Samenwerking tussen Eerstelijns Kinderfysiotherapie en het Centrum voor Jeugd en Gezin Thesis
Mei 2011 Heleen Jansen Lange Bedde 83c 4834 AN Breda
[email protected] Masters of Specialised Physical Therapy (MSPT ), Avans+, Breda Afstudeerrichting Master Paediatric Physical Therapy (MPPT) Begeleiders Mevr A. Eisink-Weg, MPPT, intern begeleider Avans+ Mevr. Drs. Petra Nijmolen, bestuurslid NVFK Beoordelingscommissie Dr. E. Rameckers Dr. P. van Schie Prof.dr. B.C.M. Smits - Engelsman Dr. E. Smulders Dhr. B. Stegwee Drs. Y. Westenberg
Samenwerking tussen Eerstelijns Kinderfysiotherapie en het Centrum voor Jeugd en Gezin H.E. Jansen MPPT i.o., A. Eisink-Weg MPPT.
Samenvatting Doelstelling Dit onderzoek verschaft inzicht in de bevorderende en belemmerende factoren van de implementatie van een samenwerking tussen de kinderfysiotherapie en het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG). Methode Deze factoren worden zichtbaar gemaakt met behulp van een enquête onder eerstelijns kinderfysiotherapeuten en projectcoördinatoren van de CJG. Resultaten De kinderfysiotherapeuten (92%) en het CJG (74%) geven aan te willen samenwerken. De kinderfysiotherapeuten en het CJG ervaren uiteenlopende factoren als bevorderend dan wel belemmerend. Conclusie Er is inzicht verkregen in de bevorderende en belemmerende factoren van het aangaan van een samenwerking tussen de kinderfysiotherapie en het CJG. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het CJG per gemeente anders georganiseerd is, aangepast op de behoeften van de lokale bevolking en zorgaanbieders. De samenwerking zal landelijk gericht moeten worden op de organisatorische processen, de inhoud van de samenwerking zal op gemeentelijk niveau vormgegeven moeten worden.
2
1.
Inleiding
1.1
Aanleiding
Met ingang van 1 januari 2012 is iedere gemeente in Nederland wettelijk verplicht een Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) te hebben. Het CJG vormt op gemeentelijk niveau een bundeling van organisaties die zich inzetten om jeugdigen (van -9 maanden tot 23 jaar) en hun ouders en/of verzorgers te ondersteunen, adviseren en waar nodig hulp te verlenen. 1 De Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie (NVFK) acht het wenselijk dat de eerstelijns kinderfysiotherapeut i partner wordt van het CJG.2 De kinderfysiotherapeuten verbinden hun zorg nu ook al met jeugdgezondheidszorg, maatschappelijk werk en anderen. Dit zou op meer structurele wijze kunnen gebeuren, waarbij formele afspraken worden vastgelegd in een samenwerkingsconvenant. Door meer afstemming en samenwerking tussen de kinderfysiotherapeut en het CJG kan nog beter laagdrempelig, snel, effectief en gecoördineerd advies en hulp op maat geboden worden.1 De NVFK wil een handreiking ontwikkelen om de kinderfysiotherapeut in Nederland ondersteuning te bieden bij het aangaan van een samenwerking met het CJG.2 De kinderfysiotherapeut richt zich voornamelijk op kinderen met problemen in het motorische domein. Diverse studies3,4,5 tonen aan dat deze kinderen vaak ook problemen ervaren in andere domeinen, zoals het sociaal-emotionele domein of het spraak- en taaldomein. Mede daarom is een multidisciplinaire benadering belangrijk voor deze kinderen.5 De komst van de geïntegreerde eerstelijnszorg 6,7 en het wetsvoorstel “één gezin, één plan: coördinatie van zorg” van het Ministerie van Jeugd en Gezin8,9 bevordert het opzetten van een multidisciplinaire samenwerking in Nederland.
1.2
Vraagstelling
Om een blijvende, succesvolle samenwerking tussen de kinderfysiotherapeut en het CJG te implementeren zijn een aantal aspecten van belang. Alvorens een handreiking te ontwikkelen is het belangrijk de bevorderende en de belemmerende factoren bij het aangaan
i
Waar in dit artikel kinderfysiotherapeut(en) wordt geschreven wordt eerstelijns kinderfysiotherapeut(en) bedoeld.
3
van een samenwerking te identificeren, ofwel de mogelijkheden en knelpunten.10,11,12 Daarbij dient er rekening gehouden te worden met de behoeften van de kinderfysiotherapeut en met die van het CJG.12 Om inzicht te krijgen in bovenstaande aspecten is dit onderzoek uitgevoerd. De onderzoeksvragen zijn: 1.
Wat zijn bevorderende factoren om te komen tot een samenwerking tussen de kinderfysiotherapeut en het CJG?
2.
Wat zijn belemmerende factoren om te komen tot een samenwerking tussen de kinderfysiotherapeut en het CJG?
De onderzoeksvragen zijn gebaseerd op literatuur gericht op de implementatie van een verandering binnen de zorg.10,11,12 Een verandering binnen de zorg vereist een systematische aanpak. Om die reden is voor het onderzoek gebruik gemaakt van het implementatiemodel van Grol en Wensing.12 Uiteenlopende factoren kunnen de verandering binnen de zorg versterken of verzwakken. Door een zorgvuldige analyse van de bevorderende en belemmerende factoren wordt inzicht verkregen hoe deze van invloed zijn op de implementatie. Dit is belangrijk omdat een implementatiestrategie meer succesvol is wanneer ze aansluit bij deze factoren.10,11,12 De handreiking die de NVFK gaat ontwikkelen zal ingaan op deze strategie en wordt in een later stadium ontwikkeld.
Grol en Wensing12 geven aan dat het belangrijk is een overzicht te krijgen van relevante personen en organisaties die betrokken zijn bij een verandering binnen de zorg. Vervolgens kan hun rol in het proces bepaald worden en kunnen de belangen in kaart gebracht worden. In dit onderzoek zijn zowel de organisatie als de medewerkers van het CJG en de kinderfysiotherapeuten betrokken bij het aangaan van een samenwerking. Om een helder beeld te vormen van het CJG, een organisatie met een uitgebreid takenpakket, wordt het CJG hier kort toegelicht.
4
In het Basismodel CJG13 staat welke functies een CJG minimaal moet bieden: §
Jeugdgezondheidszorg (consultatiebureau en GGD);
§
Preventieve taken in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) op gebied van opvoed- en opgroeiondersteuning: - informatie en advies - signalering - toeleiding naar het hulpaanbod - licht pedagogische hulp - coördinatie van de zorg;
§
Een schakel met Bureau Jeugdzorg;
§
Een schakel met Zorg- en Adviesteams van het onderwijs;
De professionals die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van bovenstaande functies zijn jeugdartsen, jeugdverpleegkundigen, doktersassistenten, consultatiebureau assistenten, gedragswetenschappers (psycholoog, (ortho)pedagoog) en (school)maatschappelijk werkers. Naast de functies van het Basismodel CJG13 worden gemeenten door het programmaministerie ii Jeugd en Gezin en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geadviseerd contact en samenwerking op lokaal niveau te ontwikkelen met eerstelijns zorgverleners (bijvoorbeeld huisartsen, verloskundigen, kinderfysiotherapeuten etc.).1 Samengevat is het CJG verplicht samenwerkingsverbanden aan te gaan met Bureau Jeugdzorg en de Zorg- en Adviesteams. Het is vrijblijvend voor het CJG om een samenwerking aan te gaan met de eerstelijns zorgverleners.
Opgemerkt moet worden dat er in sommige gemeenten al samenwerkingsverbanden bestaan tussen de kinderfysiotherapie en het CJG. Het karakter van deze afspraken (formeel dan wel informeel) en de inhoud van de samenwerking is bij de NVFK niet bekend.
ii
Het programmaministerie was een functie in het Nederlandse kabinet Balkenende IV. Met de komst van het kabinet Rutte is het programmaministerie van Jeugd en Gezin per oktober 2010 opgeheven en zijn de onderwerpen ondergebracht bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en andere ministeries.
5
Over de (huidige) samenwerking tussen het CJG en de eerstelijnszorg is weinig literatuur beschikbaar. Eisink-Weg A.14 toont aan dat er behoefte is de samenwerking te verbeteren. Dit blijkt uit een enquête gehouden onder 80 professionals in een gemeente waar nog geen CJG is. De geënquêteerde professionals zijn eerstelijns (para)medici en professionals met een functie die volgens het basismodel CJG13 verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van de taken van het CJG. Uit het eindrapport van Kriek et al.15 blijkt dat de professionals van het CJG positief reageren omdat men ziet en ervaart dat een betere samenwerking met elkaar rendeert. De overdracht van cliënten tussen verschillende disciplines verloopt beter, hierdoor kunnen ze meer gericht inspelen op de vraag van cliënten. Er zijn enkele kritische kanttekeningen geplaatst door de professionals. Een knelpunt dat door bijna alle professionals wordt aangegeven is dat er geen financiering is voor de deelname aan casusoverleg of netwerkbijeenkomsten. Een tweede knelpunt ontstaat vanwege bescherming van de privacy, hierdoor worden sommige probleemgevallen of signalen van problemen niet gemeld bij het CJG. Daarnaast wordt soms geen toestemming gegeven door ouders voor een casusoverleg of netwerkbijeenkomst. Dit gebeurt vooral wanneer ouders betrokken zijn bij incidenten of als ouders zelf bijdragen aan problemen bij het kind. Er zijn weinig uitspraken gedaan met betrekking tot de samenwerking specifiek met de eerstelijnszorg. Er leven ideeën over nauwere samenwerking met de eerstelijnszorg zodat er eerder gesignaleerd kan worden, maar dit verloopt veelal moeizaam. In het eindrapport van Kriek et al.15 zijn enkel de professionals van het CJG benaderd en geen kinderfysiotherapeuten. Munsterman et al.16 onderzochten de samenwerkingsverbanden van de Ouder-Kindcentra (OKC) en de eerstelijns gezondheidszorg (het CJG heet in Amsterdam OKC). Hierin wordt aanbevolen om de gemeenschappelijke kernwaarden te benoemen voordat de eerstelijn en OKC’s die uitwerken in samenwerkingsovereenkomsten, richtlijnen en innovatieve projecten.
6
1.3
Doelstelling
Dit beschrijvende explorerende onderzoek verschaft inzicht in de bevorderende en belemmerende factoren voor de implementatie van een samenwerking tussen de kinderfysiotherapie en het CJG.
2.
Onderzoeksmethode
2.1
Literatuurzoektocht
Voor de onderbouwing van het onderzoek zijn twee theoretische kaders geschetst.
Theoretisch kader implementatie van verandering of vernieuwing binnen de gezondheidszorg. Er is op 3 databanken gezocht; Pubmed, Embase en PsycInfo. Gezocht is naar artikelen gepubliceerd vanaf 2000 tot heden, geschreven in het Nederlands of Engels. De gebruikte zoektermen zijn: ‘health plan implementation’, ‘organisational innovation’, ‘organisational change’, ‘force field analysis’, ‘barriers’, ‘obstacles’, ‘impeded factors’ en ‘stimulating factors’. Inclusiecriteria zijn artikelen die achtergrondinformatie beschrijven over implementaties en bevorderende en belemmerende factoren bij implementaties binnen de gezondheidszorg. Daarnaast zijn de referenties van de geselecteerde artikelen bestudeerd op relevantie voor de onderzoeksvraag. Ook is informatie gebruikt uit de literatuur van Grol.12
Theoretisch kader CJG en eerstelijns kinderfysiotherapie om inzicht te krijgen in de kerntaken en beleidsvisies. Er is op internetsites gezocht naar beleidsdocumenten, visiedocumenten en handreikingen uitgebracht door het CJG.1,6,7,8,13,15,16,17,18 Er is contact gelegd met het Programmaministerie Jeugd en Gezin, de Vereniging Nederlandse Gemeenten, de Jeugdzaak, de Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn, de Regionale Ondersteunings Structuren en diverse CJG’s voor het opvragen van documenten of andere informatie (bijlage I). Er is duidelijk naar voren gekomen dat het CJG per gemeente anders is georganiseerd. Landelijk is er weinig
7
afstemming tussen de gemeenten met betrekking tot de inhoudelijke vormgeving van het CJG. Wel ondersteunen de gemeenten elkaar met de ervaringen die ze hebben opgebouwd.
2.2
Onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie bestaat uit twee groepen: eerstelijns kinderfysiotherapeuten en projectcoördinatoren van de Centra voor Jeugd en Gezin. Begin 2011 is in 81% van de Nederlandse gemeenten (n=340) een CJG gerealiseerd.18 De overige gemeenten (n=78) bevinden zich nog in de implementatiefase. Van deze gemeenten zijn indien aanwezig projectcoördinatoren, en anders beleidsmedewerkers van de gemeente benaderd, die betrokken zijn bij de implementatie van het CJG.
2.3
Steekproeven
Om een representatieve afspiegeling te krijgen van de landelijke situatie is van de in totaal 418 gemeenten een gerandomiseerde aselecte enkelvoudige steekproef geselecteerd van 250. Voor de onderzoekspopulatie eerstelijns kinderfysiotherapeuten bestaat de steekproef uit alle kinderfysiotherapeuten die geregistreerd zijn bij de NVFK (N= 739). In de ledenadministratie van de NVFK zijn de kinderfysiotherapeuten geordend op de gemeente waarin zij wonen en niet waarin zij werkzaam zijn. Daarom is het niet mogelijk de steekproeven gelijk aan elkaar te maken. Geïncludeerd zijn geregistreerde eerstelijns kinderfysiotherapeuten werkzaam in Nederland en projectcoördinatoren van het CJG of beleidsmedewerkers van de gemeente. Geëxcludeerd zijn eerstelijns kinderfysiotherapeuten die geen lid zijn van de NVFK en tweedelijns/derdelijns kinderfysiotherapeuten omdat is gekozen voor een tijdsbesparende benadering van respondenten via de ledenadministratie van de NVFK.
2.4
Meetinstrument
Om te onderzoeken wat de bevorderende en belemmerende factoren zijn, is gebruik gemaakt van een enquête (bijlage II, III). Dit middel is gekozen omdat in een kort tijdsbestek bij een groot aantal respondenten achterhaald kan worden in hoeverre zij bepaalde factoren 8
(waarvan het potentiële belang al is vastgesteld) ook daadwerkelijk als belemmerend of bevorderend ervaren. Een deel van de enquêtevragen is afkomstig uit een bestaande vragenlijst die is ontwikkeld voor het identificeren van knelpunten voor het invoeren van vernieuwingen in de patiëntenzorg.10 Slechts de vragen die relevant zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag zijn gebruikt. Aan de enquête zijn extra vragen toegevoegd om bijkomende relevante, verdiepende informatie te vergaren. De vragen zijn gesteld in de vorm van stellingen, waarbij de respondenten konden aangeven in hoeverre zij het eens of oneens waren met de stelling. Vragen werden meestal positief gesteld, dat wil zeggen dat de respondent die het (zeer) oneens is met de stelling de onderliggende factor als een belemmering zou kunnen ervaren. Er werd gebruik gemaakt van een ordinale antwoordschaal (5-punt Likert schaal).12 Om de respons te maximaliseren en een binnen het tijdsbestek haalbare verwerking van de antwoorden te realiseren is gekozen voor gesloten vragen. Voor het opsporen van fouten en problemen zijn er een aantal proefafnamen gehouden onder diverse personen. De proefbeoordelaars varieerden van experts tot leken op het gebied van onderzoek en/of implementatie binnen de gezondheidszorg. Voor de beide onderzoekspopulaties zijn verschillende maar vrijwel identieke enquêtes gebruikt. De enquêtes zijn in een websurvey programma ontwikkeld.19 Dit vergemakkelijkt het invullen voor de respondent en het verwerken van de gegevens voor de onderzoeker.
2.5
Procedure
De enquête is begin februari 2011 naar de kinderfysiotherapeuten verzonden via de ledenadministratie van de NVFK, daarnaast is de enquête op de homepage van de NVFK geplaatst.20 De enquête voor de projectcoördinatoren van het CJG en beleidsmedewerkers van de gemeenten is verzonden per mail. De contactgegevens zijn telefonisch en via het internet verzameld. Om de respons zo groot mogelijk te maken zijn verschillende acties ondernomen. Er is een introductiebrief verzonden (bijlage IV, V). Begin maart 2011 is een herinneringsmail verzonden. De respondenten hebben een link ontvangen naar een website waarin het 9
onderzoek inhoudelijk wordt uitgelegd.21 De enquête kon online worden ingevuld met de mogelijkheid tot onderbreken en later vervolgen. De enquêtes zijn anoniem verwerkt. De respondenten van het CJG zijn telefonisch benaderd om hen te motiveren medewerking te verlenen aan het onderzoek.
2.6
Dataverwerking en data analyse
De data worden verwerkt en geanalyseerd in SPSS versie 15. De onderzoeksvariabelen zijn voornamelijk op nominale en ordinale schaal gemeten. De analyses zijn gericht op het tonen van een verdeling van de data en de absolute en relatieve frequenties van de waarden van de variabelen. Dit is statistisch getoetst met staafdiagrammen, skewness, kurtosis en frequentietabellen. In de analyse worden de vragen voortkomend uit de bestaande vragenlijst10 ingedeeld in vier rubrieken: kenmerken van innovatie, kenmerken van de zorgverlener, kenmerken van de patiënt en kenmerken van de organisatorische, sociale, politieke en maatschappelijke context. De overige vragen worden niet ingedeeld in deze vier rubrieken. Een factor wordt als bevorderend beschouwd als meer dan 80% positief reageert op de stelling. Een factor wordt als belemmerend beschouwd als meer dan 40% negatief reageert op de stelling. Indien tussen de 20-40% negatief reageert op een stelling zou er mogelijk sprake kunnen zijn van een belemmerende factor.
3.
Resultaten
3.1
Descriptieve gegevens respondenten
Kenmerken van de respondenten zijn weergegeven in tabel 1 iii.
3.2
Analyse enquêtes
De data zijn niet normaal verdeeld.
iii
Alle tabellen en figuren zijn bijgevoegd aan het einde van deze thesis, volgend op referentielijst.
10
Van de kinderfysiotherapeuten is 90% bekend met het CJG. Van deze kinderfysiotherapeuten werkt 32% al samen met het CJG, 1% hiervan heeft formele samenwerkingsafspraken gemaakt. De behoefte aan een samenwerking voor zowel de kinderfysiotherapeuten als het CJG wordt weergegeven in figuur 1. Van de kinderfysiotherapeuten geeft 92% aan te willen samenwerken met het CJG, 6% is neutraal hierin en 2% wil geen samenwerking aangaan. Van het CJG wil 74% samenwerken met de kinderfysiotherapeuten en 26% is neutraal hierin. Minimaal 80% van de respondenten vindt het belangrijk dat alle voorgestelde samenwerkingsonderdelen worden vastgelegd in samenwerkingsafspraken (figuur 2). Het aandeel dat volgens de respondenten in aanmerking komt voor multidisciplinaire behandeling wordt in figuur 3 weergegeven. De kinderfysiotherapeuten geven de afstemming van de zorg en samenwerking een gemiddeld rapportcijfer van 6,4 (SD=1,54). Het CJG geeft een gemiddeld rapportcijfer van 6,9 (SD 1,54). De kennis van de deskundigheid van de kinderfysiotherapeut wordt door 30,4% van het CJG als voldoende benoemt en door 13% als goed benoemt. Een deel van de kinderfysiotherapeuten werkt nooit samen met een consultatiebureau arts (7%), een jeugd- of schoolarts (17%), een jeugdverpleegkundige (47%), een gedragswetenschapper (psycholoog, (ortho)pedagoog 16%), het maatschappelijk werk (50%) en de intern begeleider van het onderwijs (5%). De analyse toonde diverse bevorderende factoren aan voor de implementatie van een samenwerking (tabel 2). In de rubriek innovatie blijkt dat 98% van de kinderfysiotherapeuten en 96% van het CJG een samenwerking goed vindt passen bij de manier van werken, bij hun werkstijl. Ook vinden de kinderfysiotherapeuten (98%) en het CJG (100%) een samenwerking goed aansluiten bij de manier van werken van hun organisatie. In de rubriek zorgverlener wordt zichtbaar dat de kinderfysiotherapeuten (97%) en het CJG (100%) geen moeite heeft met het veranderen van hun oude routines. Van de kinderfysiotherapeuten heeft 88% geen weerstand tegen het werken volgens protocollen, bij het CJG is dit 96%. In de rubriek patiënt verwachten de kinderfysiotherapeuten (96%) en het CJG (91%) dat ouders van patiënten toestemming geven voor multidisciplinaire samenwerking. In de rubriek context worden er door de kinderfysiotherapeuten (95%) en het CJG (100%) geen 11
problemen in de wetgeving verwacht ten aanzien van de samenwerking. Het CJG (100%) verwacht dat de professionals van het CJG meewerken in het aangaan van een samenwerking. Ook verwacht het CJG (96%) dat collega projectcoördinatoren meewerken in het aangaan van een samenwerking. Van het CJG verwacht 96% dat er ondersteuning is vanuit de lokale gemeente om een samenwerking te bevorderen. Kinderfysiotherapeuten (95%) verwachten dat hun leidinggevenden meewerken in het aangaan van een samenwerking. Uit de overige vragen blijkt dat de kinderfysiotherapeuten (95%) en het CJG (96%) een samenwerking iets vindt toevoegen aan de huidige manier van werken. De kinderfysiotherapeuten (98%) en het CJG (83%) vinden dat een samenwerking een goed aanknopingspunt is voor de eigen professionele ontwikkeling. De kinderfysiotherapeuten (93%) en het CJG (91%) willen actief meewerken aan het opzetten van een samenwerking. Het CJG is voldoende op de hoogte van de ontwikkelingen van het landelijk jeugdbeleid (91%) en het gemeentelijk jeugdbeleid (91%).
De analyse toonde diverse belemmerende factoren aan voor de implementatie van een samenwerking (tabel 2). In de rubriek innovatie blijkt dat 57% van de kinderfysiotherapeuten de factor tijdsinvestering als een belemmerende factor ziet. Van het CJG ervaart 4% tijdsinvestering als een belemmerende factor. De kinderfysiotherapeuten en het CJG (respectievelijk 94% en 96%) vinden het belemmerend als er onvoldoende mogelijkheid is tot afstemming op individuele behoeften en wensen. In de rubriek zorgverlener wordt de kennis omtrent de invulling van de samenwerking als belemmerende factor gezien, door zowel de kinderfysiotherapeuten (83%) als het CJG (74%). Van de kinderfysiotherapeuten staat 12% negatief tegenover het werken volgens protocollen. In de rubriek context is zichtbaar dat 78% van de kinderfysiotherapeuten het als een belemmerende factor ervaart als collega’s niet mee participeren in een samenwerking met het CJG. Daarnaast ervaart 61% de factor financiële vergoeding als belemmerende factor. Van het CJG ervaart 4% financiële vergoeding als een belemmerende factor. 12
Zowel de kinderfysiotherapeuten (73%) als het CJG (65%) willen invloed hebben op de inhoudelijke vormgeving van de samenwerking. Een aanzienlijk deel van de kinderfysiotherapeuten is onvoldoende op de hoogte van de ontwikkelingen van het landelijk en gemeentelijk jeugdbeleid, respectievelijk 33% en 34%. Zowel de kinderfysiotherapeuten (30%) als het CJG (26%) zijn onvoldoende op de hoogte van de ontwikkelingen van de geïntegreerde eerstelijnszorg. Van de kinderfysiotherapeuten vindt 69% dat de NVFK onvoldoende ondersteunt in het opzetten van samenwerkingsverbanden.
4.
Discussie
Met dit onderzoek is bekeken wat de bevorderende en belemmerende factoren voor de implementatie van een samenwerking zijn. Er zijn enkele kanttekeningen bij het onderzoek. De respons is minimaal. Dit betekent dat de gevonden resultaten geen optimale afspiegeling zijn voor de landelijke populatie van kinderfysiotherapeuten en projectcoördinatoren van het CJG. De betrouwbaarheid van de enquêtes is niet getoetst. De psychometrische eigenschappen van de bestaande vragenlijst10 zijn goed. De itemrespons is hoog en varieert van 96% tot 100%. De vragen zijn voldoende discriminerend en de interne consistentie is voldoende (α=0.63 tot α=0.68).10 Omdat er extra vragen zijn toegevoegd aan de enquêtes zal de itemrespons en de interne consistentie beïnvloed worden. Er is gekozen voor een enquête, hierdoor is er weinig diepgang in het verkrijgen van meningen. Het was vrij door wíe de enquête werd ingevuld. Mogelijk is de enquête door respondenten ingevuld die gemotiveerd zijn een samenwerking aan te gaan of die interesse hebben in een mogelijke samenwerking tussen de kinderfysiotherapie en het CJG. Een groot deel van de respondenten vindt alle voorgestelde samenwerkingsafspraken belangrijk. Kanttekening hierbij is dat er geen ruimte is open gelaten voor de respondent om een ander samenwerkingsonderdeel voor te stellen.
13
De kinderfysiotherapeuten verwachten dat een groot deel van de patiënten iv in aanmerking komt voor multidisciplinaire benadering. Het CJG acht dat minder dan 10% van de patiënten in aanmerking komt voor een multidisciplinaire benadering. Dit verschil is te verklaren uit het feit dat de doelgroep en het takenpakket van het CJG veel uitgebreider is dan de doelgroep van de kinderfysiotherapeut.
Voor de kinderfysiotherapeuten is het belangrijk dat collegae participeren in de samenwerking. Indien dit onvoldoende wordt gewaarborgd is de kans op concurrentie tussen kinderfysiotherapeuten groter, dit kan onrust veroorzaken in het aangaan van een samenwerking. Een groot deel van de kinderfysiotherapeuten staat open om actief samen te werken met collega’s. De factoren tijdsinvestering en financiële vergoeding zijn door de kinderfysiotherapeuten als belemmerende factor geïdentificeerd, terwijl het CJG dit niet zo ervaart. Hoe groter de tijdsinvestering is die een samenwerking vergt, hoe kleiner de kans dat de kinderfysiotherapeut de samenwerking wil aangaan. Indien de diensten niet vergoed zullen worden, weerhoudt dit de kinderfysiotherapeut om de samenwerking aan te gaan. Dit resultaat komt overeen met de bevindingen uit het eindrapport van Kriek et al.15 In een publicatie van de GGD22 wordt benadrukt dat preventieve inspanning niet alleen iets kan doen aan de ziekteverschijnselen bij de jeugd zelf, maar ook preventief effect zal hebben op latere leeftijd. Investeren in de gezondheid van jeugd betaalt zich dubbel uit. Hier ligt mogelijk een kans om bij te dragen aan een oplossing voor het ondervangen van de belemmerende factor financiële vergoedingen.
De ontwikkelingen van het landelijk en gemeentelijk jeugdbeleid en de ontwikkelingen rondom de geïntegreerde eerstelijnszorg zijn niet bij iedereen goed bekend. Gezien de snelheid van veranderingen in beleidszaken is het belangrijk de kinderfysiotherapeut te
iv
W aar in dit artikel patiënt wordt geschreven wordt hiermee patiënt dan wel cliënt bedoeld. 14
stimuleren deze ontwikkelingen zelf bij te houden. Dit zal vergemakkelijkt moeten worden, een voorstel kan zijn dat de NVFK dit onderwerp geregeld in nieuwsbrieven laat terugkomen. Men verwacht niet dat er problemen zijn in de wetgeving ten aanzien van de samenwerking. Dit is tegenstrijdig aan de resultaten uit het eindrapport van Kriek et al.15, hier geven de professionals aan dat sommige probleemgevallen of signalen van problemen niet worden gemeld bij het CJG vanwege de bescherming van de privacy.
Het CJG is landelijk nog in ontwikkeling. Uit het eindrapport van Kriek et al.15 blijkt dat in de gemeenten die al langer een CJG hebben, de basisfuncties (zie § 1.2) een plek hebben gekregen. Is dit nog niet het geval dan zal de kans groter zijn dat het CJG nog niet in staat is een samenwerking aan te gaan met de kinderfysiotherapeut. Geconcludeerd kan worden dat het tijdstip van het aangaan van een samenwerking dus van groot belang is.
Het doel van het CJG is de kinderen die hulp nodig hebben ook daadwerkelijk te bereiken. Omdat het CJG nog niet lang bestaat, is nog niet bekend of er inderdaad sprake is van toegenomen efficiëntie in toeleiding naar zorg. Desondanks is de NVFK, alsook de respondenten van het onderzoek, van mening dat er een formele samenwerking moet komen tussen de kinderfysiotherapeuten en het CJG.
Het CJG is een grote instantie die meerdere samenwerkingsverbanden moet aangaan en onderhouden. Ze zijn dit niet verplicht aan kinderfysiotherapeut. De respondenten van het CJG willen echter wel actief meewerken aan het opzetten van een samenwerking. Tevens ervaren de respondenten van het CJG minder belemmerende factoren voor een samenwerking dan de kinderfysiotherapeuten.
Slechts 1% van de kinderfysiotherapie respondenten heeft formele samenwerkingsafspraken met het CJG, desalniettemin wordt al wel samengewerkt. Doch het beter is als de gemeenten, de kinderfysiotherapeuten en het CJG een gezamenlijke visie ontwikkelen op de
15
huidige en toekomstige zorgvraag in de betreffende gemeente zodat er een lokaal afgestemd, doelmatig zorgaanbod ontstaat. Door alleen aan inhoud te werken volstaat een samenwerking niet, er zullen zeker op organisatorisch niveau beslissingen genomen moeten worden. Dit wordt evident gemaakt met de literatuur over implementatietheorieën.10,11,12
5.
Conclusie & aanbevelingen
Er is inzicht verkregen in de bevorderende en belemmerende factoren voor het aangaan van een samenwerking tussen de kinderfysiotherapie en het CJG. De NVFK wil een handreiking ontwikkelen om een samenwerking tussen de kinderfysiotherapie en het CJG te bevorderen. Aanbevolen wordt om hierbij rekening te houden met de bevorderende en belemmerende factoren. Er moet worden opgemerkt dat een belemmerende factor een bevorderende factor kan worden als de eerstgenoemde in een implementatiestrategie wordt ingepast. Geadviseerd wordt het implementatiemodel van Grol hierbij te gebruiken. Door op dit model voort te bouwen is de kans van slagen van de implementatie van de samenwerking groter. Er moeten contacten worden gelegd met de gemeenten die betrokken zijn bij het onderzoek van Kriek et al.15 om best practices te achterhalen.
Uit het onderzoek is duidelijk naar voren gekomen dat het CJG per gemeente anders georganiseerd is, aangepast op de behoeften van de lokale bevolking en zorgaanbieders. Afhankelijk van de wensen en behoeften van de kinderfysiotherapeuten en het CJG kan een Regionaal Ondersteunings Structuur (ROS) of een Regionaal Genootschap Fysiotherapie (RGF) een ondersteunende rol spelen. Daarbij kunnen kinderfysiotherapeuten in de regio een netwerk opzetten om elkaar te ondersteunen. De samenwerking zal landelijk gericht moeten worden op de organisatorische processen, de inhoud van de samenwerking zal op gemeentelijk niveau vormgegeven moeten worden.
16
Referenties 1
2
3 4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19 20
21
22
Centrum voor Jeugd en Gezin. Centra voor Jeugd en Gezin en eerstelijnszorg. Handreiking voor gemeenten. http://www.vng.nl/Documenten/Extranet/Sez/JOC/CJG_en_eerstelijnszorg_2010.pdf (2010). e Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie. 54 Algemene Ledenvergadering van de NVFK. http://nvfk.fysionet.nl/scrivo/asset.php?id=572136 (23 november 2010). Cermak SA and Larkin DL. Developmental Coordination Disorder. [ed.] Albany : Delmar, 2002. Missiuna C, Gaines R and Soucie H. Why every office needs a tennisball: a new approach to assessing the clumsy child. Canadian Medical Association Journal, 2006: 471-473. Iversen S. Children with developmental problems and disorders: selected aspects of motor and multidisciplinary assessment and intervention (Dissertation). Bergen: University of Bergen, 2006. Een dynamische eerstelijnszorg. Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2008/01/25/dynamischeeerstelijnszorg.html (25 januari 2008). Doelstellingenbrief eerstelijnszorg. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2008/07/04/doelstellingenbriefeerstelijnszorg.html (3 juli 2008). Één gezin één plan: coördinatie van zorg. http://www.vng.nl/Documenten/Extranet/Sez/JOC/GezinPlanCoordinatieZorg_2010.pdf (2010) Beleidsagenda 2011 Jeugd en Gezin. Rijksoverheid. http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/publicaties-pb51/beleidsagenda-2011jeugd-en-gezin.html (27 september 2010). Peters MAJ, Harmsen M, Laurant MGH, Wensing M. Ruimte voor verandering? Knelpunten en mogelijkheden voor verbeteringen in de patiëntenzorg. Nijmegen: Afdeling Kwaliteit van Zorg (WOK), UMC St Radboud Nijmegen, 2002. Fleuren M, Wiefferink K, Paulussen T. Determinants of innovation within health care organizations. Literature review and Delphi study. International Journal for Quality in Health Care 2004; 16-2:107-123. Grol R, Wensing M. Implementatie: Effectieve verbetering van de patiëntenzorg. Elsevier Gezondheidszorg Maarssen; 2006. Derde druk. Centrum voor Jeugd en Gezin. Professionals in het Centrum voor Jeugd en Gezin. Samenwerken in het belang van jeugdigen en opvoeders. http://www.samenwerkenvoordejeugd.nl/nl/Projecten/Web-PaginasBreed-Centrum-voor-Jeugd-en-Gezin/Ondersteuning-professionals/2010-2010-2010Ondersteuning_professionals-Brochure.html (januari 2011) Eisink-Weg A. (2009). Assesment of current partnerships in pediatric care. International journal for Quality in Health Care (wordt aangeboden voor publicatie). Kriek F, Berg B, Stouten J, Vaan KMB, Witvliet M, Idema W, et al. Eindrapport. De CJG-Vorming begin 2010. Een doorkijk bij tien gemeenten. Amsterdam. Regioplan Beleidsonderzoek, Ministerie voor Jeugd en Gezin. Publicatienummer 1989, april 2010. Munsterman J, Lever T, Stel H, Leeuw E, Schrijvers G. Kind en ouder centraal. Onderzoek naar de samenwerkingsverbanden van de OKC’s in Amsterdam met de eerstelijn en het onderwijs. Utrecht: Julius Centrum voor gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde, UMC Utrecht, jaartal onbekend. Nederlands Jeugd instituut. Kennis over jeugd en opvoeding. http://www.nji.nl/smartsite.dws?id=103050 (november 2011) Volksgezondheid toekomstverkenning. Nationale Atlas Volksgezondheid. http://www.zorgatlas.nl/thema-s/jeugd/centrum-jeugd-en-gezin/ (15 februari 2011). Enquête maken. www.enquetemaken.be (datum publicatie onbekend). De Fysiotherapeut. Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie. http://nvfk.fysionet.nl/index.php?p=579753 (februari 2011). De Fysiotherapeut. Nederlandse Vereniging voor Kinderfysiotherapie. Nieuwsbrief: Eerstelijnskinderfysiotherapie & Centra voor Jeugd en Gezin? http://nvfk.fysionet.nl/scrivo/asset.php?id=580634 (februari 2011). Waal S. Jeugdgezondheidszorg: zijn we op de goede weg? Bericht van een reiziger. Public SPACE Foundation. In opdracht van GGD Nederland. Januari 2010.
17
Tabel 1:
Descriptieve gegevens respondenten
Kenmerken
Eerstelijns kinderfysiotherapeuten
Projectcoördinatoren CJG en beleidsmedewerkers Jeugd van gemeenten
Respondenten
N =112
N= 23
(N, %)
15,2%*
9,2%**
Leeftijd in jaren
48
42
(gem, spreiding)
25-65
29-54
Noord 10,1%
Noord 8,7%
Oost 21,1%
Oost 21,7%
Zuid 24,8%
Zuid 47,8%
West 35,8%
West 8,7%
Midden 8,3%
Midden 13%
Klein 22%
Klein 30,4%
Midden 48,6%
Midden 65,2%
Groot 29,4%
Groot 4,3%
Regio (% noord, oost, zuid, midden, west)
Inwonersgrootte (% klein, midden, groot)
N= aantal. %=percentage. gem= gemiddelde. *totale steekproef 739 kinderfysiotherapeuten. **totale steekproef 250 gemeenten.
Figuur 1
Behoefte aan samenwerking
Aantal kinderfysiotherapeuten dat w il samenw erken met het CJG
0% zeer mee oneens
2%
mee oneens
6%
eens noch oneens
26%
mee eens zeer mee eens
66%
Aantal respondenten CJG dat w il samenw erken met de kinderfysiotherapeuten
0% zeer mee oneens
0%
mee oneens
0% 26%
eens noch oneens mee eens zeer mee eens
74%
Figuur 2
Samenwerkingsonderdelen
Kinderfysiotherapeuten
CJG
Samenwerkingsonderdelen
Afspraak over doelgroep kinderfysiotherapeut en CJG T oegang tot geindiceerde jeugdzorg T oegang tot Zorg- en Adviesteams Plaatsen voorlichtingsmateriaal van het CJG in praktijk kinderfysiotherapeut Plaatsen voorlichtingsmateriaal huisvesting CJG Plaatsen voorlichtingsmateriaal website kinderfysiotherapeut Plaatsen voorlichtingsmateriaal website CJG aansluiting op Verwijsindex risicojongeren overzicht eerstelijns kinderfysiotherapeuten in gemeente inclusief contactgegevens en specialisatie(s) sociale kaart* uitbreiden preventieve zorg multidisciplinaire casusbesprekingen mogelijkheid tot schriftelijk patientenoverleg mogelijkheid tot telefonisch patientenoverleg afspraken over verwijzen en terugrapporteren
0
10 20
30 40
50 60
70 80
90 100
Percentage respondenten dat onderdeel (zeer) belangrijk vindt
* = sociale kaart waarin medewerkers van het CJG aangeven wie, wanneer, waarvoor en hoe bereikbaar is.
Figuur 3
Aandeel patiënten/cliënten dat in aanmerking komt voor multidisciplinaire benadering
Kinderfysiotherapeuten: aandeel patienten dat in aanmerking komt v oor multidisciplinaire benadering
minder dan 10% minder dan 50%
1% 15%
50%
8%
meer dan 50% 100%
25% 51%
CJG: aandeel clienten dat in aanmerking komt v oor multidisciplinaire benadering
0% minder dan 10%
0% 13%
minder dan 50%
0%
50% meer dan 50% 100%
87%
Tabel 2:
Belemmerende factoren voor een samenwerking tussen de kinderfysiotherapeuten en het CJG
Kenmerken
Vraagstelling
Innovatie
Ik vind het belangrijk dat een samenwerking mij genoeg ruimte geeft om zelf afwegingen te maken. Ik vind het belangrijk dat een samenwerking mij genoeg ruimte geeft om de wensen van de patiënt mee te laten wegen. Een samenwerking kost veel tijd. Een samenwerking past niet goed bij de manier van werken bij mijn werkstijl. Een samenwerking past niet goed bij de manier van werken van mijn organisatie. Ik wil graag meer over de samenwerking weten voordat ik eventueel besluit de samenwerking aan te gaan. Ik heb moeite met het veranderen van mijn oude routines. Ik heb in het algemeen weerstand tegen het werken volgens protocollen. Ik verwacht dat ouders van patiënten toestemming geven voor multidisciplinaire samenwerking. Ik voorzie problemen in de wetgeving ten aanzien van de samenwerking. Ik vind het belangrijk dat collega kinderfysiotherapeuten uit de regio mee participeren in een samenwerking met het CJG. De professionals van het CJG werken mee in het aangaan van een samenwerking met de eerstelijns kinderfysiotherapie. Leidinggevenden werken niet mee in het aangaan van een samenwerking. Collega zorgcoördinatoren/projectleiders CJG werken mee in het aangaan van een samenwerking met de eerstelijns kinderfysiotherapie. Er is ondersteuning vanuit de lokale gemeente om een samenwerking met de eerstelijns kinderfysiotherapie te bevorderen. Een samenwerking vereist een financiële vergoeding. Ik heb op mijn werkplek voldoende toegang tot een computer. Een samenwerking voegt iets toe aan de huidige manier van werken. De samenwerking is een goed aanknopingspunt voor mijn eigen professionele ontwikkeling. Ik wil actief meewerken aan het opzetten van een samenwerking. Ik wil invloed hebben op de inhoudelijke vormgeving van de samenwerking. Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen van het landelijk jeugdbeleid. Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen van het gemeentelijk jeugdbeleid. Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen ten aanzien van de geïntegreerde eerstelijnszorg. De NVFK ondersteunt mij in het opzetten van samenwerkingsverbanden.
Zorgverlener
Patiënt Context
Overige vragen**
*= **= N= x=
% respondenten dat factor als een belemmerende factor* zou kunnen ervaren KFT CJG (n=23) (n=112) 90 83 94
96
57 2
4 4
2
0
83
74
3 12
0 4
4
9
5
0
78
X
x
0
5
X
x
4
x
4
61 5
4 X
5
4
2
17
7
9
73
65
33
9
34
9
30
26
31
X
indien de respondent het (zeer) oneens of (zeer) eens is, afhankelijk van richting van de vraagstelling (positief of negatief). overige vragen die extra zijn toegevoegd aan de enquête, deze komen niet uit bestaande vragenlijst. aantal respondenten totaal vraag niet gesteld in enquête betreffende doelgroep
Bijlagen
Bijlage I
Contacten CJG en kinderfysiotherapeuten
§
Landelijke Vereniging Georganiseerde eerstelijn: Dhr. A. van Eyck, Mw. T. Duysker.
§
Regionale Ondersteunings Structuren: Dhr. M. Roosenboom.
§
KNGF Regiokantoor Noord-Holland: Mw. K. Heyl.
§
CJG accountmanager Programmaministerie Jeugd en Gezin: Mw. de Jong.
§
De Jeugdzaak: Mw. A. van Woudenberg.
§
ROS Friesland: Mw. L.. van der Wal, Mw. A. Ruesen.
§
Congrescoördinator CJG: Mw. P. Schimmel, Coördinator Nascholing Public Health, divisie Julius Centrum UMC Utrecht.
§
CJG Hilversum: Dhr. C. Schröder.
§
Locatiebezoek CJG Roosendaal, Breda.
Bijlage II
Enquête gericht aan kinderfysiotherapeuten
(officiële enquête is via een websurvey uitgevoerd, hiermee is een heldere lay-out verkregen die het invullen vergemakkelijkt) 1.
Welke opleiding heeft u afgerond? ○ Kinderfysiotherapie ○ Master Specialized Physical Therapy (upgrade 2jr) ○ Master Pediatric Physical Therapy ○ Anders, namelijk:
1.
In welke gemeente(n) bent u werkzaam?
2.
Wat is uw leeftijd?
3.
Bent u bekend met het Centrum voor Jeugd en Gezin? ○ ja ○ nee
4.
Werkt u al samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin? ○ ja ○ nee
5.
Zo ja, is deze samenwerking formeel vastgelegd in een convenant van samenwerking of een intentieverklaring? ○ ja ○ nee
6.
Ik vind het belangrijk dat een samenwerking genoeg ruimte laat voor mij om zelf afwegingen te maken. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
7.
Ik vind het belangrijk dat een samenwerking mij genoeg ruimte geeft om de wensen van de patiënt mee te laten wegen. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
8.
De samenwerking voegt iets toe aan de huidige manier van werken. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
9.
Ik voorzie problemen in de wetgeving ten aanzien van samenwerking. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
10.
Ik wil graag meer over de samenwerking weten voordat ik eventueel besluit om de samenwerking aan te gaan. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
11.
Ik heb moeite met het veranderen van mijn oude routines. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
12.
Ik heb in het algemeen weerstand tegen het werken volgens protocollen. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
13.
Ik vind het belangrijk dat collega-kinderfysiotherapeuten uit de regio mee participeren in een samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
14.
Leidinggevenden werken niet mee in het aangaan van een samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
15.
Ik verwacht dat ouders van patiënten toestemming geven voor multidisciplinaire samenwerking. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
16.
Een samenwerking kost veel tijd. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
17.
Een samenwerking past niet goed bij de manier van werken bij mijn werkstijl. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
18.
Een samenwerking past niet goed bij de manier van werken van mijn organisatie. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
19.
Een samenwerking vereist een financiële vergoeding. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
20.
Welk patiëntenaandeel komt volgens u in aanmerking voor een multidisciplinaire benadering? ○ minder dan 10% ○ minder dan 50% ○ 50% ○ meer dan 50% ○ 100%
21.
Welk cijfer geeft u de afstemming van zorg en samenwerking in het algemeen in uw werkomgeving (1-10)?
22.
Met welke andere disciplines werkt u samen en hoe vaak?
Discipline Consultatiebureauarts Jeugd-, Schoolarts Jeugdverpleegkundige Gedragswetenschapper (psycholoog, (ortho)pedagoog) (school)maatschappelijk werk Intern Begeleider onderwijs
Dagelijks
Wekelijks
Maandelijks
4x per jaar ○ ○ ○
Nooit
○ ○ ○
○ ○ ○
○ ○ ○
○ ○ ○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
23.
Geef in onderstaande tabel aan hoe tevreden u bent over de huidige manier van doorverwijzen (duidelijke hulpvraag verwijzer, werkelijke indicatie). Indien u niet eerder heeft samengewerkt met een professional hoeft u niets in te vullen:
Disciplines Consultatiebureauarts Jeugd-, Schoolarts Jeugdverpleegkundige gedragswetenschapper (psycholoog, (ortho)pedagoog) (school)maatschappelijk werker Intern Begeleider onderwijs 24.
Consultatiebureauarts Jeugd-, Schoolarts Jeugdverpleegkundige Gedragswetenschapper (psycholoog, (ortho)pedagoog) (school)maatschappelijk werker Intern Begeleider onderwijs
○
○
○
○
○
○
○
○
○
Zeer Ontevreden Gedeeltelijk Tevreden Zeer ontevreden (on)tevreden tevreden ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
Geef in onderstaande tabel aan hoe tevreden u bent over de bereikbaarheid van de verschillende disciplines. Indien u niet eerder heeft samengewerkt met een professional hoeft u niets in te vullen:
Disciplines Consultatiebureauarts Jeugd-, Schoolarts Jeugdverpleegkundige Gedragswetenschapper (psycholoog, (ortho)pedagoog) (school)maatschappelijk werker Intern Begeleider onderwijs 26.
○
Geef in onderstaande tabel aan hoe tevreden u bent over de informatie, die u krijgt van de verschillende disciplines:
Disciplines
25.
Zeer Ontevreden Gedeeltelijk Tevreden Zeer ontevreden (on)tevreden tevreden ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
Zeer Ontevreden Gedeeltelijk Tevreden Zeer ontevreden (on)tevreden tevreden ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○ ○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
Geef in onderstaande tabel aan hoe uw kennis is van de deskundigheid van de verschillende disciplines:
Disciplines
Onvoldoende Matig
Voldoende
Goed
Uitstekend
Consultatiebureauarts Jeugd-, Schoolarts Jeugdverpleegkundige gedragswetenschapper (psycholoog, (ortho)pedagoog) (school)maatschappelijk werker Intern Begeleider onderwijs
○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○
○ ○ ○ ○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
27.
De samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin is een goed aanknopingspunt voor mijn eigen professionele ontwikkeling. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
28.
Ik wil samenwerken met het Centrum voor Jeugd en Gezin. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
29.
Ik wil actief meewerken met het opzetten van de samenwerking. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
30.
Ik wil invloed hebben op de inhoudelijke vormgeving van de samenwerking. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
31.
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen van het landelijk jeugdbeleid. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
32.
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen van het gemeentelijk jeugdbeleid. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
33.
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen ten aanzien van de geïntegreerde eerstelijnszorg. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
34.
De NVFK ondersteunt mij in het opzetten van multidisciplinaire samenwerkingsverbanden. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
35.
Ik heb op mijn werkplek voldoende toegang tot een computer. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
36.
Geef aan hoe belangrijk u het acht om onderstaande onderdelen in samenwerkingsafspraken vast te leggen: Helemaal niet Niet belangrijk belangrijk
Afspraken over verwijzen en terugrapporteren Mogelijkheid tot telefonisch patiëntoverleg Mogelijkheid tot schriftelijk patiëntoverleg Multidisciplinaire casusbesprekingen
Belangrijk
Zeer belangrijk
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
Uitbreiden preventieve zorg Sociale kaart waarin medewerkers aangeven CJG wie, wanneer, waarvoor en hoe bereikbaar Aansluiting van eerstelijnszorgverleners op Verwijsindex risicojongeren Plaatsen voorlichtingsmateriaal website CJG Plaatsen voorlichtingsmateriaal huisvesting CJG Toegang tot Zorg- en Adviesteams Toegang tot geïndiceerde jeugdzorg Afspraak over doelgroep kinderfysiotherapeut en CJG
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
Referenties Peters MAJ, Harmsen M, Laurant MGH, Wensing M. Ruimte voor verandering? Knelpunten en mogelijkheden voor verbeteringen in de patiëntenzorg. Nijmegen: Afdeling Kwaliteit van Zorg (WOK), UMC St Radboud Nijmegen, 2002
Bijlage III
Enquête gericht aan Centra voor Jeugd en Gezin
(officiële enquête is via een websurvey uitgevoerd, hiermee is een heldere lay-out verkregen die het invullen vergemakkelijkt) 1.
Wat is uw beroep/functieomschrijving in relatie tot het Centrum voor Jeugd en Gezin?
2.
In welke gemeente(n) bent u werkzaam?
3.
Wat is uw leeftijd?
4.
Zijn er in de gemeente al samenwerkingsverbanden met de eerstelijns kinderfysiotherapie? ○ ja ○ nee
5.
Zo ja, is deze samenwerking formeel vastgelegd in een convenant van samenwerking of een intentieverklaring? ○ ja ○ nee
6.
Ik vind het belangrijk dat een samenwerking genoeg ruimte laat voor mij om zelf afwegingen te maken. Zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
7.
Ik vind het belangrijk dat een samenwerking mij genoeg ruimte geeft om de wensen van de patiënt mee te laten wegen. Zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
8.
Een samenwerking voegt iets toe aan de huidige manier van werken. Zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
9.
Ik voorzie problemen in de wetgeving ten aanzien van samenwerking. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
10.
Ik wil graag meer over de samenwerking weten voordat ik eventueel besluit om de samenwerking aan te gaan. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
11.
Ik heb moeite met het veranderen van mijn oude routines. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
12.
Ik heb in het algemeen weerstand tegen het werken volgens protocollen. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
13.
De professionals van het CJG werken mee in het aangaan van een samenwerking met de kinderfysiotherapeuten. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
14.
Collega-zorgcoördinatoren werken mee in het aangaan van een samenwerking met de kinderfysiotherapeuten. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
15.
Er is ondersteuning vanuit de lokale gemeente om een samenwerking tussen CJG en kinderfysiotherapeut te bevorderen. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
16.
Ik verwacht dat ouders van cliënten toestemming geven voor multidisciplinaire samenwerking. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
17.
Een samenwerking kost veel tijd. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
18.
Een samenwerking past niet goed bij de manier van werken bij mijn werkstijl. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
19.
Een samenwerking past niet goed bij de manier van werken van mijn organisatie. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
20.
Een samenwerking vereist een financiële vergoeding. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
21.
Welk cliëntaandeel komt volgens u in aanmerking voor een multidisciplinaire behandeling waarbij van het Centrum van Jeugd en Gezin en de eerstelijns kinderfysiotherapeut? ○ minder dan 10% ○ minder dan 50% ○ 50% ○ meer dan 50% ○ 100%
22.
Welk cijfer geeft u de afstemming van zorg en samenwerking in het algemeen in uw werkomgeving (1-10)?
23.
Hoe is uw kennis van de deskundigheid van de eerstelijns kinderfysiotherapie? Onvoldoende / matig / voldoende / goed / uitstekend
24.
De samenwerking met de kinderfysiotherapie is een goed aanknopingspunt voor mijn eigen professionele ontwikkeling. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
25.
Ik wil samenwerken met de eerstelijns kinderfysiotherapie. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
26.
Ik wil actief meewerken met het opzetten van een samenwerking. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
27.
Ik wil invloed hebben op de inhoudelijke vormgeving van de samenwerking. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
28.
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen van het landelijk jeugdbeleid. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
29.
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen van het gemeentelijk jeugdbeleid. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
30.
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen ten aanzien van de geïntegreerde eerstelijnszorg. zeer mee oneens / mee oneens / eens noch oneens / mee eens / zeer mee eens
31.
Geef aan hoe belangrijk u het acht om onderstaande onderdelen in samenwerkingsafspraken vast te leggen:
Helemaal niet belangrijk Afspraken over verwijzen en terugrapporteren Mogelijkheid tot telefonisch patiëntoverleg Mogelijkheid tot schriftelijk patiëntoverleg Multidisciplinaire casusbesprekingen Uitbreiden preventieve zorg Overzicht eerstelijns kinderfysiotherapeuten in regio inclusief adresgegevens en eventuele specialisatie Aansluiting van eerstelijnszorgverleners op Verwijsindex risicojongeren Foldermateriaal CJG in praktijk kinderfysiotherapie kunnen plaatsen Link naar CJG website op website kinderfysiotherapeut Afspraak over doelgroep kinderfysiotherapeut en
Niet belangrijk Belangrijk
Zeer belangrijk
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
○
CJG
Referenties Peters MAJ, Harmsen M, Laurant MGH, Wensing M. Ruimte voor verandering? Knelpunten en mogelijkheden voor verbeteringen in de patiëntenzorg. Nijmegen: Afdeling Kwaliteit van Zorg (WOK), UMC St Radboud Nijmegen, 2002
Bijlage IV
Introductiebrief gericht aan de kinderfysiotherapeuten
Samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin “Is er bij de eerstelijns kinderfysiotherapeuten behoefte aan samenwerking met het Centrum voor Jeugd en Gezin” ? De Nederlandse Vereniging Fysiotherapie voor Kinderen (NVFK) wil dit graag onderzoeken. Met behulp van een vragenlijst wil de NVFK inzicht krijgen in de behoefte naar een samenwerking tussen de kinderfysiotherapeut en het CJG. De bevorderende en belemmerende factoren voor het opzetten van een samenwerking zullen zichtbaar worden. De informatie uit de enquête zal door de NVFK gebruikt worden om een landelijke handreiking te ontwikkelen die aansluit bij de behoeften van de kinderfysiotherapeut en het CJG. De handreiking bevordert de samenwerking wat zal leiden tot een efficiënte en (lokaal) afgestemde zorgverlening voor kind en ouders. De resultaten uit de vragenlijst zullen in mei 2011 gepresenteerd worden op de website van het NVFK. De vragenlijst is ontwikkeld voor eerstelijns kinderfysiotherapeuten en wordt landelijk verspreid. De gegevens uit de vragenlijst worden anoniem en vertrouwelijk verwerkt. De vragenlijst bestaat uit 37 vragen. Het invullen ervan zal ongeveer 12 à 15 minuten in beslag nemen. Om te beginnen met invullen klikt u op “Start de enquête”. Graag ontvangen wij de vragenlijst uiterlijk vrijdag 4 maart 2011 retour. Wij waarderen uw mening zeer en danken bij voorbaat hartelijk voor uw medewerking. Voor vragen over de inhoud van dit project kunt u terecht bij: Heleen Jansen Master Pediatric Physical Therapy i.o. Commissielid Project Centrum voor Jeugd en Gezin NVFK
[email protected] of op de website: http://nvfk.fysionet.nl/index.php?p=579753 http://nvfk.fysionet.nl/scrivo/asset.php?id=580634 Start de enquête
Bijlage V
Introductiebrief gericht aan het CJG
Samenwerking met de eerstelijns kinderfysiotherapie “Is er bij de Centra voor Jeugd en Gezin behoefte aan samenwerking met eerstelijns kinderfysiotherapeuten”? De Nederlandse Vereniging Fysiotherapie voor Kinderen (NVFK) wil dit graag onderzoeken. Met behulp van een vragenlijst wil de NVFK inzicht krijgen in de behoefte naar een samenwerking tussen het CJG en de kinderfysiotherapeut. De bevorderende en belemmerende factoren voor het opzetten van een samenwerking zullen hierdoor zichtbaar worden. De informatie uit de enquête zal door de NVFK gebruikt worden om een landelijke handreiking te ontwikkelen die aansluit bij de behoeften van u, als medewerker van het CJG. De handreiking bevordert de samenwerking wat uiteindelijk zal leiden tot een efficiënte en (lokaal) afgestemde zorgverlening voor kind en ouders. De vragenlijst is ontwikkeld voor de zorgcoördinatoren van het CJG of beleidsmedewerkers Jeugd van de gemeente (indien er nog geen bestaand CJG is) en wordt landelijk verspreid. De gegevens uit de vragenlijst worden anoniem en vertrouwelijk verwerkt. De vragenlijst bestaat uit 31 vragen. Het invullen ervan zal ongeveer 12 a 15 minuten in beslag nemen. Om te beginnen met invullen klikt u op “Start de enquête”. Graag ontvangen wij de vragenlijst uiterlijk vrijdag 4 maart 2011 retour. Wij waarderen uw mening zeer en danken bij voorbaat hartelijk voor uw medewerking. Voor vragen over de inhoud van dit project kunt u terecht bij: Heleen Jansen Master Pediatric Physical Therapy i.o. Commissielid Project Centrum voor Jeugd en Gezin NVFK
[email protected] Of op de website van het NVFK: http://nvfk.fysionet.nl/index.php?p=579753 http://nvfk.fysionet.nl/scrivo/asset.php?id=580634 Start de enquête