Drijfveren
Sarriel Taus:
“Ik ben een gewone ondernemer die logische keuzes maakt.”
11
Sarriel Taus is oprichter en chief tasting officer van het Amsterdamse restaurant Fifteen, dat kansarme jongeren opleidt tot kok.
212r
Eigenlijk ben ik een gewóne ondernemer, geen sociale. Het hoofddoel is: continuïteit van het bedrijf, gasten goed onthalen. Maar ik maak daarbij keuzes die logisch passen bij hoe ik op deze wereld rondloop. Daarom gebruiken we ook verantwoorde producten en hebben we elke week een vleesloze dag; kijken we of de zaak met minder waterverbruik toe kan, en onze verlichting met minder energie. En nu Fifteen een soort icoonstatus heeft verworven, wil ik best gebruik maken van die positie om anderen te inspireren.
Tegelijk voel ik me ook wel eens een Don Quichot, hoor. Zo loop ik principieel geen grote supermarkt meer binnen, omdat die zich te weinig inzetten voor verantwoorde producten. Maar mijn dochtertje van zes baalt daarvan. Want die houdt van roze koeken, en die vind je in de biologische winkel niet.” ◆
Fotografie: Jacqueline Dersjant
Tekst: Gaston Dorren
“Wat mij enorm motiveert, is het moment dat ik zie: deze jongere maakt een keuze die zijn leven ten goede verandert. En nog méér als ik zie dat sommigen uiteindelijk kok in een toprestaurant worden of een eigen zaak beginnen. Dat motiveert me nu. Toen ik aan Fifteen begon, werd ik gedreven door drie dingen. Mijn talent en ervaring als ondernemer. Mijn passie voor koken, want als Surinaamse jongen ben ik opgevoed met liefde voor lekker eten. En de zingeving die Fifteen aan mijn leven kon toevoegen.
212r
De 1SBFM IPVEU IFU LMFJO Reportage
“Ik geloof niet in
grootschaligheid 12
13
van sociale
onder nemingen.” Fotografie: Jacqueline Dersjant
212r
Tekst: Catrien Spijkerman
212r
Reportage
Bij Brouwerij De Prael hebben bijna alle werknemers een psychiatrische achtergrond. Het bedrijf dat begon met een rammelende tweedehands bierinstallatie op een industrieterrein in Amsterdam-Zuid groeide uit tot een veelgevraagd biermerk met een winkel en proeverij op de Wallen. Een van de eerste sociale ondernemingen van Amsterdam gaat als een trein. Maar er zitten grenzen aan de groei.
Reinier (50) vraagt zich nooit meer af of het eigenlijk wel zin heeft om de deur uit te gaan. Hij doet het gewoon, want hij heeft een verantwoordelijkheid. Een baan. Sinds een paar jaar geeft hij rondleidingen in brouwerij De Prael, vier dagdelen per week, vrijwillig. Reinier is gediplomeerd bioloog, spreekt vloeiend Engels, Duits en Frans. Toch heeft hij eerder nooit een ‘normale baan’ gehad. Het werk zelf was het probleem niet, legt hij uit. “Maar als je een psychische ziekte hebt, ben je heel vatbaar voor stress. De druk was te hoog, telkens werd ik ziek.” Dan werd hij weer opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Door al dat niksdoen voelde hij zich óók beroerd. “Als je niet kan werken, en bij vrijwilligerswerk willen ze je ook niet, dan wordt het heel moeilijk om een ritme in je dag, je week, je leven aan te brengen. Ik voelde me volkomen zinloos.”
14
“Tien jaar geleden werden psychiatrische patiënten vaak bezig gehouden met zinloze klusjes als hout bewerken.” 212r
15
Een eerlijk en echt product Werk is een goede behandelmethode, weten psychiatrisch verpleegkundigen Fer Kok (49) en Arno Kooy (52). Acht jaar geleden richtten zij brouwerij De Prael op. Hun 82 werknemers hebben bijna allemaal een psychiatrische ziekte. “Het lijkt misschien een onverstandige combinatie, psychisch zieken en alcohol”, zegt Arno Kooy. “Toch hebben we nog maar twee keer in acht jaar iemand moeten ontslaan wegens drankgebruik. Drinken is hier namelijk strikt verboden, als we iemand betrappen vliegt hij er meteen uit – dat weet ook iedereen.” In de regel is het juist een heel goede combinatie, legt Kooy uit. “Bier spreekt tenminste aan. Onze werknemers zijn zo trouw en gemotiveerd, omdat ze ergens aan meewerken waar ze achter staan. Dat is nog eens wat anders dan schoffelen in een plansoentje met een oranje hesje aan. Ze werken aan een eerlijk en écht product dat wordt verkocht in winkels en café’s. Daar zijn ze trots op.”
212r
Reportage
16
“Bierbrouwen is nog eens wat anders dan schoffelen in een plansoentje met een oranje hesje aan.” Midden in het centrum van Amsterdam, op de Wallen, zit de brouwerij, de winkel en de proeverij van De Prael. “Hier begint het allemaal”, zegt werknemer André (44) op de ‘brouwzolder’. André springt vandaag bij als rondleider, eigenlijk is hij verkoper. “Ik bedien voornamelijk de slijters. Op mijn fietsje ga ik ze allemaal af. Een beetje kletsen en proberen ze over te halen een bestelling bij ons te doen. Het loopt heel goed, we krijgen steeds meer klanten. Het verkoopvak zit me in het bloed. Van mijn 12e tot mijn 22e stond ik in de dierenwinkel van mijn vader. Daar heb ik de fijne kneepjes wel geleerd.” Op de brouwzolder laat André zien hoe de zakken mout aan een katrol naar boven worden getakeld. Net als vroeger
212r
17
worden de zakken via de Amsterdamse grachten aangevoerd en op de kade, de bierkaai, gelegd. Eenmaal boven worden de korrels op recept afgewogen. “Willeke: 163 kilo pilsmout, 102 kilo tarwemout”, hangt in sierlijke letters ingelijst aan de muur. Alle bieren zijn vernoemd naar beroemde Nederlandse smartlappenzangers. “Willeke is ons winterbier”, vertelt André. “Willeke Alberti is blond, dus dit is een blonde tripel. Willy Alberti had zwarte haren, dus onze Willy is donker bier, bitterzoet.” Een verdieping lager worden de flessen gevuld. De ene werknemer houdt de fles onder de vulmachine en zet de volle fles vervolgens op de werkbank. Op die werkbank drukt de volgende werknemer zorgvuldig het dopje op de
212r
Reportage
18
“Onze werknemers werken aan een eerlijk en écht product dat wordt verkocht in winkels en café’s. Daar zijn ze trots op.” fles. “Dit kan ook automatisch natuurlijk, of aan de lopende band”, zegt André. “Maar dat willen we niet, want dan is er minder werk. Wij doen het zoals het vroeger gebeurde. Straks gaan deze jongens de etiketten erop plakken. De meesten hebben hier steeds een andere taak, zo wordt het werk nooit saai.” Verderop sleept Fathi (45) een leeg fust onder een enorme machine. “Chemicaliën”, zegt hij, wijzend op de fust. “Hij maakt de fusten schoon”, verduidelijkt André. “Het is zijn vaste taak, we noemen hem daarom Fusti. Om goed te reinigen is een mengsel van verschillende chemicaliën nodig, die Fusti uit vaatjes tapt. Hij weet precies hoeveel erin moet.” Fathi glundert. “Ik werk hier al drie jaar, dus ik weet alles van reinigen.” Fathi is één van de zes werknemers met een vast contract. Net als
212r
19
alle anderen begon hij als vrijwilliger, maar sinds een jaar krijgt hij een salaris. Hij heeft een volledige werkweek: vijf dagen in de week. Gewoon betaald werk In hun vorige baan zagen oprichters Kok en Kooy hoe het niet moest. “In het activiteitencentrum voor psychiatrische patienten waar we tien jaar geleden samen werkten, werden de patiënten vaak beziggehouden met zinloze klusjes als hout bewerken. Er was geen noodzaak om er wat moois van te maken, want er zat toch niemand op te wachten.” Een enquête onder de patiënten deed het activiteitencentrum destijds opschrikken: ruim tachtig procent van de patiënten wilde gewoon betaald werk. “Dat was toen, in 1999, een opzienbarende conclusie. Vooral omdat niemand
212r
Reportage
werk hád”, vertelt Kooy. “Wij probeerden wel stageplekken voor hen te zoeken bij bedrijven, maar dat liep bijna altijd mis. Die bedrijven hadden geen inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van de patiënten.” Bovendien was de sfeer in die bedrijven niet goed, vonden de patiënten. “Ze konden niet meekomen in de kantine, voelden zich buitengesloten. Ze wisten niet waar ze met hun collega’s over moesten praten.” Dat was ook het geval bij de speciale werkvoorzieningen. “Dat waren enorme apparaten waar heel veel verstandelijk gehandicapten bijelkaar een simpel werkje verrichtten. Daar voelden ze zich natuurlijk óók niet thuis. Want psychiatrisch patiënten hebben vaak een heel andere achtergrond in werk en opleiding. Ze hebben bijvoorbeeld een universitaire studie gedaan, en ze bezitten diploma’s.”
20
“Bier spreekt aan. Onze werknemers zijn zo trouw en gemotiveerd omdat ze ergens aan meewerken waar ze achter staan.” 212r
Een echt bedrijf Kortom: er was niets voor Kooy en Koks patiënten. Daarom namen de twee psychiatrisch verpleegkundigen het heft in eigen handen. Kooy: “We brouwden altijd al samen bier, en het was onze stiekeme droom ooit een eigen brouwerij te hebben.” Met hulp van de Amsterdamse geestelijke gezondheidsinstelling Ingeest en fondsen voor arbeidsrehabilitatie zoals de Startfoundation lukte het hen genoeg geld bij elkaar te krijgen voor een goedkope tweedehands bierinstallatie. In april 2002 werden de eerste speciaalbiertjes van De Prael gebrouwd, vanuit een rammelig pandje op een industrieterrein in Amsterdam-Zuid. Ezra (38) was erbij, helemaal in het begin. “Het stelde niet veel voor. We plakten wat etiketjes, de productie was heel laag.” Nu staat Ezra achter de toonbank in de winkel op de Wallen. “Prachtig werk, ik ontmoet mensen van over de hele wereld. De Prael is nu een echt bedrijf, we zijn steeds efficiënter geworden. De groei is nog niet gestopt hoor, we kunnen nog meer geld verdienen, vind ik.” In 2002 verdiende de Prael nog nauwelijks geld uit bierverkoop. “We krijgen AWBZ-zorggeld voor het aantal uur dat we een psychiatrisch patiënt aan het werk zetten”, zegt Kooy. “De verhouding biergeld-zorggeld was lange tijd 10-90.” In 2008 verhuisde de Prael naar een nieuwe locatie, midden in het centrum. Sindsdien is de Prael niet meer louter een productiebedrijf, maar haalt zij ook inkomsten uit de proeverij en de winkel. Er werden nieuwe werknemers aangenomen en de centrale locatie tussen horecagelegenheden bracht veel nieuwe afnemers. Bovendien is de productie flink omhoog gegaan: de nieuwe bierinstallatie kan vier keer zoveel brouwen als de oude. Tegenwoordig is de biergeld-zorggeld verhouding 40-60. Het streven is het omgekeerde. Of je nu voor 10 procent van je inkomsten afhankelijk bent van de verkoop, of voor 60 procent, er is altijd een spanningsveld, zegt Kooy. “Voor de markt moet het product aan bepaalde eisen voldoen. Je moet een zekere kwaliteit leveren, anders kun je niet bestaan als onderneming. Vooral bij speciaal bier komt dat heel nauw, de concurrentie is moordend. Tegelijkertijd kunnen onze werknemers niet veel aan. Ze maken sneller fouten, zeker als ze onder druk staan.”
21
212r
Reportage
22
212r
“Alle bieren zijn vernoemd naar beroemde Nederlandse smartlappenzangers. Willy Alberti had zwart haar, dus onze Willy is donker bier, bitterzoet.”
23
212r