Samenwerken in de medische en paramedische sector
we hebben het voor u
Samenwerken in de medische en paramedische sector
U wenst met enkele collega’s een netwerk te vormen om meer en beter samen te werken, maar waarbij iedere zorgverlener zijn praktijk blijft uitoefenen in zijn eigen praktijkruimte? Of u opteert ervoor met uw associés te gaan samenwerken onder één dak, in een gezamenlijke praktijkruimte? Kunt u er dan mee volstaan om enkele losse afspraken over uw samenwerking te maken of kunt u de afspraken beter neerschrijven in een overeenkomst? Of is het noodzakelijk en nuttig om een vennootschap op te richten? Aangezien er veel soorten van samenwerking bestaan, biedt het recht een ruime keuze aan rechtsvormen om de door u gekozen samenwerking juridisch in te kleden. Dat kan gaan van de meest eenvoudige overeenkomst tot meer complexe vennootschapsstructuren. Een tip: als u kunt kiezen tussen twee evenwaardige structuren, kies dan voor de eenvoudigste. Elke structuur brengt extra verplichtingen en formaliteiten met zich mee. En dat kost geld!
Samenwerken in de medische en paramedische sector
Inhoud
(Maatschaps)overeenkomst of vennootschap met rechtspersoonlijkheid? Overeenkomst, maatschap of vennootschap met rechtspersoonlijkheid? ..................................... 5 Vennootschapsvormen ............................................ 6 Hoe bepaalt u uw keuze? ........................................ 7 Enkele belangrijke kenmerken van de voornaamste verenigings- en vennootschapsvormen met rechtspersoonlijkheid ......................... 9 • De vereniging zonder winstoogmerk (vzw) • De vennootschap onder firma (vof) • Belgisch Economisch Samenwerkingsverband (esv) • De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bvba) • De coöperatieve vennootschap (cv) Specifieke regelgeving en deontologie ................ 12 Samen-werken in associatie: met of zonder gemeenschappelijk aangekocht praktijkgebouw? Samenwerken is in. Solo is uit! .............................. 15 Samenwerken en samenwerken ........................... 16 De partijen: wie sluit de overeenkomst af? . ........ 16 Gelijkheid of ondergeschikt verband? . ................ 17 Voorwerp van de samenwerkingsovereenkomst ......................................................... 18
Wettelijke aansprakelijkheid (medische aansprakelijkheid) ................................ 18 Werking en besluitvorming ................................... 18 • Besluitvorming Een instapsom betalen: ja of neen? ...................... 21 • Ondersteuning van huisartsen • Eerste installatie • Aanvraag • De prijs van een apotheek • Kinesitherapeuten: wettelijke beperking van de vestiging Duur van de samenwerkingsovereenkomst ......... 24 Proefperiode ........................................................... 24 Einde van de samenwerkingsovereenkomst ........ 25 • Soorten beëindiging • Gevolgen van de beëindiging Inkomsten- en kostenverdeling in een associatie....................................................... 33 • Kostenassociatie • Professionele associatie Vakantieregeling .................................................... 38 • Volledige associatie of professionele associatie • Kostenassociatie Wat bij ziekte of ongeval? ..................................... 39 • Zwangerschap Geschillenregeling .................................................. 41
Samenwerken in de medische en paramedische sector
(Maatschaps)overeenkomst of vennootschap met rechtspersoonlijkheid? De meeste zorgverleners beoefenen hun kunde als natuurlijke persoon. Dat wil zeggen dat ze geen vennootschap hebben opgericht in het kader waarvan ze hun beroepsactiviteit uitoefenen. Almaar meer zorgverleners kiezen echter expliciet voor de oprichting van een vennootschap. De bvba (besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid), de enige vorm die door één persoon kan worden opgericht, is daarbij het meest voor de hand liggend. Temeer omdat er voor sommige beroepen vrij strenge deontologische regels gelden. Of u uw medische activiteit uitoefent in het kader van een vennootschap dan wel als natuurlijke persoon, heeft niet zoveel belang voor de keuze van de rechtsvorm bij samenwerking. U kunt zowel als natuurlijke persoon als in de rechtsvorm van een ebvba (eenpersoons-bvba) uw activiteiten in associatieverband uitoefenen.
Overeenkomst, maatschap of vennootschap met rechtspersoonlijkheid? Een veel gehoorde vraag is of het in geval van samenwerking – of het nu gaat om een kostenassociatie, een professionele associatie of de aankoop van een praktijkgebouw – volstaat een overeenkomst af te sluiten dan wel of u beter kiest om de activiteit van de associés onder te brengen in een rechtspersoon. We kunnen twee soorten associaties onderscheiden: 1 ofwel een kostenassociatie, waarbij iedere arts voor eigen rekening werkt en de kosten volgens bepaalde verdeelsleutels worden verdeeld. In een kostenassociatie komt het erop aan duidelijk af te spreken hoe u de kosten verdeelt: op basis van reële kosten (te verdelen in gelijke delen, in procenten of afhankelijk van de bruto-omzet) of met een kostenpercentage; 2 ofwel een professionele of volledige associatie, waarbij de inkomsten op een gemeenschappelijke rekening komen. Na kostenaftrek wordt het saldo verdeeld tussen de associés, volgens bepaalde verdeelsleutels. Er zijn verschillende manieren om deze gepoolde inkomsten, waarvan de gemeenschappelijke kosten worden afgetrokken, onder de associés te verdelen. De meeste associaties, zowel kostenassociaties als professionele associaties, hebben hun onderlinge afspraken vastgelegd in een overeenkomst. Overeenkomsten bieden veel ruimte voor de onderhandelaars en kunnen snel en eenvoudig worden gewijzigd. Er zijn ook geen kosten verbonden aan het afsluiten van een overeenkomst. Ook voor de verwerving van een praktijkgebouw kiest men zeer dikwijls voor de aankoop in
onverdeeldheid, waarbij de onderlinge afspraken over het beheer van het onroerend goed in een overeenkomst worden opgenomen. Een overeenkomst heeft voor de partijen die de overeenkomst ondertekenen dezelfde kracht als een wet. Dat betekent dat de partijen de overeenkomst moeten naleven en te goeder trouw uitvoeren. Een overeenkomst kan trouwens enkel nietig worden verklaard als men kan bewijzen dat ze onder dwang werd afgesloten, dat er bedrog werd gepleegd, dat een partij niet over al haar geestvermogens beschikte bij het afsluiten van de overeenkomst, enz. Verder moet het voorwerp van de overeenkomst geoorloofd zijn, evenals de oorzaak. Ongeacht of u uw activiteit als natuurlijke persoon of als rechtspersoon uitoefent, kunt u een overeenkomst afsluiten met een collega of partner. Een specifieke overeenkomst voor samenwerking is de maatschapsovereenkomst. De partijen of vennoten hebben in deze formule een grote vrijheid om bepaalde afspraken vast te leggen. De maatschap is een vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid. Een andere mogelijkheid, behalve een overeenkomst sluiten, is samen een vennootschap (met rechtspersoonlijkheid) oprichten met als doel ofwel alleen de kosten te delen (kostenvennootschap) ofwel naast de kosten ook de inkomsten te delen (professionele vennootschap). Het is wel belangrijk dat alle vennoten op gelijke voet staan. Als één vennoot meer aandelen heeft dan een andere, dan is er – juridisch tenminste – een ongelijkheid, wat geen goede uitgangspositie is voor een geslaagde samenwerking. Kiest u voor een vennootschapsvorm met rechtspersoonlijkheid, dan moet u
wel rekening houden met de specifieke vereisten opgelegd door de diverse vennootschapsvormen. Sommige vennootschappen kunnen met twee personen worden afgesloten, voor andere zijn drie personen nodig. Voor de meeste vennootschappen is de tussenkomst van een notaris vereist, voor andere dan weer niet. Hierna vindt u een overzicht van de vennootschapsvormen die in aanmerking kunnen komen voor de vormgeving van een associatie of de aankoop van een praktijkgebouw.
Vennootschapsvormen Niet alle vennootschapsvormen zijn even geschikt voor samenwerking tussen zorgverleners. Als u met meerdere personen een vennootschap wilt oprichten, dan hebt u de keuze tussen vennootschapsvormen mét en zonder rechtspersoonlijkheid. Onder de rechtspersonen bestaat nog een onderscheid tussen volkomen en onvolkomen rechtspersonen. Bij de eerste is de aansprakelijkheid van de vennoten beperkt (bvba, nv, cvba, comm. va), bij de tweede (vof, comm. v, cvoa) niet. Alle vennootschapsvormen hebben een winstoogmerk, dit in tegenstelling tot de verenigingen, waarvan de vzw (vereniging zonder winstoogmerk) de bekendste is. Sommige vennootschappen kunt u oprichten met een onderhandse akte, wat wil zeggen dat er geen tussenkomst van een notaris vereist is om de vennootschap op te richten. Voor de meeste vennootschappen is echter een authentieke akte vereist: de tussenkomst van een notaris is wettelijk verplicht.
Samenwerken in de medische en paramedische sector
De publicatie van de oprichtingsakte in de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad is verplicht voor alle vennootschappen met rechtspersoonlijkheid (dus niet voor de maatschap). Door de publicatie wordt de oprichting van de vennootschap “geldig ten aanzien van derden”. Dat betekent dat iedereen geacht wordt van het bestaan van de vennootschap op de hoogte te zijn.
Aangezien de meeste samenwerkingsverbanden of associaties slechts de gemeenschappelijke kosten delen, volstaat meestal een gewone overeenkomst of maatschap. Maar ook wanneer naast de kosten ook de inkomsten worden verdeeld, is een gewone overeenkomst of maatschap meestal voldoende. Een maatschap heeft geen eigen rechtspersoonlijkheid. De overeenkomst moet nergens worden neergelegd of gepubliceerd.
Hoe bepaalt u uw keuze? Om deze vraag te beantwoorden, is het belangrijk in de eerste plaats te bepalen waarvoor u de vennootschap wilt oprichten en wat u ervan verwacht. We houden ons bewust ook aan de beperking van het onderwerp, namelijk de samenwerking tussen zorgverleners. Of het voor u als zorgverlener opportuun is om een eenhoofdige vennootschap op te richten, valt buiten het bestek van deze brochure. Daarvoor verwijzen we naar de KBC-brochure Eenmanszaak of vennootschap. Zoals eerder gezegd, hoeft u niet per se voor een ingewikkelde constructie te kiezen. Wat eenvoudig kan, kunt u het best eenvoudig houden. Belangrijk is ook dat u kiest voor een flexibele structuur. In- en uitstappen moet vlot kunnen verlopen. De tijd dat iemand een praktijk of officina begon en dat veertig jaar op dezelfde plaats en in dezelfde omstandigheden volhield, behoort tot het verleden. De juridische vorm moet ook transparant zijn. Want waar transparantie ophoudt, begint onethisch gedrag, wordt wel eens gezegd. Sommige zorgverleners zullen bij de keuze van hun vennootschapsvorm ook rekening moeten houden met bepaalde deontologische regels. Dat is vooral het geval voor artsen en apothekers.
Bij de aankoop van een onroerend goed, de aanwerving van personeel of de aankoop van dure en duurzame apparatuur, kunt u de oprichting van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid overwegen. Meer en meer samenwerkende zorgverleners kiezen er immers voor om hun activiteit in een afzonderlijk praktijkgebouw onder te brengen. Een groepspraktijk onderbrengen in een praktijkgebouw dat deel uitmaakt van de privéwoning van een van de collega’s is soms een valkuil en vergt goede afspraken. Een belangrijke vraag hierbij is ook: wordt een afzonderlijke vennootschap opgericht (een exploitatievennootschap of een patrimoniumvennootschap) die de eigenaar wordt van het praktijkgebouw of wordt het praktijkgebouw in gewilde mede-eigendom gekocht? Beide systemen hebben voor- en nadelen. Wellicht biedt de formule van mede-eigendom meer fiscale voordelen bij latere vervreemding. De nieuwe mede-eigenaar kan dan zijn deel in de eigendom opnieuw fiscaal in rekening brengen en aftrekken. Koopt hij aandelen in een patrimoniumvennootschap, dan kan hij die aandelen niet fiscaal aftrekken. Een nadeel is wel dat bij de verkoop of overdracht van een deel in de mede-eigendom de tussenkomst van een notaris vereist is. Bovendien bent u bij elke ver-
Samenwerken in de medische en paramedische sector
koop van een gedeelte van het onroerend goed het registratierecht (10% in het Vlaamse Gewest) verschuldigd. Meerwaarden gerealiseerd bij de verkoop zijn belastbaar in de personenbelasting, hetzij tegen het progressieve tarief verhoogd met de gemeentebelasting als men minder dan vijf jaar eigenaar is geweest van het onroerend goed, hetzij tegen 16,5% verhoogd met de gemeentebelasting als men meer dan vijf jaar eigenaar is geweest van het onroerend goed of naar aanleiding van de definitieve stopzetting van de activiteit. In de formule van de patrimoniumvennootschap kan de eigendomsoverdracht gebeuren door de verkoop van aandelen van de patrimoniumvennootschap. Bij een patrimoniumvennootschap kan de koper niet op een verhoogde basis afschrijven, wat gecompenseerd wordt door het feit dat er bij een latere realisatie van de aandelen geen belasting is op de meerwaarde. Hoe dan ook, in elke formule zult u de nodige afspraken moeten maken over een aantal elementen. Vooral wat er gebeurt wanneer een van de mede-eigenaars zijn activiteit stopzet, moet duidelijk en bij voorkeur vooraf worden vastgelegd in een overeenkomst.
Enkele belangrijke kenmerken van de voornaamste verenigings- en vennootschapsvormen met rechtspersoonlijkheid De vereniging zonder winstoogmerk (vzw) Van al de hierboven genoemde rechtsvormen is de vzw wellicht de bekendste. De oprichting van een dergelijke vereniging is aan weinig formaliteiten gebonden. U hoeft alleen maar de statuten op te stellen, ze te ondertekenen en neer te leggen in het register van de vzw’s op de griffie van de rechtbank van koophandel die verantwoordelijk is voor het werkgebied van de zetel van de vzw. De griffie zelf zorgt voor de publicatie van een uittreksel in de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad. Als geen uittreksel wordt neergelegd, zal de griffier geen uittreksel maken, maar worden de volledige statuten bekendgemaakt. De tussenkomst van een notaris is niet vereist. In de statuten bepaalt u onder meer de naam en het adres van de vereniging, het gerechtelijke arrondissement, wat het doel is van de vereniging, wie lid is, het minimumaantal leden (niet minder dan drie), hoe het lidmaatschap beëindigd wordt, of en zo ja hoeveel lidmaatschapsgeld (maximaal) moet worden betaald, wie lid is van de Algemene Vergadering, welke bevoegdheden de Algemene Vergadering heeft, de wijze van bekendmaking van de besluiten aan de leden, de benoeming van de bestuurders, de wijze waarop rekening en verantwoording moet worden afgelegd, de regels inzake statutenwijziging en de bestemming van het vermogen bij ontbinding. Een vzw bezit rechtspersoonlijkheid, wat betekent dat er een entiteit ontstaat los van die van de leden. De rechtspersoonlijkheid geldt vanaf de dag dat de statuten en de akte van benoeming van de eerste bestuur-
ders op de griffie van de rechtbank van koophandel zijn neergelegd. Een register van de leden, met opgave van de identiteit van de leden, moet worden neergelegd op de griffie van de rechtbank van koophandel van de plaats waar de vzw haar zetel heeft. Eén keer per jaar moeten de eventuele wijzigingen op de griffie worden neergelegd. Elk lid kan vrij ontslag nemen. Een lid kan slechts worden uitgesloten als de Algemene Vergadering met een tweederde meerderheid daartoe besluit. Een essentieel kenmerk van deze rechtsvorm is uiteraard dat er geen winstoogmerk is: de vzw mag geen handel drijven en mag geen materieel voordeel aan haar leden verschaffen. Goed om te weten is ook dat al wat u niet hebt geregeld in de statuten, wordt geregeld door de Wet van 27 juni 1921. De vzw mag een onroerend goed bezitten, voor zover dat verenigbaar is met het doel van de vereniging. Zo kan ze een onroerend goed aankopen om er een gemeenschappelijke praktijk, secretariaat en vergaderruimte in onder te brengen. Houd er rekening mee dat goederen aangekocht door een vzw bij de ontbinding van de vzw niet naar de leden kunnen gaan. Het verbod op het verschaffen van een stoffelijk voordeel aan de leden staat dit in de weg.
De vennootschap onder firma (vof) Een vof is de eenvoudigste vennootschapsvorm en sluit zeer sterk aan bij de maatschap. Zoals bij de maatschap kan in de statuten veel worden geregeld. In tegenstelling tot de maatschap is de vof een onvol-
10
komen rechtspersoon. De vennoten – minstens twee in aantal – zijn immers hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk: hun aansprakelijkheid is niet beperkt tot hun inbreng. Voor de oprichting volstaat een onderhandse akte, de tussenkomst van de notaris is niet nodig. Een minimumkapitaal is evenmin vereist. Aandelen zijn alleen overdraagbaar met de toestemming van de medevennoten. Alle beslissingen moeten in principe eenparig worden genomen. Een vof moet geen dubbele boekhouding voeren (tenzij de omzet een bepaald bedrag overschrijdt) en er moet in beginsel geen jaarrekening worden gepubliceerd. Fiscaal is de vof wel volledig gelijkgesteld met andere vennootschappen met rechtspersoonlijkheid.
Belgisch Economisch Samenwerkingsverband (esv) Een minder bekende samenwerkingsvorm, die hier en daar ook door artsen wordt toegepast, is het Belgisch Economisch Samenwerkingsverband (niet te verwarren met het Europees Economisch Samenwerkingsverband, eesv). Een esv heeft geen minimumkapitaal en mag niet tot doel hebben winst te maken voor zichzelf. Het resultaat van de activiteiten komt ten bate of ten laste van de leden. Het doel is eigenlijk “de economische bedrijvigheid van zijn leden te vergemakkelijken of te ontwikkelen, dan wel de resultaten te verbeteren of te vergroten”. Het doel is niet om winst te behalen voor zichzelf (en onder de aandeelhouders te verdelen), wel om in samenwerking tussen de leden onder elkaar ondersteunende activiteiten, die samenhangen met de voornaamste activiteiten van de leden, uit te voeren en zo de eigen werkzaamheden van de leden te verbeteren.
Samenwerken in de medische en paramedische sector
De activiteit van de leden moet economisch van aard zijn: ook de uitoefening van een vrij beroep of van andere diensten hoort daarbij. Een esv heeft rechtspersoonlijkheid vanaf de neerlegging van een uittreksel uit de oprichtingsakte ter griffie van de rechtbank van koophandel. De toetreding en de uittreding van leden is strikt geregeld, uitsluiting is mogelijk. U kunt een esv oprichten zowel met een authentieke akte (voor de notaris) als met een onderhandse akte. De inschrijving moet gebeuren in het rechtspersonenregister op de griffie van de rechtbank van koophandel. In de oprichtingsovereenkomst moet u onder meer de volgende gegevens vermelden: de naam, het doel en de identiteit van de leden (minstens twee, zowel natuurlijke personen als rechtspersonen kunnen lid zijn), de wijze van benoeming en ontslag van de zaakvoerders, de wijze waarop bestuur en toezicht worden uitgeoefend, de plaats en dag van de ledenvergadering, de aard en waarde van de inbreng, en de zetel. De uittreding van een lid, de toelating van nieuwe leden en uitsluiting zijn alleen mogelijk als dat uitdrukkelijk is bepaald in de oprichtingsovereenkomst. De bestuursbevoegdheid wordt in geval van meerdere zaakvoerders verplicht collegiaal uitgeoefend. Jaarlijks wordt een ledenvergadering gehouden die de jaarrekening goedkeurt. De vergadering moet ook bijeenkomen op verzoek van een zaakvoerder of een lid. Deze vergadering is het opperste orgaan van het esv. Het esv wordt bestuurd door een of meer zaakvoerders die al dan niet lid zijn. De zaakvoerders moeten natuurlijke personen zijn. Zij vertegenwoordigen het esv individueel, tenzij anders is bepaald. Ze zijn hoofdelijk aansprakelijk voor fouten in het bestuur.
De jaarrekening moet worden neergelegd bij de Nationale Bank van België. Het esv heeft geen minimumkapitaal in vennootschapsrechtelijke zin. Wel kunnen de leden verplicht zijn een inbreng te doen. Als er tekorten zijn, moeten de leden bijdragen. Ze zijn hoofdelijk aansprakelijk. Ze kunnen echter alleen persoonlijk worden veroordeeld om de schulden van het esv te betalen nadat tegen het esv zelf een veroordeling is uitgesproken. Een esv is nietig wanneer er een vormgebrek is. Het wordt van rechtswege ontbonden door de realisatie of het wegvallen van het doel, door het verstrijken van de bepaalde duur, door onbekwaamheid, overlijden, ontbinding, faillissement of uittreden (niet uitsluiting) van een lid, en door eenhoofdigheid. De leden kunnen ook eenparig tot de ontbinding besluiten.
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (bvba) Een bvba kan door een of meer personen worden opgericht. Het is een vennootschapsvorm met beperkte aansprakelijkheid van de aandeelhouders. Het kapitaal bedraagt minstens 18 550 euro, waarvan bij de oprichting minstens 6 200 euro moet worden gestort. Bij een ebvba (eenpersoons-bvba) moet u echter minstens 12 400 euro storten. De inbreng kan gebeuren in geld of in natura (bijvoorbeeld een gebouw of een wagen). Voor de oprichting is de tussenkomst van een notaris vereist. De oprichters van een bvba kunnen zowel natuurlijke personen als rechtspersonen zijn. Elk aandeel geeft recht op één stem, maar het stemrecht kan worden beperkt. Er kunnen alleen aandelen op naam zijn, geen aandelen aan toonder. De aandelen worden ingeschreven
11
in een aandelenregister waarin staat welke aandelen aan wie toebehoren. Aangezien het om een besloten vennootschap gaat, kunt u de aandelen niet vrij overdragen. Een vennoot kan worden uitgesloten. Een of meer vennoten samen, die minstens 30% van de stemmen bezitten, kunnen daartoe een vordering instellen bij de rechtbank. Een bvba wordt in principe opgericht voor onbepaalde duur. Ze wordt bestuurd door een of meer zaakvoerders die in principe individueel bestuurs- en vertegenwoordigingsbevoegdheid hebben.
De coöperatieve vennootschap (cv) De cv is een vennootschap met rechtspersoonlijkheid, samengesteld uit een veranderlijk aantal vennoten, met veranderlijke inbreng. Er bestaan twee soorten cv’s: de ene met beperkte aansprakelijkheid (cvba), de andere met onbeperkte aansprakelijkheid (cvoa). Voor de oprichting van een cv zijn er ten minste drie aandeelhouders nodig. Ook tijdens het bestaan van de cv moeten er altijd ten minste drie aandeelhouders zijn. In het geval van een cvoa is geen tussenkomst van een notaris vereist. U moet echter wel een uittreksel van de oprichtingsakte publiceren in de Bijlagen tot het Belgisch Staatsblad. Om de zes maanden moet u ook een lijst van de vennoten neerleggen op de griffie van de rechtbank van koophandel. In de cvoa zijn alle vennoten hoofdelijk en onbeperkt aansprakelijk voor alle schulden van de vennootschap. Een minimumkapitaal is niet vereist. Deze vorm ver-
12
toont zeer veel gelijkenis met de vof. In een cvba is de aansprakelijkheid van de aandeelhouders beperkt tot hun inbreng: zij staan met hun persoonlijk vermogen slechts borg voor de schulden van de vennootschap voor het bedrag van hun inbreng. Deze vennootschap moet wél worden opgericht met een authentieke akte. De tussenkomst van een notaris is dus vereist. Het minimumkapitaal bedraagt 18 550 euro, waarvan minstens 6 200 euro gestort moet zijn bij de oprichting. U moet een financieel plan opmaken en het ingebrachte geld storten op een geblokkeerde rekening op naam van de vennootschap. Voor een inbreng in natura is een verslag van een bedrijfsrevisor vereist. Er is oprichtersaansprakelijkheid. De cv is zeer soepel wat toetreding, uittreding en uitsluiting van vennoten betreft. U kunt de voorwaarden daarvoor vrij in de statuten bepalen, evenals de voorwaarden voor de terugneming van gestorte gelden. Discretionaire uitsluiting is echter niet mogelijk. Alleen de Algemene Vergadering kan zich hierover uitspreken, mits er een gegronde reden voor de uitsluiting is. De cv moet een register van de vennoten bijhouden dat vermeldt wie de vennoten zijn, de datum van hun toetreding, uittreding of uitsluiting, hoeveel aandelen ze bezitten, evenals de terugnemingen en bijstortingen.
Specifieke regelgeving en deontologie Voor de meeste zorgverleners bestaan er geen deontologische richtlijnen voor samenwerking. Voor artsen ligt dat anders. Zij moeten zich bij de keuze van de rechtsvorm en de bepaling van de inhoud van de over-
Samenwerken in de medische en paramedische sector
eenkomst of vennootschapsakte houden aan de zeer strenge plichtenleer van hun beroep. Voor de apothekers zijn deze deontologische bepalingen veel minder streng. Zij zijn echter onderworpen aan de nieuwe wettelijke regeling van het cotitularisschap. Volgens die regeling wordt iedere apotheek onder de verantwoordelijkheid van een of meer apothekerstitularissen geplaatst. Wanneer er meerdere apothekers-titularissen zijn, wordt een van hen aangewezen als verantwoordelijk voor het vervullen van de administratieve formaliteiten. Iedere apotheker-titularis is strafrechtelijk, civielrechtelijk en tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de farmaceutische handelingen, voor het beheer van de apotheek (voor zover dat rechtsreeks invloed heeft op de farmaceutische handelingen) en voor het toepassen van de wetgeving, waaronder de bepalingen betreffende goede farmaceutische praktijken in de apotheek. Als er meerdere apothekers-titularissen zijn, geldt er solidaire verantwoordelijkheid alsof zij die handelingen in eigen naam en voor eigen rekening zouden stellen. Apothekers kunnen slechts apotheker-titularis zijn van één enkele apotheek. Verder is het zo dat als de houder van een vergunning niet zelf de verantwoordelijkheid voor de apotheek verzekert, of als de vergunninghouder een rechtspersoon is, de vergunninghouder een of meer apothekerstitularissen aanwijst om de verantwoordelijkheid voor de apotheek op zich te nemen. Wanneer er meerdere apothekers-titularissen zijn, wijst de vergunninghouder een van hen aan om de administratieve formaliteiten te vervullen die vereist zijn in het kader van de registratieprocedure waarvoor een apotheker-titularis
verantwoordelijk is. De vergunninghouder stelt de apothekers-titularissen de nodige middelen en uitrusting ter beschikking voor de uitoefening van het beroep. Hij geeft hun voldoende autonomie en legt hun geen handelingen noch beperkingen op die de naleving van de wettelijk en deontologisch opgelegde vereisten verhindert. Voor artsen is de wettelijke reglementering rond samenwerking dan weer summier. Een KB van 16 juni 1999 definieert de begrippen associatie en samenwerkingsverband voor artsen. Onder associatie verstaat men een vrijwillig overeengekomen samenwerking tussen een gevestigde huisarts en een huisarts die maximaal vijf jaar erkend is of die arts-coöperant is geweest, of tussen een gevestigde arts-specialist en een arts-specialist die maximaal vijf jaar erkend is of die arts-coöperant is geweest. De in een associatie samenwerkende artsen-specialisten moeten tot aanverwante medische disciplines behoren. De geassocieerde jongere arts-specialist of huisarts is verplicht om de medische activiteit minstens deeltijds uit te oefenen in het kader van de associatie. Onder een samenwerkingsverband tussen artsenspecialisten of tussen huisartsen onderling verstaat men een vrijwillig aangegane samenwerking die onder andere betrekking heeft op de continuïteit van de zorgverlening, wachtdienst, medisch overleg, en waarbij de betrokken artsen ieder een individuele praktijk hebben. Tot nu werd geen uitvoering gegeven aan deze besluiten.
13
14
Samenwerken in de medische en paramedische sector
Samen-werken in associatie: met of zonder gemeenschappelijk aangekocht praktijkgebouw? Samenwerken is in. Solo is uit! Artsen en paramedici ontdekken meer en meer de voordelen van schaalvergroting en samenwerking. Het grootste voordeel bestaat erin dat ze door samen te werken het werk beter kunnen organiseren, waardoor de combinatie arbeid-gezin een grotere slaagkans heeft. Gelet op de sterke vervrouwelijking van de meeste zorgberoepen, kan men het belang daarvan moeilijk overschatten.
Maar er zijn nog andere voordelen: een grotere beschikbaarheid, een ruimer zorgaanbod, meer arbeidsvoldoening en onderlinge steun. Er komt tijd vrij voor bijscholing, subspecialisatie en onderlinge toetsing. Aanwerving van personeel, duurdere investeringen of een apart praktijkgebouw worden haalbaar. Wie wil, kan nieuwe professionele nevenactiviteiten aanboren. Kortom, zowel de kwaliteit van het leven van de zorgverlener als van de aangeboden zorg vaart er wel bij. Maar ook hier geldt: geen voordelen zonder nadelen. Wie van meet af aan in een associatie stapt, zal het makkelijker hebben dan de zorgverlener die eerst alleen heeft gewerkt en later overstapt naar een of ander samenwerkingsverband. Samenwerken is per definitie niet voor individualisten en vergt een bepaalde instelling. Artsen die samenwerken, zijn geen heer en meester in hun praktijk: beslissingen moeten samen worden genomen. Communiceren is een must, en dat vraagt tijd en kunde. Overleg is belangrijk, niet alleen over patiëntenzorg, maar ook over de interne en externe werking van de groep. Werken in groepsverband is niet noodzakelijk kostenbesparend. Duurdere toestellen hoeft u weliswaar niet meer dubbel aan te kopen, maar voor de meeste kostenposten valt de balans negatief uit. Er wordt meer gecommuniceerd, dus loopt de telefoonrekening hoger op. Secretariaatsondersteuning en een computernetwerk zijn geen overbodige luxe. Een autonoom praktijkgebouw, onafhankelijk van de woning van een van de associés, met meerdere spreekkamers, is aan te bevelen. Daarnaast is er – zeker in het begin van de associatie – kans op een beperkte en hopelijk tijdelijke inkomens-
15
daling voor de zorgverlener die zijn praktijk openstelt voor een bijkomende collega.
werken, des te belangrijker wordt het om vooraf duidelijke afspraken te maken. Naar vorm en inhoud.
Om de slaagkansen van uw associatie aanzienlijk te vergroten, is het zeer belangrijk op voorhand inzicht te hebben in de valkuilen.
Of ze nu kiezen voor een vennootschapsvorm of voor een gewone overeenkomst, associés zullen afspraken moeten maken over hun samenwerking. Wat is het voorwerp van hun associatie? Hoe gaan ze de inkomsten verdelen, hoe de kosten? Onder welke omstandigheden en voorwaarden treedt een nieuwe collega toe? Hoe kan de overeenkomst of het lidmaatschap van de associatie worden beëindigd? Wat zijn de gevolgen op het vlak van patiëntenbestand, gemeenschappelijk aangekochte apparatuur en materiaal, praktijkgebouw of vestiging? Hoe worden eventuele geschillen beslecht? Wat bij ziekte en vakantie van een associé? Als de associés kiezen voor een vennootschap, kunnen ze deze afspraken opnemen in een huishoudelijk reglement. Anders worden de gemaakte afspraken opgenomen in de samenwerkingovereenkomst zelf. Hierna gaan we vooral dieper in op de inhoud van een dergelijke samenwerkingsovereenkomst.
In deze brochure nemen we de verschillende aandachtspunten onder de loep. Vele daarvan zijn van toepassing voor alle soorten zorgverleners. Waar nodig gaan we dieper in op specifieke kenmerken of omstandigheden van een arts, kinesitherapeut, tandarts, verpleegkundige of apotheker.
Samenwerken en samenwerken Samenwerken is een vlag die vele ladingen dekt. Apothekers die samen een vennootschap oprichten en een apotheek overnemen, werken samen. Zelfstandige verpleegkundigen die met zijn vieren een ronde doen, werken samen. Huisartsen die een netwerkpraktijk oprichten waarbij ze ieder vanuit hun eigen praktijkruimte werken, maar afspraken maken rond het verzekeren van hun continuïteit, werken samen. Drie tandartsen die elk hun eigen patiënten zien, in dezelfde praktijk werken en elkaar vervangen tijdens de vakanties, werken samen ... En dan hebben we het nog niet over de multidisciplinaire samenwerking! Er is samenwerken en samenwerken. De graad van samenwerking tussen verschillende zorgverleners kan flinterdun zijn of zeer intens, met alle gradaties daartussen. Eén ding staat vast: hoe intenser de samenwerking en hoe groter de groep zorgverleners die wil samen-
16
De partijen: wie sluit de overeenkomst af? Wanneer een overeenkomst of vennootschap wordt opgericht, is het belangrijk de partijen die de overeenkomst aangaan duidelijk en correct te omschrijven. Voor natuurlijke personen is het eenvoudig. Het is voldoende naam, voornaam adres en RIZIV-nummer te vermelden. Voor een zorgverlener die zijn (para)medische activiteit heeft ondergebracht in een vennootschap (bijvoorbeeld een ebvba), moet de vennootschap de overeenkomst afsluiten. Het is wel belangrijk in de overeenkomst te bepalen
Samenwerken in de medische en paramedische sector
dat, als de associé die een natuurlijke persoon is zijn medische activiteit later onderbrengt in een vennootschap, die vennootschap de verbintenissen van de natuurlijke persoon overneemt en van rechtswege als rechtsopvolger de rechten en plichten die uit de overeenkomst voortvloeien integraal overneemt. Wordt de vennootschap van een associé later ontbonden, dan is het raadzaam in de overeenkomst op te nemen dat de vennoot in de plaats treedt van de vennootschap als rechtsopvolger en de rechten en plichten integraal overneemt. Wanneer twee zorgverleners-echtgenoten samen een vennootschap hebben opgericht, en slechts een van de twee vennoten in een associatie stapt, is het belangrijk dat in de overeenkomst te expliciteren om te voorkomen dat via de vennootschap ook de andere vennoot in de associatie komt. Men moet ook duidelijk bepalen dat de vennoot die in de associatie stapt daartoe volgens de statuten van de vennootschap de bevoegdheid heeft.
Gelijkheid of ondergeschikt verband? Een belangrijke voorwaarde voor het welslagen van een associatie is de gelijkheid of minstens de gelijkwaardigheid van de verschillende associés. Tenzij één partij uitdrukkelijk onder het gezag van een andere wil werken. Op zich is daar niets mis mee, maar dan is het wel belangrijk dat de partijen geen associatieovereenkomst, maar wel een arbeidsovereenkomst voor bedienden afsluiten, waarbij de ene de werkgever is en de andere de werknemer. Uiteraard moet de werkgever in dat geval een salaris betalen aan de werknemer. Ook voor wat aansprakelijkheid betreft, heeft deze keuze gevolgen. De werk-
gever is aansprakelijk voor de fouten van zijn werknemer. Bij gelijkwaardige partijen is ieder aansprakelijk voor zijn eigen fouten. Een tip: om te vermijden dat een associatieovereenkomst wordt geherkwalificeerd als een arbeidsovereenkomst, is het belangrijk er geen bepalingen in op te nemen waaruit duidelijk het gezag van de ene partij over de andere blijkt. Bij kinesitherapeuten en verpleegkundigen zijn in dat verband al meerdere dossiers onderzocht en beslecht voor de rechtbank. De gewoonte bestaat om met een aantal kinesitherapeuten of verpleegkundigen voor één kinesitherapeut of verpleegkundige te werken, die het werk verdeelt, de honoraria int, de administratie doet, enz. en waarbij de kinesitherapeuten of verpleegkundigen een percentage van hun honoraria afstaan. Deze samenwerkingsvorm heeft meerdere nadelen. Niet alleen bestaat het risico van kwalificatie als schijnzelfstandigheid, maar op termijn leidt hij dikwijls tot ontevredenheid onder de partijen. Immers, hoe meer men werkt, hoe meer men betaalt, hoewel de kosten niet verhoudingsgewijs stijgen. Het prijskaartje dat vasthangt aan een herkwalificatie is niet mis! En het is de werkgever die alle tot dan toe niet betaalde sociale zekerheidsbijdragen zal moeten betalen: zowel die van de werkgever als die van de werknemer.
17
Voorwerp van de samenwerkingsovereenkomst Bij het sluiten van een associatieovereenkomst is het belangrijk goed overeen te komen welke activiteiten het voorwerp van de associatie uitmaken. Kinesitherapeuten kunnen overeenkomen dat de activiteiten in de privépraktijk wel tot de activiteiten behoren die in associatieverband worden uitgeoefend, maar dat de activiteiten die een van de associés in bijvoorbeeld een rust- en verzorgingstehuis uitoefent buiten de associatie vallen. Huisartsen die geassocieerd zijn, kunnen hun medische nevenactiviteiten (consulten Kind & Gezin, CVArts, MPI-arts, en zo meer) uitsluiten uit hun associatie. In de meeste associatiecontracten van ziekenhuisartsen worden de medische activiteiten van de privépraktijk niet opgenomen in de associatie. Meestal wordt bepaald dat een associé pas nieuwe (para)medische activiteiten kan aanboren mits de andere associés daarmee akkoord gaan. Sommige van die activiteiten kunnen immers erg belastend zijn, waardoor het gevaar dreigt dat een associé minder tijd kan besteden aan de associatie. Denk maar aan de huisarts die tweemaal per week ‘s nachts op een spoedgevallendienst van een ziekenhuis als brevetarts gaat werken. De kans dat hij ‘s morgens fit en monter in de huisartsenpraktijk fungeert, is minimaal.
18
Wettelijke aansprakelijkheid (medische aansprakelijkheid) Het is belangrijk in de associatieovereenkomst te bepalen dat elke associé aansprakelijk blijft voor zijn eigen (medische) fouten. Dat wordt bij artsen trouwens door de medische plichtenleer vereist. Opdat de associatie niet de dupe wordt van eventuele klachten van een patiënt die meent dat meerdere artsen van een associatie een fout hebben begaan en hen gezamenlijk dagvaardt, is het raadzaam om elk individueel, maar bij voorkeur bij dezelfde verzekeringsmaatschappij, een verzekeringspolis voor wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden af te sluiten. Let op: in principe is elke verzekeringsovereenkomst jaarlijks opzegbaar. Belangrijk is goed na te kijken in welke mate eventuele klachten na het beëindigen van het verzekeringscontract nog gedekt zijn door de vroegere polis. Ofwel zijn ze gedekt en hoeft er niets extra’s te gebeuren. Ofwel zijn ze niet gedekt en kan er eventueel een bijpremie worden betaald.
Werking en besluitvorming Overleg en communicatie verlopen vrij spontaan in associaties van twee personen. Hoe groter echter de associatie, hoe belangrijker het wordt om de communicatie en het overleg te structureren. Vergadermomenten worden het best op voorhand vastgelegd. Iedere partij heeft het recht aspecten van de overeenkomst, zowel van juridische als van feitelijke aard, ter bespreking voor te leggen op de vergaderingen van de associatie. Een associé moet ook het recht hebben een vergadering bijeen te roepen.
Samenwerken in de medische en paramedische sector
In grotere associaties is het zinvol een coördinator aan te wijzen (de associés kunnen deze taak afwisselend voor een jaar waarnemen). Die organiseert de vergaderingen, stelt de agenda op en zit de vergadering voor. Een aangewezen verslaggever stelt telkens een verslag op en legt dat ter goedkeuring voor aan de partijen. Agendapunten kunnen op elk ogenblik mondeling, schriftelijk of per e-mail aan de coördinator worden voorgesteld en worden verplicht geagendeerd als ze ten minste zeven dagen voor de vergadering aan de coördinator zijn meegedeeld, zo niet zijn ze automatisch geagendeerd voor de volgende vergadering. Alle verslagen worden elektronisch bijgehouden door de coördinator. Alle beslissingen in verband met de werkregeling, afwezigheden (vakanties, arbeidsongeschiktheid, zwangerschap, enz.) worden opgenomen in een daartoe bestemd register, waarin ook de stukken worden bewaard die betrekking hebben op de financiële aspecten van de associatie. Elke partij heeft altijd inzage in het register dat bewaard wordt door de coördinator.
Besluitvorming Wie beslist of er een secretaresse wordt aangenomen? Wie beslist dat er voortaan nog uitsluitend na afspraak wordt gewerkt? Wie beslist of er een extra collega wordt aangetrokken? Het gaat telkens om beslissingen die een belangrijke weerslag hebben op het reilen en zeilen van de associatie. Het is daarom belangrijk te bepalen hoe beslissingen in een associatie worden genomen. Is unanimiteit altijd vereist? Volstaat een gewone meerderheid? Een belangrijke voorwaarde voor het welslagen van
een associatie is de gelijkheid, of toch minstens de gelijkwaardigheid, tussen partijen. Het is daarom van het allergrootste belang dat u beslissingen neemt in onderling akkoord. Een uitzondering is mogelijk voor kleine aankopen zoals verbruiksmateriaal of kantoorbenodigdheden. Tip: bepaal bijvoorbeeld in het contract het maximumbedrag waarover één partij alleen kan beslissen. In grotere associaties kunt u het best afstappen van de unanimiteitsregel. U moet vermijden dat een collega met een afwijkende mening de verdere werking van de associatie kan boycotten. Dat kan verlammend werken. U kunt bijvoorbeeld opteren voor een viervijfde meerderheid. In zeer grote associaties, zoals dat bij ziekenhuisartsen het geval kan zijn, maakt u het best een onderscheid tussen materies waarvoor een eenvoudige meerderheid volstaat (de helft plus één) en materies waarvoor een sterkere meerderheid vereist is. Als een overeenkomst in de mogelijkheid voorziet om een lid uit te sluiten, dan kunt u ook het best bepalen dat daarvoor unanimiteit min het betrokken lid geldt, of, in grotere associaties, de helft min het betrokken lid plus één. Merk op dat ook wanneer de associatie zelf de vorm van een vennootschap heeft aangenomen, de besluitvorming niet noodzakelijk een weerspiegeling moet zijn van de verdeling van de aandelen. De vennoten kunnen onderling afspreken – schriftelijk uiteraard – hoe ze beslissingen nemen.
19
Samenwerken in de medische en paramedische sector
Een instapsom betalen: ja of neen? De gelijkwaardigheid van associés is een van de belangrijkste factoren die het welslagen van een associatie bepalen. Dit argument pleit voor het betalen van een instapsom, intredegeld of inkoopsom als vergoeding voor de overname van een deel van het patiëntenbestand door de toetredende collega, natuurlijk op voorwaarde dat de gevestigde associé(s) een deel van hun werk afstaan aan de toetredende collega. Een instapsom betalen is uit den boze als het om een fusie van bestaande praktijken gaat. Een inkoopsom is evenmin verantwoord als de gevestigde zorgverlener zich wel wil associëren, maar niet van plan is om een deel van zijn patiëntenbestand met de nieuwe associé te delen. Naast het argument van de gelijkwaardigheid is een even belangrijk tweede argument voor het betalen van een inkoopsom de financiële compensatie voor de al gevestigde collega wegens zijn verlies aan inkomen. Een derde argument is dat een praktijk een economische waarde heeft. Een jonge huisarts, tandarts of verpleegkundige die solo start, zal hoe dan ook financieel moeilijke beginjaren doormaken. Door het betalen van een inkoopsom (mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan), geniet de toetredende zorgverlener onmiddellijk een behoorlijk inkomen of heeft hij toch minstens de kans om zelf van meet af aan een redelijk inkomen te verwerven, zeker in vergelijking met de situatie waarbij men van nul start. Specifiek voor huisartsen geldt ten slotte dat ze via hun aandeel in de GMD-honoraria een deel van de inkoopsom recupereren.
Het bedrag van de inkoopsom kan op verschillende manieren worden berekend. U kunt een vast bedrag afspreken dat in een of meer keren kan worden betaald. Kijk echter uit voor het fiscale aspect: als u een vast bedrag overeenkomt dat over een bepaalde termijn in vaste schijven moet worden betaald, moet de ontvanger van het bedrag wel in één keer de belasting betalen, omdat de som vast en zeker is. Elementen die deze som mee bepalen, zijn onder andere het activiteitsniveau dat de toetredende collega nastreeft, de omzet die de toetredende collega realiseerde (als hij daarvoor in de praktijk als HIBO functioneerde), enz. Een gangbare en billijke formule is dat de toetredende collega een jaarlijks percentage op zijn bruto-omzet betaalt aan de al gevestigde collega, bijvoorbeeld 15% gedurende vijf jaar. In geval van zwangerschap kan die termijn worden verlengd met de duur van het zwangerschapsverlof. Er kan met voorschotten worden gewerkt. Het is ook aan te raden een minimum- en een maximumbedrag te bepalen, om misbruiken in de ene of de andere richting te vermijden. Het maximumbedrag kan bijvoorbeeld een percentage zijn van de eerste bruto jaaromzet van de toetredende collega. Zo bestaat er geen al te grote druk op de partijen om een vooraf bepaalde hoeveelheid werk door te sluizen. Het voordeel van deze formule is dat de jongere associé maar betaalt in verhouding tot het werk dat hij heeft. Door op voorhand het maximumbedrag als percentage van de eerste brutojaaromzet van de toetredende collega vast te leggen, betaalt deze jongere collega ook niet op de werklast die hij krijgt door omstandigheden waarop zijn associé geen invloed heeft, zoals een collega in de buurt die plots stopt,
21
waardoor diens patiënten spontaan overvloeien naar de nieuwe associé. Verder moet de jongere ook geen lening aangaan om zijn instapsom te betalen. Voor de gevestigde collega heeft een gefaseerde betaling van de instapsom, via procentuele afdrachten op een vooraf onbekend inkomen, het fiscale voordeel dat hij pas na ontvangst van de maandelijkse vergoedingen belasting moet betalen.
Als de huisartsenactiviteit wordt afgebroken binnen vijf jaar na de vestigingsdatum, of als de activiteit in die periode wordt verplaatst naar een zone die niet beantwoordt aan de criteria vastgesteld in het besluit, moet de huisarts de subsidie terugbetalen. Er wordt geen interest aangerekend. Nadere informatie vindt u op de website van het RIZIV (www.riziv.fgov.be).
Ondersteuning van huisartsen Een KB van 15 september 2006 (BS van 28 september 2006), dat in werking is getreden op 1 juli 2006, ondersteunt huisartsen op twee vlakken. Een eerste maatregel voorziet in een renteloze lening van maximaal 15 000 euro voor alle erkende huisartsen die zich voor het eerst installeren na 1 juli 2006. Een tweede maatregel bestaat in de toekenning van een eenmalige subsidie van 20 000 euro voor erkende huisartsen, voor een nieuwe vestiging in een individuele praktijk of in een groepspraktijk van een erkende huisarts in: 1 een zone die afgebakend is in het kader van het grootstedenbeleid (cf. KB van 4 juni 2003 ter uitvoering van artikel 145.25, tweede lid van het Wetboek van inkomstenbelastingen 1992); 2 een huisartsenzone met ofwel minder dan 90 huisartsen per 100 000 inwoners ofwel minder dan 125 inwoners per km2 en minder dan 120 huisartsen per 100 000 inwoners. Deze subsidie van 20 000 euro is verworven aan het einde van het vijfde jaar na de vestigingsdatum, op voorwaarde dat de huisarts op dat moment voldoet aan de erkenningsvoorwaarden voor huisartsen.
22
Eerste installatie Onder eerste installatie verstaan we een installatie van een algemeen geneeskundige in een individuele praktijk of groepspraktijk binnen vier jaar na het verkrijgen van de erkenning als huisarts of na de terugkeer uit een ontwikkelingsland. Onder ontwikkelingslanden verstaan we de landen en territoria die voorkomen in deel I van de lijst van het Development Assistance Committee van de OESO. De installatiedatum is de datum waarop de huisarts zich inschrijft voor deelname aan de huisartsenwachtdienst. De installatieplaats is de plaats waar de huisartsengeneeskunde wordt uitgeoefend. Die plaats moet samenvallen met de zetel van de plaats van de hoofdactiviteit van de erkende huisarts. Aanvraag De tegemoetkomingen van het Impulsfonds worden geregeld volgens de bepalingen van een overeenkomst gesloten tussen het RIZIV en het Participatiefonds. De aanvraag tot tegemoetkoming door het Impulsfonds is uitsluitend te richten aan het
Samenwerken in de medische en paramedische sector
Participatiefonds. Het RIZIV heeft de praktische organisatie van de tegemoetkomingen uitbesteed aan het Participatiefonds (www.fonds.org). Het besluit bepaalt wel dat de kredietovereenkomsten onder andere het volgende moeten vermelden: het bedrag van de lening, de bestemming, de duur, de interestvoet, de provisies en alle lasten, het terugbetalingsprogramma, de modaliteiten voor het beschikbaar stellen van de fondsen, de voorwaarden en modaliteiten van de vervroegde opeisbaarheid. De prijs van een apotheek Een KB van 13 april 1977 bepaalt de prijs die voor een apotheek mag worden gevraagd. De verkoopprijs mag niet hoger liggen dan de som van de waarden van de volgende elementen: • het meubilair en de uitrusting, geraamd door een deskundige die door het Ministerie van Volksgezondheid werd erkend; • de voorraad, eveneens geraamd door een erkend deskundige; de voorraadwaarde mag nooit forfaitair worden vastgesteld, maar altijd op basis van een werkelijke inventaristelling; • het klantenbestand, dat maximaal 150% waard is van het gemiddelde van de brutowinsten bepaald in de loop van de referentieperiode, namelijk de vijf belastbare periodes die aan de overdracht voorafgaan. Alleen deze bedragen zijn fiscaal afschrijfbaar en worden door de fiscus in aanmerking genomen. Het belangrijkste gebrek van deze regelgeving is volgens de APB (Algemene Pharmaceutische Bond – De overdracht en de overname van een Apo-
theek – september 2004) dat het om een waardering gaat die is gebaseerd op de brutowinst van een apotheek, maar die de kostenstructuur volkomen negeert. De reële waarde van een apotheek is echter niet alleen gebaseerd op de nettowinst, maar evenzeer op de kostenstructuur van die apotheek (personeelslasten, huur van de lokalen, ristorno’s, het al dan niet verstrekken van bereidingen, veel dure geneesmiddelen, enz.). Ook andere factoren zoals de ligging van de apotheek, de buurt, de staat van de apotheek, de aanwezigheid van andere apotheken in de buurt, de nabijheid van winkelcentra en de samenstelling van het klantenbestand bepalen mee de waarde. Bovendien zijn de kosten van een apotheek niet recht evenredig met de omzet of de brutowinst. De vaste kosten wegen proportioneel veel zwaarder op een kleine apotheek. Ook het toepassingsgebied van het KB is begrensd. Voor de overname van een apotheek die als een vennootschap wordt geëxploiteerd, gelden deze regels in verband met de maximale overdrachtwaarde niet. Een aandelenoverdracht behelst louter de overdracht van de rechten in de vennootschap. De aanstelling van een expert is dan niet verplicht. De overlater moet aan de kandidaat-overnemer de volgende stukken overleggen: • de tariferingsstaten van de laatste drie jaar; • de fiscale brutowinstberekening en de kostenstaat van dezelfde periode (bijlagen bij de fiscale aangifte); • de eventuele huurovereenkomst;
23
• de personeelscontracten; • de uitgaande facturen; • de laatste drie jaarrekeningen voor vennootschappen. In het federale parlement ligt momenteel een wetsvoorstel ter goedkeuring voor (DOC 51 0827/001) om te voorkomen dat via de dubbele verkoop van het vastgoed en van de apotheek die erin is gevestigd, de regels worden omzeild die de waarde van de overdracht van apotheken beperken. Het wetsvoorstel wil daarom de verplichting opleggen het vastgoed door een deskundige te laten schatten om na te gaan of de verkoopprijs die door de partijen is vastgesteld, niet manifest hoger ligt dan de verkoopwaarde van het goed. Als dat zo is, moet de prijstoeslag worden afgetrokken van de waarde van de overdracht die in aanmerking is genomen voor de apotheek zelf. Kinesitherapeuten: wettelijke beperking van de vestiging Huisartsen worden gestimuleerd om zich te vestigen. Het omgekeerde is waar voor de kinesitherapeuten. Een KB van 20 juni 2005 stelt de criteria en regels vast voor de selectie van erkende kinesitherapeuten die het recht krijgen om verstrekkingen te verrichten die in aanmerking komen voor terugbetaling door de verplichte ziekteverzekering. Hierdoor wordt voor Vlaanderen het aantal nieuwe kinesitherapeuten dat toegang heeft tot de RIZIVnomenclatuur beperkt tot 270 voor 2005. Voor 2006 wordt een analoog voorstel verwacht.
24
Duur van de samenwerkingsovereenkomst Overeenkomsten kunnen worden afgesloten voor een bepaalde duur, voor onbepaalde duur, of voor een bepaald werk (bijvoorbeeld een vervanging naar aanleiding van een bevalling). De meeste samenwerkingsovereenkomsten zijn van onbepaalde duur.
Proefperiode Belangrijk is wel in een termijn te voorzien, de zogenaamde proefperiode, waarin u de overeenkomst gemakkelijker en met een korte opzegtermijn kunt beëindigen. Het is gebruikelijk dat tijdens de proefperiode een financiële regeling geldt die afwijkt van de regeling die na de proefperiode van toepassing is. Het is weinig zinvol een afzonderlijke overeenkomst te maken voor de duur van de proefperiode. Dat impliceert namelijk dat u na afloop van de proefperiode opnieuw moet onderhandelen. Stel dat het misloopt, dan is alle moeite tevergeefs geweest. Daarom is het raadzaam om vooraf in één contract de afspraken op te nemen die zowel tijdens als na de proefperiode gelden. Ziekenhuisartsen die zich associëren, kunnen het best de proefperiode van hun associatiecontract afstemmen op de proefperiode bepaald in hun individuele overeenkomst met het ziekenhuis.
Samenwerken in de medische en paramedische sector
Einde van de samenwerkingsovereenkomst Niemand kan zich binden voor het leven. Elke overeenkomst moet beëindigd kunnen worden. Het is belangrijk om in de samenwerkingsovereenkomst te bepalen hoe u de overeenkomst kunt beëindigen en welke gevolgen de beëindiging heeft.
Soorten beëindiging Elke overeenkomst kan altijd in onderling akkoord worden beëindigd. Ook is het aan te bevelen om in het wederzijdse akkoord betreffende de beëindiging de modaliteiten en de gevolgen van de beëindiging te bepalen. Een andere belangrijke manier om de overeenkomst te beëindigen, is de beëindiging van rechtswege. Dat betekent dat als zich een bepaald feit voordoet, dat in het contract beschreven is, de overeenkomst automatisch eindigt. Tenminste wanneer er twee associés zijn. Als er meerdere associés zijn, kunt u kiezen. U kunt bepalen dat de associatie wordt beëindigd of dat enkel het lidmaatschap van de associatie eindigt. Deze laatste optie is op zich interessanter uit het oogpunt van de continuïteit. Enkele voorbeelden van beëindiging van rechtswege: • het overlijden van een associé; • langdurige ziekte, zoals arbeidsongeschiktheid van een associé gedurende een ononderbroken periode van 24 maanden waardoor deze geen werkzaamheden heeft kunnen verrichten voor de associatie. Als een partij na een periode van afwezigheid het werk hervat voor een periode van minder dan veertien werkdagen, en daarna opnieuw afwezig is,
worden de beide periodes van afwezigheid als één onafgebroken periode van afwezigheid beschouwd. Als voor het einde van het tweede jaar zou vaststaan dat de arbeidsongeschikte associé blijvend verhinderd is nog verder de praktijk uit te oefenen, moet de termijn van twee jaar niet in acht worden genomen en kan in onderling akkoord onmiddellijk een einde worden gemaakt aan de overeenkomst; • een ernstige schorsing, bijvoorbeeld één jaar om zijn activiteit uit te oefenen; • het bereiken van een bepaalde leeftijd (bijvoorbeeld 65 jaar). Men kan bepalen dat de associé die de leeftijd in kwestie bereikt, het recht krijgt de overeenkomst voort te zetten voor hernieuwbare periodes van telkens één jaar, tenzij de andere associé(s) zich uitdrukkelijk daartegen verzet(ten). Ten slotte is elke overeenkomst altijd opzegbaar. Belangrijk is wel dat de partij die de associatie opzegt een opzegtermijn respecteert. Een opzegtermijn van drie maanden is courant. Soms wordt gekozen voor een langere opzegtermijn, bijvoorbeeld zes maanden. Het verdient de voorkeur de opzegging per aangetekende brief aan de andere associés mee te delen, met daarin vermeld de begin- en einddatum van de opzegtermijn. Het is niet ongebruikelijk in de overeenkomst zelf een schadebeding op te nemen voor het geval de opzegtermijn niet wordt nageleefd.
Gevolgen van de beëindiging Overeenkomsten worden anno 2006 redelijk frequent opgezegd. Niet altijd wegens conflicten, maar vaak in
25
Samenwerken in de medische en paramedische sector
verband met de carrièreplanning van de zorgverlener of zijn partner. Het is daarom belangrijk te anticiperen op allerhande mogelijke conflicten die gepaard kunnen gaan met de beëindiging. Dat kan het best gebeuren door een aantal afspraken daarover op te nemen in de overeenkomst zelf: over de verdere bestemming van het praktijkgebouw, een eventueel vestigingsverbod, het lot van de patiënten, de (medische) dossiers, het telefoonnummer, de gemeenschappelijk aangekochte apparatuur, en dergelijke meer. 1 Het praktijkgebouw Associatie ZONDER aankoop van een gemeenschappelijk praktijkgebouw Als het praktijkgebouw eigendom is van een van de associés, is het eenvoudig. De zorgverlener-eigenaar kan zijn activiteit blijven ontplooien in het praktijkgebouw. De andere associé zal op zoek moeten gaan naar een nieuwe werkplek. Als de eigenaar-associé stopt met zijn (para)medische activiteiten en de andere associés niet, moeten zij hun professionele activiteiten uiteraard kunnen voortzetten in het praktijkgebouw. Er moet dan een nieuwe huurovereenkomst worden opgesteld. Als de associés het praktijkgebouw huren van een derde persoon, waarbij één associé huurder is en de andere onderhuurder, dan spreekt het vanzelf dat de huurder voorrang heeft op de onderhuurder om zijn activiteiten in het gehuurde gebouw te blijven uitoefenen. Recht van voorkoop Als het praktijkgebouw eigendom is van één associé, en de andere associé is geïnteresseerd om het praktijkgebouw in geval van verkoop te kopen, dan kan een recht van voorkoop worden bedongen.
Een voorbeeldclausule: De associé-eigenaar verplicht zich om aan de andere associé per aangetekende brief de prijs en de verkoopsvoorwaarden te laten kennen waartegen hij bereid is zijn aandeel in het onroerend goed te verkopen. De andere associé beschikt dan over een termijn van dertig dagen vanaf die kennisgeving om aan de associé-eigenaar de aanvaarding of weigering bekend te maken, eveneens per aangetekende brief. Het gebrek aan een tijdig antwoord staat gelijk met een weigering. In geval van weigering mag de eigenaar zijn onroerend goed niet aan een derde verkopen zonder de andere associé per aangetekende brief op de hoogte te brengen van de aangeboden prijs en voorwaarden. De andere associé beschikt dan over een nieuwe termijn van dertig dagen om een gelijk aanbod te doen, in welk geval het goed hem zal toebehoren. In geval van weigering of gebrek aan antwoord vervalt het voorkeurrecht definitief. Bij verkoop met miskenning van het voorkeurrecht heeft de andere associé het recht om van de verkopende associé een schadevergoeding te eisen ter hoogte van 25% van de verkoopprijs. Een andere mogelijkheid is in de overeenkomst te verwijzen naar de procedure voorgeschreven in de Pachtwet (artikels 47 tot en met 54). Associatie MET aankoop van het praktijkgebouw (dat eigendom is van de associés) Meer en meer samenwerkende zorgverleners kiezen ervoor om hun activiteit in een afzonderlijk praktijkgebouw onder te brengen. Het onderbrengen van een groepspraktijk in een praktijkgebouw dat deel uitmaakt van de privéwoning van
27
een van de collega’s is immers soms een valkuil en vergt heel wat afspraken. Hoort het praktijkgebouw toe aan meerdere of alle associés, of huren verschillende associés samen een pand om er hun beroep in uit te oefenen, dan moeten er duidelijke regels worden bepaald. Wanneer de associés onderling overeenkomen wie er in het praktijkgebouw mag blijven functioneren, is er geen vuiltje aan de lucht. Om te vermijden dat ze er op dat ogenblik niet wijs uit raken, is het raadzaam in het associatiecontract of in het beheerscontract van het onroerend goed zelf een oplossing aan te reiken. Veelal wordt bedongen dat in die hypothese de associé die de samenwerking opzegt, zich er ook toe verbindt het pand te verlaten. Als het praktijkgebouw zo ontworpen is dat het verschillende ingangen heeft en dat de praktijkruimten volledig van elkaar gescheiden kunnen worden, is er geen probleem. Dan kunnen alle zorgverleners onafhankelijk van elkaar blijven functioneren. Meestal is dat echter niet het geval, en dus moeten er duidelijke afspraken worden gemaakt, liefst op voorhand en schriftelijk vastgelegd. Wie blijft? Een belangrijk aspect is te bepalen wie het praktijkgebouw moet verlaten bij opzegging. Meestal wordt afgesproken dat de partij die de bestaande associatieovereenkomst opzegt, zich het recht ontzegt verder haar praktijk uit te oefenen in het praktijkgebouw, tenzij de andere partijen daarmee schriftelijk akkoord gaan en onder de voorwaarden die zij bepalen.
28
Verkopen of verhuren Elke partij beslist autonoom of zij bij beëindiging haar eigendomsdeel in het gebouw verkoopt of verhuurt. Meestal wordt bepaald dat een eigendomsdeel in het gebouw slechts kan worden verkocht of verhuurd aan een zorgverlener van dezelfde discipline (bijvoorbeeld een huisarts wanneer huisartsen het praktijkgebouw in mede-eigendom bezitten, kinesitherapeuten wanneer het gebouw aan kinesitherapeuten toebehoort, enz.) die lid is van de associatie. U kunt ook bepalen dat als er geen zorgverlener van dezelfde discipline wordt gevonden, een beoefenaar van een andere discipline uit de medische of paramedische sector in het praktijkgebouw zijn beroep kan komen uitoefenen. Ter informatie: huurinkomsten zijn belastbaar als onroerend inkomen voor de verhuurder-natuurlijke persoon tegen progressief tarief, verhoogd met de gemeentebelasting. Een nieuwe partij die tot de associatie toetreedt, beschikt over een termijn van drie jaar om tot aankoop over te gaan. Beslist die partij om tot aankoop over te gaan, dan kan de partij die de associatie verlaat dat niet weigeren. Beslist de nieuwe partij om niet tot aankoop over te gaan, dan moet zij dat per aangetekende brief aan de andere partijen meedelen binnen drie maanden voor de afloop van de driejarige termijn. Als bij weigering tot aankoop door het nieuw toegetreden lid een of meerdere blijvende leden tot de aankoop van het eigendomsdeel wensen over te gaan, dan kan de eigenaar dat niet weigeren. Als er meerdere kandidaat-kopers zijn voor eenzelfde deel, kunnen ze allen een gelijk deel kopen.
Samenwerken in de medische en paramedische sector
Geen kandidaat-koper Als een eigendomsdeel noch gekocht wordt door een partij die tot de associatie toetreedt, noch door een of meer blijvende partijen, dan kan de partij die tot de associatie is toegetreden het verder huren. Als er geen partij tot de associatie is toegetreden als opvolger van de partij die de associatie heeft verlaten, en de blijvende partijen het eigendomsdeel van de partij die de associatie heeft verlaten niet hebben gekocht, dan kunnen de blijvende partijen het vrijgekomen eigendomsdeel huren tegen xx% (bijvoorbeeld 60%) van de overeengekomen of door derde beslissers bepaalde huurwaarde. De partijen kunnen het ook als een verplichting opleggen. Uitbreiding Als de huisartsenassociatie uitbreidt met een nieuwe partij, beschikt die nieuwe partij over een termijn van drie jaar om tot aankoop over te gaan. Als er nog een eigendomsdeel toebehoort aan een huisarts die ooit deel uitmaakte van de associatie en nog steeds eigenaar is, dan moet dat eigendomsdeel bij voorrang aan de nieuwe partij worden verkocht. Is dat niet het geval en wenst die partij een eigendomsdeel aan te kopen, dan kan zij een eigendomsdeel kopen van een andere partij die daartoe bereid wordt gevonden. Wenst geen enkele partij haar deel door te verkopen, dan zullen alle partijen een deel van hun eigendomsdeel verkopen aan de nieuwe partij, zodat na herverdeling alle partijen opnieuw een gelijk deel bezitten. Hoe wordt de prijs bepaald? Als de partijen er in onderling overleg niet in slagen om binnen een vooraf bepaalde termijn tot een verkoopprijs of huurprijs te komen, kan men stipuleren
dat die prijs zal worden vastgesteld door bijvoorbeeld een bepaalde bank én een bepaald notariskantoor of door een onafhankelijk beëdigd schatter-expert. Deze derde beslisser(s) moet(en) ervan uitgaan dat het de wil is van de mede-eigenaar(s) dat het pand moet dienen als praktijk voor een huisarts, kinesitherapeut, tandarts of andere zorgverlener. Zij moeten ook rekening houden met de socio-economische en financiële aspecten van het beroep van zorgverlener. Een andere mogelijkheid is dat de partijen overeenkomen om een onafhankelijke schatter aan te stellen. Financiële problemen Als een partij in financiële moeilijkheden verkeert en het risico loopt het pand niet verder te kunnen afbetalen, dan meldt hij dat per aangetekende brief aan de andere partijen. Het eigendomsdeel wordt dan geschat door de bankier en het kantoor van de notaris of door een onafhankelijk beëdigd schatter-expert. Zij bepalen samen de prijs die het eigendomsdeel waard is. De andere partijen kopen elk een gelijk deel van het eigendomsdeel tegen een percentage (bijvoorbeeld 60%) van de geschatte waarde, tenzij ze onderling anders overeenkomen. 2 Duurzaam (para)medisch materiaal, computers, 2 meubilair Het materiaal dat eigendom is van de verschillende associés op individuele basis, blijft uiteraard eigendom van die associés, ook bij beëindiging. Het is aan hen te bewijzen dat iets ook echt aan hen toebehoort. Facturen zijn nog altijd de meest valabele bewijsstukken. Materiaal dat echter in mede-eigendom werd aangeschaft en aan twee of meer associés toebehoort, moet worden verdeeld. Daartoe moet het eerst worden gewaardeerd.
29
Samenwerken in de medische en paramedische sector
Met het oog op de waardering kunt u afspreken dat niet-afgeschreven gedeelten tegen boekwaarde worden gerekend en dat voor afgeschreven gedeelten een waarde van 15 tot 30% van de oorspronkelijke factuurbedragen wordt gehanteerd. Het is zinvol in de overeenkomst op te nemen dat de associés over een bepaalde termijn beschikken (bijvoorbeeld zes weken) om in onderling overleg tot deze waardering over te gaan. Lukt dat overleg niet, dan zal een deskundige worden aangesteld. Elke associé kan aan de andere associés meedelen welke apparatuur hij wenst terug te kopen. Als alle associés geïnteresseerd zijn in hetzelfde apparaat, zal dat toegewezen worden aan de meest biedende, mits die de andere associés hun deel betaalt. 3 De vestiging Het uitgangsprincipe is dat bij beëindiging van de samenwerking door opzegging – ongeacht van wie de opzegging uitgaat – of anderszins, de associés zich vrij kunnen vestigen. Dat geldt uiteraard wanneer de associés gelijkwaardig zijn, zoals dat bijvoorbeeld het geval is wanneer een associé zijn patiëntenbestand heeft ingebracht of zich op een of andere manier heeft ingekocht in de praktijk. Heeft een associé bij het begin van de samenwerking geen gebruik kunnen maken van het patiëntenbestand van de praktijk en heeft hij zelf zijn patiëntenbestand moeten opbouwen, dan is een vestigingsverbod evenmin gerechtvaardigd. We merken op dat een vestigingsverbod billijk moet zijn en slechts geldig is wanneer het beperkt is in tijd en ruimte. Voor artsen verschillen de richtlijnen bijvoorbeeld van provincie tot provincie. Sommige provinciale raden van de Orde van Geneesheren houden het bij de for-
mulering dat men zich niet mag vestigen in omstandigheden die aanleiding geven tot het onttrekken van patiënten aan een andere associé. Andere aanvaarden een duidelijk in tijd en ruimte geformuleerd vestigingsverbod en toetsen het op hun redelijkheid. Niet ongebruikelijk is het vestigingsverbod te milderen naarmate de tijd van de samenwerking verstrijkt. Bijvoorbeeld: bij beëindiging van de samenwerking gedurende de eerste twee jaren geldt een vestigingsverbod in een straal van 7 km rond de praktijk. Bij beëindiging van de samenwerking gedurende het derde tot en met het vijfde jaar geldt een vestigingsverbod in een straal van 5 km rond de praktijk. Uiteraard kan men bepalen dat het vestigingsverbod vervalt wanneer een schadevergoeding wordt betaald. Deze schadevergoeding wordt bij voorkeur opgenomen in de overeenkomst zelf en kan worden gerelateerd aan de fase waarin de betaling van de eventuele instapsom zich bevindt. 4 De dossiers Papieren patiëntendossiers kunnen bij beëindiging het best worden bewaard door de zorgverlener die door de patiënt is gekozen. Is er geen keuze gemaakt, dan zijn er verschillende mogelijkheden. Ofwel wordt het dossier verder bewaard door degene die de patiënt het laatst heeft behandeld. Ofwel wordt het bewaard op de plaats waar de gemeenschappelijke praktijk gevestigd was, met die beperking dat het op eenvoudig verzoek wordt overhandigd aan de nieuwe zorgverlener die door de patiënt wordt gekozen. Voor elektronische dossiers is het een stuk eenvoudiger. Hier kan men in het associatiecontract gewoon bedingen dat bij beëindiging elke associé een kopie ontvangt van het volledige elektronische dossierbestand.
31
5 De telefoonnummers De meeste geassocieerde praktijken hebben slechts één gemeenschappelijk telefoonnummer. Om de gelijkheid ook bij de beëindiging van de samenwerking te bewaren, is het billijk om overeen te komen dat dit gemeenschappelijke telefoonnummer bij beëindiging wordt opgeheven. Patiënten die bellen, krijgen dan een ingesproken boodschap te horen waarin de nieuwe telefoonnummers van de associés worden meegedeeld. 6 Het patiëntenbestand Een teer punt is het lot van het patiëntenbestand van een associé bij beëindiging van de samenwerking. Men kan bepalen dat het volledige patiëntenbestand overgaat naar de overblijvende partijen. De associé die zijn praktijk stopzet, zal zo’n overdracht zonder meer niet altijd in dank afnemen. Men kan natuurlijk stipuleren dat de blijvende associé(s) een bepaalde som betalen voor de nagelaten patiënten, maar dat is geen aangename clausule voor associés die zelf net niet overwerkt zijn. De hierna beschreven procedure biedt een tussenoplossing aan. Eerst merken we op dat een arts of een andere zorgverlener die na de stopzetting van de associatie zijn praktijk in dezelfde straal voortzet, dat wil zeggen in een vooraf omschreven gebied, geen recht heeft op enige vorm van uitstapregeling, aangezien hij geacht wordt zijn patiëntenbestand mee te nemen. Het hierna volgende geldt dus voornamelijk voor stopzetting als gevolg van opzegging, ziekte, overlijden of pensioen. De associé die zijn praktijk stopzet, of zijn wettige erfgenamen in geval van overlijden, is als eerste aan zet.
32
Hij heeft het recht een opvolger te zoeken en vrij de overnamevoorwaarden te bepalen. Als de opvolger de praktijk wil voortzetten in samenwerking met de overblijvende associé(s), dan moet(en) die wel geen bezwaren hebben tegen de persoon van de opvolger. Als binnen een bepaalde, op voorhand vastgelegde termijn geen opvolger wordt gevonden voor de associé die uit de samenwerking is gestapt, dan betaalt de blijvende associé aan die associé of zijn erfgenamen een vergoeding voor zijn praktijkaandeel. De vraag is hoeveel de vergoeding voor dat praktijkaandeel bedraagt. De methode voor de waardebepaling moet immers voldoende flexibel zijn en in de mogelijkheid voorzien om rekening te houden met een aantal factoren die in de toekomst een rol kunnen spelen. Daarom wordt gewoonlijk voorgesteld om in het contract zelf een aantal parameters op te nemen waarop men zich kan baseren om de waarde van het praktijkdeel te bepalen. Heeft de associé die de groep verlaat destijds toetredingsgeld betaald? Of heeft de betrokken zorgverlener zijn patiëntenbestand ingebracht bij het begin van de samenwerking? Wat is op het ogenblik van de overlating een praktijkaandeel in de betreffende (para)medische discipline waard? Wat is de kans om later nog een opvolger te vinden? Hoe evolueert de bruto-omzet van de blijvende associé(s) het jaar na de effectieve beëindiging? Kunnen de blijvers met andere woorden werk recupereren? Profiteren ze van het feit dat er geen opvolger gevonden werd? Of hebben ze helemaal geen behoefte aan nog meer werk?
Samenwerken in de medische en paramedische sector
In elk geval kan men afspreken dat als de associés er niet in slagen om binnen een bepaalde termijn (bijvoorbeeld twee maanden) na de effectieve beëindiging tot een akkoord te komen over de grootte van het bedrag en de wijze van betaling ervan, een geschillencommissie op bindende wijze kan bepalen wat de blijvende associé(s) aan de associé die de samenwerking verlaat moet(en) betalen. Gelet op de redelijkheid en de billijkheid, is het niet onverstandig in het contract een maximum voor de eventueel te betalen overnamevergoeding vast te leggen. Verder moet worden bepaald wat er gebeurt wanneer de toetredende partij de overeenkomst beëindigt gedurende de periode dat hij zich inkoopt. Er kan worden bedongen dat de eventuele opvolger de financiële verplichtingen moet overnemen. Een andere mogelijkheid is dat de regeling van de opvolging maar geldt voor de toetredende partij vanaf het ogenblik dat de overnamesom volledig is betaald. Ten slotte kan men stipuleren dat als binnen een jaar na de beëindiging een opvolger wordt gevonden, deze de overnamevergoeding betaalt aan de uittreder of zijn erfgenamen. Als de associé die een vergoeding heeft verkregen voor zijn praktijkaandeel zich binnen een termijn van vijf jaar na de opzegging opnieuw vestigt in een bepaalde straal rond de praktijk (bijvoorbeeld 10 km), moet hij wel een schadevergoeding betalen gelijk aan het bedrag dat hij voor zijn praktijkaandeel heeft ontvangen.
Inkomsten- en kostenverdeling in een associatie We kunnen twee soorten associaties onderscheiden: 1 de kostenassociatie, waarbij iedere arts voor eigen rekening werkt en de kosten worden verdeeld volgens bepaalde verdeelsleutels; 2 de professionele of volledige associatie, waarbij de inkomsten op een gemeenschappelijke rekening komen; na kostenaftrek wordt het saldo verdeeld tussen de associés, volgens bepaalde verdeelsleutels.
Kostenassociatie In een kostenassociatie – waarin de associés alleen de kosten delen en ieder verder voor eigen rekening werkt – komt het erop aan duidelijk af te spreken hoe de kosten worden verdeeld: op basis van reële kosten of met een kostenpercentage. Verdelen van reële kosten In eerste instantie is het belangrijk te weten welke kosten de associés op individuele basis betalen, en welke kosten gemeenschappelijk zijn. De volgende kosten zijn meestal voor eigen rekening: • socialezekerheidsbijdragen in het kader van het sociaal statuut voor zelfstandigen (wettelijk stelsel); • aanvullende socialezekerheidsbijdragen voor extra verzekeringen gewaarborgd inkomen, pensioen, en dergelijke; • autokosten; • lidmaatschapsgelden; • bijdragen voor congressen; • kosten van bijscholing.
33
De volgende kosten zijn soms gemeenschappelijk, soms individueel: • abonnementen op vaktijdschriften; • kosten voor de inrichting van de eigen praktijkruimte; • IT-kosten. De volgende kosten zijn meestal gemeenschappelijk: • kosten voor huur of gebruik van het praktijkgebouw en inrichting van de gemeenschappelijke delen (hal, wachtkamer, toilet), nutsvoorzieningen, brandverzekering, herstellingen, schilderwerkzaamheden; • apparatuur (radiografietoestel, sterilisator, ecgtoestel, en dergelijke); • personeelskosten; • verbruiksmateriaal; • telefoon; • secretariaatskosten; • IT-kosten (soms ook individueel). De gemeenschappelijke kosten kunnen volgens een vaste verdeelsleutel of gedifferentieerd op verschillende manieren worden omgeslagen onder de associés. De kosten voor het praktijkgebouw kunnen het best worden verdeeld in gelijke delen, voor zover de verschillende associés in dezelfde mate gebruik maken van het praktijkgebouw. Werkt een collega deeltijds, dan moet dat uiteraard worden verrekend. De activiteitsgraad van de partijen kan worden uitgedrukt in dagdelen of in percentages.
34
De kosten voor nutsvoorzieningen (elektriciteit, water, gas, stookolie, enz.) worden logischerwijze op dezelfde manier omgeslagen. Is het praktijkgebouw een deel van de woning van een van de associés, dan is het zinvol een reële verdeelsleutel af te spreken tussen het particuliere gedeelte van deze kosten en het praktijkgedeelte, tenzij er aparte tellers zijn geïnstalleerd. Wanneer het praktijkgebouw deel uitmaakt van de woning van een van de associés, is het ook belangrijk een vergoeding te bepalen voor huur of gebruik. Daarvoor kunt u uitgaan van een prijs per vierkante meter (bijvoorbeeld 100 euro/m2/jaar). Is er één praktijkruimte met hal, receptie, wachtkamer, toilet, archief, enz, dan moet de berekende vergoeding gedeeld worden door het aantal associés. Ook hier kunt u rekening houden met de activiteitsgraad van de verschillende associés. Duurzame investeringen, waartoe in gemeenschappelijk akkoord werd beslist, moeten worden gedragen door de verschillende associés volgens een overeengekomen, vaste verdeelsleutel. Een alternatief is om deze kosten te verrekenen per gebruik, als een directe kostentoerekening mogelijk is. Als de verschillende associés geen akkoord bereiken, kan een associé tot aankoop overgaan. De andere associé is dan uiteraard geen mede-eigenaar en kan bij gebruik een vergoeding betalen. Kosten voor verbruiksmateriaal en telefoon kunnen het best worden verdeeld volgens de bruto-omzet van de associés. Wie meer werkt, mag meer kosten betalen. Als u de telefoonkosten 100% juist wilt verdelen, kunt u investeren in een systeem dat door het gebruik van een code registreert wie heeft gebeld.
Samenwerken in de medische en paramedische sector
Ook de personeelskosten, meestal een vrij hoge kostenpost, kunt u het best verdelen volgens de bruto-omzet van de partijen. Soms wordt voor een gemengde vorm gekozen: een deel (bijvoorbeeld de helft) in gelijke delen, het andere deel op basis van de bruto-omzet. Kostenpercentage Naast de hierboven beschreven verdeling op basis van reële kosten, is het in bepaalde sectoren gebruikelijk met een kostenpercentage te werken. Dat varieert naar gelang van de sector. Het voordeel van een dergelijk percentage is dat het gemakkelijk toepasbaar is en de kostenverdeling dus snel kan worden uitgerekend. Zeker voor overeenkomsten van korte duur is het handig. Op langere termijn is werken met een percentage echter om verschillende redenen af te raden. Een percentage is altijd benaderend. Ofwel meent de betalende partij dat zij te veel betaalt, ofwel vindt de ontvangende partij dat zij te weinig ontvangt. Een kostenpercentage wordt soms onevenwichtiger voor de betaler naarmate zijn omzet stijgt. Op de eerste 3 000 euro per maand is een kostenpercentage van 25% misschien verdedigbaar, maar in absolute bedragen loopt dat snel op wanneer de omzet verdubbelt. Bij de bepaling van de grootte van een kostenpercentage moet men ook nagaan wat men ervoor in ruil krijgt. Is er een secretariaat, zijn de toestellen en apparatuur modern? Is er een ruim patiëntenbestand? Een nadeel is ook de ondoorzichtigheid van het systeem. Bovendien gaat er een aspect van ondergeschiktheid mee gepaard. Het gebeurt zelden dat associés die kie-
zen voor een systeem van procentuele kostenverdeling gelijkwaardig zijn aan elkaar.
Professionele associatie In een professionele associatie worden, anders dan in een kostenassociatie, de inkomsten geïnd voor een gemeenschappelijke rekening. Er zijn verschillende manieren om deze gepoolde inkomsten, waarvan de gemeenschappelijke kosten worden afgetrokken, onder de associés te verdelen. Het is belangrijk om bij de inkomstenverdeling rekening te houden met de volgende principes: Loon naar werken Op basis van dit principe is het geoorloofd te bepalen dat iemand die voltijds werkt het dubbele verdient van iemand die hetzelfde werk deeltijds doet met eenzelfde kwaliteit. Concreet werkt men meestal op basis van dagdelen: voormiddag, namiddag of avond. Het inkomen wordt bepaald op basis van het aantal dagdelen dat iemand werkt. Een andere mogelijkheid is het activiteitsniveau uit te drukken in procenten. Lagere vergoeding tijdens de eerste jaren van de samenwerking Dit principe kan op twee manieren worden gemotiveerd. Aan de ene kant kan men stellen dat een toetredende collega minder mag verdienen omdat hij zich moet inkopen in de associatie. Aan de andere kant kan men ervan uitgaan dat een toetredende collega minder mag verdienen omdat hij
35
36
Samenwerken in de medische en paramedische sector
minder rendabel werkt – ook al is hij voldoende dagdelen aanwezig – tijdens de eerste jaren, omdat hij zijn patiëntenbestand nog moet opbouwen. Hanteert men de eerste motivering, dan is een lagere vergoeding tijdens de beginjaren zowel geoorloofd voor bijvoorbeeld klinische biologen en radiologen (die meestal even hard werken vanaf de eerste dag van de samenwerking als hun gevestigde collega’s) als voor chirurgen (die meestal minder operaties doen tijdens de eerste jaren). Hanteert men de tweede motivering, dan is een lagere vergoeding tijdens de beginjaren alleen geoorloofd in disciplines waarin associés minder werken en dus minder inbrengen. Tijdens de beginjaren kan men ervoor opteren om een vaste vergoeding toe te kennen aan de toetredende associé of om een stijgend percentage toe te kennen. Meestal wordt een inloopperiode van maximaal vier jaar gehanteerd.
Moeilijkheidsgraad Als er binnen een discipline een groot verschil in moeilijkheidsgraad is tussen de verschillende (para)medische verstrekkingen, kan men aan bepaalde moeilijke verstrekkingen een hogere waarde toekennen. Oogartsen kunnen bijvoorbeeld overeenkomen om consulten tegen 100% in rekening te brengen en bepaalde operaties tegen 125%.
Ongelijke RIZIV-nomenclatuur De RIZIV-nomenclatuur is in talrijke sectoren aan een grondige herijking toe, zowel tussen de verschillende disciplines als binnen dezelfde discipline. Vandaar dat het redelijk is om binnen dezelfde discipline niet uit te gaan van wat een associé inbrengt, maar van zijn activiteitsniveau, dus het aantal dagdelen dat hij werkt voor de associatie. Voorbeeld: als twee anesthesisten voltijds werken, en de ene anestheseert een volledige dag bij operaties met een laag nummer en de andere anestheseert een volledige dag bij operaties met een hoog nummer (die niet noodzakelijk moeilijker zijn voor de anesthesist), dan is het logisch dat beide artsen hetzelfde verdienen.
Ongelijke inbreng In bepaalde disciplines (bijvoorbeeld de chirurgie) is goed meetbaar wat iemand inbrengt. De neiging is groot om bij een gelijke activiteitsgraad toch correcties door te voeren afhankelijk van de inbreng en een collega die minder inbrengt minder te betalen. Als men beslist correcties door te voeren, kunnen daaraan bepaalde voorwaarden worden gekoppeld: • het kan niet met terugwerkende kracht gebeuren, alleen voor de toekomst; • vooraleer gecorrigeerd wordt, moet een arts een bepaalde tijd (bijvoorbeeld minstens drie jaar) meer dan x% onder zijn procentueel aandeel zitten; • elke associé moet de garantie hebben dat hij voldoende kans krijgt alle soorten werk te doen (zowel de goed betaalde als de minder goed betaalde ver-
Voorwerp van de associatie Het is belangrijk duidelijk te bepalen wat het voorwerp is van de associatie: betreft het alleen de inkomsten uit ziekenhuisactiviteiten? Wat met de inkomsten (en kosten) van de privépraktijk? Wat met inkomsten van studies? Het spreekt vanzelf dat het niet geoorloofd is om tijdens dagdelen dat men werkt voor de associatie, activiteiten te verrichten die inkomsten genereren voor eigen rekening.
37
strekkingen); men moet vermijden het werk zo te verdelen en te organiseren dat een bepaalde arts alleen de slecht betaalde verstrekkingen voor zijn rekening mag nemen en de andere de goed betaalde verstrekkingen; • een associé mag niet worden gestraft omdat hij vooral verstrekkingen doet met een grote tijdsinvestering; • een associé kan bepaalde activiteiten verrichten die niet veel geld binnenbrengen in de associatie, maar die op termijn voor een associatie wel erg nuttig zijn: een pediater die Kind & Gezin-consulten geeft, een associé die voordrachten houdt voor de doorverwijzende huisartsen, administratieve taken, en zo meer. Een collega die dergelijke activiteiten op zich neemt, mag daar niet voor worden gestraft. Men moet er altijd van uitgaan dat in een associatie het geheel meer is dan de som van de verschillende delen.
De zeer grote verschillen in honorering tussen de diverse specialistische disciplines en zelfs voor verstrekkingen binnen dezelfde discipline, maken dat dit model het meest geschikt is voor dergelijke associaties.
Mogelijke oplossingen Als men, na rekening te hebben gehouden met het voorgaande, toch correcties doorvoert, kan men bepalen dat de arts die onder zijn procentueel aandeel blijft een gedeelte van het verschil tussen de vergoeding waarop hij recht zou hebben, en de vergoeding die overeenkomt met zijn inbreng, aan de pool terugstort. Een andere mogelijkheid is een gedeelte van de pool in gelijke delen te verdelen en een ander gedeelte volgens inbreng te verdelen.
Volledige associatie of professionele associatie
Vooral binnen associaties van ziekenhuisartsen worden de inkomsten (na afhouding van de kosten verschuldigd aan het ziekenhuis) gepoold en daarna volgens een bepaalde verdeelsleutel verdeeld.
38
Bij disciplines waarin slechts een beperkt aantal verstrekkingen kan worden verricht en aangerekend – zoals bij huisartsen, logopedisten, kinesitherapeuten en tandartsen – kan men het principe loon naar werken evengoed in acht nemen door ieder voor eigen rekening te laten werken. Wie meer werkt, mag ook meer verdienen.
Vakantieregeling De regeling van de vakanties verschilt naargelang het om een kostenassociatie of om een professionele associatie gaat.
Wanneer we te maken hebben met een volledige associatie (inkomsten en kosten worden verdeeld), dan is het belangrijk te bepalen hoeveel vakantiedagen elke associé heeft. Ook moet men er nauwlettend op toezien dat een associé niet stiekem extra vakantiedagen neemt. Aan het einde van het jaar heeft hij namelijk hoe dan ook recht op zijn deel van de pool. Het spreekt vanzelf dat hij dan ook het verwachte aantal dagen actief is. Het aantal overeengekomen vakantiedagen verschilt sterk van associatie tot associatie. Sommigen houden het op 20 werkdagen per jaar (in het stelsel van de
Samenwerken in de medische en paramedische sector
vijfdagenweek), anderen gaan tot 35 werkdagen per jaar. Belangrijk is ook om te bedingen of het wetenschappelijk verlof inbegrepen is of dat daar nog een afzonderlijke regeling voor geldt.
Ten slotte is het ook belangrijk te vermelden wanneer de vakanties moeten worden opgegeven en aan wie.
In sommige associaties wenst men vooraf afspraken te maken voor een sabbatjaar. Dat wordt meestal slechts toegestaan als alle andere associés daarmee akkoord gaan en als er een plaatsvervanger is aangesteld die voor iedereen aanvaardbaar is. Dat hiervoor geen financiële solidariteit geldt en een dergelijk initiatief op eigen kosten gebeurt, is de logica zelf.
In een kostenassociatie is het iets minder belangrijk te bepalen hoeveel vakantie een associé heeft. Wie niet werkt, verdient immers niets. Toch is het ten zeerste aan te raden ook in een dergelijke overeenkomst een minimumaantal afspraken te maken. Op hoeveel vakantiedagen heeft men recht? Hoeveel vakantiedagen mogen in één keer worden opgenomen? Hoelang op voorhand moet men zijn vakanties meedelen aan zijn collega’s? Enzovoort. Als een associé te veel vakantie neemt, draait de andere collega op voor al het werk. Wellicht is die daar niet altijd mee gediend. Hij koos toch voor een associatie om minder te werken?
In het contract kan men de concrete afspraken in verband met de vakantieregeling zeer summier houden. Het blijft beperkt tot de clausule dat vakantie in onderling overleg wordt genomen en dat praktische regelingen worden opgenomen in het praktijkregister. Hoe groter het aantal associés, hoe belangrijker het is om gedetailleerdere afspraken op te nemen in de overeenkomst. Zo kan men bepalingen opnemen omtrent het maximale aantal dagen dat een associé in één keer vakantie mag nemen, wat dan nog eens kan verschillen van seizoen tot seizoen. Huisartsen kunnen bijvoorbeeld in de zomer veel makkelijker vakantie nemen dan in het drukke winterseizoen. Men kan ook bepalen dat elke associé op een ander tijdstip vakantie moet nemen en dat meerdere associés niet tegelijkertijd met vakantie kunnen gaan, tenzij de overblijvende associés daarmee akkoord gaan of als het slechts voor korte duur is. Om ruzie te vermijden, kan men in het contract ook een volgorde opnemen over wie in een bepaald jaar eerst zijn vakantieperiodes mag kiezen.
Kostenassociatie
Wat bij ziekte of ongeval? Net als bij vakanties moeten we ook hier een onderscheid maken tussen kostenassociaties en volledige associaties. Wie voor eigen rekening werkt (kostenassociatie), heeft immers vanaf de eerste dag een inkomen. De solidariteit kan zich dan beperken tot de kosten. Worden de inkomsten gepoold (volledige associatie), dan is het belangrijk duidelijk af te bakenen hoelang de financiële solidariteit van toepassing is. In elk geval is het belangrijk, ongeacht het soort associatie, dat de associés een aanvullende overeenkomst afsluiten om zich te verzekeren van een gewaarborgd inkomen bij arbeidsongeschiktheid. Het is wel nuttig dat het associatiecontract in een
39
40
Samenwerken in de medische en paramedische sector
regeling voorziet voor de periode dat die polis nog niet in werking treedt. De meeste polissen gewaarborgd inkomen bevatten immers een zogenaamde wacht- of carensperiode waarin de verzekeringsmaatschappij geen vergoeding uitbetaalt. In volledige associaties wordt meestal bepaald dat de arbeidsongeschikte collega gedurende een periode van een zeker aantal maanden (meestal de duur van de carensperiode – het is wel belangrijk dat de carensperiodes van de verschillende associés op elkaar zijn afgestemd) zijn aandeel in het financiële resultaat van de associatie blijft genieten. Daarop kunnen wel beperkingen worden ingesteld. Zo bepaalt men meestal dat een dergelijke solidariteit slechts eenmaal per periode van twaalf opeenvolgende maanden geldt. Soms wordt de solidariteit beperkt tot bijvoorbeeld twee jaar gedurende de volledige loopbaan. Allerlei variaties zijn mogelijk. Het is ook raadzaam een clausule in verband met een mogelijk hervallen toe te voegen. Zo kan men bepalen dat wanneer een associé na een periode van afwezigheid het werk hervat voor een periode van minder dan veertien werkdagen en daarna opnieuw afwezig is, de beide periodes van afwezigheid als één onafgebroken periode van afwezigheid gelden. In een kostenassociatie kan men overeenkomen dat gedurende een bepaalde periode (hier kan men ook de carenstijd van de polis gewaarborgd inkomen als referentieperiode nemen) de arbeidsongeschikte collega de vaste kosten blijft doorbetalen. Kosten die worden verdeeld naar gelang van de omzet, vervallen automatisch.
Zwangerschap Gelet op de vergoeding die vrouwen met het sociaal statuut van zelfstandige ontvangen wanneer ze bevallen en de termijn van non-activiteit (zes weken) die ze daarvoor moeten naleven, is het raadzaam om in een volledige associatie de eventuele solidariteit in werking te laten treden vanaf de zevende week. In een kostenassociatie kan men het best bepalen hoelang het zwangerschapsverlof mag duren, ook rekening houdend met het feit dat het zelfstandigenstatuut een verlofperiode van zes weken oplegt voor de uitkering. Ten slotte kan men, behalve een regeling bij volledige arbeidsongeschiktheid, ook een regeling bepalen voor gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid kan een associé een beperkte activiteit uitoefenen, op voorwaarde dat de andere associés daarmee akkoord gaan en onder de voorwaarden – ook financiële – die op dat ogenblik worden vastgelegd. Bovendien moet men nagaan of een dergelijke activiteit te combineren valt met een uitkering ten laste van een polis gewaarborgd inkomen.
Geschillenregeling Ook al tracht men conflicten of geschillen zoveel mogelijk te vermijden door anticiperend op te treden, door een billijke overeenkomst op te stellen en/of door zich als groep professioneel te laten coachen, dan nog blijft de kans op een conflict bestaan. Om te vermijden dat een geschil tot een rechtszaak
41
escaleert, is het aan te raden een arbitrageprocedure in de overeenkomst vast te leggen. Een rechtszaak is gewoonlijk duur en kan lang aanslepen. Rechters zijn bovendien niet altijd vertrouwd met de specifieke conflictmaterie en een uitspraak kan dus verrassingen opleveren. Het voordeel van een arbitrageprocedure is dat ze snel verloopt (dankzij de ingebouwde dwingende vervaltermijnen), goedkoper is en wordt afgehandeld door mensen die met kennis van zaken oordelen (bijvoorbeeld collega-zorgverleners, juristen of boekhouders, vertrouwd met de sector). Een voorbeeld van een arbitrageclausule: Alle andere geschillen die tussen de ondertekenaars kunnen voorkomen betreffende de interpretatie of de toepassing van hun overeenkomst, zowel van juridische als van feitelijke aard, worden met uitsluiting van de rechtbanken en in laatste aanleg scheidsrechterlijk beslecht, onder voorbehoud van wat is bepaald in de laatste alinea van dit artikel. Een geschil is aanwezig zodra één der partijen verklaart dat dit het geval is. De eerste partij zal met een aangetekende brief het voorwerp van haar eis aan de andere partij ter kennis brengen, alsook de naam, het beroep en het adres van de door haar gekozen scheidsrechter. De andere partij beschikt over één maand na postdatum van de aangetekende brief om op haar beurt naam, beroep en adres van haar scheidsrechter op dezelfde wijze mee te delen aan de tegenpartij, alsook haar eventuele tegeneisen. Laat de tegenpartij na een scheidsrechter aan te wijzen, dan wordt zij geacht in te stemmen met de voorgestelde scheidsrechter. Wanneer de andere partij een scheidsrechter aanwijst, dan wijzen de twee scheidsrechters in onderling
42
akkoord een derde scheidsrechter aan binnen een maand te rekenen vanaf de postdatum van de brief waarbij de tweede scheidsrechter werd aangewezen. Als geen van de eerste twee scheidsrechters jurist is, impliceert dit dat de derde scheidsrechter een jurist moet zijn. De partijen worden gehoord door het scheidsgerecht of kunnen, als dat is overeengekomen, hun conclusies schriftelijk neerleggen. Zij worden tijdig opgeroepen per aangetekende brief binnen drie maanden nadat de derde scheidsrechter zijn opdracht heeft aanvaard. De beslissing zal dan eenparig worden genomen en is onherroepelijk bindend voor beide partijen. De beslissing moet gemotiveerd zijn. Als na het verstrijken van de termijn van drie maanden geen beslissing is genomen, dan hebben de partijen het recht zich te richten tot de gewone rechtbanken. Ter zake zijn alleen de rechtbanken van [...] bevoegd. Voor artsen zal men nog altijd moeten vermelden dat geschillen van zuiver deontologische aard uitsluitend onder de bevoegdheid van de Provinciale Raad van de Orde van Geneesheren vallen. Vooraleer een dergelijke procedure in te leiden, kan men nog in een periode van intern overleg voorzien, waarbinnen de partijen onder elkaar, eventueel met hulp van een coach, tot een oplossing van het gerezen probleem komen. Men kan het best in het contract bepalen dat de interne procedure start nadat een associé zijn probleem schriftelijk aan de andere associés heeft gemeld en dat de associés, vanaf de datum van die schriftelijke mededeling, beschikken over een termijn van bijvoorbeeld drie maanden alvorens tot de scheidsrechterlijke procedure over te gaan.
Samenwerken in de medische en paramedische sector
43
Hebt u nog vragen over uw bankzaken of verzekeringen? Praat er dan over met een medewerker van uw KBC-bankkantoor of met uw KBC-verzekeringsagent. U kunt ook bellen naar het KBC-Telecenter op het nummer 078 152 153. Op werkdagen van 8 tot 22 uur en op zaterdag en banksluitingsdagen van 9 tot 17 uur. U kunt ook schrijven, faxen, mailen of surfen naar: KBC-Telecenter Schoenmarkt 35 2000 Antwerpen Fax 03 283 29 50
[email protected] www.kbc.be Alle verrichtingen van KBC Bank NV zijn onderworpen aan de Algemene Bankvoorwaarden, waarvan de tekst verkrijgbaar is in alle KBC-bankkantoren. Zetel van de vennootschap: KBC Bank NV, Havenlaan 2, 1080 Brussel, België. BTW BE 0462.920.226, RPR Brussel, bankrekening 730-0000000-93. Verantwoordelijk uitgever: KBC Groep NV, Havenlaan 2, 1080 Brussel, België. BTW BE 0403.227.515, RPR Brussel, bankrekening 734-0051374-70 KBC Bank NV, CBFA 26 256. KBC Verzekeringen NV, onderneming toegelaten voor alle takken onder code 0014 (KB 4 juli 1979, BS 14 juli 1979).
44
we hebben het voor u D/00/44/4 - SAP – 004 – 0-00
www.kbc.be