Samenvatting ‘Het draait om het kind’
Visie op monitoring in de opvoedingsvariant van pleegzorg
Inleiding Aangezien de pleegzorg een onvoldoende geobjectiveerd overzicht heeft van hoe het met de jeugdige gedurende het verblijf gaat, heeft het Nederlands Jeugdinstituut het project ‘Monitor Pleegzorg’ gestart. Dit project wordt uitgevoerd in samenwerking met vijf organisaties voor Jeugd- en Opvoedhulp: Parlan, Kompaan en de Bocht, De Rading, Youké en Horizon. Stichting Kinderpostzegels Nederland financiert het project. De monitor pleegzorg wordt ontwikkeld om het verloop van de pleegzorgplaatsingen in Nederland te kunnen monitoren. De monitor richt zich op de pleegzorg opvoedingsvariant, waarbij het kind tot zijn 18e jaar in een pleeggezin blijft wonen. Voor de pleegzorg opvoedingsvariant blijkt dat bestaande monitors en prestatie-indicatoren niet toereikend zijn, waardoor er behoefte is aan een specifieke monitor pleegzorg opvoedingsvariant die aansluit bij de bestaande prestatie-indicatoren in de jeugdzorg. Fasering project monitor pleegzorg Het doel van het project is het ontwikkelen van een eerste versie van de monitor en het verzamelen van voorbeelden van motiverend en interactief gebruik van de monitor in de praktijk. Het project bestaat uit drie fasen, namelijk: 1. Visiebepaling: vormen van een visie over de rol van monitoring in de pleegzorg opvoedvariant 2. Operationalisering: het maken van een inhoudelijke opzet van de monitor 3. Pilots: uitvoeren van pilots die een eerste zicht bieden op de bruikbaarheid van de monitor in de praktijk Doel van dit visiedocument Het doel van dit visiedocument is om de visie op monitoren in de opvoedingsvariant van pleegzorg te bepalen. In dit visierapport dient duidelijk te worden: - welke doelen en wiens doelen men met deze monitor wil dienen (die van beleidsmakers, managers, professionals, cliënten?); - waar de monitor zich op richt; - op welke wijze de monitor aan de transparantie en de (verdere) kwaliteitsverbetering van de pleegzorg kan bijdragen. Werkwijze Voor de visiebepaling van de monitor pleegzorg is uitgebreid verkennend onderzoek in de praktijk en de literatuur gedaan. Dit onderzoek bestond uit: - bijeenkomsten van de werkgroep (bestaande uit een pleegkind, een biologisch kind van pleegouders, een ouder, twee pleegouders, twee pleegzorgbegeleiders, drie gedragswetenschappers, een manager en twee pleegzorgdeskundigen) Nederlands Jeugdinstituut, 2015 Mariska de Baat, Lianne Lekkerkerker, Tom van Yperen, Ilona Meuwissen
1
-
interviews met pleegzorgbegeleiders dossieronderzoek analyse van visiedocumenten van de instellingen literatuuronderzoek expertinterviews
1 Monitoren in de opvoedingsvariant: de doelen Monitoren kan in grote lijnen drie doelen dienen (Veerman, Van Yperen & Wilschut, 2013). In de eerste plaats kan de kwaliteit en effectiviteit van de zorg ermee vergroot worden. In de tweede plaats kan monitoring helpen zorg beter te verantwoorden tegenover beleidsmakers, financiers en de samenleving. In de derde plaats helpt uitkomstenmonitoring de jeugdzorg beter onderzoek baar te maken. Doelen van de monitor pleegzorg voor de opvoedingsvariant Deze doelen voor monitoren zijn vertaald naar specifieke doelen voor de monitor pleegzorg. Op basis van de werkgroep bijeenkomst en interviews met pleegzorgbegeleiders zijn de volgende twee doelen samengesteld voor de monitor pleegzorg: 1. voortgang volgen op kindniveau en begeleiding daarop aanpassen 2. kwaliteit van de pleegzorg(begeleiding) verbeteren en professionaliseren Omdat het hier om twee ambitieuze doelen gaat, zal de focus in eerste instantie liggen op het eerste doel (primair proces) en in tweede instantie op het tweede doel (sector-breed).
2 Monitoren in de opvoedingsvariant: de inhoud Om de inhoud van de monitor pleegzorg vast te kunnen stellen, is het belangrijk inzicht te krijgen in 1) wat op casusniveau veel gestelde doelen in de opvoedingsvariant zijn, 2) wat de kwaliteitskenmerken van de pleegzorg als opvoedingsvariant zijn, 3) wat de relevantie is met de landelijk gehanteerde prestatie indicatoren en 4) welke indicatoren specifiek voor de opvoedingsvariant pleegzorg interessant kunnen zijn. Er zijn verschillende methoden gebruikt om de veel gestelde doelen en kwaliteitskenmerken in kaart te brengen, namelijk: analyse van visiedocumenten, literatuuronderzoek, interviews met 25 pleegzorgbegeleiders, analyse van 50 dossiers en een huiswerkopdracht en discussie in de werkgroep. De uitkomsten van deze methoden waren: Veel gestelde doelen op casusniveau in de opvoedingsvariant 1. Het pleegkind ontwikkelt zich positief en/of leeftijdsadequaat (ontwikkelingsdomeinen die vaak worden genoemd zijn lichamelijk, cognitief en sociaal-emotioneel; specifieke ontwikkelingstaken die vaak worden genoemd zijn de schoolloopbaan en de sociale contacten van het pleegkind). 2. Het pleegkind heeft positief contact met ouders en andere belangrijke personen uit het netwerk. 3. De plaatsing is veilig en stabiel. Daarnaast is er een scala aan allerlei andere diverse doelen. Deze hebben zowel betrekking op specifieke ontwikkelingsuitdagingen en/of problemen van de jeugdige, de opvoeding door de pleegouders en/of de acceptatie van ouders.
Nederlands Jeugdinstituut, 2015 Mariska de Baat, Lianne Lekkerkerker, Tom van Yperen, Ilona Meuwissen
2
Kwaliteitskenmerken van pleegzorg als opvoedingsvariant 1. Bij de kwaliteitskenmerken wordt opnieuw de nadruk gelegd op de normale ontwikkeling van het pleegkind. 2. Er worden kwaliteitskenmerken genoemd die betrekking hebben op het pleegouderschap en de begeleiding die daarbij nodig is om het goed vol te houden, zoals: goede pleegouders, goede begeleiding/samenwerking tussen pleegzorgbegeleider en pleegouders en inzet van effectieve interventies. 3. Als kwaliteitskenmerk wordt ook vaak de samenwerking tussen ouders en pleegouders genoemd. Twee andere kwaliteitskenmerken lijken hiervoor een voorwaarden, namelijk: verdragen van de plaatsing door ouders en ruimte voor ouders in het pleeggezin. Relevantie van de landelijk gehanteerde prestatie indicatoren Van aanbieders van Jeugd- en Opvoedhulp wordt verwacht dat ze op vier indicatoren gegevens verzamelen, namelijk: doelrealisatie per einddoel, cliënttevredenheid resultaten, reden beëindiging hulp en vermindering problematiek. Per indicator wordt toegelicht hoe deze momenteel wordt gemeten en wat de relevantie van de indicator, antwoordcategorieën en meetmomenten is voor de opvoedingsvariant van pleegzorg. 1. Doelrealisatie per einddoel: In de huidige prestatie-indicatoren wordt de realisatie van deze doelen alleen bij afsluiting van de hulp in kaart gebracht. Uit het onderzoek voorafgaand aan dit visiedocument blijkt echter dat het voor de opvoedingsvariant van pleegzorg van belang is om doelen regelmatig te evalueren; ongeveer één keer per jaar. Dit gebeurt in de huidige praktijk vaak in een evaluatiegesprek met de belangrijkste betrokkenen (kind, pleegouders, ouders, andere hulpverleners). Hierbij wordt meestal geen gestructureerd instrument gebruikt. 2. Cliënttevredenheid: Ook de cliënttevredenheid wordt met de huidige prestatie-indicatoren bij afsluiting van de hulpverlening gemeten. Binnen de opvoedingsvariant van de pleegzorg kan dit beter één keer per jaar worden gedaan. Uit de dossieronderzoeken in de pleegzorg blijkt dat tevredenheid in de praktijk soms wel, maar lang niet altijd wordt gemeten. Dit gebeurt dan in evaluatiegesprekken. Tevredenheid blijkt niet één van de belangrijkste doelen en/of kwaliteitskenmerken van de opvoedingsvariant. Er wordt besloten in de werkgroep dat er in de monitor wordt gevraagd naar de tevredenheid over samenwerking, aangezien dit wel een belangrijk onderwerp is in de pleegzorg. 3. Reden beëindiging hulp: Uit de antwoorden van de werkgroepleden en de dossieronderzoeken blijkt dat de redenen voor de beëindiging van de opvoedingsvariant van pleegzorg heel erg divers kunnen zijn. Op basis van de antwoordcategorieën in de huidige prestatieindicatoren komt er echter weinig zicht op deze redenen en wat dit betekent voor eventuele verbeteringen die nodig zijn in de pleegzorg. De prestatie-indicator ‘reden beëindiging hulp’ lijkt voor individuele casussen niet relevant. Het zou echter wel een relevante indicator kunnen zijn om zicht te krijgen op het aantal breakdowns in de opvoedingsvariant en op verschillen tussen teams/instellingen. 4. Vermindering problematiek: Gezien de grote diversiteit aan problemen die kunnen spelen bij een pleegkind en alle factoren die een rol kunnen spullen bij de afname en/of toename hiervan, lijkt het niet relevant om op specifieke problemen te gaan monitoren. Dit neemt niet weg dat het in individuele casussen wel heel relevant kan zijn. Daarnaast is het interessant om te weten of er sprake is van problematiek zodat een goed beeld van de doelgroep wordt verkregen. Interessante indicatoren specifiek voor de opvoedingsvariant pleegzorg Naast de huidige prestatie-indicatoren zijn er specifieke indicatoren voor de opvoedingsvariant van de pleegzorg interessant. In de interviews met pleegzorgbegeleiders en de huiswerkopdracht aan de
Nederlands Jeugdinstituut, 2015 Mariska de Baat, Lianne Lekkerkerker, Tom van Yperen, Ilona Meuwissen
3
werkgroepleden zijn deze specifieke indicatoren uitgevraagd. De volgende specifieke indicatoren zijn hieruit voort gekomen: 1. Normale ontwikkeling: deze indicator wordt door zowel de pleegzorgbegeleiders als de werkgroep als relevant gezien. 2. Veelvoorkomende problemen en uitdagingen bij pleegkinderen: deze indicator wordt als relevant gezien door de pleegzorgbegeleiders en de werkgroep, maar vertoont veel overlap met de prestatie indicator ‘vermindering problematiek’. 3. Risicofactoren / succesfactoren breakdown: de pleegzorgbegeleiders en de werkgroepleden zijn opvallend eensgezind over de relevantie van risicofactoren voor breakdown voor de monitor pleegzorg. Het doel van het monitoren van risicofactoren is dat tijdig duidelijk wordt welke factoren een goed verloop van de plaatsing in gevaar brengen, zodat gezamenlijk naar oplossingen kan worden gezocht en een breakdown wordt voorkomen. De focus moet niet alleen liggen op wat niet goed gaat (risicofactoren), maar juist ook op wat wel goed gaat (succesfactoren). Ook moet in de monitor ruimte zijn voor ‘specifieke risicofactoren’, naast veel voorkomende risicofactoren die bij alle gezinnen gemonitord zullen worden. Conclusie indicatoren monitor pleegzorg opvoedingsvariant In het eerste hoofdstuk zijn de belangrijkste doelen en kwaliteitskenmerken in de opvoedingsvariant van pleegzorg op een rij gezet. Vervolgens is er in het tweede hoofdstuk nagegaan wat de relevantie van de reeds bestaande prestatie-indicatoren jeugdzorg is en welke indicatoren er specifiek voor de opvoedingsvariant van pleegzorg relevant zouden kunnen zijn. Wat aan de gesprekken en documentanalyse opvalt, is dat de monitoring door de belanghebbenden in de pleegzorg eigenlijk als een heel basaal element van de zorg wordt beschouwd. Immers, men is het erover eens dat er in de pleegzorg – ook in de opvoedvariant – een vinger aan de pols gehouden moet worden: gaat het goed met de ontwikkeling van de jeugdige? Zijn de contacten tussen de jeugdige, de ouders en de pleegouders goed? Doen zich problemen voor die een risico opleveren voor de continuïteit en worden die problemen verkleind of opgelost? Dat vinger aan de pols houden noemen wij monitoring. De onderwerpen die daarbij van belang zijn, noemen wij indicatoren. Maar dat doet niets af aan de kern waar het om draait: gaat het goed met de jeugdige? Met dit in gedachten, lijken de volgende indicatoren het meest relevant voor een monitor pleegzorg voor de opvoedingsvariant: A. Doelrealisatie. Hierbij lijken de volgende onderdelen relevant: - Normale ontwikkeling van het kind - Afname problematiek (indien van toepassing) - Risicofactoren m.b.t. breakdown: o Contact tussen kind en ouders (en netwerk) o (Tevredenheid over) samenwerking tussen ouders en pleegouders o Aanwezigheid problematiek kind o Vermogen van pleegouders om om te gaan met de specifieke problematiek van het kind o Overige factoren met risico op breakdown B. Afbreken plaatsing C. Clienttevredenheid (van pleegouders en kinderen over de begeleiding)
Nederlands Jeugdinstituut, 2015 Mariska de Baat, Lianne Lekkerkerker, Tom van Yperen, Ilona Meuwissen
4
3 Monitoren in de opvoedingsvariant: benutting In het laatste deel van het visiedocument wordt er ingegaan op de benutting van de monitor. De monitor pleegzorg opvoedingsvariant kan op drie verschillende niveaus benut worden: 1. Op teamniveau voor de pleegzorgbegeleiding: de gegevens van verschillende jeugdigen bij elkaar kunnen in teamverband besproken worden: herkennen we de cijfers, kunnen we ze verklaren, wat vinden we er van – wat zegt dit over meer over de kwaliteit van onze begeleiding - en hoe kunnen we het verbeteren? Mogelijk zijn de cijfers niet meteen te interpreteren en is er verdiepend onderzoek nodig. 2. Op organisatieniveau voor de pleegzorgaanbieders: de cijfers en bijbehorende ‘verhalen’ van teams geven input voor het bijstellen van beleidsplannen, om de begeleiding of het voorkomen van breakdowns te verbeteren. 3. Op landelijk niveau: monitorgegevens geven inzicht in het gebruik en de kwaliteit van pleegzorg. Op basis van deze gegevens kan landelijk beleid, onderzoek en professionalisering worden doorgevoerd. Conclusie en vervolg project monitor pleegzorg opvoedingsvariant Door middel van expertinterviews en bespreking in de werkgroep is dieper ingegaan op hoe de gegevens voor de monitor pleegzorg het beste verzameld en gebruikt kunnen worden. Hieruit blijkt dat nog onvoldoende duidelijk is hoe de inbedding in het primaire proces en voor kwaliteitsdoelen op team- en organisatieniveau vormgegeven moet worden. Opvallend is dat we aan de ene kant met elkaar constateren dat monitoring eigenlijk en heel basaal kwaliteitsonderdeel is van de pleegzorg. Aan de andere kant zien we echter een allesbehalve gevestigde praktijk. De pilots voor de monitor pleegzorg zijn dan ook de vervolgstap binnen dit project. In de pilots wordt er verder aandacht besteed aan de vraag die uit het visiedocument voortkomt, namelijk: hoe is de benutting in het primaire proces op team- en instellingsniveau goed vorm te geven?
Nederlands Jeugdinstituut, 2015 Mariska de Baat, Lianne Lekkerkerker, Tom van Yperen, Ilona Meuwissen
5