Samenvatting van enkele eindproefprojecten Opleiding Orthopedagogie HUB 2010-2011 Het teameffectiviteitsmodel toegepast op teamvergaderingen Maenhout Ellen, Ringoot Anke Promotor: Anik Stevens Het team van een internaat bestaat uit een coördinator en vier teamleden, die één keer per week op maandag gedurende vier uren vergaderen. De efficiëntie van de vergaderingen en de verslaggeving werd door het team, de coördinator en de directeur meermaals in vraag gesteld. De directeur heeft ons meegedeeld dat het team een moeilijke periode heeft doorgemaakt. Na enkele maanden zonder coördinator te hebben gefunctioneerd, werd de nieuwe coördinator (in dienst sinds maart 2009) nog steeds niet volledig aanvaard. Binnen dit project werden een aantal algemene doelstellingen geformuleerd. Een eerste belangrijke doelstelling binnen deze bachelorproef is het optimaliseren van de teamvergaderingen. Daarnaast is transparante communicatie binnen het team en doorheen de teamvergaderingen ook een belangrijk aspect. De laatste algemene doelstelling omvat het onderzoeken van het groepsdynamische aspect binnen het team. In deze bachelorproef wordt het teameffectiviteitsmodel van Ancona grondig bestudeerd. Het teameffectiviteitsmodel wordt in al zijn deelaspecten verduidelijkt en toegepast op teamvergaderingen. Het welslagen van een team wordt beïnvloed door een aantal factoren binnen dit model, namelijk: de context waarin het team functioneert, de processen die het team doormaakt en de effectiviteit van het teamfunctioneren. Aan de start van deze case-study werd het team geobserveerd tijdens de teamvergaderingen. Daarnaast werd het team bevraagd inzake de wijze waarop zij de samenwerking en de teamvergaderingen ervaren. Op die manier werd afgetoetst welke elementen van het effectiviteitsmodel precies van toepassing waren op het team. Om hierover een objectief beeld te kunnen schetsen, werd er een evaluatie-instrument opgesteld. Deze evaluatie werd aan de start van het project door iedere vergaderdeelnemer ingevuld. Vanuit deze resultaten werden een aantal sessies op maat van het team uitgewerkt. Op het einde van het project werden dezelfde acties ondernomen. Hierdoor ontstond de mogelijkheid om een evolutie in kaart te brengen omtrent de tevredenheid binnen het team en de teamvergaderingen. Doorheen dit proces heeft het team vooruitgang geboekt inzake de vooropgestelde algemene doelstellingen. Er is een evolutieproces zichtbaar, waarbinnen een aantal taakgerichte- en relatiegerichte aspecten van de teamvergaderingen vlotter en efficiënter 1
verlopen. Daarnaast zijn er ook een aantal doelstellingen die omwille van structurele redenen en onvoldoende tijd niet bereikt konden worden. Vanuit het proces dat wij doorlopen hebben binnen deze bachelorproef raden wij teams met een gelijkaardige probleemstelling- aan om vanuit het teameffectiviteitsmodel zowel de taakgerichte als de relatiegerichte aspecten binnen een team en hun teamvergaderingen te onderzoeken. Wel dient er steeds rekening gehouden te worden met het spanningsveld waarin men mogelijks terecht kan komen. Een empowermentgerichte houding ten opzichte van het team, kan een meerwaarde bieden binnen soortgelijke projecten.
Ambivalent D'hondt Deborah, Sandron Melissa, Roelants Dana, De roeck Inge, Promotor: Tom Vandenberghe De probleemstelling kwam vanuit de opleiding Bachelor in de Orthopedagogie, wat behoort tot het departement ‘Sociaal-Agogisch Werk’ binnen de Hogeschool-Universiteit Brussel. De opleiding wordt gegeven in campus Parnas te Dilbeek en legt de focus op het persoonsvormend werken. Dit uit zich o.a. via het opleidingsonderdeel Persoons- en Maatschappijgerichte Vorming (PMV), wat gespreid is over de eerste twee opleidingsfasen en waar ‘talent en talentontwikkeling’ deel van uitmaakt. Er is een sterk geloof dat elk individu uniek is en dat iedereen talenten heeft en deze verder kan ontwikkelen. Doorheen de jaren werd echter vastgesteld dat de verwachtingen van de docenten omtrent ‘talent en talentontwikkeling’ niet overeenkwamen met de uitwerking van het onderdeel door het merendeel van de studenten. Het docententeam PMV gelooft er nog in en diende daarom een aanvraag in zodat het onderdeel naar de wensen en verwachtingen van docenten en studenten kon worden opgebouwd. Ten eerste werd er gevraagd een bevraging rond ‘talent en talentontwikkeling’ uit te voeren met behulp van Qualtrics bij de studenten van de opleiding bachelor in de Orthopedagogie, de doelgroep werd uitgebreid met de docenten van diezelfde opleiding. Daarnaast werd een literatuurstudie gevraagd, wat antwoorden moest bieden op ‘het begrip talent’, ‘talent in de maatschappij’, ‘talent in het onderwijs’ en ‘hoe talenten te herkennen en ontwikkelen’. Ten derde werd er gevraagd om op basis van de onderzoeksresultaten verbetersuggesties te formuleren voor ‘talent en talentontwikkeling’ binnen de opleiding bachelor in de Orthopedagogie. De rode draad doorheen het onderzoek en de verbetersuggesties werd gevormd door ‘Ik kies voor mijn Talent’ (2009) van Luk Dewulf en ‘Het element’ (2009) van Ken Robinson. Zo werd er gekozen om de definitie van Luk Dewulf (Ik kies voor mijn talent, 2009, p.25) als basis te gebruiken: “Talent betekent het hebben van een natuurlijke aanleg, het hebben van een gave en/of begaafd zijn. Het gaat over patronen in ons denken en in ons handelen die van nature sterk zijn ontwikkeld”.
2
Verder werd deze definitie ook gehanteerd als kritisch denkkader om de enquêtes af te nemen bij de studenten en docenten van de opleiding bachelor in de Orthopedagogie. Deze werden m.b.v. Qualtrics afgenomen terwijl de literatuurstudie werd uitgevoerd. Vervolgens werden de enquêteresultaten geanalyseerd aan de hand van de reeds opgedane kennis omtrent talent. Door de enquêteresultaten en de gegevens van de literatuurstudie naast elkaar te leggen, kwam de vraag om de nieuw vergaarde informatie in praktijk te gaan opzoeken en uitproberen. Dit leidde tot praktijkervaringen in Prasoro te Suriname en in Jimmy’s te Nederland. Het onderzoek had als moeilijkheid dat ‘talent’ een veelzijdig begrip is, waarbij verschillende invalswegen te volgen zijn. Hierbij werden grenzen gesteld doordat elke onderzoeker van dit project zich verdiepte in een specifiek onderzoeksgebied: ‘het begrip talent’, ‘talent en onderwijs’, ‘talent en competenties’ en ‘talent in de maatschappij’. Tot slot werd het resultaat gebundeld in een eindproduct waarin een lijst wordt weergegeven van verbetersuggesties om ‘talent en talentontwikkeling’ te implementeren in het opleidingsonderdeel PMV en de gehele opleiding bachelor in de Orthopedagogie. Op deze manier zou binnen het denkkader van Luk Dewulf aan de verwachtingen van studenten en docenten kunnen worden voldaan.
Taaloverschrijdende en/of niet-talige methodieken en activiteiten voor nieuwkomers Vanhulst Tine, Walter Lien, akkouh Somaya, Mathys Jana Promotor: Koen Kelchtermans VZW Groep Intro is een organisatie die instaat voor jongeren en volwassenen uit minderheidsgroepen. Ze streven ernaar om empowermentgericht te werken door middel van werkervaringsprojecten, sociale economieprojecten, vorming, lange en korte opleidingen etc. Via deze projecten probeert de vzw tot integratie te komen van de minderheidsgroepen binnen onze samenleving. Vzw Groep Intro werkt met diverse doelgroepen en maakt hierbij gebruik van projecten. Wij specificeren ons op de doelgroep asielzoekers. Het grootste probleem waarop deze doelgroepen stuiten is de taalbarrière. Het schijnt niet altijd mogelijk te zijn om op deze manier alle leden van de doelgroep te bereiken. De methodieken die ze nu gebruiken blijken echter niet voldoende bereikbaar en bruikbaar te zijn in de praktijk. Daarom zijn ze op zoek naar een niet-talige methodiek die ze te allen tijde kunnen toepassen. Om op deze vraag tegemoet te komen, hebben we een aantal concrete doelen voorop gesteld. We onderzochten welke thema’s het best aansluiten bij de doelgroepen. Het uitwerken van activiteiten, die aansluiten bij de leefwereld van de doelgroepen die ons werden aangereikt, werd ons hoofddoel. Van uit dit hoofddoel gingen we aan de slag en werd het de bedoeling dat de begeleiders achteraf de aangereikte methodiek zouden toepassen tijdens hun vormingen. Voor ons, als projectgroep vonden we het eerst en vooral belangrijk om expertise op te doen rond de achtergrond van asielzoekers. Zo onderzochten we de asielprocedure en de rol van taal binnen een vorming, we vergeleken de taalontwikkeling bij de moedertaal en de taalontwikkeling bij het leren van een nieuwe taal. Ook zijn we op verschillende plaatsen gaan kijken om na te gaan welke methodieken er 3
bestaan en gebruikt worden. Zo gingen we langs bij Brussels Onthaalbureau, het Huis van het Nederlands,… Zij gaven ons enkele zeer bruikbare tips van hoe zij werkten met anderstaligen. Ook de studiebezoeken aan OOC Steenokkerzeel en AC Alsemberg waren waardevol. Dankzij hen konden we al eens kennismaken met de doelgroep, kregen we meer uitleg over de asielprocedure,… Voordat we aan het uitwerken van de vormingen begonnen, organiseerden we een enquête waardoor we te weten kwamen welke thema’s de asielzoekers aanspraken. Uit de enquête bleek dat er een grote interesse was voor zowel ‘koken’ als ‘computer’. Hier konden we dus mee aan de slag. Tijdens verschillende studiebezoeken kwamen we tot de conclusie dat er geen sluitende methodiek bestaat die taalvervangend werkt, dus baseerden we ons bij de opmaak van de vormingen op alle tips die aangereikt werden. Bij elke vorming die we uitwerkten maakten we een werkboekje, dat aan de deelnemers kon gegeven worden, alsook een format voor de begeiding. In dit format staat beschreven hoe de vorming opgebouwd is, wat ze nodig hebben en wat specifiek de tips zijn bij deze vorming. Tijdens de vormingen maakten we gebruik van enkele methodieken die we uit onze onderzoeksperiode haalden. We maakten gebruik van imitatieleren, de interactietheorie, inhoudsgerichte verwerking, ervaringsleren en visualisatie. Deze zijn allemaal bestaande theorieën, maar bleken goed van pas te komen bij het geven van de vormingen. We zien ons werk als een meerwaarde voor het werken met deze doelgroep. We werkten een methodiek uit die toont dat het werken met kleine stappen en detailgericht werk effectief blijkt. Een kritische noot die we aanhalen is wel dat het opmaken van zo’n vorming zeer tijdsrovend is. Het zal dus niet altijd eenvoudig zijn om een nieuwe vorming uit te werken met de methodiek die wij gebruikten.
Kwaliteit van leven in de dementiezorg Een competentieonderzoek naar de meerwaarde van een opvoederbegeleider Student: Jennifer Gutt Promotor: Joris Van Puyenbroeck De onderzoeksvraag ‘Wat is de meerwaarde van de gespecialiseerde opvoeder-begeleider in de dementiezorg?’ die in dit project behandelt wordt, is ontstaan vanuit het interdisciplinaire onderzoeksteam PRAGODI van de Hogeschool-Universiteit Brussel en het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen. Het project moet leiden tot een aangepast competentieprofiel van de gespecialiseerde begeleider in de dementiezorg. De discipline die hun werkdomein kan definiëren en afbakenen is de gerontagogie. De aanleiding tot deze vraag komt voort uit het feit dat het kleine aantal gespecialiseerde hulpverleners die werken in de ouderenzorg en dementiezorg nog te vaak het gros van de verzorgende taken op zich moeten nemen. Maar hulpverleners zijn niet enkel zorgobjecten; 4
de nadruk zou eigenlijk moeten liggen op het feit dat zij betrokken partijen zijn in het agogisch begeleiden van de hulpbehoevenden. Het agogische aspect, en in dit project specifiek het gerontagogische aspect, moet meer in de voorgrond treden om de kwaliteit van leven voor personen met dementie te verbeteren. Er werd gestart met het toelichten van enkele begrippen die voor dit project van belang zijn. Ook werd er in de literatuur gezocht naar theoretische benaderingen van het werkingsdomein van de gerontagogie. Deze theorie betekende een houvast voor het verdere verloop van het project in de praktische benadering. Na een uitvoerige documentanalyse van het competentieprofiel van de gespecialiseerde opvoeder-begeleider en de competentieprofielen van verzorgende en verpleegkundige van het Dementiecentrum Vlaanderen werden relevante competenties en gedragsindicatoren uitgefilterd en aangevuld vanuit de inzichten van de theoretische benadering. Zo werd het aangepaste competentieprofiel voor de gerontagoog in de dementiezorg ontwikkeld. Vervolgens werden de theoretische bevindingen afgetoetst in het werkveld door middel van een vragenlijst, opgesteld via Qualtrics, die verstuurd werd naar een 700-tal e-mailadressen, tewerkgesteld in residentiële woonvormen voor ouderen. Na het verwerken van de resultaten van de 187 respondenten kan er het volgende geconcludeerd worden. Vertrekkende vanuit de theoretische benadering, gevolgd door de documentanalyse en de toetsing met de realiteit kan er besloten worden dat er een congruente verhouding heerst tussen de onderzochte elementen. De gerontagoog heeft een veelzijdig profiel dat overeenkomt met de verwachtingen die dementieafdelingen stellen. Hoewel het in huis halen van een gerontagoog zeker wenselijk is, hangt de haalbaarheid vooral af van de financiële ondersteuning van de overheid. Een mogelijke interessante tussenoplossing is het bijscholen van gerontagogische vaardigheden aan de reeds aanwezige disciplines.
“Ik wil mezelf zijn” Isabelle Bulté, Inne Moors, Aurélie Segers, Gerlinde Werdefroy Promotor: Koen Kelchtermans Vanuit het dagcentrum De Wip te Halle hebben we de vraag gekregen om een creatief belevingsonderzoek uit te voeren en hiervan een boek te maken. Deze vraag was niet gebaseerd op een probleem. Het eindproduct is een boek waarin de belevingen van de jongeren over hun tijd in het dagcentrum worden weergegeven, dit voor hun 20-jarige jubileum. Het creatief belevingsonderzoek werd zowel bij de kinderen en jongeren die in De Wip verblijven, als bij degenen die De Wip al hebben verlaten uitgevoerd. Het dagcentrum kunnen we plaatsen onder de Bijzondere Jeugdzorg en biedt opvangmogelijkheden voor 12 kinderen of jongeren van 6 tot 18 jaar. De kinderen die er worden opgevangen zijn voornamelijk kinderen uit een problematische opvoedingssituatie. Het hoofddoel is een boek te produceren waarin de belevingen van de kinderen op een creatieve manier naar voren komt. Dit hebben we verwezenlijkt via creatieve sessies. Door 5
hun verschillende muzische talen aan te bieden, zoals drama, beeld, fotografie, wilden we hun beleving in kaart brengen. Voor het theoretisch luik hebben we ons vooral gefocust op creativiteit en beleving. Bij creativiteit hebben we verschillende belangrijke personen zoals Berend, Malaguzzi, Csikszentmihalyi, enzovoort besproken. Ook hebben we de termen methodiek en muzischagogisch begeleiden uitgelegd en de opbouw en handvatten die we gebruikten tijdens de creatieve sessies theoretisch ondersteund. We zijn begonnen met de sessies op maat uit te werken voor de kinderen en jongen van De Wip. We hebben telkens geprobeerd om de kinderen te bereiken op een speelse, fantasierijke en muzische manier, om hun aan te zetten op een andere manier te communiceren. Na de tweede sessie te geven hebben we de andere sessies aangepast naar verschillende niveaus. Zo hebben we de beslissing gemaakt om de groep op te splitsen tussen de jongere en de oudere kinderen. Na het geven van de sessies aan de kinderen die nu nog in De Wip zitten, zijn we begonnen met de sessies voor de jongeren die De Wip al hebben verlaten. Zowel wij als De Wip vonden het ook belangrijk om de belevingen van de werknemers te bevragen, aan de hand van een enquête. Van al het verkregen materiaal uit onze sessies en enquêtes hebben we een boek samengesteld. Dit boek hebben we in samenspraak met De Wip gemaakt, we kregen hier veel vrijheid in. We hebben tevens gebruik gemaakt van het computerprogramma Indesign C5 om zo een beter eindproduct te bekomen. Het eindproduct is een boek waarin de beleving van de kinderen en jongeren centraal staat, met een plaats voor de stem van de begeleiders. Daarnaast vermelden we ook de werking van het dagcentrum. Het is een kleurrijk boek geworden waarin duidelijke citaten en tekstjes van de kinderen en jongeren naar voor komen. Er zijn ook heel wat foto’s en werkjes van de kinderen in verwerkt. Het eindproduct kan voor mensen die weinig of niets afweten over de Bijzondere Jeugdzorg een informatiepunt zijn. Ook komen we op deze manier te weten hoe kinderen in de Bijzondere Jeugdzorg hun verblijf ervaren. Natuurlijk moeten we hier ook de kanttekening maken dat het onderzoek bij enkele kinderen is gebeurd en daarom geen globaal beeld schept over kinderen in een dagcentrum binnen de Bijzondere Jeugdzorg.
Een variant op multi-sensory storytelling Multi-sensorytelling in leefgroepgebeuren voor mensen met een ernstige tot diepe verstandelijke beperking De Ville Vanessa, Haegeman Wendy Promotor Win De Schepper De eindproef een variant op Multi-sensory storytelling: Multi-sensory storytelling in leefgroepgebeuren voor mensen met een ernstige tot diepe verstandelijke beperking is ontstaan vanuit een vraag van het medische pedagogisch instituut Sint-Vincentius te Viane. 6
Hun probleemstelling was een zinvolle dagbesteding aanbieden aan deze doelgroep waarmee de opvoeders van de leefgroep aan de slag konden. Omdat er lege momenten zijn en er niet steeds inspiratie voorhanden is om deze zinvol in te vullen. Er werd vanuit de voorziening een voorstel gedaan rond Multi-sensory storytelling. Na een literatuurstudie werd duidelijk dat dit niet helemaal aan hun vraag beantwoorde, waardoor er een variant nodig was. Er was nood aan een groepsactiviteit terwijl de voorgestelde methode voornamelijk een één op één activiteit was en waarbij het gaat op een gepersonaliseerd verhaal over een bewoner. Hierdoor werd het een variant: een groepsactiviteit met een verhaal die aansluit bij de algemeen geliefde thema’s en interesses van de bewoners en die aansluit bij hun leefwereld. De doelstellingen die werden opgesteld voor de bewoners waren voornamelijk het aanbieden van een zinvolle activiteit waarbij de bewoners plezier beleefden, de communicatie gestimuleerd werd en waarbij de fijn en grof motorische vaardigheden werden geprikkeld. Om de variant volledig te maken werd er gebruik gemaakt van aanvullingen uit andere gelijkaardige methodes waaronder basale stimulatie, snoezelen en belevingstheater. Deze zorgde voor inspiratie bij de uitvoering van de variant. De keuze voor het gebruik van Multisensory storytelling werd duidelijk bij het raadplegen van Multiplus. Een expertisecentrum, dat op zijn beurt ook het ontstaan gaf aan de methode en waarbij er effecten werden getoond vanuit kleinschalig onderzoek. Bij de uitvoering werd aandacht besteed aan het individuele contact zodat iedereen de aangeboden prikkels kon ervaren. De uiteindelijke uitvoering van de variant op de methode gebeurde na twee testsessies in twee leefgroepen, waarbij er voor elke leefgroep twee maal aanpassingen gebeurde voor de definitieve uitvoering. Onverwachte reacties zorgden voor aanpassingen aan het verhaal en de aan te bieden prikkels. Er werden observatieschema’s ingevuld om een duidelijk beeld te krijgen van de effecten op de bewoners. Er werd gebruik gemaakt van twee verschillende versies van het verhaal. Één voor een leefgroep waarbij de verstandelijk leeftijd werd geschat op vijf à zes jaar en één waarbij de verstandelijke leeftijd werd geschat op de leeftijd van één maand. Hun werkelijke leeftijd varieert tussen de vijf en zeventig jaar. Dit resulteerde in een doos met twee versies van een verhaal met verwijzingen naar de uit te voeren handelingen. Alle materialen zijn in deze doos terug te vinden voor het aanbieden van de prikkels. Folders zorgen voor een korte en bondige uitleg van de methode. Ook werden er fiches aangemaakt voor vier verschillende verhalen die bij iedereen kunnen aansluiten. Deze dienen nog lichtjes uitgewerkt en aangepast te worden aan de groep. Dit zorgt voor duurzaamheid, het is een eerste stap naar een verdere uitvoering. Het personeel was enthousiast over de methode. Deze zullen met de methode verder werken nu ze de effecten op de bewoners hebben waargenomen. De methode toepassen vraagt ongeveer een halfuur werk inclusief de voorbereidingen van ruimte en personen. Het ontwikkelen van verhalen, deze aanpassen en zorgen voor het materiaal kunnen meer tijd in beslag nemen, waardoor dit mogelijks toch een belemmering kan zijn voor de uitvoering ervan. Tijdsgebrek is een vaak voorkomend probleem om met deze doelgroep aan de slag gaan.
7