Informatievoorziening in de paramedische zorg: Een analyse van de huidige situatie, de wensen en behoeften
Nederlands Paramedisch Instituut Postadres: Postbus 1161, 3800 BD Amersfoort Bezoekadres: Amsterdamseweg 16, 3812 RS Amersfoort Telefoon: (033) 421 61 00 www.paramedisch.org
postadres: Postbus 19121, 2500 CC Den Haag bezoekadres: Oude Middenweg 55, 2491 AC Den Haag telefoon: (070) 317 34 50; e-mail:
[email protected] www.nictiz.nl
Managementsamenvatting Paramedici in Nederland hebben de ambitie aan te sluiten op het landelijk elektronisch patiëntendossier (EPD). Om die ambitie te realiseren is het nodig te investeren in kennis, systemen en instrumenten. De medisch beeldvormings- en bestralingsdeskundigen (MBB) zijn koplopers in de gezondheidszorg wat betreft het gebruik van ICT. Hun werkterrein is nagenoeg volledig gedigitaliseerd. De digitalisering van de andere beroepsgroepen varieert sterk, onder meer samenhangend met hun omvang. Met slimme ICT kan iedere paramedicus over actuele informatie beschikken die bijdraagt aan een optimale behandeling van de patiënt. Het programma e-Paramedici verkent de mogelijkheden en realiseert standaarden voor aansluiting van paramedici op het EPD. Dit rapport beschrijft de mate van automatisering in de paramedische zorg en de wensen en behoeften van de beroepsgroepen. Uit interviews met beleidsmakers en beroepsbeoefenaren blijkt dat in de paramedische zorg nog veel moet gebeuren op het gebied van informatievoorziening en ICT. Paramedische beroepsverenigingen hebben over het algemeen weinig zicht op het percentage zorgverleners dat elektronisch verslag legt en informatie uitwisselt met bijvoorbeeld verwijzers. Ook over het gebruik van internet, patiëntenfora of –portalen, meetinstrumenten of andere soorten toepassingen van computertechnologie is weinig bekend. Het globale beeld is dat uitwisseling van gegevens tussen een paramedicus en bijvoorbeeld een verwijzer vaak gebeurt via een uitgeprinte brief. Telefonisch contact of communicatie via fax of email komt minder vaak voor. Het indienen van declaraties bij de zorgverzekeraar verloopt daarentegen vrijwel volledig elektronisch. Enkele paramedische beroepsgroepen hebben innovatieplannen waarin ICT een rol kan spelen. Andere paramedische beroepsgroepen hebben wel de ambitie tot verdere automatisering, maar geven aan weinig kennis en instrumenten in huis te hebben. Er is behoefte aan ondersteuning van onder meer Nictiz en de overheid in de vorm van voorlichting, financiële prikkels en wet- en regelgeving. Ook paramedici zelf en zorgverleners met wie ze samenwerken kunnen bijdragen aan bewustwording en het stimuleren van ICT-gebruik, door kennis en ervaring met elkaar te delen. Hierbij is het van belang te beseffen dat paramedische beroepsgroepen qua omvang, positie, ICT-beleid en –gebruik onderling sterk verschillen. Dit rapport maakt dat zichtbaar, onder meer in de factsheets over elke beroepsgroep die zijn opgenomen in de bijlage. Sommige aspecten zijn niettemin generiek. Zo mag van alle paramedici verwacht worden dat zij zorgvuldig omgaan met de gegevens van cliënten. Voor aansluiting van paramedici op het EPD hebben de beroepsverenigingen een belangrijke taak in het bepalen van de gegevensset en Nictiz in de uitwerking van de ICT-specificaties. De informatiesystemen van paramedici dienen te voldoen aan de eisen voor een goed beheerd zorgsysteem (GBZ). De huidige GBZ-eisen kunnen gebruikt worden ter oriëntatie, voor EPDtoepassingen voor paramedici zullen specifieke eisen worden ontwikkeld. Een groot deel van de eisen kunnen worden doorgevoerd door de softwareleveranciers. Het is van belang dat paramedici en hun beroepsverenigingen hun softwareleverancier wijzen op de GBZeisen. Hierbij is het advies de krachten te bundelen vanuit bijvoorbeeld gebruikersgroepen van bepaalde softwarepakketten of samenwerkingsverbanden tussen praktijken, afdelingen en beroepsverenigingen. Het programma e-Paramedici wordt uitgevoerd door Nictiz in nauwe samenwerking met beroepsverenigingen - in deze fase met het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) en de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) - en met het Nederlands Paramedisch Instituut (NPi), het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG), de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Publicatie November 2009 Samenstelling Dit is een uitgave van Nictiz in samenwerking met het NPi © Niets van deze uitgave mag op enigerlei wijze vermenigvuldigd, opgenomen in een geautomatiseerd gegevensbestand, en/of openbaar worden gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever en zonder bronvermelding.
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding 1.1 1.2 1.3 1.4
Achtergrond Doelstellingen Vraagstellingen De paramedische beroepsgroepen
2. Methode 2.1 2.2 2.3 2.4
Algemeen Onderzoeksdesign Interviews met vertegenwoordigers paramedische beroepsverenigingen Interviews met koplopers
3. Resultaten interviews: stand van zaken en wensen van paramedici 3.1 3.2 3.3
Resultaten interviews met vertegenwoordigers paramedische beroepsverenigingen Resultaten interviews met koplopers Gezamenlijke visies van beroepsverenigingen en best practices
4. Discussie 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Onderzoeksdesign Onderzoekspopulatie en –settings Verschillen tussen beroepsgroepen Eenheid van taal en richtlijnontwikkeling Over vijf jaar……. Financiën, ZZP, DBC en positieverwerving Informatievoorziening paramedici
5. Conclusies en aanbevelingen 5.1 5.2
Conclusies Aanbevelingen
6. Referenties
1 1 2 2 2
6 6 6 6 7
8 8 17 20
22 22 22 22 25 27 28 29
30 30 31
33
Bijlagen 1 2 3 4
5
Lijst geïnterviewden Vertegenwoordigers paramedische beroepsverenigingen Koplopers Interviewschema‟s 2A Topiclijst beroepsverenigingen 2B Topiclijst „Koplopers‟, ‟Experts‟, „Warmlopers‟, „Best practices‟ Beschrijving systemen koplopers Factsheets beroepsgroepen B4.1 Factsheet Diëtisten B4.2 Factsheet Ergotherapeuten B4.3 Factsheet Fysiotherapeuten B4.4 Factsheet Huidtherapeuten B4.5 Factsheet Logopedisten B4.6 Factsheet Medisch Beeldvormings- en Bestralingsdeskundigen B4.7 Factsheet Mondhygiënisten B4.8 Factsheet Oefentherapeuten Cesar B4.9 Factsheet Oefentherapeuten Mensendieck B4.10 Factsheet Optometristen B4.11 Factsheet Orthoptisten B4.12 Factsheet Podotherapeuten Afkortingen
35 35 36 39 41 45 46 51 55 59 62 65 67 70 73 76 80 83 86
1 1.1
INLEIDING Achtergrond en aanleiding
Paramedische beroepsgroepen maken een belangrijk onderdeel uit van zorgketens, zowel preventief als curatief. Paramedici zijn zowel werkzaam in de zorg (eerste en tweede lijn) als in andere sectoren (zoals bedrijfsleven, onderwijs). In totaal gaat het om ruim 44.000 beroepsbeoefenaren (zie tabel 1.1). Daarmee vormen zij, na artsen en verpleegkundigen, de derde grote groep zorgprofessionals. Tabel 1.1
Aantal initieel geregistreerde paramedici per beroepsgroep op 31 december 2008
Beroepsgroep
Aantal werkzame personen
Diëtisten
3.358
Ergotherapeuten
3.832
Fysiotherapeuten
20.876
Huidtherapeuten
382
Logopedisten
5.893
MBB‟ers
4.350
Mondhygiënisten
1.894
Oefentherapeuten Cesar
1.268
Oefentherapeuten Mensendieck
1.079
Optometristen
477
Orthoptisten
380
Podotherapeuten
505
Totaal:
44.294
Bron: Kwaliteitsregister Paramedici en Centraal Kwaliteitsregister van het KNGF (door consumenten en geïnteresseerden te raadplegen via www.defysiotherapeut.com)
ICT-ontwikkelingen In de paramedische sector was de afgelopen periode sprake van enkele goede bottum-up ICTinitiatieven en is een aantal ICT-systemen ontwikkeld. Voorbeelden zijn het Elektronisch Diëtetiek Dossier (EDD) van het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) (Maij & Visser, 2002), ProKwaF (Project Kwaliteitsindicatoren Fysiotherapie) van het UMC St Radboud (Nijhuis-van der Sanden et al, 2006) en het Elektronisch Behandeldossier COPD van de Universiteit Maastricht (De Bie & Beekman, 2009). Ook zijn paramedici betrokken bij multidisciplinaire elektronische dossiers, zoals het elektronisch dossier voor de revalidatie (www.revalidatie-epd.nl). Toch was de paramedische sector tot nu toe slechts beperkt betrokken bij de landelijke ICTontwikkelingen in de gezondheidszorg; begrijpelijk omdat landelijk als eerste gestart is met de uitwisseling van medicatiegegevens en huisartswaarneemgegevens. Gezien de werkterreinen en positie van de paramedici in de zorg (paramedici zijn in alle zorgsectoren werkzaam) is recent een traject gestart om initiatieven op paramedisch terrein in kaart te brengen en de paramedische sector ondersteuning te bieden in de richting van landelijke ICT-ontwikkelingen. Om deze ondersteuning te kunnen bieden, is op initiatief van het KNGF en in afstemming met de beroepsgroepen, een gefaseerd programmaplan opgesteld om op succesvolle wijze met de verschillende beroepsgroepen aan de slag te gaan met de ontwikkeling van landelijke elektronische gegevensuitwisseling. De eerste fase van dit programma bestaat uit de volgende deelprojecten: 1. Inventarisatie van de huidige situatie, wensen en behoeften in zake elektronische gegevensuitwisseling in de paramedische sector. 2. Het project „gegevensuitwisseling tussen huisartsen en fysiotherapeuten‟ van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en het Koninklijk Nederlands Genootschap
Informatievoorziening in de paramedische zorg
1
Fysiotherapie (KNGF). Het project moet leiden tot een landelijke standaard en dient als voorbeeld voor andere EPD-toepassingen voor paramedici. 3. Ontwikkelen van best practices bij het realiseren van een goed beheerd zorgsysteem (GBZ) binnen een paramedische praktijk. 4. Creëren van bewustwording onder de paramedische beroepsgroepen. Samen met de beroepsgroepen, zullen op basis van de uitkomsten van fase één, de prioriteiten voor het vervolg van het programma worden bepaald. Dit rapport doet verslag van de inventarisatie, deelproject één van fase één. 1.2
Doelstellingen
Deelproject één van fase één behelst een inventarisatie rond elektronische communicatie: de lopende en te verwachten ontwikkelingen, de wensen en behoeften binnen de paramedische beroepsgroepen rond het elektronisch vastleggen van zorginhoudelijke gegevens en de elektronische gegevensuitwisseling met andere partijen. Daartoe is een onderzoek uitgevoerd naar en een beschrijving gegeven van (geautomatiseerde) informatie-uitwisseling en uitwisselingsbehoeften, zowel in beleid als in de praktijk bij de verschillende paramedische beroepsgroepen. Hierbij zijn de volgende doelstellingen leidend: 1. Het verkrijgen van inzicht in de huidige en gewenste wijze van vastleggen van zorginhoudelijke gegevens en gegevensuitwisseling volgens de beroepsvereniging, dat wil zeggen op beleidsmatig niveau. 2. Het verkrijgen van inzicht in de sterke en zwakke kanten van een aantal concrete praktijkvoorbeelden van elektronische gegevensuitwisseling in de paramedische beroepspraktijk. 3. Het verkrijgen van een overzicht over de beroepsgroepen en de communicatielijnen per beroepsgroep. De inventarisaties maken per paramedische groep inzichtelijk maken waar de beroepsgroep staat ten aanzien van elektronische communicatie en geven de nodige aanknopingspunten voor diverse partijen om de automatisering in de paramedische sector een impuls te geven. Daarnaast levert de inventarisatie een totaalbeeld van de paramedische sector in cijfers, visie en praktijkvoorbeelden. 1.3
Vraagstelling
Op basis van de doelstellingen, zoals geformuleerd in paragraaf 1.2, is een aantal vraagstellingen uitgewerkt: 1. Wat is de stand van zaken op het gebied van automatisering en informatiebeveiliging volgens de beroepsvereniging en de beroepsbeoefenaar? 2. Welke ambities hebben ze? 3. Welke ondersteuning wensen ze? 4. Wat is de huidige situatie en wat zijn de wensen en behoeften als het gaat om de paramedische beroepsgroep als geheel? 1.4
De paramedische beroepsgroepen
In Nederland worden de volgende twaalf beroepsgroepen tot de paramedische beroepsgroepen gerekend: diëtisten, ergotherapeuten, fysiotherapeuten, huidtherapeuten, logopedisten, mondhygiënisten, oefentherapeuten Cesar, oefentherapeuten Mensendieck, optometristen, orthoptisten, podotherapeuten en Medisch Beeldvormings- en Bestralingsdeskundigen. Beroepsgroepen als verpleegkundigen, orthopedisch instrumentmakers en verloskundigen worden niet tot de paramedische beroepsgroepen gerekend. In termen van de Wet BIG is fysiotherapeut een artikel 3 beroep en alle andere paramedische beroepsgroepen vallen onder artikel 34.1 1
De wet BIG regelt de titelbescherming van medische en paramedische beroepen en stelt eisen aan de kwaliteit van de beroepsuitoefening. De beroepen die geregeld zijn ex artikel 3 van de wet BIG (o.a. artsen, verpleegkundigen en fysiotherapeuten) kennen een verplichte registratie met periodieke herregistratie, een wettelijk tuchtrecht, voorbehouden handelingen en ze hebben een beroepstitel. De voorheen 'paramedische' beroepen die nu zijn geregeld ex artikel 34 van de wet BIG kennen geen
Informatievoorziening in de paramedische zorg
2
Beroepsverenigingen Er zijn elf paramedische beroepsverenigingen (zie tabel 1.2), omdat de oefentherapeuten Cesar en Mensendieck een gemeenschappelijke beroepsvereniging hebben, de VvOCM (Vereniging van Oefentherapeuten Cesar & Mensendieck). In Nederland zijn circa 44.000 paramedici werkzaam. De beroepsverenigingen hebben in totaal circa 41.000 leden, van wie ongeveer 35.000 in Nederland werkzaam zijn (zie tabel 1.2).
Diëtisten Ergotherapeuten* Fysiotherapeuten Huidtherapeuten Logopedisten Medisch Beeldvormings- en Bestralingsdeskundigen Mondhygiënisten Oefentherapeuten Cesar Oefentherapeuten Mensendieck Optometristen Orthoptisten Podotherapeuten Totaal * **
NVD EN KNGF NVH NVLF NVMBR
2.261 2.117 18.472 355 3526 2.992
80 999 2.394 33 182 185
28 91
NVM VvOCM VvOCM OVN NVvO NVvP
1.880 953 827 789 323 510 35.005
308 12 9 685 20 57 4.964
14 2 17 85 19
Totaal aantal leden
Anders
Leden in het buitenland
Aantal studentleden
Aantal ‘gewone’ leden
De paramedische beroepsverenigingen per 01/01/2009
Beroepsvereniging
Tabel 1.2
28
85 95
2.397 3.207 21.743 388 3.864 3.272
19 14 10 1.128
2.202 967 853 1.578 376 577 41.424
877** 71
327
per 01/01/2008 het gaat om 123 seniorleden, 190 buitengewoon rechtspersonen, 67 buitengewone leden, 21 ereleden en 476 kennismakingslidmaatschappen
EN = Ergotherapie Nederland; www.ergotherapienederland.nl KNGF = Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie; www.kngf.nl NVD = Nederlandse Vereniging van Diëtisten; www.nvdietist.nl NVH = Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten ; www.huidtherapie.nl NVLF = Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie; www.nvlf.nl NVM = Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten; www.mondhygienisten.nl NVMBR = Nederlandse Vereniging Medische Beeldvorming en Radiotherapie; www.nvmbr.nl NVvO = Nederlandse Vereniging van Orthoptisten; www.orthoptie.nl NVvP = Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten; www.podotherapie.nl OVN = Optometristen Vereniging Nederland; www.optometrie.nl VvOCM = Vereniging van Oefentherapeuten Cesar & Mensendieck; www.vvocm.nl
- Bachelor- en masteropleidingen Bacheloropleidingen Er zijn in totaal 42 paramedische bacheloropleidingen in Nederland, waarvan 41 aan hogescholen. Er is één particuliere opleiding fysiotherapie. Er zijn dertien hogescholen met tenminste één paramedische opleiding. De Hogeschool Utrecht biedt de meeste paramedische opleidingen aan, zeven in totaal. verplichte registratie, hebben geen wettelijk tuchtrecht en hebben een opleidingstitel. De terugtredende overheid legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteitsbewaking bij de beroepsgroepen zelf neer. De verenigingen hebben registratie met kwaliteitsregistratie om de vijf jaar gekozen als een van de instrumenten voor kwaliteitsbewaking. Bron: www.kwaliteitsregisterparamedici.nl en www.defysiotherapeut.com
Informatievoorziening in de paramedische zorg
3
Het aantal studenten en het aantal diploma‟s per jaar varieert sterk tussen de verschillende paramedische beroepen. Deze aantallen staan vermeld in tabel 1.3. Uitgaande van deze cijfers is de orthoptie de kleinste beroepsgroep; fysiotherapie is verreweg de grootste. Masteropleidingen In de afgelopen jaren is een groot aantal paramedische masteropleidingen ontwikkeld (zowel master of science als professional masters). Daarnaast stromen paramedici in behoorlijk grote aantallen in in masteropleidingen die niet specifiek paramedisch zijn, zoals de masteropleiding bewegingswetenschappen en de masteropleiding gezondheidswetenschappen. Een overzicht van alle masteropleidingen in Nederland is te vinden op www.theofficialmasterguide.nl.
Tabel 1.3
Instroom in de bachelor van de verschillende paramedische opleidingen en het aantal behaalde diploma‟s Instroom bachelor eerste keer bachelor
Opleiding
.. waarvan eerste keer bachelor
Aantal bachelor diploma's
2006
2007
2008
2006
2007
2008
2006
2007
diëtetiek
682
714
629
525
562
504
234
262
ergotherapie
506
395
471
452
352
412
386
312
fysiotherapie
2.257
2.534
2.532
2.005
2.180
2.225
1.473
1.387
huidtherapie
96
99
150
87
84
130
65
83
logopedie
645
679
703
564
604
616
384
458
medisch beeldvormende en radiotherapeutische technieken
367
355
362
293
290
297
228
234
mondzorgkunde
279
298
302
255
271
277
146
180
oefentherapie Cesar
66
76
127
44
65
98
43
44
oefentherapie Mensendieck
29
34
44
22
28
32
34
32
optometrie
72
96
108
59
81
86
41
29
orthoptie
34
55
43
30
42
37
3
9
podotherapie
63
95
117
50
71
91
56
26
Totaal
5.096 5.430 5.588 4.386 4.630 4.805 3.093 3.056
Bron: www.hbo-raad.nl (feiten en cijfers) - Informatiebronnen paramedische zorg Het is niet eenvoudig kennis over de paramedische zorg overzichtelijk te presenteren. Weliswaar wordt steeds meer helder over de paramedische zorg, maar er zijn weinig harde cijfers over de beroepsgroepen beschikbaar. De cijfers die de beroepsverenigingen verzamelen zijn niet op dezelfde manier vergaard en bovendien zijn niet alle paramedici lid van de beroepsvereniging. Dit hangt vaak ook samen met het veld waarin men werkzaam is. Een duidelijke bron voor kennis over de extramurale zorg geleverd door vier van de paramedische beroepsgroepen is het LiPZ, Landelijke informatievoorziening Paramedische Zorg (www.nivel.nl). LiPZ is een landelijk representatief netwerk van extramurale fysiotherapiepraktijken, praktijken voor oefentherapie Cesar en Mensendieck, en praktijken voor diëtetiek. Therapeuten en diëtisten registreren binnen dit netwerk gegevens over de zorg die zij leveren. Alle zorg, ook de nietverzekerde zorg, aan de hele patiëntenpopulatie wordt geregistreerd. LiPZ wordt uitgevoerd door het Nivel in nauwe samenwerking met het KNGF, de VvOCM, de NVD, Zorgverzekeraars Nederland (ZN) en het College voor Zorgverzekeringen (Cvz). LiPZ wordt gefinancierd door het ministerie van VWS. Een deel van de gegevens in de factsheets is afkomstig van het LiPZ.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
4
- De huidige ICT-voorzieningen Opvallend is het grote aantal ICT-pakketten of -programma‟s dat voor de paramedische beroepsgroepen beschikbaar is. Uit de factsheets (bijlage 4) kan worden afgeleid dat er beroepsgroepen zijn waar meer dan dertig programma‟s in gebruik zijn. Een deel van de programma‟s wordt door verschillende paramedische beroepsgroepen gebruikt. De factsheets geven nog geen volledig overzicht, maar wel een globaal overzicht. Een aantal beroepsverenigingen heeft goed zicht op welke programma‟s in de praktijk in gebruik zijn, andere verenigingen hebben hier beperkt zicht op.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
5
2.
METHODE
2.1
Algemeen
Voor het beantwoorden van de vraagstellingen is gebruik gemaakt van een combinatie van deskresearch en interviews. 2.2
Onderzoeksdesign
Op basis van deskresearch (literatuur en websites) is van elke beroepsgroep een factsheet gemaakt. Hierop zijn de volgende onderwerpen in kaart gebracht: 1 Korte beschrijving van het beroep, 2 Beroepsvereniging: naam organisatie/vereniging plus een korte beschrijving van doel, services, grootte vereniging, etc., 3 Bacheloropleiding: duur, niveau, aantallen studenten per jaar, 4 Veel voorkomende klachten en aandoeningen, 5 Kenmerken van de cliëntenpopulatie2: zoals geslacht, leeftijd, verwijsdiagnosen, 6 Kosten en vergoedingen: kosten per behandeling en verzekeringsstructuren), 7 Communicatie: met welke andere partijen wordt gecommuniceerd (zoals huisarts, medisch specialist, cliënt, collega, zorgverzekeraar), 8 Huidige ICT-voorzieningen: zowel soft- als hardware voorzieningen, 9 Overige opmerkingen/toevoegingen. Deze factsheet is aan de geïnterviewden van de beroepsverenigingen voorgelegd en hen is verzocht om de informatie waar nodig aan te vullen en te verbeteren. Daarnaast heeft de deskresearch informatie opgeleverd die is meegenomen in de inhoudelijke vormgeving van de interviews. Uit deze deskresearch zijn de belangrijkste zaken geëxtraheerd en verwerkt. Het empirische gedeelte van het totale onderzoek is uitgevoerd volgens een kwalitatieve methode. De reden voor de keuze tot kwalitatief onderzoek, is dat nog weinig veldonderzoek gedaan is naar het thema „paramedici en ICT‟. Het is daarom noodzakelijk om een onderzoek te ontwerpen waarbij flexibel ingesprongen kan worden op de situatie en op de antwoorden die in het veld gegeven worden. In dit onderzoek is gekozen voor een semi-gestructureerd interview (Maso & Smaling, 1998). Het onderzoek behelst een verkenning van de opvattingen en de praktijk van elektronische verslaglegging. Om dit in kaart te brengen zijn beleidsmakers van de paramedische beroepsverenigingen geïnterviewd en paramedici die koploper zijn in het toepassen van ICT in hun dagelijks werk. Mede op basis van de deskresearch zijn twee verschillende interviews ontworpen van ongeveer twintig vragen om de data te verzamelen. Een interview voor de beleidsmakers van de beroepsverenigingen en een voor de koplopers uit de paramedische praktijk. 2.3
Interviews met vertegenwoordigers paramedische beroepsverenigingen
Om de vraagstellingen te beantwoorden vanuit beleidsmatig gezichtspunt zijn interviews gehouden met vertegenwoordigers van de elf paramedische beroepsverenigingen aan de hand van semigestructureerde interviews. Een overzicht van de geïnterviewde personen is opgenomen in bijlage 1. De interviews zijn afgenomen door heel Nederland, alle op een plaats die was aangegeven door de geïnterviewde(n), veelal op de locatie waar de geïnterviewde werkt. Semi-gestructureerde interviews Gezien het thema en de breedte van het veld is gekozen voor semi-gestructureerde interviews. Vervolgens is een topiclijst ontwikkeld, waaruit maximaal rendement werd behaald door de structuur van het gesprek, de topiclijst en een aantal „doorvragen‟ die gebruikt zijn afhankelijk van het beloop van het interview. De structuur van het interview met de vertegenwoordigers van de verenigingen is terug te vinden in bijlage 2. Vragen die in het interview zijn gesteld zijn bijvoorbeeld: Wat zijn de ambities ten aanzien van ICT voor de toekomst? Op welke wijze zouden partijen behulpzaam kunnen zijn bij het tot stand brengen van ICT-ontwikkelingen voor de beroepsgroep? Etc.
2
Overal waar cliënt staat, kan ook patiënt gelezen worden.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
6
Procesgang interview brief Via een brief zijn de verenigingen geïnformeerd over het project en uitgenodigd om aan het interview deel te nemen. De brief is verstuurd aan de voorzitter en de directeur / bureaumanager van de verschillende beroepsverenigingen. belrondes en afspraakplanning De verenigingen zijn telefonisch benaderd met de vraag of de brief helder was en of er een interview mocht worden afgenomen. Op basis daarvan zijn afspraken gemaakt over deelnemers, tijdstip, locatie en duur interview. bezoeken afleggen De interviews zijn afgenomen door de leden van het projectteam; bij negen van de interviews waren beide leden aanwezig; bij twee interviews was dat niet mogelijk. Aan de interviews namen aan de kant van de vereniging een of twee vertegenwoordigers voorzitter, ambtelijk secretaris - bureaumanager, beleidsmedewerker – deel. opname / uitwerking / terugkoppeling Met toestemming van de geïnterviewden zijn alle interviews opgenomen (op twee na; door externe omstandigheden). Aan de hand van de opnamen en gemaakte schriftelijke aantekeningen zijn de interviews uitgewerkt door een van de projectleden, door de andere waar nodig gecorrigeerd en aangevuld en vervolgens opgestuurd aan de geïnterviewde ter aanvulling / correctie. 2.4
Interviews met koplopers
Om de vraagstellingen te beantwoorden vanuit de praktijk zijn semi-gestructureerde interviews gehouden met zeven koplopers van zeven verschillende beroepsverenigingen aan de hand van semi-gestructureerde interviews. Een overzicht van de geïnterviewde personen is opgenomen in bijlage 1. Semi-gestructureerde interviews Net als bij de verenigingen is bij het interviewen van de koplopers gebruik gemaakt van een topiclijst met „doorvragen‟ (zie bijlage 2). Vragen die in het interview zijn gesteld zijn bijvoorbeeld: Welke toepassing heeft u ontwikkeld? Hoe denkt u over de toekomst wat betreft het gebruik van ICT in uw praktijk en door uw vakgenoten? Hoe en welke partijen kunnen u ondersteunen bij het optimaliseren of realiseren van uw wensen betreffende ICT-toepassingen? Procesgang: keuze Namen van koplopers zijn verkregen via de vertegenwoordigers van de beroepsverenigingen. Op basis hiervan is een keuze gemaakt. afspraakplanning De koplopers zijn telefonisch benaderd met de vraag of ze wilden deelnemen aan het onderzoek. Op basis daarvan zijn afspraken gemaakt over tijdstip, locatie en duur van het interview. bezoeken afleggen De interviews zijn afgenomen door de leden van het projectteam; bij op drie na alle interviews waren beide projectleden aanwezig. opname / uitwerking / terugkoppeling Met toestemming van de geïnterviewden zijn alle interviews opgenomen. Aan de hand van de opnamen en gemaakte schriftelijke aantekeningen zijn de interviews uitgewerkt door een van de projectleden, door de andere waar nodig gecorrigeerd en aangevuld en vervolgens opgestuurd aan de geïnterviewde ter aanvulling / correctie. De opvallende zaken, verschillen en overeenkomsten tussen beroepsgroepen en tussen beleid en praktijk zijn omschreven in hoofdstuk 3 en 4.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
7
3.
RESULTATEN INTERVIEWS: STAND VAN ZAKEN EN WENSEN VAN PARAMEDICI
In dit hoofdstuk zijn de uitkomsten van de interviews en de achterliggende deskresearch beschreven. De bevindingen in paragraaf 3.1 en 3.2 geven de globale lijn aan die in de interviews naar voren is gekomen. 3.1
Resultaten interviews met vertegenwoordigers van paramedische beroepsverenigingen
Uit de interviews met de vertegenwoordigers van de paramedische beroepsverenigingen is een aantal voor het doel van het onderzoek relevante onderwerpen gedestilleerd waarover in deze paragraaf verslag wordt gedaan. Algemene kenmerken van de beroepsgroepen Opleiding Alle paramedische beroepen kennen een vierjarige HBO-opleiding. Het aantal opleidingen per beroepsgroep varieert van één tot twaalf. Ook het aantal studenten en het aantal diploma‟s per jaar varieert. De precieze getallen worden besproken in hoofdstuk 4. Cliëntenpopulatie Paramedici zijn betrokken bij de behandeling van cliënten met een enorme variëteit aan zowel acute als chronische aandoeningen en klachten. Een aantal paramedische beroepsgroepen richt zich heel specifiek op een bepaald orgaan of deel van het lichaam (zoals mondhygiënisten, optometristen, orthoptisten, podotherapeuten). De Medisch Beeldvormings- en Bestralingsdeskundigen (MBB‟ers) kenmerken zich door de aard van hun verrichtingen. Het is vaak lastig om een precieze omschrijving te geven van de doelgroep van een paramedische beroepsgroep; zo behandelen fysiotherapeuten vanzelfsprekend cliënten met aandoeningen en klachten van het bewegingssysteem, maar daarnaast komen ook cliënten met onder andere neurologische en respiratoire aandoeningen bij de fysiotherapeut. De ergotherapeuten onderscheiden zich doordat zij zich in hun handelen sterk richten op „betekenisvol handelen‟ en daarmee behandelen zij (nog) meer dan andere paramedici op het niveau van activiteiten en participatie en veel minder op het niveau van functies. Hoewel cliënten van alle leeftijden bij paramedici onder behandeling zijn, zijn er verschillen waar te nemen tussen de beroepsgroepen. Zo behandelen orthoptisten voornamelijk kinderen tussen de 2,5 en 12 jaar, een leeftijdsperiode waarin de samenhang tussen het visuele systeem en het brein zich sterk ontwikkelt. Gescreend wordt met name op scheelzien en een lui oog. Ook een groot deel van de logopedisten werkt in het onderwijs en dus met kinderen. Logopedisten behandelen kinderen in het regulier basisonderwijs, maar ook in het speciaal onderwijs (dove en slechthorende kinderen, visueel gehandicapte kinderen en mentaal en/of lichamelijk gehandicapte kinderen). Er zijn daarnaast logopedisten werkzaam in ziekenhuizen en in verpleeg- en verzorgingshuizen (o.a. patiënten met Parkinson, CVA, slikklachten). Specialisatie Gezien de complexiteit van de problematiek van cliënten onder behandeling van de paramedicus en de grote verschillen in uitgevoerde verrichtingen, ontstaan steeds meer masteropleidingen. Zo kent de fysiotherapie masteropleidingen voor onder andere sportfysiotherapie, manuele therapie, geriatriefysiotherapie en kinderfysiotherapie. Waren dit vroeger na-/bijscholingstrajecten, tegenwoordig wordt het belangrijk gevonden om beroepsbeoefenaren op masterniveau op te leiden. De verwachting is dat die ontwikkeling zich verder gaat doorzetten. Naast de professional master opleidingen voor bepaalde paramedici zijn er ook professional masteropleidingen waar verschillende paramedici (en soms ook verpleegkundigen) kunnen instromen, zoals de masteropleiding neurorevalidatie van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen en de Professional masteropleiding Fysiotherapie/Oefentherapie Chronisch zieken van de Hogeschool Leiden. Ook worden „master of science‟-opleidingen aangeboden voor specifieke paramedische beroepen, zoals logopediewetenschappen, fysiotherapiewetenschappen en de European Master of Science in Occupational Therapy waarin de Hogeschool van Amsterdam participeert. Daarnaast stromen relatief veel paramedici in in algemene „master of science‟-opleidingen, zoals bewegingswetenschappen en gezondheidswetenschappen.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
8
Taakherschikking Taakherschikking betekent in zijn algemeenheid dat taken van relatief hoger opgeleide professionals verschuiven naar relatief iets lager opgeleide professionals. Paramedici hebben te maken met twee soorten taakherschikking: aan de „bovenkant‟ worden taken overgenomen van artsen, en aan de „onderkant‟ worden taken van de paramedicus overgenomen door andere, deels MBO-opgeleide beroepsbeoefenaren (bijv. voedingsadviezen door verpleegkundigen). Ook wordt nagedacht over het opzetten van verkorte bachelortrajecten (associate degree); t.z.t. zou een dergelijke opleiding kunnen leiden tot assistent-paramedicus. Een heldere vorm van taakherschikking aan de „bovenkant‟ is de – deels al gerealiseerde en deels nog in voorbereiding zijnde - directe toegankelijkheid van paramedische zorg; cliënten kunnen zich zonder verwijzing van een arts aanmelden bij een paramedicus. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft aangekondigd dat in navolging van mondhygiëne, fysiotherapie en oefentherapie Cesar en Mensendieck, ook de overige paramedische beroepen vrij toegankelijk gaan worden. Dit zal naar verwachting in 2011 zijn. Dit betekent dat vele beroepsgroepen, die nu enkel op verwijzing werken, een omslag moeten maken naar een vrij toegankelijke praktijk. Voor de bedrijfsvoering van een paramedische beroepsbeoefenaar betekent dit dat hij3 meer moet doen aan marketing en reclame omdat de cliënt nu kan kiezen waar hij zijn zorg afneemt. Tevens heeft dit gevolgen voor de communicatie met artsen (onder andere vanwege de „omgekeerde verwijsrelatie‟; de paramedicus adviseert de cliënt op basis van de screeningsresultaten om contact op te nemen met de (huis)arts) (KNGF, 2007). Samenstelling paramedische beroepsgroepen Er zijn opvallend veel vrouwen actief als paramedicus. In de podotherapie is de verhouding manvrouw één staat tot drie. Binnen de orthoptie is het percentage mannelijke beroepsbeoefenaren slechts 2%. Er zijn weinig recente gegevens voorhanden over leeftijdsverdeling en werktijdfactor. Procesgang tijdens de behandeling Hoewel verschillend qua doelgroep en qua uitgevoerde diagnostische en therapeutische / preventieve verrichtingen, is er bij de meeste paramedici een vaste volgorde herkenbaar in hun handelen. Het exacte aantal stappen varieert, maar in het algemeen zijn de volgende stappen te onderkennen: 1 aanmelding of – bij directe toegankelijkheid – screening, 2 afname anamnese, 3 doen van onderzoek, 4 analyse / formuleren van een paramedische diagnose, 5 opstellen behandelplan, 6 behandelen, 7 evalueren, 8 afsluiten behandeling. Soms worden de stappen 2 en 3 bij elkaar genomen (heten bijvoorbeeld bij de diëtisten tezamen „diëtistisch onderzoek‟). De stappen 1 t/m 4 vormen het diagnostisch proces. De paramedische diagnose is de conclusie van het diagnostisch proces. In de paramedische diagnose geeft de paramedicus zijn beroepsspecifieke oordeel over de cliënt als basis voor het op te stellen behandelplan. De paramedische diagnose is een „functionaliteitsdiagnose‟; het gaat niet om het vaststellen van de medische diagnose (dat is voorbehouden aan artsen), maar om het functioneren van de cliënt te beschrijven met inbegrip van de medische, externe en persoonlijke factoren die op dat functioneren van invloed zijn. De MBB‟ers doorlopen een ander traject; zij maken integraal onderdeel uit van het handelen van de radioloog en zijn ofwel diagnostisch ofwel therapeutisch bezig. Naast de zorg aan de individuele cliënt, is een aantal paramedische beroepsgroepen ook betrokken bij zorg aan groepen cliënten; dat kan in de zorg zijn maar ook in bijvoorbeeld bedrijven (bedrijfsoefentherapeuten en bedrijfs-/arbeidsfysiotherapeuten).
3
Overal waar hij/hem staat kan ook zij/haar gelezen worden.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
9
Settings / werkvelden Er zijn zowel binnen als tussen de diverse paramedische beroepsgroepen verschillen waar te nemen, als het gaat om setting waarin men de zorg verleent. Grofweg zijn er vier settings / werkvelden te onderscheiden: 1. Behandelaren in de eerste lijn (eigen praktijk, maatschap of in dienstverband). 2. Behandelaren binnen de muren van een instelling of organisatie: deze behandelaren zijn al dan niet in dienst van de instelling of organisatie. Te denken valt aan universitair medische centra, algemene ziekenhuizen, revalidatiecentra, verpleeg- en verzorghuizen, gehandicapteninstellingen, thuiszorginstellingen en GGD. Paramedici die niet in dienst zijn van de instelling / organisatie zelf werken vaak vanuit een zelfstandige praktijk. 3. Behandelaren binnen de muren van onderwijsinstellingen (behandelaren al dan niet in dienst van scholen). 4. Behandelaren werkzaam in het bedrijfsleven. Ook hier zijn er verschillende mogelijkheden: paramedici in dienst van en werkzaam bij veelal grote bedrijven (bijvoorbeeld bedrijfsfysiotherapeuten en –oefentherapeuten), paramedici die door bedrijven worden ingehuurd vanuit een zelfstandige praktijk en paramedici met een eigen bedrijf waarin zorg leveren een van de taken is (bijvoorbeeld een optometrist met een optiekzaak). Vaak worden de settings ook nog gecombineerd. Zo kunnen arbeidsfysiotherapeuten in de eerste lijn zorg verlenen aan cliënten met arbeidsrelevante problemen en daarnaast door bedrijven worden ingehuurd om op de werkplek individuele of groepszorg te bieden (Heerkens et al, 2009). Deze vier settings geven aan dat paramedici in elk onderdeel van de Nederlandse gezondheidszorg en in de Nederlandse maatschappij hun zorg verlenen. Zowel in de eerste alsook in de tweede lijn vormen paramedici een schakel in het voorzien in integrale zorg voor iedere cliënt. Tegelijkertijd betekent dit dat door de grote diversiteit in settings en werkzaamheden paramedici moeilijk als een groep benaderd of gezien kunnen worden. Zij zijn onmisbare schakels die in diverse settings en zorgketens zorg leveren die bijdraagt aan het welzijn van de cliënt of het oplossen van het gezondheidsprobleem. Richtlijnen Er zijn twee typen richtlijnen: vakinhoudelijke richtlijnen (b.v. Ergotherapierichtlijn beroerte (Cup & Steultjes, 2005)) en procesmatige richtlijnen. In het kader van elektronische communicatie zijn met name de procesmatige richtlijnen verslaglegging en verslaggeving relevant. Richtlijnen verslaglegging beschrijven aan de hand van de stappen van het methodisch handelen welke gegevens de paramedicus voor de eigen dossiervorming moet vastleggen. Het gaat dan onder andere om een geheugensteun en om intercollegiale overdracht van gegevens. In richtlijnen verslaggeving gaat het om het beschrijven van de gegevens die voor de communicatie met – veelal – de verwijzer relevant zijn. Het gaat dan om gegevensuitwisseling: welke gegevens krijgt de paramedicus van de verwijzer bij de aanmelding of verwijzing van de cliënt en welke gegevens krijgt de verwijzer van de paramedicus, bijvoorbeeld aan het einde van de behandeling. De gegevens die nodig zijn voor declaratie- en machtigingsverkeer worden beschreven in de richtlijnen verslaglegging. Veelal worden richtlijnen verslaggeving gebaseerd op de richtlijnen verslaglegging. In de interviews komt naar voren dat veel beroepsgroepen wel een richtlijn verslaglegging hebben, maar niet altijd een richtlijn verslaggeving. Zie voor een overzicht tabel 3.1.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
10
Tabel 3.1
Beschikbaarheid richtlijnen verslaglegging en verslaggeving
Beroepsgroep
Richtlijn verslaglegging
Richtlijn verslaggeving
Diëtisten
Nieuwe POR (NVD, 1998)
Richtlijn Rapportage van diëtist aan verwijzer (NVD, 2001)
Ergotherapeuten
Minimumeisen verslaglegging (NVE, 2000) KNGF-Richtlijn Fysiotherapeutische Verslaglegging (KNGF, 2007)
Fysiotherapeuten
Huidtherapeuten
NVH-Richtlijn Huidtherapeutische Verslaglegging (Heerkens & Dekkers, 2007)
Logepedisten
NVLF-Richtlijn Logopedische Verslaglegging (in press)
MBB‟ers Mondhygienisten OefentherapeutenCesar Oefentherapeuten Mensendieck Optometristen Orthoptisten Podotherapeuten
HOF* (van der Heuvel et al, 1999) KNGF-Richtlijn Informatieverstrekking Huisarts (Verhoeven & van den Heuvel, 2005)
opmerkingen
De Richtlijn gegevensuitwisseling huisarts – fysiotherapeut4 is in ontwikkeling. Deze zal de KNGF-richtlijn Informatieverstrekking gaan vervangen De richtlijn verslaglegging is gebaseerd op de KNGFRichtlijn Fysiotherapeutische Verslaglegging
Richtlijn „Verslaggeving Logopedist – Huisarts‟ (van Dijke et al, 2003)
Programma van Eisen (Maessen et al, 1999) Programma van Eisen (van Kampen et al, 1999)
HOF* (van den Heuvel et al, 1999)
Programma van Eisen (Dijkstra et al, 1999)
HOF* (van den Heuvel et al, 1999)
Basis Onderzoek Richtlijn (BOR) Programma van Eisen (Grootendorst et al, 1999) Programma van Eisen (Lakerveld-Heyl et al, 1999) Herziene versie; Fuit, 2007
* in 1999 zijn voor fysiotherapeuten en oefentherapeuten „handreikingen‟ ontwikkeld voor de communicatie met de huisarts; het ging om gegevens die van de huisarts naar de fysiotherapeut / oefentherapeut moeten worden gestuurd (b.v. bij verwijzing) en gegevens die van de fysiotherapeut / oefentherapeut naar de huisarts gaan (b.v. bij tussentijdse rapportage en aan het einde van de behandeling)
De richtlijnen verslaglegging van een aantal beroepsorganisaties zijn gemaakt rond 1999 en zijn gedateerd). Het KNGF heeft wel een geüpdate richtlijn verslaglegging en ook de NVH heeft een recente richtlijn (zie tabel 3.1). De KNGF-Richtlijn Fysiotherapeutische Verslaglegging is als basisdocument gebruikt voor het ontwerp voor het Fysio-EPD. Het KNGF heeft besloten om van deze richtlijn een „levende‟ richtlijn5 te maken, om zo in staat te zijn in te spelen op ontwikkelingen. Een aparte plaats in het geheel van paramedische beroepen, specifiek voor dit onderwerp, wordt ingenomen door de MBB‟ers. MBB‟ers maken beelden of voeren een behandeling uit op verzoek van een verwijzer. Zij beoordelen de gemaakte beelden niet zelf en maken geen verslagen over hun handelen. “De MBB‟er is een dienstverlener in het traject van het stellen van een diagnose.” Sija Geers van Gemeren, verenigingsmanager/ambtelijk secretaris, Nederlandse Vereniging Medische Beeldvorming en Radiotherapie
4
5
het Nederlands Huisartsen Genootschap treedt op als opdrachtnemer voor de totstandbrenging van een NHG-KNGF richtlijn gegevensuitwisseling huisarts –fysiotherapeut. Voor dit doel is een werkgroep samengesteld die bestaat uit fysiotherapeuten en huisartsen. Een levende richtlijn is een richtlijn die jaarlijks wordt beoordeeld op haar actualiteit en dan ook zo nodig wordt bijgesteld.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
11
Er is een aantal beroepen die de richtlijn verslaglegging wel heeft ontworpen en verspreid, maar deze niet gebruikt in de praktijk. In het orthoptische beroepsveld wordt de richtlijn verslaglegging niet (meer) gebruikt. De orthoptist maakt afspraken met de oogarts met wie hij samenwerkt en/of met het ziekenhuis waar hij werkt, over hoe de verslaglegging eruit ziet en over de momenten waarop gecommuniceerd wordt. Een uniforme standaard heeft in dit voorbeeld niet kunnen leiden tot uniforme dossiervoering van alle orthoptisten in Nederland. Uit de interviews komt naar voren dat veel beroepsverenigingen het gebruik van de richtlijn promoten bij het verschijnen van de richtlijn, maar ook veel ervoor moeten kiezen om alleen de richtlijn te (laten) ontwerpen en geen extra promotie op te zetten voor het gebruik van de richtlijn. Er is geen sprake van monitoring van het gebruik van richtlijnen verslaglegging of verslaggeving. De fysiotherapeutische dossiers worden door enkele verzekeraars „gelicht‟ om te controleren hoe en op welke manier fysiotherapeuten verslagleggen Paramedici en ICT in de huidige situatie Paramedici in de eerste lijnszorg zijn verplicht de geleverde zorg, elektronisch te declareren bij de zorgverzekeraar. Er is software beschikbaar die het declaratieproces ondersteunt. Voor beroepsgroepen die zorg leveren die niet in een vergoedingsstructuur van een zorgverzekeraar valt, gaat deze verplichting niet op. Iedere beroepsvereniging heeft contact met een x-aantal softwareleveranciers die programma‟s voor de beroepsgroep maken. Dit overleg wordt gebruikt om nieuwe richtlijnen te presenteren aan de softwareleveranciers, om deze in het pakket te kunnen bouwen, ten einde maximale kwaliteit van zorg en maximale ondersteuning van het softwarepakket te kunnen bereiken. Zeker voor de relatief kleine beroepsgroepen kost het moeite om resultaten te bereiken in deze gesprekken. Voor paramedici in dienst van het ziekenhuis (MBB‟ers, orthoptisten), in dienst van een onderwijsinstelling (logopedisten), in dienst van een zorginstelling voor langdurige zorg (o.a. ergotherapeuten, logopedisten, oefentherapeuten), in dienst van een tandarts (mondhygiënisten), in dienst van een revalidatiecentrum en combinaties van settings, geldt dat ICT-omgeving en ICTgebruik verschillen ten opzichte van vrijgevestigde paramedici. In intramurale settings worden de ICT-omgeving, de software en het gebruik hiervan bepaald door de organisatie. De paramedicus in dienst legt de zorginhoudelijke gegevens in het organisatiesysteem op een andere manier vast. Voorbeelden hiervan zijn ziekenhuisinformatiesystemen (met hierbinnen bijvoorbeeld radiologie-informatiesystemen, elektronisch diëtetiek dossier), het digitaal dossier jeugdgezondheidszorg (relevant voor bv. logopedisten) en het revalidatie-EPD (een elektronisch patiëntendossier in de revalidatiesector, met daarin aparte modules voor logopedisten, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, etc). Zorginhoudelijke gegevens worden nog niet door alle paramedici elektronisch vastgelegd. Er zijn weinig gegevens bekend over percentages beroepsbeoefenaren die zorginhoudelijke informatie elektronisch vastleggen, met uitzondering van de fysiotherapeuten. De beroepsmonitor van het KNGF geeft wel informatie over beroepsbeoefenaren en het elektronisch vastleggen van zorginhoudelijke informatie (exacte cijfers zijn na te lezen in bijlage 4.3, factsheet fysiotherapie). Het is geen verplichting zorginhoudelijke informatie elektronisch vast te leggen. Wel is het verplicht zorginhoudelijke informatie in een dossier te voeren, maar het is niet verplicht dit elektronisch te doen. Een uitzonderingspositie wordt bekleed door de mondhygiënisten in de vrije vestiging, MBB‟ers en de orthoptisten. Slechts drie procent van de mondhygiënisten is niet geautomatiseerd. MBB‟ers leggen geen zorginhoudelijke gegevens vast voor de eigen beroepsuitoefening. De orthoptisten werken allen in een module van het ziekenhuisinformatiesysteem. De zorginhoudelijke informatie wordt daarin genoteerd. De administratieve afhandeling gebeurt grotendeels via of door het ziekenhuis. In de huidige informatiesystemen voor paramedici is het niet (voldoende) mogelijk om managementgegevens uit de ingevoerde informatie te filteren. Er wordt informatie ingevoerd in het systeem, maar de koppelingen die gemaakt moeten worden om uit de informatie management- en of sturingsinformatie (gemakkelijk) te kunnen exporteren, is in weinig softwareprogramma‟s voor paramedici aanwezig.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
12
Communicatie met de cliënt Communicatie met de cliënt is een zeer belangrijk onderdeel van het primaire zorgproces, zo blijkt uit de interviews. Hier wordt niet ingegaan op de inhoudelijke behandelcommunicatie tussen paramedicus en cliënt, maar ingezoomd op die informatieonderdelen die ook in het dossier vastgelegd zouden kunnen worden. In de communicatie met de cliënt zijn verschillende stadia aan te geven. Er kan informatie/contact of andere communicatie zijn voor, tijdens en/of na de behandeling. De communicatie voorafgaand aan de behandeling valt in twee verschillende niveaus uiteen. Wanneer de cliënt op verwijzing van de arts komt, wordt een verwijsbrief gestuurd of meegegeven waardoor de paramedicus al informatie over de cliënt en diens klacht heeft, voordat het eerste contactmoment plaatsvindt. Dit geeft een ander ingangsniveau voor het gesprek met de cliënt tijdens dat eerste contact. Voor de cliënt geeft het wellicht ook een ander ingangsniveau in het eerste contact omdat hij weet dat de paramedicus op de hoogte is van de belangrijkste klacht of (medische) feiten. Wanneer geen verwijzing plaatsvindt, maar de cliënt op eigen initiatief (via directe toegankelijkheid) de weg naar de paramedicus vindt, is het eerste contact en de bijbehorende informatievraag gericht op screening. De vraagstellingen van de paramedicus zijn open en breed in dat eerste contactmoment en communicatie met de cliënt is open en onderzoekend van aard. Voorafgaand aan een sessie wordt door een aantal paramedici informatie aan de cliënt gevraagd. Een voorbeeld hiervan is een patiëntenportal waarin invullijsten staan over het dagelijks voedingspatroon, het berekenen van de body mass index / BMI, een invullijst voor medicatiegebruik, en een medische anamnese door middel van de ASA-score. Als de cliënt voorafgaand aan een sessie al een aantal gegevens invult, scheelt dit tijd in het eerste contactmoment en dit helpt ook om in het diagnostische proces te komen tot een goede formulering van de paramedische diagnose. Communicatie tijdens de behandeling of duur van de behandelingen tussen paramedicus en cliënt vindt plaats in de behandelkamer. Gegevens uit de communicatie en de behandeling zelf worden vastgelegd. Er zijn verschillen in hoe en op welk moment deze gegevens worden vastgelegd. Informatie kan vastgelegd worden met de cliënt erbij tijdens of aan het einde van de sessie. Voor de cliënt biedt dit de mogelijkheid tot het stellen van vragen over de vastgelegde gegevens. De informatie kan ook worden vastgelegd nadat de cliënt de behandelruimte heeft verlaten of aan het eind van de dag. Dit biedt de cliënt minder de mogelijkheid tot het stellen van vragen. Communicatie met de cliënt bij afronding van het behandeltraject kan bestaan uit het geven van adviezen, een overdracht naar een collega of een verslag naar zijn huisarts en/of medisch specialist. Deze informatie wordt besproken met de cliënt maar ook vastgelegd in het eigen systeem en indien aan de orde, in een overdrachtsformulier of in een verslag of rapportagebrief. In sommige gevallen krijgt de cliënt het overdrachtsformulier of de rapportage op papier mee om aan de volgende behandelaar te overhandigen. Communicatie met de verwijzer en met andere ketenpartners “Contact met een verwijzer, zoals de huisarts, doen weinig oefentherapeuten elektronisch. Dit gebeurt of op papier of via de telefoon. De brief voor de huisarts wordt wel uit een computerprogramma gegenereerd (men schrijft dus weinig tot geen handgeschreven brieven meer), maar wordt uitgeprint en aan de cliënt mee gegeven of per post verstuurd.” Viola Zegers, verenigingsmanager, Vereniging van Oefentherapeuten Cesar & Mensendieck Dit citaat geeft weer hoe het leeuwendeel van de communicatie tussen paramedicus en verwijzer in de huidige praktijksituatie verloopt. Op basis van de cliëntinformatie die de paramedicus vastlegt in zijn dossier, wordt door de ondersteunende functies in software van de paramedicus gedeeltelijk automatisch een verslag naar de verwijzer en/of de huisarts en eventueel een overdracht naar een andere paramedicus gevuld. Software is gedeeltelijk ondersteunend in het huidige communicatieproces met de verwijzer. Op dit moment zijn er weinig beschermde emailverbindingen of regionale beschermde oplossingen waarbinnen paramedici communiceren met verwijzende partijen. “Men geeft aan dat de beroepsgroep klaar is om stappen te zetten richting het uitwisselen van gegevens. Er is behoefte aan de uitwisseling van gegevens tussen huidtherapeut en huisarts. Nu moet men moeite doen om bijvoorbeeld de medicatielijst van de huisarts op papier te krijgen. Het zou ideaal zijn om de medicatie, de verschillende (soorten) voortrajecten aan therapieën, allerlei
Informatievoorziening in de paramedische zorg
13
soorten onderzoek etc. al in te kunnen lezen voordat de behandeling bij de huidtherapeut start. Dat zal veel tijdwinst geven. Tevens zal de terugrapportage naar de huisarts sneller, maar vooral meer aansluitend op de informatiebehoefte van de huisarts kunnen plaatsvinden.” Yvonne Born, bestuurslid Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten (NVH) Bovenstaand citaat geeft aan dat verschillende actoren behoefte hebben aan een volledige ICTondersteuning in de communicatie tussen verwijzer en behandelaar. Uit de interviews blijkt dat er ook, en daar is iedereen zich terdege van bewust, (onbeveiligd) emailcontact over cliënten plaatsvindt. Er wordt altijd voor gezorgd dat het korte mails met vragen betreft en geen eindverslagen, officiële overdrachten of andere rapportages. Iedere (para-)medicus is zich ervan bewust dat communiceren over cliënten via email niet de juiste weg is, maar het bestaan hiervan geeft aan dat er een nijpende behoefte bestaat om kort informatie uit te wisselen of een korte vraag te kunnen stellen, zonder dat daarvoor een brief geschreven hoeft te worden of een telefoongesprek gevoerd hoeft te worden. Ergotherapie Nederland benadrukt het belang van communicatie voor ketenzorg. “Wanneer een patiënt in een zorgketen terechtkomt of langdurig zorg nodig heeft, is het belang van een goede en adequate ICT-structuur evident. Maar het tot stand laten komen van een dergelijke ICT-structuur is geen doel op zich. ICT-structuren zijn middelen om goede ketenzorg te faciliteren en daardoor het proces voor de patiënt zo goed mogelijk te laten verlopen. … “ICT dient te worden ingericht aan de hand van ketenzorgstructuren. De keten, de zorgvraag en de zorgverleners in die keten, zijn de basis van de ICT-infrastructuur.” Puck Bulthuis, Directeur en bestuurder van Ergotherapie Nederland Communicatie met collega’s Communicatie met collega‟s komt voor, vooral in de situatie waarin de paramedicus in het ziekenhuis een cliënt overdraagt naar een collega-paramedicus in de eerste lijn, maar niet met een bepaalde regelmaat. Wel worden intervisiebijeenkomsten georganiseerd waarin casuïstiek of andere beroepsinhoudelijke informatie met elkaar wordt gedeeld en besproken. Hierbij speelt ICT (nog) geen ondersteunende rol. Bijeenkomsten zijn regionaal georganiseerd of in teamverband binnen een instelling, maar zijn niet online, ondersteund door chatprogramma‟s of andere Health 2.0 toepassingen. In de huidige situatie wanneer een paramedicus iets wil weten van een collega, loopt men bij de collega „even binnen‟ of er wordt gebeld. Wanneer een cliënt wordt overgedragen naar een gespecialiseerde collega, wordt de cliënt met een overdrachtsinformatie overgedragen aan de collega. Dit is een ander informatietraject dan een contact of overlegmoment dat veelal informeel is, terwijl het doorsturen (naar bijvoorbeeld huisarts) of overdragen (naar collega-paramedicus) een formeel karakter kent. De verschillende beroepsverenigingen hebben geen cijfers van de mate van communicatie met collega-therapeuten binnen een beroepsgroep. Vanwege continuïteit van zorg is het streven om de cliënt altijd door dezelfde therapeut te laten behandelen. De mate waarin dit wordt gerealiseerd varieert per beroepsgroep, per setting en per type cliënt. Zo zijn kinderen die stotteren gebaat bij het vertrouwen, de rust en stimulans die een logopedist biedt. Bij vervanging door een collega, is het kind deze rust en stabiele omgeving kwijt. Vervanging komt bij deze kinderen dan ook alleen voor bij ziekte en vakantie. In grotere praktijken en afdelingen, vooral bij de fysiotherapie, komt vervanging vaker voor. In alle gevallen dient te worden gezorgd voor een zorgvuldige overdracht van gegevens. Positieve en negatieve prikkels ICT-gebruik Paramedici geven aan weinig prikkels te ontvangen om de huidige functionaliteiten van software of andere geautomatiseerde systemen, te gaan gebruiken. Dit heeft onder andere te maken met de onbekendheid van paramedici met ICT en mogelijkheden die ICT kan bieden. Informatie over ICT zou een behoefte kunnen vervullen en de kloof tussen niet weten is niet doen, verkleinen. “Er is behoefte aan een groter overzicht van alle ontwikkelingen rondom UZI-pas, BSN, EPD en en de doelstellingen. De vraag is bijvoorbeeld: wat levert het me op om een UZI-pas aan te vragen?
Informatievoorziening in de paramedische zorg
14
Wat kan ik ermee en wat zijn de voordelen ten opzichte van de huidige situatie? Er moet aan beroepsbeoefenaren duidelijk gemaakt worden, wat is het EPD? Wat kan ik daarmee? Wat is er zo handig aan? Hoe werkt het? Heel basale vragen dienen zo duidelijk mogelijk en zo praktijkgericht mogelijk beantwoord te worden. Heel erg zichtbaar, praktisch toepasbaar en op het moment zelf ook bruikbare toepassingen kunnen laten zien.” Kyra Keybets, verenigingsmanager, Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie Op dit moment wordt er via meer negatieve prikkels getracht vele zorgverleners te bewegen ICT te gebruiken en geautomatiseerde praktijk- of bedrijfsvoering te gaan opbouwen. Een voorbeeld van een dergelijke prikkel is het verplicht gestelde elektronisch declareren naar de zorgverzekeraar. De paramedicus wordt gesanctioneerd op het moment hij niet elektronisch declareert. De eisen gesteld door zorgverzekeraars, bijv. het voorschrijven van een keuze voor een specifieke ICT-leverancier, vormen een spaak in het wiel van het ICT-beleid van de beroepsverenigingen. Paramedici noemen als prikkel tot verandering van dossiervoering (en dit kan positief of negatief geïnterpreteerd worden door de beroepsbeoefenaren) een verplichting voor elektronische dossiervoering door wetgeving. Een positieve prikkel tot het gebruik van ICT in de praktijkvoering kan zijn de directe toegankelijkheid die voor een aantal beroepsgroepen is gaan gelden. Door de komst van directe toegankelijkheid voor een aantal paramedische beroepen wordt er, naast de grotere keuzevrijheid voor de cliënt, ook een verandering in bedrijfsvoering en daarmee informatiehuishouding beoogd. Andere mogelijkheden om prikkels een minder negatieve of zelfs positieve lading te geven, geeft onderstaand citaat. “Een positieve of stimulerende factor vanuit de beroepsinhoud kan zijn, dat er regels en richtlijnen komen voor het opzetten van intervisie en intercollegiaal overleg op structurele basis. Hiervoor moet je informatie kunnen delen, maar ook kunnen benaderen en dat maakt het noodzakelijk gebruik te maken van computersystemen, uniforme terminologie te hanteren en de gegevens in dezelfde velden in te voeren” Henny Fuit, podotherapeut en secretaris, Nederlandse Vereniging voor Podotherapie Positieve stimulerende factoren zijn vooral gericht op de kwaliteit van zorg voor de cliënt en de kwaliteit van zorgaanbieding door de beroepsbeoefenaar en zijn factoren die een grote slagingskans hebben bij (individuele) beroepsbeoefenaren. Een stimulerende factor voor bestuurders of management kan zijn dat het gebruik van ICT in de paramedische zorg, kan zorgen voor betere managementgegevens waaruit sturing en informatie kan voortvloeien. Op dit moment is er geen mogelijkheid om bepaalde parameters te monitoren, waarop sturing en beleid kunnen worden afgestemd. Een praktisch voorbeeld hiervan zou zijn: onderwerpen voor bij- en nascholing in beroepsgroepen. Voor de keuzen voor bij- en nascholingstrajecten kan geen beroep worden gedaan op cijfers over handelingen, kwaliteit van handelingen etc. Een praktisch voorbeeld: “De NVMBR spreekt ook de wens uit een elektronisch kwaliteitsinstrument te willen ontwikkelen. De zogenaamde “blauwe ton analyse”. De afgekeurde foto‟s werden vroeger in een blauwe ton gegooid en later geanalyseerd. Daaruit kan gehaald worden welke opnames lastig zijn (en dus vaker overgedaan worden). Op basis daarvan kan gerichte training en bijscholing worden aangeboden. Tevens kan het ziekenhuis het beroepshandelen van de MBB‟ers toetsen en vergelijken.” Sija Geers-van Gemeren, verenigingsmanager/ambtelijk secretaris, Nederlandse Vereniging Medische Beeldvorming en Radiotherapie Daarnaast is er behoefte aan ondersteuning voor zowel zorginhoudelijke als administratieve processen: “Een programma waarin zowel administratieve handelingen en correspondentie met het ziekenhuis mogelijk is. En waarin het mogelijk moet zijn plaatjes, tekeningen, schema‟s in te voeren, maar ook al deze onderzoeken op een rijtje te kunnen hebben.” Dave Limpens, voorzitter en orthoptist, Nederlandse Vereniging van Orthoptisten
Informatievoorziening in de paramedische zorg
15
“Er is een patiënt met overgewicht. Met de succesfactor „meer bewegen‟ gaat men in deze casus aan de slag. Strategische doelstelling hierbij is vijf kg afvallen en vervolgens het bereikte gewicht handhaven (hierin spelen zowel procesindicatoren alsook resultaatgerichte factoren een rol). Het systeem maakt zowel de procesindicatoren zichtbaar (welke sport ga ik beoefenen, hoe lang ga ik dat doen) alsook de resultaatindicatoren (hoeveel km heb ik gejogd? Hoe vaak per week? Hoeveel pond/gram/kilo‟s weeg ik op de meetmomenten?). In de rapportages is plaats voor trendanalyses, voorspellingen, oorzakenlijst en actieplanning.” Tjamme Kats, oefentherapeut Cesar, Paramedisch Centrum Parkstraat Vanuit de beroepsverenigingen worden ICT-wensen en -mogelijkheden op zeer diverse manieren gepresenteerd. In het bovenstaande citaat wordt heel direct een link gelegd tussen onderzoek door de paramedicus, testen en testresultaten en de verdere administratieve afhandeling. Dit is een combinatie aan wensen op het gebied van zorginhoudelijke ondersteuning en administratieve ondersteuning. Onder administratieve handelingen in een behandeltraject valt ondersteuning bij declareren en factureren. Maar dit behelst ook gedeeltelijk de correspondentie met de verwijzer en de rapportages (tussen- en eindrapportages). Tevens wordt elektronische ondersteuning gevraagd bij het verwerken van de resultaten van specifieke onderzoeken die tijdens de behandeling door de paramedicus worden uitgevoerd. Dit is een zorginhoudelijke ondersteuningsvraag. Nu wordt het declaratieproces ondersteund door software en is het (soms in meer, soms in mindere mate) mogelijk om zorginhoudelijke gegevens vast te leggen, te onderhouden en te gebruiken in geautomatiseerde processen. Hiertegenover staat een beroepsgroep als de fysiotherapie die de afgelopen jaren uitgebreid heeft geïnvesteerd in de ontwikkeling van het elektronisch patiëntendossier voor fysiotherapeuten. “Via het actieprogramma FYSIO-EPD werkt het KNGF met haar leden aan het optimaal digitaal ondersteunen van het behandelproces van de fysiotherapeut en het gemakkelijk delen van patiëntgegevens in de zorgketen.” Bron: www.fysio-epd.nl Het KNGF heeft recent een programma van eisen vastgesteld. Deze eisen zijn de bouwstenen voor verslagleggingsystemen. IT-coördinator Rob Stadt vertelt over de totstandkoming van het actieprogramma en het doel hiervan. “Een drietal werkgroepen bestaande uit fysiotherapeuten werkzaam in een intramurale werksetting, een extramurale werksetting en als specialist heeft de ontwikkeling van een programma van eisen voor de totale beroepsgroep geformuleerd. Dit programma van eisen moet worden gezien als een blauwdruk voor de ICT-omgeving van de fysiotherapeut. Door het instellen van een keurmerk worden leveranciers van ICT-producten en -diensten geprikkeld om de applicatie aan die eisen te laten voldoen.” “Het programma van eisen heeft primair tot doel een stevige injectie te geven in de ICTontwikkelingen en daarbij de marktwerking maximaal te stimuleren. Bewust is er voor gekozen om de werkgroepen die het programma van eisen hebben geformuleerd samen te stellen uit professionals die extramuraal, intramuraal en als specialist werkzaam zijn.” Het KNGF is zeer actief om de fysiotherapeuten ondersteuning te bieden op het gebied van ICT en doorloopt dit traject met en voor de beroepsgroep. Het KNGF herkent de kansen van het gebruik van ICT in het fysiotherapeutisch behandelproces en heeft dit traject breed en groot opgepakt omdat belangenbehartiging en kwaliteitsborging / -ontwikkeling primaire taakgebieden van het KNGF zijn en met het actieprogramma aan deze taakgebieden voor de fysiotherapie gewerkt wordt. Het KNGF heeft hierbij een aantal wensen richting de overheid en Nictiz. “Er zou absoluut ondersteuning moeten komen voor de fysiotherapeuten, maar ook voor de overige paramedici, dit in de vorm van een geldelijke vergoeding. Het investeren in ICT is een lastige aangelegenheid voor een paramedicus wanneer er geen prikkel tot innovatie op dit gebied is, maar ook geen ondersteuning om een „dure, grote investering‟ te doen. Een oplossing hiervoor zou zijn eenzelfde eenmalige financiële injectie alsook voor de huisartsen gegeven wordt, naast een structurele vergoeding voor het voeren van een EPD. Als de angst bestaat dat de middelen niet voor het eigenlijke doel worden benut zou een vorm van controle kunnen worden toegepast op de besteding van de eenmalige subsidie.”
Informatievoorziening in de paramedische zorg
16
Voor meer informatie over het actieprogramma FYSIO-EPD wordt verwezen naar: www.fysio-epd.nl Remmende factoren op ICT-ontwikkelingen voor paramedici “ICT heeft op dit moment geen prioriteit binnen de NVD. De ontwikkelingen worden grotendeels overgelaten aan het veld: softwareleveranciers en diëtisten zelf. Er komt zoveel op de vereniging af en het aantal medewerkers is zo gering dat er keuzen gemaakt moeten worden. Die keuzen liggen nu niet bij verslaglegging en elektronische gegevensuitwisseling. Overigens wil dit niet zeggen dat verslaglegging voor de diëtetiek niet relevant is” Nora Bakker, beleidsmedewerkster, Nederlandse Vereniging van Diëtisten Bovenstaand citaat illustreert dat de prioriteit bij een aantal beroepsverenigingen op dit moment niet bij ICT ligt. Eerder in deze paragraaf werd gesproken over diversiteit van settings, werkvelden en cliëntengroepen tussen de paramedische beroepsgroepen, maar deze diversiteit komt ook voor binnen één beroepsgroep. Zo zijn er fysiotherapeuten werkzaam in vrijgevestigde praktijken, in revalidatiecentra, in ziekenhuizen, in verpleeghuizen en in bedrijven. De fysiotherapie kent een tiental specialisaties, zoals sportfysiotherapie, bekkenfysiotherapie en manuele therapie. Voor deze specialisaties zijn er aparte specialistenverenigingen die verantwoordelijk zijn voor de inhoudelijke kant van het specialisme. Bij een goede kwaliteit van zorg hoort ook een goede verslaglegging. Elektronische gegevensvastlegging en communicatie is daarom door het KNGF voortvarend opgepakt. Ook de andere paramedische beroepsverenigingen en iedere (geïnterviewde) paramedicus onderstrepen het belang van een goede verslaglegging voor de kwaliteit van zorg. Dat elektronische gegevensuitwisseling niet de eerste beleidsmatige keuze is voor alle beroepsverenigingen, kan verklaard worden door de geringe omvang van een aantal verenigingen en de diversiteit van de werkvelden. Voor een paramedicus werkzaam in een vrij gevestigde praktijk zijn andere zaken belangrijk betreffende elektronische gegevensuitwisseling, dan voor een intramuraal werkzame paramedicus. Uit de interviews komt naar voren dat de paramedische beroepsverenigingen niet één blok vormen wat betreft ICT-ontwikkelingen. Weliswaar zijn er contacten tussen de verschillende verenigingen, maar er is geen sprake van het met elkaar optrekken. Dit komt deels doordat „paramedisch‟ een verzamelnaam is voor verschillende beroepsgroepen die verschillende taken verrichten. Weliswaar vallen alle paramedische beroepsgroepen onder de wet BIG (Beroepen Individuele Gezondheidszorg), maar de fysiotherapie vormt een „artikel 3 beroep‟, terwijl de andere paramedische beroepsgroepen zijn omschreven in artikel 34. Al met al lijkt er weinig schaalvoordeel te behalen op het gebied van ICT-ontwikkelingen. Samengevat is een aantal factoren te benoemen, die ervoor zorgen dat paramedici (ondanks de grote aantallen zorgverleners) niet dezelfde voordelen benutten of kunnen benutten als andere groepen in de zorgsector: Paramedici is een verzamelnaam voor verschillende beroepen op HBO-niveau, die gemeen hebben dat hun titel en verantwoordelijkheden beschermd en genoemd zijn in de wet BIG (artikel 3 voor de fysiotherapie en artikel 34 voor de andere paramedische beroepsgroepen). Paramedici vormen een diverse groep zorgverleners. Zij werken in verschillende settings met verschillende cliëntengroepen, waardoor zij een minder herkenbare rol hebben in het zorgproces dan bijvoorbeeld huisartsen. Een aantal paramedische beroepsgroepen is qua omvang zeer gering waardoor het lastig is een „blok‟ te vormen, zo is bijvoorbeeld de onderhandelingspositie van de podotherapeuten (ca. 432) ten opzichte van ca. 8000 huisartsen relatief zwak. 3.2
Resultaten interviews met koplopers
Uit de interviews met de koplopers (paramedici die voorop lopen wat betreft ICT-gebruik) is een aantal voor het doel van het onderzoek relevante onderwerpen gedestilleerd waarover in deze paragraaf verslag wordt gedaan. Algemeen In de interviews met de koplopers werd gevraagd een beschrijving te geven en, indien dat tot de mogelijkheden behoorde, een demonstratie van het door hen gebruikte systeem. Dit gedeelte
Informatievoorziening in de paramedische zorg
17
beperkt zich tot een aantal overeenkomsten en verschillen in de beschreven systemen en methodieken van de koplopers. In bijlage 3 worden de systemen kort besproken. In het algemeen kan gezegd worden dat de variëteit van systemen bij de koplopers groot was: van (nog) volledig visionaire ideeën over een werkend systeem, tot een bestaand softwarepakket dat geheel naar eigen wens was aangepast door de gebruiker zelf; van het toetsen van het methodisch handelen met behulp van een ontworpen programma tot het mogelijk maken van het delen van informatie binnen een organisatie met verschillende disciplines. Vaak zijn het enthousiaste mensen die het initiatief nemen om wat te ontwikkelen en dat groeit dan uiteindelijk uit tot een mooi systeem. “Het systeem dat nu draait, is ooit gestart doordat er een enthousiaste collega was die alle kaartenbakken wilde digitaliseren. Hiervoor is men gaan bedenken welk RIS (radiologieinformatiesysteem, red.) hiervoor geschikt was. Toen Chipsoft als ZIS (ziekenhuisinformatiesysteem, red.) in het ziekenhuis geïmplementeerd werd, zijn er werkgroepen gekomen waarin de röntgen uitgebreid werd meegenomen. Toen heeft alles een vogelvlucht genomen. In het huidige systeem wordt geprobeerd geheel digitaal te werken (aanvragen van buiten het ziekenhuis zijn nog wel op papier).” Dirk Prins en Hans van den Woestijnse, MBB, Westfriesgasthuis Samenwerking De redenen dat diverse systemen bedacht, opgezet of gebouwd zijn door de koplopers, zijn het bevorderen van een gemakkelijke en praktische samenwerking. Het op eenvoudige en snelle manier de collega of verwijzende partij op de hoogte stellen van een gebeurtenis in de behandeling, het vragen van een advies, het verwerken van inkomende en uitgaande informatie van en naar derden,het zijn allemaal redenen om elektronisch gegevens vast te leggen en, indien mogelijk, te delen. Samenwerking vergemakkelijken was een van de redenen voor de revalidatiesector om een eigen revalidatie-EPD-project te starten. In het interview met Maaike Zweers werd duidelijk dat het onder de loep leggen van de eigen werkzaamheden (in dit geval de logopedische werkzaamheden) erg nuttig en nodig was. Door de eigen werkzaamheden te beschrijven en daarna de gemeenschappelijke kaders te benoemen, werd het mogelijk een goed plan van eisen op te stellen voor een elektronisch patiëntendossier functionerend in de revalidatiecentra. Dit revalidatie-EPD wordt een systeem waarbinnen diverse paramedici en medici werken. De verslaglegging, het onderzoek, de onderzoeksresultaten, de agendafunctie etc. worden door alle disciplines in één dossier gevoerd. Tijdswinst in de beroepsuitoefening “Een jaar of tien, vijftien geleden is door diëtisten in het LUMC gedacht over een systeem dat alle functies en afdelingen waarmee de diëtist te maken heeft in het ziekenhuis in één pakket samen te brengen. Men werkte toen met modulen voor de ziekenhuiskeuken, van alle verschillende afdelingen, in een eigen dossier per diëtist per cliënt, een eigen rekenprogramma, een module waarin labuitslagen opgezocht konden worden enz. De diëtist was alles aan het overschrijven in het eigen papieren dossier en informatie was niet toegankelijk, maar was ook de eigen behandelingen aan het opschrijven in verpleegdossiers etc. Kortom: de diëtisten wilden een systeem waarbij maar eenmalig gegevens in huis ingevoerd hoefden te worden.” Willy Visser, diëtiste in het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) Bovenstaand citaat geeft de reden weer van het ontwikkelen en realiseren van het Elektronisch Diëtetiek Dossier. Dit EDD is geboren uit de noodzaak niet overal apart gegevens vandaan te halen, dubbel werk te doen door deze in het eigen dossier over te nemen en vervolgens na uitzetting van het beleid dit in een ander dossier over te moeten schrijven. Door het realiseren van eenmalig invoeren van gegevens is er tijdswinst ontstaan voor de diëtisten in het ziekenhuis en ook voor de afdelingen en specialismen. Tijdswinst door het gebruik van ICT wordt ook onderschreven in het handencentrum in Uden. Mike van Heel richtte Intramed geheel naar eigen wens en specialisatie in. Onderstaand citaat geeft aan hoe ook tijdswinst geboekt kan worden tijdens iedere behandeling
Informatievoorziening in de paramedische zorg
18
“Ik vul deze gegevens in, in aanwezigheid van de cliënt. Daarmee is ook mijn verslaglegging klaar wanneer de cliënt de ruimte verlaat. Hiermee boek ik een tijdswinst ten opzichte van veel ergotherapeuten die de verslaglegging handmatig of in vrije tekst moeten invullen en een eindverslag moeten maken wanneer de cliënt de spreekkamer verlaten heeft. In het systeem is ingesteld dat de meeste zaken al worden meegenomen in de verslaglegging, zonder dat de therapeut daarvoor moeite hoeft te doen, of moet bedenken wat er in het eindverslag moet staan.” Mike van Heel, ergotherapeut, handtherapeut en eigenaar van het Handencentrum Onderstaande citaten sluiten aan bij de tijdswinst die tijdens de beroepsuitoefening plaatsvindt, op het moment dat er contact moet worden gezocht met een verwijzende partij. In de meeste gevallen communiceren paramedicus en verwijzer per brief en telefoon en dat levert veel heen en weer bellen op, terwijl een elektronisch (beveiligd!) bericht snel en adequaat de informatie levert. “Hàllux BV zou liever nog vandaag dan morgen willen overgaan tot elektronisch communiceren met verwijzende partijen. Er gaan ongeveer honderd rapportages per week uit naar verwijzers, dus het scheelt erg veel tijd en kosten om dit elektronisch te kunnen doen.” “Een ander voordeel van elektronisch communiceren is dat het contact zoeken en informatie delen (zowel ontvangen als beantwoorden van vragen) vele malen sneller en eenvoudiger kan verlopen dan nu het geval is. Beide partijen moeten nu wachten op een brief of moeten heen en weer bellen om bepaalde informatie te geven of te ontvangen.” Mano de Kok, podotherapeut en directeur van Hàllux BV Positieve factoren bij de ontwikkeling van een EPD Uit de verhalen is een aantal factoren te destilleren die bijdragen aan succes. Op de werkvloer moet de meerwaarde van een elektronisch systeem worden gezien c.q. moet men ervaren dat het ontbreken van een systeem leidt tot fouten of tijdverlies. Er is een „trekker‟ met visie nodig die de kar trekt en de „boel bij elkaar houdt‟. Er is een goede planning nodig en voldoende tijd en geld, de toekomstige gebruikers moeten bij het vullen en testen van het systeem betrokken worden en daarvoor daadwerkelijk worden vrijgesteld. En het systeem moet flexibel zijn, met ruimte voor het invullen van eigen wensen. “Wat helpt of wat als groot voordeel gezien wordt binnen het revalidatie-EPD, is de grote mate van flexibiliteit. Er is een soort globale procesbeschrijving vastgelegd en gevangen in een EPDstructuur, maar er zijn talloze aanpassingen voor elk centrum afzonderlijk, mogelijk. Dat kan professionals ook over de streep trekken. Dat er niet met ICT een werkwijze opgelegd wordt, maar dat er voordelen zijn en niet alleen het „keurslijf‟. Het revalidatie-EPD geeft een kapstok waar je naar eigen inzicht „jassen aan kan hangen‟.” Maaike Zweers, logopediste, Revalidatiecentrum Heliomare Wensen ten aanzien van de huidige situatie De koplopers geven allen aan een aantal zaken te missen. De connectiviteit met andere zorgverleners. Nu is het vaak zo dat de koplopers (bijna) het behandelproces geheel digitaal vastleggen, maar dat de verwijzing naar hen toe (indien aan de orde) en de eindrapportage niet digitaal kunnen worden verstuurd. De ontvangende partijen zijn niet in staat te koppelen aan de zender. Hierdoor komt het veelvuldig voor dat er papieren verwijsbrieven worden ontvangen en er eindrapportages (weliswaar bijna geheel digitaal gegenereerd) uitgeprint en per post verstuurd moeten worden. De wens om te beschikken over een connectie en natuurlijk het zorgen voor de veiligheid van deze connectie, is groot. Een aantal koplopers geeft aan meetinstrumenten (o.a. vragenlijsten) nu nog handmatig af te nemen en de scores handmatig in het dossier van de cliënt in te voeren. Het zou een quick win zijn om allerlei meetinstrumenten aan de huidige softwareprogramma‟s te koppelen en de mogelijkheid te bieden dat cliënten thuis al gegevens invoeren. In een aantal systemen, zoals het systeem PROKWAF is dit al gerealiseerd.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
19
“De fysiotherapeut kan in het systeem aanklikken welke meetinstrumenten door de patiënt al thuis kunnen worden ingevuld. Ook dat verliep via een beveiligd systeem, waarbij de patiënt alleen zijn eigen vragenlijst kon zien en wat hij eerder had ingevuld.” Simone van Dulmen / IQ-Healthcare, UMC St Radboud Een andere wens is de mogelijkheid voor iedere zorgverlener om ook over de juiste hardware en op de juiste plaats, te kunnen beschikken. Wanneer er digitaal gewerkt wordt in een elektronisch patiëntendossier, moet iedere behandelaar, paramedisch of medisch over de juiste hard- en software kunnen beschikken. De laatste wens die de koplopers gemeen hebben, is om eenheid van taal binnen het beroep vast te stellen. Nu voeren zij de gegevens op hun manier in, maar als daarvoor geen standaarden bestaan, voert de collega in Maastricht het dossier heel anders in dan de collega in Alkmaar. De koplopers doen ook aanbevelingen. Zo vindt een aantal dat de beroepsverengingen beter gebruik zouden moeten maken van de ervaring die in het veld aanwezig is. Verder wordt benadrukt dat het gebruiksgemak van de systemen hoog in het vaandel moet staan. De tijd die beschikbaar is om de gegevens van een cliënt in te voeren is zeer beperkt en als daarmee onvoldoende rekening wordt gehouden bij de ontwikkeling van systemen zullen paramedici massaal „afhaken‟. De spagaat waar paramedici zich in bevinden blijkt ook uit onderstaand citaat. “Het beeld dat vele zorgverleners hebben, is dat er meer en meer moet worden vastgelegd van een patiënt, van een behandeling, van de financiële kant enz. Hierdoor kan het gevoel en de intrinsieke motivatie om een patiënt te helpen, een luisterend oor te bieden, een goed gesprek met de familie te kunnen aangaan, heel erg belemmerd worden. Tegelijkertijd zien en begrijpen vele professionals het doel en het nut van verslaglegging, communicatie, het verzamelen van gegevens voor management of onderzoek, want je wilt als professional ook de beste kwaliteit van zorg kunnen leveren. Zij bevinden zich in een spagaat van beide zaken teveel te willen, waardoor ze zich belemmerd voelen in de uitvoering en uitkomsten van hun vak.” Maaike Zweers, logopediste, Revalidatiecentrum Heliomare Tot slot benadrukken de koplopers het belang van de mogelijkheid om elektronisch gegevens te kunnen uitwisselen tussen de eerste lijn en de ziekenhuizen. 3.3
Visies van beroepsverenigingen en koplopers samengevat Toekomstbeelden
De verschillende beroepsgroepen hebben voor de toekomst een aantal ideaalscenario‟s geschetst. Het kunnen inzien van het medicatiegebruik van de cliënt, het structureren en standaard vullen van een overdracht naar een andere paramedicus of aan andere ketenpartners en het kunnen beschikken over fotomateriaal zien ze als belangrijke ontwikkelingen in de toekomst . “Voor de mondhygiënist is het van belang om precies te weten welke medicatie een patiënt gebruikt, alvorens bepaalde (be)handelingen ingezet kunnen worden. Zo is het bijvoorbeeld nodig om te weten of de patiënt bloedverdunners gebruikt, maar ook kan de patiënt medicijnen gebruiken die interacteren met de verdovingsvloeistoffen die door de mondhygiënist worden gebruikt.” Ellen Bol, mondhygiëniste en bestuurslid, Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten Naast de veranderingen in communicatie tussen zorgverleners zoals deze hierboven worden omschreven, is er ook een duidelijke rol voor de cliënt in de toekomstige paramedische zorg voor ogen. “De toekomst zou kunnen zijn dat technologie ingezet kan worden voor het bezoek aan de diëtist. Dus dat de patiënt thuis al gegevens invult (wat eet/drinkt de patiënt) en dat de diëtist deze al kan bekijken/analyseren voordat de patiënt op consult komt. Een patiëntenportaal met daarin testen, rekenprogramma‟s zoals huidige voeding berekenen, BMI berekenen, invullijsten, chat etc.” Willy Visser, diëtiste in het Leids Universitair Medisch Centrum
Informatievoorziening in de paramedische zorg
20
Gewenste ondersteuning door beroepsvereniging, overheid en Nictiz Er is aan iedere geïnterviewde (beroepsvereniging en koploper) gevraagd hoe, door wie, wat, waar en wanneer ondersteuning geboden zou moeten worden om (elektronische) gegevensuitwisseling tot stand te kunnen laten komen. Onderstaand een aantal taken/rollen en functies die zowel de beroepsverenigingen alsook de koplopers zien: aanjaagfunctie: dit kan inhouden het verplicht stellen van elektronische gegevensuitwisseling en verslaglegging (bijvoorbeeld via wetgeving), richtlijn- en standaardenontwikkeling: een aantal regels, richtlijnen en standaarden opstellen voor dossierbouw, -inrichting en gebruik, brugfunctie tussen leveranciersmarkt en de gebruikersmarkt: leveranciers in beweging laten komen, maar ook de gebruiker meenemen in die beweging, voorlichtersfunctie: informatieverstrekker van allerhande ICT-zaken op een begrijpelijk en praktisch niveau, borgen van samenhang en samenwerking van alle partijen in een communicatietraject (ter voorkoming van langs elkaar heen praten en veel dezelfde oplossingen bij een vraag creëren), verstrekken van subsidies om ICT-gebruik (zorginhoudelijk niveau) te stimuleren, ondersteuning bieden aan bestaande regionale initiatieven. Uit deze opsomming blijkt dat er op een breed terrein behoefte is aan ondersteuning. Op meerdere vlakken is die ondersteuning nog niet voorhanden. In de aanbevelingen wordt per ondersteuningsvraag aangegeven op welke instantie(s) hiervoor een beroep wordt gedaan.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
21
4
DISCUSSIE
In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de twee deelonderzoeken zijn uitgevoerd en welke voor- en nadelen de gekozen methoden behelzen. Aan bod komen het gekozen onderzoeksdesign, de onderzoekspopulatie en de onderzoekssettings. 4.1
Onderzoeksdesign
Voor de deskresearch is informatie verzameld door het raadplegen van diverse bronnen. Er is gezocht naar literatuur. Dit gebeurde voornamelijk via internet; bestudeerd werden de websites van de verschillende beroepsverenigingen, pubmed en algemene sites over zaken als kwaliteitsregister paramedici, opleidingen en LiPZ (Landelijke Informatievoorziening Paramedisch Zorg; www.nivel.nl/lipz). Ook zijn de verschillende richtlijnen / programma‟s van eisen verslaglegging en richtlijnen verslaggeving bestudeerd. Een voordeel van dit opgesplitste kwalitatieve onderzoek kan zijn, dat dit onderzoek meer flexibiliteit en meer mogelijkheden tot diepgang biedt en op die manier een beter beeld geeft over de informatie die in dit veld, bij beide partijen – beleidsmakers en koplopers - aanwezig is. Een nadeel bij dit kwalitatieve onderzoek is dat de vragenlijsten niet getest zijn voordat het onderzoek begon. 4.2
Onderzoekspopulatie en -settings
In de interviews met de beleidsmakers van de beroepsvereniging is gevraagd naar beroepsbeoefenaren die in de praktijk actief gebruik maken van ICT. Uit de genoemde namen is een beroepsbeoefenaar gekozen om een interview mee te houden. Per beroepsgroep zijn er minimaal twee en maximaal vier personen aan het woord geweest in maximaal twee interviews. De resultaten uit deze twee interviews kunnen niet geëxtrapoleerd worden naar de gehele beroepsgroep. Daarvoor is de onderzoeksgroep te klein. 4.3
Verschillen tussen beroepsgroepen
Zoals duidelijk is geworden uit de factsheets en de interviewresultaten, bestaan er nogal wat verschillen tussen de paramedische beroepen. Een van de verschillen is de directe toegankelijkheid van een aantal paramedici. In de onderstaande afbeelding is getracht te verduidelijken welke beroepsgroepen rechtstreeks toegankelijk zijn voor de patiënt (zowel rechtstreeks alsook via verwijzing toegankelijke zorg), en welke paramedici enkel op verwijzing van een arts toegankelijk zijn. In veel gevallen is de verwijzende partij de huisarts, maar ook andere artsen verwijzen naar paramedici.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
22
Fysiotherapeut
Oefentherapeut Mensendieck
Oefentherapeut Cesar
Optometrist
Huisarts Tandarts …
Mondhygiënist
Patient Ziekenhuis
Logopedist
Podotherapeut
Specialist
Ergotherapeut
Huidtherapeut
Orthoptist
Radioloog Radiotherapeutisch laborant Radiodiagnostisch laborant
Diëtist
Verwijzing Vrije toegang
Figuur 4.1
Verwijzing en vrije toegang voor patiënten. Een aantal mogelijke (schematisch weergegeven) interacties tussen de patiënt en de paramedicus en arts/ziekenhuis. Een vijftal paramedische beroepsgroepen kent al vrije toegankelijkheid; cliënten kunnen zonder verwijzing naar deze beroepsbeoefenaars. Verder kunnen cliënten via zowel de eerste lijn als tweede lijn naar paramedici worden verwezen.
In de figuur hierboven is een drietal „soorten‟ paramedici te zien. Vijf vrij toegankelijke én op verwijzing werkende paramedische beroepsgroepen (links bovenin). Een blok met vijf paramedische beroepsgroepen die enkel op verwijzing werken (middenonder) en een tweetal paramedische beroepsgroepen (orthoptisten en MBB‟ers) die alleen in het ziekenhuis werken. Binnen de laatste groep nemen de MBB‟ers een aparte positie in, in het gehele proces van elektronisch verslagleggen. De MBB‟er legt zelf geen verslag van zijn handelingen, maar is ondersteuner in het traject van diagnosestelling binnen het ziekenhuis. Alle overige genoemde beroepen leggen verslag van het gehele behandeltraject. De vorm van toegang en de plaats van verrichte werkzaamheden zijn van invloed op de manier en vorm van verslaglegging, evenals het delen van informatie met anderen. In het geval van vrije toegankelijkheid legt de paramedicus andere gegevens vast in het dossier als wanneer een cliënt op verwijzing voor behandeling komt. In het eerste geval is de paramedicus de hoofdbehandelaar en vindt communicatie met een arts plaats als dat relevant is.6 In het tweede geval rapporteert de paramedicus altijd aan de verwijzer (vaak de hoofdbehandelaar van de cliënt). Bij directe toegankelijkheid is er geen voorinformatie en moeten meer vragen gesteld worden om te besluiten wel of niet tot behandeling over te gaan, dan in het tweede geval wanneer er specifieke verwijzing plaatsvindt. Overigens is het verschil gradueel, omdat de hoeveelheid informatie bij verwijzing sterk varieert. Tevens is uit deze figuur 4.1 af te leiden dat paramedische zorg in elk domein van de gezondheidszorg voorkomt; de eerstelijns zorg in de eigen praktijk, maar ook de zorg in het ziekenhuis en de zorg in diverse settings (links en midden in het figuur is een aantal van deze settings opgesomd waarin logopedisten werkzaam zijn en met wie zij contact onderhouden). Deze diversiteit zorgt voor een uiterst lastig traject van het in kaart brengen van communicatielijnen en de inhoud van communicatie, om deze communicatie in de toekomst elektronisch te kunnen laten verlopen. Een uitvergroting van de communicatielijnen van een van de paramedische beroepsgroepen en de veelzijdigheid aan settings, communicatie, informatie enz. is hieronder uitgewerkt.
6
Bij directe toegankelijkheid vindt rapportage naar de huisarts plaats als de cliënt daarmee instemt.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
23
5893
LOGOPEDISTEN Cliënt Huisarts VRIJ GEVESTIGD ong. 2000
Ziekenhuis(specialist)
ZENDER
ONTVANGER
Verslag Eindrapportage Overdracht Verwijzing Cliëntinformatie Declaratiebericht
Verwijzing Cliëntretourinformatie Overdracht Declaratiebericht retour
Anders,……………..
Cliënt
ZENDER
ONTVANGER
Verslag (Eind)rapportage Overdracht Verwijzing Cliëntinformatie Multidisciplinair overleg
Verwijzing Cliëntretourinformatie Overdracht Verslag Multidisciplinair overleg
Cliënt (en Ouders)
ZENDER
ONTVANGER
GGD, Jeugdzorg
Verslag (Eind)rapportage Overdracht Verwijzing Cliëntinformatie Multidisciplinair overleg
Verwijzing Cliëntretourinformatie Overdracht Verslag Multidisciplinair overleg
Revalidatiezorg ZORGINSTELLING
Ziekenhuiszorg
ong.1500 Ouderenzorg Gehandicaptenzorg
ONDERWIJS ong.1000
Mytyl, Tyltylonderwijs Consultatiebureau Basisonderwijs
Figuur 4.2
Beknopt overzicht werkvelden, contactpartners en documentatie die uitgewisseld wordt van de beroepsgroep logopedisten; dit is een voorbeeld.
In figuur 4.2 worden de verschillende situaties in communicatie tussen paramedicus en andere zorgverleners weergegeven. De dossiervoering en de bijbehorende richtlijnen geven input voor maximale (ICT-)ondersteuning. Door implementatie van richtlijnen verslaglegging en verslaggeving kan in de communicatie uitgegaan worden van een aantal standaarden en gelijkenissen in de dossiervorming, -voering en –opbouw. Zo zal bijvoorbeeld elke optometrist in zijn dossier vaste onderdelen hebben en die op een gelijke manier vullen, zodat de verwijzer ervan uit kan gaan dat er geen (fundamentele) verschillen in de inhoud van bijvoorbeeld een eindrapportage zit, tussen optometrist één en optometrist twee. Figuur 4.3 geeft de huidige situatie weer van dossiervoering in de meeste paramedische beroepspraktijken. Iedere paramedicus houdt een eigen dossier bij van de zorg aan de cliënt en kan niet rechtstreeks gebruik maken van de gegevens van een andere zorgverlener of verwijzende partij (behalve binnen een aantal ziekenhuizen). Op dit moment voegt men de gegevens van de andere zorgverlener, bijvoorbeeld van een verwijsbrief, handmatig in, in het eigen dossier. De diverse beroepen hebben voor het verslagleggen richtlijnen ontwikkeld om op deze manier een kwalitatief goede en juiste vorm van verslaglegging te kunnen borgen. Deze richtlijnen zijn echter deels verouderd en worden in het veld vaak niet gevolgd. Enkel het KNGF heeft een levende richtlijn verslaglegging. De NVH en de NVvP hebben een recente richtlijn. De overige beroepsgroepen moeten een start gaan maken met het updaten van deze richtlijnen of zijn daar al mee bezig (bijv. NVLF).
Informatievoorziening in de paramedische zorg
24
Patiënt / Cliënt
Huisarts
Fysiotherapeut
Huisartsinformatiesysteem
Fysiottherapeutisch Informatie systeem
Figuur 4.3
FY in revalidatiecentrum Andere zorgverlener
Revalidatie systeem
X-informatiesysteem
Gesegmenteerde elektronische dossiervoering in de huidige paramedische zorg; de verschillende systemen kunnen nog niet met elkaar „praten‟.
De situatie zoals geschetst in figuur 4.3 heeft een aantal gevolgen. Informatie over de cliënt is niet toegankelijk of benaderbaar en informatie wordt in eigen „beroepstaal‟ genoteerd. Er is bij sommige dossiers sprake van verslaglegging van een aantal gegevens met behulp van de ICF (waaronder de klachten van de cliënt, de paramedische diagnose, de behandeldoelen en het behandelresultaat), maar in andere dossiers is sprake van een andere „taal‟ of van vrije tekst om deze gegevens vast te leggen. Dit zorgt ervoor dat er zowel binnen als tussen beroepen (soms) geen consensus bestaat over de gebruikte terminologie. Dat heeft tot gevolg dat zorgverleners iets anders kunnen verstaan onder genoteerde „taal‟ uit bijvoorbeeld een verwijsbrief en deze niet kunnen invoeren of laten invoeren in hun dossier of computersysteem. Daarnaast is het belangrijk dat „medische‟ gegevens op de goede plek in het paramedisch dossier terecht moeten komen (bijv. als verwijsgegevens). 4.4
Eenheid van taal en richtlijnontwikkeling
Er is in iedere beroepsgroep (op de MBB na) sprake van een richtlijn verslaglegging (zie tabel 3.1). Actualisering van een aantal van de richtlijnen is nodig om te komen tot een basis voor de vertaling naar software en andere toepassingen. Er zijn nog maar weinig beroepsverenigingen met een goed uitgewerkte richtlijn verslaggeving. Onderstaande figuur geeft de route weer van een richtlijn verslaglegging tot het uiteindelijk gebruik van ICT als ondersteunende of dienstverlenende functie in de communicatie met een andere zorgverlener. De route loopt (van links naar rechts) van een richtlijn verslaglegging, via een richtlijn verslaggeving (met daarin beschreven een selectie van de gegevens die moeten worden uitgewisseld vooral verwijzers of ketenpartners), via de ontwikkeling van technische oplossingen, aanpassing van (informatie)systemen, en tests tot een werkzaam systeem. Deze route zullen vele paramedische beroepen nog moeten gaan afleggen om te komen tot elektronische gegevensuitwisseling.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
25
Richtlijn verslaglegging Bijv. logopedie (ICF gecodeerd)
Richtlijn verslaggeving Bijv. logopedie (ICF gecodeerd)
Richtlijn gegevensuitwisseling logopedist – andere zorgprofessional
Vertaling van de zorginhoudelijke standaarden naar een technisch ontwerp met bijbehorende handleiding voor de leveranciers
Aanpassing van (informatie)systemen
Test
Figuur 4.4
Gereed voor de markt
Route van richtlijn paramedische verslaglegging naar het gebruik ervan in de praktijk. In de richtlijn staat aangegeven op welke wijze gegevens bij voorkeur moeten worden vastgelegd; zo wordt in de richtlijn voor de logopedie van een aantal gegevens aangegeven dat zij met ICF-terminologie kunnen worden vastgelegd.
Omdat de gegevens gebruikt in het kader van verslaggeving en gegevensuitwisseling met andere partijen in de zorgketen logisch moeten samenhangen c.q. de gegevens gebruikt voor communicatie moeten kunnen worden afgeleid uit de gegevens die zijn vastgelegd in het dossier (op basis van de richtlijn verslaglegging), is het te verwachten dat de richtlijnen op termijn „in elkaar geschoven‟ worden. In het geval van de fysiotherapie wordt op dit moment samen met het NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap) gewerkt aan een gegevensset; hiermee wordt vastgesteld welke gegevens op welk moment tussen een fysiotherapeut en een huisarts elektronisch uitgewisseld zouden kunnen en moeten worden. Een vereenvoudigde versie van een dergelijke uitwisselingsset is omschreven in figuur 4.5.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
26
Voor de behandeling (bij verwijzing) Doorverwijzing patiënt Verzoek inzage dossier Professionele samenvatting fysiotherapie Voor de behandeling (bij directe toegang) Fysiotherapeut
Melding nieuwe patiënt +verzoek inzage dossier Professionele samenvatting fysiotherapie
Huisarts
Tijdens de behandeling Verzoek status behandeling Overzicht status behandeling Na de behandeling Rapportage + melding einde behandeling
Figuur 4.5
Voorbeeld van uitwisselingsgegevens in de communicatie tussen een fysiotherapeut en een huisarts op verschillende momenten tijdens het fysiotherapeutisch zorgproces
In de toekomst zou het wenselijk zijn, zowel voor de cliënt, de paramedicus alsook voor de verwijzende of ontvangende partij, dat overdrachten, rapportages, eindrapportages, verwijzingen etc. digitaal kunnen verlopen. De voordelen zijn: cliënt kan gericht(er) bevraagd worden en cliënt kan ook gerichter vertellen, tijdsbesparing in de behandeling (start behandeling met meer informatie, afronding en rapportage sneller gegenereerd, overdracht sneller en makkelijker af te handelen), geldbesparing in administratie (papier, postzegels, printers, opbergruimte, afhandelingstijd van documenten etc.), informatie wordt benaderbaar (overzicht van eigen handelen creëren, kan bijdragen aan gerichte cursussen, behoeftepeilingen van professionals, patient empowerment). Er zijn ook nadelen waarvoor niet weggelopen moet worden: klakkeloos overnemen van andermans informatie (deze informatie hoeft niet correct te zijn, waardoor ook fouten kunnen ontstaan), starten en onderhouden van informatievoorzieningsystemen kost tijd en geld, informatie wordt benaderbaar (inzicht in handelen van de hulpverlener). 4.5
Over vijf jaar…
Als er een lijn zou zijn tussen handmatige dossiervoering met enkel elektronische declaratie (0%) aan de ene kant en volledige elektronische dossiervoering en gegevensuitwisseling (100%) aan de andere kant, hoe zien de paramedische beroepsverenigingen op dit moment en hoe zou dit zijn (of hoe zou dit moeten zijn) over vijf jaar? Deze vraag probeert de ambitie weer te geven van de beroepsvereniging met betrekking tot digitale gegevensuitwisseling. Door velen werd dit als een lastige vraag ervaren. Opvallend aan de antwoorden was dat velen een hoog ambitieniveau uitspreken, maar het lastig vinden, niet weten hoe aan deze ambitie vorm te geven en dit dus ook niet uitvoeren. Dit heeft o.a. te maken met het imago van ICT in de gezondheidszorg (anders verslagleggen levert meer werk op, een/elk nieuw systeem kost veel geld en veel extra tijd, de verzekeraar legt nu al regels op en kan met ICTtoepassingen nog meer controle krijgen over het professioneel handelen van de zorgverlener, etc.), verschil in settings waar de beroepsbeoefenaren werken (als beroepsvereniging is directe invloed op verslaglegging intramuraal vele malen geringer, dan invloeduitoefening op verslaglegging in de
Informatievoorziening in de paramedische zorg
27
vrij gevestigde eerstelijnspraktijken) en het ontbreken van prikkels om elektronische dossiervoering aan te zwengelen. Net zoals alle andere zorgverleners in Nederland staan paramedici met gemengde gevoelens tegenover ontwikkelingen als elektronische patiëntendossiers, health 2.0 toepassingen, patiënten portalen etc. Men ziet voordelen in sneller en makkelijker communiceren, maar weet niet hoe het zorgproces er met behulp van ICT precies uitziet of uit komt te zien. Dit heeft te maken met rolverdeling in het zorgproces, expertise op een bepaald vakgebied tot zijn recht kunnen laten komen, met vertrouwen in ICT, maar ook in de ontvanger van de informatie en of deze persoon wel alle informatie die je beschikbaar stelt, in zich opneemt of gebruikt in de behandeling. Dat maakt vele zorgverleners wat terughoudend in het meegaan in ICT-ontwikkelingen. “Op de lijn tussen volledig handmatige dossiervoering en geheel elektronische dossiervoering geeft de NVLF, zeker in de vrije vestiging, aan nog vrij ver richting handmatige dossiervoering te staan. Men ziet wel een groei, de beroepsgroep groeit wel in de richting van elektronische dossiervoering. Eerst was er het argument van de logopedisten dat behandelen en registreren met behulp van de computer te onpersoonlijk was. Langzamerhand beginnen logopedisten er aan het wennen” Kyra Keybets, verenigingsmanager, Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie Dit citaat gaat zeker niet alleen op voor de logopedisten in Nederland, maar ook voor vele andere (paramedische) beroepsgroepen. Er is absoluut groei en bewustwording op gang gekomen, maar iedere ingrijpende verandering kost tijd. 4.6
Financiën, ZZP, DBC en positieverwerving
Zowel de beroepsverenigingen als de koplopers geven aan dat de beroepsbeoefenaren die contracten hebben met zorgverzekeraars voor bijna 100% elektronisch declareren. Deze declaratie- en geldstroom zijn onlosmakelijk met ICT, verzekeraars en controlemechanismen verbonden. Het imago van de zorgverzekeraars is negatief en controlerend. Er zijn weinig tot geen positieve stimulerende factoren vanuit de zorgverzekeraar of overheid om ICT ook op zorginhoudelijk vlak meer in te zetten. Voor een aantal beroepsgroepen is het op dit moment ook moeilijk om op alle veranderingen die zich in de zorg voltrekken, rechtstreeks invloed uit te oefenen. Vele paramedische zorgverleners verlenen hun zorg in zorgketens waarvan een andere zorgverlener de regisseur is. Bijvoorbeeld in de zorg rondom diabetes mellitus spelen diëtisten, fysiotherapeuten en podotherapeuten een rol in het gehele zorgproces. Op dit moment vinden veel veranderingen plaats in de financiering en plaats van de geleverde zorg. De beroepsverenigingen en beroepsbeoefenaren zijn bezig om deze plaats in het proces (inkooptraject bij zorgverzekeraar, financiering in DBC (diagnose behandel combinatie) of ZZP (zorg zwaarte pakket)) (afhankelijk van setting) te verwerven. Deze processen spelen zowel in de eerste lijn (inkooptrajecten bij zorgverzekeraars) als in de tweede lijn (DBC en ZZP) en ook de komende functionele bekostiging in de zorg speelt een grote rol. Het managen van deze veranderingen in de organisatie, financiering en structuur van zorg nemen veel tijd in beslag bij de paramedici. Dit geven de onderstaande citaten weer. “Omdat bijna alle orthoptisten hun zorg binnen de muren van het ziekenhuis verlenen, hebben zij te maken met de veranderingen in de financiering van de zorg in de vorm van DBC-financiering. Op dit moment is het nog onduidelijk hoe de financiering voor de orthoptische zorg zal worden ingestoken.” Dave Limpens, voorzitter en orthoptist, Nederlandse Vereniging van Orthoptisten “Zoals eerder genoemd is er geen sprake van verzekerde zorg door de optometrist. De patiënt die nu komt of die verwezen wordt, moet zijn/haar eigen optometrische zorg betalen. Op dit moment worden nog veel patiënten naar de tweede lijn verwezen omdat die oogheelkundige zorg wel vergoed wordt. Op het moment dat er naar substitutie gezocht wordt en naar taakverschuivingen van de tweede naar de eerste lijn, zal er ook een tarief voor optometrische zorg moeten komen.” Rob Gevers, voorzitter en optometrist, Optometristen Vereniging Nederland Een voordeel van ICT en ICT-voorzieningen voor paramedici is dat de workload van deze veranderingsprocessen wellicht verlicht kan worden, wanneer ICT ondersteunend in communicatieen zorgprocessen kan zijn. Wanneer er meer informatie over beroepsbeoefenaren, hun zorg en
Informatievoorziening in de paramedische zorg
28
handelen vastgelegd en benaderd kan worden, kan het eenvoudiger worden managementbeslissingen te nemen. Ook een voordeel kan zijn dat duidelijker (op basis van cijfers) gemaakt kan worden wat het aandeel van de behandeling van de paramedicus is in de totale behandeling van de cliënt. 4.7
Informatievoorziening paramedici
Op basis van de interviews is te constateren dat er nog veel moet gebeuren op het gebied van informatievoorziening betreffende ICT en mogelijkheden van ICT-toepassingen. Dit bij zowel de beroepsverenigingen alsook de paramedici. Op dit moment hebben paramedische beroepsverenigingen weinig zicht op het percentage zorgverleners dat elektronisch met verwijzende partijen of in het eigen bedrijf communiceert en hoe deze communicatie eruit ziet. Velen weten dat er gebruik wordt gemaakt van email, maar dat dit geen veilige informatiestroom in het zorgproces is wanneer dit niet wordt afgeschermd. Ook over het gebruik van internet, patiëntenfora of –portalen, meetinstrumenten of andere soorten toepassingen van computertechnologie is weinig bekend. Om deze informatielacunes te kunnen opvullen, zou meer informatie verspreid kunnen worden en zouden de beroepsgroepen informatie over deze onderwerpen onder hun leden kunnen verzamelen. Een uitzondering is het KNGF. Zij bevragen hun leden in een jaarlijkse monitor op vele terreinen van de fysiotherapie en ook op het gebied van ICT, ICT-gebruik en ICT-voorzieningen. Verschillende geïnterviewden geven enkele bevorderende en belemmerende factoren aan die zeer bruikbaar kunnen zijn in de informatievoorziening over ICT en ICT-mogelijkheden richting de paramedicus. “Wel zou er meer nodig zijn indien men ook met anderen (verwijzers etc.) zou gaan communiceren. Dan moeten er zeker standaarden gemaakt worden wie wanneer wat waar neer zet. Iedereen moet zich bewust zijn van het omgaan met informatie en dezelfde regels en richtlijnen hanteren over de inrichting van het dossier en het voeren van het dossier. Er zal tevens veel/meer aandacht moeten worden geschonken aan de beveiliging van de gegevens en de uitleg hoe het systeem werkt.” Yvonne Born, bestuurslid en huidtherapeut, Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten “Een van de voordelen is het creëren van eenheid van taal. Door eenheid van taal kan meer transparantie komen in het beroepshandelen. Transparantie is nodig om te laten zien wat je doet als beroepsbeoefenaar. Dit moet je doen naar de buitenwereld, maar ook intern kunnen resultaten zichtbaar worden gemaakt. Door het gebruiken van een EPD kan de transparantie verhoogd worden. Wel is het zo dat elektronische verslaglegging en de verdere voortgang naar een EPD toe, zeer gebruiksvriendelijk moet zijn, minder tijd moet kosten en echt iets moet opleveren voor de beroepsbeoefenaar” Viola Zegers, verenigingsmanager, Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck “De gegevens die in deze systemen vastgelegd worden, zijn puur voor de praktijkvoering. Er kunnen geen managementgegevens uitgehaald worden. Er staan enkel de praktijkzaken in, zoals behandelverslagen, brieven naar de tandarts, boekhouding, declaratiemodules en medische anamnese. Er zijn geen gegevens met elkaar te matchen. Wanneer kwaliteitsindicatoren voor mondhygiënisten zouden worden opgesteld, kan men uit de huidige systemen geen informatie halen.” Ellen Bol-van den Hil, mondhygiëniste en bestuurslid, Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten
Informatievoorziening in de paramedische zorg
29
5
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
Op basis van de resultaten en de discussie wordt een aantal conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. 5.1
Conclusies
De conclusies zijn geformuleerd voor de vraagstellingen 1 t/m 3 zoals geformuleerd in paragraaf 1.3. 1. Wat is de stand van zaken op het gebied van automatisering en informatiebeveiliging volgens de beroepsvereniging en de beroepsbeoefenaar? De paramedische beroepsgroepen leggen zorginhoudelijke gegevens vast volgens de richtlijnen verslaglegging van de eigen beroepsgroep. Het is echter niet voor alle beroepsgroepen duidelijk geworden uit de interviews, de deskresearch en de factsheets, welk percentage beroepsbeoefenaren op welke manier (papier, elektronisch of een combinatie van beiden) aan zorginhoudelijke verslaglegging doet. Wel is duidelijk dat circa 95 tot 98% van de verzekerde zorg elektronisch gedeclareerd wordt bij de zorgverzekeraar. De uitwisseling van zorginhoudelijke gegevens met bijvoorbeeld een verwijzer, gebeurt veelal via een uitgeprinte brief. Telefonische uitwisseling van gegevens of gegevensuitwisseling via fax- of (onbeveiligd) e-mailverkeer komt minder frequent voor. Onduidelijk is gebleven hoe de percentages van deze soorten van communicatie zich tot elkaar verhouden. 2.
Welke ambities hebben ze?
Een aantal paramedische beroepen heeft sterke ambities op het eigen vakgebied en elektronische gegevensuitwisseling kan daarin een rol spelen. Enkele andere paramedische beroepsgroepen geven aan wel ambities te hebben om elektronische gegevensuitwisseling te stimuleren, maar weinig kennis en instrumenten in huis te hebben. Allen kampen met een aantal afhankelijkheden die ervoor zorgen dat ambities niet of niet op dit moment ingevuld kunnen worden. In de praktijken die geïnterviewd zijn, is waar te nemen dat de behoefte om aan deze ontwikkelingen (elektronisch verslagleggen, elektronisch rapporteren, elektronisch gegevens uitwisselen) meer stimulans te geven, groot is. 3.
Welke ondersteuning wensen ze?
De geïnterviewde beleidsmakers hebben de volgende wensen en behoeften ten aanzien van ondersteuning: Begrijpelijke, toegespitste informatie die nut en noodzaak van het elektronisch uitwisselen van gegevens kan aantonen, Hulp van overheden en andersoortige instanties met kennis, om een dergelijk traject vorm te geven, Positieve prikkels om deze innovatieve zaken aan te jagen, Budget, Wettelijke kaders. De wensen en behoeften van koplopers zijn deels overlappend hiermee, maar zij noemen ook andere aspecten: op lokaal of regionaal niveau ondersteuning, hulp en contactmogelijkheden met elkaar en andere hulpverleners, een duidelijk standpunt van de beroepsvereniging over deze ontwikkelingen, financiële en wettelijke prikkels om eigen systemen en systemen van andere zorgverleners aan te passen, goede contacten met leveranciers (hiervoor is vaak schaalvoordeel nodig, één zorgverlener is een minder interessante onderhandelingspartij dan een franchiseonderneming van vijftig zorgverleners), vakgenoten moeten geïnteresseerd raken door praktische voorbeelden die hen overtuigen van het belang van deze ontwikkeling; zij moeten door middel van praktijkvoorbeelden, echte voordelen kunnen zien, voelen en ervaren.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
30
5.2
Aanbevelingen
Op basis van de interviews, literatuur en best practices besluit dit onderzoek met enkele aanbevelingen aan paramedici, paramedische beroepsverenigingen, Nictiz en de overheid. Bewustwording Gezien de belangrijke rol van paramedici in de preventieve en curatieve zorg is communicatie tussen paramedici onderling en met andere zorgverleners essentieel voor effectieve cliëntgerichte zorg. Aansluiting op het landelijk elektronisch patiëntendossier (EPD) kan bijdragen aan een goede communicatie. Het is daarom van belang dat paramedici, zorgverleners met wie ze samenwerken, paramedische beroepsverenigingen, Nictiz en de overheid zich daarvan voldoende bewust zijn. Alle partijen hebben een rol in het bevorderen van deze bewustwording door kennis en ervaring met elkaar te delen. Daarbij is het essentieel te beseffen dat de paramedische beroepsgroepen qua omvang, positie en ICT-beleid en -gebruik onderling sterk verschillen. Sommige aspecten zijn niettemin generiek. Zo mag van alle paramedici worden verwacht dat ze zorgvuldig omgaan met de gegevens van de cliënt, zowel bij het uitwisselen van gegevens onderling, als bij het geven van inzicht in het dossier aan de cliënt. Dit wil zeggen dat paramedici moeten voldoen aan de Wet bescherming Persoonsgegevens en de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst om de privacy van hun cliënten te waarborgen. Afspraken Voor aansluiting op het landelijk EPD is het allereerst van belang dat afspraken worden gemaakt over de gegevens die via het EPD beschikbaar moeten zijn, voor welke zorgverleners die gegevens beschikbaar moeten zijn, in welke termen de informatie wordt uitgewisseld en aan welke eisen het systeem moet voldoen om op een veilige en gebruiksvriendelijke manier informatie te kunnen uitwisselen. Ook hierin hebben alle partijen een rol. Samen met beroepsverenigingen, paramedici en de overheid voert Nictiz hiervoor projecten uit. Beroepsverenigingen hebben een belangrijke rol in het bepalen van de gegevensset, Nictiz in de uitwerking van ICT-specificaties. Eisen aan de informatiesystemen Op basis van de ICT-specificaties kunnen paramedici de informatiesystemen waarmee ze werken, laten aanpassen voor aansluiting op het EPD. De paramedicus of zijn praktijk of afdeling is daarvoor verantwoordelijk. De beroepsverenigingen, Nictiz en de overheid hebben een ondersteunende taak. Belangrijk is dat de informatiesystemen waarmee paramedici werken, voldoen aan de landelijke eisen van een goed beheerd zorgsysteem (GBZ). Dit betreft onder meer eisen aan de beveiliging, de beschikbaarheid van het systeem en de snelheid waarmee het systeem berichten kan verzenden en verwerken. De softwareleverancier kan ervoor zorgen dat het systeem van de zorgverlener aan een groot deel van deze eisen voldoet. Daarnaast zal de zorgverlener zelf enkele maatregelen moeten nemen, zoals het aanvragen van een elektronisch paspoort (UZI-pas). De GBZ-eisen worden toegesneden op de diverse EPD-toepassingen, maar zijn voor een groot deel ook generiek. Voor paramedici zijn nog geen landelijke EPD-toepassingen gereed. Niettemin kunnen de GBZeisen voor de huidige EPD-toepassingen worden gebruikt ter oriëntatie (www.infoepd.nl, factsheet GBZ). Het is van belang dat paramedici en hun beroepsverenigingen hun softwareleverancier wijzen op de GBZ-eisen. Hierbij is het advies de krachten te bundelen vanuit bijvoorbeeld gebruikersgroepen van bepaalde softwarepakketten of samenwerkingsverbanden tussen praktijken, afdelingen en beroepsverenigingen. Voorlichting en financiële prikkels Voor enkele paramedische beroepsverenigingen is het essentieel dat ze meer aandacht besteden aan hun ICT-beleid en het geven van voorlichting over het EPD, de wetgeving die daarbij geldt en de maatregelen die de paramedicus moet nemen voor de aansluiting op het EPD, zoals invoering van het burgerservicenummer en de UZI-pas. Zorg ervoor dat de leden met vragen bij de vereniging terecht kunnen, leer van verenigingen die al meer ervaring hebben op dit gebied en werk waar mogelijk samen. Een gezamenlijk optreden kan niet alleen nuttig zijn richting softwareleveranciers, maar bijvoorbeeld ook richting zorgverzekeraars wanneer zij een pakket van een specifiek ICT-bedrijf willen voorschrijven. In de voorlichting kunnen ook Nictiz en de overheid een belangrijke rol spelen. Er is reeds veel informatie over het EPD op internet beschikbaar (www.infoepd.nl en www.nictiz.nl), maar deze is
Informatievoorziening in de paramedische zorg
31
nog vrijwel niet toegespitst op paramedici. Belangrijk is dat de informatie makkelijk te vinden is en voor paramedici begrijpelijk is. Veel paramedici zijn niet geschoold in ICT-terminologie. Geef via bijvoorbeeld internet, brochures en bijeenkomsten paramedici duidelijk toegespitste informatie over ICT, over de mogelijkheden en moeilijkheden ervan en over de eisen aan een goed beheerd zorgsysteem en noem ook in de algemene informatie over het EPD eens de paramedici, zodat ook zij zich aangesproken voelen. Tot slot is het advies aan de overheid om te zorgen voor financiële prikkels, zoals die er nu ook zijn voor huisartsen en apotheken. Een tegemoetkoming in de kosten kan een belangrijke impuls geven aan een succesvolle aansluiting van een brede groep paramedici.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
32
6
REFERENTIES
Bie R, Beekman E. Elektronisch Behandeldossier. Hulp bij behandeling COPD. Fysiopraxis 2009;18(2):24-7. Cup EHC, Steultjes EMJ. Ergotherapierichtlijn beroerte. Utrecht: Nederlandse Vereniging voor Ergotherapie; 2004. Dijke I van, Zoontjes L, Wams HWA. Ontwikkeling Richtlijnen „Verslaggeving logopedist – huisarts‟. Projectverslag. Amersfoort / Gouda: Nederlands Paramedisch Instituut / Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie; 2003. Dijkstra ZM, Schulte MB, Vos GE, Lakerveld-Heyl K, Bloten H, Grootendorst RJ, Kampen ISA van, Visser E, Wams HWA. Verslaglegging door Oefentherapeuten-Mensendieck. Paramedische Verslaglegging Patiëntenzorg, deelproject Oefentherapie-Mensendieck. Amersfoort / Utrecht: Nederlands Paramedisch Instituut / Nederlandse Vereniging van OefentherapeutenMensendieck; 1999. Fuit H. Aan welke eisen moet de verslaglegging door podotherapeuten voldoen? Een beknopte versie van het Programma van Eisen voor podotherapie. Ontleend aan: Lakerveld-Heyl K et al, 1999. Herziene versie 2007. Grootendorst RJ, Lakerveld-Heyl K, Bloten H, Dijkstra ZM, Kampen ISA van, Schulte MB, Visser E, Wams HWA. Verslaglegging door orthoptisten. Paramedische Verslaglegging Patiëntenzorg, producten deelproject orthoptie. Amersfoort / Goes: Nederlands Paramedisch Instituut / Nederlandse Vereniging van Orthoptisten; 1999. Harmsen M, Grol R. Zorgverzekeraars en academie: (on)mogelijke partners? Nijmegen: UMC St Radboud, Afdeling Kwaliteit van Zorg (WOK); 2008. Heerkens YF, Dekkers CA. NVH-Richtlijn Huidtherapeutische verslaglegging. Versie 1.0. Amersfoort / Gorinchem: Nederlands Paramedisch Instituut / Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten; 2007. Heuvel CMF van den, Vogels EMHM, Wams HWA. Verslag van het HOF-project : handreikingen voor huisartsen, oefentherapeuten-Cesar, oefentherapeuten-Mensendieck, fysiotherapeuten. Amersfoort: Nederalndse Paramedisch Instituut; 1999. Kampen ISA van, Lakerveld-Heyl K, Bloten H, Dijkstra ZM, Grootendorst RJ, Schulte MB, Visser E, Wams HWA.. Verslaglegging door Oefentherapeuten Cesar. Paramedische Verslaglegging Patiëntenzorg, deelproject oefentherapie Cesar. Amersfoort / Utrecht: Nederlands Paramedisch Instituut / Vereniging Bewegingsleer Cesar; 1999. Kiers B. Ziekenhuizen storten zich op epd. „Nederland wordt wakker‟. Zorgvisie Magazine 2009;(8):17-21. KNGF. Het beroepsprofiel van de fysiotherapeut. Amersfoort: Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie; 2005. KNGF. KNGF-richtlijn Fysiotherapeutische Verslaglegging, versie 2006. Heerkens YF, LakerveldHeyl K, Verhoeven ALJ, Hendriks HJM. Amersfoort: Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie; 2007. KNGF. Beroepsmonitor Fysiotherapie. Editie 2008. In: Goed bezig met gezond en beter. Schenkeveld C. Amersfoort: Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie; 2009. Lakerveld-Heyl K, Visser E, Bloten H, Steen CWM van der, Zuidweg W, Dijkstra ZM, Grootendorst RJ, Kampen ISA van, Schulte MB, Wams HWA. Verslaglegging door podotherapeuten. Paramedische Verslaglegging Patiëntenzorg, deelproject podotherapie. Amersfoort / Delft; Nederlands Paramedisch Instituut / Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten; 1999. Lakerveld-Heyl K, Wal J van der. Functioneel ontwerp voor een landelijke databank podotherapie. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut / Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten; 2003. Lakerveld-Heyl K, Wams HWA. Project Implementatie Verslaglegging Podotherapie. Amersfoort: Nederlands Paramedisch Instituut / Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten; 2003. Maessen LF van der, Lakerveld-Heyl K, Wams HWA. Programma van eisen: eisen aan verslaglegging door mondhygiënisten. Verslaglegging Patiëntenzorg door Mondhygiënisten. Amersfoort / Nieuwegein: Nederlands Paramedisch Instituut / Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten; 1999. Maij E, Visser W. Op weg naar een papierloze Diëtetiek status: het elektronisch Diëtetiek Dossier. Informatie & Zorg 2002;31(2):34-9.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
33
Maso I, Smaling A. Kwalitatief onderzoek. Boom Onderwijs, 1998. Nijhuis-van der Sanden MWG, Oostendorp RAB, Oud JL, Sanden WAM van der. Monitoren van de dagelijkse fysiotherapiepraktijk: werkelijkheid of fictie? Syllabus Jaarcongres Fysiotherapie 2006, 10/11 november 2006; p. 66-7. NVD. Probleem geOriënteerd Registreren; Naar een nieuwe POR, de eerste resultaten. Bijlage Nederlands Tijdschrift voor Diëtisten, augustus 1998 NVD. Richtlijn Rapportage van diëtist aan verwijzer. Oss: Nederlandse Vereniging van Diëtisten; 2001. NVE. Minimumeisen verslaglegging ergotherapie. Utrecht: NVE/Uitgeverij LEMMA; 2000. NVLF. NVLF-Richtlijn logopedische verslaglegging. Woerden: Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie, in druk. NVvO. Competentiegericht beroepsprofiel orthoptist. Utrecht: Nederlandse Vereniging van Orthoptisten; 2008. Verhoeven ALJ, Heuvel CMFvd. KNGF-richtlijn Informatieverstrekking Huisarts. Supplement Ned Tijdschr Fysiotherap, 2005;115(1). Visser E, Lakerveld-Heyl K, Bloten H, Dijkstra ZM, Grootendorst RJ, Kampen ISA van, Schulte MB, Wams HWA. Programma van eisen: eisen aan verslaglegging door ergotherapeuten. Paramedische Verslaglegging Patiëntenzorg, deelproject ergotherapie. Amersfoort / Utrecht: Nederlands Paramedisch Instituut / Nederlandse Vereniging voor Ergotherapie; 1999.
Websites www.ctg.nl www.defysiotherapeut.com www.dsw.nl www.ergotherapie.nl www.ergotherapienederland.nl www.fysio-epd.nl www.hbo-raad.nl www.huidtherapie.nl www.infoepd.nl www.kiesbeter.nl/medischeinformatie www.kngf.nl www.kwaliteitsregisterparamedici.nl www.linh.nl www.logopedie.nl www.minvws.nl www.mondhygienisten.nl www.nictiz.nl www.nivel.nl www.nvdietist.nl www.nvlf.nl www.nvmbr.nl www.oefentherapie.nl www.optometrie.nl www.orthoptie.nl www.podotherapie.nl www.revalidatie-epd.nl www.srl.nl www.theofficialmasterguide.nl www.vvocm.nl
Informatievoorziening in de paramedische zorg
34
BIJLAGE 1
Lijst geïnterviewden
Vertegenwoordigers paramedische beroepsverenigingen
1 2 3
4 5 6 7 8/9
10 11 12
Naam
Organisatie / stichting
Nora Bakker Puck Bulthuis Philip van der Wees
NVD EN KNGF
Rob Stadt Yvonne Born Kyra Keybets Marliek Schulte Sija Geers-van Gemeren Ellen Bol-van den Hil Manon Schneider Viola Zegers Nola Ringnalda
KNGF NVH NVLF NVLF NVMBR
Rob Gevers Dave Limpens Henny Fuit
OVN NVvO NVVP
Mondhygiënist, beleidsmedewerker Mondhygiënist, bestuurslid Bureaumanager Bestuurslid (portefeuille werk & economische belangen) Voorzitter Voorzitter Podotherapeut, bestuurssecretaris
Organisatie/ bedrijf / stichting
Functie
NVM NVM VvOCM VvOCM
Functie Beleidsadviseur Belangenbehartiging Directeur, bestuurder Hoofd kwaliteitsbeleid, onderwijs en wetenschap Fysiotherapeut, IT-coördinator Huidtherapeut, bestuurslid Verenigingsmanager Beleidsmedewerker Verenigingsmanager, ambtelijk secretaris
Koplopers
Naam 1 2 3 4
Willy Visser Simone van Dulmen Maaike Zweers Tjamme Kats
5
Wim ten Broeke Dirk Prins
6
Mike van Heel
7
Mano de Kok
LUMC UMC st. Radboud Heliomare Paramedisch Centrum Parkstraat Beter Scoren Westfriesgasthuis Handencentrum Eindhoven Hallux
Informatievoorziening in de paramedische zorg
Diëtiste Promovendus, fysiotherapeute Logopediste Oefentherapeut Cesar Directeur Stafmedewerker Radiologie en radiodiagnostisch laborant Ergotherapeut Podotherapeut
35
BIJLAGE 2A Topiclijst beroepsverenigingen Voorstelronde van alle gespreksdeelnemers; vooral belangrijk is om zicht te krijgen op wie binnen de organisatie de coördinerende rol heeft rond elektronische gegevensuitwisseling. Vragen om toestemming voor bandopname van het interview en aangeven van de uitwerking van het interview (het verslag dat gebruikt wordt in het eindrapport) indien gewenst. 1.
Inleiding Wat is e-Paramedici in het kort (doel en korte uitleg over het eerste gedeelte van het programma) Waarom komen we vandaag een interview afnemen (wat willen we vandaag bereiken)?
2.
Omschrijvingen van de beroepsgroep/achterban (algemene kenmerken) Wilt u een korte omschrijving van uw organisatie geven? (doorvragen: hoeveel medewerkers, specialisaties van de organisatie, missie, visie) Kunt u de beroepsgroep (…..) omschrijven? (doorvragen op aantallen zorgverleners, waar gevestigd, taakomschrijvingen, specialisaties binnen het vakgebied, kenmerken van aandoeningen en/of patiëntenpopulatie, vergoedingsstructuren, communicatielijnen)
3.
Elektronisch patiëntendossier Wat verstaat u onder een/het elektronisch patiëntendossier?
4.
Verslaglegging van gegevens tijdens het paramedisch zorgproces Beschikt de beroepsgroep over een richtlijn of een omschrijving van de inhoud van een dossier? Welke acties heeft de beroepsorganisatie ondernomen om de richtlijn/omschrijving te implementeren binnen de beroepsgroep? Welk beleid voert de vereniging t.a.v. naleving van de richtlijn verslaglegging? Kunt u een inschatting maken van het gebruik van de richtlijn verslaglegging in de praktijk? (doorvragen over aantal therapeuten dat van de richtlijn gebruikmaakt en de mate waarin alle „verplichte‟ (basis)gegevens worden vastgelegd) Wat vindt u positieve en negatieve punten in de richtlijn verslaglegging? (doorvragen naar bepaalde gedeelten in de richtlijn die altijd worden gevolgd en andere gedeelten die niet worden gevolgd of lastiger zijn) Staat er in de inhoudelijke richtlijnen nog iets vermeld over verslaglegging of wordt verwezen naar de richtlijn of de omschrijving verslaglegging?
4A
Elektronische verslaglegging van gegevens tijdens het paramedisch zorgproces Wanneer we vanuit deze visie vanuit de richtlijn verslaglegging en de verslaglegging in de praktijk, verder denken in elektronische verslaglegging en evt. uitwisseling van gegevens; -
5.
Kunt u een inschatting maken van de mate van elektronische verslaglegging binnen de beroepsgroep? (doorvragen: alleen elektronische declaratie of ook de zorginhoudelijke gegevens) Zijn er regionale initiatieven van beroepsbeoefenaren die met deze onderwerpen bezig zijn (doorvragen: elektronisch verslagleggen, uitwisseling gegevens) Welk beleid voert de vereniging t.a.v. ontwikkelingen in het eigen elektronisch dossier?
Gebruik van vastgelegde gegevens Hoe gaan zorgverzekeraars om met de verslaglegging door de beroepsgroep? (doorvragen: in het kader van de betaling van zorg en controle van dossiers; welke gegevens, sancties) Naast het vastleggen van behandelgegevens voor het primaire proces en voor communicatie met de zorgverzekeraars, worden deze gegevens nog voor andere doeleinden gebruikt? (doorvragen: zo ja, voor welke doeleinden (communicatie, kwaliteitsjaarverslag, toetsing, managementinformatie)? Kunt u een indicatie geven van de gegevens die vastgelegd dienen te worden voor andere doeleinden (bijvoorbeeld wetenschappelijk onderzoek)
Informatievoorziening in de paramedische zorg
36
6.
Communicatie met de achterban Kunnen leden vragen stellen over (elektronische) dossiervorming? (doorvragen: zo ja hoe/waar?) Over welke soorten onderwerpen rond verslaglegging komen vragen vanuit de leden? (doorvragen: invoering BSN, UZI-pas, beveiliging) Is er behoefte aan na- of bijscholingen betreffende vraagstukken rondom elektronische verslaglegging? Op welke manier bevragen jullie als beroepsvereniging de leden van de vereniging/stichting? (doorvragen: op frequentie, soort vragen, vragen rond EPD) Welke onderwerpen staan op de agenda voor het komende jaar?
7.
Zorginhoudelijke gegevensuitwisseling tussen beroepsbeoefenaar en andere hulpverlener (HUIDIGE SITUATIE) Hoe verloopt de communicatie tussen een beroepsbeoefenaar en de verwijzer (huisarts of medisch specialist)? (doorvragen: richtlijnen voor informatie-uitwisseling, wijze van informatieuitwisseling, soort informatie die wordt gedeeld, moment van informatie-uitwisseling) (Hoe verloopt de communicatie tussen een beroepsbeoefenaar en de huisarts wanneer er sprake is van een cliënt die via directe toegang hulp vraagt/krijgt?) indien relevent, de vraag stellen Hoe verloopt de communicatie tussen twee collega‟s werkzaam in dezelfde praktijk/ organisatie? Hoe verloopt de communicatie tussen twee collega‟s werkzaam in andere praktijken/ organisaties (inclusief communicatie tussen eerste en tweede lijn)? Zijn er voorbeelden te noemen van multidisciplinaire communicatie bijv. bij specifieke cliëntencategorieën of multidisciplinaire trajecten?
8.
Zorginhoudelijke gegevensuitwisseling tussen beroepsbeoefenaar en andere hulpverlener (TOEKOMSTIGE SITUATIE) In de processen die u zojuist beschreef, welke veranderingen voorziet u daarin in de toekomst? (doorvragen: verschuivingen in de eerstelijnszorg, directe toegang, andersoortige financieringsstructuren, etc.) Welke ambities zou u willen schetsen voor de beroepsgroep in de toekomst? Kunt u aangeven wat u van een elektronisch dossier verwacht? (doorvragen op eisen, wensen voor het EPD) Wat zou de ambitie van ……. zijn voor het vastleggen van gegevens in de toekomst? Zou ICT daaraan kunnen bijdragen? Zo ja, op welke manier? Tot welke veranderingen zou dat kunnen leiden op het gebied van gegevensuitwisseling?
9.
(Toekomstvisie t.a.v. (elektronische) verslaglegging en of EPD) Stellen wanneer dit bij punt 8 nog niet aan de orde is geweest. Terugkomende op het elektronisch patiëntendossier: Hoe ziet u een elektronisch patiëntendossier in de huidige zorg gebruikt kunnen worden door hulpverleners, door uw organisatie, door zorgverzekeraars, door onderzoeksinstituten?
10.
Hoe zou het ideale EPD er voor de beroepsgroep uit moeten zien? Welke functies zou het EPD moeten kunnen hebben om in de toekomst te voldoen aan de vragen vanuit zowel de praktijk alsook uit hoofde van financiële verantwoording en multiprofessionele zorg? Worden de landelijke ontwikkelingen rond het EPD gevolgd door de beroepsvereniging? (doorvragen op deelname aan/volgen van NEN-normcommissies of projecten) Worden de landelijke ontwikkelingen gevolgd door de beroepsbeoefenaren? (doorvragen: zo ja, hoe/in welke vorm) Is er momenteel een beeld van hoe de markt van softwareleveranciers eruit ziet? (doorvragen: welke pakketten zijn er, één leverancier of open markt, te verwachten ontwikkelingen) Zijn er wel eens gesprekken tussen beroepsvereniging en leveranciers?
Informatievoorziening in de paramedische zorg
37
-
Is er contact met andere medische of paramedische beroepsverengingen of koepelorganisaties op het gebied van verslaglegging (al dan niet elektronisch)?
11.
Factoren van invloed op de ontwikkeling van elektronische gegevensuitwisseling Welke factoren hebben een positieve invloed op de ontwikkeling van elektronische gegevensuitwisseling (doorvragen: een aantal koplopers binnen de beroepsgroep, enthousiaste softwareleveranciers, druk/steun vanuit zorgverzekeraars) Welke factoren hebben een negatieve invloed op de ontwikkeling van elektronische gegevensuitwisseling? (doorvragen: geen eenheid van taal, teveel registratietijd, te weinig rendement, teveel kosten aan hard- en software)
12.
Factoren van invloed op implementatie/gebruik EPD Welke factoren kunnen stimulerend zijn of werken in de implementatie/het gebruik van elektronische gegevensuitwisseling? Welke factoren kunnen belemmerend zijn of werken in de implementatie/het gebruik van elektronische gegevensuitwisseling?
13.
Als er een lijn zou zijn tussen handmatige dossiervoering en telefonische/papieren gegevensuitwisseling aan de ene kant en volledige elektronische dossiervoering en gegevensuitwisseling aan de andere kant, waar op deze lijn zit u nu, waar zou u over vijf jaar willen zijn? En waar over tien jaar? (wanneer de situatie dit toelaat; ook vragen naar de realiteit van de aangegeven ambitie)
14.
Wat zou ……. willen dat er gebeurt na de inventarisatieronde? En door wie zou dat moeten gebeuren? (doorvragen: wensenlijstje, hulp BSN, voorlichtingsmateriaal, liefst zo min mogelijk)
Doorvragen op een antwoord door middel van onderstaande vragen: Kunt u daar een voorbeeld van geven? Hoe bedoelt u dat precies? Kunt u dat uitleggen? Wilt u uw antwoord toelichten? Wat zijn de oorzaken daarvan? Welke argumenten zijn daarvoor te geven? Waarom is dat (toen) gebeurd? Wat sprak u daarin precies aan?
Informatievoorziening in de paramedische zorg
38
BIJLAGE 2B Topiclijst ‘Koplopers’, ’Experts’, ‘Warmlopers’, ‘Best practices’ 1.
Welke ICT-toepassing heeft u ontwikkeld of gebruikt u in uw praktijk?
2.
Wanneer is deze toepassing ontstaan? Jaartal; recent of al wat ouder?
3.
Waarom / waardoor is deze toepassing ontstaan? Welk tekort of behoefte lag hieraan ten grondslag?
4.
Hoe is deze toepassing ontstaan? Zelf gemaakt of leveranciersprogramma met eigen aanpassingen (waarschijnlijk diverser; het kan een aanpassing zijn van een bestaand systeem (welk systeem, wie heeft de aanpassing bedacht en wie heeft de aanpassing gerealiseerd))
Of 5.
Het kan een nieuw systeem/nieuwe toepassing zijn: Door wie bedacht, ontwikkeld; de meeste therapeuten kunnen niet zelf de aanpassingen aanbrengen maar doen dat in overleg met de ICT-afdeling van het ziekenhuis of ze huren een bureau in.
Inbedding 6.
Welk soort toepassing is het? Op welk systeem draait dit? Is het een internetapplicatie, serverapplicatie, nieuw systeem en dus geen applicatie?
Knelpunten bij de ontwikkeling 7.
Welke knelpunten ondervond u onderweg? Zowel in het aanschafproces alsook in het werken met deze toepassing?
Huidig gebruik 8.
Waar dient deze toepassing voor? Wat kunt u er mee en wat doet u er mee?
9.
Wie gebruiken deze toepassing? Alleen beroepsbeoefenaren, maar misschien ook administratief personeel, assistenten, stagiaires, enz.
10.
Wordt deze toepassing ook al elders gebruikt? Zo ja, waar en door wie?
Eigenschappen systeem 11.
Welke soorten van informatie stopt u in de toepassing of het systeem?
12.
Welke soorten van informatie komen uit de toepassing? Zijn deze geschikt om met anderen te delen? Heeft het systeem een communicatiefunctie, agendafunctie, declaratiefunctie enz.?
13.
Wat zijn de technische mogelijkheden van het systeem? Koppeling/communicatie met andere systemen? Wat is de gebruikte techniek?
Informatievoorziening in de paramedische zorg
39
Welke classificaties/databases zijn gebruikt? Toekomstbestendigheid GBZ-eisen etc. (kan ter sprake komen, maar dat is voor een enkeling/uitvinder wel erg lastig en bovenal nog niet nodig om hieraan te voldoen) Is er nagedacht is over gebruik UZI-pas en toepassingen rondom BSN? 14.
Hoe is het systeem/de toepassing beveiligd? NEN-normen, logging, connectiviteit enz.
Mogelijk gebruik 15.
Welke voordelen biedt uw huidige toepassing of systeem t.o.v. andere praktijksystemen? Welke andere systemen kent u die geschikt zijn voor de eigen beroepsgroep? Voor- en nadelen van die systemen t.o.v. eigen systeem?
16.
hoe zou de toepassing of het systeem in de toekomst nog verder kunnen worden uitgebreid? Zijn daar al plannen voor? Wat zijn daarbij remmende en stimulerende factoren?
Visie 17.
Wat ziet u in de toekomst als ontwikkeling op het gebied van zorg-ict in uw vakgebied?
18.
Wat is de rol van de verschillende partijen daarbij? Overheid, beroepsvereniging, zorgverzekeraars, ICT-leveranciers, gemeente, instellingen
19.
Wat zou u als eerste stappen willen zien?
20.
Wie zou die stappen moeten nemen? Overheid, beroepsvereniging, zorgverzekeraars, ICT-leveranciers, gemeente, instellingen
Informatievoorziening in de paramedische zorg
40
BIJLAGE 3
Beschrijving systemen koplopers
Hieronder staan fragmenten uit de interviews met de koplopers die betrekking hebben op het systeem/product dat de betrokkene heeft ontwikkeld en/of gebruikt.
1
Elektronisch diëtetiek dossier (EDD)
Naam: Beroep: Bedrijf: Systeem:
Willy Visser diëtist LUMC, Leiden Elektronisch diëtetiek dossier/EDD
Korte samenvatting van het systeem of product Het EDD is ontwikkeld in het Leids Universitair Medisch Centrum en wordt ook gebruikt in sommige andere (academische) ziekenhuizen, zoals het UMC Utrecht.7 Fragment uit het interview “De diëtist schrijft haar bevindingen tijdens het zorgproces/methodisch handelen op via de methode probleemgeoriënteerd registreren (POR). Dit doen alle diëtisten en is één van de voorgeschreven richtlijnen vanuit de Nederlandse Vereniging Diëtisten. Het EDD houdt in dat de POR elektronisch is, dat de informatie die relevant is voor de diëtist, die elders in het ziekenhuis aanwezig is of een onderzoek dat uitgevoerd is, elektronisch beschikbaar moet zijn (bijvoorbeeld: labuitslagen zijn opvraagbaar en hoeven niet meer vanuit het ene programma gehaald te worden en overgetypt of overgeschreven te worden in het andere programma of in het papieren diëtetiekdossier) Overige inhoudsonderdelen kunnen zijn: artsenbrieven, OK-verslagen, lab-uitslagen, NAWgegevens, pathologieverslagen, geregistreerde diagnoses, voorgeschreven medicatie. Veel van de gegevens die een diëtist nodig zou kunnen hebben in de behandeling zijn toegankelijk en beschikbaar.”
2
ProKwaF 3
Naam: Beroep: Bedrijf: Systeem:
Simone van Dulmen fysiotherapeut en onderzoeker UMC St Radboud, IQ Healthcare, Nijmegen Project Kwaliteitsindicatoren Fysiotherapie/ProKwaF 3
Korte samenvatting van het systeem of product In april 2005 ging het Project Kwaliteitsindicatoren Fysiotherapie (ProKwaF) van start, een samenwerking tussen CZ, de WOK en het Paramedisch Onderzoek Centrum van het UMC St Radboud. Binnen dit project wordt de software voor het registratiesysteem gebouwd door Medox/ISS. Het project bestaat uit drie fasen.8 Fragment uit het interview “Bij ProKwaF gaat het om de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren aan de hand van richtlijnen. ProKwaF 1 is ontwikkeld aan de hand van de KNGF-Richtlijn Lage Rugklachtpijn en manuele therapie bij lage rugpijn en ProKwaF 2 aan de hand van de internationale literatuur over Aspecifieke Nekpijn (hier is nog geen richtlijn voor beschikbaar). Ontwikkeld is een EPD met specifieke vragen voor de betreffende aandoening waarbij het ook gaat om te bepalen of het klinisch redeneren / het methodisch handelen goed is verlopen. Vervolgens wordt „aan de achterkant‟ gemeten of de KNGF-Richtlijn is gevolgd en methodisch is gehandeld. Daarnaast wordt gemeten of het dossier volledig is gevuld. Er is een webbased (maar wel beveiligd) systeem gebouwd waarop fysiotherapeuten kunnen inloggen. De fysiotherapeuten kunnen bepaalde gegevens (persoonsgegevens van de patiënten en gegevens van de verwijzers) uit hun al draaiende systeem, zoals Intramed of Fysioroadmap, overnemen om op die manier tijd te besparen. Per stap van het methodisch handelen moeten de fysiotherapeuten een aantal vragen invullen.”
7 8
Maij & Visser, 2002 In: Harmsen & Grol, 2008
Informatievoorziening in de paramedische zorg
41
3
Logopedie in het Revalidatie-EPD
Naam: Beroep: Bedrijf: Systeem:
Maaike Zweers logopedist Revalidatiecentrum Heliomare, Wijk aan Zee meedenken en bedenken van het logopedisch gedeelte in het Revalidatie EPD
Korte samenvatting van het systeem of product De 24 revalidatiecentra in Nederland hebben gezamenlijk het Revalidatie EPD ontwikkeld. Begin 2009 is het EPD gepresenteerd (www.revalidatie-epd.nl). Fragmenten uit het interview “Professionals uit de revalidatiesector zélf ontwikkelen het Revalidatie EPD. Door middel van werkgroepen bepalen professionals wat er nodig en wenselijk is om te komen tot een goed werkend EPD voor het revalidatiecentrum. De werkgroep bestaat uit: revalidatiearts, fysiotherapeut, ergotherapeut, logopedist, psycholoog, maatschappelijk werker, verpleegkundige, administratief medewerker, verzorgende, orthopedagoog en activiteitenbegeleider. Dat is echt een grote drijvende kracht achter het revalidatie-EPD. Het is bedacht en gemaakt voor en door zorgverleners uit de praktijk. Dat geeft draagvlak voor implementatie en maakt dat het project succesvol is geworden en dat er zoveel werk is verzet.” “Er is een soort globale procesbeschrijving vastgelegd en gevangen in een EPD-structuur, maar er zijn talloze aanpassingen voor elk centrum afzonderlijk, mogelijk. Dat kan professionals ook over de streep trekken. Dat er niet d.m.v. ICT een werkwijze opgelegd wordt, maar dat er voordelen zijn en niet alleen het “keurslijf”. Het revalidatie-EPD geeft een kapstok waar je naar eigen inzicht “jassen aan kan hangen”. “Het intakeformulier dat hier gebruikt wordt, kan niet leidend zijn voor alle intakes van alle logopedisten in de kinderrevalidatie in Nederland. Er is nooit de wens geweest een standaardisatieslag te maken. De wens was wel enigszins standaardisatie (op instellingen- en disciplineniveau), maar we hadden de mening geen landelijke standaardisatie te mogen bepalen. Er wordt wel getracht bij de oplevering een aantal sjablonen beschikbaar te stellen betreffende formulieren etc.”
4
Medic Meter (oefentherapie Cesar)
Naam: Beroep: Bedrijf: Systeem:
Tjamme Kats & Wim ten Broeke oefentherapeut Cesar Paramedisch Centrum Parkstraat, Assen meedenken en bedenken van oefentherapie Cesar in Medic Meter
Korte samenvatting van het systeem of product Medic Meter: systeem op basis van de balanced scorecard. De balanced scorecard verschaft een bedrijf of instelling, inzicht in de vier basisresultaatgebieden, namelijk; Klantgerichtheid, Interne processen, Leren en Groeien en het Financiële resultaat. Fragmenten uit het interview “Medic Meter tools De tools die voor ogen gehouden worden in dit systeem zijn: 1. Balanced scorecard-model (proces-, kwaliteits-, stuur- en uitkomst/prestatie-indicatoren): De gegevens voor het meten van deze indicatoren worden middels het model, geborgd binnen de bedrijfsprocessen. 2. Patiëntvolgsysteem (elektronisch patiëntendossier (EPD)) 3. Modulair: kwaliteitsborging (op basis van HKZ), Marketing, CRM etc.” “Het patiëntvolgsysteem (EPD) is gerelateerd aan de bedrijfsprocessen in de balanced scorecard. Alleen hier zijn de perspectieven anders, namelijk handelsgericht, gedragsgericht en bewegingsgericht. Deze zaken worden gescoord/gerapporteerd d.m.v. ingevoerde gegevens die geheel gericht zijn op de behandeling. Deze worden ingevoerd in een centrale database. Deze database voedt alle indicatoren in het balanced scorecardmodel, maar ook de peilers in het patiëntvolgsysteem (EPD). Uiteindelijk zal dit ervoor zorgen dat er een overzichtelijke situatie ontstaat over mens (patiënt) en
Informatievoorziening in de paramedische zorg
42
bedrijfsproces op basis van de benoemde indicatoren. Per ingevoerde indicator kan tevens een dashboard gegenereerd worden dat op een eenvoudige, eenduidige en overzichtelijke manier de status van de indicator of een reeks daarvan weergeeft.”
5
EPD Westfriesgasthuis / afdeling Medische Beeldvorming en Radiologie
Naam: Beroep: Bedrijf: Systeem:
Dirk Prins & Hans van den Woestijnse Radiodiagnostisch laboranten en digilaborant Westfriesgasthuis, Hoorn Chipsoft; koppeling van PACS en RIS, waardoor digitaal gewerkt kan worden, vanaf de aanvraag, planning, uitvoering van de handeling, administratie en terugkoppeling naar de aanvrager van radiodiagnostisch onderzoek9
Korte samenvatting van het systeem of product Het Westfriesgasthuis is medio 2006 gestart met de invoering van een EPD met als doelstelling de kwaliteit, veiligheid en zorglogistiek te verbeteren. Inmiddels werken nagenoeg alle zorgverleners in het Westfriesgasthuis met een veelomvattend EPD. Fragment uit het interview “In het huidige systeem wordt geprobeerd geheel digitaal te werken (aanvragen van buiten het ziekenhuis zijn nog wel op papier). Het systeem biedt tevens een patiëntvolgsysteem. De patiënt wordt op een scherm aangemeld (verwachte patiënten per toestel op basis van een agenda), zodra de patiënt zich meldt bij de afdeling, komt er een tweede scherm, vanuit daar wordt de patiënt gehaald, degene wordt gefotografeerd of behandeld dat komt op een derde scherm en nadat de behandeling is voltooid, verdwijnt de patiënt weer van de afdeling Radiologie en uit het systeem. “Hoe ziet het eruit in de praktijk? De eerste schermen die gepresenteerd worden, behelzen de agendafunctie van het systeem. De laborant voert het onderzoek uit dat in de agenda staat (met achterliggende informatie die het systeem biedt). De laborant maakt de foto of doet het onderzoek dat gevraagd wordt en stelt het beeld (digitaal) beschikbaar aan de radioloog. De radioloog beoordeelt de beelden en schrijft daar ook het verslag bij. Dit wordt opgeslagen en als digitaal pakket aangeboden.”
6
Ergotherapeutisch handelen; Handentherapie en de verslaglegging in Intramed
Naam: Beroep: Bedrijf: Systeem:
Mike van Heel Ergotherapeut, gespecialiseerd handentherapeut Handencentrum, Eindhoven en Uden Intramed met zelfgemaakte toepassingen en functies in de software van Intramed
Korte samenvatting van het systeem of product Een verdere inhoudelijke invulling van Intramed. Fragmenten uit het interview: “Het systeem is opgebouwd uit een aantal onderdelen, zowel het dossiergedeelte als het boekhoudgedeelte is in Intramed verwerkt. Er is voor gekozen om het merendeel te bouwen rondom de agenda van de therapeut. Er is een agenda met meerdere keuzeopties. Je kunt zelf tijden instellen (in dit geval is één sessie een half uur). Er is een tabblad om algemene patiëntengegevens in te vullen, NAW, BSN etc. Tevens is er een lijst gemaakt met handgerelateerde klachten en deze is in het systeem gezet, zodat je daaruit kan kiezen bij de basispatiëntgegevens. Dit is voortgekomen uit de vraag vanuit de therapeut om te kunnen zoeken op aandoening (bijv. hoeveel patiënten zijn er deze maand behandeld met peesletsel?). Het systeem zelf biedt daarvoor niet de mogelijkheid, maar deze lijst heb ik ontwikkeld en in het systeem gebracht, zodat zoeken op aandoening nu wel mogelijk is.” “Daarnaast zijn er een beloopvel, omschrijving en meetgegevens bij een patiënt. Wat gebeurt er tijdens de behandeling (bij iedere behandeling/behandeldatum is er een nieuw veld met beloopgegevens). En er is een evaluatievel. 9
Kiers, 2009
Informatievoorziening in de paramedische zorg
43
In het systeem zit ook een speciaal vel om spalken te kunnen declareren. Eindrapportage en eindevaluatie is ook een apart vel. Er kan informatie uit ieder veld getransporteerd worden naar een eindverslag. Ik heb in Intramed ingesteld dat als een eindverslag wordt aangemaakt, automatisch de volgende velden worden meegenomen: startdatum en einddatum behandeling, patiëntengegevens, verwijsdiagnose, handtherapeutische diagnose, situatiebeschrijving, eerste behandelplan, evaluatie van de behandeling (beloop, eindresultaat en conclusie). Ik vul deze gegevens in, in aanwezigheid van de patiënt. Daarmee is ook mijn verslaglegging klaar wanneer de patiënt de ruimte verlaat. Hiermee boek ik tijdswinst ten opzichte van vele ergotherapeuten die de verslaglegging handmatig of in vrije tekst moeten invullen en een eindverslag moeten maken wanneer de patiënt de spreekkamer verlaten heeft.”
7
Hallux podotherapie
Naam: Beroep: Bedrijf: Systeem:
Mano de Kok Podotherapeut en directeur van Hállux podotherapie Hállux Podotherapie, hoofdvestiging Dordrecht (franchise onderneming) Prosoftware geschikt gemaakt voor werken op vele locaties
Korte samenvatting van het systeem of product Omdat de franchiseorganisatie van Mano de Kok groot is en vele locaties kent, heeft deze organisatie vanaf de oprichting, ervoor gekozen veel bedrijfskundige processen digitaal te willen inrichten. Voorbeelden van deze digitale processen en producten zijn: het versturen van maandelijkse nieuwsbrieven en het faciliteren van afspraken maken via internet. Fragmenten uit het interview “Afgelopen jaar heeft men de overstap gemaakt van KA voor Podotherapie naar Prosoftware als softwareleverancier voor het digitaal podotherapeutisch dossier. KA voor Podotherapie voldeed als softwarepakket niet meer aan de behoefte van een groeiende onderneming.” “Men heeft gevraagd aan zolenspecialist Paromed (Paromed is een Duits bedrijf dat een CADCAM systeem heeft ontwikkeld waarmee digitaal zolen ontworpen kunnen worden) het programma dat zij aanleveren voor het aanmeten en vervaardigen van zolen, zo in te richten dat iedere podotherapeut uit de Hállux-groep de database of een server kan benaderen van welke plaats dan ook en zo zijn zolen daarvandaan „kan halen‟.” “Sinds de overstap naar Prosoftware is Hállux gestart met een beleid voor het vastleggen van alle gegevens door de podotherapeuten. Onderzoeksgegevens, behandelplan of behandeldoel zijn voorbeelden van velden die ingevuld worden in het dossier.”
Informatie over de beschreven systemen Nadere informatie over de systemen of contactgegevens van de geïnterviewden zijn op te vragen bij de auteurs van dit rapport. Drs. Jacomijn J. Harmsen:
[email protected] Dr. Yvonne F. Heerkens:
[email protected]
Informatievoorziening in de paramedische zorg
44
BIJLAGE 4
Factsheets paramedische beroepsgroepen
Indeling (alfabetisch) B4.1 B4.2 B4.3 B4.4 B4.5 B4.6 B4.7 B4.8 B4.9 B4.10 B4.11 B4.12
Factsheet Factsheet Factsheet Factsheet Factsheet Factsheet Factsheet Factsheet Factsheet Factsheet Factsheet Factsheet
Diëtisten Ergotherapeuten Fysiotherapeuten Huidtherapeuten Logopedisten Medisch Beeldvormings- en Bestralingsdeskundigen Mondhygiënisten Oefentherapeuten Cesar Oefentherapeuten Mensendieck Optometristen Orthoptisten Podotherapeuten
Informatievoorziening in de paramedische zorg
45
B4.1
FACTSHEET DIËTISTEN
B4.1.1
Korte beschrijving van het beroep
De diëtist is de specialist op het gebied van voeding en gedrag in relatie tot gezondheid en ziekte. Tevens is de diëtist manager van voedingszorgplannen. Dieetbehandeling is het geheel van activiteiten dat tot doel heeft een bijdrage te leveren aan het voorkomen, opheffen, verminderen of compenseren van met voeding samenhangende of door voeding beïnvloedbare stoornissen, beperkingen en participatieproblemen. Bij dieetbehandeling is sprake van een medische indicatie. Behandeling vindt plaats na verwijzing door de arts. Een dieetbehandeling bestaat uit de volgende activiteiten: aanmelding: registratie van onder andere persoonsgegevens, medische gegevens en aanvullende gegevens. Op basis hiervan bepaalt de diëtist het zorgniveau diëtistisch onderzoek: onder andere onderzoek naar verwachtingen, hulpvraag, medische voorgeschiedenis, huidige laboratoriumwaarden en stofwisselingsgegevens, psychosociale gegevens, eetgedrag en voedingstoestand diëtistische diagnosestelling: analyse van verkregen gegevens en formuleren van het kernprobleem vaststellen behandelplan/behandeling: bepalen van de doelstelling van de behandeling en het opstellen van het behandelplan, informeren van de verwijzer uitvoeren van de behandeling evaluatie van resultaten en doelstelling van de behandeling afsluiting van de behandeling: registreren van eindgegevens, reden van afsluiting, maken van vervolgafspraken, informeren van de verwijzer. In de behandeltijd zijn deze activiteiten in haar geheel inbegrepen. (bron: www.nvdietist.nl) B4.1.2
Beroepsvereniging
De Nederlandse Vereniging van Diëtisten, gevestigd in Houten, is de beroeps- en belangenvereniging van de Nederlandse diëtist. De NVD is in 1941 opgericht en telt momenteel ongeveer 2.400 leden (zie voor ledenaantal tabel B4.1.1 en voor de verdeling van leden over de werkvelden tabel B4.1.2). Van alle werkzame diëtisten is ongeveer 75 procent bij de NVD aangesloten. De NVD stelt zich tot doel om de diëtist te positioneren en te profileren als dé specialist op het gebied van voeding en gedrag in relatie tot ziekte en gezondheid. De NVD houdt zich onder andere bezig met het verbeteren van de kwaliteit van de dienstverlening door de diëtist, het bevorderen van de deskundigheid van de diëtist, sociaal economische belangenbehartiging van de beroepsgroep, de promotie van het beroep diëtist, het voeren van overleg met derden zoals zorgaanbieders, zorgverzekeraars, overheid en cliënten- en consumentenorganisaties en het onderhouden van contacten met de pers en het verstrekken van informatie aan de leden. (bron: www.nvdietist.nl)
Informatievoorziening in de paramedische zorg
46
Tabel B4.1.1
Ledenaantal NVD, peildatum 1 januari 2009
Soort leden
Aantal leden
"Gewone" leden Studenten Leden in het buitenland Anders totaal Tabel B4.1.2
Verdeling diëtisten per werkveld
Soort werkveld Eerste lijn (vrije vestiging en thuiszorg) Tweede lijn Verpleeghuizen Gehandicaptenzorg Psychiatrie Onderzoek, onderwijs, industrie etc. B4.1.3
2261 80 28 28 2397
Procenten 50% 30% 8% 2% 2% 12%
Bacheloropleiding
Op vier hogescholen in Nederland wordt de opleiding Voeding & Diëtetiek aangeboden. De opleiding duurt vier jaar en is enkel voltijds te volgen. Per jaar stromen er 600-700 studenten in en er worden per jaar rond de 250 diploma‟s uitgereikt (tabel 1.3, pag. 4). B4.1.4
Veel voorkomende aandoeningen
In tabel B4.1.3 staan de tien meest voorkomende verwijsdiagnosen naar de diëtisten in de vrijgevestigde praktijk. Cijfers over cliënten in de tweede lijn zijn niet voorhanden. Tabel B4.1.3
De tien meest voorkomende verwijsdiagnosen of klachten, gecodeerd naar de ICPC (International Classification of Primary Care), voor cliënten die in 2006/2007 zijn aangemeld in de vrijgevestigde praktijk voor diëtetiek (www.nivel.nl/lipz)
Top 10 Verwijsdiagnose T83; Overgewicht (QI /BMI< 30) A97; T90;
Vraag om diëtistisch advies/behandeling Diabetes Mellitus
T93;
Vetstofwisselingsstoornissen Anders
T82; T86;
Adipositas (QI /BMI> 30) Hypertensie
B85; T08;
Afwijking bloedonderzoek (gestoorde glucosetolerantie) Gewichtsverlies
T07;
Gewichtstoename
Meervoudige verwijsdiagnose (%) Aantal cliënten in LiPZ (n) Verwijsdiagnose onbekend (%)
% cliënten 38,0 23,1 17,7 9,0 8,4 6,3 4,2 3,8 1,7 1,0 28,3 4445 4,3%
Meer dan 28% van de cliënten bij de vrijgevestigde diëtist heeft een meervoudige verwijsdiagnose, waarvan de meest voorkomende combinaties overgewicht & diabetes mellitus en overgewicht & hypertensie zijn (zie tabel B4.1.4).
Informatievoorziening in de paramedische zorg
47
Tabel B4.1.4
Top 4 van de combinaties van verwijsdiagnosen van cliënten die in 2006/2007 de vrijgevestigde diëtist bezochten (gepresenteerde percentages zijn gebaseerd op het aantal cliënten met een meervoudige diagnose (n = 1257)
Combinaties van verwijsdiagnosen Overgewicht (QI < 30) & Diabetes Mellitus Overgewicht (QI < 30) & hypertensie Overgewicht (QI < 30) & vetstofwisselingsstoornissen DM & vetstofwisselingsstoornissen Aantal cliënten met meervoudige diagnose
B4.1.5
% cliënten 9,2 6,4 5,1 5,0 1257
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
In figuur B4.1.1 staat de verdeling naar leeftijd en geslacht van cliënten verwezen naar diëtisten in de vrijgevestigde praktijk.
Figuur B4.1.1 B4.1.6
Leeftijdsverdeling naar geslacht van cliënten die in 2006/2007 zijn aangemeld in de vrijgevestigde praktijk voor diëtetiek (n = 4.634) Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen Diëtisten behandelen cliënten op verwijzing van een arts. Als een arts verwijst, is er sprake van een medische indicatie en komt de behandeling voor vergoeding in aanmerking via de basisverzekering. Als een cliënt geen medische indicatie heeft, kan de diëtist hem zonder verwijzing adviseren ten aanzien van zijn (gezonde) voeding. Dit valt niet onder de zorgverzekeringswet. De cliënt moet in dat geval zelf de rekening betalen. De duur van een behandeling is afhankelijk van de verwijzing en de aandoening. De contactmomenten hebben een wisselende tijdsduur. De behandeling wordt in tijdseenheden van vijftien minuten gedeclareerd. (bron: www.nvdietist.nl) Vergoedingen
Informatievoorziening in de paramedische zorg
48
Dieetadvisering is opgenomen in de basisverzekering. De basisverzekering vergoedt maximaal vier behandeluren per jaar per cliënt als de cliënt niet in een instelling verblijft (dus thuis woont). Om in aanmerking te komen voor deze vergoeding heeft de cliënt een verwijzing van een arts of tandarts nodig. Als de cliënt meer dan vier behandeluren nodig heeft, dient de cliënt deze zelf te betalen. Sommige zorgverzekeraars vergoeden deze uren geheel of gedeeltelijk via een aanvullende verzekering. (bron: www.nvdietist.nl) B4.1.7
Communicatie
In tabel B4.1.5 staan de personen met wie contact wordt onderhouden en een inschatting van de frequentie van dat contact. Tabel B4.1.5
Personen met wie contact wordt onderhouden en de frequentie van dat contact
Werkveld waar diëtist werkzaam is
Personen met wie contact wordt onderhouden
eerste eerste eerste eerste eerste eerste eerste eerste eerste
Huisarts Collega behandelaar Fysiotherapeut Ergotherapeut Apotheek Specialist (zkh) Praktijkondersteuner Huisarts Cliënt Anders, zorgverzekeraar
lijn* lijn lijn lijn lijn lijn lijn lijn lijn
tweede tweede tweede tweede tweede tweede tweede
lijn lijn lijn lijn lijn lijn lijn
Instellingsarts Huisarts Specialist (zkh) Cliënt Thuiszorginstelling Verplegend personeel instelling Anders, collega behandelaar
Andere setting paramedici * incl. vrije vestiging en thuiszorg B4.1.8
Frequentie contact Veel
Gemiddeld
Weinig
x x x x x x x x x x x x x x x x
Huidige ICT-voorzieningen
In tabel B4.1.6 staan de resultaten van een enquête onder de deelnemers aan de workshop diëtistische diagnose georganiseerd door Pitactief en de NVD. Het gaat om zeven workshops waaraan per workshop ca. 60 diëtisten deelnemen. Van de in totaal 387 diëtisten geven 235 (60,7%) aan dat zij een elektronisch patiëntendossier gebruiken; 152 (39,3%) doen dat (nog) niet. Van de 235 diëtisten die een elektronisch systeem gebruiken hebben er 232 aangegeven om welk systeem het gaat. De genoemde namen zijn een mix van namen van softwareleveranciers en namen van pakketten.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
49
Tabel B4.1.6
Gebruik software door diëtisten
systeem
totaal
%
systeem
totaal
%
Vodisys
73
31,9
Prodiet
1
0,4
Evry
37
16,2
XMCare
1
0,4
RAAM
16
7,0
Allegro (MLCas).
1
0,4
Intramed
14
6,1
Norma
1
0,4
Balans
13
5,7
QIC
1
0,4
Portavita Transmuraal (DM)
8
3,5
Horizon
1
0,4
E-Zis
7
3,1
Madows
1
0,4
Diamant (dialyse)
7
3,1
Magister
1
0,4
Psygis
6
2,6
Diados
1
0,4
Plancare
4
1,7
diabetes Ned
1
0,4
Chip-soft (diabetes)
3
1,3
diacuraal
1
0,4
Mirador
3
1,3
IRIS-Q
1
0,4
Forum (Pink Roccades)
3
1,3
Forum
1
0,4
Cura
2
0,9
DBC-zorgprofiel
1
0,4
ZIS / eigen ZH
2
0,9
Epic
1
0,4
User
2
0,9
Fit4 Care
1
0,4
HIS / Microhis
2
0,9
Balas
1
0,4
care-view
2
0,9
Vodi
1
0,4
Nutricare
2
0,9
Eridanas
1
0,4
GIS / GIZ
2
0,9
El Zorgdossier Pink Roccades
1
0,4
lotus notes
2
0,9
zelf ontwikkeld
3
1,3
232
100,0
B4.1.9
Overige opmerkingen/toevoegingen
Geen.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
50
B4.2
FACTSHEET ERGOTHERAPEUTEN
B4.2.1
Korte beschrijving van het beroep
Ergotherapie stelt mensen in staat de dagelijkse dingen in de eigen omgeving te doen, zoals aanen uitkleden, eten, boodschappen doen en fietsen, maar ook op (huishoudelijk) werk en hobby‟s. De beroepsgroep heeft de volgende doelgroepen / velden onderscheiden: kind & jeugd chronisch zieken arbeid & gezondheid ouderen De meerwaarde van de ergotherapie voor deze vier domeinen is door de beroepsgroep als volgt omschreven: kind & jeugd: Om welke problemen gaat het? Denk aan: lichamelijke beperkingen, coördinatiestoornissen, problemen met de fijne motoriek, ontwikkelingsachterstand en leerstoornissen. Ergotherapeuten behandelen kinderen tot vijftien jaar. Jonge cliënten die worstelen met problemen rond spelen (bewegen) en schoolse vaardigheden. Voor deze kinderen kent de gewone, alledaagse omgeving vaak onnodige barrières. Wij kijken naar de hele omgeving en de balans daarin. De ergotherapeut „schuift‟ met de bouwstenen, en zet die omgeving net even anders neer. Het dagelijkse functioneren van het kind is ons materiaal. We trainen het kind; maar wijzen ook ouders, leerkrachten en andere betrokkenen op hun rol bij het stimuleren van het kind. chronisch zieken: Er zijn duidelijke bewijzen voor de effectiviteit van ergotherapie voor chronisch zieken ten aanzien van beter zelfstandig functioneren, participatie en het meer positief ervaren van de eigen kwaliteit van leven.„Occupation-based health promoting program has features that are not present in existing programs. Learning how to manage your occupations in relation to health and quality of life offers a different perspective on self management abilities. Meaningful occupations as the core of the program connecting all the different themes, a need analysis as a base for the content, a flexible program encouraging empowerment of the participants, an emphasis on doing and a mix of group and individual sessions are elements that can not be found in this combination in other programs. These elements could be crucial in the effectiveness of health promoting programs. arbeid en gezondheid: Er zijn duidelijke bewijzen voor de effectiviteit van ergotherapie en dat ergotherapie een bijdrage levert aan een spoedige werkhervatting. Het gaat hierbij om educatieve ergotherapie interventies voor mensen met depressieve klachten, dertigers met verhoogde stress en het omgaan met vermoeidheid. Interventies zijn gericht op: advies ten aanzien van ergonomie en werkplekinrichting en het coachen in het hervinden van een juiste balans tussen de capaciteiten van de persoon, de rollen in het leven en de eisen die het werk aan hen stelt. ouderen: „Jezelf redden‟ is essentieel voor het welzijn van oudere mensen. Dat is precies het werk van de ergotherapeut. Wij bekijken ter plekke welke praktische maatregelen nodig zijn. Vaak gaat het om basale maatregelen om dagelijkse activiteiten (zoals aan- en uitkleden, eten of boodschappen doen) mogelijk te maken. Daarnaast is de ergotherapeut gespecialiseerd in het analyseren en verbeteren van de leefomgeving. De ergotherapeut geeft aan welke aanpassingen (bijvoorbeeld aan de woning) wenselijk zijn. Ook helpen wij mantelzorgers met praktische adviezen. B4.2.2
Beroepsvereniging
Ergotherapie Nederland (EN) is de beroepsorganisatie voor ergotherapeuten in Nederland. Samen met 3.500 leden zorgt Ergotherapie Nederland dat de kwaliteit van ergotherapie verder verbetert
Informatievoorziening in de paramedische zorg
51
en behouden blijft. Zie voor het ledenaantal Tabel B4.2.1 en voor een verdeling over de verschillende werkvelden Tabel B.4.2.2. (bron: www.ergotherapienederland.nl) Tabel B4.2.1
Ledenaantal EN
Soort leden
Peildatum 31-12-2007
"Gewone" leden Studenten Leden in het buitenland Totaal Tabel B.4.2.2
2117 999 91 3207
Verdeling ergotherapeuten per werkveld (peildatum 1 januari 2007)
Soort werkveld Werkzaam Werkzaam Werkzaam Werkzaam Werkzaam
in in in in in
Tabel B4.2.3
Percentage
vrije vestiging eerste lijn tweede lijn onderwijs loondienst
6% 16% 57% 6% 75%
Diensten EN
Diensten
Omschrijving omvang dienstverlening
Lobby
Bij zorgverzekeraars en overheid met als doel Ergotherapie stevig op de kaart van NL, waarbij iedereen weet wat de toegevoegde waarde van ET is bekendheid geven aan Ergotherapie (zie hierboven) uitbreiding aantal uren ET in basisverzekering Nee, via Federatie Beroepsorganisaties in de Zorg Nee, via Federatie Beroepsorganisaties in de Zorg
10
Tarieven zorgverzekeraars CAO-onderhandeling zelf CAO-onderhandeling samenwerking vakbond CAO-onderhandeling aangesloten bij vakbond Kwaliteitsinstrumenten11 Bij- & nascholing12 Uitgeven tijdschrift13 Individuele diensten14
10
11
12
13 14
Nee, via Federatie Beroepsorganisaties in de Zorg richtlijnontwikkeling keurmerk (in ontwikkeling, gereed 2012) Jaarcongres (tweejaarlijks), studiedagen in eigen beheer, diverse klantgerichte cursussen als cliëntgericht werken en visitatie in eigen beheer In eigen beheer -
juridische hulp praktijkadvisering
Gevraagd wordt zeer kort aan te geven wat de lobbyactiviteiten inhouden (kwalitatief) en zo mogelijk hoeveel tijd hieraan wordt besteed door beroepskracht/vrijwillig bestuurslid. Gevraagd wordt aan te geven of er bijvoorbeeld zelf richtlijnen worden ontwikkeld, of er sprake is van visitatiecommissies, welke kwaliteitsinstrumenten worden gebruikt etc. Het gaat om een indicatie van waar de beroepsvereniging mee bezig is Geef aan of de vereniging in eigen beheer bij- en nascholing organiseert en voor zover mogelijk de omvang. Geef aan of de vereniging een tijdschrift uitgeven en of dit in eigen beheer geschiedt. Welke diensten worden door de vereniging aangeboden aan leden (juridische hulp, praktijkadvisering etc.)
Informatievoorziening in de paramedische zorg
52
Tabel B4.2.4
Samenwerkingsverbanden
Soort Nationaal
Organisatie(s) Nederlands Paramedisch Instituut Stichting Kwaliteitsregister Paramedici Stichting ADAP Cotec, Council of Occupational Therapists for the European Countries ENOTHE, European Network of Occupational Therapy in Higher Education WFOT, World Federation of Occupational Therapists
Europees
Wereldwijd
B.4.2.3
Bacheloropleiding
De opleiding tot ergotherapeut duurt vier jaar, enkel voltijds te volgen. Er zijn vier hogescholen die deze opleiding verzorgen. Tot voor kort was er een lotingsprocedure, maar deze is inmiddels niet meer van kracht. Per jaar stromen er ruim vierhonderd studenten in en er worden per jaar meer dan driehonderd diploma‟s uitgereikt (tabel 1.3, pag. 4). B4.2.4
Veel voorkomende aandoeningen
Gekoppeld aan de vier genoemde domeinen. Bijvoorbeeld kinderen met coördinatiestoornissen, problemen met de fijne motoriek, ontwikkelingsachterstand en leerstoornissen en cliënten met een beroerte of reuma (chronisch zieken), dementie (ouderen), en RSI of burnout (arbeid). B4.2.5
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
Over de verdeling over de vier domeinen zijn geen gegevens beschikbaar. B4.2.6
Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen Wanneer u een beroep wilt doen op een ergotherapeut heeft u een verwijzing van uw huisarts, specialist of bedrijfsarts nodig. Wanneer een ergotherapeut ingeschakeld wordt, stelt deze samen met de cliënt vast wat voor hem/haar belangrijk is, wat door aandoening/ziekte verloren is gegaan aan (lichamelijke) functies en wat de cliënt weer opnieuw wil leren/doen. Er zal daarover overleg kunnen worden gevoerd en samengewerkt met de huis- of bedrijfsarts, (fysio)therapeut of psycholoog van de cliënt. De ergotherapeut verzamelt alle mogelijke gegevens om te zien waar en wanneer een belemmering optreedt bij het verrichten van dagelijkse handelingen bij de cliënt. Als dat duidelijk is maakt de ergotherapeut een concrete beschrijving van de vraag of de situatie en stelt samen met de cliënt doelen op voor de toekomst. (bron: www.ergotherapie.nl) Vergoedingen Ergotherapie is opgenomen in het basispakket van alle ziektekostenverzekeringen. Iedereen heeft recht op maximaal tien behandeluren per kalenderjaar. Sommige verzekeringen vergoeden meer. (bron: www.ergotherapie.nl) B4.2.7
Communicatie
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
53
B4.2.8
Huidige ICT-voorzieningen
In tabel B4.2.5 staat een aantal softwareleveranciers die applicaties aanbieden die (ook) door ergotherapeuten worden gebruikt. Dit overzicht is niet volledig en niet bekend is wat de gebruikerspercentages zijn voor de verschillende pakketten. Tabel 4.2.5
Gebruikte software door ergotherapeuten
SOFTWARELEVERANCIER
APPLICATIE/PROGRAMMA
Intramed Proderma Winbase Logicdata Made ware Dynadata Ensemble BV Medbiz Anders, nl.
Intramed Prosofware RAAM Fysio-Logic Medikad Fysior Evry Medbiz Anders, nl.
B4.2.9
Overige opmerkingen/toevoegingen
Geen.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
54
B4.3
FACTSHEET FYSIOTHERAPEUTEN
B4.3.1
Korte beschrijving van het beroep
Fysiotherapie is het vakgebied van het menselijk bewegen: de fysiotherapeut houdt zich bezig met het bewegen van mensen in hun dagelijkse omgeving en maatschappelijke participatie. De fysiotherapeutische zorg richt zich op de oorzaken van gezondheidsproblemen en op de gevolgen van ziekten, aandoeningen en syndromen, met als doel het bevorderen van de gezondheid met betrekking tot het bewegen in relatie tot participatie in de samenleving. Voortbouwend op het zoeken naar oorzaken schenkt de fysiotherapeut veel aandacht aan preventie. De fysiotherapeut legt de bewegings(on)mogelijkheden van de cliënt vast. Hij onderzoekt op welke wijze het bewegen plaatsvindt om te analyseren waarom de cliënt juist op deze manier beweegt. In de analyse zoekt de fysiotherapeut naar oorzakelijke en beïnvloedbare factoren op basis waarvan hij in samenspraak met de cliënt de doelen en het behandelplan opstelt. Het doel van de behandeling is het optimaliseren van het bewegen van de cliënt uitgaande van zijn vermogens en binnen de mogelijkheden die er zijn. (bron: Beroepsprofiel. KNGF, 2005) B4.3.2
Beroepsvereniging
Het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) heeft als doel om de voorwaarden te scheppen waardoor fysiotherapeutische zorg van goede kwaliteit gerealiseerd wordt, die toegankelijk is voor de gehele Nederlandse bevolking, met erkenning van de professionele deskundigheid van de fysiotherapeut. Het KNGF is een organisatie voor alle Nederlandse fysiotherapeuten. De vereniging is in regio‟s onderverdeeld. Het KNGF heeft ruim 20.000 leden. In de regio‟s wordt het kwaliteitsbeleid uitgevoerd, wordt gebouwd aan het IOF (Intercollegiaal Overleg Fysiotherapie) en wordt gebouwd aan overlegstructuren met zorgaanbieders, instellingen, zorgverzekeraars en cliëntenorganisaties. Het KNGF biedt de volgende diensten: Individueel ledenadvies over uiteenlopende onderwerpen Uitgave tijdschriften:FysioPraxis en het Nederlands Tijdschrift voor Fysiotherapie Organisatie van het jaarlijkse KNGF-congres fysiotherapie Ontwikkelingen van KNGF-richtlijnen Drukwerk voor leden. (bron: www.kngf.nl) Onder de leden werkzaam in de eerste lijn (extramuraal) zijn 7.962 FWV leden (eigenaren, maten) en 6.988 FDV leden (leden in loondienst). Tabel B4.3.1
Ledenaantal KNGF
Soort leden Natuurlijke leden Studentleden Senior leden Buitengewoon rechtspersonen Buitengewoon Ereleden Kennismakingslidmaatschap Totaal
Informatievoorziening in de paramedische zorg
Peildatum1-1-2009 18.472 2.394 123 190 67 21 476 21.743
55
B.4.3.3
Bacheloropleiding
Nederland telt elf opleidingen fysiotherapie aan hogescholen en één particuliere opleiding. De opleiding tot fysiotherapeut is een HBO-opleiding en duurt vier jaar. De opleiding is tevens in deeltijd te volgen. Dit is een geaccrediteerde opleiding. Ieder jaar melden zich meer studenten aan dan dat er plaatsen zijn. Er wordt dus geloot. Per jaar stromen er circa 2500 studenten in en er worden per jaar rond de 1400 diploma‟s uitgereikt (tabel 1.3, pag. 4). B.4.3.4
Veelvoorkomende aandoeningen
In de tabel B4.3.2 staan de tien meest voorkomende verwijsdiagnosen of klachten. Tabel B4.3.2
De tien meest voorkomende verwijsdiagnosen of klachten, gecodeerd naar de International Classification of Primary Care (ICPC), voor cliënten die in 2007 zijn aangemeld in de fysiotherapiepraktijk (% cliënten)
L03
Lage rugpijn zonder uitstraling
13,0
L01 L02
Nek symptomen/ klachten Symptomen / klachten rug
11,1 7,8
L08 L15
Schouder symptomen/ klachten Knie symptomen/ klachten
6,5 6,2
L86 L83
Lage rugpijn met uitstraling Syndromen cervicale wervelkolom
4,7 4,1
L99 L14
Andere ziekten bewegingsapparaat Been/ dijbeen symptomen/ klachten
3,6 2,6
L92 Schoudersyndroom / PHS Overig Aantal cliënten in LiPZ Verwijstekst ontbreekt
2,5 38,1 10.896 1.077
(bron: www.nivel.nl; LiPZ) B.4.3.5
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
Het aantal vrouwelijke cliënten bij de fysiotherapeut is de afgelopen jaren altijd hoger geweest dan het aantal mannelijke cliënten. De gemiddelde leeftijd is in vijf jaar gestegen van 48 naar 49 jaar. Het aandeel cliënten boven de 65 jaar is gegroeid naar 22,5%. De grootste groep cliënten was lager opgeleid. Tot slot was er in de periode tussen 2003 en 2007 een stijging van het percentage cliënten met aan aandoening die voorkwam op de VWS-lijst (chronische lijst): in 2007 kwam 12,3% van de cliënten bij de fysiotherapeut met een aandoening die voorkwam op de lijst met aandoeningen die chronische of intermitterende therapie behoeven. In 2007 werden de meeste cliënten die bij de fysiotherapeut kwamen verwezen door de huisarts. Desalniettemin kwam één derde van de cliënten in 2007 zonder verwijzing. Van de medisch specialisten verwees de orthopeed het vaakste door naar de fysiotherapeut. De top drie van meest voorkomende klachten hadden allen betrekking op de wervelkolom. Het percentage cliënten dat door de huisarts werd verwezen naar de fysiotherapeut is de afgelopen jaren gedaald. Dit komt grotendeels door de invoering van de directe toegankelijkheid fysiotherapie in 2006. Daarnaast is er gedurende de gehele periode een stijgende lijn te zien in het aandeel verwijzingen door medisch specialisten. De klacht waarvoor cliënten het meeste verwezen werden is niet veranderd in de afgelopen vijf jaar en betrof klachten aan de lage rug zonder uitstraling. (bron: www.nivel.nl; LiPZ) In 2007 had circa 40% van de cliënten bij aanvang van de behandeling fysiotherapie relatief korter durende klachten (< één maand). Eén derde van de cliënten kwam met een recidiverende klacht en circa één op de twee cliënten had geen eerdere paramedische zorg ontvangen in de twee jaar voorafgaand aan de behandeling.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
56
De groep cliënten met recidiverende klachten is de afgelopen jaren gelijk gebleven. Ook het aandeel cliënten dat al eerder paramedische zorg ontving is niet veranderd. Er was een toename te zien van het aandeel cliënten in de fysiotherapiepraktijk met relatief kortdurende klachten; in 2007 had 42% van de cliënten korter dan één maand klachten ten opzichte van 35% in 2003. Het percentage cliënten met klachten die langer dan 6 maanden bestond daalde in dezelfde periode van 27% naar 22%. B4.3.6
Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen Een individuele behandeling fysiotherapie kan op verwijzing van een arts plaatsvinden en duurt 35 minuten als de behandeling in een praktijk wordt gegeven. Consulttarief is door het CTG vastgesteld op € 21,50 per behandeling. Dit is gebaseerd op 26 minuten cliëntengebonden tijd. In de praktijk duurt een fysiotherapeutische behandeling 35 minuten (cliëntgebonden tijd). Hierbij komt ook nog 10 minuten registratietijd per behandeling. (bron: www.CTG.nl) Groepsbehandelingen Groepsbehandelingen fysiotherapie zijn vaak gericht op mensen met chronische aandoeningen zoals Multiple Sclerose (MS), Reuma, Fibromyalgie, Parkinson, COPD en na afloop van een CVA. De „beweegprogramma‟s‟ (o.a. voor COPD, diabetes mellitus type 2 en coronaire hartaandoeningen) nemen de laatste jaren een grote vlucht. Vergoedingen Veel cliënten worden door de huisarts verwezen naar de fysiotherapeut. Ook verwijzing door een specialist is een mogelijkheid (indirecte toegankelijkheid). Sinds 1 januari 2006 kan de cliënt ook rechtstreeks terecht bij de fysiotherapeut. Dit heet directe toegankelijkheid fysiotherapie. Per 1 januari 2004 heeft men alleen nog recht op een vergoeding voor fysiotherapie wanneer men een aanvullende verzekering heeft afgesloten. Hierop zij twee uitzonderingen: Kinderen jonger dan 18 jaar hebben nog steeds recht op een aantal behandelingen uit de basisverzekering. Cliënten met een chronische indicatie (dat wil zeggen alleen cliënten met een indicatie welke voorkomt op de ‟chronische lijst van Borst‟) kunnen vanaf de tiende behandeling aanspraak maken op de basisverzekering. Voor de eerste negen behandelingen is dus een aanvullende verzekering vereist. De meeste verzekeraars bieden wel een aanvullende verzekering die 100% dekking geven op de basisverzekering. (bron: www.srl.nl) B4.3.7
Communicatie
In de Beroepsmonitor Fysiotherapie 2008 (KNGF, 2009) worden tabellen gepresenteerd waarin de wijze van communicatie met de huisarts, de bedrijfsarts, de verpleegkundigen/thuiszorg, de medisch specialist, fysiotherapeuten in de eigen praktijk, fysiotherapeuten in andere praktijken/ instellingen en overige paramedici staat weergegeven. Deze tabellen zijn tot een tabel samengevoegd (tabel B4.3.3). Het onderscheid tussen intra- en extramuraal en tussen grote en kleine praktijken is weggelaten.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
57
Tabel B4.3.3
Personen met wie gecommuniceerd wordt en wijze van communicatie (Beroepsmonitor Fysiotherapie 2008; KNGF, 2009) (n=1602)
B4.3.8
e-mail (%)
besloten netwerk (%)
anders (%)
Huisarts Bedrijfsarts Verpleegkundigen / thuiszorg Medisch specialist Fysiotherapeuten in eigen praktijk / instelling Fysiotherapeuten in andere praktijken / instellingen Overige paramedici
schriftelijk/ telefonisch (%)
Persoon met wie gecommuniceerd wordt
n.v.t. (%)
Wijze van communicatie
5,2% 31,7% 39,5% 5,7% 10,7%
88,1% 58,3% 45,6% 87,8% 44,4%
16,2% 7,6% 6,6% 11,0% 22,2%
10,5% 2,2% 4,4% 5,6% 20,8%
7,4% 1,4% 5,4% 3,2% 31,1%
8,%
80,3%
24,5%
2,9%
5,7%
13,2%
75,3%
19,8%
6,2%
8,1%
Huidige ICT-voorzieningen
Er is een groot aantal softwareleveranciers die applicaties aanbieden die (ook) door fysiotherapeuten worden gebruikt. Daarbij kan worden gedacht aan Intramed, Fysioroadmap, Fysio-Logic, Abakus, RAAM, Fysiomanager, Fastguide / CEBP, I&DT (Curasoft), ParaNICE, Pharmapartners, Stichting Intermedicare FIS, SoFysio, Medbiz, Medikad, FYsior en Prosoftware. Dit overzicht is niet volledig en niet bekend is wat de gebruikerspercentages zijn voor de verschillende pakketten. B4.3.9
Overige opmerkingen/toevoegingen
In de Beroepsmonitor Fysiotherapie 2008 is ook een vraag opgenomen over de verwachte gevolgen van invoering van het Fysio EPD voor het werkproces. De antwoorden staan in tabel B.4.3.4. Tabel B4.3.4
Verwachte gevolgen van invoering van het Fysio EPD voor het werkproces (Beroepsmonitor Fysiotherapie 2008; KNGF, 2009) (n=1602)
Verwachte gevolgen Geen Verbetering positionering fysiotherapie Uniformiteit in verslaglegging Herinrichting van mijn werkproces Meer administratieve handelingen Minder administratieve handelingen Voordelen bij overdracht gegevens naar andere hulpverleners Bevorderen van kwaliteit door patiëntvolgsystemen (b.v. klinimetrie) Het ED gaat niet lukken Anders
Informatievoorziening in de paramedische zorg
percentage 5,8% 26,5% 63,8% 25,7% 60,1% 11,7% 67,5% 47,1% 4,2% 7,1%
58
B4.4
FACTSHEET HUIDTHERAPEUTEN
B4.4.1 Korte beschrijving van het beroep Huidtherapeuten behandelen cliënten met een zieke of beschadigde huid op verwijzing van een huisarts of specialist. Doel van de behandeling is het opheffen, verminderen of voorkomen van een stoornis of beperking als gevolg van een huidaandoening. Littekens, brandwonden, acne, overbeharing en oedeem zijn veel voorkomende problemen die door een huidtherapeut behandeld kunnen worden. (bron: www.huidtherapie.nl) B4.4.2
Beroepsvereniging
Sinds 1978 behartigt de Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten (NVH) als paramedische beroepsvereniging de belangen van huidtherapeuten in Nederland. De NVH ontwikkelt kwaliteitsbeleid, organiseert na- en bijscholingsprojecten voor haar leden en is vertegenwoordigd in de Stichting Kwaliteitsregister Paramedici. Bovendien is de NVH aangesloten bij de Klachtencommissie Paramedici. Het ledenaantal van de NVH staat in Tabel B4.4.1; er zijn geen getallen beschikbaar over de aantallen huidtherapeuten werkzaam in de verschillende velden (eerstelijn, tweedelijn, bedrijfsleven, etc.). Tabel B4.4.1
Ledenaantal NVH
Soort leden
Peildatum1-1-2009
"Gewone" leden Aspirantleden, vnl. studenten Totaal B4.4.3
355 33 388
Bacheloropleiding
De opleiding tot huidtherapeut duurt vier jaar, enkel voltijds te volgen. Er zijn twee hogescholen die deze opleiding verzorgen (Haagse Hogeschool en Hogeschool Utrecht). Er moet altijd geloot worden om in deze studie te kunnen instromen. In 2008 stroomden er 150 studenten in en in 2007 werden er 83 diploma‟s uitgereikt (tabel 1.3, pag. 4). B4.4.4
Veel voorkomende aandoeningen
In tabel B4.4.2 staat een aantal veel voorkomende verwijsdiagnosen in termen van aandoeningen of problemen die voor de verwijzer reden kunnen zijn om de cliënt naar de huidtherapeut door te verwijzen. Soms worden cliënten ook doorverwezen met de vraag om een bepaalde verrichting (zoals lasertherapie, dermatografie of camouflage).
Informatievoorziening in de paramedische zorg
59
Tabel B4.4.2
Bij de huidtherapeut veel voorkomende verwijsdiagnosen
VERWIJSDIAGNOSEN 1 2 3 4 5 6 7
Vaatlijden (couperose, naevus flammeus, besenreiser, veneuze problematiek) Pigmentproblematiek (hypo- en hyperpigmentatie) Oedeem Acne Littekens Overbeharing Wondproblematiek
B4.4.5
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar. B4.4.6
Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen Huidtherapeuten behandelen cliënten op verwijzing van een huisarts, medisch specialist of radiotherapeut. Tevens kan een cliënt zonder verwijzing onder behandeling komen, maar dan moet de gehele behandeling zelf betaald worden. De duur van een behandeling (of serie van behandelingen) is afhankelijk van de aandoening en de grootte van het aangedane deel van de huid. (bron: www.huidtherapie.nl) Vergoedingen Huidtherapie wordt niet vergoed vanuit de basisverzekering. Oedeemtherapie wordt wel vergoed vanuit de basisverzekering, mits chronisch en de cliënt jonger is dan achttien jaar. Voor chronisch oedeem cliënten boven de achttien jaar, geldt dat de eerste negen behandelingen voor eigen rekening zijn en de behandelingen daarna betaald worden uit de basisverzekering. Tevens gelden andere structuren voor vergoedingen die verschillen afhankelijk van de diagnose. Wel is het verplicht op verwijzing van arts of specialist te komen, wanneer de cliënt in aanmerking wil komen voor een vergoeding. (bron: www.huidtherapie.nl) B4.4.7
Communicatie
Over de frequentie van communicatie met andere zorgverleners is geen informatie beschikbaar. B4.4.8
Huidige ICT-voorzieningen
In tabel B4.4.3 staat een aantal softwareleveranciers die applicaties aanbieden die (ook) door huidtherapeuten worden gebruikt. Dit overzicht is niet volledig en niet bekend is wat de gebruikerspercentages zijn voor de verschillende pakketten. Tabel B4.4.3
Applicaties / programma‟s in gebruik door huidtherapeuten plus de leveranciers van deze pakketten
SOFTWARELEVERANCIER
APPLICATIE/PROGRAMMA
Intramed Proderma Winbase netdesigner Made ware
Intramed Prosoftware RAAM skin@min Medikad
Informatievoorziening in de paramedische zorg
60
B4.4.9
Overige opmerkingen/toevoegingen
Geen.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
61
B4.5
FACTSHEET LOGOPEDISTEN
B4.5.1
Korte beschrijving van het beroep
Behandeling van communicatiestoornissen met betrekking tot taal, spraak of slikken. Logopedie is gericht op het ontwikkelen, herstellen en onderhouden van de communicatie en de verwerking van eten en drinken. Logopedie biedt de cliënt preventie en zorg en training en advies ten aanzien van de belangrijkste mondfuncties, het gehoor, de stem, de taal en de spraak. Hoofdcategorieën van klachten die de logopedist behandelt, zijn terug te voeren op een aantal deelgebieden: taal, spraak, stem, gehoor, en eten en drinken. (bron: www.logopedie.nl en www.kiesbeter.nl/medischeinformatie) B4.5.2
Beroepsvereniging
De Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) is de beroepsvereniging van logopedisten. De NVLF behartigt de belangen van de logopedie en van haar leden zowel op vakinhoudelijk als op sociaal-economisch en maatschappelijk gebied. Zij stelt zich onder meer ten doel om de kwaliteit van de logopedie in Nederland te verhogen. Thema's als specialisatie binnen de logopedie, logopedie en ouderen en vroegtijdige onderkenning worden in werkgroepen nader uitgewerkt. In heel Nederland zijn ruim tweehonderd kwaliteitskringen waarin logopedisten gezamenlijk werken aan het verbeteren van de kwaliteit van de logopedische zorg. De NVLF is de gesprekspartner voor de overheid en de zorgverzekeraars. (bron: www.logopedie.nl en www.nvlf.nl) Tabel B4.5.1
Ledenaantal NVLF, peildatum 1 januari 2009
Soort leden
aantal
"Gewone" leden Studenten Leden in het buitenland Anders Totaal Tabel B4.5.2
3526 182 71 85 3864
Verdeling logopedisten per werkveld
Soort werkveld Werkzaam in vrije vestiging Werkzaam in onderwijs Werkzaam in loondienst Anders, namelijk:
procenten 38* 26* 35* 9
*door overlap in werkvelden
B4.5.3
Bacheloropleiding
De opleiding logopedie, een vierjarige HBO-opleiding, die alleen in voltijdvorm te volgen is, wordt aan zeven HBO-instellingen in Nederland gegeven. Iedere geïnteresseerde moet een toelatingstest doen. Er wordt gekeken of de geïnteresseerde voldoende gemotiveerd is en of hij/zij geen belemmeringen heeft op het gebied van stem, spraak, taal en gehoor. Per jaar stromen er circa zevenhonderd studenten in en in 2007 werden 458 diploma‟s uitgereikt (tabel 1.3, pag. 4).
Informatievoorziening in de paramedische zorg
62
B4.5.4
Veelvoorkomende aandoeningen
Er is geen volledig beeld van de meest voorkomende aandoeningen. Wel is een aanwijzing te vinden in de verwijzing van huisartsen. Per duizend ingeschreven cliënten verwezen huisartsen in 2006 gemiddeld 3,9 cliënten per jaar naar logopedie. Dit is een onderschatting van het aantal machtigingen dat werkelijk door de huisarts wordt afgegeven. In de in 2005 afgenomen jaarenquête geeft 43% van de huisartsen aan alle logopedieverwijzingen te registreren. Evenals in voorgaande jaren is bij logopedie de meest voorkomende verwijsdiagnose „spraak- / fonatiestoornis‟, gevolgd door 'specifiek leerprobleem'. Onder deze laatste diagnose valt onder andere dyslexie. (bron: LINH/NIVEL, 2007; www.linh.nl) B4.5.5
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
Logopedisten behandelen een zeer diverse cliëntenpopulatie. De populatie is afhankelijk van de setting waarin de logopedist werkt. Een voorbeeld: logopedisten in de jeugdgezondheidszorg hebben met kinderen te maken, logopedisten in verpleeghuizen werken uitsluitend met ouderen. (bron: www.nvlf.nl) B4.5.6
Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen Wanneer een cliënt een beroep wil doen op een logopedist is een verwijzing nodig van huisarts, specialist of bedrijfsarts. De logopedist verzamelt alle mogelijke gegevens om te zien waar en wanneer een belemmering optreedt in/bij spreken, taal, gehoor, eten&drinken en/of stem. Een behandeling in de vrije vestiging en in de tweede lijn duurt gemiddeld zo‟n 25-30 minuten. Binnen het (speciaal) onderwijs heeft de logopedist een coachende rol voor de leerkrachten, werkt de logopedist met groepen kinderen en geeft zij mede vorm aan het taalbeleid van de school. (bron: www.logopedie.nl en www.nvlf.nl) Vergoedingen De reguliere behandelingen logopedie vallen volledig onder de basisverzekering, voor zover er een aandoening aan ten grondslag ligt. Het afleren van een accent wordt niet vergoed. Anderstaligen krijgen alleen een vergoeding voor logopedie als de stoornis ook in de moedertaal aanwezig is. Sommige verzekeringen vergoeden in het aanvullende pakket wel een aantal van deze behandelingen voor deze stoornissen of een gedeeltelijke vergoeding van een aantal behandelingen. De behandelingen voor dyslexie worden uitsluitend voor een beperkte groep kinderen vergoed. De behandeling van kinderen die buiten deze groep vallen worden niet vergoed. (bron: www.minvws.nl) B4.5.7
Communicatie
In tabel B4.5.3 staan de personen met wie de logopedist contact onderhoudt en een inschatting van de frequentie van dat contact.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
63
Tabel B4.5.3 personen met wie de logopedist contact onderhoudt en de frequentie van dat contact. Soort werkveld waar logopedist werkzaam is
Andere personen
vrije vrije vrije vrije vrije vrije vrije vrije
Huisarts Collega behandelaar Fysiotherapeut Consultatiebureau Specialist (zkh) Schoolarts Cliënt Anders, leerkrachten en remedial teacher
vestiging vestiging vestiging vestiging vestiging vestiging vestiging vestiging
onderwijs onderwijs onderwijs onderwijs onderwijs onderwijs onderwijs onderwijs
Schoolarts Collega behandelaar Consultatiebureauarts Huisarts Specialist (zkh) Docent Cliënt/Familie Anders, intern begeleiders en remedial teachers
Veel
Gemiddeld
Weinig
X X X X X X X X X X X X X X X X
tweede lijn** Instellingsarts X tweede lijn Huisarts X tweede lijn Specialist (zkh) X tweede lijn Cliënt X tweede lijn Thuiszorginstelling tweede lijn Verplegend personeel X tweede lijn Anders, ………………. * incl. vrije vestiging en thuiszorg ** lastig in te vullen omdat er zoveel verschillen zijn in tweedelijnsinstellingen B4.5.8
X
Huidige ICT-voorzieningen
In tabel B4.5.4 staat een aantal softwareleveranciers die applicaties aanbieden die (ook) door logopedisten worden gebruikt. Dit overzicht is niet volledig en niet bekend is wat de gebruikerspercentages zijn voor de verschillende pakketten. Tabel B4.5.4
Applicaties/programma‟s in gebruik door logopedisten en de leveranciers van deze pakketten
SOFTWARELEVERANCIER
APPLICATIE/PROGRAMMA
Intramed Prosoftware Winbase Winbase
Intramed Prosoftware Logobase RAAM
B4.5.9
Overige opmerkingen/toevoegingen
Binnen de GGD-en wordt het digitaal dossier jeugdgezondheidszorg (DD JGZ) ingevoerd. Er is al een aantal GGD-en waar dit werkt. Binnen ziekenhuizen worden ook al digitaal gegevens uitgewisseld.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
64
B4.6
FACTSHEET MEDISCH BEELDVORMINGS- EN BESTRALINGSDESKUNDIGEN
B4.6.1
Korte beschrijving van het beroep
MBB‟ers (Medisch Beeldvormings- en Bestralingsdeskundigen) zijn vakbekwame professionals in de medische beeldvorming en radiotherapie. Zij gebruiken complexe medische apparatuur om beeldvormend onderzoek en bestralingsbehandelingen voor te bereiden, uit te voeren en te bewerken. MBB‟ers zijn de schakel tussen technologie, veiligheid en de zorg voor de cliënt. Zorg en aandacht voor de cliënt zijn essentieel. In de voorbereiding, uitvoering en uitwerking van het onderzoek of de behandeling wordt zelfstandig gewerkt. De verkregen beelden uit het onderzoek worden bewerkt om een goede diagnose mogelijk te maken. Tijdens de bestraling wordt de juiste toediening van ioniserende straling bewaakt en de cliënt begeleid. De MBB‟er zorgt ervoor dat er bij onderzoek of behandeling zorgvuldig en veilig met straling wordt omgegaan. MBB‟ers bevinden zich in een dynamische en technische wereld die zich voortdurend ontwikkelt. B4.6.2
Beroepsvereniging
De Nederlandse Vereniging Medische Beeldvorming en Radiologie (NVMBR) heeft tot doel de behartiging van de individuele en collectieve belangen van de leden en het nemen, stimuleren en ondersteunen van initiatieven op het gebied van professionalisering, profilering en kwaliteit van de in de vereniging vertegenwoordigde vakgebieden: Radiotherapie en Medische Beeldvorming (radiologie, nucleaire geneeskunde, echografie en MRI). Zij vormen als het ware de vijf pijlers van de vereniging. Nog twee andere pijlers zijn kwaliteit en straling. Zowel op vakinhoudelijk als op sociaal-economisch en maatschappelijk gebied is de vereniging actief. (bron: www.nvmbr.nl) Tabel B4.6.1
Ledenaantal NVMBR
Soort leden
Peildatum 31-12-2008
"Gewone" leden Studenten Leden in het buitenland Anders
2992 185 95
In Nederland werken ruim 6500 MBB‟ers. De meeste beroepsbeoefenaren werken in de tweede lijn. Slechts een klein deel is werkzaam in diagnostische centra in de eerste lijn. Omdat dit een ontwikkeling is van de laatste paar jaar, is een onderverdeling over de werkvelden niet bekend. B4.6.3
Bacheloropleiding
De opleiding tot MBB‟er is een HBO-opleiding. Deze opleiding kan zowel voltijds als duaal gevolgd worden. Daarnaast is er nog een inservice-opleiding op HBO-niveau. De opleiding is een vier jaar durende HBO-opleiding. Er zijn in Nederland drie opleidingen tot MBB‟er. De jaarlijkse instroom ligt rond de 350 studenten en in 2007 werden er 234 diploma‟s uitgereikt (tabel 1.3).
Informatievoorziening in de paramedische zorg
65
B4.6.4
Veel voorkomende aandoeningen / (verwijs)diagnosen
Niet relevant. B4.6.5
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar. B4.6.6
Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen Bij de behandeling van cliënten is de MBB‟er lid van een multidisciplinair team die gezamenlijk vanuit een eigen deskundigheidgebied de behandeling voorbereidt, uitvoert en nazorg levert. Vergoedingen MBB‟ers zijn in loondienst. De verrichtingen die worden uitgevoerd vallen binnen de DBCsystematiek (diagnosebehandelingcombinatie). B4.6.7
Communicatie
In tabel B4.6.2 staan de personen met wie de MBB‟er contact onderhoudt en een inschatting van de frequentie van dat contact. Tabel B4.6.2
Personen met wie contact wordt onderhouden en de frequentie van dat contact
Werkveld waar MBB’er werkzaam is tweede lijn tweede tweede tweede tweede tweede tweede tweede B4.6.8
lijn lijn lijn lijn lijn lijn lijn
Personen met wie contact wordt onderhouden Specialist (radioloog, nucleair geneeskundige, radiotherapeut) Huisarts Specialist (anders) Cliënt Thuiszorginstelling Verplegend personeel Anders, klinisch fysicus Anders, stralingsdeskundige
Frequentie contact GemidVeel Weinig deld x x x x x x x x
Huidige ICT-voorzieningen
Het werkterrein van de MBB‟ers is nagenoeg volledig gedigitaliseerd (gebruikspercentage 100%). Er zijn veel verschillende softwareleveranciers en er is sprake van speciale software voor elke specifieke toepassing. Ook binnen het bevolkingsonderzoek borstkanker is de start gemaakt met een volledig gedigitaliseerde omgeving. B4.6.9
Overige opmerkingen/toevoegingen
Alle afdelingen in de ziekenhuizen zijn zeer intensief bezig met de uitwisseling van gegevens. Als voorbeeld kan genoemd worden de uitwisseling van gegevens binnen het bevolkingsonderzoek borstkanker. In een uniek project worden de gegevens via een landelijk netwerk uitgewisseld. De MBB‟ers zijn koplopers in de gezondheidszorg wat betreft het gebruik van ICT.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
66
B4.7
FACTSHEET MONDHYGIËNISTEN
B4.7.1
Korte beschrijving van het beroep
Citaat: “De deskundigheid van de mondhygiënist ligt vooral op het gebied van het voorkomen van problemen in uw mond. De mondhygiënist zorgt er voor dat uw gebit en tandvlees in optimale conditie blijven, maar leert u ook hoe u uw mond zelf gezond en fris kunt houden. Mochten er onverhoopt toch problemen ontstaan, dan behandelt de mondhygiënist deze in overleg met u of verwijst u naar bijvoorbeeld een tandarts.” (bron: www.mondhyienisten.nl) B4.7.2
Beroepsvereniging
De Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten (NVM) is een ca. 2200 leden tellende beroepsvereniging opgericht in 1967. De doelstellingen van de NVM zijn: 1. Het behartigen van de belangen van mondhygiënisten in de ruimste zin van het woord. 2. Het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de beroepsuitoefening alsmede het bevorderen van de kwaliteit van de opleiding tot mondhygiënist. 3. Het ondersteunen van het publiek belang van het beroep mondhygiënist. 4. Het bevorderen van de contacten tussen mondhygiënisten onderling, nationaal en internationaal. Het bevorderen van de contacten tussen mondhygiënisten en andere aanverwante disciplines. (bron: www.mondhygienisten.nl) Tabel B4.7.1
Ledenaantal NVM
Soort leden
Peildatum1-1-2009
"Gewone" leden Studenten Leden in het buitenland Totaal Tabel B4.7.2
Verdeling mondhygiënisten per werkveld
Soort werkveld Werkzaam in vrije vestiging Werkzaam in eerste lijn Werkzaam in tweede lijn B4.7.3
1880 308 14 2201
Percentage 30% 95% 5%
Bacheloropleiding
Op vier hogescholen voor hoger beroepsonderwijs in Nederland wordt de opleiding mondzorgkunde aangeboden. Deze opleiding duurt vier jaar en is enkel voltijds te volgen. Per jaar stromen er circa 300 studenten in en in 2007 werden er 180 diploma‟s uitgereikt (tabel 1.3, pag. 4).
Informatievoorziening in de paramedische zorg
67
B4.7.4
Veelvoorkomende aandoeningen
De vier belangrijkste verwijsdiagnosen/aandoeningen voor mondhygiënisten zijn gingivitis, parodontitis, preventie en cariës. Het is niet mogelijk hier percentages aan te hangen. De NVM heeft niet, zoals bijv. de NMT, peilstations, waar deze gegevens gemakkelijk uit te halen zijn. Het is ook erg afhankelijk van de praktijksetting welke aandoeningen meer of minder behandeld worden. B4.7.5
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar. B4.7.6
Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen Mondhygiënisten behandelen cliënten op verwijzing van een tandarts, orthodontist of medisch specialist. Tevens kan een cliënt zonder verwijzing onder behandeling komen, via de directe toegang (sinds 2006). De duur van een behandeling (of serie van behandelingen) is afhankelijk van de verwijzing en aandoening. (bron: www.mondhygienisten.nl) Vergoedingen Wat een behandeling kost is afhankelijk van wat nodig is. Mondhygiënisten werken voor een groot gedeelte op basis van tijd. Sommige verzekeraars willen dat de mondhygiënist de verrichtingencodes die ooit voor de tandartsen gemaakt zijn gebruiken (sinds 1 oktober 2006 kunnen deze ook door mondhygiënisten gebruikt worden). Voor de jeugd van 0-22 worden de behandelingen vergoed uit de basisverzekering. Voor de volwassenen wordt dit vergoed vanuit de aanvullende tandheelkunde pakketten, mits er uiteraard zo‟n pakket is afgenomen. Mondhygiënisten moeten dan wel een overeenkomst sluiten met de zorgverzekeraar willen de cliënten in aanmerking komen voor vergoeding. B4.7.7
Communicatie
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar. B4.7.8
Huidige ICT-voorzieningen
In tabel B4.7.3 staat een aantal softwareleveranciers die applicaties aanbieden die door mondhygiënisten worden gebruikt. Dit overzicht is niet volledig en niet bekend is wat de gebruikerspercentages zijn voor de verschillende pakketten. Tabel B4.7.3
Applicaties/programma‟s in gebruik door mondhygiënisten en de leveranciers van deze pakketten
SOFTWARELEVERANCIER APPLICATIE/PROGR. GEBRUIKERSPERCENTAGE Robadent Complan Vertimart Gé Systems Nederland Tabdents JDS SysCoDataDental
Novadent Exquise Simplex M
Hebben met zijn vieren het grootste deel van de markt in handen
Dentio
Odontosoft Ace dental Altapoint
Informatievoorziening in de paramedische zorg
buitenlands programma met slechts paar gebruikers in NL buitenlands programma buitenlands programma
68
B4.4.9
Overige opmerkingen/toevoegingen
Geen.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
69
B4.8
FACTSHEET OEFENTHERAPEUTEN CESAR
B4.8.1 Korte beschrijving van het beroep Oefentherapie Cesar is een paramedische behandelmethode, ontwikkeld door Marie Cesar, gericht op de behandeling en voorkoming van klachten die het gevolg zijn van een onjuist houdings- en bewegingspatroon, of een bepaalde afwijking of ziekte. (bron: www.oefentherapie.nl) B4.8.2
Beroepsvereniging
De Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck, de VvOCM, is de beroepsorganisatie van oefentherapeuten in Nederland. De VvOCM behartigt de belangen van de aangesloten therapeuten en optimaliseert en borgt de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Daarnaast wordt er gewerkt aan de naamsbekendheid en de marktpositie van de oefentherapie. De vereniging telt ongeveer 2.000 leden, oefentherapeuten Cesar en Mensendieck. Er zijn in totaal ongeveer 1.000 praktijkadressen verdeeld over het gehele land. (bron: www.oefentherapie.nl) Tabel B4.8.1
Ledenaantal VvOCM
Soort leden
Peildatum1-1-2009
"Gewone" leden Studenten Leden in het buitenland Anders Tabel B4.8.2
953 12 2
Verdeling oefentherapeuten Cesar per werkveld
Soort werkveld
Percentage
Werkzaam in eerste lijn Werkzaam in tweede lijn Werkzaam in bedrijfsleven Werkzaam in onderwijs Werkzaam in loondienst Anders, namelijk: B4.8.3
90% 2%
8%
Bacheloropleiding
Er is in Nederland één opleiding oefentherapie Cesar. De opleiding maakt deel uit van de Faculteit Gezondheidszorg binnen de Hogeschool Utrecht. De opleiding is een vierjarige HBOvoltijdsopleiding en is geaccrediteerd door de NVAO. Ieder jaar melden zich circa honderd nieuwe studenten aan. In 2008 stroomden er 127 studenten in (dat is beduidend meer dan in voorgaande jaren (rond de 70)) en in 2007 werden 44 diploma‟s uitgereikt (tabel 1.3, pag. 4). B4.8.4
Veelvoorkomende aandoeningen
In tabel B4.8.3 staan de tien meest voorkomende verwijsdiagnosen.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
70
Tabel B4.8.3
De tien meest voorkomende verwijsdiagnosen, gecodeerd naar de ICPC (International Classification of Primary Care), voor cliënten die in 2007 zijn aangemeld in de praktijk voor oefentherapie Cesar (% cliënten)
Verwijsdiagnosen Lage rugpijn zonder uitstraling Niet nader gespecificeerde symptomen/klachten rug Houding, loopproblematiek
Percentage 13,1 12,6 8,8
Nek symptomen/klachten Lage rugpijn met uitstraling
8,0 6,5
Verworven afwijkingen wervelkolom Syndromen cervicale wervelkolom
6,2 5,9
Hyperventilatie Geen diagnose op verwijsbrief
4,7 4,5
Schouder symptomen/klachten Overig
2,0 27,8
Aantal cliënten in LiPZ Verwijstekst ontbreekt (Bron: Nivel, LiPZ onderzoek 2007) B4.8.5
1.858 256
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
De gemiddelde leeftijd van een cliënt die in 2007 onder behandeling was van een oefentherapeut Cesar was 34 jaar. Tweederde van alle cliënten was vrouw en de grootste groep cliënten had middelbaar onderwijs gevolgd. Van alle cliënten kwam 7,3% met een aandoening die voorkomt op de lijst met aandoeningen die langdurige of intermitterende therapie behoeven. Trends De verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke cliënten is de afgelopen jaren niet gewijzigd. Wel kwamen er in 2007 meer kinderen (< 15 jaar) en meer cliënten boven de 55 jaar bij de oefentherapeut Cesar. Het aandeel cliënten met een aandoening die voorkomt op de lijst met aandoeningen die langdurige therapie behoeven is gestegen van 2,8% in 2003 naar 7,3% in 2004. (bron: Nivel, LiPZ onderzoek 2007) B4.8.6
Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen Een individuele behandeling oefentherapie Cesar is zowel mogelijk op verwijzing van een arts, als zonder verwijzing waarbij de cliënt zich direct tot een oefentherapeut wendt. Er is in dat laatste geval sprake van de zogenaamde directe toegankelijkheid. De behandeling wordt meestal in de praktijk van de oefentherapeut gegeven. In sommige gevallen zal de behandeling ten huize van de cliënt worden gegeven. Een verwijzer kan bijvoorbeeld bij twijfel of er een indicatie voor oefentherapie is, om een oefentherapeutisch consult vragen. De vergoedingen voor de diverse verrichtingen verschillen per zorgverlener en zijn mede afhankelijk van de gemaakte afspraken met de zorgverzekeraar. Vergoedingen Sinds 1 januari 2004 wordt Cesar oefentherapie niet meer vergoed vanuit de basisverzekering. Voor chronische cliënten en cliënten onder de achttien jaar wordt de behandeling wel vergoed De meeste zorgverzekeraars hebben oefentherapie opgenomen in de aanvullende pakketten. (bron: www.oefentherapie.nl) B4.8.7
Communicatie
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
71
B4.8.8
Huidige ICT-voorzieningen
In tabel B4.8.4 staat een aantal softwareleveranciers die applicaties aanbieden die (ook) door oefentherapeuten Cesar worden gebruikt. Dit overzicht is niet volledig en niet bekend is wat de gebruikerspercentages zijn voor de verschillende pakketten. Tabel B4.8.4
Applicaties/programma‟s in gebruik door oefentherapeuten Cesar en de leveranciers van deze pakketten
SOFTWARELEVERANCIER
APPLICATIE/PROGRAMMA
Intramed
Intramed
Winbase Logicdata IGCN Fairware
RAAM Fysio-Logic e-devop Winmens
B4.8.9
Overige opmerkingen/toevoegingen
Geen.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
72
B4.9
FACTSHEET OEFENTHERAPEUTEN MENSENDIECK
B4.9.1 Korte beschrijving van het beroep Oefentherapie Mensendieck is een paramedische behandelmethode, gespecialiseerd in houding en beweging. Oefentherapeuten richten zich op het verbeteren van de individuele houdings- en bewegingsgewoonten. Daarbij staan de cliënt en diens eigen mogelijkheden centraal. (bron: www.vvocm.nl) B4.9.2
Beroepsvereniging
De Vereniging van Oefentherapeuten Cesar en Mensendieck, de VvOCM, is de beroepsorganisatie van oefentherapeuten in Nederland. De VvOCM behartigt de belangen van de aangesloten therapeuten en optimaliseert en borgt de kwaliteit van de beroepsuitoefening. Daarnaast wordt er gewerkt aan de naamsbekendheid en de marktpositie van de oefentherapie. De vereniging telt ongeveer 2.000 leden, oefentherapeuten Cesar en Mensendieck. Er zijn in totaal ongeveer 1.000 praktijkadressen verdeeld over het gehele land. (bron: www.vvocm.nl) Tabel B4.9.1
Ledenaantal VvOCM
Soort leden
Peildatum1-1-2009
"Gewone" leden Studenten Leden in het buitenland Anders Tabel B4.9.2
827 9 17
Verdeling oefentherapeuten Mensendieck per werkveld
Soort werkveld
Percentage
Werkzaam in eerste lijn Werkzaam in tweede lijn Werkzaam in bedrijfsleven Werkzaam in onderwijs Werkzaam in loondienst Anders, namelijk: B.4.9.3
90% 2%
8%
Bacheloropleiding
Er is in Nederland één opleiding oefentherapie Mensendieck. De opleiding is een studierichting van de Amsterdamse Hogeschool voor Paramedische Opleidingen. De opleiding is een HBOvoltijdopleiding en duurt vier jaar. De opleiding is geaccrediteerd. In 2008 stroomden er 44 studenten in en in 2007 werden er 32 diploma‟s uitgereikt (Tabel 1.3, pag. 4). B4.9.4
Veelvoorkomende aandoeningen
In tabel B4.9.3 staan de tien meest voorkomende verwijsdiagnosen.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
73
Tabel B4.9.3
De tien meest voorkomende verwijsdiagnosen, gecodeerd naar de ICPC (International Classification of Primary Care), voor cliënten die in 2007 zijn aangemeld in de praktijk voor oefentherapie Mensendieck (% cliënten)
Verwijsdiagnosen Lage rugpijn zonder uitstraling Symptomen/klachten rug Nek symptomen/klachten
Percentage 13,2 11,8 8,5
Syndromen cervicale wervelkolom Houding, loopproblematiek
6,4 5,8
Lage rugpijn met uitstraling Verworven afwijkingen wervelkolom
5,7 5,1
Hyperventilatie Geen diagnose op verwijsbrief
4,2 3,9
Schouder symptomen/klachten Overig
3,0 32,5
Aantal cliënten in LiPZ Verwijstekst ontbreekt (Bron: Nivel, LiPZ onderzoek, 2007) B4.9.5
1.795 261
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
In 2007 was de gemiddelde leeftijd van een cliënt in de praktijk voor oefentherapie Mensendieck 39 jaar. 72% van de cliënten was vrouw en bijna drie kwart was middelbaar of hoger opgeleid. Van alle cliënten kwam 6,3% met een aandoening die voorkomt op de lijst met aandoeningen die langdurige of intermitterende therapie behoeven. Trends De afgelopen jaren is de gemiddelde leeftijd van de cliënten gestegen. Daarnaast kwamen er meer cliënten jonger dan 14 jaar en ouder dan 65 jaar bij de oefentherapeut Mensendieck. Het percentage cliënten dat kwam met een aandoening die voorkomt op de lijst met aandoeningen die langdurige of intermitterende therapie behoeven was in 2007 hoger dan in 2003, maar iets lager dan in 2006. (bron: Nivel, LiPZ onderzoek 2007) B4.9.6
Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen Een individuele behandeling oefentherapie Mensendieck is zowel mogelijk op verwijzing van een arts, als zonder verwijzing waarbij de cliënt zich direct tot een oefentherapeut wendt. Er is in dat laatste geval sprake van de zogenaamde directe toegankelijkheid. De behandeling wordt meestal in de praktijk van de oefentherapeut gegeven. In sommige gevallen zal de behandeling ten huize van de cliënt worden gegeven. Een verwijzer kan, bijvoorbeeld bij twijfel of er een indicatie voor oefentherapie is, om een oefentherapeutisch consult vragen. De vergoedingen voor de diverse verrichtingen verschillen per zorgverlener en zijn mede afhankelijk van de gemaakte afspraken met de zorgverzekeraar. Vergoedingen Sinds 1 januari 2004 wordt oefentherapie Mensendieck niet meer vergoed vanuit de basisverzekering. Voor chronische cliënten en cliënten onder de achttien jaar wordt de behandeling wel vergoed De meeste zorgverzekeraars hebben oefentherapie echter opgenomen in de aanvullende pakketten. (bron: www.oefentherapie.nl) B4.9.7
Communicatie
Hierover zijn geen gegevens bekend.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
74
B4.9.8
Huidige ICT-voorzieningen
In tabel B4.9.4 staat een aantal softwareleveranciers die applicaties aanbieden die (ook) door oefentherapeuten Mensendieck worden gebruikt. Dit overzicht is niet volledig en niet bekend is wat de gebruikerspercentages zijn voor de verschillende pakketten. Tabel B4.9.4
Applicaties/programma‟s in gebruik door oefentherapeuten Mensendieck en de leveranciers van deze pakketten
SOFTWARELEVERANCIER
APPLICATIE/PROGRAMMA
Intramed
Intramed
Winbase Logicdata IGCN Fairware
RAAM Fysio-Logic e-devop Winmens
B4.9.9
Overige opmerkingen/toevoegingen
Geen.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
75
B4.10 FACTSHEET OPTOMETRISTEN B4.10.1
Korte beschrijving van het beroep
De optometrist voert een optometrisch onderzoek uit om eventuele oogafwijkingen op te sporen. Blijkt tijdens het onderzoek dat verdere behandeling nodig is, dan wordt de cliënt via de huisarts gericht doorverwezen. Voor het onderzoek door de optometrist heeft de cliënt geen verwijzing van de huisarts nodig. Omdat veel optometristen in optiekzaken werkzaam zijn, is directe toegang tot een optometrist veel voorkomend. (bron: www.optometrie.nl) B4.10.2
Beroepsvereniging
OVN staat voor Optometristen Vereniging Nederland. De OVN in de huidige vorm is opgericht op 16 maart 2000. De OVN behartigt de belangen van de optometristen die zijn aangesloten bij de vereniging. Daarnaast houdt de OVN zich bezig met het profileren van het vak optometrie. Dit gebeurt onder andere door het ontwikkelen van folders over optometrie, door deze website en door het organiseren van de Week van het Zien (elke eerste week van november). Belangrijke activiteiten voor de leden zijn het organiseren van congressen en na- en bijscholingsactiviteiten om het niveau van optometrie in Nederland te optimaliseren. (bron: www.optometrie.nl) Tabel B4.10.1 Ledenaantal OVN Soort leden "Gewone" leden Studenten Leden in het buitenland Anders Totaal
Peildatum1-1-2009 789 685 85 19 ereleden 1578
Tabel B4.10.2 Verdeling optometristen per werkveld Soort werkveld Werkzaam in eerste lijn Werkzaam in tweede lijn Anders, namelijk: onderwijs/industrie/etc B4.10.3
Percentage 75% 20% 5%
Bachelor opleiding
De opleiding Optometrie is een vier-jarige HBO-opleiding en wordt enkel gegeven aan de Hogeschool Utrecht. In 2008 stroomden er 108 studenten in en in 2007 werden er 29 diploma‟s uitgereikt (dit is minder dan in voorgaande jaren (rond de 40)) (tabel 1.3, pag. 4).
Informatievoorziening in de paramedische zorg
76
B4.10.4
Veelvoorkomende aandoeningen
In tabel B4.10.3 staan de tien meest voorkomende verwijsdiagnosen. Tabel B4.10.3 De meest voorkomende verwijsdiagnosen voor optometristen* (VERWIJS)DIAGNOSEN* 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 *
Refractieafwijking Astenope klachten/binoculaire afwijkingen Cataract Nastaar Glasvochtloslating Macula degeneratie Glaucoom Diabetische retinopathie Droge ogen Chalazion Ablatio Retinae Overig Totaal aantal
% 40 15 10 5 2 5 5 5 5 1 1 6 100
de percentages vormen een grove schatting; er zijn geen gedetailleerde cijfers bekend. Deze getallen zijn gebaseerd op de waarschijnlijke (grove schatting) verhoudingen van diagnosen die in de eerste lijn (dus in optiekzaken) gezien worden. Het merendeel van de cliënten met deze diagnosen zullen verwezen worden voor verdere zorg naar de huisarts en oogarts. Voor de tweedelijns optometristen (werkzaam in ziekenhuis en zelfstandig behandel centrum) zullen deze verhoudingen geheel anders liggen, gezien hier meer cliënten met pathologie binnen komen.
(Verwijs)diagnosen (uitgebreid) 1. Refractieafwijking – bijziendheid (myopie); verziendheid (hypermetropie); oudziendheid (presbyopie); Cilinder (Astigmatisme) 2. Astenope klachten/ binoculaire problemen – Prisma; binoculaire trainig; amblyopie (lui oog); strabismus (scheelzien) 3. Cataract ((Grauwe) Staar) 4. Nastaar – vertroebeling van het achterste lenskapsel welke niet wordt verwijderd bij een staaroperatie 5. Glasvochtloslating – geeft flitsen en floaters klachten 7. Glaucoom – verhoogde oogdruk met als gevolg gezichtsvelduitval 10. Chalazion – verstopte talgklier in ooglid 11. Ablatio Retinae – netvliesloslating – geeft flitsen en floaters klachten ogen. B4.10.5 1 2 3
4 5 6
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
Refractieafwijking – geen specifieke kenmerken op het gebied van geslacht en leeftijd. Astenope klachten/binoculaire afwijkingen – geen specifieke kenmerken op het gebied van geslacht en leeftijd. Cataract – komt vooral voor op latere leeftijd (vanaf ongeveer zestig jaar met uitzonderingen daar gelaten); prevalentie niet gerelateerd aan geslacht; Indicatie voor behandeling is met name afhankelijk van de mate van visusklachten. Het behandelbeleid wordt vastgesteld door de oogarts. Nastaar - komt vooral voor op latere leeftijd (half jaar tot enkele jaren na de staaroperatie); prevalentie niet gerelateerd aan geslacht; Indicatie voor behandeling is vooral afhankelijk van de mate van visusklachten. Het behandelbeleid wordt vastgesteld door de oogarts. Glasvochtloslating – komt vooral voor op latere leeftijd (vanaf ongeveer vijftig jaar); prevalentie niet gerelateerd aan geslacht, komt wel meer voor bij hoge myopen; wordt niet behandeld; eventueel wordt de cliënt verwezen ter uitsluiting van netvliesproblemen. Macula degeneratie – komt vooral voor op latere leeftijd (vanaf ongeveer zeventig jaar); prevalentie geen duidelijke relatie met geslacht, komt wel meer voor bij blanke mensen; deze cliënten worden verwezen naar de oogarts voor het bepalen van behandelbeleid.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
77
7 8 9
10 11
Glaucoom – komt vooral voor op latere leeftijd (vanaf ongeveer vijftig jaar); prevalentie niet gerelateerd aan geslacht; deze cliënten worden verwezen naar de oogarts voor het bepalen van behandelbeleid. Diabetische retinopathie – komt vooral voor op latere leeftijd (vanaf ongeveer zestig jaar); prevalentie geen duidelijke relatie met geslacht; cliënt wordt verwezen naar oogarts voor opstellen van behandelbeleid. Droge ogen – komt meer voor op latere leeftijd, maar niet uitsluitend; Komt meer voor bij vrouwen (o.a. bij hormonale veranderingen) en cliënten met autoimmuunafwijkingen (o.a. reuma); Wordt behandeld door de optometrist, in enkele gevallen is een verwijzing naar de oogarts noodzakelijk. Chalazion – prevalentie niet gerelateerd aan leeftijd en geslacht; eerste behandeling met warme kompressen wordt ingezet door de optometrist, voor invasieve behandeling (open snijden van chalazion) wordt de cliënt verwezen naar de oogarts. Ablatio Retinae – prevalentie niet gerelateerd aan geslacht, geen duidelijke relatie met leeftijd, komt wel meer voor bij hoge myopen; cliënt wordt verwezen naar oogarts voor behandeling.
B4.10.6
Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen Een basis-optometrisch onderzoek (niet alleen refractie, maar ook de beoordeling van voorste en achterste oogsegment) duurt dertig minuten. Vervolgonderzoeken en alleen de refractie duren minder lang; ongeveer vijftien minuten. Vergoedingen Een bezoek aan een optometrist wordt niet door de basisverzekering vergoed, evenals de aanschaf van bril of contactlenzen. In een aanvullende verzekering kunnen de kosten voor een bril of contactlenzen gedeeltelijk vergoed worden. Meestal eenmaal een gedeeltelijke vergoeding in twee jaar. In de eerste lijn worden de kosten over het algemeen in rekening gebracht bij de cliënt. Hier is geen vast tarief voor opgesteld. B4.10.7
Communicatie
In tabel B4.10.4 staan de personen met wie de optometrist contact onderhoudt en een inschatting van de frequentie van dat contact. Tabel B4.10.4 Personen met wie contact wordt onderhouden en de frequentie van dat contact Werkveld waar optometrist werkzaam is vrije vestiging vrije vestiging vrije vestiging vrije vestiging eerste eerste eerste eerste eerste
lijn lijn lijn lijn lijn
tweede tweede tweede tweede tweede tweede tweede
lijn lijn lijn lijn lijn lijn lijn
Andere personen Collega behandelaar Specialist (zkh) Assistente Huisarts Cliënt Huisarts Collega behandelaar Assistente Huisarts Cliënt Anders,..orthoptist Instellingsarts Huisarts Specialist (zkh) Cliënt Thuiszorginstelling Verplegend personeel Anders, …orthoptist
Informatievoorziening in de paramedische zorg
Veel
Gemiddeld
Weinig
X X X X X X X X X X X X X X X X
78
Over communicatie zijn bij de OVN geen cijfers bekend. B4.10.8
Huidige ICT-voorzieningen
In tabel B4.10.5 staat een aantal softwareleveranciers die applicaties aanbieden die door optometristen worden gebruikt. Dit overzicht is niet volledig en niet bekend is wat de gebruikerspercentages zijn voor de verschillende pakketten. Tabel B4.10.5 Applicaties/programma‟s in gebruik door optometristen en de leveranciers van deze pakketten SOFTWARELEVERANCIER
APPLICATIE/PROGRAMMA
Corilus Health Line systems INAD Medical software Winoptics De ceunynck Anders, nl.
Softalmo Eyecom2 Opto office Winoptics Visiomanager Anders, nl.
B4.10.9
Overige opmerkingen/toevoegingen
Specialisaties binnen de optometrie binoculair zien (het opsporen en verhelpen van samenwerkingsproblemen tussen de ogen), low vision (het aanmeten van hulpmiddelen voor slechtzienden), refractiechirurgie (het veranderen van de oogsterkte door middel van laseren of implantlenzen) en contactlenzen.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
79
B4.11
FACTSHEET ORTHOPTISTEN
B4.11.1
Korte beschrijving van het beroep
De orthoptist is een paramedicus, die verantwoordelijk is voor een specifiek gedeelte van de oogheelkunde. Orthoptie wil zeggen "recht kijken". Een goede samenwerking tussen de ogen is een basis voor een rechte oogstand. Door een rechte oogstand kunnen beide ogen zich zo goed mogelijk ontwikkelen. Als er iets mankeert aan de samenwerking tussen de ogen of aan de oogstand, wordt een orthoptist ingeschakeld. (bron: www.orthoptie.nl) De werkzaamheden van de orthoptist zijn gericht op herstel en behoud van het mono- en binoculaire zien. In dit kader verzorgt hij op verwijzing van een huisarts of specialist onderzoek, diagnostiek en behandeling. Hij is meestal werkzaam in een universitair of algemeen ziekenhuis, in instellingen voor slechtzienden en in de jeugdgezondheidszorg. De werkzaamheden van de orthoptist impliceren dat hij de rol bekleedt van zorgverlener, adviseur, regisseur, administrateur, onderzoeker, coach, opleider, voorlichter en vertegenwoordiger van de beroepsgroep. Zijn verantwoordelijkheid als beroepsbeoefenaar strekt zich uit over het deskundigheidsgebied zoals omschreven in de wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (wet BIG) en hetgeen voortvloeit uit de Kwaliteitswet Zorginstellingen. Hieruit voortvloeiend oefent hij werkzaamheden zelfstandig uit volgens professionele richtlijnen en de kaders die de instelling hanteert. Bij de uitoefening van zijn beroep zijn er binnen de instelling nauwelijks of geen terugvalmogelijkheden. (bron: Competentiegericht beroepsprofiel orthoptist, NVvO, 2008) B4.11.2
Beroepsvereniging
Nederlandse vereniging van Orthoptisten/NVvO. Ter promotie van het vakgebied van de orthoptist en de website (www.orthoptie.nl) geeft de Nederlandse Vereniging van Orthoptisten informatiefolders uit. In 2008 is het Competentiegericht beroepsprofiel orthoptist verschenen. Tabel B4.11.1 Ledenaantal NVvO, peildatum 1 januari 2009 Soort leden "Gewone" leden Studenten Leden in het buitenland Anders Totaal
Aantal 323 20 19 14 376
99% van de orthoptisten werkt intramuraal en verricht daar zowel eerstelijns (75%) als tweedelijns (25%) zorg. Het grootste deel van de beroepsgroep werkt in ziekenhuizen, een klein deel in de zorg voor slechtzienden. Recente gegevens zijn niet voorradig. B4.11.3
Opleiding
De opleiding tot orthoptist duurt vier jaar. Het is een opleiding op HBO-niveau. Deze opleiding is enkel voltijd te volgen aan de hogeschool Utrecht.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
80
In 2008 stroomden er 43 studenten in en in 2007 werden er negen diploma‟s uitgereikt (dit is minder dan in voorgaande jaren (rond de 40)) (tabel 1.3), daarmee is de orthoptie qua studentenaantallen de kleinste paramedische beroepsgroep. B4.11.4
Veel voorkomende aandoeningen / (verwijs)diagnosen
De zes meest voorkomende aandoeningen / verwijsdiagnosen zijn amblyopie, strabismus, oogbewegingsstoornissen, asthenope klachten, hoofdpijnklachten en verminderd zien. Percentages zijn er niet of sterk verouderd. De meest voorkomende klachten zijn: scheelzien, brilafwijking, lui oog,·dubbelzien, hoofdpijn, leesklachten, asthenope klachten, visus klachten. B4.11.5
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
In het merendeel van de praktijken krijgt de orthoptist directe verwijzingen van artsen uit de eerste- of tweedelijn. De huisarts is de meest frequente verwijzer (62%) naar de orthoptist, gevolgd door de oogarts. Daarnaast worden cliënten verwezen doorconsultatiebureau-artsen, schoolartsen, collega-orthoptisten, neurologen en andere medisch specialisten. Het komt ook voor dat cliënten zonder verwijzing de orthoptist bezoeken. Wekelijks bezoeken in Nederland ongeveer 15.000 cliënten de orthoptische praktijk. De cliëntenpopulatie bestaat voor 70% uit kinderen. B4.11.6
Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen De behandeling bestaat onder andere uit occlusietherapie, penalisatie, speciale brilcorrecties, orthoptische oefeningen en advisering over soort en mate strabismuschirurgie. Vergoedingen Al twee jaar wordt gewerkt aan een oplossing voor de bekostigingsproblematiek in de orthoptie. Het College voor zorgverzekeringen (Cvz) heeft als taak aan te geven of zorg al of niet valt onder de dekking van de Zorgverzekeringswet. Om een standpunt te kunnen bepalen inzake de orthoptische zorg, heeft CVZ een onderzoek laten verrichten door ECT-Tangram. De conclusie uit dit onderzoek is dat orthoptische zorg bij een lui oog, scheelzien, dubbelzien, hoofdpijnklachten en brilafwijkingen voldoet aan de daarvoor gestelde criteria en dat orthoptische zorg in genoemde aandoeningen behoort tot de te verzekeren zorg onder de Zorgverzekeringswet. Met andere woorden: orthoptische zorg behoort volgens Cvz tot het basispakket. DBC-onderhoud en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zijn de partijen die nu een bekostigingssystematiek moeten ontwerpen. (bron: www.orthoptie.nl) B4.11.7
Communicatie
Hierover zijn geen gegevens beschikbaar. B4.11.8
ICT-voorzieningen
In tabel B4.11.2 staat een aantal softwareleveranciers die applicaties aanbieden die door orthoptisten worden gebruikt. Dit overzicht is niet volledig en niet bekend is wat de gebruikerspercentages zijn voor de verschillende pakketten.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
81
Tabel B4.11.2 Applicaties/programma‟s in gebruik door orthoptisten en de leveranciers van deze pakketten SOFTWARELEVERANCIER
APPLICATIE/PROGRAMMA
Corilus
Softalmo
Health Line systems INAD Medical software Winoptics De ceunynck
Eyecom2 Opto office Winoptics Visiomanager
B4.11.9
Overige opmerkingen/toevoegingen
Geen.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
82
B4.12
FACTSHEET PODOTHERAPEUTEN
B4.12.1
Korte beschrijving van het beroep
Een podotherapeut behandelt mensen met voetklachten en/of klachten aan het bewegingsapparaat, die voortvloeien uit een afwijkend functioneren van de voeten. Een podotherapeut behandelt veel verschillende klachten met als doel: het opheffen, verminderen of compenseren van stoornissen in het functioneren van het steun- en bewegingsapparaat, voortkomend uit afwijkingen in de voet(stand), alsmede behandeling van huid en nagels, indien er sprake is van een pathologie. (bron: www.podotherapie.nl) B4.12.2
Beroepsvereniging
De Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten is op 1 september 1979 opgericht met als doel de ontwikkeling en toepassing van de podotherapie te bevorderen en de collectieve en individuele belangen van haar leden (± 550) te behartigen. De doelen van de NVvP trachten wij te bereiken door middel van een aantal mogelijkheden, zoals: - het bevorderen van podotherapeutische kennis en vaardigheden; - het bevorderen van het doen van wetenschappelijk onderzoek; - het geven van voorlichting over het beroep van podotherapeut; - het organiseren van congressen/lezingen/voordrachten door deskundigen; - het behartigen van belangen van de aangesloten leden voor zover het de beroepsuitoefening betreft; - het uitgeven van vakliteratuur en tijdschriften; - het samenwerken met binnen- en buitenlandse organisaties; - het afvaardigen van vertegenwoordigers naar overheden, semi-overheden en andere instanties; - zitting nemen in commissies ten behoeve van opleidingsactiviteiten met betrekking tot de reguliere opleiding, alsmede bij- en/of nascholingsactiviteiten. (bron: www.podotherapie.nl) Tabel B4.12.1 Ledenaantal NVvP Soort leden "Gewone" leden Studenten Leden in het buitenland Anders Totaal
Peildatum1-1-2009 510 57 0 10 577
Tabel B4.12.2 Verdeling podotherapeuten per werkveld Soort werkveld Vrije vestiging* Tweede lijn Totaal *
Percentage 506 4 510
Opmerking: podotherapeuten werkzaam in een vrije vestiging werken veelal ook op vrije vestigingsbasis in een ziekenhuis (voetenpolikliniek).
Informatievoorziening in de paramedische zorg
83
B4.12.3
Bacheloropleiding
De opleiding tot podotherapeut is een vierjarige fulltime HBO-opleiding, die kan worden gevolgd bij Fontys Hogeschool te Eindhoven of Saxion Hogeschool te Enschede. In september 2007 is een deeltijdopleiding tot Podotherapeut gestart in Amsterdam, georganiseerd door Fontys Hogescholen. (bron: www.podotherapie.nl) In 2008 stroomden er 117 studenten in en in 2007 werden er 26 diploma‟s uitgereikt (dit is minder dan in beide voorgaande jaren) (tabel 1.3, pag. 4). B4.12.4
Veel voorkomende aandoeningen / (verwijs)diagnosen
In tabel B4.12.3 staan de meest voorkomende verwijsdiagnosen waarbij cliënten bij de podotherapeut komen. Percentages zijn niet bekend. Tabel B4.12.3 Meest voorkomende verwijsdiagnosen VERWIJSDIAGNOSEN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Veel 1. 2. 3. 4. 5. 6. 4.
Plantaire fasciïtis Insertietendopathie Mortonse neuralgie Voorvoetklachten Standsafwijkingen tarsus Rugklachten Metatarsalgieën Chronisch gerelateerd: DM / RA Hallux-valgus Keratoma /clavi / likdoorns Overigen voorkomende klachten Nagelaandoeningen, zoals unguis incarnatus Teenklachten (zoals klauwstand digiti) Standsafwijkingen metatarsus/mediotarsus (zoals pes transversus, pes planus, pes cavus, Charcot voet) Overbelastingsklachten Tibial stress syndroom Huidaandoeningen Standsafwijkingen MTP-gewrichten.
B4.12.5
Kenmerken van de cliëntenpopulatie
De indruk is dat er meer vrouwen dan mannen worden behandeld, maar exacte gegevens zijn niet bekend. B4.12.6
Kosten en vergoedingen
Individuele behandelingen De behandeling, behandelingsduur en/of voorlichting bij de podotherapeut is afhankelijk van de klacht van de cliënt. Er is sprake van vrije tarieven (prijsafspraken mogen niet worden gemaakt).
Informatievoorziening in de paramedische zorg
84
Vergoedingen De hulpmiddelen die een podotherapeut aanmeet, worden veelal gedeeltelijk vergoed vanuit de aanvullende pakketten. Soms worden chronische gerelateerde aandoeningen (DM/RA) volledig vergoed. Soms worden alleen consulten vergoed, maar geen zolen en/of orthesen. B4.12.7
Communicatie
In tabel B4.12.4 staan de personen met wie de podotherapeut contact onderhoudt en een inschatting van de frequentie van dat contact. Tabel B4.12.4 Personen met wie de podotherapeut contact onderhoudt en de frequentie van dat contact Werkveld waar podotherapeut werkzaam is
Personen met wie contact wordt onderhouden
vrije vrije vrije vrije vrije vrije vrije
Huisarts Collega behandelaar Fysiotherapeut Ergotherapeut Specialist (zkh) Assistente Huisarts Cliënt
vestiging vestiging vestiging vestiging vestiging vestiging vestiging
B4.12.8
Frequentie contact GemidVeel Weinig deld x x x x x x x
Huidige ICT-voorzieningen
In tabel B4.12.5 staat een aantal softwareleveranciers die applicaties aanbieden die (ook) door podotherapeuten worden gebruikt. Dit overzicht is niet volledig en niet bekend is wat de gebruikerspercentages zijn voor de verschillende pakketten. Tabel B4.12.5 Applicaties/programma‟s in gebruik door podotherapeuten en de leveranciers van deze pakketten SOFTWARELEVERANCIER
APPLICATIE/PROGR.
Intramed /voorheen KA Proderma
Intramed Prosoftware
Winbase Anders, nl. Anders, nl.
RAAM Anders, nl. Helix(Apple), eigen programma, etc. PRIS
Anders, nl.
MAIS
B4.12.9
GEBRUIKERSPERCENTAGE 54% 10% (is pas 1,5 jaar in de markt en krijgt nu veel overlopers van voorheen KA) 5% 27% 1% 3%
Overige opmerkingen/toevoegingen
Helaas blijft cijfermatig materiaal nog achterwege wegens gebrek aan een databank. Wel wordt inmiddels via Prosoftware voorzichtig een begin gemaakt (op verzoek van enkele praktijken en de NVvP) met het aanpassen van de software door toevoeging van een aantal invoervelden voor de hoofd- en subklachten met een gestandaardiseerde lijst van waardes. Hieraan gekoppeld zou dan een centrale verzameling/databank van deze gegevens gerealiseerd moeten gaan worden.
Informatievoorziening in de paramedische zorg
85
Bijlage 5 ADL BDS BIG BMI BOR BSN CBP CH CMT Cotec CROHO CV CVPB Cvz DBC DD JGZ DTF DTL EBP EDD EN ENOTHE EPD GBA GBZ HOF ICD-10 ICF ICF-CY ICIDH ICPC IOF JGZ KNGF KNMG LINH LiPZ LIS LLR LSP LUMC MBB NEN NHG Nictiz NPCF NPi NVH NVLF NVM NVMBR NVvO NVvP NZa OVN PG POR ProKwaF
Afkortingen Algemeen Dagelijks Leven basisdataset (Wet op) Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg body mass index Basis Onderzoek Richtlijn burgerservicenummer College Bescherming Persoonsgegevens Classificatie Hulpmiddelen Classificatie Medische Termen Council of Occupational Therapists for the European Countries Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs Classificatie Verrichtingen Classificatie Verrichtingen Paramedische Beroepen College voor Zorgverzekeringen diagnosebehandelingcombinatie Digitaal Dossier Jeugdgezondheidszorg Directe Toegankelijkheid Fysiotherapie Directe Toegankelijkheid Logopedie Evidence-based Practice Elektronisch Diëtetiek Dossier Ergotherapie Nederland European Network of Occupational Therapy in Higher Education elektronisch patiëntendossier Gemeentelijke Basis Administratie goed beheerd zorgsysteem Handreikingen voor Huisartsen, Oefentherapeuten en Fysiotherapeuten International Classification of Diseases and Related Health Problems, 10e revisie International Classification of Functioning, Disability and Health (voorheen ICIDH) International Classification of Functioning, Disability and Health, version for Children and Youth International Classification of Impairments, Disabilities and Handicaps Internationale classificatie van stoornissen, beperkingen en handicaps (thans ICF) International Classification of Primary Care Intercollegiaal Overleg Fysiotherapie jeugdgezondheidszorg Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg Landelijke informatievoorziening Paramedische Zorg Logopedie Informatie Systeem Landelijke Logopedie Registratie landelijk schakelpunt Leids Universitair Medisch Centrum Medisch Beeldvormings- en Bestralingsdeskundigen Nederlands centrum van normalisatie Nederlands Huisartsen Genootschap Nationaal ICT Instituut in de Zorg Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie Nederlands Paramedisch Instituut Nederlandse Vereniging van Huidtherapeuten Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie Nederlandse Vereniging van Mondhygiënisten Nederlandse Vereniging Medische Beeldvorming en Radiotherapie Nederlandse Vereniging van Orthoptisten Nederlandse Vereniging van Podotherapeuten Nederlandse Zorgautoriteit Optometristen Vereniging Nederland (Wet op) Publieke Gezondheid Probleem geOriënteerd Registreren Project Kwaliteitsindicatoren Fysiotherapie
Informatievoorziening in de paramedische zorg
86
QI RIS RIVM SBV-Z Sofi-nummer UZI UZOVI VNG VvOCM VWS WBP Wbsn Wbsn-z WCPV WFOT WGBO WHO WKCZ ZIS ZN ZZP
Quetelet index radiologie-informatiesysteem Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Sectorale Berichtenvoorziening in de Zorg Sociaal fiscaalnummer (wordt vervangen door burgerservicenummer) Unieke Zorgverlener Identificatie Unieke Zorgverzekeraars Identificatie Vereniging van Nederlandse Gemeenten Vereniging van Oefentherapeuten Cesar & Mensendieck Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Wet Bescherming Persoonsgegevens Wet algemene bepalingen burgerservicenummer Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg Wet Collectieve Preventie (thans PG) World Federation of Occupational Therapists Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst World Health Organization Wet klachtrecht cliënten zorgsector ziekenhuisinformatiesysteem Zorgverzekeraars Nederland zorgzwaartepakket
Informatievoorziening in de paramedische zorg
87