraagbaak voor Inkoop & Logistiek, (pp. 59-72). Kluwer: Deventer. Vos, G.C.J.M. & Lousberg, W. (2001). Implementatie van e-procurement bij Libertel/Vodafone. InScope Magazine, 2(1-2), 6-7. Ven, T. van de & Vos, G.C.J.M. (2001). Strategie analysis of European supply chains: A case study from the pork meat industry. In Blackmon, K., Browne, S. & Cousins, P. (Ed.), What Really Matters in Operations Management, (pp. 356-365). Bath: University of Bath. Meijboom, B.R. & Vos, G.C.J.M. (2000). Global sourcing. In Damme, D. van (Ed.), Vraagbaak voor Inkoop en Logistiek, (pp. 1-9). Deventer: Kluwer. Meijboom, B.R. & Vos, G.C.J.M. (1999). Productie- and distributienetwerken in internationaal perspectief. In Aldershof, T. (Ed.), Praktijkboek Magazijnen en Distributiecentra, (pp. 1.5A-01-1.5A-22). Deventer: Kluwer. Hoek, R. van, Vos, G.C.J.M. & Commandeur, H. (1999). Restructuring European supply chains by implementing postponement strategies. Long Range Planning, 32(5), 505-518. Akkermans, H., Bogerd, P. & Vos, G.C.J.M. (1999). Virtuous and vicious cycles on the road towards international supply chain management. InternationalJournal of Operations and Production Management, 19(5/6), 565-581. Benders, R. & Vos, G.C.J.M. (1998). Een kritische kijk op global sourcing. Bedrijfskunde, 70(4), 59-68.
124
Vos, G.C.J.M. (1997). Redesigning international manufacturing and logistics structures. International Journal of Physical Distribution and Logistics Management, 27(7), 377-394.
Vos, G.C.J.M. (1997). Restructuring of Manufacturing and Logistics in Multinationals; Application of a Design Method in Five Case Studies. Aldershot, U.K.: Ashgate/Avebury, 224 pp. Hoek, R. van, Commandeur, H. & Vos, G.C.J.M. (1996). Reconfiguring logistics systems through postponement strategies. In -- (Ed.), Planning for virtual Response, Proceedings of the Annual Transportation and Logistics Educators Conference. Orlando, Florida: _
Dr. Job A. C. de Haan 013 466 2422,
[email protected] Expertise : kostenbatenanalyses, logistiek, internationale organisatie, logistieke processen, internationale coördinatie, organisatie, supply chain management, teamwerk in bedrijven
•
Publicaties Job de Haan
Haan, J.A.C, de & Bruijn, H. de (2003). Managing external suppliers in projects: Selection and performance evaluation. In Pawar, K. & Moreno, M. (Ed.), Logistics and Networked Organizations. (pp. 501-510). Nottingham: Centre for Concurrent Enterprise. Voordijk, J.T., Meijboom, B.R. & Haan, J.A.C, de (2003). The concept of modularity in supply chains: A multiple case-study in the construction industry. In Spina, G.,
Vinelli, A., Cagliano, R., Karlschmidt, M., Romano, P. & Salvador, F. (Ed.), One World? One View of OM? The Challenges of Integrating Research and Practice (Part II). (pp. 371-380). Padova: SG Editoriali. Voordijk, J.T., Meijboom, B.R. & Haan, J.A.C, de (2003). Towards modular supply chain in construction. In Chikan, A. (Ed.), Where Theory Meets Practice: Proceedings 12th Annual IPSERA Conference, (pp. 1049-1059). Budapest: IPSERA. Haan, J.A.C, de & Duisterwinkel, J. (2002). A healthy approach; Managing supply chains: Lessons from the Dutch health care. In Boer, H. (Ed.), Operations Management and the New Economy. (pp. 717-730). Copenhagen: Copenhagen Business School.
125
Haan, J.A.C, de, Rommers, P. & Naus, F. (2002). Customer satisfaction and ecommerce: What Dutch webshops have to offer? In Power, D. & Dapiran, G.P. (Ed.), Integrating Supply Chains and Internal Operations through E-Business. (pp. 367-374). Melbourne: Monash and Victoria Universities. Haan, J.A.C, de, Voordijk, J.T. & Joosten, G-J. (2002). Market strategies and core capabilities in the building industry. Construction Management and Economics, 20(2), 109-118.
Meijboom, B.R., Haan, J.A.C, de & Verheijen, P.A. (2002). Networks or chains in the health care sector: An economie approach. In Kyriopoulis, J. (Ed.), Proceedings of the 5th FICOSSER Genera/ Conference. Greece: Exandas Publishers. Voordijk, J.T. & Haan, J.A.C. de (2002). Preconditions of the use of ICT in construction projects. In Power, D. & Dapiran, G.P. (Ed.), Integrating Supply Chains and Internal Operations through E-Business. (pp. 617-624). Melbourne: Monash and Victoria Universities. Verduijn, T., Bovenkerk, M., Tieman, M., Vos, G.C.J.M. & Haan, J.A.C, de (2002). Verkassen (Eindrapportage). TNO INRO Report (Ext. r. no. 2002-057). Delft: TNO, -pp. Haan, J.A.C, de, Yamamoto, M. & Lovink, G. (2001). Production planning in Japan; rediscovering lost experiences or new insights. International Journal of Production Economics, 71, 101-109. Voordijk, J.T., Haan, J.A.C, de & Joosten, G-J. (2000). Changing governance of supply chain in the building industry: A multiple case study. European Journal of Purchasing and Supply Management, 9(6), 217-225. Haan, J.A.C, de, Meijboom, B.R. & Voordijk, J.T. (2000). The times they are changing, crossing from life employment to employability for production planning. In Dierdonck, R. & Vereecke, A. (Ed.), Operations Management, Crossing Borders and Boundaries, the Changing Role of Operations. (pp. 147-155). Ghent: Academie Press Scientific Publishers. Haan, J.A.C, de & Wang, F. (1999). On coordinating concentrated and externalized logistics activities: Interpreting experiences. In Muffath, M. & Pawar, K.S. (Ed.), Logistics in the Information Age. (pp. 147-154). Padova: SG Editoriali. Haan, J.A.C, de & Mol, K. van (1999). Soft investments appraisal: Cost-benefit analysis of the implementation of work groups as an example. International Journal of Operations and Production Management, 79(1), 38-54.
126
Haan, J.A.C, de & Joosten, G-J. (1999). Supply chain management and projects; Organizational innovations in the building industry? In Barteszaghi, E., Filipini, R. & Spina, G. (Ed.), Managing Operations Networks. (pp. 379-386). Padova: SG Editoriali. Haan, J.A.C, de & Yamamoto, M. (1999). Zero inventory management; Facts or fiction? Lessons from Japan. International Journal of Production Economics, 59(13), 65-75. Haan, J.A.C, de (1998). A future for lean production in the Netherlands? Opportunities and threats. In Coughlan, P., Dromgole, T. & Peppard, J. (Ed.), Operations Management, Future Issues and Competitive Responses. (pp. 213-218). Dublin: University of Dublin.
Tot slot - aanbevelingen De Universiteit van Tilburg heeft een sterke economische poot, en met Tias ook een specialisatie op goederentransport.
Advies: verder praten met Bart Vos.
127
128
Universiteit Twente Drienerlolaan 5, 7522 NB Enschede 053-4899111 http://www.utwente.nl/ Rapporten 1998-2003
In AW-bibliotheek aanwezig:
Geen
129
De volgende organisatieonderdelen van de UT zijn relevant voor ons: • • •
Centrum voor Productie, Logistiek en Operationeel Management Faculteit Bedrijf, Bestuuren Technologie Faculteit Gedragswetenschappen
Bij het Centrum voor Productie, Logistiek en Operationeel Management is het voor ons meest relevante promotieproject: Vehicle routing under congestion constraints de site geeft geen verdere informatie, en lijkt sinds 1997 niet meer bijgewerkt!
Dr. M.C. van der Heijden Universitair hoofddocent aan de Leerstoelgroep Operationele Methoden voor Productie en Logistiek Leeropdracht: Supply chain management 0534892852
[email protected] • • • • • •
Projectleider: Modeling and design of automated transport systems Projectleider: Integraal voorraadbeheer in service-netwerken onder capaciteitsrestricties Promotor: Filegeorienteerde decision support systemen voor ritplanning Projectleider: Voorraadbesturing in divergente (distributie)netwerken Promotor: Voorraadbesturing in divergente (distributie)netwerken Onderzoeker: Voorraadbesturing in divergente (distributie)netwerken
Bij de Faculteit Bedrijf, Bestuuren Technologie zijn voor ons relevant: Prof. Dr. Willem de Ridder, Leeropdracht: Toekomstverkenningen 053-4893353
[email protected]
Prof. Dr. Arie Rip Expertise: Wetenschaps- en technologiebeleid en internationaalvergelijkende studies op dit gebied ; Wetenschaps- en techniek-sociologie en filosofie; Maatschappelijke inbedding van wetenschap en technologie; Controverses en constructief technology assessment; Maatschappelijke verantwoordelijkheid van wetenschappers. Leeropdracht: Filosofie van wetenschap en techniek. 053-4893345
[email protected] Directeur Onderzoekschool Wetenschap, Technologie en Moderne Cultuur - WTMC • Promotor samen met Dr.ir. Bouli. Elzen van M. Popkema op: Improving transportation. The interactive approach of technoloqy in the field of traffic and transport (2003) Bij de Faculteit Gedragswetenschappen is voor ons relevant: Prof. Dr. Jan A.G.M, van Dijk, Expertise: Sociale aspecten van de nieuwe media; ICT; Internet; Informatiemaatschappij; Netwerksamenleving; Netwerkanalyse; 130
Digitale democratie; Informatie-ongelijkheid; Privacy en ICT; Interactieve televisie; Mobiele telefonie; Gebruikersexperimenten. Leeropdracht: Sociologische aspecten van de informatiesamenleving.
[email protected]
Tot slot - aanbevelingen De Universiteit Twente heeft geen specialisatie in goederenvervoer. Advies: geen directe actie.
131
132
Universiteit Utrecht Bestuursgebouw, Heidelberglaan 8, Postbus 80125, 3508 TC Utrecht 030-2533550 http://www.uu.nl/
Rapporten 1998-2003 In AW-bibliotheek aanwezig:
Geen
133
De volgende organisatieonderdelen van de UU zijn relevant voor ons: •
Faculteit Geowetenschappen en daarbinnen met name: o Onderzoekgroep Economische Geografie o Onderzoekgroep GIS & Methoden en Technieken o Onderzoekgroep Gebiedsstudies o Onderzoekgroep Internationale Economie o Onderzoekgroep Planologie en Demografie o Onderzoekgroep Stadsgeografie o The Urban Research Centre Utrecht
•
Faculteit Rechtsgeleerdheid
•
Faculteit Sociale Wetenschappen
en de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap - USBO.
Bij de Faculteit Geowetenschappen zijn de voor ons meest relevante personen: Prof.dr. O.A.L.C. Atzema
•
Projectleider Reqional impact of multinational corporations van promovendus: Dr. R.J.M. Wintjes Het onderzoek richt zich op de regionaal-economische gevolgen van de huidige internationaliseringsstrategie van Japanse, Amerikaanse en van oorsprong Nederlandse ondernemingen. In welke mate bepaalt internationalisering van deze grote, multinationale, industriële ondernemingen de economische structuur van de Nederlandse regio's en wat zijn de effecten voor de werkgelegenheid, toegevoegde waarde en inkomensontwikkeling? Methoden en technieken: case study, enquête, interviews, literatuuronderzoek. Start: 1993. Afgesloten: september 2001.
Prof.dr. A.M.J. Kreukels t.kreukels @ geog.uu.nl Expertise: Planning en beleid algemeen; Beleid op lokaal en regionaal niveau. • •
134
Promotor: Regionale Ontwikkeling en Cityports: een institutioneel perspectief op optimaal ruimtegebruik. Start 2003. Projectleider: Ruimtelijke planning en grootstedelijk bestuur: een vergelijkend onderzoek van regio's in Europa.
•
•
Promotie Drs. G. Burghouwt, 2004. Dvnamics afterderequlation: the evolution of the European aviation network and the implications for airport planning The European aviation market has recently been deregulated. By means of three 'packages' (1987-1997) of deregulation measures restrictions to airline competition within Europe have gradually been removed. Based on experiences after deregulation in the United States, profound changes in the way airlines organize thair networks and airport authorities plan their infrastructure, can be expected. Ai m : describe the changes in airline network strategies after the deregulation of the EU aviation market; identify the factors decisive for these changes assess the effects of changing airline network structures on the connectivity of airports; identify the effects of changing market circumstances and network structures on the planning of airport infrastructure Methods : Quantitative research (network analyses), qualitative research based on document analysis and interviews with airline and airport executives. Promotor: The impact of spatial investments: on the proper locations. Projectleider: Stedelijke vernieuwing en aangepaste stedelijke planning in WestEuropa. Projectleider: Ports/cities. a comparative analvsis of Tokvo and Rotterdam. (2000) Promotor: Design of a planning methodology based on growth management using institutional analvsis. Projectleider: Tussen knooppunt en plaats. De (hertontwikkeling van spoorwegstation lokaties in multi-aecentreerde Europese stedelijke en regionale systemen (afgesloten).
Prof.dr. E. Wever
[email protected] Leeropdracht: Sociale geografie, in het bijzonder de economische geografie en internationale economie • • • •
Projectleider: Reaionaal-economische dynamiek . Promotor: Internationale economische relaties en de ruimtelijke ontwikkeling van metropolen in Europa. Promotor: Werken in distribuerend Nederland (afgesloten)(Tobias de Ligt) Promotor: Regionaal-economische effecten van internationaal opererende ondernemingen (afgesloten).
Dr. J. Floor
•
Promotor van drs Willigers (2006): De impact van de ontwikkeling van de spoorweg op steden als locatie voor bedrijven en huishoudens: Transport nodes such as (high speed) rail stations have impacts on land use and locational behaviour of firms and households. An important weakness of the research into the impact of infrastructure on land use and the locational behaviour of firms and households is that infrastructure is dealt with in a rather crude way. We argue that it is not so much the physical aspect of infrastructure that matters, but the level of services provided by the infrastructure. From this perspective the research aims to answer three questions: 1. How do (changes in) railway infrastructure influence the attractiveness of cities and towns on the one hand, and places within cities and towns on the other hand, as a location for firms? 2. How do (changes in)
135
railway infrastructure influence location and travel behaviour of firms and commuters? We will develop an integrated model for land use and locational behaviour. The model will then be applied by answering the third question: 3. What will be the possible impacts on land use, spatial choices and commuting patterns of the Amsterdam South axis?
Binnen de Faculteit Rechtsgeleerdheid zijn voor ons relevant: • •
Disciplinegroep Economie - doet met name arbeidsrecht Disciplinegroep Internationaal, Sociaal en Economisch Publiekrecht - ISEP
Prof.dr. B. Kwiatkowska Expertise: Juridische regimes van de verschillende gebruiksfuncties van de zee binnen een allesomvattend kader van het VN Zeerechtverdrag. •
Promotor: De rechtsmacht van kuststaten inzake zeeverontreiniging door schepen.
Prof.mr. A.Ph.C.M. Jaspers Expertise: Nederlands en Europees arbeidsrecht. Promotor: Arbeidsvoorwaarden en arbeidsproductiviteit in het beroepsgoederenverkeer over de weg in Nederland. Duitsland en Frankrijk en in Europees perspectief (Europees vervoersbeleid). (afgesloten)(Lisette van Herk) Prof.dr. A.H.A. Soons Expertise: Volkenrecht.
• • •
Promotor: Supervisie met betrekking tot de internationale verplichtingen op het gebied van de scheepvaart. Projectleider: De rechtsmacht van kuststaten inzake zeeverontreiniging door schepen. Promotor: De rechtsmacht van kuststaten inzake zeeverontreiniging door schepen.
Binnen de Faculteit Sociale Wetenschappen is voor ons relevant de vakgroep Algemene Sociale Wetenschappen en daarbinnen: Prof.dr. Harry M.J. Coenen Leeropdracht: Algemene sociale wetenschappen, in het bijzonder de problemen van de verzorgingsstaat met bijzondere aandacht voor arbeidsvraagstukken,
[email protected]
•
136
Projectleider: Logistieke ontwikkelingen en kwaliteit van de arbeid in de fysieke distributie. Het doel van dit project is het in kaart brengen van a) de logistieke
keten waarvan een bedrijf deel uitmaakt en het aangeven van de plaats van het bedrijf op deze keten, b) de arbeidssituatie van de werknemers en de kwaliteit van de arbeid c) de invloed van de positie van het bedrijf op de logistieke keten en de invloed van de bedrijfsstrategie op de kwaliteit van de arbeid. Start project 1996.
Binnen de Utrechtse School voor Bestuurs-en Organisatiewetenschap - USBO is relevant: Prof.dr. Roei J. in 't Veld Leeropdracht: Bestuurskunde 030-3024921
[email protected]
•
Promotor: De besluitvorming rond (de uitbreiding van) Schiphol. Verslag van een bestuurskundig onderzoek (T. Tan, 1998).
Tot slot - aanbevelingen De universiteit van Utrecht heeft expertise op ruimtelijk en arbeidsrechtelijk gebied.
Advies: Kontakt opnemen met Harry Coenen en/of Teun Jaspers als er specifieke behoefte is aan expertise op arbeidsrechtelijk en vervoerskundig gebied.
137
138
Vrije Universiteit Amsterdam De Boelelaan 1105 1081 HV Amsterdam 020-4447777
[email protected]
Rapporten 1998-2003
In AW-bibliotheek aanwezig: VU A'dam
Transport logistics/ed. by Alan McKinnon, Kenneth Button and Peter Nijkamp 2003 Uitgever: Cheltenham [etc.]: Elgar Reeks: Classics in transport analysis ; 5 Omvang: XXV, 680 p Formaat: 25 cm ISBN: 1-8406-4551-2 Nummer: (Library of Congress) 2002028588 Trefwoord: (GTR) Goederenvervoer; (GTR) Vervoer; (GTR) Logistiek (economie) Onderwerp: 85.34 logistiek management. Modellina and estimatinq modal share in European transport : a comparative analvsis usinq interreqional freight flow data Giovanni Russo, Aura Reggiani, Peter Nijkamp 2001 Uitgever: Amsterdam [etc.]: Tinbergen Institute Reeks: Discussion paper/Tinbergen Institute, ISSN 0929-0834 ; Tl 2001-095/3. Labour, region and environment Omvang: 16 p Formaat: 21 cm Nummer: (Brinkman) B0138946 Trefwoord: (BTR) infrastructuur; (BTR) goederenvervoer; (BTR) econometrische modellen; (BTR) Europa ; economie. On the interface between surface and underground transport networks Frank Bruinsma, Caroline Rodenburg, Piet Rietveld 2001 Uitgever: Amsterdam : Vrije Universiteit Reeks: Serie research memoranda / Vrije Universiteit, Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde, ISSN 1568-2757; 2001-21 Omvang: 12 p Formaat: 30 cm Nummer: (Brinkman) B0141664 Trefwoord: (BTR) goederenvervoer; (BTR) infrastructuur; (BTR) terminals (vervoer).
139
Economie appraisal for multi-reqional impacts bv a large scale expressway project: a spatial computable genera! equilibhum approach Toshihiko Miyagi 2001 Uitgever: Tinbergen Institute Amsterdam Reeks: Discussion paper/Tinbergen Institute, ISSN 0929-0834 ; Tl 2001-066/3. Labour, region and environment Omvang: 16 p Formaat: 21 cm Nummer: (Brinkman) B0134852 Trefwoord: (GTR) Regionale aspecten; (GTR) Autosnelwegen; (GTR) Waarschijnlijkheidsleer; (GTR) Goederenvervoer; (GTR) Evenwichtsmodellen (Economie); (BTR) waarschijnlijkheidsrekening; (BTR) regionale economie; (BTR) goederenvervoer Onderwerp: 83.03 methoden en technieken van de economie 83.64 regionale economie. The impact of order-driven production on freight transport Judocus Hubertus Maria Rovers 1999 Drukker: Waddinxveen : Twigt Proefschrift Vrije Universiteit Amsterdam Omvang: 242 p Formaat: 30 cm ISBN: 90-9012772-0 Nummer: (Brinkman) B9936063 Trefwoord: (GTR) Goederenvervoer; (GTR) Productie; (GTR) Milieueffecten; (GTR) Infrastructuur; (GTR) Proefschriften (vorm); (BTR) infrastructuur; (BTR) goederenvervoer; (BTR) milieuverontreiniging Onderwerp: 83.72 verkeer (economische sectoren)
140
De volgende organisatieonderdelen van de VU zijn relevant voor ons: • •
Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde Instituut voor Milieuvraagstukken
Bij de Faculteit der Economische Wetenschappen en Bedrijfskunde zijn de voor ons meest relevante personen: Prof.dr. Ad van Goor Expertise: Distributielogistiek; Grootwinkelbedrijven; Voorraadbeheer. 020-4446146,
[email protected]. Tevens Hoogleraar aan de Faculteit Bedrijfskunde van Nyenrode. •
Promotor van H. Dekker op: Samenwerkende bedrijven (2003) Dit proefschrift bestudeert de beheersing van samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen. Gesteld wordt dat beheersingsmechanismen (waaronder contractuele afspraken) nodig zijn voor het managen van twee beheersingsproblemen in samenwerkingsverbanden: (1) potentieel opportunisme door de samenwerkingspartner en (2) benodigde coördinatie van uit te voeren taken tussen de partners. Verwacht wordt dat vertrouwen in de goodwill en de capaciteiten van een partner de behoefte aan beheersing vermindert. Deze relaties zijn getoetst middels twee empirische studies. De eerste studie bestaat uit een uitgebreide kwalitatieve analyse van de beheersing van een strategische alliantie tussen een koper en verkoper van overwegbeveiligingssystemen. De tweede studie bestaat uit een kwantitatieve analyse van een grote steekproef van transacties in informatietechnologie producten tussen Nederlandse kleine en middelgrootte ondernemingen en hun leverancier. Deze empirische studies geven aan hoe beheersingsmechanismen worden gebruikt om potentieel opportunisme en coördinatievereisten te managen en hoe vertrouwen tussen transactiepartners dit gebruik beïnvloedt.
Promotor van M. H. Koning op: Critical succes factors in supplv chain management (2000) Due to changing markets and consumer wishes, firms have to cooperate to survive. Supply Chain Management (SCM) is a cooperation form between two or more organizations in a channel, directed at logistical activities, with the objective of improving the logistical performance of the total chain. Hereby the chain will be managed as a single entity. In our research we distinguish four different stages in SCM: physical integration, information integration, control integration and structure integration. The intention is to answer the following research questions: to explain the critical success factors in each of the four SCMstages; - to establish whether there is a specific way to cross the borders in one or more of the four stages in SCM. In other words: Is there a ftxed schedule from physical to structure integration?
141
Prof.dr.ir. W.J. Keiler Expertise: Wiskundige informatica, E-Business application architectures & technologies; E-Commerce; E-Procurement; E-Markets; EAI (Enterprise Application Integration); BusinessToBusiness application integration (B2Bi); CRM (Cust Relat Mgt); Content Management; Supply Chain Management. 020-4446013, http://www.wkeller.nl/
•
Promotor van X. de Graaf op: E-commerce, ICT en statistieken
Prof.dr. Peter. Nijkamp Expertise: Theoretisch en toegepast economisch onderzoek; Hulpbronnen; Milieu; Regionale ontwikkeling; Stedelijke vraagstukken; Transport en infrastructuur. Leeropdracht: Economische geografie en ruimtelijke economie (regionale economie). 020-4446091,
[email protected]
•
Promotor (samen met Piet Rietveld) van: Drs. C.A. Rodenburg op: Globalisering, internationaal transport en het mondiale milieu Het doel van de studie is het in kaart brengen van de gevolgen van globalisering voor internationaal transport (zowel personen als goederen) en de mondiale milieukwaliteit in termen van de uitstoot van broeikasgassen. Hiertoe wordt met behulp van een panel van deskundigen een aantal scenario's voor internationale handel en transport uitgewerkt. Tevens wordt aandacht besteed aan de mogelijkheden en beperkingen van internationaal transport- en milieubeleid. Methoden en technieken: panelonderzoek (2001).
Promotor (samen met Piet Rietveld) van Drs. Y. Schipper op: Market structure and environmental costs in aviation. Deregulation in aviation will influence the social costs of air transport by changes in the efficiency (private costs) and in environmental effects (external costs). The aim of the present study is to shed light on this issue by investigating the underlying responses of the actors involved: carriers (network canges, changes in types of aircraft, changes infares) and users (demand response to chan literatuuronderzoekges in fares) (2001).
•
Promotor van Dr. J.H.M. Rovers op: De invloed van ordergestuurde productie op de omvang en samenstelling van het goederenvervoer (1999) Leidt ordergestuurde productie, JIT productie inbegrepen, tot meer goederenvervoer en daardoor tot meer gebruik van de infrastructuur en hogere milieueffecten? De vraagstelling wordt onderzocht met behulp van een theoretische benadering, een praktijk-onderzoek en een analyse van de beschikbare statistische informatie. Methoden en technieken: bronnenonderzoek, interviews.
•
Promotor van Dr. S.A. Rienstra op Barrières en opties voor een duurzame transport politiek (1998) Verschillende beleidsopties worden aan de hand
142
van diverse scenario's getoetst, waarna knelpunten geïdentificeerd worden welke het bereiken van een duurzaam verkeers- en vervoersysteem belemmeren. Deze worden gevonden in het institutionele economische en psychologische veld. Methoden en technieken: case study, enquête, literatuuronderzoek
•
Promotor van Dr. A.J.H. Pels op: Economie van vervoersknooppunten: luchthavens (2000) Het gedrag van aanbieders van diensten in vervoersknooppunten onder omstandigheden van deregulatie en schaalopbrengsten. Methoden en technieken: analyse, literatuuronderzoek, simulatie.
.en vele anderen.
Prof.dr. Piet Rietveld Expertise: Vervoerseconomie; Regionale economie. 0204446097,
[email protected] •
Promotor van Drs. A.W.C. Wang op: An economie analvsis of congestion pricing in complex network models Congestie en filevorming behoren tot de belangrijkste problemen in het huidige verkeers- en vervoersbeleid. Vanuit de economische optiek behoren tijd- en plaatsgebonden heffingen, zoals 'rekening rijden', tot de theoretisch gezien optimale beleidsinstrumenten. Echter, de theorievorming heeft zich in belangrijke mate ontwikkeld aan de hand van relatief eenvoudige modellen, die zich vaak laten kenmerken door onder meer extreem eenvoudige netwerkstructuren, homogene gebruikers, volledige informatie en zekerheid, en een statische benadering. De probleemstelling van het huidige onderzoek betreft de economische analyse van de effecten van congestieheffingen, en de formulering van optimale congestieheffingen, in complexe verkeerssytemen. Bij de bestudering van deze probleemstelling zal gebruik gemaakt worden van zowel analytisch oplosbare theoretische modellen als numerieke oplossingen in computer simulatiemodellen. Naast de economische efficiëntie van first-best en second-best heffingen zal het onderzoek zich tevens richten op de geïmpliceerde verdelingseffecten in complexe systemen en daarmee op de maatschappelijke haalbaarheid van congestieheffingen. 1998 - 2003.
•
Promotor van Drs. J.C. Meléndez-Hidalgo op: Ruimtelijke beslissingsondersteuninqs-svstemen voor kustzone- en watermanagement 2002 2006.
Promotor: M.R.E. Brons Transport, milieu en meta-analyses 2001 - 2006.
143
Prof.dr. E.T. Verhoef Leeropdracht De economie van verkeerscongestie en andere stedelijke externaliteiten. 020-4446094,
[email protected] •
Projectleider: Een multidisciplinaire studie naarde prijspolitiek in het transportwezen. Een economisch perspectief (2002 - 2005). This sub-project represents the economie perspective in the multi-disciplinary study of transport pricing. The sub-project will study some key institutional issues from the economie perspective (in particuiar pricing by public versus private operators; pricing at various spatial levels of government; and the economie aspects of various possible ways of using revenues), and will be involved in multi-disciplinary studies on behavioural responses to pricing, spatial and locational impacts of pricing, public perception and acceptability, and pricing in dynamic transport networks.
•
Projectleider MP PIT: A Multi-Disciplinarv Studv of Pricing policies In Transport (2002 - 2007). The project aims at providing a theoretical and empirical evaluation of the direct and indirect effects of practically possible transport pricing policies from a multidisciplinary perspective. The effects studied include behavioural responses and their consequences, also from a spatial and a network perspective, as well as acceptability issues of various pricing and tax recycling schemes. The evaluation includes the derivation and formulation of policy implications. Specific features of the project include the focus on dynamic aspects (both short and long run), the recognition of heterogeneity (i.e. the consideration of different groups), and the explicit choice for a network and spatial perspective.
Dr. Frank Bruinsma Expertise: Regionaal economische ontwikkeling; Infrastructuur; Verkeer en vervoer; Evaluatie methodieken. 020-4446096,
[email protected]
Bij het Instituut voor Milieuvraagstukken is relevant: •
144
Promotie van: Drs. O. Uran, bij Piet Rietveld, op Ruimtelijke analyse en ruimtelijke evaluatie ter beleidsondersteuning in de Westerschelde (2002). The Westerschelde estuary has a very dynamic environment with shipping, industry, recreation, and sea-defence, playing a significant role in the area. Conflicts arise inevitably as a result of these diverse uses. A large amount of spatial and nonspatial information is available to support decision making in the Westerschelde estuary. Spatial information is usually presented visually using maps. Analyses of these to find the best solutions, is not an easy task. Comparison of different alternative solutions is difficult when the amount of information is high, as is the case in the Westerschelde. Therefore, additional tools to explore spatial data are required and spatial analysis may be one such tooi. Alm: This study aims to develop methods and techniques to support decision makers in evaluating spatial problems. This involves improving the presentation and hopefully the understanding of spatial patterns so that this valuable
information can be used more efficiently. The research will look into the use of spatial analysis and evaluation as tools for comparison of alternatives represented visually by maps. A relevant policy issue with a strong spatial component will be chosen for this purpose. Current candidate issues are: - dredging (dumping activities of the dredged material, effects on the ecological important 'schorren', 'slikken' and shallow waters caused by the deepening of the waterways); - land reclamation to increase the ecological value and/or as compensation for lost nature in the area; - the planned tunnel under the estuary. Data sets consisting of spatial data of the Westerschelde estuary will be used to develop methods to evatuate and compare spatial patterns. The data sets to be used depend on which are available and the policy issue chosen, and could be anything from remotely sensed data to results of geomorphologic models. This approach gives a high degree of freedom to experiment with the combination of very different types of data. An important tooi in the coming work will be a Geographical Information System (GIS), but also Decision Support System (DSS) will be of importance.
Tot slot - aanbevelingen De VU heeft met Peter Nijkamp de meest aansprekende Nederlandse transportonderzoeker in het buitenland (P.S. hij is überhaupt het enige Nederlandse lid van de Académie Francaise) en de meest invloedrijke persoon in Nederland in a-/yonderzoeksprogrammering. Daarnaast heeft men uitgebreide expertise in prijsbeleid (kwantitatief/modellering). Advies: verder praten met Peter Nijkamp over onderzoeksprogrammering, en voorzover kontakten niet zijn uitgebouwd met Erik Verhoef.
145
146
Wageningen Universiteit Costerweg 50 6701 BH Wageningen
0317-489111 http://www.wau.nl/
Rapporten 1998-2003 In AW-bibliotheek aanwezig:
geen
147
De ongeveer 100 leerstoelgroepen van Wageningen Universiteit zijn ondergebracht in vijf departementen: • Agrotechnologie en voedingswetenschappen, • Dierwetenschappen, • Maatschappijwetenschappen, • Omgevingswetenschappen en • Plantenwetenschappen. Daarnaast is een belangrijk deel van het onderzoek gebundeld in zes erkende Wageningse onderzoekscholen. Voor ons relevant zijn: • Mansholt Graduate School (MGS), • Voeding, Levensmiddelentechnologie, Agrobiotechnologie en Gezondheid (VLAG). Daarnaast participeert het Wagenings Instituut voor Milieu- en Klimaatwetenschappen (WIMEK) in de Netherlands Research School for the Socio-Economic and Natural Sciences of the Environment (SENSE).
Programma's Zoeken op http://www.wau.nl/ op trefwoorden logistiek, transport en goederenvervoer levert geen enkel resultaat. Zoeken op trefwoord onderzoek of onderzoeksprogramma levert eveneens geen resultaat. Bij de 134 bij het NIWI aangemelde2 lopende onderzoeksprojecten zitten geen relevante projecten voor AW-VME. Bij de 60 bij het NIWI aangemelde afgesloten onderzoeksprojecten zaten geen relevante projecten voor AVV-VME.
Agrotechnology & Food Innovations (v/h ATO en IMAG) Prof.dr.ir. George Beers Bijzonder hoogleraar Toegepaste informatica, in het bijzonder supply chain management aan de Leerstoelgroep Toegepaste informatiekunde (WUR) 0317-484724 http://www.info.wau.nl/people/george/george.htm
[email protected] •
2
Programmaleider: DLO-355: Agroketens en logistiek Samenvatting Doel: Door meer concurrentie, hogere eisen aan product en productieproces door consument en burger zoekt het Nederlands agrobedrijfsleven naar nieuwe wegen; samenwerken in ketens en netwerken is daarbij een meer en meer gekozen strategie. Hiervoor is bij de bedrijven niet altijd de benodigde kennis voorhanden. Dit programma spoort benodigde kennis op en probeert het met interactieve
Nederlandse Onderzoek Databank (NOD) van het NIWI/KNAW.
148
onderzoeksprocessen aan te vullen. Vanuit het programma worden 4 soorten onderzoeksproducten opgeleverd: 1. De onderzoeksproducten komen primair via de KLICT-projecten tot stand. Belangrijkste product van een co-innovatieproject is een nieuwe wijze van samenwerking tussen twee of meer bedrijven en hun eventuele stakeholders. 2. Binnen KLICT wordt in toenemende mate aandacht besteed aan strategisch onderzoek waarbij concrete cases meer algemeen worden beschreven danwei op de scope en reikwijdte worden getoetst. 3. Het programma kent zogenaamde aanjaagprojecten die als belangrijkste product hebben een projectvoorstel voor een vervolg van het onderzoek in de vorm van een co-innovatieprojecten met bedrijven. 4. Binnen het programma wordt een aantal bundelende activiteiten uitgevoerd waarmee wordt beoogd om overzicht te krijgen van het veld van ketenonderzoek. Belangrijk aspect hierbij is dat ketenkennis wordt uitgewisseld tussen onderzoekers onderling. Belangrijk instrument hierbij is het Centrum voor KetenVraagstukken en Studies (CKVS) dat mede vanuit het programma wordt gefaciliteerd. Dit CKVS zal uitgroeien tot een verzamelplaats van onderzoekers, onderzoeksresultaten en zal naar de buitenwereld in toenemende mate een loketfunctie gaan ontwikkelen. Trefwoorden: Consumer concern; ICT-toepassingen; Ketenonderzoek; KLICT; Logistiek; Tracing en tracking; Visserij; Voedselkwaliteit; Voedselveiligheid; Looptijd begin 1999 - einde 2002. Onderliggende onderzoeksactiviteiten • Internationale logistieke service providers Prof Beers.1999 - 2003. Het resultaat is inzicht in de mogelijkheden/noodzaak en voordelen van het inzetten van LSP's om in ketens van versproducten en vers verwerkte producten jaarrond aanbod te realiseren. Middels cases kan inzicht verkregen worden in de mogelijkheden om via logistieke dienstverlenners te komen tot combinatie van invoeren transportstromen van versproducten. Ondermeer kan worden nagegaan aan de hand van invoer- en transportstromen welke categorieën van versproducten zich ertoe lenen om via gecombineerd transport optimaal door de keten heen te vervoeren.
• Internationalisering van ketens Prof Beers. 1999 - 2003. Doel van het onderzoek: In het verlengde van de bovenstaande uitdagingen en vooral de hiermee verbonden kennislacunes, kunnen verschillende bijdragen van DLO-instituten een belangrijke ondersteunende rol spelen. Belangrijk is dat inzicht wordt verkregen in welke lokale kennis van belang is en eventueel welke mogelijkheden er zijn om deze kennis te ontsluiten en toegankelijk kan worden gemaakt. Samenwerking met lokale kennisinstellingen is derhalve een absolute voorwaarde voor een adequate kennisinbreng. Binnen dit projectkader te ontwikkelen instrumenten moeten uiteindelijk een bijdrage kunnen leveren aan bijvoorbeeld: * inzicht in lokale ketens * inzicht in relevante rol en werking van overheid, beleid en overheidsbelemmeringen * producteisen in relatie met lokale consumptiepatronen * opstellen van steakholdermodellen * vertalen Nederlandse ontwikkelingen, structuren en relatie-patronen naar lokale omstandigheden * inzicht geven in ketenorganisaties in relatie tot lokale aspecten.
149
• Veranderingsprocessen en sturingsinstrumenten Prof Beers. 1999 - 2003. Doel van het onderzoek: Aan de hand van deze twee aspecten kunnen de volgende onderzoeksvragen als uitgangspunt dienen bij de projectformulering: a. Hoe verlopen veranderingsprocessen in ketens en is er een fasering te zien? b. Door welke factoren worden de veranderingen in gang gebracht? c. Wat is de relatie tussen de gebruikte coördinatiemechanismen en de functies die daarmee worden gekoppeld? d. Wat is de rol van locatie c.q. geografische nabijheid voor de functionele organisatie van ketens en netwerken? e. Welke rol spelen sociale structuren bij de organisatie van ketens en netwerken? • Organiseren van ketenfuncties Prof Beers. 1999 - 2003. Doel van het onderzoek: Onderzoek richt zich op de beschrijving, vergelijking en analyse van verschillen van een of twee ketens buiten de agrosector met een of meerdere agroketens. Hierin staan twee aspecten centraal: i. Waarom zijn ketens op een bepaalde manier georganiseerd? Bijvoorbeeld: wat bepaald dat de regiefunctie in handen is van een bepaalde partij in de keten? ii. Wat zijn de gevolgen als een andere wijze van ketenorganisatie wordt toegepast op agroketens? Uit het onderzoek komen inzichten in de vorm van een conceptueel model waarmee de organisatie van verschillende agroketens kunnen worden geanalyseerd. • Referentiemodel voor functies in de keten Prof Beers.1999 - 2003. Doel van het onderzoek: De volgende onderzoeksvragen kunnen als uitgangspunt dienen bij de projectformulering: a. Wat voor functionaliteiten worden in de food-service keten vervuld? b. Welke variaties in de organisatie van functionaliteiten in ketens zijn te onderscheiden? c. Welke variatie in de invulling van functies in de verschillende soorten keten te onderscheiden? d. Welke nieuwe functies of nieuwe invulling van bestaande functies zijn in huidige ketens te onderscheiden? e. Welke rol spelen zogenaamde Trusted third parties (TTP) in ketens? Is dit een nieuwe functie of een nieuwe invuling van een bestaande functie in ketens?
Wie en/of welke ketenpartijen verzorgen de communicatie c.q. interactie met de consument/maatschappij? Hoe is dit vormgegeven en is dit veranderd (de verwachting is dat door de nieuwe eisen van de maatschappij-massa individualisering - de communicatie/interactie met consumenten en maatschappij verandert)? •
Gedifferentieerde performance meting van agro-industriële productie
Relevante concepten voor performance van aqro-industriële ketennetwerken 150
•
De consument geïnformeerd
Chain Information Svstems: ERP (Enterprise Resource Planning) in de keten
• Datamining t.b.v. omaevingsmonitor Prof Beers. 1999 - 2003. Vanuit ontwikkelingen op het terrein van de consumentenvraag en bedrijfsinterne en externe omgeving is de noodzaak al maar groter geworden om vanuit alle beschikbare data te komen tot informatie c.q. kennis over de omgeving. In dit projectkader staat de vraag centraal hoe in ketenverand kan worden omgegaan met de beschikbare data vanuit meerdere schakels in de keten. Daaraan is de onderzoeksvraag gekoppeld of middels het definiëren van kengetallen de veranderingen in de omgeving van de keten kan worden weergegeven. Speciale aandacht gaat daarbij uit naar de vraag hoe dit adequate kennis oplevert over de consumentenvraag en de mogelijke richting waarin deze zich begeeft. Doel van het onderzoek: Opzetten en beschrijven van een nieuwe methode, technieken en randvoorwaarden om door middel van datamining informatie te genereren, waarmee kennis van consumentenbehoeften kan worden verkregen en kengetallen beschikbaar komen om de omgeving van de ketens beter te kunnen volgen/monitoren. • Ketens. PDI en versproducten Prof Beers. 1999 - 2003. Het primaire doel van het project is te komen tot een koppeling van transport- en distributienetwerken van versproducten met de huidige en toekomstige electronische informatienetwerken. ICT-vraagstukken in keten zijn tot op heden voornamelijk ingegaan op ketensturingsvraagstukken. In dit projectkader staat echter centraal de productinformatie op consumentenniveau. Naast beschikbaarheid en tijdigheid van productenstroom zijn ook de kwaliteits- en milieuaspecten van groot belang. Consumenten willen meeren meer garanties, zowel ten aanzien van de kwaliteit als qua herkomst en productiemethoden. Tevens willen bedrijven meer en meer gebruik maken van de mogelijkheden om hun producten- en informatiestromen verder te automatiseren. Ook de mogelijkheden om logistieke efficiency te kopplen met kwaliteitsgestuurde beladingsalgoritmen passen in dit kader. Veel bedrijven zijn bezig Enterprise Resource Planning (ERP) pakketten te implementeren. Daarnaast zijn er de mogelijkheden om deze programmatuur verder uit te bouwen naar supply chain management programmatuur.
Lokatiekeuze vraagstukken
•
Toesniiden van producten, processen en ketennetwerken op massa individualisering : Prof.dr.ir. G. Beers. 1999 - 2003. Doel: Voor het 151
productinnovatieproces zal een methodologie worden ontwikkeld waarmee op het niveau van de keten de ontwikkeling van nieuwe producten en de daaraan gekoppelde marktintroducties, efficiënt en effectief kunnen worden uitgevoerd. Daarbij zal tevens een 'blauwdruk' worden ontworpen met betrekking tot de vereiste ketenorganisaties en -inrichting. Er zal mede gebruik worden gemaakt van de inzichten die in de projectkaders A1 en A2 worden gegenereerd. Financier: Directie Wetenschap en Kennisoverdracht - DWK
MANSHOLT GRADUATE SCHOOL (MSG) MSG heeft 6 Strategische Research Areas (SRA's) De 3 meest relevante: SRA 2 Decision making and risk in supply chains - momenteel geen voor AW-VME relevante projecten SRA 3 Innovative chains and networks in an international business environment - momenteel geen voor AW-VME relevante projecten SRA 4 Policy issues and policy co-ordination in the European Union under transformation - momenteel geen voor AW-VME relevante projecten. Dwars op de strategische onderzoeksgebieden zijn er 3 onderzoeksthema's: Theme 1 Rural activities and green space Transformation processes in rural areas rely on technical and social developments at various levels of scale (e.g., regional, national or international). This leads to transformations in international and regional trade in goods and services and to shifting of the production factors labour, capital and knowledge. Government policy can be initiating (infrastructure, innovative projects, subsidies) as well as controlling (environmental and technological restrictions, planning of use of space). Subtheme 1a Rural development and transformation Subtheme 1b Planning and organisation in rural areas Rural development leads to a change in use of space, which calls for planning and organization. The research aims at control mechanisms for organization, the use and management of rural areas. Different disciplines (e.g., economics, sociology, spatial sciences) contribute to this. Agriculture, wood and nature take up most of the rural areas. Landscape and nature functions are both competitive (land use) and mutually reinforcing: variety is not only important for recreation and tourism, but also for biodiversity. Other infrastructure in relation to living, work and transportation has strong effects on landscape and nature. Multifunctional use of space is particularly important in urban areas with many people. Due to a lack of market mechanisms, attention is paid to appreciation and organization of alternative forms of landscape, nature and recreation. This is important information for the social co-ordination of use of space at regional level. 152
Subtheme 1c International processes International processes influence both rural areas and agri- and food chains. Changes in supply of and demand for goods and services (resulting from technical development and increased welfare) and agreements made in, for example, the UN, WTO or EU determine the flows of goods and services, by which directing rural activities. The scientific challenge is to analyze this adequately, theoretically and empirically. This holds for both rural areas (implications for farm systems, environment, lack of space et cetera) and the agri- and food chains (international chains, transferring production on the basis of regional conditions et cetera). The MGS conducts research on these international processes, aimed at food systems, worldwide changes in rural development, and those changes in the trade flows resulting from these processes. The most important contributions come from the economie discipline. Besides, philosophical-ethical questions are investigated, such as animal welfare and biotechnology.
Theme 2 Consumer-oriented chains The theme 'Consumer-oriented chains' relates to the structure and functioning of agriand food chains. Research within this theme is both normative and empirical. Normative research methods applied in this theme are simulation and optimization. Empirical research methods are partly experimental in nature (e.g., field experiments or experimental economics) and partly non-experimental (e.g., questionnaires, interviews and firm observations).
Subtheme 2a Consumer behaviour The research question in this sub-theme aims at consumer behaviour and demands. Having knowledge of these is necessary for an adequate organization of chains. Demands and behaviour of consumers and customers are influenced by innovations, competition, environmental issues and demands as to animal welfare. Furthermore, social, economie and demographic developments play a role. In highly developed markets consumer behaviour is getting more multifarious, also called 'individualization'. Research is aimed at the characteristics of the market, consumer and households and at explaining changes. The model construction in this research relies on economie and behavioural theories of consumer behaviour. Much-used research methods are questionnaires, experiments and multivariate statistical methods. Subtheme 2b Production and management processes in chains This sub-theme relates to chains as well as to specific links, such as the agricultural or horticultural farm. Central question here is: how are decisions made in chains. The research is both production-technical and economie in nature and is therefore often multidisciplinary. For the technical side there is a close collaboration with the disciplines of natural sciences (see appendix 13). Economie analyses of decision-making processes in chains within this sub-theme are aimed at e.g., innovation, quality control, animal health and welfare, use and processing of information and risk management. Frequently used methodologies are bio-economic computer simulations as well as questionnaires, experiments (e.g., experimental economics) and firm observations. Subtheme 2c Chain control Research on strategy, structure and control of agri- and food chains falls within Chain control. This research aims to get insights into what 'optimal' chains look like. Optimal is 153
not only meant to be economically optimal, but also as to sustainability and multifunctionality. The following aspects of chains are being studied (interrelated as much as possible): control of flows of goods, optimization of technical, economie, quality and environmental parameters in production and distribution processes, control of value flows, design of structures of co-operation and control of flows of information.
Theme 3 Institutions Food, agricultural production, nature and development, planning and managing of the multifunctional space are influenced by and affect wider social changing processes. This interaction shows itself in a wide variety of institutional arrangements. Changes in rural areas and adjustments in the agri- and food chains require different forms of formal and informal social co-ordination, ranging from regulation by the government to selfregulation in consultation with the actors concerned. Research within this theme focuses on three central co-ordinating institutions.
Subtheme 3a Knowledge systems In this sub-theme it is studied in what way knowledge systems as to use of space and agrarian activities develop, and the influence of social changes on this. In agriculture, the so-called OVO-troika (Research, Extension and Education) has been successful for years. It was assumed that results (fundamental research) from universities went to the research stations (strategie and applied research), which in turn passed their results on to extension and education. This traditional OVO-triangle is subject to wear. New relationships are being established between local and scientific knowledge production and transfer; for example, the interrelationship between the ways in which farmers exchange traditional knowledge about seeds, and the changing role of formal breeding stations. Knowledge development and communication now call for new theoretical concepts - also due to the information revolution -, in which the interrelationship between knowledge/information and technical development are central elements. This also produces ethical questions. The need for nature is increasingly colored by opinions about spare time; the choice of food is also determined by health motives of consumers, and demands as to responsible production processes (e.g., biotechnology). Subtheme 3b Government The role of the government in the process of social co-ordination is subject to changes. Also due to global transformation processes (e.g. WTO, EU) there is much pressure on traditional hierarchical conceptions about control; moreover new co-ordination mechanisms arise, such as communicative or interactive processes of control and forms of self-regulation. New actors in the rural areas ask to participate in decision making on planning green space. The rearrangement of production and outlets leading to chains asks for alternative forms of policy and management. In this sub-theme these changing processes are analyzed from the perspective of the interrelationship with the wider social context, lts institutional side belongs to this sub-theme.
Subtheme 3c Market and market parties By globalization and regionalization the structure and scope of markets are changing. New frameworks of the government change market behaviour: government acting nationally and internationally sometimes creates new markets as well (for example, milk quota system, emission rights) and regulates market relations. With this also the role of 154
the market as co-ordination mechanism changes. On the one hand a reduction in transaction costs is aimed at by integration of chains, on the other market segments of locally specific products arise. In many developing countries market imperfections and risks rather lead to selective participation in market transactions. The research within this sub-theme comprises theoretical and empirical analyses of specific forms of market development and comparative research on the differences between markets in developing countries and Western ones.
Tot slot - aanbevelingen Met haar focus op landbouw heeft de WUR ook veel expertise ontwikkeld in logistiek en supply chain management. Advies: verder praten met George Beers en Paul van Beek.
155