Samenvatting workshop W: levensbreed en levenslang in de Wmo In deze workshop wordt op een interactieve manier gekeken naar de kansen voor de gehandicaptenzorg in de Wmo. De gehandicaptenzorg onderscheidt zich van andere sectoren doordat mensen vaak geboren worden met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking. Als kwetsbare burgers in de Wmo zullen ze daarom ook levensbreed en levenslang een beroep doen op zorg en ondersteuning. Tijdens de workshop wordt de gehandicaptenzorg in beeld gebracht, maar wordt ook gekeken waar en hoe gemeenten een rol kunnen spelen om mensen met een beperking in hun kracht te zetten en te ondersteunen.
Levenslang en levensbreed in de Wmo
Actualiteiten AWBZ & Wmo 28 maart 2013 Monique van der Meulen
Grote diversiteit aan cliënten
Gehandicaptenzorg in cijfers
Aantal cliënten: bijna 180.000 Waarvan: 73% verstandelijke beperking (VG, LVG jeugd, SGLVG) 23% lichamelijke beperking 4% zintuiglijke beperking
Aandeel AWBZ budget: ongeveer 26% Kosten: bijna 6,5 miljard
Gehandicaptenzorg in budget Budget per domein (in mln) € 7.000 € 6.000
Zvw; € 57
Jeugdzorg, € 297
€ 5.000
Wmo; € 2.016
€ 4.000 € 3.000
AWBZ,
€6,466
€ 2.000
AWBZ; € 3.279
€ 1.000 €€ -1.000 € -2.000
bezuiniging; € 817 2011
2017
Gehandicaptenzorg in aantallen cliënten 200000 180000 160000 140000 120000
Jeugdwet 100000
Wmo AWBZ
80000 60000 40000 20000 0 2011
2017
Een cliëntportret
De Wmo
Levensbreed
Wonen Werk, school, daginvulling Inkomen, financiën Vrije tijd Mobiliteit Gezin, kinderen, opvoeden
Familie, vrienden, netwerk Participatie Vrijwilligerswerk
Levenslang
‘Een beperking gaat niet over’ Eigen kracht, eigen netwerk Ontwikkeling, training en ondersteuning Laagdrempelig, eenvoudig, veilig
Contactgegevens
Gehandicaptenzorg in de Wmo: levenslang en levensbreed De gehandicaptenzorg kenmerkt zich door een grote diversiteit aan cliënten. In 2011 maakten bijna 180.000 cliënten gebruik van AWBZ gefinancierde gehandicaptenzorg, ongeveer 26% van het totaal aantal cliënten in de AWBZ. Verstandelijke beperking Bijna driekwart van de cliënten (ruim 131.000) in de gehandicaptenzorg heeft een verstandelijke beperking. Naast een onderscheid in jeugd en volwassenen is er ook een onderscheid tussen cliënten met een licht verstandelijke beperking (LVG) en met een matig of ernstige verstandelijke beperking. Henk, werkende man met het syndroom van Down Henk (30 jaar) heeft onderwijs gevolgd op een cluster 3 school in het voortgezet speciaal onderwijs. De school zag hem als een “typische klant voor een activiteitencentrum dat vrijblijvende activiteiten biedt”. Henk heeft daarom een paar jaar dagbesteding gevolgd bij een activiteitencentrum in de gehandicaptenzorg. Maar hij wil meer en wordt daarom aangemeld voor een begeleide werkplek waar hij zijn duidelijke voorkeur voor huishoudelijke en kantinetaken verder kan ontwikkelen. Hier leert Henk zelfstandiger te werken, op tijd te komen, samen te werken en zich aan afspraken te houden. Maar hij leert ook soep, gekookte eieren, ovenbroodjes en tosti’s te maken, een vaatwasser bedienen en behaalt het HACCP-certificaat. Met zijn vader oefent Henk in het zelfstandig reizen met openbaar vervoer. De volgende stap is een individuele stageplek met begeleiding. Henk wil graag in een echt horecabedrijf werken en werkkleding dragen, het liefste wil hij in de keuken werken als kok. Belangrijke aandachtspunten in de begeleiding zijn o.a. omgaan met werkdruk en assertiviteit. Intussen werkt Henk op een nieuwe begeleide werkplek, in een reguliere en professionele werkomgeving: de personeelskantine van een ministerie. Het werk bevalt hem uitstekend en als de drukte in zijn hoofd te veel wordt, kan Henk direct terecht bij de begeleider van het onderdeel “Werken met Begeleiding” van de gehandicaptenzorginstelling.
De groep met een licht verstandelijke beperking heeft een IQ tussen de 50 en 70 (naar schatting 43% van de VG-cliënten), of tussen de 70 en 85 als er sprake is van bijkomende problematiek (19% van de VG-cliënten). De term licht verstandelijke beperking is misleidend. De zorg die deze groep ontvangt is namelijk verre van licht te noemen. Bij deze cliënten is de verstandelijke beperking vaak niet zichtbaar, waardoor ze snel worden overvraagd door hun omgeving. De groep met een IQ tussen de 70 en 85 doet alleen een beroep op AWBZ-zorg als er sprake is van bijkomende gedragsproblematiek, problemen in sociale redzaamheid en vaak ook psychiatrische problematiek. Deze cliënten zitten niet in de GGZ omdat de verstandelijke beperking een andere benadering van de zorg vergt.
Zintuiglijke beperking Naast de verstandelijke beperking kent de gehandicaptenzorg cliënten met een zintuiglijke beperking (4%), die doof, blind, ernstige spraak-/taalmoeilijkheden hebben en doofblind zijn. Ook hier geldt dat ‘alleen’ doof of blind zijn niet zorgt voor een beroep op de AWBZ maar dat er vaak sprake is van bijkomende problematiek (lichamelijk of verstandelijk) Lichamelijke beperking Merith, niet aangeboren hersenletsel Voor het ongeluk was Merith een actieve vrouw met een coördinerende functie in het ziekenhuis. Na haar ongeluk, na een lang revalidatieproces, heeft zij zelf ondersteuning nodig om haar leven te kunnen leiden. Zijzelf en haar leven voor en na het letsel is een wereld van verschil. Hier mee omgaan is zowel voor Merith als haar omgeving een grote uitdaging. Merith bezoekt een paar keer per week een activiteitencentrum. Hier kan ze zichzelf zijn en begrijpen ze haar. Het geeft haar de structuur die zij zo nodig heeft. Daarnaast heeft zij begeleiding thuis. Die helpt haar grip op haar leven te houden en haar huishouden te voeren. Als je Merith vraagt naar haar beperkingen, antwoordt zij dat zij alleen wat moeilijk loopt. Maar de werkelijkheid is anders. Haar agenda is haar houvast om goed te kunnen functioneren. Het structureert haar leven en is haar geheugen. ’s Avonds schrijft zij haar belevenissen van de dag in een schrift zodat zij en anderen na kunnen lezen hoe ‘haar dagen zich aaneenrijgen’. Met dit papieren geheugen compenseert ze een deel van wat haar hoofd niet meer kan.
Tot slot kent de gehandicaptenzorg cliënten met een lichamelijke beperking (23%). Dit kan het gevolg zijn van (progressief) aangeboren ziekten, maar ook niet-aangeboren hersenletsel. Bij deze laatste groep kunnen de cognitieve stoornissen meer beperkingen opleveren dan de lichamelijke beperking. Levenslang en levensbreed Naast een onderscheid in sectoren kenmerkt de gehandicaptenzorg zich door een grote variatie in leeftijd. De zorg is vaak levenslang en levensbreed. Er is sprake van een kwetsbare groep met blijvende functiestoornissen. Er is nogal eens sprake van comorbiditeit en dubbele of meervoudige problematiek. Dit vraagt om uitgebreide kennis, niet alleen van de gehandicaptenzorg, maar ook van de veel voorkomende ziektebeelden.
Lieke, meisje met een ernstig meervoudige beperking Lieke (12 jaar) heeft een ernstige verstandelijke beperking (ze functioneert op het niveau van iemand van een jaar), kan niet zelfstandig bewegen, is spastisch, heeft epileptische aanvallen en kan niet communiceren. Ze gaat 9 dagdelen in de week naar een gespecialiseerd kinderdienstencentrum (KDC). Naast persoonlijke verzorging en verpleging krijgt ze hier behandeling in groepsverband en begeleiding. De ontwikkeldoelen liggen vooral op zintuiglijke ervaringen (bijvoorbeeld in de snoezelruimte, het reageren op een poppetje van de teletubbies dat licht geeft en muziek maakt). Ze heeft haar eigen stoel om in te zitten en een aparte stoel om haar in de ‘sta-stand’ te brengen, zodat haar lichaam niet vergroeit en ze wisselende houdingen aan kan nemen. Daarnaast kan ze rusten in bed, in bad of in de aparte snoezelruimte. Lieke woont nog thuis, maar krijgt daar aanvullende ondersteuning (persoonlijke verzorging en verpleging). Daarnaast gaat ze regelmatig logeren in de bij haar vertrouwde instelling, waar haar intensieve zorg gecontinueerd wordt. Ze is erg gehecht aan haar vaste begeleiders en gevoelig voor prikkels en verandering. Haar ouders houden het alleen vol door het intensieve pakket aan zorg. Als hier iets in verandert, geven ze aan het niet meer te kunnen volhouden om Lieke thuis te laten wonen. Lieke zal dan in een instelling moeten gaan wonen.
In het zorgaanbod ligt de nadruk op het zo zelfstandig mogelijk (laten) functioneren waar kan en waar nodig met hulp. De begeleiding kenmerkt zich door de nadruk op zelfredzaamheid. We nemen niet over, maar ondersteunen cliënten om het zo zelfstandig mogelijk te doen. We proberen aan te sluiten bij een normale dagstructuur. Onze cliënten hebben geen hobby maar gaan naar hun werk. Het doel is niet participatie of het bevorderen van sociale activiteiten maar er is sprake van zorg. Ook in het speciaal onderwijs vindt begeleiding vanuit de AWBZ plaats. Sociaal gemeentelijk domein De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) vindt het belangrijk dat mensen met een beperking zoveel mogelijk deelnemen aan de samenleving en daarbij hun eigen keuzes maken. In de praktijk betekent dit: zelfstandig zijn waar het kan, professionele ondersteuning krijgen waar het nodig is. Dat gemeenten dichter bij de burger staan en in hun ondersteuning beter kunnen inspelen op individuele behoeften en mogelijkheden zorgt voor vernieuwing. Het gezamenlijk oppakken van de verschillende decentralisaties door gemeenten binnen één sociaal domein biedt de meeste kansen voor mensen met een beperking. Omdat de beperking niet weggaat en zichtbaar is in alle leefdomeinen, is een integraal arrangement om mensen zo veel mogelijk te laten participeren het meest effectief en doelmatig. Doel is immers dat de mensen om wie het gaat, zich veel meer onderdeel van de samenleving gaan voelen en ook een bijdrage leveren aan die samenleving. Een passende daginvulling op maat is een randvoorwaarde om die bijdrage te kunnen leveren, net zo essentieel als een baan voor de werkende burger. Voor kinderen en jongeren geldt dit ook voor passende opvang op de zaterdag of naschoolse ondersteuning. Naast meerwaarde voor de kwetsbare burger, is een passende daginvullng ook een randvoorwaarde voor mantelzorgers om een dierbare thuis te kunnen laten wonen. Behoud van die daginvulling hangt daarmee onafscheidelijk samen met het succes van ondersteuning in het sociaal domein.
De VGN omarmt de Participatiewet, inclusief de genoemde quotumregeling waar bedrijven op termijn 5% werknemers met een beperking in dienst moeten hebben. We zijn hierbij voorstander van een quotum van 5% van het personeelsbestand. Dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan de daadwerkelijke participatie (en onderdeel voelen van de maatschappij) van mensen met een beperking waar al zo lang naar wordt gestreefd. Ook hier is de samenhang binnen de gemeente tussen passend onderwijs, het aanbieden van werk-leertrajecten (waar mensen ook daadwerkelijk leren werken) en de ondersteuning binnen de werkomgeving of arbeidsmatige dagbesteding een belangrijke randvoorwaarde. Als deze cyclus zorgvuldig wordt doorlopen, kan het beroep op zwaardere zorg binnen de landelijke voorziening worden uitgesteld of beperkt. De stelselwijzigingen in cijfers In de AWBZ gehandicaptenzorg gaat bijna € 6,5 miljard om. Hiervan blijft € 3,2 miljard in de kern ABWZ. Op basis van het regeerakkoord Rutte II gaat ruim € 2 miljard uiteindelijk naar de gemeente. Het gaat dan om de extramurale functies begeleiding, extramurale dagbesteding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf/logeren. Deze functies worden overgeheveld naar de Wmo. Daarnaast vindt er extramuralisering plaats van de zorgzwaartepakketten 1 t/m 4. Mensen die nu op basis van een zorgzwaartepakket wonen en zorg ontvangen bij een zorgaanbieder, moeten dan zelf een woning huren en voor hun zorg en ondersteuning een beroep doen op de gemeente (Wmo). Ook de jeugd wordt grotendeels overgeheveld naar de gemeentelijke jeugdwet. Mogelijk wordt hierbij een uitzondering gemaakt voor kinderen/jongeren die levenslang aangewezen zullen zijn op verblijfszorg zoals in de kern AWBZ wordt geformuleerd. In onderstaande grafieken is een beeld geschetst van de verschuivingen in geld en aantallen cliënten over de verschillende regelingen. Opgemerkt dient te worden dat de grafieken een beeld geven en niet exact zijn. Zo is voor individuele begeleiding en dagbesteding het aantal cliënten dat daar gebruik van maakt opgeteld, terwijl deze prestaties vaak bij dezelfde cliënt voorkomen.
Figuur 1. Verdeling van huidige AWBZ budget GZ naar andere domeinen (in € mln)
Budget per domein (in mln) € 7.000 € 6.000
Zvw; € 57 Jeugdzorg, € 297
€ 5.000
Wmo; € 2.016
€ 4.000 € 3.000
AWBZ, €6,466
€ 2.000
AWBZ; € 3.279
€ 1.000 €-
bezuiniging; € 817
€ -1.000 2011
€ -2.000
2017
Figuur 2. Verdeling van huidige AWBZ cliënten GZ naar andere domeinen (in aantallen)
200000 180000 160000 140000 120000
Jeugdwet
100000
Wmo
80000
AWBZ
60000 40000 20000 0 2011
2017
Wijzigingen in de maatregelen van het regeerakkoord met betrekking tot de over te hevelen zorg, de extramuralisering en de afbakening van de jeugdwet hebben uiteraard consequenties voor het beeld.