Trendcijfers 2001-2005 Fysiotherapie
Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg
.
Gegevens in deze publicatie kunnen gebruikt worden onder vermelding van: Swinkels ICS, Leemrijse C, de Bakker D. Trendcijfers 2001-2005 Fysiotherapie. Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg. Utrecht: NIVEL, http://www.nivel.nl/lipz
2
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
Inhoudsopgave Patiëntkenmerken _________________________________________________________5 Verwijzing_______________________________________________________________7 Behandeling_____________________________________________________________11 Evaluatie _______________________________________________________________15 Productie _______________________________________________________________16 Referenties______________________________________________________________17 Bijlage 1: Wat is LiPZ?____________________________________________________18 Bijlage 2: Gegevensverzameling_____________________________________________20 Bijlage 3: Spreidingsoverzicht fysiotherapeuten_________________________________21 Bijlage 4: Begrippenlijst ___________________________________________________22
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
3
4
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
Patiëntkenmerken Kort en bondig Op kleine schommelingen na zijn er in de geslachts- en leeftijdsverdeling van patiënten fysiotherapie in de periode 2001-2005 geen veranderingen geweest. Wel blijken patiënten wat minder vaak laag opgeleid te zijn. Het aandeel patiënten met een aandoening die voorkomt op de lijst met aandoeningen voor langdurige of intermitterende therapie is in 2004 gestegen van 10,5% naar 13,6%. In 2005 is deze trend niet verder doorgezet. Wat is het geslacht en de leeftijd van patiënten bij de fysiotherapeut? In de periode 2001-2005 heeft het aandeel ziekenfondsverzekerde mannelijke patiënten bij de fysiotherapeut geschommeld tussen 34,7% en 37,5%. Er is geen duidelijke trend aanwezig. Bij particulier verzekerden schommelde het percentage mannelijke patiënten tussen 49,6% en 51,5%. Ook in de leeftijdsverdeling van de patiënten is in de periode 2001-2005 niet veel veranderd. Tabel: Kenmerken van patiënten verwezen naar fysiotherapie, naar jaar van aanmelding in de praktijk en verzekeringsvorm (% patiënten) Kenmerken patiënten Geslacht Mannelijk Vrouwelijk Leeftijd 0-14 jr 15-24 jr 25-34 jr 35-44 jr 45-54 jr 55-64 jr 65-74 jr 75 jr en ouder Onbekend Aantal patiënten in LiPZ
2001
Ziekenfonds 2002 2003 2004
2005
2002
Particulier 2003 2004
2005
Totaal 2005
37,2 62,8
36,8 63,2
34,7 65,3
35,8 64,2
37,5 62,5
49,6 50,4
50,7 49,3
51,5 48,5
41,7 58,3
1,2 6,8 15,1 21,2 19,1 15,0 10,5 11,0
1,6 7,0 15,1 19,8 19,2 15,1 10,8 11,4
1,8 7,7 15,6 19,9 18,6 15,0 10,8 10,6
1,8 7,9 14,3 20,4 18,7 15,5 10,9 10,6
1,9 8,4 13,6 19,6 19,1 15,0 11,5 10,9
2,7 6,5 8,3 19,9 22,8 18,3 11,2 10,4
0,0
0,0
0,0
0,0
0,0
2.979 5.794 9.548 8.561 8.665
51,5 48,5
2,9 3,3 3,1 2,3 7,7 7,8 8,1 8,3 9,0 8,8 8,8 12,2 19,8 21,2 19,9 19,7 23,6 23,3 24,0 20,5 18,6 17,6 16,5 15,4 9,4 10,4 9,6 10,9 8,8 7,6 10,0 10,7 0,0 0,2 0,0 0,0 0,0 2.025 4.215 3.839 3.638 12.303
Hoeveel patiënten bij de fysiotherapeut hebben een chronische aandoening? In 2004 en 2005 lag het aandeel ziekenfondsverzekerde patiënten met een aandoening die voorkomt op de lijst met aandoeningen die langdurige of intermitterende therapie behoeven (VWS-lijst) (zie begrippenlijst) hoger dan in 2002 en 2003. De stijging in 2004 ging samen met het grotendeels schrappen van fysiotherapie uit het toenmalige ziekenfondspakket. Lees meer over de gevolgen van deze beleidsmaatregel in de factsheets ‘Daling in de vraag naar fysiotherapie en oefentherapie in het jaar 2004’, ‘Meer fysiotherapeutische zorg voor chronische patiënt in 2004’ en ‘Fysiotherapie gestabiliseerd, veel oefentherapeuten C/M blijven in de min’.
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
5
Figuur: Percentage ziekenfondsverzekerde patiënten met een aandoening die voorkomt op de lijst met aandoeningen die langdurige of intermitterende therapie behoeven naar jaar van aanmelding in de fysiotherapiepraktijk (n = 35.547) 16 14
13,6
13,1
11,8
12 % patiënten
13,6
10,5
10 8 6 4 2 0 2001
2002
2003
2004
2005
Jaartal
Wat is het opleidingsniveau van patiënten bij de fysiotherapeut? Vergeleken met patiënten die in 2002 door een fysiotherapeut behandeld zijn, waren patiënten in de periode 2003-2005 over het algemeen minder vaak lager opgeleid (basisonderwijs, speciaal onderwijs of VMBO-praktijkonderwijs). Bij particulier verzekerden is met name in 2003 en 2004 het aandeel hoger opgeleide patiënten (VWO, HBO of universiteit) hoger. Bij ziekenfondsverzekerden is zowel de groep patiënten die middelbaar is opgeleid (VMBO-theoretisch onderwijs, MBO, HAVO) als de groep patiënten die een hoog opleidingsniveau heeft genoten toegenomen. Deze verandering naar meer middelbaar of hoger opgeleide patiënten gaat samen met een gemiddeld hoger opleidingsniveau in de totale Nederlandse bevolking (CBS, 2005). Tabel: Hoogst genoten opleidingsniveau van volwassen patiënten verwezen naar fysiotherapie, naar jaar van aanmelding in de praktijk en verzekeringsvorm (% patiënten) Ziekenfonds Particulier 2002 2003 2004 2005 2002 2003 2004 2005 Lager onderwijs* 58,0 50,5 48,2 49,8 23,9 20,4 19,1 20,1 Middelbaar onderwijs 33,0 36,8 38,6 36,2 38,1 37,3 38,7 39,5 Hoger onderwijs 8,9 12,5 13,0 13,8 37,6 42,3 42,1 40,3 0,1 0,2 0,2 0,2 0,4 0,1 0,1 0,1 Anders Aantal patiënten in LiPZ 3.552 7.214 6.526 6.413 1.461 3.373 3.015 2.644 Opleiding onbekend: 2.114 2.110 1.835 2.033 491 681 651 840 * Lager onderwijs omvat basisonderwijs en VMBO-praktijkonderwijs; middelbaar onderwijs omvat VMBO-theorie onderwijs, HAVO en MBO; hoger onderwijs omvat VWO, HBO en universitair onderwijs.
6
Totaal 2005 41,2 37,2 21,5 0,2 9.057 2.873
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
Verwijzing Kort en bondig De huisarts blijft nog steeds de belangrijkste verwijzer naar de fysiotherapie, maar zijn of haar aandeel lijkt wel te dalen. Er zijn slechts kleine veranderingen geweest in de klachten waarmee patiënten in de periode 2001-2005 bij de fysiotherapie kwamen. Ziekenfondsverzekerden komen wat vaker met schouderklachten en lage rugklachten met uitstralende pijn. Particulier verzekerden komen vaker met knieklachten. Hoe komen patiënten bij de fysiotherapeut? Hoewel patiënten in 2005 nog steeds veelal door een huisarts naar een fysiotherapeut worden verwezen, is dit percentage wel afgenomen. Bij particulier verzekerden heeft het laatste jaar een daling plaatsgevonden van 93,2% in 2004 tot 88,1% in 2005. Enerzijds komt dit door een nieuw ingevoerde optie om patiënten die zonder tussenkomst van een verwijzer bij de fysiotherapeut komen te registreren. Aangezien die optie er in eerdere jaren niet was, is het beeld mogelijk wat vertekend. Anderzijds is ook het aandeel patiënten dat via een medisch specialist komt toegenomen. Naar verwachting zal het percentage patiënten dat door een huisarts verwezen is, in 2006 nog verder afnemen. Patiënten kunnen dan namelijk zonder een verwijsbrief bij de fysiotherapeut terecht. In de eerste twee maanden van 2006 kwam al bijna een kwart van de patiënten zonder tussenkomst van een verwijzer bij de fysiotherapeut. (Swinkels et al, 2006). Tabel: Soort verwijzer van patiënten fysiotherapie naar jaar van aanmelding en verzekeringsvorm (% patiënten)
Huisarts Medisch specialist Bedrijfsarts Geen verwijzing Aantal patiënten in LiPZ Verwijzer onbekend
2001 91,8 8,1 0,0 0,0 2.973 6
Ziekenfonds 2002 2003 2004 2005 90,8 91,3 91,4 89,4 9,2 8,7 8,6 9,5 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1 1,1 5.792 9.541 8.561 8.665 2 7 0 0
2002 91,7 8,3 0,0 0,0 2.024 1
Totaal Particulier 2005 2003 2004 2005 92,4 93,2 88,1 89,0 7,6 6,6 8,2 9,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,2 3,7 1,9 4.212 3.839 3.638 12.303 3 0 0 0
Figuur: Percentage patiënten fysiotherapie die zijn verwezen door een huisarts, naar jaar van aanmelding in de praktijk en verzekeringsvorm (n = 49.245) 94
93,2
93
% patiënten
92
91,8
92,4
91,7
91
91,3
90,8
90
91,4 89,4
89
Zfw Part
88,1
88 87 86 85 2001
2002
2003
2004
2005
Jaartal
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
7
Met welke klachten worden patiënten verwezen? In de afgelopen jaren zijn er slechts kleine veranderingen geweest in de diagnosen waarmee patiënten naar de fysiotherapeut verwezen werden. Het percentage ziekenfondsverzekerde patiënten met schouderklachten is de laatste jaren toegenomen, evenals het percentage ziekenfondsverzekerde patiënten met lage rugpijn met uitstralende pijn. Particulier verzekerden komen vaker met knieklachten bij de fysiotherapeut. In het LiPZ-netwerk registreren fysiotherapeuten de verwijstekst van de verwijsbrief, die zij van de huisarts of medisch specialist ontvingen. Deze tekst (de verwijsdiagnose) wordt door onderzoekers gecodeerd naar de ICPC-codering (International Classification of Primary Care) (zie begrippenlijst). Tabel: Meest voorkomende verwijsdiagnosen van patiënten fysiotherapie, gecodeerd naar de International Classification of Primary Care, in de periode 2002-2005 naar verzekeringsvorm (% patiënten) Ziekenfondsverzekerden L03; Lage rugpijn zonder uitstraling L01; Nek symptomen/ klachten L02; Rug symptomen/ klachten L08; Schouder symptomen/klachten L86; Lage rugpijn met uitstraling L83; Syndromen cervicale wervelkolom Aantal patiënten in LiPZ Verwijstekst ontbreekt Particulier verzekerden L03; Lage rugpijn zonder uitstraling L01; Nek symptomen/ klachten L15; Knie symptomen/ klachten L02; Rug symptomen/ klachten L08; Schouder symptomen/klachten L86; Lage rugpijn met uitstraling Aantal patiënten in LiPZ Verwijstekst ontbreekt
8
2001 14,1 10,3 6,3 4,4 3,7 6,6 2.892 87
2002 12,5 8,8 7,0 5,2 4,9 6,7 5.370 424
2003 13,1 10,3 6,6 5,9 5,9 6,0 9.173 375
2004 12,9 10,2 6,0 6,2 6,2 6,8 7.856 705
2005 12,2 10,4 7,1 6,6 5,9 5,6 7.873 792
2002 11,0 9,6 5,8 7,2 4,7 4,9 1.767 258
2003 13,4 9,8 5,7 6,8 6,4 5,1 4.078 137
2004 13,6 10,1 6,3 6,5 6,2 5,9 3.476 363
2005 12,0 9,7 7,6 6,7 6,3 5,4 3.247 391
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
Gezondheidsproblemen Kort en bondig De duur van de klachten waarmee patiënten bij de fysiotherapeut komen is in de periode 2002-2005 steeds verder afgenomen. Daarnaast komen ziekenfondsverzekerde patiënten minder vaak met een recidiverende klacht. Wat is de klachtduur van patiënten bij de fysiotherapeut? Patiënten komen vergeleken met 2002 steeds minder vaak met langdurige klachten bij de fysiotherapeut. In 2002 had 24,4% van de ziekenfondsverzekerde patiënten bij aanvang van de behandeling al langer dan één jaar klachten, in 2005 was dat 17,6%. Bij particulier verzekerden is het aandeel patiënten met langdurige klachten gezakt van 20% naar 13,9%. Tabel: Duur van de klacht bij aanvang van de behandelepisode van patiënten fysiotherapie, naar jaar van aanmelding in de praktijk en verzekeringsvorm 2 dagen of korter 2 - 7 dagen 1 week - 1 maand 1 - 3 maanden 3 - 6 maanden 6 mnd. - 1 jaar 1 - 2 jaar Langer dan 2 jaar Aantal patiënten in LiPZ Duur klacht onbekend
Ziekenfonds 2002 2003 2004 2005 1,3 1,5 1,6 1,8 5,7 5,0 5,4 6,2 27,3 27,3 28,2 30,2 22,5 26,9 27,1 26,2 11,6 11,8 11,3 10,5 7,3 7,2 7,5 7,5 6,5 5,1 4,8 4,9 17,9 15,2 14,1 12,7 4.312 9.274 8.058 7.788 1.482 274 503 877
2002 3,0 7,6 26,4 23,9 12,1 7,0 5,2 14,8 1.731 294
Particulier 2003 2004 2,3 2,5 6,4 6,6 29,9 29,1 26,4 26,8 11,3 12,5 7,6 6,7 4,6 5,1 11,3 10,6 4.116 3.617 99 222
2005 2,7 7,7 30,9 26,3 11,3 7,2 4,1 9,8 3.218 420
Totaal 2005 2,1 6,6 30,4 26,2 10,8 7,4 4,7 11,8 11.006 1.297
Is de klacht al eerder opgetreden? Ziekenfondsverzekerde patiënten komen in 2005 vergeleken met 2002 minder vaak met een recidiverende klacht bij de fysiotherapeut (respectievelijk 33,8% en 37,5%). Bij particulier verzekerden is deze trend niet zichtbaar. Onder een recidiverende klacht wordt een klacht verstaan die optreedt na een klachtenvrije periode van tenminste vier weken en ten hoogste twee jaar. Tabel: Herhaling van de klacht van patiënten verwezen naar fysiotherapie, naar jaar van aanmelding en verzekeringsvorm Ja Nee Aantal patiënten in LiPZ Recidivering onbekend
2002 37,5 62,5 4.214 143
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
Ziekenfonds 2003 2004 35,3 35,2 64,7 64,8 9.082 7.953 215 143
2005 33,8 66,2 7.684 138
2002 32,0 68,0 1.699 52
Particulier 2003 2004 30,4 31,6 69,6 68,4 4.030 3.559 97 202
2005 32,5 67,5 3.158 73
Totaal 2005 33,4 66,6 10.842 211
9
Heeft de patiënt al eerdere zorg gehad? Er zijn in de periode 2002-2005 lichte schommelingen geweest in de paramedische zorg die ziekenfondsverzekerde patiënten in de twee jaar voorafgaand aan de behandeling bij de fysiotherapeut gehad hebben. Het percentage ziekenfondsverzekerde patiënten dat geen eerdere zorg heeft gehad, heeft geschommeld tussen 52,2% en 55,4%. Bij particulier verzekerden schommelde dit percentage tussen 57,1% en 60,1%. Tabel: Ander of eerder zorggebruik voor dezelfde of andere klachten gedurende twee jaar voorafgaand aan het begin van de behandelepisode bij patiënten fysiotherapie, naar jaar van aanmelding en naar verzekeringsvorm (% patiënten) Fysiotherapie Oefentherapie Cesar Oefentherapie Mensendieck Combinatie: fysiotherapie en oefentherapie Cesar of Mensendieck Combinatie: oefentherapie Cesar en Mensendieck Geen eerdere zorg Aantal patienten in LiPZ Eerdere zorg onbekend
10
2002 42,8 0,1 0,7 0,9
Ziekenfonds 2003 2004 44,1 46,3 0,4 0,4 0,5 0,3 0,9 0,8
2005 44,4 0,4 0,3 1,1
0,0 0,0 0,1 0,1 55,4 54,0 52,2 53,8 4.055 8.907 7.687 7.402 1.739 641 874 1.263
Particulier 2003 2004 39,4 41,6 0,4 0,5 0,2 0,1 0,6 0,6
2005 40,7 0,2 0,5 0,9
Totaal 2005 43,3 0,3 0,3 1,1
0,1 0,1 0,1 0,2 60,1 59,2 57,1 57,6 1.663 3.935 3.444 3.053 362 280 395 585
0,1 54,9 10.455 1.848
2002 38,1 0,4 0,4 0,9
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
Behandeling Kort en bondig Zowel het aantal behandelingen en de behandelduur lagen in 2003 en in 2004 lager dan in 2002. In de periode 2002-2005 hebben de meeste zittingen in de praktijk plaatsgevonden. Wel lijkt het aandeel behandelingen in instellingen, zoals verzorgingshuizen, en groepsbehandelingen licht te stijgen. Fysiotherapeuten passen verder steeds minder vaak fysische verrichtingen, zoals het toedienen van thermische energie, toe. Daarentegen wordt er vaker geoefend met de patiënten en worden patiënten vaker geïnformeerd of geadviseerd. Wat is de omvang van de behandeling? In 2003 en 2004 lag het gemiddeld aantal behandelingen fysiotherapie per patiënt zowel bij ziekenfonds- als bij particulier verzekerden 1 à 2 zittingen lager dan in 2002. In de subgroep van patiënten met een aandoening die voorkomt op de lijst met aandoeningen voor langdurige of intermitterende therapie is het gemiddelde aantal zittingen niet veranderd. En ook in de populaties van patiënten met nekklachten, hoge rugklachten of lage rugklachten zijn geen veranderingen opgetreden. Tabel: Gemiddeld aantal zittingen fysiotherapie (en 95%-betrouwbaarheidsinterval) per patiënt naar het jaar waarin de behandelepisode is gestart en naar verzekeringsvorm, lijst- en niet-lijstaandoeningen (zie begrippenlijst) en drie veel voorkomende verwijsdiagnosen* Kenmerken patiënt/diagnose Ziekenfonds
2002 gem [95%-BI] N Totaal 14,0 [13,7 - 14,4] 5.533 lijst 33,0 [30,8 - 35,2] 646 niet-lijst 11,5 [11,3 - 11,8] 4.886
2003 gem [95%-BI] N 13,1 [12,8 - 13,3] 8.608 32,0 [30,1 - 33,8] 915 10,8 [10,6 - 11,0] 7.693
2004 gem [95%-BI] N 13,3 [13,0 - 13,7] 7.990 31,9 [30,2 - 33,5] 1.073 10,5 [10,3 - 10,7] 6.916
12,6 [12,0 - 13,2] 1.916
11,0 [10,7 - 11,4] 3.642
10,7 [10,3 - 11,1] 3.426
Particulier Nek symptomen/klachten
ZFW Part
12,3 [11,4 - 13,2] 12,0 [10,7 - 13,3]
446 154
11,6 [11,0 - 12,2] 11,2 [10,3 - 12,2]
845 329
11,4 [10,7 - 12,1] 10,2 [9,2 - 11,1]
730 299
Rug symptomen/klachten
ZFW Part
11,9 [10,9 - 12,9] 11,6 [9,8 - 13,3]
339 108
11,3 [10,5 - 12,1] 9,9 [8,7 - 11,1]
506 228
10,8 9,7
[9,8 - 11,8] [8,2 - 11,1]
412 168
10,5 8,8
639 179
10,5 [10,0 - 10,9] 1.065 8,1 [7,5 - 8,6] 459
10,3 8,6
[9,7 - 10,9] [7,9 - 9,3]
945 417
Lage rugpijn zonder uitstraling ZFW Part
[9,9 - 11,1] [7,7 - 9,8]
* Voor het berekenen van het gemiddeld aantal zittingen zijn patiënten één jaar gevolgd. Zittingen die na dat jaar plaatsvonden zijn buiten beschouwing gelaten.
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
11
De gemiddelde behandelduur van ziekenfondsverzekerden was in 2003 één week korter dan in 2002. Bij particulier verzekerden was de behandelduur zowel in 2003 als in 2004 één à twee weken korter dan in 2002. In de subgroep van patiënten met een aandoening die voorkomt op de lijst met aandoeningen voor langdurige of intermitterende therapie zijn geen veranderingen opgetreden. En ook in de behandelduur van populaties van patiënten met nekklachten, hoge rugklachten of lage rugklachten zijn nauwelijks veranderingen geweest. Tabel: Gemiddelde behandelduur fysiotherapie (in weken) (en 95%-betrouwbaarheidsinterval) per patiënt naar het jaar waarin de behandelepisode is gestart en naar verzekeringsvorm, lijst- en nietlijstaandoeningen (zie begrippenlijst) en drie veel voorkomende verwijsdiagnosen* Kenmerken patiënt/diagnose Ziekenfonds
2002 gem [95%-BI] N Totaal 12,1 [11,7 - 12,5] 5.533 lijst 25,5 [23,3 - 27,7] 646 niet-lijst 10,3 [10,1 - 10,6] 4.886
Particulier
11,8 [11,2 - 12,4] 1.916
2003 gem [95%-BI] N 11,1 [10,9 - 11,4] 8.608 24,0 [22,2 - 25,9] 915 9,6 [9,4 - 9,8] 7.693 9,9
[9,5 - 10,2] 3.642
2004 gem [95%-BI] N 11,7 [11,3 - 12,0] 7.990 24,1 [22,5 - 25,7] 1.073 9,8 [9,5 - 10,0] 6.916 10,1
[9,7 - 10,4] 3.426
Rug symptomen/klachten
ZFW Part
12,0 [11,1 - 12,9] 11,6 [10,2 - 12,9]
446 154
11,1 [10,5 - 11,7] 10,7 [9,7 - 11,6]
845 329
11,2 [10,5 - 11,9] 10,1 [9,2 - 11,0]
730 299
Nek symptomen/klachten
ZFW Part
11,3 [10,4 - 12,3] 13,9 [12,1 - 15,7]
339 108
10,2 9,6
[9,5 - 11,0] [8,4 - 10,8]
506 228
10,5 10,4
[9,6 - 11,5] [8,9 - 11,9]
412 168
639 179
9,4 7,6
[8,9 - 9,8] [7,1 - 8,2]
1.065 459
9,5 8,4
[8,9 - 10,1] [7,7 - 9,1]
945 417
Lage rugpijn zonder uitstraling ZFW Part
9,2 8,5
[8,6 - 9,7] [7,4 - 9,6]
* Voor het berekenen van de gemiddelde behandelduur zijn patiënten één jaar gevolgd. Zittingen die na dat jaar plaatsvonden zijn buiten beschouwing gelaten. Welke behandelvormen worden gedeclareerd? Bij het declareren van een zitting wordt onderscheid gemaakt naar verschillende behandelvormen, zoals een reguliere behandeling in de praktijk, een behandeling bij de patiënt thuis of een groepsbehandeling. Dit zijn de zogenoemde prestaties, welke zijn vastgesteld door het College Tarieven Gezondheidszorg. Zonder een duidelijke trend te laten zien, heeft het aandeel zittingen aan ziekenfondsverzekerde patiënten dat in de praktijk zelf plaatsvond in de periode 2002-2005 geschommeld tussen 81,7% en 84,3%. Bij particulier verzekerden schommelde dat percentage tussen 88,9% en 92,1%. Tabel: Declaraties van zittingen fysiotherapie naar de behandelvorm (prestatiecode) naar het jaar van aanmelding in de praktijk en verzekeringsvorm (% zittingen)
Reguliere behandeling Behandeling bij patiënt aan huis Behandeling in instelling (verzorgingshuis) Groepsbehandeling Consult Aantal zittingen in LiPZ
12
2002 81,7 13,1 4,7 0,5 0,0 82.274
Ziekenfonds Particulier Totaal 2003 2004 2005 2002 2003 2004 2005 2005 84,3 82,0 82,5 88,9 92,1 92,0 90,9 84,4 10,8 12,1 11,1 9,6 6,1 5,5 5,8 9,9 4,5 5,5 5,6 1,2 1,4 2,1 2,6 4,9 0,3 0,3 0,7 0,3 0,2 0,3 0,5 0,6 0,1 0,0 0,1 0,0 0,1 0,1 0,1 0,1 131.106 130.379 135.731 16.736 43.777 41.857 40.035 175.766
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
Wat wordt er tijdens de behandeling gedaan? Na afloop van de behandelreeks registreren LiPZ-therapeuten wat zij tijdens de behandelingen gedaan hebben, dit zijn de zogenoemde verrichtingen. Deze verrichtingen zijn gebaseerd op de Classificatie Verrichtingen Paramedische Beroepen. Ten behoeve van de LiPZ-registratie kunnen therapeuten maximaal drie verrichtingen registreren. De trend dat fysische verrichtingen, zoals het toedienen van elektrische, elektromagnetische of thermische energie, steeds minder toegepast worden, welke in 2004 al zichtbaar was, heeft zich in 2005 verder doorgezet. Het sturen en oefenen van functies en het informeren en adviseren van patiënten wordt opnieuw vaker toegepast. Tabel: Verrichtingen bij patiënten fysiotherapie naar het jaar waarin de behandeling is afgerond en naar verzekeringsvorm (% patiënten) Verrichtingen Manuele verrichtingen Masseren Teweegbrengen beweging Fysische verrichtingen Sturen en oefenen Individueel - functies Individueel - vaardigheden Groepsgewijs - functies Groepsgewijs - vaardigheden Begeleidende verrichtingen Overige verrichtingen Aantal patiënten in LiPZ Verrichtingen onbekend
2002 65,7 43,2 29,6 17,5 73,0 58,1 26,1 1,8 0,9 26,8 0,9 2.446 2.420
Ziekenfonds 2003 2004 66,7 64,1 37,8 40,4 36,2 32,6 13,5 11,8 76,7 78,4 63,1 64,4 21,9 22,5 1,3 1,0 0,4 0,4 31,0 32,2 0,7 0,2 7.376 6.574 1.296 1.143
2005 61,8 39,5 30,1 11,1 79,1 65,4 21,6 1,1 0,4 32,6 0,7 6.561 1.785
Particulier 2002 2003 2004 2005 64,8 68,3 68,4 65,7 41,7 37,3 38,7 38,1 32,6 40,2 39,7 35,2 21,5 14,1 11,1 9,7 71,5 74,7 76,6 78,1 55,1 62,0 63,6 62,5 25,5 19,8 20,0 22,9 2,3 1,1 0,8 0,8 1,1 0,4 0,4 0,6 31,1 34,4 35,4 35,7 0,9 0,6 0,2 0,6 950 3.128 2.981 2.633 512 589 519 779
Totaal 2005 62,9 39,1 31,5 10,7 78,8 64,6 22,0 1,0 0,4 33,5 0,7 9.194 2.564
Figuur: Toepassen “fysische verrichtingen” bij patiënten fysiotherapie naar het jaar waarin de behandeling is afgerond en naar verzekeringsvorm 25 20
21,5
% patiënten
17,5
14,1
15
11,8
13,5
11,1
10
11,1
9,7
2004
2005
5 0 2002
2003 Jaartal Zfw
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
Part
13
Figuur: Toepassen “sturen en oefenen” bij patiënten fysiotherapie naar het jaar waarin de behandeling is afgerond en naar verzekeringsvorm 80 78,4 78
78,1 76,7
76 % patiënten
79,1
76,6
74,7
74
Zfw
73,0 72
Part
71,5
70 68 66 2002
2003
2004
2005
Jaartal
14
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
Evaluatie Kort en bondig Het merendeel van de behandelingen door een fysiotherapeut wordt beëindigd omdat de patiënt uitbehandeld is. Dit is in de periode 2002-2005 nauwelijks veranderd. Wel blijkt in 2004 een groter deel van de behandelingen aan ziekenfondsverzekerden te zijn afgesloten omdat het maximum aantal vergoede zittingen was bereikt. Het resultaat van de behandeling is naar het oordeel van de therapeut in het algemeen voldoende; dit is in de periode 2002-2005 niet veel veranderd. Waarom werd de fysiotherapeutische zorg beëindigd? In de periode 2002-2005 zijn de meeste behandelingen afgesloten omdat de patiënt uitbehandeld was. Hierin is in deze periode niet veel verandering geweest. Wel is zichtbaar dat in 2004 een sterke stijging plaats heeft gevonden in het aandeel ziekenfondsverzekerde patiënten bij wie de behandeling werd beëindigd omdat het maximum aantal vergoede zittingen bereikt was. Echter, dit aandeel is in 2005 weer licht gedaald. De stijging in 2004 ging samen met het grotendeels schrappen van fysiotherapie uit het toenmalige ziekenfondspakket. Lees meer over de gevolgen van deze beleidsmaatregel in de factsheets ‘Daling in de vraag naar fysiotherapie en oefentherapie in het jaar 2004’ en ‘Meer fysiotherapeutische zorg voor chronische patiënt in 2004’. Tabel: Reden voor beëindiging van de zorg bij patiënten fysiotherapie, naar het jaar waarin de behandeling is afgerond en naar verzekeringsvorm (% patiënten)* Reden einde zorg Patiënt uitbehandeld Maximaal aantal vergoede zittingen bereikt Gestaakt door patiënt Gestaakt door verwijzer Gestaakt door paramedicus Anders Aantal zittingen in LiPZ
Ziekenfonds 2002 2003 2004 2005 81,6 79,3 78,0 79,2 2,4 3,5 6,3 4,4 5,1 4,6 5,1 5,0 0,8 1,1 0,7 0,7 5,4 6,3 4,5 4,5 4,6 5,2 5,4 6,1 2.925 5.833 4.874 4.718
Totaal Particulier 2002 2003 2004 2005 2005 82,5 82,4 82,6 83,7 80,5 2,9 2,1 2,4 2,2 3,8 5,0 4,0 3,5 3,5 4,6 1,4 0,9 1,2 1,0 0,8 3,4 4,3 3,4 3,7 4,3 4,8 6,3 6,9 5,9 6,1 921 2.424 2.140 1.882 6.600
* Behandelingen worden aan het einde niet altijd geregistreerd als ‘afgesloten’, omdat patiënten op deze manier bij eventuele terugval eenvoudig opnieuw in behandeling kunnen worden genomen. Hierdoor ontstaat een groep patiënten bij wie dit gegeven onbekend is.
Wat is het resultaat van de fysiotherapeutische behandeling? Om de periode 2002-2005 werden de behandeldoelen naar het oordeel van de fysiotherapeut bij het merendeel van de patiënten volledig bereikt. In 2004 en 2005 lag dit percentage zelfs nog wat hoger dan de jaren daarvoor. Tabel: Het resultaat naar het oordeel van de therapeut bij patiënten fysiotherapie naar het jaar waarin de behandeling is afgerond en naar verzekeringsvorm (% patiënten)* Doel niet bereikt Doel enigszins bereikt Doel half bereikt Doel driekwart bereikt Doel volledig bereikt Aantal patiënten
Ziekenfonds 2002 2003 2004 2005 5,6 6,3 5,6 5,2 4,8 5,3 4,9 5,4 5,8 7,2 6,2 6,8 22,2 23,3 21,3 19,8 61,5 57,9 62,0 62,8 1.988 5.514 4.632 4.281
Particulier 2002 2003 2004 2005 4,7 5,0 4,2 4,4 3,9 4,1 3,0 2,8 3,9 5,5 5,4 4,3 20,2 20,9 15,4 15,5 67,4 64,5 72,0 73,0 794 2.312 2.038 1.726
Totaal 2005 5,0 4,7 6,1 18,6 65,7 6.007
* Behandelingen worden aan het einde niet altijd geregistreerd als ‘afgesloten’, omdat patiënten op deze manier bij eventuele terugval eenvoudig opnieuw in behandeling kunnen worden genomen. Hierdoor ontstaat een groep patiënten bij wie dit gegeven onbekend is.
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
15
Productie Per 1 januari 2004 is fysiotherapie grotendeels geschrapt uit de toenmalige ziekenfondswet. Als gevolg van deze beperking werd aan het begin van 2004 een forse daling in het gebruik van fysiotherapie geconstateerd. In de loop van 2004 is het gebruik van fysiotherapie bijgetrokken, maar toch lag het aantal zittingen in 2004 gemiddeld 6,1% lager dan in 2003. Vooral een afname van het aantal aanmeldingen in de fysiotherapiepraktijk lijkt hiervan de oorzaak te zijn. De patiëntenpopulatie blijkt in 2004 nauwelijks te zijn veranderd vergeleken met 2003. Wel is er een verschuiving geweest naar meer patiënten met een aandoening die voorkomt op de VWS-lijst (zie begrippenlijst). In 2005 heeft de daling in het aantal zittingen zich niet verder voortgezet. Wel wordt er veel variatie gevonden tussen praktijken: bij sommige praktijken is het aantal zittingen in 2005 toegenomen, terwijl het bij anderen afgenomen is. Gemiddeld genomen blijkt er echter geen verandering te zijn geweest. Wel worden patiënten in 2005 opnieuw vaker als lijstpatiënt aangeduid. Voor meer informatie wordt verwezen naar de factsheets “Meer fysiotherapeutische zorg voor chronische patiënt”, “Daling vraag naar fysiotherapie”, “Daling in de vraag naar fysiotherapie en oefentherapie in het jaar 2004” en “Fysiotherapie gestabiliseerd, veel oefentherapeuten C/M blijven in de min” en naar het artikel van van Sonsbeeck et al. (2005).
16
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
Referenties Centraal Bureau voor de Statistiek. Beroepsbevolking naar onderwijsniveau.Website: http://statline.cbs.nl/StatWeb/start.asp?LA=nl&DM=SLNL&lp=Search%2Fsearch. Bezocht op 13-072006. Swinkels ICS, Leemrijse C, de Bakker D. Bijna een kwart van de patiënten gaat rechtstreeks naar de fysiotherapeut. Factsheet Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg. Utrecht: NIVEL, 2006. Swinkels ICS, Leemrijse C, de Bakker D. Fysiotherapie gestabiliseerd, veel oefentherapeuten C/M blijven in de min. Factsheet Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg. NIVEL, april 2006. Swinkels I. de Bakker D. Meer fysiotherapeutische zorg voor chronische patiënt in 2004. Factsheet Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg. Utrecht: NIVEL, 2005. Swinkels I, van Sonsbeeck D, de Bakker D. Daling in de vraag naar fysiotherapie en oefentherapie in 2004. Utrecht: NIVEL, 2005. Van Sonsbeeck DD, Swinkels ICS, de Bakker D. De vraag naar fysiotherapie in 2004. Fysiopraxis 2005; 14(4): 41-43. Vereniging van oefentherapeuten Cesar en Mensendieck. Website: www.vvocm.nl. Bezocht op 18-072006.
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
17
Bijlage 1: Wat is LiPZ? De Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg (LiPZ) is een landelijk representatief geautomatiseerd registratienetwerk van extramuraal werkzame reguliere fysiotherapeuten, oefentherapeuten Cesar, oefentherapeuten Mensendieck en diëtisten waarin continu zorggerelateerde gegevens worden verzameld. In 2005 registreerden voor LiPZ: - 91 fysiotherapeuten, verspreid over 42 praktijken; - 24 oefentherapeuten Cesar, verspreid over 21 praktijken; - 19 oefentherapeuten Mensendieck, verspreid over 18 praktijken. Vanaf 1 januari 2006 registreren ook diëtisten gegevens voor LiPZ. De registratie door fysiotherapeuten en oefentherapeuten Cesar en Mensendieck is in het voorjaar van 2001 met een beperkte gegevensverzameling gestart, waarbij alleen gegevens uit het declaraties van ziekenfondsverzekerden werden verzameld. Vanaf medio 2002 is de registratie uitgebreid met gegevens van particulier verzekerden en met gegevens die niet tot het declaratieverkeer behoren. Alle therapeuten maken gebruik van de speciaal voor het LiPZ-project vervaardigde LiPZ-module. Deze LiPZ-module is ingebouwd in de praktijksoftware-pakketten RAAM, Intramed en Winmens voor fysiotherapeuten en oefentherapeuten Cesar of Mensendieck en in Evry en Vodisys voor diëtisten. Met de LiPZ-module kunnen gegevens verzameld worden die niet standaard in het softwarepakket aanwezig zijn. Deze gegevens sluiten aan bij het standaard verslagleggingformulier van de betrokken beroepsgroepen. De therapeuten vullen de LiPZ-module op twee momenten in: bij het begin en bij de afsluiting van de behandelepisode. Maandelijks worden de LiPZ-gegevens, aangevuld met de standaard declaratiegegevens, geëxtraheerd uit de praktijkregistratie zonder daarbij privacygevoelige informatie mee te nemen. Vervolgens worden de gegevens elektronisch of per post naar het NIVEL gestuurd. Iedere aanlevering bevat gegevens van de laatste drie maanden. Aangezien de praktijken frequent gegevens aanleveren, overlappen de gegevens van opeenvolgende aanleveringen elkaar. De kans op het ontbreken van gegevens is hierdoor minimaal. Alle gegevens worden gecodeerd aangeleverd met uitzondering van de verwijsdiagnosen. De therapeut neemt in de LiPZ-module de letterlijke tekst van de verwijsbrief over. Door onderzoekers van het NIVEL wordt deze tekst gecodeerd naar de ICPC-code (International Classification for Primary Care). Na kwaliteitscontrole worden de aangeleverde gegevens opgenomen in de centrale LiPZ-database. Een overzicht van de gegevensverzameling is opgenomen in bijlage 2. Kwaliteitscontrole De aangeleverde LiPZ-gegevens worden twee maal gecontroleerd op kwaliteit. Er vindt een eerste controle plaats voordat de gegevens in de centrale LiPZ-database worden opgenomen. Vervolgens vindt een tweede controle plaats ín de centrale database. De eerste controle betreft een gestandaardiseerde kwaliteitscontrole met behulp van speciaal ontwikkelde LiPZ-software. Deze software controleert op onjuiste of niet ingevulde waarden van variabelen. Als er onjuiste of niet ingevulde gegevens aangetroffen worden, vindt er feedback plaats naar de betreffende praktijk. Noodzakelijke verbeteringen kunnen door de therapeuten direct in de praktijksoftware gemaakt worden, waarna de juiste gegevens bij de volgende aanlevering automatisch worden aangeleverd. Alleen de correcte gegevens worden opgenomen in de centrale LiPZ-database. De tweede controle (van gegevens ín de LiPZ-database) betreft controles op dubbele aanlevering van gegevens uit praktijken en op het voorkomen van onterechte of dubbele waarden bij variabelen. Daarnaast wordt er gecontroleerd op de aanwezigheid van onterechte dubbele verwijzingen en op het
18
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
doorlopen van de gegevensverzameling in de tijd. Ook wanneer er bij deze tweede controle onjuistheden worden aangetroffen, vindt er feedback plaats naar de praktijk en worden onjuistheden gecorrigeerd. Opmerking omtrent gepresenteerde gegevens Bij alle vergelijkingen tussen ziekenfondsverzekerden en particulier verzekerden of vergelijkingen van jaren is getoetst op statistische significantie. Als wordt gesproken over groter, kleiner, meer, minder, etc. is er sprake van statistisch significante verschillen. Als verschillen niet statistisch significant zijn, worden er termen als ‘geen verschillen’, ‘geen trends’, etc. gebruikt. In 2001 en 2002 heeft geen volledige verzameling van gegevens van particulier verzekerde patiënten plaatsgevonden. Daarom worden de gegevens in de rapportages vaak gesplitst naar verzekeringsvorm, zodat voor ziekenfondsverzekerden wel een langere periode weergegeven kan worden. Relevantie Het LiPZ-netwerk is van belang voor individuele beroepsbeoefenaren, beroepsverenigingen en beleidsmakers. Een registratienetwerk biedt de mogelijkheid om de transparantie van de zorg te verhogen. Individuele beroepsbeoefenaren kunnen hun eigen handelen spiegelen aan de hand van LiPZ-gegevens. Beroepsverenigingen en beleidsmakers kunnen de gegevens gebruiken om het beleid in de komende jaren af te stemmen. Het continue karakter van LiPZ maakt het bovendien mogelijk om trendmatige veranderingen in de geboden zorg waar te nemen. Tot slot biedt LiPZ de mogelijkheid om onderdelen van de kwaliteit van het handelen te toetsen.
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
19
Bijlage 2: Gegevensverzameling Hieronder staan de gegevens beschreven die door fysiotherapeuten, oefentherapeuten Cesar en oefentherapeuten Mensendieck continu geregistreerd worden in het kader van LiPZ (Landelijke Informatievoorziening Paramedische Zorg). De indeling is gerelateerd aan het methodische handelen waarbij per rubriek aangegeven wordt welke variabelen voor registratie in aanmerking komen. Patiëntgegevens: Geboortedatum Geslacht Regio Patiëntnummer Soort zorgverzekering Opleidingsniveau Verwijzing: Wijze toegang paramedicus (met of zonder verwijsbrief) Soort verwijzer Verwijsdatum Indicatie VWS-lijst (zie begrippenlijst) Verwijsdiagnose (ICPC) Datum aanmelding Beroepsspecifieke diagnose: Belangrijkste reden voor contact (alleen oefentherapie Cesar en Mensendieck) Paramedische diagnosecode (alleen oefentherapie Cesar en Mensendieck) Recidief klacht Eerder therapie Duur klacht Ernst klacht (alleen oefentherapie Cesar en Mensendieck) Behandelplan: Behandeldoel (hoofd/sub) Beroepsspecifieke richtlijn van toepassing Behandeling: Prestatiecode Datum behandelcontact Evaluatie: Reden einde zorg Type verrichting Resultaat m.b.t. doel Datum verslag verwijzer Ernst klacht (alleen oefentherapie Cesar en Mensendieck)
20
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
Bijlage 3: Spreidingsoverzicht fysiotherapeuten
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
21
Bijlage 4: Begrippenlijst 95%-betrouwbaarheidsinterval Het 95%-betrouwbaarheidsinterval geeft aan dat met 95% zekerheid gezegd kan worden dat het daadwerkelijke gemiddelde in de berekende interval ligt. Hoe nauwer het interval, hoe preciezer de schatting van het gemiddelde. Aan de hand van de betrouwbaarheidsintervallen kan getoetst worden of het ene gemiddelde statistisch significant afwijkt van het andere gemiddelde. Indien er overlap is in beide betrouwbaarheidsintervallen wijken de gemiddelden niet statistisch significant van elkaar af. Als er geen overlap is in beide intervallen is er wel een statistisch significant verschil in de gevonden gemiddelden. Diagnosecode oefentherapie Cesar Oefentherapeuten Cesar kunnen de diagnose die zij na hun diagnostisch onderzoek stellen coderen aan de hand van de diagnosecode oefentherapie Cesar. Deze code bestaat uit zes posities waarbij een uitsplitsing is gemaakt in lichaamslokalisatie, pathologie, belangrijkste stoornissen en/ of beperkingen voor de behandeling door de oefentherapeut Cesar en complicerend beeld in termen van stoornissen en beperkingen. De eerste twee posities bevatten de lichaamslokalisatie-codering zoals die ook is opgenomen in de VNZ-diagnosecode. Posities drie en vier bevatten de pathologie-codering van de VNZ-diagnosecode. Positie 5 bevat de belangrijkste stoornissen en/ of beperkingen voor de behandeling door de oefentherapeut Cesar. Positie 6 bevat een code uit de codering van het complicerend beeld in termen van stoornissen en beperkingen. De laatste twee posities zijn door de beroepsgroep zelf vastgesteld. Met behulp van de VNZ-diagnosecode (vernoemd naar de Vereniging van Nederlandse Zorgverzekeraars, tegenwoordig Zorgverzekeraars Nederland) registreren paramedici de verwijsdiagnose ten behoeve declaratie van behandelingen. Diagnosecode oefentherapie Mensendieck Oefentherapeuten Mensendieck kunnen de diagnose die zijn na hun diagnostisch onderzoek stellen coderen aan de hand van de diagnosecode oefentherapie Mensendieck. Deze code bestaat uit één basis element: het kernprobleem. De kernproblemen worden nader gedifferentieerd aan de hand van vier elementen, te weten: beperkingen, belasting-belastbaarheid, stoornissen en complicerende factoren. Deze codering is in het geheel door de beroepsgroep samengesteld. ICPC-codering De International Classification of Primary Care (ICPC) is een standaard voor het coderen en classificeren van medische gegevens. De ICPC bestaat uit 17 hoofdstukken, vernoemd naar letters uit het alfabet. Binnen de fysiotherapie en oefentherapie komen de meeste patiënten met aandoeningen of symptomen uit het hoofdstuk L “Bewegingsapparaat”. Ieder hoofdstuk bevat een aantal componenten. Voor het coderen binnen het LiPZ-netwerk worden alleen de componenten 1 ‘symptomen/klachten’ en 7 ‘diagnosen/ziekten’ gebruikt. Deze componenten bevatten subcodes waarmee de diverse aandoeningen/ klachten en diagnosen/ziekten waarmee patiënten bij de paramedicus komen, gecodeerd kunnen worden. Voor het coderen wordt de ICPC-versie 1/2000 gebruikt. VWS-lijst Met ingang van 1 januari 1996 zijn de aanspraken op fysiotherapie en oefentherapie in de Ziekenfondswet beperkt tot respectievelijk maximaal negen zittingen en maximaal 18 zittingen per indicatie per jaar. Voor 1996 was de vergoeding voor fysiotherapie en oefentherapie onbeperkt. Indien de verzekerde een aandoening heeft waarvoor langdurige fysiotherapie of oefentherapie noodzakelijk is, ontstaat het recht op het noodzakelijke aantal zittingen per jaar. Voor deze aandoeningen is een lijst met indicaties vastgesteld waarvoor langdurige fysiotherapie of oefentherapie is aangewezen. Dit wordt de niet-limitatieve lijst met aandoeningen voor langdurige of intermitterende fysiotherapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck genoemd. Met ingang van 1 januari 2004 zijn de aanspraken op fysiotherapie en oefentherapie in de Ziekenfondswet nog verder beperkt. Alleen kinderen krijgen fysiotherapie of oefentherapie vanaf de
22
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
eerste zitting vergoed uit de Ziekenfondswet. Volwassen met een aandoening die voorkomt op de nietlimitatieve lijst met aandoeningen voor langdurige of intermitterende fysiotherapie, oefentherapie Cesar of oefentherapie Mensendieck krijgen de behandeling vanaf de negende zitting vergoed.
Trendcijfers LiPZ 2001-2005, NIVEL 2006
23