BIJLAGENBOEK
ZOveel te doen om het kind Evaluatie van het implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012
April 2013 Daan Heineke Hans de Bruin
In opdracht van
Inhoud Bijlage 1. Respondenten ____________________________________________________________ 3 Bijlage 2. Evaluatieopzet ____________________________________________________________ 4 Bijlage 3. De 25 projecten van het ODE-programma 2010-2011 _____________________________ 6 Bijlage 4. Verloop en resultaten ODE-programma ________________________________________ 7 Bijlage 5. Verloop en resultaten 9 extra speerpunten ____________________________________ 30 Bijlage 6. Belemmerende factoren ___________________________________________________ 39 Bijlage 7. De prioriteiten ___________________________________________________________ 47 Bijlage 8. Gesubsidieerde OKC-producten/activiteiten____________________________________ 50
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
2
Bijlage 1. Respondenten Beleidsambtenaren jeugd (in brede zin) Naam Functie Jessica Weide
Projectleider Opvoeden en opgroeien
Paulien Oldenburger
Beleidsmedewerker Opvoedondersteuning
Steffy Burgos
Beleidsmedewerker Beleid en Strategie, projectleider Proeftuin Venserpolder
Midja Hooplot
Beleidsmedewerker Opgroeiondersteuning
Jeannine van Goethem
OKC-manager
Judith Paleari
Procesregisseur Stadsdeeltafel Jeugd en Gezin
Ilona Seure
Procesregisseur Stadsdeeltafel Jongvolwassenen
Aynur Tamay
Beleidsmedewerker Beleid en Strategie
Marianne van Doorn
Projectleider Jeugd & Veiligheid
Tamara Dekker
Projectleider VVE
Ellen van de Zwan
Programmamanager Jeugd & Veiligheid
Gerd Jan Mense
Senior adviseur Onderwijs
Suzanne Bunnik
Teamleider Samen DOEN
Afdelingsmanagers Naam
Functie
Eddy Adusei
Afdelingsmanager Wonen, Zorg en Samenleven
Jan Willem Sluiskes
Afdelingsmanager Beleidsontwikkeling
Nine Severijn
Afdelingsmanager Breed Sociaal Loket
Hannelore Mulier
Afdelingsmanager Kansrijk Zuidoost
Vertegenwoordigers van zelforganisaties Naam Migrantenorganisatie Cecile Winkelman
Stichting Don Bosco
Doris Vidda
Stichting Vice Versa
Chareen Soekardjo
Jellinek, project Mama Cares
Lucia Martis
ProFor
Orville Breeveld
Vitamine V
Vertegenwoordigers van professionele instellingen Naam Functie Yvonne Hazeveld
Regiomanager Jeugdgezondheidszorg GGD
Irene Aartsen
Manager SAG Jeugdgezondheidszorg
Angelika Gessner
Wijkmanager jeugdmaatschappelijk werk Spirit
Rob Liesveld
Manager Altra Jeugdzorg en Onderwijs
Harvey Sandriman
Directeur Swazoom
Gert van de Ham
Consultant Projectenbureau Primair Onderwijs Zuidoost
Ellie Miedema
Regievoerder stadsdelen 'Om het Kind' / Kinderopvang
Candy Limon
Directeur Opvoedpoli Zuidoost
Joy Bijleveld
Beleidsadviseur Samenwerkingsverband VO Amsterdam
Ilse Thissen
Manager BJAA
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
3
Bijlage 2. Evaluatieopzet De evaluatieactiviteiten zijn uitgevoerd in de periode 17 december 2012 – 1 april 2013. Fase Voorbereiding
Analyse
Rapportage
Afronding
Werkzaamheden Planning Maken met gespreksafspraken met December – januari 2013 portefeuillehouder, medewerkers van het stadsdeel, sleutelfunctionarissen kernpartners, vertegenwoordigers van zelforganisaties en enkele raadsleden1 Verzamelen van relevante beleids- en onderzoekstukken (waaronder jaarverslagen, werkplannen, klanttevredenheidsonderzoeken, evaluatieverslagen) Verzamelen van informatie middels Januari – februari 2013 interviews met in totaal 37 personen Verzamelen van acht typerende casussen Analyseren van alle verzamelde informatie (schriftelijk en mondeling) Schrijven van de bevindingen en Februari – maart 2013 aanbevelingen Terugkoppelen met de opdrachtgever en doorvoeren van aanpassingen Presenteren en toelichten aan de 5 april 2013 portefeuillehouder
De documenten Vanuit het stadsdeel zijn diverse relevante documenten aangeleverd (zie bijlage 2) en vervolgens geanalyseerd. De respondenten Er hebben 32 respondenten meegewerkt, verdeeld over vijf respondentengroepen (zie bijlage 1): 1. Ambtenaren ‘Jeugd’ (12) 2. Afdelingsmanagers (4) 3. Vertegenwoordiger Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO) gemeente Amsterdam (1) 4. Sleutelfunctionarissen uitvoerende ketenpartners (10) 5. Sleutelfunctionarissen zelforganisaties (5) De vragen aan de respondenten De informatieverzameling is uitgegaan van drie hoofdvragen: 1. Hoe is het ODE-programma als geheel (of de onderdelen) feitelijk verlopen (beleid, organisatie, gerealiseerd aanbod/bereik, resultaten)? 2. Wat vinden respondenten van het verloop van ODE (wat beoordelen zij positief en wat kan volgens hen beter)? Welke factoren speelden daarbij een grote positieve of belemmerende rol?
1
De gesprekken met raadsleden waren oriënterend van aard
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
4
3.
Wat stellen de respondenten voor om het ODE-programma te verbeteren (prioriteiten en verbetervoorstellen mede in het licht van de transitie van de jeugdzorg en de visie Om het Kind)?
De gesprekken met vertegenwoordigers van het stadsdeel zijn gevoerd door de heer D. Heineke van Talenter Advies. De gesprekken met vertegenwoordigers van uitvoerende instellingen zijn gevoerd door de heren H. de Bruin en R. Tromp (Talenter Advies). De respondenten kregen binnen een week na het gesprek een verslag met de vraag of het een juiste weergave is van het gesprek. Daarbij bestond de mogelijkheid de weergave te wijzigen of aan te vullen. De verwerking van de verzamelde informatie In de periode medio februari – eind maart is de mondeling en schriftelijk verzamelde informatie verwerkt in rapportage. Conceptversies zijn meerdere keren met de opdrachtgever besproken.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
5
Bijlage 3. De 25 projecten van het ODE-programma 2010-2011 Speerpunten februari 2010 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16
Locatieplanning OKC Doorontwikkeling opvoedingsondersteuning Opvoedwinkel/steunpunt Jongerenservicepunt Telefonische en digitale opvoedadvies Vervolg Triple P Eigen kracht en civil society Coördinatie I&A Vraag en aanbod kortdurende ondersteuning Verbetering kortdurende ondersteuning 0-18 jaar Verbetering kortdurende ondersteuning 18+ (intensivering) Coördinatie kortdurende ondersteuning Doorontwikkeling aanpak risicogezinnen Ombouw JN12+ naar JN18+ Regie van samenwerking en realiseren van schakels Verkenning gegevensbeheer – en uitwisseling
Speerpunten april 2010 17 18 19 20 21 22 23 24 25
Decentralisatie JGZ Kenniswerkplaats Tienplus Schakel met Bureau Jeugdzorg &pilot indicatiestelling Afstemming met Kansrijk Zuidoost Versterking Zorgstructuur Primair Onderwijs (ZBO) Versterking Zorgstructuur Voortgezet Onderwijs (ZAT) Antilliaanse professionals Beleidsinformatie risicojongeren en -gezinnen Versnelling OKC+ en JSP
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
6
Bijlage 4. Verloop en resultaten ODE-programma Na besluitvorming over het Implementatieplan ODE op 9 februari 2010, is stadsdeel Zuidoost aan de slag gegaan met de diverse onderwerpen. Hieronder volgt een korte weergave van de ontwikkelingen per speerpunt/project. De tekst in het kadertje aan het begin van elk speerpunt (doel-activiteiten-tijdpad) is overgenomen uit het ODE-programma.
1. Locatieplanning OKC Doel
Activiteiten
Tijdpad
Alle 72 OKC-producten van OKC-ZO worden toegankelijk, goed, samenhangend en vroegtijdig vanuit 1 hoofdlocatie en 5 satellieten geleverd
• Vaststellen minimale functies en gewenste functies (in samenwerking met OKC-partners) • Maken van huisvestingsplan (programma van eisen) • Uitvoeren huisvestingsplan
2 jaar
Bevindingen Het Implementatieplan ODE ging uit van een robuust OKC met tal van OKC-producten, OKCmedewerkers en zichtbaarheid voor de inwoners, doordat het gelegen zou zijn in het winkelcentrum de Amsterdamse Poort. De bereikbaarheid voor de inwoners van JGZ 0-4-producten (vroeger consultatiebureau geheten) was voorzien in een vijftal OKC-satellieten. Er kwam een werkgroep en een aparte projectleider. Het concept werd uitgewerkt en een pand (Frankemaheerd) werd na veel inspanningen gevonden. De gekozen insteek was echter niet in overeenstemming met de definitieve stedelijke eisen. Op 8 maart 2011 heeft het college van B&W van Amsterdam ingestemd met het huisvestings- en spreidingsplan OKC. Dit plan bevatte een verplicht minimumstandaard voor de inrichting van OKC's in Amsterdam. Alle stadsdelen werden verplicht om hun OKC's volgens deze standaard in te richten2. Vanuit deze standaard werden vijf van de zes OKC-satellieten (Gein, Reigersbos, Venserpolder, Holendrecht en Nellestein) niet als OKC erkend. Er werd niet voldaan aan de stedelijke criteria. Daarom is (na een haalbaarheidsonderzoek) door het stadsdeel besloten tot een tweede OKC in Zuidoost-Zuid (Gaasperdam) dat voldoet aan de stedelijke richtlijnen én tot behoud van drie OKCdependances (de nieuwe naam van de OKC-satellieten) in drie wijken: Venserpolder, Holendrecht en Nellestein. Door deze OKC-dependances is de bereikbaarheid van enkele OKC-voorzieningen (JGZ 0-4 jaar) gewaarborgd evenals de goed verlopende samenwerking met gezondheidscentra. Inmiddels is er een andere projectleider aangesteld met vooral kennis van bouwtechnische zaken. ODE-medewerkers van het stadsdeel houden daarbij de belangen voor de uitvoerders (professionele organisaties) in het oog. De OKC-partners en de stadsdeelmedewerkers waren teleurgesteld over het gewijzigde locatieplan. 2
Het door de stadsdelen en DMO ontwikkelde ‘huisvestings- en spreidingsplan Ouder- en Kindcentra’ bevat zes criteria voor de inrichting van OKC’s in Amsterdam. De criteria zijn er op gericht om een uniform aanbod en een goed verspreid netwerk van OKC’s te realiseren in Amsterdam. Alle stadsdelen in Amsterdam zijn gehouden aan deze criteria voor huisvesting en spreiding. Een OKC mag de naam ‘OKC’ voeren, als het voldoet aan de volgende zes criteria: 1 De maximale reisafstand tot een OKC-locatie is twee kilometer. 2 Een OKC-locatie kent een openstelling van tenminste tien dagdelen per week, gedurende 46 weken per jaar. 3 Een OKC-locatie heeft een OKC-balie die tenminste tien dagdelen per week bezet wordt door een OKC-assistent. 4 Een OKC-locatie heeft spreekkamer(s) voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg voor a tenminste 1.500 kinderen en hun ouders in de leeftijd van 0 – 4 jaar; b tenminste 2.000 kinderen en hun ouders in de leeftijd van 4 – 12 jaar. 5 Een OKC-locatie heeft tenminste één vaste spreekkamer voor de uitvoering van opvoed- en opgroeiondersteuning. 6 Een OKC-locatie heeft een groepsruimte voor de uitvoering van opvoed- en opgroeiondersteuning.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
7
Het tweede OKC wordt gerealiseerd in de 2e helft van 2013. Drie OKC-locaties kunnen dan afgestoten worden (het pand aan het Ravenswaaipad en de OKC-dependances Gein en Reigersbos). In het tweede OKC worden OKC-producten gebundeld en samenwerking tussen diverse professionals bevorderd. Daarbij wordt bij de inrichting van OKC Reigersbos nog rekening gehouden met de nieuwste ontwikkelingen in het jeugddomein (Om Het Kind met de wijkgerichte jeugdteams met ouder- en kindadviseurs). Deze ontwikkeling zal invloed hebben op de locatiewensen van de diverse organisaties voor JGZ en opvoed- en opgroeiondersteuning, evenals mogelijk ook voor jeugdzorgpartners. Het OHK-proces voorziet in twee jeugdteams voor Zuidoost. Dit komt overeen met de twee OKC-locaties (Klein Gooioord en Reigersbos). Resultaten Na een valse start van bijna een jaar is er sinds medio 2011 toch zicht op definitieve locaties voor de OKC-organisatie en –activiteiten. Uiteindelijk is er sprake van een win-win-situatie: én de bereikbaarheid van enkele OKC-producten in de verschillende wijken is gegarandeerd, én de goed bevallende samenwerking met gezondheidscentra wordt gecontinueerd, én er is voldaan aan de stedelijke OKC-spreidingseis. Bovendien zal gestreefd worden naar een plusfunctie van OKC Reigerbos (met extra ondergebrachte functies). Bij de oplevering van het OKC Reigersbos in de tweede helft van 2013 zal dit ODE-speerpunt volledig gerealiseerd zijn. Overwegingen Diverse respondenten vinden het jammer dat de OKC-locatieplannen omgebogen zijn. In de eerste plaats lag er een plan met een duidelijke visie die binnen het stadsdeel gedeeld en gedragen werd. En ook uitstekend aansloot bij de even later opgestelde wijkgerichte visie van Om Het Kind. In de tweede plaats hebben de veranderingen vertraging tot gevolg gehad. Het besluitvormingsproces is niet voorspoedig verlopen. Hoewel er vanaf het begin wel communicatie geweest is tussen het stadsdeel en DMO en de eigen (afwijkende) visie van het stadsdeel expliciet aan de orde geweest is, is er niet in een veel eerder stadium een gezamenlijk definitief besluit geweest over het OKC-plus-plan van het stadsdeel. De informatie-uitwisseling is te lang vrijblijvend van aard geweest. Pas in maart 2011 (na een jaar) werd het definitief dat de stedelijke eisen verplichtend waren. Een andere factor die op de achtergrond mee speelde was het financiële risico dat door het betrekken van een duur pand in Bijlmer-centrum genomen zou worden. Het nieuwe stadsdeelbestuur moest in 2010 al direct met forse bezuinigingen aan de slag.
2. Doorontwikkeling OKC-opvoedondersteuning Doel
Activiteiten
Tijdpad
Verbetering van de O&O-producten van Swazoom (vooral I&A en kortdurende ondersteuning). Een deskundig en outreachend aanbod I&A
• Vervolg project Doorontwikkeling i.s.m. Swazoom en SO&T
2010 (gestart september 2009)
Bevindingen In 2009 en 2010 is door Swazoom en het stadsdeel samen projectmatig gewerkt aan de versterking van het aanbod opvoed- en opgroeiondersteuning door een van de kernpartners, Swazoom. Deze versterking is eerst gerealiseerd door het creëren en opleiden van een team van opvoedadviseurs. Het team van opvoedadviseurs is intercultureel van samenstelling en herbergt culturele sensitiviteit. In het bijzonder is een Antilliaanse opvoedadviseur aangesteld om de kloof tussen Antilliaanse ouders het opvoedondersteuningsaanbod te verkleinen3. Deze professional in het bijzonder heeft 3
Dit was ook een van de 22 inspanningen van de aanpak Intensivering Jeugd Zuidoost (2009-2010)
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
8
veel ouders kunnen bereiken. De opvoedadviseurs zijn bereikbaar voor alle ouders met kleine of grote vragen over de opvoeding van hun kinderen van 0 tot 18 jaar. Zij geven ouders een steuntje in de rug, zoeken samen een antwoord of oplossing. De opvoedondersteuning is kortdurend en de opvoedadviseur werkt met de methode Triple-P (Positief opvoeden). De opvoedondersteuning vindt op veel verschillende manieren plaats: Telefoongesprek; Huisbezoek; Spreekuur; Themabijeenkomst; Cursus. Er zijn veel soorten cursussen zoals Rondom de Geboorte, Kind en Media, Goed slaappatroon, Taal en Ontwikkeling, Positief Opvoeden, Praten met je kind, Leren luisteren, Driftbuien, Beter omgaan met pubers, Eten en Zo. Het ondersteuningsaanbod van de opvoedadviseur is laagdrempelig: je kunt zonder verwijzing een afspraak maken, het is gratis, er wordt rekening gehouden met anderstaligen en de opvoedadviseurs zijn te vinden waar ouders ook komen: ze werken wijkgericht en zijn te vinden in de Ouder- en Kind Centra (OKC), de gezondheidscentra, de BuurtHuizen en alle basisscholen in Zuidoost, waar ze spreekuren, cursussen en themabijeenkomsten organiseren. Dat kunnen zij op iedere gewenste locatie doen (zoals zelforganisaties en kerken). Ook komen de opvoedadviseurs op VVE-peuterspeelzalen en – kinderopvang. Het samenwerken met gezondheidscentra, en dus huisartsen is positief omdat huisartsen heel laagdrempelig en geloofwaardig zijn voor veel ouders die naar de opvoedadviseur verwezen worden. De opvoedadviseurs werken samen met andere professionals zoals JGZ-verpleegkundigen, leerkrachten, schoolmaatschappelijk werker, algemene maatschappelijk werkers en jeugdzorgmedewerkers. Resultaten De doorontwikkeling opvoedondersteuning is zeer positief verlopen. Overwegingen De interne respondenten spreken zonder uitzondering positief over deze samenwerking met Swazoom. Een aantal van hen hebben het aanbod van Swazoom zien verbeteren. Daartoe heeft het stadsdeel zelf ook veel aandacht gehad. Het aanbod opvoedondersteuning is kwalitatief en kwantitatief versterkt. Vooral de laagdrempeligheid en de zichtbaarheid op diverse ‘vindplaatsen’ spreekt aan. Er worden steeds meer ouders bereikt. De respondenten vinden dit een van de belangrijkste resultaten van ODE. Bij het vormgeven van de transformatie van de jeugdzorg zullen de opvoedadviseurs een cruciale rol spelen in het werk van de teams van ouder- en kindadviseurs en hun preventieve inzet. De opvoedadviseurs hebben al ervaring in wijkgerichtwerken: ze zijn al actief in wijkvoorzieningen.
3. Opvoedwinkel Doel
Activiteiten
Tijdpad
Een toegankelijke, herkenbare en aantrekkelijke locatie met opvoedinformatie voor ouders. Een fysiek inlooppunt met een positieve uitstraling.
• Oriëntatie bij OKC-partners, andere stadsdelen en andere steden • Maken van ontwerp • Invoegen in project ‘locaties OKC’
Plan: 1e helft 2010 Uitvoering: 2011
Bevindingen Elk stadsdeel moest volgens de stedelijke richtlijnen beschikken over minimaal één fysiek inlooppunt (ook wel loket of balie genoemd). Hier zou informatie en advies beschikbaar moeten zijn voor ouders
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
9
op het terrein van opvoeden, zowel schriftelijke informatie zoals folders, als persoonlijke advisering door zogeheten baliemedewerkers. Uit ervaringen in andere gemeenten was gebleken dat een fysiek inlooppunt vooral een goed bereik is als: Het herkenbaar is qua locatie (bijvoorbeeld in een winkelcentrum, in het zicht, in de loop); Het een positieve uitstraling heeft (mooie, open entree zonder associaties met ziekte of problemen); Het grote delen van de week open is. Stadsdeel Amsterdam Zuidoost wilde het fysieke inlooppunt realiseren in de vorm van één opvoedwinkel in het winkelhart: Amsterdamse Poort, een winkelcentrum met een zeer groot bereik. Een mooie combinatie zou zijn om er ook een speelotheek in te vestigen. De opvoedwinkel was gesitueerd in het OKC-plus, een robuuste OKC waar veel andere OKC-producten geleverd zouden worden en OKC-medewerkers hun werkplek zouden hebben. Dit project was rechtstreeks gekoppeld aan de planvorming van het OKC-plus. Doordat de OKC-plusontwikkeling geen doorgang kon vinden (zie 1e speerpunt), is ook het opvoedsteunpunt naar de achtergrond geraakt. Bovendien werd steeds meer getwijfeld aan de meerwaarde van een opvoedwinkel. In de eerste plaats bleek de sterke ontwikkeling rond de opvoedondersteuning in Zuidoost (zie speerpunt 2) met opvoedadviseurs op veel vindplaatsen effectief te werken. Daarnaast kon er door campagnes, een OKC-website en landelijke opvoedwebsites voorzien worden in opvoedadvisering. Tenslotte is de Opvoedpoli een rol gaan spelen in laagdrempelige opvoedondersteuning. Dit alles bij elkaar maakte een algemeen opvoedsteunpunt niet meer urgent. Resultaten Het centrale opvoedsteunpunt is niet gerealiseerd en zal er ook niet komen door de wijziging in de huisvestingsplannen en het vervallen van de urgentie door de goede werking van andere vormen van opvoedadvisering. Overwegingen Op de achtergrond speelden ook nieuwe twijfels (mede op grond van ervaringen elders in Nederland) of een opvoedwinkel wel voldoende bezoekende ouders zou trekken.
4. Jongerenservicepunt (JSP) / Checkpoint Zuidoost Doel
Activiteiten
Een toegankelijke, aantrekkelijke locatie met opgroei-informatie voor jongeren.
• • • • •
Onderzoeken informatie behoeften jongeren in ZO; Oriëntatie andere steden en stadsdelen; Maken van een ontwerp Koppelen aan jongerenwebsite Invoegen in project ‘locaties OKC’
Tijdpad Uitvoering: zo mogelijk 2e helft 2010 (Afhankelijk van gewenste locatie)
Bevindingen De vorming van het JSP komt voort uit de wettelijke taak om jongeren tot en met 23 jaar van informatie en advies te voorzien. Deze wettelijke taak is vastgelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de uitvoering van de CJG’s/OKC’s. Het JSP was samen met de bestaande website BIJLMERenZO daar een antwoord op. Stadsdeel Zuidoost heeft de doelgroep van het JSP uitgebreid tot en met 27 jaar vanwege de Wet op de werk- en leerplicht (Wet WIJ), die jongeren tot en met 27 jaar verplicht te werken óf naar school te gaan. De vorming van een Jongerenservicepunt (JSP) is begin 2010 gestart met een haalbaarheidsonderzoek. Na enkele weken kreeg het extra urgentie door opname als één van de 22 ‘inspanningen’ van de aanpak Intensivering Jeugd Zuidoost (2009-2010). Het zou nog in 2010
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
10
gerealiseerd moeten worden. Het speerpunt is voor het eerst uitgewerkt in de vorm van een DBbestuursopdracht (september 2010). Een jaar later werd bij de evaluatie van de Aanpak Intensivering Jeugd vastgesteld: ‘Er is weinig vooruitgang geboekt met de ontwikkeling van het JSP als gevolg van: Interne discussie binnen het stadsdeel over het inhoudelijk concept van de voorziening; Het gebrek aan een geschikte ruimte in de buurt van Amsterdamse Poort; Een zwakke projectaansturing’. Een nieuwe ambtelijke projectgroep JSP heeft de bestuursopdracht uitgewerkt en in een uitgebreide voorbereidingsfase zijn de JSP-plannen herijkt. Er zijn zoveel mogelijk stakeholders en toekomstig partners betrokken die zonder uitzondering zeer positief waren over de vernieuwende plannen van stadsdeel Zuidoost met betrekking tot het JSP. Stadsdeel Zuidoost heeft bij het ontwerpen van haar JSP de behoefte van jongeren en de stadsdeelambities vooropgesteld. Stadsdeel Zuidoost heeft daarbij t.o.v. de andere stadsdelen op twee manieren andere keuzes maakt. Ten eerste de doelgroep: voor de grote groep jongeren die positief bezig is informatie en lichte ondersteuning geven rond de thema’s opleiding, werk, geld en gezondheid (dus in eerste instantie niet specifiek op jongeren met problemen of een achterstand. Ten tweede de werkwijze: het JSP in Zuidoost heeft géén fysiek loket; geen statische locatie met vaste sluit- en openingstijden. Deze traditionele wijze van dienstverlening past niet bij deze moderne (digitale) wereld waarin jongeren, zonder de beperking van tijd en plaats, informatie willen zoeken en vragen. Het JSP werd ingericht als online community met vier functies: 1. Het bieden van informatie en advies (fysiek en digitaal; 2. Activiteiten en (kortdurende) praktische ondersteuning; 3. Verwijzen; 4. Signaleren. Door in te spelen op de vragen die jongeren in deze leeftijdsfase hebben rond de thema’s opleiding, werk, geld en gezondheid, wilde het JSP via een ‘online community’ de jongeren stimuleren en verleiden het beste uit zichzelf te halen. Daarbij gaat het JSP uit van het eigen initiatief van jongeren en luidt de boodschap: ‘als jij wilt werken aan je toekomst, dan werkt het JSP met je mee’. In overleg met jongeren is in juni 2011 besloten de naam JSP vervangen door Checkpoint Zuidoost. In juli werd Checkpoint Zuidoost gelanceerd. Met een website die gekoppeld is aan social media werd nieuws en informatie verspreid en onderling gedeeld. Via de Facebookpagina vond interactie plaats. Op basis van signalen uit deze online community zouden offline bijeenkomsten, zoals trainingen, seminars en 1 op 1 coaching georganiseerd worden met medewerking van partners als bedrijven, ondernemers, rolmodellen, onderwijsinstellingen en maatschappelijke organisaties. Veel voorbereidende activiteiten vonden plaats: Marketing- en communicatieactiviteiten; Checkpoint Zuidoost promotie tijdens stadsdeelevenementen; Online radioprogramma via Getmixed Radio; Samenwerking met partnerorganisaties; Plaatsen van content op de website, Facebook en Twitter; Twee offline evenementen (totaal 140 bezoekers). In maart 2012 werd al vastgesteld dat er veel werk verzet was met resultaten. Zowel jongeren als het bedrijfsleven waren enthousiast over Checkpoint Zuidoost. Maar de gekozen organisatievorm beviel niet. In september 2012 heeft er een uitgebreidere evaluatie plaatsgevonden. Uit deze evaluatie is gebleken dat een aantal knelpunten de werkwijze van Checkpoint Zuidoost heeft belemmerd:
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
11
Er is gebleken dat het beheer van de website door het stadsdeel niet bevorderlijk was voor de uitvoering van Checkpoint Zuidoost. Vanwege gebrek aan capaciteit, met name op het gebied van communicatie werd de potentie van Checkpoint Zuidoost niet volledig benut; Er zat meer specifieke kennis over social media bij externe partijen dan bij het Stadsdeel. Besloten is tot uitbesteding van de Checkpoint-organisatie aan een meer daarvoor toegerust extern bedrijf (Diversion) en daarmee een effectiviteit- en efficiëntieslag te maken. Na drie maanden bleek dat de uitvoering van Checkpoint Zuidoost nog steeds niet liep zoals gewenst. Inmiddels (begin 2013) is het stadsdeel voornemens de doelstellingen en de aanpak van Checkpoint te wijzigen. De focus zal komen te liggen op de offline activiteiten (onder meer werken met jongerenambassadeurs en organiseren van bijeenkomsten over door jongeren zelf gekozen thema’s) en de online activiteiten worden hieraan ondersteunend. Het nieuwste plan wordt in juni 2013 in de commissie MO besproken. Resultaten De totstandkoming van Checkpoint Zuidoost heeft bijzonder veel inspanningen gekost sinds begin 2010. De resultaten zijn vooralsnog mager: een paar off-linebijeenkomsten om jongeren te stimuleren. Het is sinds 2010 een enorm zoeken en uitproberen om een aanpak te ontwikkelen die aansluit bij een grote groep jongeren in Zuidoost en die concrete resultaten op kan leveren. Er ligt een nieuw plan. Overwegingen Checkpoint heeft een vrij lange ontstaansgeschiedenis. Er zijn diverse (externe) projectleiders geweest en dat heeft discontinuïteit gegeven. Er werd bovendien fors getwijfeld of gekozen moest worden voor een herkenbare fysieke plek (en op welke locatie dan) of een digitaal concept. Uiteindelijk is voor het laatste gekozen en de interne respondenten staan achter deze keuze omdat de aansluiting bij de belevingswereld van jongeren essentieel is. Desondanks is die aansluiting nog niet gevondenen wordt er met het nieuwste plan een nieuwe poging gedaan. Door te kiezen voor een digitaal model rees de vraag wat de positie van Checkpoint was ten opzichte van de jongerenwebsite BIJLMERenZO. Hier is een aparte notitie over geschreven. Checkpoint zou een aanvulling moeten zijn op BIJLMERenZO. BIJLMERenZo
Checkpoint Zuidoost
Doelgroep Doel
VMBO-scholieren 12 t/m 16 jaar Zeer breed informeren van jongeren, vooral op gebied van vrijetijd en verwijzing naar advies en hulp
Informatiethema’s Digitaal Participanten
Alle mogelijke levensgebieden Alleen online Jongerenredactieraad (een vorm van jeugdparticipatie)
Kansrijke jongvolwassenen (jonge middenklasse) Vergroten van de kansen op een succesvolle loopbaan van jongeren in Zuidoost en hen inspireren en verleiden het beste uit zichzelf te halen. Faciliteren van ontmoetingen. Onderwijs, werk, gezondheid en inkomen Online én offline-activiteiten Bedrijfsleven, onderwijs, gemeentelijke diensten, ondernemers en maatschappelijke organisaties.
Er heeft de eerste jaren geen strakke sturing op het project gezeten. Juist bij het implementeren van een nieuw, innovatief concept is monitoring in samenwerking met externe (onderzoeks)partners zeer gewenst om al werkenderweg bijstellingen te kunnen realiseren. Na de convergentie was het ondanks het positief ontvangen nieuwe concept (juli 2011) lange tijd onduidelijk in welke afdeling het JSP/Checkpoint gepositioneerd zou moeten worden, bij
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
12
Talentontwikkeling of Wonen, Zorg en Samenleven (WZS)4. Die onzekerheid heeft de aansturing geen goed gedaan. Uiteindelijk is voor WZS gekozen. Enkele interne respondenten vinden dat zowel Checkpoint als BIJLMERenZO te weinig gebruikt maakt van kennis over jongeren die er binnen het stadsdeel is, bijvoorbeeld op het terrein van onderwijs, jeugd en veiligheid en opgroeiondersteuning.
5. Telefonische en digitale opvoedadvies Doel
Activiteiten
Tijdpad
Een hoogwaardige informatie- en adviesdienst, voor opvoeders, te raadplegen op alle dagen van de week
• Oriëntatie op de ontwikkeling van dit product kan alleen maar in samenwerking met andere stadsdelen. Zuidoost zal hier in bestuurlijke overleggen voor pleiten
2010
Bevindingen De insteek van dit speerpunt was als volgt. Ouders hebben verschillende behoeften wat betreft de manier waarop ze informatie of advies vragen. Naast vraagbakens als familieleden, leerkrachten, huisarts, opvoedadviseurs en opvoedwebsites, zijn er ook ouders met een voorkeur voor het bellen of mailen als ze een opvoedvraag hebben. Ze verwachten dan direct antwoord (geen wachttijden en geen bandje verwijzend naar beperkte openingstijden van de lijn en liever géén doorverwijzing) en een deskundig en helder advies. Een telefonische en digitale advieslijn kunnen alleen georganiseerd worden over een groot verzorgingsgebied voor de inzet van hooggekwalificeerd en snel toegankelijke pedagogisch adviseurs (zowel telefonisch als digitaal). Stadsdeel Zuidoost heeft dit idee nader bekeken en heeft vooralsnog besloten om de telefonische opvoedadvisering direct te koppelen aan de opvoedadviseurs (van Swazoom). Deze opvoedadviseurs zijn mobiel goed bereikbaar en kunnen snel: Telefonisch advies geven; Een vervolgafspraak maken (indien nodig, eventueel met de opvoedadviseur uit de eigen wijk); Doorverwijzen naar passende ondersteuning (indien nodig). De opvoedadviseur is op de hoogte van de lokale sociale kaart. Het aanbod en de telefoonnummers worden via websites en folders bekend gemaakt. De verwerking van opvoedvragen per E-mail is vanaf 2011 in handen gelegd van de OKC-manager. Via de OKC-website van Zuidoost5 kan een opvoeder een vraag stellen via een digitaal formulier. De OKC-manager beantwoordt de vraag zelf of speelt de vraag door naar een geschikte professional. Er hebben nog maar drie opvoeders van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Resultaten Het stadsdeel heeft een eigen, logische invulling gegeven aan dit speerpunt. Er is ingezet op de mogelijkheden die de opvoedadviseurs bieden in de wijk en op vindplaatsen. Dat past ook goed bij de Amsterdamse visie ‘Om Het Kind’. Overwegingen Zowel landelijk als in Amsterdam groeit voorkeur om opvoedadvisering dichter bij de opvoeders te brengen door een herkenbaar, wijkgericht en persoonlijk aanbod op vindplaatsen, plaatsen waar opvoeders komen zoals scholen, peuterspeelzalen en zelforganisaties).
4
Deze onduidelijkheid was ook van toepassing bij de jongerenwebsite BIJLMERenZO. Deze is na de voormalige afdeling Zorg en Welzijn eerst overgeheveld naar Talentontwikkeling en later weer naar WZS. Er ontstond hier discontinuïteit door wisselend projectleiderschap met zeer beperkte overdracht. 5 http://www.amsterdam.nl/zorg-welzijn/ouder-kindcentrum/okc_in_de_buurt/zuidoost/
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
13
De verwerking van digitale vragen door de OKC-manager lijkt niet zo voor de hand liggend. Ook deze vragen horen thuis bij de opvoedadviseurs.
6. Vervolg Triple P Doel
Activiteiten
Tijdpad
Kwaliteit van opvoedingsondersteuning door professionals in het pedagogische voorveld
• Laten coördineren • Laten trainen • Intervisie laten organiseren
2010
Bevindingen Het Australische programma Triple P is een integrale aanpak met vijf opeenvolgende niveaus van interventie die ouders advies en steun op maat biedt. Triple P geeft antwoord op algemene opvoedvragen tot hulp voor ouders van kinderen met ernstige gedragsproblemen. Naast het kernprogramma met de vijf niveaus zijn er in de loop der jaren extra modules ontwikkeld voor specifieke doelgroepen. Triple P is een evidence based programma voor opvoedondersteuning dat in heel Amsterdam is ingevoerd sinds 2008. Het programma is geschikt voor een breed publiek, hoewel het hier en daar kan winnen aan diversiteitsgevoeligheid6. Uit onderzoek vanuit de Kenniswerkplaats Tienplus (2009-2012) is gebleken dat er sprake is van evenredigheid in het bereik van Triple P onder de verschillende bevolkingsgroepen. Uit registraties van SO&T7 in 2012 blijkt dat het bereik van Triple P interventies onder migrantenouders in de meeste stadsdelen (waaronder Zuidoost) relatief hoger is onder Turkse, Marokkaanse en niet-Westerse allochtone ouders dan ouders met andere achtergronden. Omdat uit veel onderzoek blijkt dat migrantenouders relatief meer te kampen hebben met opvoedonzekerheid en opvoedvragen, was er ook een relatief groter bereik onder migrantenouders te verwachten. In ieder geval komt Triple P positief uit het onderzoek van de Kenniswerkplaats naar voren: zowel migrantenouders zelf als professionals ervaren dat ouders daadwerkelijk geholpen worden bij hun concrete vragen. Het bereik van Triple P is in de loop der jaren aanzienlijk gestegen, zo blijkt uit rapportage van SO&T8. Ook in de eerste helft van 2012 is het gebruik blijven stijgen: ruim 26% bij de Triple P-interventies. Zuidoost bleek het enige stadsdeel waar het aantal uitgevoerde interventies gestegen is. In Zuidoost is volgens de analyse van SO&T een inhaalslag gemaakt, deels doordat er in 2011 een aantal vacatures waren en beroepskrachten pas later getraind zijn in Triple P dan in andere stadsdelen. Met de groepsbijeenkomsten werden in Aantal uitgevoerde 1e helft 1e helft Verschil Zuidoost in de eerste helft van 2012 voor interventies 2011 2012 Triple P programma het eerst ouders bereikt: 323. Het totaal Zuidoost aantal met Triple P bereikte ouders steeg 319 369 +50 van 403 naar 820 (een ruime verdubbeling. Niveau 2 Niveau 3 22 79 +57 Hiermee worden de stedelijke Niveau 4 individueel 21 17 -4 streefwaarden nog niet bereikt (in geen Niveau 4 groep 40 43 +3 enkel stadsdeel overigens met uitzondering Niveau 5 1 2 +1 van West en Nieuw-West. Ruim tweederde Totaal 403 510 +107 van de Triple P-interventies zijn gericht op
6
Zie M. Distelbrink e.a.; Triple P Divers, Ervaringen met een opvoedprogramma in veelkleurig Amsterdam, Kenniswerkplaats Tienplus, maart 2011 7 Analyse Halfjaarcijfers Triple P Amsterdam (SO&T, november 2012) 8 Analyse Halfjaarcijfers Triple P Amsterdam (SO&T, november 2012)
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
14
kinderen van 0-4 jaar. Vergeleken met Aantal ouders 1e helft 1e helft Verschil andere stadsdelen bereikt Zuidoost relatief groepsbijeenkom-sten 2011 2012 iets meer ouders van tieners. Triple P Zuidoost Besprekingen niveau 2 0 221 221 Het aanbod Triple P wordt steeds Lezingen niveau 2 0 82 82 uitgebreider ook in Zuidoost, bijvoorbeeld Workshops niveau 3 0 20 20 Triple Teens waarbij het programma voor positief opvoeden zich toespitst op pubers Totaal 0 323 323 en vanaf 2013 is er ook een nieuwe Triple P Family Transitions beschikbaar. Deze Triple P module is gericht op ouders in een (echt)scheidingssituatie. Het is een groepsgerichte interventie op niveau 5. De interventie is gericht op het verbeteren van vaardigheden van ouders om met problemen en stress om te gaan en op het verbeteren van het gedrag van het kind. Doel is het voorkomen van ongewenste uitkomsten bij kinderen als gevolg van een echtscheiding. Er is een implementatiegroep van Zuidoost en Diemen om de organisatie en de inzet voor Triple P op de kaart te houden en te simuleren. Sinds het vertrek van een Triple P-coördinator van SO&T lijkt de aanjaging van en onderlinge afstemming tussen Triple P-aanbieders ( Swazoom, GGD, SAG, Spirit, ABC, MEE, MOC en Altra) wat minder in de twee bijeenkomsten per jaar. Van belang is vooral het aantal getrainde mensen om het aantal interventies op peil te houden. De aansturing van Triple P ligt op stedelijk niveau. Resultaten Er is conform dit speerpunt goed geïnvesteerd in Zuidoost op het aanbod opvoedondersteuning door Triple P. Het bereik is in de afgelopen jaren aanzienlijk gestegen. Triple P sluit ook goed aan bij migrantenouders. Het aanbod van Triple P wordt doorontwikkeld; er komen differentiaties bij. De registratie van Triple P is sterk verbeterd. Overwegingen Het is de vraag op welke wijze de positieve focus op Triple en de resultaten van Triple P in Zuidoost verder uitgebreid kunnen worden tot de stedelijke streefwaarden. Hoe kan coördinatie op stadsdeelniveau het beste plaatsvinden? Bij de verdere borging van Triple P, blijft het van belang verbinding aan te gaan met de actuele ontwikkelingen (aanbeveling van SO&T).
7. Eigen kracht en civil society Doel
Activiteiten
Tijdpad
Kwaliteit van de opvoeding door de kracht van ouders zelf en de sociale omgeving
• Oriënteren op interventies /maatregelen met ouders, met buurten, met zelforganisaties
2 helft 2010
e
Bevindingen Naast een goed en professioneel aanbod opvoed- en opgroeiondersteuning is er ook een rol voor ouders zelf en de sociale, informele omgeving van de gezinnen. Maatregelen of activiteiten met een sterke betrokkenheid van de gezinnen en hun directe sociale omgeving zelf kunnen het opvoedingsklimaat sterk bevorderen. De wens bestond meer gebruik te maken van informele netwerken en vrijwilligers om zo gezinnen te ondersteunen en problemen te voorkomen of tijdig te signaleren. Omdat de pedagogische civil society een relatief nieuw thema is in stadsdeel Zuidoost, zou er via dit speerpunt vanuit het ODE-programma eerst een verkenning plaats vinden. Aandacht voor dit thema was er sinds 2009 expliciet in de activiteiten van de Amsterdamse Kenniswerkplaats Tienplus. In deze kenniswerkplaats werkten onderzoekers, praktijk en beleid aan
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
15
een betere ondersteuning voor migrantenouders met tieners. Dat gebeurde in drie stadsdelen: Zuidoost, Noord en Nieuw-West. In Zuidoost lag de onderzoeksaandacht vooral op: Vaderschap en vaderschapsprojecten9 (vanwege het hoge aantal gezinnen waarin een vader ontbreekt in dit stadsdeel); Verbinding tussen zelforganisaties (onder andere Ghanese) en reguliere opvoedondersteuners (deelproject Verbinding en governance). De resultaten van de Kenniswerkplaats Tienplus zijn in diverse rapporten gepubliceerd10. In 2011 hebben er daarnaast binnen het stadsdeel door enkele ODE-medewerkers en externe partners oriënterende activiteiten plaatsgevonden, waaronder een meetings over de pedagogische civil society en een oriënterend onderzoek11. Deze activiteiten hebben wel tot inzichten geleid, maar niet tot verwerking ervan in concreet nieuw beleid of een nieuwe aanpak. Andere activiteiten van zelforganisaties zijn: Vice Versa heeft contactpersonen die getraind waren om Ghanese bewoners te steunen. Hebben daarnaast tweewekelijks een radio-uitzending ’Obaatan Pa’ (Positief Ouderschap) over opvoeden. Deze activiteiten zijn tot en met 2012 gesubsidieerd door het stadsdeel vanuit Wmo en OKC. In Op eigen kracht gaat Vice Versa in 2013 gesprekken organiseren voor ouders over het opvoeden van kinderen met een beperking; Don Bosco zet zich samen met een groep vrijwilligers in voor jongeren, kinderen en ouders met een migrantenachtergrond, in het bijzonder van Afrikaanse afkomst. Het werd tot en met 2012 gesubsidieerd. Subsidiëring is gestopt in 2013 in verband met de dubbeling met bestaand aanbod; Samen Wonen - Samen Leven: doen cursussen en geven ondersteuning aan bewoners door middel van intermediairen (vrijwilligers). Subsidiering niet uit het OKC-budget; Samen Vooruit (SAVO): Savo helpt verborgen leed binnen Hindoestaanse gezinnen bespreekbaar te maken en te bestrijden, het bewustzijn van thema’s als opvoeding, huiselijk geweld en verliesverwerking te vergroten en handvatten te bieden aan hulpzoekenden, maatschappelijke organisaties en zelforganisatie. Subsidiering niet uit het OKC-budget. Verder zijn er vanuit professionele organisaties projecten of activiteiten georganiseerd met als doel het ondersteunen van opvoeders met medewerking van opvoeders. Deze projecten waren: Stichting Mama: is een initiatief van PuntP/Jellinek werkt met vrijwilligers/contactpersonen die bewoners advies en informatie geven over psychosociale problemen bij kinderen en over alcoholen drugsgebruik. Ze krijgen een subsidie uit het OKC-budget om in samenwerking met het OKC zes expertmeetings voor de vrijwilligers rondom opvoedondersteuning, psychische klachten en middelen gebruik te organiseren; Het Geboortecollectief organiseert met minimale bijdrage van het stadsdeel sinds eind 2012, Het Geboortecafé, een soort Mamacafé waarbij lactatiekundige aanwezig is en soms een opvoedadviseur of andere deskundigen die informatie geven over de opvoeding en gezondheid van het jonge kind; Stichting Profor is geen zelforganisatie maar werkt professioneel met zowel inwoners (vrijwillige familycoaches die bewoners ondersteunen bij gezinsproblemen) als met zelforganisaties;
9
Vitamine V, Metapower, Domestic Harmony, Di Tata ku tata. Zo zijn er in 2011 en 2012 bijeenkomsten geweest over vaderschap en de rol van de vader bij het opvoeden. Ook zijn er twee films gemaakt over de rol van vaders, met ook ondertiteling in het Engels en Spaans. 10 T. Pels, e.a.; Een vader is meer dan 100 meesters, Versterken van vaderschap in Amsterdam (Kenniswerkplaats Tienplus, 2012); E. Ponzoni; Opvoeden in diversiteit, Verbinding tussen formele en informele ondersteuning van opvoeders in Amsterdam(Kenniswerkplaats Tienplus, 2012) 11 Zie: M. Carrilho, Veel meer dan de som der delen, Uitvoeringsplan OKC en Civil Society (juli 2012)
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
16
Spirit werkt wijkgericht en heeft in de wijk een aantal professionals die preventief te werk gaan en samenwerken met de verschillende lokale zelforganisaties. Door te signaleren en in te grijpen waar nodig proberen zij gezamenlijk te voorkomen dat jongeren ontsporen; De Opvoedpoli legt contact met plaatsen waar veel ouders en kinderen komen, zoals kerkgenootschappen, zelforganisaties en specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld de Ghanese gemeenschap). Zelforganisaties maken hun activiteiten mogelijk door een mix van zelfwerkzaamheid, fondsen en subsidies. Dat betekent voor zelforganisaties steeds ‘de eindjes aan elkaar knopen’. Ze staan dicht bij hun ‘achterban’, hebben veelal dezelfde culturele achtergrond en taal, kunnen goed een brug slaan naar professionele organisaties. Voorlichting over opvoeden en opgroeien kunnen ze faciliteren of zelf geven. Werving voor activiteiten door mensen met dezelfde culturele achtergrond en taal is zoveel gemakkelijker. De opkomst is niet altijd voorspelbaar, wil nog wel eens wisselen. Een laagdrempeligheid en persoonlijke benadering is zeer essentieel voor veel migrantengroepen in Zuidoost. Zelforganisaties kunnen ook goed de problematiek signaleren en een brug slaan met professionals (die ze kennen). Zelforganisaties gaan erg uit van de eigen kracht van mensen, nemen niet over. Het valt op dat de zelforganisaties met veel betrokkenheid spreken over hun werk en de omgang met de achterban. Ze bruisen van ideeën en plannen, ook om nieuwe problematieken aan te pakken, zoals jongeren uit de jeugdcriminaliteit halen, tienermoeders empowerend begeleiden, coachen van vaders bij vaderrol, coachen van jongeren met licht verstandelijke beperking of een fysieke beperking, maatjesproject voor eenzame kinderen. Lastig is het in de samenwerking met zelforganisaties dat er nauwelijks registraties zijn over aantallen en effecten. Daar gaat de aandacht van de vrijwilligers in eerste instantie ook niet naar uit. De zelforganisaties willen graag samenwerken met professionele instanties en het stadsdeel. Ze willen beslist niet op een eiland opereren. Ze geven aan dat de samenwerking met het stadsdeel en andere (zelf)organisaties niet gestructureerd is, en vooral ad hoc plaatsvindt. Op algemene bijeenkomsten in het stadsdeel zijn de zelforganisaties zoveel mogelijk present. De professionele instellingen zien al langere tijd goede mogelijkheden in betere samenwerking met de zelforganisaties. In samenwerking met het stadsdeel zijn daartoe af en toe ook bijeenkomsten belegd. Ook zijn er bijeenkomsten waarbij de uitwisseling tussen ouders heel belangrijk is: Centering Pregnancy van de verloskundigenpraktijk Vida. Na de intake krijgen vrouwen hier groepsconsulten tot de 36ste week van hun zwangerschap, waarbij vrouwen elkaar leren kennen en ervaringen kunnen delen. Uit onderzoek blijkt dat deze methode veel gezondheidsvoordelen oplevert. Vrouwen krijgen hier gezamenlijk begeleiding en kunnen zo ervaringen met elkaar delen en vragen stellen die voor anderen ook interessant kunnen zijn. Voor de loop van de pilot augustus 2012 tot augustus 2013 subsidieert het stadsdeel dit project. OuderKindLijn (voor ouders met kinderen tot 6 jaar). Deze organisatie is nieuw in 2012 en is voortgekomen uit NPI dat ook het IMH (Infant Mental Health) uitvoert. Een van de behandelingen betreft een ouder-kindgroep. Het kan prettig zijn met andere ouders te praten die dezelfde problemen ervaren, zoals het hebben van een baby of peuter met voedingsproblemen, een prematuur geboren kindje, een meerling of met andere ouders die zich somber of angstig voelen. Een ouder-kindgroep wordt altijd begeleid door twee OuderKindLijn-specialisten (geen subsidie vanuit het stadsdeel). Wat betreft de gebruikmaking van de eigen kracht van gezinnen blijkt dat in de stadsregio Amsterdam in 2011 via BJAA ruim 600 Eigen Kracht conferenties zijn ingezet, waarvan het merendeel voor jongeren en gezinnen. Dat was een verdubbeling ten opzichte van 2010. Uit een onderzoek in 2011 naar honderd Amsterdamse Eigen Kracht-conferenties in het kader van ‘multiprobleemgezin-
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
17
nen’ (MPG) bleken zeer positieve resultaten. Het is niet bekend hoeveel gezinnen uit Zuidoost geholpen zijn met een EKC. Bij een evenredige verdeling over stadsdelen zouden het er circa 60 kunnen zijn. EKC lijkt vooral een zaak vanuit BJAA. Gezien de positieve resultaten is het opvallend dat de inzet van EKC in Zuidoost niet zo duidelijk naar voren komt. Ten slotte zijn er in Zuidoost relatief veel familieleden die te hulp schieten. Er is inzet van grootmoeders en buren die altijd bereid zijn een kind een paar uur of langer op te vangen en voor hen klaar te staan. Ook zijn er veel pleeggezinnen (als geïndiceerde jeugdzorg). Een groot deel daarvan (87%) bestaat in Zuidoost uit familienetwerkpleegzorg. Veel kinderen worden voor langere tijd opgevangen door familieleden die dan de opvang formaliseren en daarbij begeleiding krijgen. Resultaten Zonder meer is er in Zuidoost veel aandacht geweest voor de pedagogische civil society, vooral de onderzoekswerkzaamheden van Kenniswerkplaats Tienplus en de subsidiering van zelforganisaties ten aanzien van opvoeden en opgroeien. De doelstelling ‘oriëntatie’ is hiermee ruimschoots behaald. Maar deze aandacht is niet onder coördinatie van het ODE-programma gestuurd, gebundeld en doorgezet. Het lijken losse en tijdelijke initiatieven te zijn. De resultaten van activiteiten op dit terrein zijn niet opgenomen in gestructureerd preventief beleid of verbonden met andere beleidsterreinen (vooral Wmo-beleid en het programma Participatie). Overwegingen Stadsdeel Zuidoost leent zich bij uitstek voor het versterken van de (pedagogische) civil society. Er is veel kracht aanwezig bij de vele zelforganisaties en initiatieven die er in Zuidoost zijn. In Zuidoost is veel en gebeurt veel; meer dan 360 activiteiten worden aangeboden door 150 organisaties12. Opvallend is dat er geen aansluiting gevonden is met het Programma Participatie Zuidoost 20122014 (eind 2011). Dit programma is gericht op “een samenleving met actieve burgers, die oog hebben voor hun omgeving en hun medeburgers: een zogenaamde Civil Society”. Het programma bestond uit vier programmalijnen: werk, zorg, jeugd-onderwijs-sport, civil society en veiligheid. De programmalijn jeugd bestaat uit vier speerpunten: ouderbetrokkenheid, leerlingbegeleiding, jeugdparticipatie en sportparticipatie. De pedagogische civil society had hier als speerpunt uitstekend ingepast. Ook in 2012 was er een kans op aansluiting toen de Visie op Zorg, Samenredzaam in Zuidoost (april 2012) in het Stadsdeel werd vastgesteld. In deze visie speelt de civil society ook een centrale rol: belangrijk is het potentieel uit de zogenaamde ‘civil society’ optimaal te benutten. De eigen kracht van bewoners is steeds het uitgangspunt. Inwoners worden in eerste instantie aangemoedigd en ondersteund bij het zelf zoeken naar oplossingen. Daarnaast kunnen reguliere Instellingen profiteren van de benodigde specifieke kennis over bepaalde doelgroepen die lokale organisaties hebben. In het nieuwe diversiteitbeleid is daarom vastgesteld dat reguliere organisaties en lokale organisaties van vrijwilligers elkaar zullen versterken op activiteiten op het sociaal domein. Daarbinnen passen ook activiteiten op het terrein van opvoeden en opgroeien. Naast de publicaties van de Kenniswerkplaats Tienplus is er nog veel meer kennis aanwezig die zeer bruikbaar is voor het (door)ontwikkelen van de pedagogische civil society13. Deze publicatie zou voor dit speerpunt zeer bruikbaar geweest kunnen zijn. Deze publicaties sluiten naadloos aan op de kennisbehoefte van Zuidoost.
12
Zie: Project Vinden Verbinden en Versterken, een aanpak van Uitvoeringsorganisatie OSA in Amsterdam Zuidoost (2012) Met name: H. Bellaart en A. Pehlivan; Met één hand kun je niet klappen! Migrantenorganisaties en jeugdvoorzieningen werken samen aan toegankelijke hulp voor migrantengezinnen (Forum, 2011) en M. van der Klein e.a. Pedagogische civil society voor beginners; Hoe professionals en vrijwilligers goed kunnen samenwerken rond jeugd en gezin (Verwey-Jonker Instituut, 2012)
13
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
18
In Zuidoost kan mogelijk nog meer gebruik gemaakt worden van Eigen Kracht Conferenties. De overweging is of dat ook goed te realiseren zou zijn via ZBO’s, ZAT’s, OKC’s of wijkteams.
8. Coördinatie I&A Doel Een samenhangend en passend geheel van I&A activiteiten waardoor alle jeugdigen en ouders goed geïnformeerd kunnen zijn ten aanzien van het thema opvoeden en opgroeien.
Activiteiten
Tijdpad
• In kaart brengen van alle huidige I&A-producten (wie doet wat waar en hoe?) • Maken van samenhangend uitvoeringsplan (welke I&A-producten zijn nuttig en noodzakelijk?) • Coördinatie structureel beleggen bij een OKC-partner (aanstellen coördinator=OKC-product 36)
2 helft 2010
e
Bevindingen Doel van dit speerpunt was het realiseren van voldoende, herkenbare en goede I&A-producten: een samenhangend pakket, waarbij op twee manieren aan inzicht gewerkt zou worden: Inzicht bij jeugdigen en ouders over opvoedthema’s en het ondersteuningsaanbod JGZ en O&O; Inzicht voor stadsdeel en OKC-partners in huidig aanbod I&A in geheel Zuidoost. De coördinatie voor Informatie en Advies van het OKC zou in handen van één functionaris van het OKC (van één van de OKC-partners) moeten komen. Deze functionaris (coördinator opvoedondersteuning) zou behalve de I&A ook het kortdurende ondersteuningsaanbod in het stadsdeel gaan coördineren. Dit speerpunt is niet gerealiseerd doordat het steeds minder prioriteit gekregen heeft. De outreachende activiteiten van de opvoedadviseurs kregen alle voorrang. De OKCproducten Informatie & Advies zijn verspreid over de OKC-partners en enige afstemming daartussen vond plaats via de inzet van de OKC-manager, overleggen in het OKC-Managementteam en de OKCRaad. De OKC-manager heeft gewerkt aan een eenduidige uitstraling en profilering van OKCactiviteiten in de communicatie richting ouders en jeugdigen (waaronder de organisatie van de Week van de Opvoeding). Dit bleek niet altijd eenvoudig, omdat OKC-partners hechtten aan ruimte voor zelfstandige profilering van de eigen organisatie. In 2011 is een nieuwe OKC- folder opgesteld in samenwerking met de communicatieafdeling van het stadsdeel. De folder is breed verspreid door de OKC-partners. Communicatie over het OKC werd in de loop der jaren ook stedelijk gestuurd. In 2011 is stedelijk gestart met stadsbrede externe communicatie. Er waren onder meer reclamespots op AT5 en een grote actie tijdens de intocht van Sinterklaas. In dat jaar steeg de naamsbekendheid van het OKC met 15% en verdubbelde het websitebezoek. Resultaten Dit speerpunt heeft in vergelijking met andere speerpunten geringe prioriteit gekregen. Er waren geen inventarisaties, uitvoeringsplan of aanstelling van een I&A-coördinator. De OKC-manager heeft enige afstemming bewerkstelligd. OKC-communicatie werd meer een zaak van het stedelijk niveau. Overwegingen In de nieuwe ‘Om Het Kind-zorgstructuur’ blijft het belangrijk dat informatie en advies inzake opvoeden en opgroeien goed aansluit bij de behoeften van ouders en jeugdigen in de wijk. Nadruk ligt dan op de persoonlijke zichtbaarheid van generalistische professionals op vindplaatsen. Daarnaast blijven er andere communicatiemethoden nodig, zoals een website, folders en een herkenbaar imago (van professionals en hun organisatie).
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
19
9. Onderzoek kortdurende ondersteuning Doel
Activiteiten
Tijdpad
Helderheid over huidige en gewenste aanbod kortdurende ondersteuning in Zuidoost t.b.v. • Meer inzicht van aanbod bij verwijzers • Versterking van het aanbod als geheel
• Onderzoek • In samenwerking met project risicojongeren 16+ • In samenwerking met het project Kenniswerkplaats Diversiteit Tienplus
1 kwartaal van 2010
e
Bevindingen Er was in 2010 vanuit het stadsdeel behoefte aan een kortdurend, praktisch onderzoek naar het huidige aanbod kortdurende ondersteuning in Zuidoost (niet-geïndiceerde hulp). Vragen waren: Wat is de doelgroep en wat zijn de doelen? Welk aanbod kortdurende ondersteuning is beschikbaar voor ouders en jeugdigen in Zuidoost? Wie zijn de aanbieders en hoe is de financiering? Wat zijn de resultaten (aantal bereikte cliënten, cliënttevredenheid)? Wat zijn sterke kanten van het aanbod als geheel? Wat zijn knelpunten? Hoe kan het aanbod kortdurende ondersteuning als geheel verbeterd worden in Zuidoost? Dit onderzoek was een integraal onderdeel van het Plan Intensivering jeugd14. Het is in 2010 ondergebracht bij het toenmalige stafbureau. Er is in de 2e helft van 2010 vertraging opgetreden in het uitzetten van de opdracht. Reden was dat de aansturing vanuit het stadsdeel zwak was15. Nadat er een kort verkennend onderzoek geweest is door een extern bureau heeft de opdracht voor een uitgebreid onderzoek uiteindelijk niet plaatsgevonden. De onderzoeksvraag is in een periode van een jaar gewijzigd van aanbod naar vraag: ‘hoe groot is de jeugdproblematiek in Zuidoost? En welke problemen (op het gebied van gezondheid, gedrag, opvoeding) hebben jongeren?’ Interne besprekingen over een onderzoeksopdracht aan interne partners (Dienst O&S en GGD) medio 2011 hebben uiteindelijk niet geleid tot een onderzoek. Een overzicht van vraag en het totale aanbod kortdurende ondersteuning wordt door diverse respondenten nog steeds gewenst. Er is vanuit het ODE-programma in 2011een start gemaakt met inventarisatie van de behoefte aan opgroeiondersteuning bij leerlingen in het voortgezet onderwijs. Deze inventarisatie is niet afgerond vanwege personele discontinuïteit en personele ondercapaciteit. Er zijn verder initiatieven geweest vanuit het OKC-management om een sociale kaart te maken voor gebruik door verwijzers. Maar dit geeft geen inzicht over witte vlekken in het aanbod en overlappingen. Nog steeds bestaat de indruk dat het aanbod kortdurende ondersteuning voor jongeren vanaf 12 jaar gering is. Deze indruk kan niet onderbouwd worden. Resultaten Er is geen helderheid over huidige en gewenste aanbod kortdurende ondersteuning in Zuidoost ontstaan. Er is geen onderzoek tot stand gekomen, ondanks pogingen daartoe. En dat heeft ook de uitvoering van de speerpunten 10 en 11 (zie hierna) belemmerd. Overwegingen Een overzicht van het totale aanbod kortdurende ondersteuning wordt door diverse respondenten nog steeds gewenst. Er zijn wel sociale kaarten gemaakt voor gebruik door verwijzers. Maar dat kwam voor uit een operationele behoefte aan ‘weten wat er allemaal is’. De
14 15
Onderdeel 3.4 van de basis en algemene acties Zie evaluatie Plan Intensivering Jeugd (maart 2011)
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
20
beleidsmatige behoefte (het compleet en optimaal maken van het totale lokale ondersteuningsaanbod jeugd) blijft bestaan.
10. Verbetering kortdurende ondersteuning 0-18 jaar Doel
Activiteiten
Tijdpad
Verbetering van het aanbod: • De gewenste producten • De toeleiding • De kwaliteit
• Maken van een verbeterplan op basis van onderzoek • In samenwerking met het project Kenniswerkplaats Diversiteit Tienplus
Vanaf 2 kwartaal van 2010
e
Bevindingen Op basis van bovenstaand onderzoek naar vraag en aanbod kortdurende ondersteuning zou er een verbeterproject opgezet worden. In de begeleidingsgroep zouden vertegenwoordigers van het stadsdeel, aanbieders en cliëntvertegenwoordigers zitting nemen. De invoering van het OKCtienerpakket zou centraal moeten staan. Er is geen uitgebreid onderzoek geweest naar het huidige aanbod en de vraag naar kortdurende ondersteuning (zie vorige speerpunt). Wel zijn stadsdeelmedewerkers bij middelbare scholen langs geweest om de ondersteuningsbehoeften voor leerlingen te inventariseren en de behoefte aan het tienerpakket. Sommige scholen leken zich te verwonderen over deze activiteit van het stadsdeel. Andere scholen gaven ondersteuningsbehoeften aan, waaronder vooral de behoefte aan seksuele vorming en het leren stellen van grenzen door hun leerlingen. Er is toen op enkele scholen extra aanbod gekomen. Scholen hechten sterk aan hun schoolmaatschappelijk werk, hoe beperkt soms ook de beschikbare uren zijn: ‘Ons schoolmaatschappelijk werk is onmisbaar, laagdrempelig en effectief’. Hoewel er geen onderzoek geweest is en er geen verbeterplan is opgesteld, subsidieert het stadsdeel wel divers aanbod kortdurende ondersteuning, zoals: Sociale vaardigheidstrainingen, zoals Sprint (door Altra); Aanbod seksuele en relationele vorming. Diverse respondenten geven aan dat de OKC- en ODE-inspanningen teveel gericht zijn geweest op de opvoedondersteuning voor ouders van kinderen van -9 maanden tot 12 jaar en te weinig op opgroeiondersteuning voor de oudere jeugd. Daarom hebben er binnen het stadsdeel en de centrale stad vanaf 2012 inventarisaties over opgroeiondersteuning plaatsgevonden. Het blijkt dat er allerlei activiteiten voor jongeren vanaf 12 jaar plaatsvinden. Inmiddels zijn andere aanbieders in ‘het gat gesprongen’. Zo weten de scholen de Opvoedpoli steeds beter te vinden voor zowel individuele ondersteuning en ook voorlichtingen voor ouders over omgaan met pubergedrag. In de vorm van schoolpoli’s wordt nauw samengewerkt met de interne begeleider en kunnen ouders en kinderen naast onderwijsgerelateerde vragen ook terecht met opvoed- en opgroeivragen. Resultaten Stadsdeel Zuidoost realiseert in samenwerking met aanbieders en scholen een assortiment aan aanbod kortdurende ondersteuning. Daarbij zijn ook inspanningen verricht om helder en actueel inzicht in vraag en zorgrealisatie te krijgen en op basis daarvan in het bijzonder aan tienplussers een assortiment van passende ondersteuning aan te bieden. Dit speerpunt is nog in ontwikkeling. Overwegingen Het blijft gewenst om een helder inzicht te hebben in vraag en aanbod kortdurende ondersteuning in het stadsdeel. Met dergelijk inzicht kunnen structurele keuzes gemaakt worden en voorkomen worden dat er een stapeling ontstaat van elkaar overlappende en tijdelijke
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
21
projecten. In de proeftuin Venserpolder (8000 inwoners) vindt een dergelijke inventarisatie op kleine schaal plaats. En dan blijkt het zicht krijgen op vraag en aanbod al erg lastig. Enkele respondenten wijzen op de noodzaak van meer laagdrempelig, preventief jeugdwelzijnsaanbod in Zuidoost (zoals sportbuurtwerk) waarmee de noodzaak tot ondersteuning en zorg voorkomen zou kunnen worden. “We moeten er eerder bij zijn om te signaleren”. Overigens wordt hierin gedeeltelijk voorzien in aanbod en projecten van het programma Jeugd & Veiligheid (de persoonsgerichte benadering van de groepsaanpak, Ambulante Jongerenteams, sport- en muziekactiviteiten, Project Youth Connection en meidenveldwerk). De AJT’s zullen in de loop van 2013 in heel Zuidoost actief zijn en vormen daarmee een belangrijke vindplaats voor meer intensieve ondersteuning. Waar volgens respondenten veel behoefte aan lijkt te bestaan is seksuele vorming, vooral op scholen, wellicht al in de hoogste klassen van het basisonderwijs, maar in ieder geval in onderbouw van het voortgezet onderwijs. Er zijn hier en daar al wel projecten (o.a. meidenveldwerk door streetcornerwork), maar er is meer aanbod nodig. Een deel van de kortdurende ondersteuning zal na 2015 verricht worden door de Om Het Kindjeugdteams. Aan de hand van de ervaringen van de proeftuinen zal het de komende twee jaar duidelijker worden welk aanbod kortdurende ondersteuning zij zelf kunnen uitvoeren en welke zij kunnen arrangeren. In het kader van Passend Onderwijs wordt de stedelijke standaard voor schoolmaatschappelijk werk (SMW) behoorlijk gewijzigd. De functie SMW-er wordt een breed generalistische functie die werkt vanuit een wijkteam en een schakel wordt tussen de school en het geheel van ondersteuningsorganisaties.
11. Verbetering kortdurende ondersteuning 18+ (intensivering) Doel
Activiteiten
Tijdpad
Verbetering van het aanbod: • De gewenste producten • De toeleiding • De kwaliteit
• Maken van een verbeterplan op basis van onderzoek • In samenwerking met project risicojongeren
Vanaf 2 kwartaal van 2010
e
Bevindingen Op basis van bovenstaand onderzoek naar vraag en aanbod kortdurende ondersteuning zou er een verbeterproject opgezet worden richting een extra coachingsaanbod voor risicojongeren. Voorkomen moet worden dat deze jongeren afglijden naar de criminaliteit en uit beeld bij het niet meer leerplichtig zijn. Dat was één van de speerpunten van het Aanpak Intensivering Jeugd (20092010.) Stadsdeel Zuidoost zou een slagvaardig projectteam faciliteren dat bestaat uit vertegenwoordigers van Stadsdeel Zuidoost (OKC-manager, coördinator risicogezinnen, beleidsadviseur OKC en beleidsadviseur Jeugd & Veiligheid), Spirit (Nieuwe Perspectieven), Streetcornerwork, Swazoom tienerwerk. Het projectteam zou voorstellen doen voor de uitvoering van een extra coachingsaanbod voor risicojongeren van 18-23 jaar. Vanuit het Plan Intensivering Jeugd zijn er in 2010 diverse projecten gestart, waaronder een aantal persoonsgerichte aanpakken: De 8 tot 8-aanpak met jongerencoaches die jongeren begeleiden van 8.00 tot 20.00 uur en zorgen voor begeleiding op de gebieden school/werk, zorg, gezin, vrije tijd en openbare orde en veiligheid. De coaches bieden zelf geen hulpverlening maar kijken welke instantie dit het beste kan doen; De schilaanpak voor jeugdigen in de leeftijd van 0 tot 23 jaar uit gezinnen waar criminaliteit speelt die in het Lokale gezinsoverleg (LGO, de voorloper van de stadsdeeltafel Jeugd en Gezin). Door de
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
22
schilaanpak werd informatie vanuit veiligheid aangevuld met zorgsignalen. Hierdoor zijn problemen die niet eerder goed in beeld of opgepakt waren door individuele instellingen besproken en aangepakt. Daarmee kan ontstaan van jeugdcriminaliteit voorkomen worden. De pilot 18+ voor 18+ jongeren met multiproblematiek waaronder licht verstandelijke beperkingen is medio 2010 een aanpak ontwikkeld. De aanpak bevat versnelde acties, korte lijnen en extra inzet door betrokken partijen uit het veld, onder meer op gebied van outreachend werken, intensieve begeleiding, werken zonder wachtlijsten en institutionele belemmeringen. YouTurn op straat16 voor jongeren van 16-27 jaar die de school vroegtijding verlaten hebben (VSV), en niet in traject of in beeld bij DWI-Jongerenloket zijn. Doel was om hen op te sporen en door te geleiden naar het DWI-Jongerenloket. Deze projecten vielen overigens niet onder ODE, maar onder ‘Jeugd en Veiligheid’. De 8 tot8-aanpak en You Turn zijn later als aanbod gehandhaafd. Het Plan Intensivering Jeugd is in de eerste helft van 2011 geëvalueerd17. Daarbij werden de bovenstaande persoonsgerichte aanpakken positief beoordeeld en voor een deel structureel voortgezet (zoals de 8 tot 8-aanpak met jongerencoaches). Kortdurende ondersteuning voor de leeftijdsgroep van 17-27 jaar is vanaf mei 2011 ook gerealiseerd vanuit de stadsdeeltafel Jong Volwassenen. Het betreft een extra instrument dat ingezet kan worden als noodzakelijke aanvulling op het integraal hulpverleningsplan. Omdat het veel casemanagers van reguliere dienst- en hulpverlenende instellingen aan tijd ontbreekt om daadwerkelijk praktische begeleiding te bieden, haken veel jongeren tijdens het traject af, óf omdat ze niet willen (het nut er niet van inzien) óf omdat zij het lastig vinden om zelfstandig te handelen. De jongerencoach heeft een rol om de jongere als een soort maatje bij te staan, aandacht te geven en inzicht te geven in het eigen functioneren, feedback te geven op zijn gedrag en zorg te dragen dat de jongere meer begrip en daardoor vertrouwen krijgt in de hulpverlenende instanties. De werktijden van de jongerencoaches zijn flexibel (niet gebonden aan 9 tot 5) en kunnen voor langere tijd ingezet worden. Daarnaast is er vanuit de Stadsdeeltafel Jong Volwassenen het project Moeders & Jongvolwassen kinderen geïnitieerd. Aanvankelijk was een project gestart onder leiding van het programma Talentontwikkeling en gekoppeld aan vroegtijdig schoolverlaten. Na stagnatie door diverse aanloopproblemen is het project na enkele expertmeetings doorgezet door de stadsdeeltafel zelf in samenwerking met uitvoerende organisaties. Resultaten Onder invloed van het Plan Intensivering Jeugd is er veel aandacht gekomen voor vormen van persoonsgerichte aanpak van risicojongeren. Deze aanpakken, ondergebracht bij zowel het thema Jeugd & Veiligheid als bij de afdeling Breed Sociaal Loket, zijn niet gekoppeld geweest aan het ODEprogramma. Overwegingen Een veelgenoemd probleem in Zuidoost is dat het onduidelijk is waar beleidsthema’s en projecten gepositioneerd worden: bij welk inhoudelijk programma en bij welke directie? Hierdoor worden bij elkaar horende onderdelen (in dit geval initiatieven ten aanzien van risicojongeren 18+) los van elkaar ingezet. Het blijkt vaak lastig om initiatieven en projecten gezamenlijk, vanuit meerdere afdelingen op te pakken en uit te voeren (zie bijvoorbeeld het project Moeders & Jongvolwassen kinderen).
16 17
De aanbieder Funtrax gebruikt voor hetzelfde project nu de naam Upgreat
Evaluatie Aanpak Intensivering Jeugd Zuidoost (A. Hoog, Project- en adviesbureau SPA, maart 2011)
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
23
12. Coördinatie kortdurende ondersteuning Doel
Activiteiten
Tijdpad
Een samenhangend en toereikend geheel van producten kortdurende ondersteuning
• Coördinatie structureel beleggen bij een OKC-partner (aanstellen coördinator) (=OKC-product nummer 64). Deze functie is te combineren met coördinatie I&A.
2 helft 2010
e
Bevindingen De coördinatie voor kortdurende ondersteuning van het OKC komt in handen van één functionaris van het OKC: de coördinator opvoedondersteuning (zie speerpunt 8.). Resultaten Niet gerealiseerd. Overwegingen Zie speerpunt 8.
13. Doorontwikkeling aanpak risicogezinnen Doel
Activiteiten
Tijdpad
Een sluitende aanpak voor risicogezinnen en gezinnen met meervoudige problematiek in het bijzonder
• Voortborduren op in 2009 ontwikkelde aanpak. Starten met lokaal gezinsoverleg, gezinsmanagers/coaches en registratie • Verder implementeren stedelijk te ontwikkelen MPG-aanpak
2010
Bevindingen De in 2009 ontwikkelde Lokale Gezinsaanpak zou volgens het Implementatieplan in 2010 verder verbeterd en uitgebreid. Het een en ander in afwachting van de herijking stadsdeeltafelstructuur, het Actieplan Jeugd Zuidoost en de stedelijke MPG-ontwikkelingen. Het LGO (lokaal gezinsoverleg) is gestart als een multidisciplinair expertiseteam dat een plan van gezinsaanpak maakt voor elk gestagneerd hulpverleningsproces (stagnatie door zorgmijding of stagnatie door samenwerkingsproblemen van professionals. Centrale rol speelde de coördinator risicogezinnen, een stadsdeelmedewerker die optrad als procesregisseur en naar eigen inzicht gezinscoaches kon inzetten ( uitvoerende professionals die een gezin voor enkele maanden intensief en integraal begeleiden en het aanbod van verschillende professionals coördineren). In de periode 2009-2012 is deze aanpak verder fors doorontwikkeld, eerst naar een stadsdeeltafel Jeugd- en Gezin, waarbij er in 2011 drie stadsdeeltafels operationeel waren: Jeugd en Gezin, Jong Volwassenen 17-25 en Volwassenen. In 2012 werd de Jeugd-en Gezintafel een zogeheten experttafel. De kern van de aanpak van stagnerende multiprobleemcasussen bleef weliswaar gehandhaafd, maar door zowel het succes van de aanpak (professionals en hun organisaties volgen steeds meer de juiste samenwerkingsroutes) als door overname van coördinatie van zorg door de nieuwe aanpak van Kwetsbare Huishoudens (Samen Doen), is er sprake van een verdichting van de stagnatie-casussen. Inmiddels zijn 75% van de zaken adviestaken: complexe gezinssituaties verantwoord terugleggen (=advies en consultatie) bij het lokale veldpartijen, die elkaar moeten vinden en gestructureerde afspraken maken. In 25% van de gevallen gaat het om opschalen en bespreken aan de tafel. Het gaat dan om stagnerende zaken en veelal om de slechte samenwerking tussen meerdere casusregisseurs en om rolverwarring en handelingsverlegenheid bij professionals. Bovenstaande aanpak heeft veel aandacht gehad in stadsdeel Zuidoost. Er is mede dankzij stedelijke facilitering een professionele aanpak ontwikkeld die veel concrete resultaten heeft opgeleverd en die breed gewaardeerd wordt bij de stadsdeelpartners. Vanuit de ervaringen zijn ook structurele, verbeteringen gerealiseerd in werkwijzen bij stadsdeelpartners, zoals ten aanzien van
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
24
schuldhulpverlening, huisvesting en de inzet van persoonlijkheidsonderzoek. Hoewel deze aanpak een van de pijlers van ODE vormde, hebben de ontwikkelingen zich min of meer los van ODE voltrokken. Dat had onder andere te maken met de convergentie in het stadsdeel (medio 2011). Resultaten In de aanbodcoördinatie (of coördinatie van zorg) ten behoeve van risico- en multiprobleemgezinnen in het stadsdeel is ondanks opvolgende ontwikkelingen en verwachtingen veel bereikt: Het oplossen van stagnaties in hulpverleningstrajecten, het verbeteren van zorg; Deskundigheidsbevordering bij managers en professionals; Structurele verbeteringen van beleid en werkwijzen bij uitvoerende partners én het stadsdeel door middel van gevraagd en ongevraagd advies. Overwegingen Er is een kans dat de functie procesregisseur vanaf 2014 gaat verdwijnen in het stadsdeel en de Samen DOEN-teams geacht worden om stagnerende situaties aan te pakken. Het is wel de vraag of de enorme expertise die in de procesregie is opgebouwd in Zuidoost, behouden kan blijven en kan worden ingezet bij deze Samen DOEN-teams. De procesregisseur van de Escalatietafel is een van de weinige in het stadsdeel die een totaalbeeld over de praktijk (‘wandelende sociale kaart’) én de positie heeft om in de praktijk knopen door te hakken, er achteraan te gaan, doorbraken te forceren. Deze informatiepositie is kwetsbaar. De expertise zou meer gedeeld en geborgd moeten worden met een verbinding naar het preventieve jeugdbeleid van het stadsdeel.
14. Ombouw JN12+ naar JN18+ Doel
Activiteiten
Tijdpad
Een sluitende aanpak voor individuele risicojongeren vanaf 16 jaar
• Ombouw van het huidige JN12+ naar en meer compacte en meer specifieke stadsdeeltafel voor risicojongeren vanaf 18 jaar • Daarbij betrekken van groepsaanpak • Jongeren van 12 tot en met 17 jaar worden via een gezinsbenadering besproken in het lokaal gezinsoverleg
1 kwartaal 2010
e
Bevindingen Cijfers De signalering en toeleiding van risicojongeren vond tot 2011 Van mei 2011 tot en met mei 2012 zijn er plaats via het Jeugdnetwerk 12+ (JN12+). Dit netwerk zou 42 casussen aangemeld; omgevormd kunnen worden naar een Jongerennetwerk 18+. 30 jongens en 12 meisjes; Risicojongeren vanaf circa 18 jaar zouden individueel 13 complexe casussen zijn door het Stadsdeeltafeloverleg behandeld en voor besproken worden in het nieuw te vormen JN18+, dat qua hen is een casemanager aangewezen van aanbodcoördinatie op eenzelfde manier zou kunnen werken een hulp- of dienstverlenende instantie. als het lokaal gezinsoverleg. JN18+ zou dan een compacte, 29 casussen zijn op een andere manier daadkrachtige stadsdeeltafel kunnen worden. behandeld, met name advisering aan De beoogde omvorming van het Jeugdnetwerk 12+ is in 2010 reguliere professionals hoe zelf verder te gaan; ter hand genomen. In 2011 stond er een nieuwe structuur 8 jongeren die begeleid zijn door van aanbodcoördinatie en procesregie van drie jongerencoaches. stadsdeeltafels, waaronder die voor Jong Volwassenen. De stadsdeeltafels werken op dezelfde manier: dezelfde werkprocessen, standaardmethodieken, privacyprotocol, escalatiemodel en registratiesystematiek. Stadsdeel Zuidoost heeft bewust gekozen voor het oprichten van een stadsdeeltafel voor de leeftijdsgroep 17-27 jaar. Elders in de stad worden jongvolwassenen met complexe problemen niet in een overleg besproken. Omdat Zuidoost veel jongeren in deze leeftijdsgroep heeft, met omvangrijke problemen, en omdat het huidige aanbod niet sluitend en passend is, is een stadsdeeltafel met
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
25
specifieke deskundigheid hier onmisbaar. De Stadsdeeltafel Jong Volwassenen is op 1 mei 2011 van start gegaan. De jongvolwassenen worden aangemeld als de hulpverlening stagneert of niet van de grond komt. Het betreft vaak jongeren met zeer complexe, meervoudige problematiek. Hoofddoel van de Stadsdeeltafel is het bewerkstelligen van een doorbraak in de stagnatie, met aansluitend een efficiënte en effectieve coördinatie van de zorg. De Stadsdeeltafel Jong Volwassenen heeft een extra instrument dat ingezet kan worden, namelijk jongerencoaches die ingezet kunnen worden als noodzakelijke aanvulling op het integraal hulpverleningsplan. Evaluatie medio 2012 leverde de volgende conclusie op18: ‘het is duidelijk geworden dat de casemanagers een positief beeld hebben van de Stadsdeeltafel Jong Volwassenen. Op verschillende manieren worden de casemanagers geholpen in hun hulpverleningsproces, wat ten goede komt aan de jongeren: jongeren worden sneller geholpen, de achtergrond van een jongere is duidelijk waardoor snel maatwerk ingezet kan worden en er worden korte lijnen gelegd met de betrokken hulpverleners. Vooral het maken van uitzonderingen door verschillende partners zijn een duidelijk bewijs van het effect van de Stadsdeeltafel. Zonder de inzet van de Stadsdeeltafel hadden de uitzonderingen en goede samenwerking tussen partners onderling niet plaatsgevonden. Daarnaast wordt gewezen op de inzet van de jongerencoaches. De casemanagers die samenwerken met een jongerencoach zijn zeer te spreken over deze samenwerking’. Resultaten In de aanbodcoördinatie (of coördinatie van zorg) ten behoeve van jong volwassenen in het stadsdeel is veel bereikt: Het oplossen van stagnaties in hulpverleningstrajecten, het verbeteren van zorg; Door (preventieve) inzet van de casemanagers en jongerencoaches is in een aantal situaties escalatie voorkomen; Deskundigheidsbevordering bij managers en professionals, waarbij het gaat om een specifieke benadering die aansluit bij de leefwereld van de jongeren ‘die hulpverlening spuugzat zijn’ (outof-the-box denken en handelen); Structurele verbeteringen van werkwijzen bij uitvoerende partners; Beleidsinformatie t.b.v. de aanpak van nieuwe zorgelijke ontwikkelingen in het stadsdeel, bijvoorbeeld vele moeders die met hun handen in het haar zitten, omdat zij niet weten waar zij voor hun nog thuiswonende, volwassen problematische zoon of dochter kunnen aankloppen voor hulp. Andere voorbeelden zijn een betere signalering en samenwerking ten behoeve van zwerfjongeren en het tegengaan van de negatieve gevolgen van de decentralisatie van de AWBZ voor kwetsbare jongeren; Een goede afstemming met de twee andere stadsdeeltafels. Overwegingen Er zijn tekenen dat deze stadsdeeltafel in de loop van 2013 zou kunnen gaan verdwijnen, mogelijk in verband met het opzetten van Samen Doen-teams die de functie van coördinatie van zorg voor jong volwassenen zou kunnen overnemen. Het is de vraag of het verstandig is om deze jonge goed lopende stadsdeeltafel op korte termijn al op te heffen. De stadsdeeltafel is een soort achtervang voor zaken die fout gelopen zijn. Het streven zal moeten zijn om foute werkwijzen structureel te verbeteren. Casussen met stagnatie zijn echter nooit helemaal te voorkomen.
18
Evaluatie Stadsdeeltafel Jong Volwassenen 2011-2012
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
26
15. Regie van samenwerking en realiseren van schakels Doel
Activiteiten
Tijdpad
De betrokken partijen werken goed met elkaar samen, zowel de kernpartners als de schilpartners.
• Het verder opbouwen van de OKC-organisatie • Het maken van heldere, eenduidige afspraken, vooral over signaleren, doorgeleiden en registreren • Bevorderen van een OKC-wij-gevoel • Het periodiek evalueren van de samenwerking • Participeren in Learning by Doing (OKC & ZBO) • Kennisdelen met andere stadsdelen
2010 en 2011
Bevindingen Instanties moeten onder regie van de gemeente (het stadsdeel) komen tot niet-vrijblijvende en sluitende samenwerkingsafspraken (ook wel jeugdketen genoemd). Een sluitende jeugdketen draagt bij aan het zich goed kunnen ontwikkelen van jeugdigen en het op tijd en slagvaardig in actie komen als er signalen zijn dat een kind of gezin in de problemen verkeert of dreigt te geraken. Gemeenten moeten er zorg voor dragen (regisseren, aanjagen, faciliteren, monitoren) dat alle betrokken partijen op het terrein van de zorg voor jeugdigen efficiënt en effectief met elkaar samenwerken. Vanuit dit speerpunt was het nadrukkelijk de bedoeling samenwerkingsafspraken te maken om de primaire processen (zoals signaleren, toeleiden, terugkoppelen en consulteren) op elkaar af te stemmen. In het ODE-plan werd de samenwerking met de volgende partners expliciet genoemd: De OKC-partners onderling; VVE-voorzieningen; Onderwijs (de rol van ZBO’s en ZAT’s); Bureau Jeugdzorg; Veiligheid. Regie van de samenwerking tussen uitvoerende partners is de kerntaak geweest van de OKCmanager. Zij legde diverse verbindingen tussen de OKC-partners onderling en de OKC-partners en overige instellingen. Er zijn op deze manier de volgende resultaten geboekt: Instellingen in Zuidoost gaan relatief heel goed met elkaar om, zo ervaren stadsdeelmedewerkers dat. Ze zijn flexibel en bereidwillig om met anderen op te trekken. Ze werken in alle stilte hard voor een moeilijke doelgroep. Ze leggen periodiek verantwoording af van hun werk aan het stadsdeel; Er wordt meer samengewerkt tussen OKC-partners en tussen OKC-partners en andere instellingen. Met name de opvoedadviseurs van Swazoom doen hun werk met en bij andere instellingen, zoals VVE-instellingen en scholen. De OKC-manager heeft via contacten op de werkvloer en met teamleiders (maandelijkse overleggen) de OKC-samenwerking proberen te bevorderen. Ook waren er specifieke uitwisselings- en deskundigheidsbevorderingsbijeenkomsten voor managers en professionals van OKC-partners; Stadsdeelmedewerkers zijn tevreden over hun samenwerking met de instellingen. Zij werken ondanks alle onzekere ontwikkelingen constructief mee aan ontwikkelingen en nieuwe projecten; Er is meer betrokkenheid vanuit het stadsdeel met de zorgstructuur van de PO-scholen en de VOscholen. Er zijn diverse contacten geweest over het gewenste ondersteuningsaanbod (zie speerpunt 10), de versterking van ZBO’s en ZAT’s en de invoering van direct verwijzen naar ambulante jeugd- en opvoedhulp; Er is gewerkt aan de signaleringskracht van het pedagogische voorveld, zoals bij scholen en VVEinstellingen. Zo zijn er in 2012 vijf zorgconsulenten Zorg Kwaliteit & Signalering aangesteld. Zij werken ten behoeve van de VVE-professionals in peuterspeelzalen en ondersteunen hen om zorgsignalen met ouders bespreekbaar te maken. Dat heeft in een half jaar al 123 signalen opgeleverd en daarmee veel kansen om een passende ondersteuningsroute in te zetten. Verder is
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
27
op verschillende manieren, waaronder OKC-dagen, gewerkt aan onderlinge kennismaking én deskundigheidsbevordering ten aanzien van signaleren. Het samenwerken tussen instellingen wordt daarnaast vooral bevorderd door: De stadsdeeltafels; Het opzetten van Samen Doen-teams (bestaande uit professionals van diverse instellingen); Het opzetten van Wijkteam Venserpolder (waarbij een nieuw operationeel team gaat samenwerken met de bestaande professionals in de wijk). Knelpunten wat betreft samenwerking zijn: Het bevorderen van samenwerking tussen instellingen is moeilijker geworden door de diverse nieuwe ontwikkelingen in de stad en het stadsdeel. Grote ontwikkelingen als Intensivering Jeugd (2010), Decentralisatie Toegangstaken BJAA (2011-2012), Samen Doen (vanaf 2011) en Wijkteam Venserpolder (vanaf 2012) maakten externe partners enigszins huiverig en onzeker; Het stadsdeel is opdrachtgever voor de inzet die instellingen in het kader van OKC doen. GGD, SAG en Swazoom. De GGD werkt echter vanuit een stedelijk stramien en dan zijn de bijsturingsmogelijkheden vanuit het stadsdeel gering. Een groot deel van de interne respondenten gaf aan dat met de kleinere en lokaal werkende instellingen sneller en beter afspraken te maken zijn dan met de grote GGD die gehouden is aan én stedelijke kaders én een JGZ-basispakket met vastliggende protocollen; Een ander knelpunt in het samenwerken tussen het stadsdeel en de instellingen is dat de instellingen te maken hebben met veel te veel contactpersonen vanuit het stadsdeel, waarvan sommige zeer tijdelijk. Vanuit verschillende afdelingen van het stadsdeel wordt er óf ondersteuning geboden óf medewerking gevraagd voor projecten. Het is de externe respondenten steeds onduidelijker geworden voor wat ze bij wie moeten zijn. Daarbij hebben ze de sterke indruk dat de stadsdeelmedewerkers niet van elkaars werkzaamheden op de hoogte zijn. Er is te weinig afstemming in de beleidsontwikkeling en beleidsuitvoering tussen de diverse stadsdeelmedewerkers die met risicojeugd te maken hebben. Preventief jeugdbeleid/OKC, VVE, de stadsdeeltafels, Jeugd & Veiligheid en Jeugdwelzijn (participatie, vrije tijd), onderwijs en Kansrijk Zuidoost werken vanuit hun eigen invalshoek aan dezelfde doelgroepen. De onderlinge samenwerking lijkt sinds de convergentie verminderd te zijn. Dat werkt belemmerend in de opbouw van de zorgstructuur en de aansturing van opdrachtnemers (instellingen). Resultaten Er is vanuit het stadsdeel hard gewerkt om samenwerking met en tussen instellingen te bevorderen. Door de onzeker makende transformatieontwikkelingen en de beperkte samenwerking van stadsdeelmedewerkers wordt het samenwerken van instellingen met elkaar en met het stadsdeel op de proef gesteld. Desondanks heerst er tevredenheid over het samenwerken van instellingen onderling en de samenwerking tussen instellingen en stadsdeel. Professionals (zoals JGZverpleegkundigen, opvoedadviseurs en schoolmaatschappelijk werkers en wijkagenten kennen elkaar beter en werken samen rond het gezin. Groot knelpunt daarbij is het gebrek aan een duidelijk aanspreekpunt in het stadsdeel per instelling. Overwegingen Vooralsnog blijft de ‘zorgnetwerkstructuur’ zoals die in Zuidoost is gerealiseerd zeer complex en ondoorzichtig. Een compleet zicht op wat er allemaal is, hoe ze (samen)werken en wat ze kunnen bieden is welhaast onmogelijk, ook gezien de opeenvolging van kleine en/of tijdelijke projecten en de grote decentralisatie-ontwikkelingen. Het definitief gaan werken met generalistische teams (Samen Doen, Jeugdteams OHK) vanaf 2015 zet de zorgstructuur en daarbinnen de samenwerkingsstructuur op zijn kop. Het huidige
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
28
samenwerkingsverband met OKC-partners zal stevig wijzigen. De ervaringen met de proeftuinen laten zien dat er zeer veel regie en inspanning (samenwerkingsexpertise) vanuit het stadsdeel nodig is om de veranderingen samen met de instellingen tot stand te brengen. Het vervullen van de functie van OKC-manager, sinds 2009 actief in Zuidoost, is niet eenvoudig geweest. Dat geldt voor alle OKC-managers in Amsterdam. Voor het adviseren, verbinden, aanspreken en stimuleren van uiteenlopende OKC-partners was geen blauwdruk; het was een zoekproces. De functie OKC-manager zal per 1 mei verdwijnen uit stadsdeel Zuidoost. De specifieke taak ‘bevorderen van de operationele samenwerking en de samenwerkingsstructuur’ is nog niet belegd.
16. Verkenning gegevensbeheer – en uitwisseling Doel
Activiteiten
Tijdpad
Zicht op de informatiebehoeften bij OKCpartners en verbetermogelijkheden ten aanzien van gegevensbeheer en gegevensuitwisseling
• Verkennend onderzoek • Nagaan of stroomlijning of bundeling van ICTsystemen mogelijk is • Samenwerking met DMO
1 helft 2011
e
Bevindingen Om goed te kunnen samenwerken en die samenwerking goed te kunnen coördineren is het belangrijk om gegevens met elkaar te delen, vast te leggen en te bundelen. De wijze van registratie van zowel het stadsdeel als bij de OKC-partners is sterk beïnvloed door uniform, stedelijke afspraken. Zo registeren instellingen zorgsignalen in het systeem Matchpoint19, registreren JGZ- en O&Oinstellingen hun productie volgens stedelijke richtlijnen (Kidos, ROOS) en registreren experttafels MPG hun casussen in ISJG. De centrale stad bundelt productiegegevens van de OKC-instellingen en de voortgang van OKC-ontwikkelingen in de jaarlijkse OKC-monitor. Het registreren door instellingen verliep aanvankelijk niet optimaal; niet alle inzet en trajecten werden goed geregistreerd. Elk jaar wordt de registratie vollediger en inzichtelijker. De registratie van zorgsignalen in Matchpoint door instellingen en scholen werkt wel enigszins, maar doordat lang niet alle instellingen en hun professionals goed meedoen wordt niet alles met het systeem gedaan wat mogelijk is. De invoering van Matchpoint is en stedelijke aangelegenheid. Stadsdeelmedewerkers propageren het gebruik van Matchpoint herhaaldelijk bij de partners. Resultaten De verkenning heeft plaatsgevonden. Registratie is vooral een stedelijke aangelegenheid. Elk jaar wordt de registratie vollediger en inzichtelijker. Er is samengewerkt met DMO met het verzamelen en publiceren van registratiegegevens van OKC-partners. Overwegingen Het is de vraag hoe het gebruik van Matchpoint door instellingen nog beter gestimuleerd kan worden. Het is de vraag hoe nieuwe generalistische teams (Samen Doen en Jeugdteams) gaan registreren en hun inzet en resultaten zichtbaar gaan maken.
19
Matchpoint is een signaleringssysteem. een goed beveiligde internettoepassing. Hulpverleners kunnen in het systeem een melding maken ( een ketenregistratie) als ze zich zorgen maken over een bepaalde jeugdige. Hulpverleners kunnen elkaar snel vinden en met elkaar de hulp afstemmen. Alleen basisinformatie (naam, adres, woonplaats) wordt er gedeeld. Andere privacygevoelige informatie wordt niet in het systeem opgenomen.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
29
Bijlage 5. Verloop en resultaten 9 extra speerpunten Na besluitvorming over het Implementatieplan ODE op 9 februari 2010, is stadsdeel Zuidoost aan de slag gegaan met 16 speerpunten. Al na twee maanden bleken er zich vanuit nieuwe ontwikkelingen nieuwe speerpunten aan te dienen. Er werden 9 speerpunten aan de 16 toegevoegd. Hieronder volgt een korte weergave van de ontwikkelingen per speerpunt/project.
17. Decentralisatie JGZ Doel
Activiteiten
Tijdpad
Meer zicht op de resultaten van de JGZ
• Verdieping in stand van zaken rond decentralisatie • Nagaan op welke wijze het stadsdeel beleidsmatig betrokken kan worden bij de JGZ-taken • Overleg met andere stadsdelen • Overleg met JGZ-partners Zuidoost
2 helft 2010
e
Bevindingen Al in 2009 had de gemeenteraad van Amsterdam besloten tot een her verdeling van taken, bevoegdheden en middelen op het beleidsdossier OKC/JGZ: Taken OKC-JGZ overhevelen naar de stadsdelen; Centrale stad stelt de kaders die door de stadsdelen worden opgevolgd; Stadsdelen rapporteren over de uitvoering op grond van gezamenlijk afgesproken criteria; Decentralisatie van financiële middelen (binnen bestaande budgettaire ruimte); Gezamenlijke stadsdelen kopen centraal in voor gemeenschappelijke stadsbrede taken, voor lokale taken krijgen zij eigen middelen In het decentralisatiebesluit wordt vastgelegd dat stadsdelen de uitvoering van JGZ-taken opdragen aan de GGD; Voor ondersteuning bij gemeenschappelijke stadsbrede taken komt er op stedelijk niveau een ondersteuningsunit; Nadere uitwerking op punten: monitoring/sturing centrale stad op kaders en juridische en financiële vorm waarin financiële decentralisatie moet plaatsvinden. Vervolgens heeft het College van B&W besloten dat daarnaast de stadsdelen een gezamenlijke overeenkomst aangaan met de GGD voor de uitvoering van de OKC/JGZ-taken uit het basispakket OKC. De definitieve besluitvorming zou medio 2010 plaatsvinden en per 1 januari 2011 van kracht zijn. De besluitvorming heeft echter circa een jaar vertraging opgelopen in verband met financiële onduidelijkheden op stedelijk niveau. Het stadsdeel heeft de decentralisatieontwikkelingen nauwgezet gevolgd en daartoe overleg gehad met andere stadsdelen en JGZ-partners. Er is ter ondersteuning van de gemeenschappelijke stadsdeelbrede taken (zoals communicatie, financiën, basispakket OKC, monitor OKC) een stedelijke ondersteuningunit OKC gerealiseerd. De stedelijke OKC-monitor heeft over de jaren 2010 en 2011 veel inzicht opgeleverd over de OKCresultaten, waaronder die van de JGZ. Cijfers zijn beschikbaar over20: Bereik JGZ onder de diverse leeftijdscategorieën (0-jarigen, 3-jarigen, 5-jarigen, 10-jarigen);
20
Bron: OKC-monitor 2011
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
30
Percentage kinderen met onderzoek op indicatie (OOI) of huisbezoek op indicatie (HOI) bij 0 t/m 3-jarigen en 4 t/m 11 jarigen; Aantal door JGZ afgegeven indicaties voor VVE-voorzieningen; Aantal gezinnen opvoedondersteuning in thuissituatie; Aantal Triple P-interventies; Aantal deelnemers sociale competentietrainingen; Aantal deelnemers opvoedcursussen; Aantal deelnemers themabijeenkomsten, lezingen, workshops; Aantal meldingen bij Vangnet MGGZ (met uitsplitsing meldingen vanuit OKC, verloskundigenpraktijken en coördinator risicogezinnen); Aantal meldingen en trajectplannen MPG-aanpak; Aantal door JGZ bezochte ZBO’s (primair onderwijs) en ZAT’s (voortgezet onderwijs). Deze inzichten worden periodiek besproken met DB-leden, met leden van het OKC-MT, met leden van de OKC-Raad en bilateraal in bijeenkomsten met het stadsdeel en de partnerinstellingen. Uit al deze overleggen komen aanscherpingen en verbeterpunten naar voren. De decentralisatie van OKC-middelen (2011) heeft desondanks heel wat voeten in de aarde gehad. Het jaar 2011 was een overgangsjaar met onduidelijkheden over de nieuwe taken voor de stadsdelen, de samenwerking tussen stadsdelen en DMO, en vooral het voor de stadsdelen beschikbare OKC-budget. DMO heeft echter pas in oktober 2011 de stadsdelen kunnen informeren over de definitieve bedragen. De decentralisatie OKC had voor stadsdeel Zuidoost een financieel nadelig gevolg. De decentralisatie betekende daarnaast een flinke taakverzwaring voor het stadsdeel. Behalve de aansturing van de JGZ en de overname van diverse subsidieverstrekkingen kwamen de OKC-panden kwamen onder beheer en verantwoordelijkheid van het stadsdeel. Resultaten De stedelijke OKC-monitor verschaft veel informatie over de resultaten van het OKC in het algemeen per stadsdeel en die van de JGZ in het bijzonder. Het stadsdeel heeft zich diverse malen verdiept in de OKC (inclusief JGZ)-decentralisatieontwikkelingen en inzicht gekregen in OKC (inclusief JGZ) resultaten. Daarnaast is er sinds 2012 veel gedaan om grip te krijgen op de nieuwe taken en de ermee gepaard gaande risico’s te beperken. Overwegingen De hele OKC monitor is afgelopen twee jaar in ontwikkeling geweest. In het begin was het puur informatie voor het College van B&W van de centrale stad. In 2012 heeft stadsdeel de OKCmonitor, maar ook het halfjaarlijkse rapport van de GGD gebruikt om met de regiomanager van de GGD en de andere partners in gesprek te gaan. Deze gesprekken zullen veel meer gaan dienen voor het sturen op het jeugdbeleid in Zuidoost. Deze manier van sturen is nog in ontwikkeling.
18. Kenniswerkplaats Tienplus Doel
Activiteiten
Tijdpad
Een beter preventief aanbod voor ouders en jeugdigen, met name voor migrantengezinnen. Met meer toegankelijkheid en aansluiting van reguliere voorzieningen op met name migrantengezinnen
• Overleg en afstemming met drie kennispartners (VJI, Hogeschool InHolland, VU) en uitvoeringspartners • Zicht en grip krijgen op de onder de Kenniswerkplaats vallende projecten in Zuidoost • Maken van een werkplan Kenniswerkplaats Tienplaats; • Uitwisseling met andere stadsdelen
2010-2011
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
31
Bevindingen De activiteiten van de Amsterdamse Kenniswerkplaats Tienplus vonden plaats in drie stadsdelen: Zuidoost, Noord en Nieuw-West. In deze kenniswerkplaats werkten onderzoekers, praktijk en beleid aan een betere ondersteuning voor migrantenouders met tieners. Stadsdeel Zuidoost besteedde de afgelopen periode expliciet aandacht aan vaderschap, onder meer vanwege het hoge aantal gezinnen in dit stadsdeel waarin een vader ontbreekt. Enkele initiatieven, gericht op het versterken van vaderschap en mannenemancipatie, werden door het stadsdeel ondersteund. De Kenniswerkplaats deed tegelijkertijd stadsbreed onderzoek naar vaderschap, met speciale aandacht voor Zuidoost. Voor het deelproject Verbinding en governance vond onder andere in Zuidoost een activerend onderzoek plaats naar verbindingen tussen onder andere Ghanese zelforganisaties en reguliere opvoedondersteuners. Daarnaast zijn interviews gehouden voor het project Triple P Divers met professionals en ouders21. De resultaten van de Kenniswerkplaats Tienplus zijn in diverse rapporten gepubliceerd22. Er worden nog altijd bijeenkomsten georganiseerd over de samenwerking van professionele organisaties met zelforganisaties. Resultaten De Kenniswerkplaats Tienplus heeft bij de verschillende partners (ook de lokale uitvoeringspartners) kennis en bewustwording opgeleverd. Zowel vertegenwoordigers van professionele organisaties als van het stadsdeel vinden dat de samenwerking met zelforganisaties veel kansen biedt. Zelforganisaties zijn bij een aantal projecten (bijvoorbeeld in het kader van relationele en seksuele vorming) betrokken in de uitvoering. Overwegingen Ondanks het verkregen inzicht is het lastig voor het stadsdeel om over te gaan tot het faciliteren van structurele samenwerkingsactiviteiten met zelforganisaties. Het blijft bij intenties.
19. Schakel met Bureau Jeugdzorg & pilot indicatiestelling Doel
Activiteiten
Tijdpad
Een meer toegankelijke en snellere toegang naar jeugdzorg, waarbij de toegewezen zorg passend is (niet te licht, niet te zwaar en integraal). Door mee te doen aan de pilot van de zorgregio, wil Zuidoost bovenstaand doel sneller bereiken
• Samenwerking en planvorming met BJAA • Visievorming in samenwerking met andere relavante partners in Zuidoost • Samenwerking met de drie andere pilotgemeenten • Ontwerpen van nieuw toeleidingsstructuur in OKC-verband • Uitvoeren en evalueren nieuwe werkwijze
2010-2011
Bevindingen Door de groeiende ambities van het stadsdeel in de eerste helft van 2010, heeft het stadsdeel zich aangemeld om (samen met stadsdeel Noord) Amsterdam te vertegenwoordigen in de op te zetten pilot Decentralisatie Toegangstaken Bureau Jeugdzorg Agglomoratie Amsterdam. In januari 2011 is de pilot gestart met een oriëntatie. Er kwam een breed samengestelde projectgroep en een externe projectleider. Belangrijk doel van de pilot was om tot snellere hulp op maat te komen voor kinderen en jeugdigen door een directe verwijzing naar het zorgaanbod voor de Jeugd- en Opvoedhulpinstellingen, door lokale casuïstiekoverleggen (OKC, ZBO, ZAT). Deze directe 21
Bron: http://www.kenniswerkplaats-tienplus.nl/stadsdelen/amsterdam_zuidoost T. Pels, e.a.; Een vader is meer dan 100 meesters, Versterken van vaderschap in Amsterdam (Kenniswerkplaats Tienplus, 2012); E. Ponzoni; Opvoeden in diversiteit, Verbinding tussen formele en informele ondersteuning van opvoeders in Amsterdam(Kenniswerkplaats Tienplus, 2012) 22
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
32
verwijzing vervangt in de pilot de indicatiestelling door BJAA voor ambulante aanbod van de instellingen voor Jeugd- en Opvoedhulp (Altra, Spirit MOC Kabouterhuis. In Zuidoost deden vijf basisscholen (ZBO’s) mee aan de pilot, twee scholen voor voortgezet onderwijs (ZAT’s) en een OKC. Tussen 1 mei 2011 en 1 maart 2012 vond de uitvoering van de pilots plaats. Het Bureau Onderzoek en Statistiek heeft in januari en februari 2012 interviews gehouden met 22 medewerkenden aan de pilots. Daarnaast is er een online-enquête gehouden onder alle uitvoerenden. In het eindrapport23 geeft O&S de bevindingen aan uit die interviews en de enquête. Het algemeen oordeel luidt als volgt: ‘De pilot in Noord wordt door de deelnemers beoordeeld met een 7,2 en Zuidoost krijgt een 6,2. Verschillen tussen beide pilots lijken vooral te zijn ontstaan doordat in Zuidoost meer onduidelijkheid bestond en bestaat over de structuur en de doelen van de pilot. Daarnaast geven deelnemers uit Zuidoost vaker aan behoefte te hebben aan extra uren voor de uitvoering van de pilot. Ook in Zuidoost is het draagvlak voor de nieuwe werkwijze echter groot. In beide stadsdelen zijn alle respondenten ervoor om de nieuwe werkwijze uit te rollen over de hele stad’. Er waren echter ook knelpunten die in het evaluatierapport niet goed tot uiting kwamen, zo bleek later uit contacten met pilotpartners. De twee belangrijkste knelpunten waren twijfels bij sommige pilotpartners over de benodigde tijdsinvestering (‘Waar halen we de tijd vandaan om deze extra stappen te doen?’) en de benodigde expertise (‘Hebben we wel voldoende deskundigheid in ons overleg om een verwijzing te doen?’). Verder gaven medewerkers van het stadsdeel aan dat het meedoen aan deze pilot heel veel ambtelijke inzet gevergd heeft in een moeilijke periode vol onzekerheden: de vele onduidelijkheden rond de pilot in het jaar 2010 en de convergentie in 2011. Volgens interne respondenten ‘waren we er beslist niet klaar voor’. Veel inzet moest besteed worden aan het bevorderen van draagvlak bij de pilotpartners. De evaluatieresultaten gaven de stadsdelen en de gemeente Amsterdam voldoende vertrouwen om de ontwikkelde werkwijze in te voeren in alle stadsdelen. De ervaringen uit de pilots zijn gebundeld in een handleiding Direct Verwijzen en een aanmeldingsformulier Direct Verwijzen. Stadsdeel Zuidoost is in augustus 2012 gestart met het invoeren van Direct Verwijzen (de nieuwe naam) in heel Zuidoost (alle ZBO’s, alle ZAT’s, twee OKC-casuïstiekoverleggen en het nieuw te vormen Jeugdteam van de Proeftuin Venserpolder). Daartoe is een nieuw plan van aanpak (2012-2013) gemaakt en is een externe ondersteuner aangesteld. In de tweede helft van 2012 zijn veel inspanningen verricht om het Direct Verwijzen gefaseerd in te voeren. Daarbij werd zeer nauw samengewerkt met de Proeftuin Passend Onderwijs van de samenwerkende basisscholen in Zuidoost. Deze proeftuin (20122013) werkt in drie tranches aan de versterking van het functioneren van ZBO’s. In aansluiting op deze versterking worden ZBO’s geïnstrueerd en begeleid in het Direct Verwijzen. Resultaten De ervaring met de nieuwe werkwijze voor direct verwijzen was positief. Het gaat sneller, de ouders zijn door de laagdrempeligheid makkelijker te motiveren en krijgen met minder mensen te maken. Daarnaast bevorderde de pilot de kwaliteit van de overleggen: het uitvoeren van een veiligheidscheck, het meer integraal afwegen van mogelijkheden voor passend aanbod. De grote ambtelijke inzet heeft uiteindelijk een goed resultaat opgeleverd: heel Amsterdam gaat Direct Verwijzen invoeren en Zuidoost is al een eind op weg.
23
Decentralisatie toegangstaken Bureau Jeugdzorg - Pilots in Noord en Zuidoost; in opdracht van DMO (Bureau O&S, april 2012)
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
33
Overwegingen Meedoen aan de pilot Decentralisatie BJAA-taken was tekenend voor de grote ambities van het stadsdeel. Omdat de pilot-opdracht veelomvattend en arbeidsintensief was en ‘het er even bij kwam’, heeft dit bij de medewerkers van het stadsdeel een veel druk gegeven.
20. Afstemming met Kansrijk Zuidoost Doel
Activiteiten
Tijdpad
Een volledig samenhangend aanbod is van belang (tegengaan van versnippering en dubbeling). Helderheid is nodig voor inwoners, professionals en voor stadsdeelmedewerkers
• Zes keer per jaar overleggen met collega’s van Kansrijk Zuidoost over de opvoedondersteuning • Samen nagaan hoe ODE-programma en Kansrijkprogramma extern te presenteren zijn
Plan: 1e helft 2010 Uitvoering: zo mogelijk 2e helft 2010 (Afhankelijk van gewenste locatie)
Bevindingen Kansrijk Zuidoost (een uitvoerende afdeling van het stadsdeel in opdracht van een samenwerkingsverband24) geeft advies aan mensen die niet zelfstandig de weg kunnen vinden en wijst hen de weg naar instanties die ondersteuning kunnen bieden. Bewonersadviseurs zijn aangesteld om huishoudens in Zuidoost te bezoeken. Kansrijk werkt dichtbij, laagdrempelig, outreachend, integraal en ook neutraal. En spreekt de taal van de bewoners! Bewoners krijgen eerst een brief met folder in de bus waarin Kansrijk Zuidoost het bezoek aankondigt. Daarna bellen ze aan en gaan met bewoners in gesprek. Ze bespreken met bewoners wat ze van hun eigen leven vinden en welke problemen ze tegen komen. Onderwerpen die aan de orde komen zijn de woning en de woonomgeving, opvoeding en onderwijs, gezondheid, sociale participatie zoals eenzaamheid en vrije tijdsbesteding, veiligheid van de buurt, werk en inkomen. Tweederde van de bereikten betreft namelijk alleenstaande moeders met vragen. Meestal zijn het niet direct opvoedvragen die op de voorgrond staan. Vaak komen die later. Het is een hele goede ingang om opvoedvragen bespreekbaar te maken, nadat het contact en het vertrouwen op andere leefgebieden is gestart. De thuissituatie leent zich goed voor vertrouwelijkheid, beter dan kantoren en bureaus. Daarnaast geeft Kansrijk Zuidoost via projecten (zogeheten flankerend beleid) extra ondersteuning wanneer blijkt dat het zelfstandig niet lukt, zoals BuurtschoolPlus, Kansrijk Werkt!, computercursus, budgetteringscursus, fietscursus en CITO-begeleiding. In 2011 en 2012 heeft Kansrijk Zuidoost in totaal 1865 bewoners gesproken. Van hen waren en 759 alleenstaande ouder (= 40%) en 267 tweeoudergezinnen (=14%). Van deze bewoners met kinderen had bijna 40% een hulpvraag op het gebied van opvoeden en wel op drie terreinen: Leerondersteuning (bijvoorbeeld hulp bij beter huiswerk maken); Sociaal-culturele ontwikkeling (bijvoorbeeld zoeken naar vrijetijdsmogelijkheden en de financiering daarvan); Gedragsproblematiek (bijvoorbeeld hoe je als ouder gedrag van je kind kunt beïnvloeden). Voor de leerondersteuning heeft Kansrijk veel flankerende producten: BuurtschoolPus, Citobegeleiding, huiswerkbegeleiding, schooladvisering, leesproject. Voor de sociaal-culturele ontwikkeling wordt gezocht naar financiële middelen en vindt advisering plaats. Voor de gedragsproblemen vinden er doorverwijzingen plaats naar diverse professionele instellingen. Resultaten
24
Kansrijk Zuidoost is een samenwerkingsverband bestaand uit verschillende organisaties. Stadsdeel Zuidoost is een samenwerkingsovereenkomst aangegaan met de woningcorporaties Rochdale en Ymere, de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling (DMO), Agis de Zorgverzekaar, de Dienst Werk en Inkomen (DWI), UWV Werkbedrijf en uitzendbureau TempoTeam/GoedWerk. Deze organisaties vormen samen de stuurgroep van Kansrijk Zuidoost.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
34
Er zijn diverse contacten geweest tussen ODE-medewerkers en Kansrijk Zuidoost. Ook heeft er enkele keren uitwisseling plaatsgevonden met de OKC-manager, met name over de sociale kaart: het ondersteunings- en zorg aanbod op het terrein van opvoeden en opgroeien in Zuidoost. Zonder meer heeft Kansrijk een essentiële rol in het signalen van kleine en grote opvoedvragen in Zuidoost. De beoogde structurele afstemming én externe presentatie heeft in geringe mate plaatsgevonden. Overwegingen Kansrijk Zuidoost heeft al meerdere jaren ervaringen opgedaan in het wijkgericht werken: dichtbij de inwoners staan en laagdrempelig zijn (de taal van de inwoners spreken). Deze kennis kan goed ingezet worden in de ontwikkeling van wijkgerichte teams in het kader van Om Het Kind en Samen Doen In geval van zorgmeldingen (kindermishandeling) ervaart Kansrijk nog belemmeringen in het melden en toeleiden naar hulp, in ieder geval bij ouders die niet mee willen werken, dan ‘houdt het op’ en is er geen toeleiding naar hulp. Kansrijk wordt namelijk door het AMK geacht om informatie aan te leveren en dat is niet altijd mogelijk. Een dergelijk knelpunt zou binnen het stadsdeel opgepakt kunnen worden.
21. Versterking van de Zorgstructuur Primair Onderwijs Doel
Activiteiten
Tijdpad
• Zicht krijgen op het functioneren van zorgbreedteoverleggen (ZBO’s) • Faciliteren van ZBO’s in de verdere versterking
• Uitvoeren van een quick scan t.a.v. het huidige functioneren samen met het Samenwerkingsverband PO Zuidoost • Maken van een notitie t.b.v. JOZO e • In de 2 helft van 2010 kwalitatief aan de slag met een aantal ZBO’s i.s.m. Samenwerkingsverband
Maart-december 2010
Bevindingen Dit speerpunt is ook opgenomen als een van de 22 inspanningen in de Aanpak Intensivering Jeugd (2009-2010). Sinds 2008 is het Amsterdams beleid dat alle scholen in Amsterdam volgens landelijke richtlijnen een eigen ZBO gaan organiseren: een casuïstiekoverleg tussen de schooldirectie en intern begeleider met externe partners de leerplichtambtenaar, de schoolmaatschappelijk werker en de schoolarts. Het stadsdeel heeft in de tweede helft van 2010 samen met het samenwerkingsverband een nulmeting uitgevoerd met een stand van zaken van ZBO’s in Zuidoost. De nulmeting25 van alle ZBO’s heeft informatie opgeleverd over de kwantiteit en kwaliteit van het ZBO op de basisscholen in Zuidoost. Informatie is verkregen over de deelnemers van het ZBO, de inzet van de school, de communicatie met de ouders en de kwaliteit van verwijzingen. Conclusies waren onder meer: Scholen organiseren hun ZBO zeer verschillend, uniformering is gewenst; Er dient een kwaliteitsslag gemaakt te worden; Training signaleren is nodig voor leerkrachten als een kind opvalt; De rol van de ouders is te onduidelijk; Het OKC zal haar bekendheid en zichtbaarheid moeten vergroten. Vervolgens is het samenwerkingsverband, samen met het Projectenbureau Primair Onderwijs Zuidoost aan de slag gegaan met ondersteuning en begeleiding van scholen betreffende de ZBO’s, zowel inhoudelijk als procesmatig. In het IB-netwerk is hier invulling aan gegeven door uitwisseling 25
Zie: Verslag van een inventarisatie naar het functioneren van de Zorgbreedteoverleggen en verbinding met de Ouder- en
Kindcentra (april 2011). Dit verslag is 23 mei 2011 in het LOZO besproken.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
35
van ervaringen tussen interne begeleiders. Ook vond er doorontwikkeling en kwaliteitsverbetering plaats door middel van de pilot Learning by Doing (2009-2010). Daarin werkten een aantal scholen gericht aan het invoeren van het zorgbreedteoverleg met als doel: leren wat een sluitende aanpak zorg in de praktijk betekent. Er wordt geleerd van de ervaringen op de werkvloer bij de invoering van stedelijke modellen voor OKC, ZBO en MPG. In 2012 is door het Samenwerkingsverband besloten tot een Proeftuin Passend Onderwijs. In drie tranches krijgen de ZBO’s van alle 30 basisscholen gedurende een half jaar drie trainingen ‘on the job’. De primaire doelstelling van de proeftuin is het verder optimaliseren van de zorgbreedteoverleggen zodat dit voor alle zorgleerlingen (en hun ouders) passende ondersteuning oplevert. Aandachtspunten in deze proeftuin: Het zorgvuldig vooraf voorbereiden van het vergaderproces; Het gestructureerd vormgeven van de bespreking (integrale analyse met meerdere disciplines en oplossingsgericht werken aan een passend en praktisch uitvoerbaar aanbod); Aanwezigheid van ouders bij besprekingen. Daarnaast vinden periodiek overleggen (zogenaamde ambitiegesprekken) vanuit het stadsdeel plaats met schoolbesturen over de kwaliteit van het onderwijs en de zorgstructuur. Daar zijn ODEmedewerkers bij betrokken voor een brede benadering. Resultaten Binnen Zuidoost is er zeer veel aandacht besteed aan het functioneren van de ZBO’s: door scholen zelf, door het samenwerkingsverband en door het stadsdeel. Het stadsdeel heeft een zichtbare, activerende en ondersteunende rol gespeeld. Het stadsdeel heeft een beter contact met de basisscholen over de ondersteuningsstructuur binnen en buiten de school. Door alle inspanningen is de kwaliteit van het functioneren van ZBO’s versterkt. Het signaleren, taxeren en arrangeren van passende hulp is zonder meer verbeterd. Dat verschilt uiteraard wel per school. Blijvende aandacht hiervoor is nodig. Overwegingen Het versterken van de zorgstructuur van de basisscholen is in eerste instantie een zaak van de scholen zelf. Het is zeer positief dat de 30 scholen in Zuidoost hier zo constructief aan meewerken. Het is tegelijkertijd een coproductie: de aansluiting van de lokale zorgstructuur met die van de basisscholen is essentieel. Niet voor niets is er gemeentelijke inzet via de JGZ, schoolmaatschappelijk werk en de leerplicht binnen de scholen.
22. Versterking Zorgstructuur Voortgezet Onderwijs Doel
Activiteiten
Tijdpad
• Een betere signalering van risicojeugdigen • Een betere toegankelijkheid van OKCaanbod in het VO • Een diverser aanbod opvoed- en opgroeiondersteuning
• In nauwe samenwerking met management van Augustinuscollege een plan op maat maken • Nagaan wat de rol van het Zorgadviesteam (ZAT) moet zijn • Afstemmen met andere projecten zoals schoolveiligheidsteam
April-december 2010
Bevindingen In nauw overleg tussen het Bindelmeercollege (voorheen Augustinuscollege) de centrale stad en het stadsdeel is een plan voor verbetering van de zorgstructuur op school opgesteld ( onderdeel van het Actieplan Intensivering Jeugd). Parallel aan de versterking van de zorgstructuur speelden nog andere projecten bij het Bindelmeercollege:
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
36
1. Werkt aan plannen voor verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en omvorming van de school tot een breed beroepscollege. Over de opzet en financiering van dit meerjarige traject worden afspraken gemaakt tussen het schoolbestuur, de centrale stad en het stadsdeel. Het traject strekt zich waarschijnlijk uit over de jaren 2012 tot en met 2014. De ontwikkeling tot beroepscollege sluit aan bij het voornemen uit het bestuursakkoord om de komst van een vakschool in Zuidoost te stimuleren26; 2. De start (mei 2010) van het Schoolveiligheidsteam op het Bindelmeercollege ten behoeve van de regels op gebied van verzuim (leerplicht) en handhaving van veiligheid. Tevens worden er gedrags- en handelingsregels opgesteld door en voor de school; 3. De school gaat in 2011 een pilot starten met als doel de ouderbetrokkenheid te vergroten in samenwerking met DMO. Ook in 2011 heeft het stadsdeel met de school afgesproken de zorgstructuur te versterken. Daartoe is subsidie verleend. Activiteiten waren onder andere een anti-pestprogramma, boosheidscontroletraining, huiswerkbegeleiding voor ouders van 1e jaarsleerlingen en ‘Geweld-Nee’. In de eerste helft van 2013 zal het Bindelmeercollege haar zorgstructuur gaan herijken. Stadsdeelmedewerkers hebben ook met andere VO-scholen contact gezocht over hun ondersteuningswensen. Daar waren ook middelen voor gereserveerd. Er zijn enkele trainingen voor leerkrachten gerealiseerd en er zijn activiteiten voor relationele en seksuele vorming voor leerlingen geboden. In het kader van de pilot Decentralisatie Toegangstaken BJAA is er vanuit het stadsdeel ook nog met een andere VO-school samenwerking geweest. Resultaten Er is veel aandacht vanuit het stadsdeel geweest voor het functioneren van één school: het Bindelmeercollege. Het is onduidelijk wat de resultaten van al deze inspanningen zijn geweest. Momenteel wordt de zorgstructuur van deze school herijkt. Er zijn ook inspanningen verricht om de zorgstructuur op andere VO-scholen te verbeteren. Stadsdeelmedewerkers hebben kennismakingsgesprekken gevoerd en ondersteuning aangeboden (voor het zogeheten Tienerpakket waren financiële middelen beschikbaar). De versterking van de zorgstructuur blijft grotendeels een aangelegenheid voor de scholen zelf en de centrale stad. Overwegingen De aandacht vanuit stad en stadsdeel voor het huidige Bindelmeercollege lijkt erg versnipperd over diverse stadsdeelfunctionarissen. Er lijkt veel meer afstemming nodig en de aanstelling van een accounthouder.
23. Antilliaanse professionals Doel
Activiteiten
Tijdpad
Toegankelijk maken van OKC-aanbod voor Antilliaanse ouders
• Werven en opleiden van een opvoedadviseur van Antilliaanse afkomst (i.s.m. Swazoom) • Overleggen met jeugdzorgaanbieders over beschikbaarheid Antilliaanse professionals
Mei-december 2010
Bevindingen Een Antilliaanse opvoedadviseur is door Swazoom aangesteld om de kloof tussen Antilliaanse, Spaans sprekende ouders met het opvoedondersteuningsaanbod te verkleinen27. Dit was niet eenvoudig en vroeg wervingskracht van het stadsdeel, DMO en zelforganisaties. 26 27
Bron: Perspectievennota 2012 Dit was ook een van de 22 inspanningen van de aanpak Intensivering Jeugd Zuidoost (2009-2010)
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
37
Resultaten Deze professional heeft tientallen ouders van Antilliaanse afkomst kunnen bereiken. Het gaat om een grote doelgroep die gemakkelijk te vinden is en goed benaderbaar is via een outreachende benadering. Overwegingen Het is niet duidelijk geworden of er vanuit het stadsdeel gesprekken geweest zijn met aanbiedende instellingen over de beschikbaarheid van professionals van Antilliaanse afkomst.
24. Beleidsinformatie risicojongeren en -gezinnen Doel
Activiteiten
Tijdpad
Periodieke beleidsinformatie risico- en multiprobleemjongeren. Goed inzicht in omvang, aard en ernst van bereikte risico- en multiprobleemjongeren, evenals inzicht in de aansluiting van het daadwerkelijke ondersteuningsaanbod
• Periodieke beleidsinformatie vanuit uitvoerders van aanbiedende voorzieningen (i.p.v. dure, incidentele onderzoeken)
2 helft 2010
e
Bevindingen Dit speerpunt had grote overlap met speerpunt 9 (onderzoek vraag en aanbod kortdurende ondersteuning) en speerpunt 16 (verkenning gegevensbeheer en –uitwisseling). Daarom is dit speerpunt vervallen.
25. Versnelling OKC+ en JSP Doel
Activiteiten
Tijdpad
Beschikbaarheid van OKC- en JSP-aanbod op korte termijn
• In specifieke werkgroepen aan de slag met de opzet en realisatie van OKC en JSP • Projectmatig aan de slag, zo nodig met de inhuur van externe projectleiders
2010
Bevindingen Dit is een bijzonder speerpunt, omdat het in feite twee speerpunten betreft die elders al geformuleerd zijn (speerpunten 1 en 4). De urgentie was ingegeven door de Aanpak Intensivering Jeugd. Al in maart 2010 was een externe projectleider ingehuurd voor het JSP en toen er te weinig vaart was in de tweede helft van 2010 een andere, die dat combineerde met de vorming van het OKC-plus. Uiteindelijk kon het JSP in de vorm van Checkpoint Zuidoost in juli 2011 starten en kon er in begin 2012 een nieuw OKC-huisvestingsplan vastgesteld worden en een investeringsbesluit voor een tweede OKC (Reigersbos). Deze projecten zijn zeer arbeidsintensief gebleken, niet alleen vanwege de visie- en draagvlakvorming, maar ook vanwege lange procedures van locatieverwerving, ontwerp en inrichting. Resultaat De versnelling van de start van twee locaties is niet gerealiseerd en verre van haalbaar.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
38
Bijlage 6. Belemmerende factoren De uitvoering van het implementatieprogramma ODE 2010-2011 werd beïnvloed door diverse ontwikkelingen en factoren. Dit kwam in de gesprekken met de interne en externe respondenten telkens naar voren. Hieronder staan vijf clusters factoren in een overzicht beschreven.
1. Zeer hoge ambities De eerder gevoelde achterstand in het jeugddomein, leek om te slaan in een sterke drang vanuit het stadsdeel om het preventieve jeugdbeleid sterk op de kaart te zetten. Het ODE-plan bevatte grote en kleine speerpunten. Een groot speerpunt was het opzetten van een OKC-plus in het winkelcentrum Amsterdamse Poort met de uitvoering van OKC-producten, een opvoedwinkel en tal van OKCgelieerde organisaties. Door deze OKC-plus konden de goed functionerende OKC-locaties in de wijken (OKC-satellieten ten behoeve van JGZ 0-4 jaar) blijven bestaan met laagdrempeligheid én zeer korte lijnen met huisartsen. Het ambitieniveau lag hoog in een moeilijke (financiële tijd). Dit gold ook voor het opzetten van een fysieke Jeugd Service Punt (JSP). Dat de ambities zeer hoog lagen, bleek ook uit de toevoeging van maar liefst 9 extra speerpunten, nog geen twee maanden na de vaststelling van het ODE-plan (zie bijlage 5). Zo lagen er opeens 25 speerpunten. De speerpunten kwamen voort uit nieuwe interne ambities (het versterken van de zorgstructuur van scholen), uit acute ontwikkelingen op het gebied van veiligheid (de aanpak Intensivering Jeugd in samenwerking met de centrale stad) en nieuwe ontwikkelingen in de jeugdzorg (decentralisatie van taken van BJAA in de vorm van deelname aan een pilot). Er was een stapeling van ambities. Alles kreeg prioriteit. Voor de medewerkers van het stadsdeel betekende dit ‘rennen om de bordjes draaiende te houden’ en ‘simultaan schaken op meerdere borden’. Het was niet realistisch dat alle verwachtingen waargemaakt konden worden.
2. De complexiteit van het domein Al sinds 2008 was er een grote behoefte om grip te krijgen op het jeugddomein en in het bijzonder het preventieve jeugdbeleidsdomein van het OKC. Er waren zoveel initiatieven, projecten, producten, instellingen en programma’s dat men door de bomen het bos niet meer zag. In 2010 is er een samenhangend zicht gekomen die er ongeveer als volgt uit zag:
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
39
Jeugdzorg
Aanbodcoördinatie Stadsdeeltafel Jeugd & Gezin /MPG
Aanbodcoördinatie Stadsdeeltafel Jong Volwassen 17+
Kortdurende Ondersteuning Ouders (opvoedondersteuning)
Kortdurende Ondersteuning Ouders (opvoedondersteuning)
Veiligheid
Onderwijs en kinderopvang
OKC
JGZ 0-19
Informatie & Advies Ouders (opvoeden)
Informatie & Advies Jeugdigen (opgroeien)
Civil Society
De verschillende speerpunten van ODE konden gepositioneerd worden in dit model. Zo hoorde het Jongeren Servicepunt bij Informatie en Advies Jeugdigen en pasten de twee stadsdeeltafels bij de aanbodcoördinatie. Nieuwe speerpunten kwamen vanuit de schakels met Onderwijs (bijvoorbeeld versterking van de zorgstructuur), Jeugdzorg (bijvoorbeeld pilot decentralisatie) en Veiligheid (bijvoorbeeld bijdragen aan de Aanpak Intensivering Jeugd). Langzamerhand ontstond er toch weer onduidelijkheid en ervaren de meeste interne respondenten onduidelijkheid over het domein en de positionering van ODE daarin. Dat heeft te maken met twee ontwikkelingen: ODE werd steeds meer gelijkgesteld aan het totale preventieve jeugdbeleid (samenhangende zorgstructuur) in plaats van een verbeterprogramma met een reeks van verbeterprojecten; Er vonden verschuivingen plaats in de interne organisatie van het stadsdeel onder invloed van de Convergentie. Er kwamen thema’s bij en er gingen thema’s af en dat gebeurde impliciet. ODE werd eerst de sluitende en samenhangende zorgstructuur en verdween daarna uit beeld Het ODE-programma startte in 2010 met de 16 speerpunten. Al snel kwamen er 9 nieuwe speerpunten bij door nieuwe stedelijke en interne ontwikkelingen die heel veel inzet vergeten. Deze werden ook onder ODE gevoegd, waarmee het ‘vierkant’ van ODE groter en complexer werd. Enkele keren is gesproken over het bijstellen en actualiseren van het ODE-implementatieprogramma, maar daar werd uiteindelijk geen tijd voor genomen. Het domein van ODE werd diffuser. Toen medio 2011 de convergentie aantrad, is het domein van ODE nog diffuser geworden. Aan de ene kant zijn diverse oorspronkelijke speerpunten uit het oog verloren (niet meer geprioriteerd) of naar andere afdelingen of programmalijnen verhuisd. Aan de andere kant werd het ODE-domein groter doordat verondersteld werd dat het gelijk stond aan al het preventieve jeugdbeleid, aan het gehele eerste speerpunt van de programmalijn: een samenhangende en sluitende zorgstructuur. Daarmee is ODE als het ware opgeplust. ODE werd breder, omvangrijker en daarmee complexer. Er heeft geen sturing plaatsgevonden om het verbeterprogramma ODE te herdefiniëren met een prioritering van de beleidsdoelstellingen. Helemaal toen het thema na de
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
40
convergentie verspreid werd over drie afdelingen (2011) viel de samenhang uit elkaar. Prioriteiten vanuit afdelingen gingen uit elkaar lopen en werden pas later min of meer op elkaar afgestemd. Een poging tot herijking van het jeugddomein (inclusief het OKC- en ODE-domein) werd gedaan door de na de Convergentie ingestelde werkgroep Onderwijs en Jeugd. Er werd een Uitvoeringsnotitie (maart 2012) opgesteld. Deze notitie volgt in de structurering Jong Zuidoost 2. Schematisch is dat als volgt:
Programma Jeugd- en Jongerenbeleid Programmalijn 1 Succesvolle schoolloopbaan en aansluiting onderwijsarbeidsmarkt
Programmalijn 2 Talentontwikkeling, ontplooiing en participatie in een uitdagende omgeving
Programmalijn 3 Sluitende aanpak zorg en veiligheid Sluitende en samenhangende zorgstructuur jeugd Uitbreiden OKC-aanbod tot 27 jr Integreren seksuele- en relationele vorming in OKC Versterk en aansluiting met onderwijs, jeugdveiligheid, jeugdzorg en civil society Nieuwe ontwikkelingen jeugddomein en passend onderwijs (pilots en proeftuinen)
Jeugd & Veiligheid
Jeugd- en drugspreventie
Over ODE wordt in deze notitie slechts gesproken als een visie en niet als een verbeterprogramma. De term ODE zingt nog wel rond, maar het is niet meer duidelijk wat het is in het complexe veld. De uitvoeringsnotitie spreekt dan ook over het OKC als kern met daaromheen vier schakels. Dus de oorspronkelijke samenhang is er nog. Maar er is geen sprake van detaillering, prioritering of concrete prestatieafspraken (SMART-doelen). In de werkgroep Onderwijs & Jeugd is afgesproken om de resultaten van alle speerpunten halfjaarlijks te meten via in te vullen monitorbladen. Dit is inmiddels wel een keer gebeurd, maar de informatie is niet integraal besproken. Verschuivingen van ODE-thema’s Vanuit de gesprekken met interne respondenten bleek dat verschillende ODE-thema’s inmiddels overgebracht waren naar andere programma’s. Zo werd het OKC-producten Informatie & Advies voor Jongeren (jongerenwebsite BIJLMERenZO) overgeheveld naar de programmalijn ‘Talentontwikkeling’. Andere speerpunten zijn op een andere wijze van ODE losgezongen, zoals de stadsdeeltafel Jeugd en Gezin (MPG-aanpak) en de stadsdeeltafel Jongvolwassenen. Deze speerpunten kwamen ‘los’ terecht bij het Breed Sociaal Loket. Het speerpunt ‘Eigen kracht en pedagogische civil society’ bleek binnen ODE wel diverse keren aan de orde geweest te zijn, maar kreeg uiteindelijk geen prioriteit. Er kwamen ook thema’s bij in het domein zoals ‘Integreren seksuele- en relationele vorming in het OKC’.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
41
Vervaging van ODE Zo is er vanaf 2011 niet meer programmatisch gewerkt aan ODE. Vanaf 2011 was ODE niet meer leidend als richtinggevend kader. Wel is er (los van elkaar) hard gewerkt aan allerlei separate speerpunten die in 2010 ook in het ODE-programma waren opgenomen. De stadsdeelmedewerkers hebben in bescheidenheid, achter de schermen resultaten geboekt, zonder die groots te vieren, zo vertelt een respondent. ODE als programma werd ondanks het aansprekende motto ‘Opvoeden doet er toe’ voor een sterk preventief jeugdstelsel steeds minder zichtbaar en raakte op de achtergrond (intern en extern zo vertellen de respondenten) en werd ook ingehaald door diverse nieuwe ontwikkelingen. Het bestaansrecht van ODE staat ter discussie. Preventie bleek geen gemakkelijk onderwerp: de opbrengst van de vele investeringen die men doet is niet meteen zichtbaar. Je weet niet precies wat de gevolgen in de praktijk zouden zijn als je maatregelen niet neemt.
3. Aanpak Intensivering Jeugd Naar aanleiding van een groot aantal schietincidenten in 2009 en de publicatie van de Staat van de Stad V, heeft het College van B&W samen met het Dagelijks Bestuur van Stadsdeel Zuidoost een bestuurlijke coalitie gevormd. In aansluiting op de repressieve maatregelen in 2009 is een preventieve Aanpak Intensivering Jeugd Zuidoost opgesteld, die in juni 2010 is vastgesteld door B&W. Het doel van de aanpak was om jeugdcriminaliteit in Zuidoost te verminderen en te voorkomen. De aanpak is in korte tijd in samenwerking met de diverse betrokken partijen opgesteld. De aanpak is breed opgezet en uniek door de samenwerking tussen repressief en preventief. Binnen preventie ging het om 3 thema’s: Jeugd en Veiligheid, Succesvolle schoolloopbaan en Opvoed- en opgroei ondersteuning. De aanpak bestond uit 22 ‘inspanningen’. Deze zijn onderverdeeld in persoonsgericht, groepsgericht, basisgericht en algemene inspanningen. Acht van de 25 ODE-speerpunten waren tevens inspanningen van deze aanpak. Het Plan Intensivering Jeugd bracht een hoge focus en prioriteit op acht ODE-onderdelen. Aangezien de Aanpak in 2010 uitgevoerd moest zijn waren een aantal verwachtingen irreëel, waaronder de versnelling van het OKC-plus en het JSP. Er moesten snel resultaten komen. Die kwamen niet en dat bracht teleurstelling. Overigens is het Plan als geheel positief geëvalueerd: er is een unieke, effectieve samenwerking ontstaan tussen preventie en repressie die aantoonbaar resultaten heeft geboekt. Van de ODEspeerpunten zijn er drie die voortgang hebben geboekt: de versterking van de zorgstructuren basisonderwijs en middelbaaronderwijs en de aanstelling van Antilliaanse professionals.
4. De convergentie Belangrijkste belemmerende factor De convergentie wordt door interne respondenten het meest genoemd als factor die de voortgang van ODE beïnvloed heeft. Toen de inhoud van ODE in de loop van 2010 en 2011 verder uitgebreid was (door ambities) kwam er een reorganisatie binnen het stadsdeel waardoor veel verschuivingen plaatsvonden. De stadsdeelmedewerkers en –managers werden al dan niet herplaatst in nieuwe organisatorische eenheden, met vaak nieuwe beleidsthema’s en nieuwe functies. Voor het uitgebreide programma ODE heeft dit complicerend gewerkt. Zuidoost wilde via reorganisatie naar een gemeentelijk directiemodel; naar een meer sterke organisatie met realisatiekracht, integraal werken, een betere aansluiting op het stedelijk bestuurlijk stelsel en ruim tien procent minder personeel. De stadsdeelorganisatie heeft door de convergentie een nieuwe organisatiestructuur en een nieuwe procesgerichte werkwijze gekregen waaronder de overgang van sectoren naar directies, andere en minder afdelingen, minder managers en herplaatsingen van medewerkers. Het convergentieproces heeft veel inzet gevraagd van medewerkers en ook onrust veroorzaakt. Dit heeft zonder meer ook invloed gehad op de uitvoering van het ODE-programma. Bijna alle interne respondenten geven aan dat de convergentie de ODE-
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
42
ontwikkelingen heeft belemmerd, omdat de ODE-uitvoering te maken kreeg met veel nieuwe managers en medewerkers. Verwatering na een gezamenlijke start Aanvankelijk kwamen er vijf stadsdeelmedewerkers regelmatig bij elkaar om over de voortgang van ODE te spreken. Zoals afgesproken werkten ze zelfs fysiek in dezelfde kantooromgeving. Er werden diverse speerpunten flink aangepakt, zoals OKC-plus, JSP, de doorontwikkeling van opvoedondersteuning en de stadsdeeltafels. De medewerkenden aan het ODE-programma werkten na de convergentie in drie directies onder drie geheel nieuwe managers. Heel langzamerhand, en vooral na de convergentie is het team uiteen gevallen: ‘verwaterd’, ‘uit elkaar gegroeid’ en ‘los zand’. De stadsdeelmedewerkers die betrokken waren bij ODE-speerpunten kwamen onder andere managers te vallen, kregen andere kantoorruimte en andere taken, verspreid over drie nieuwe directies. De grote werkdruk maakt het ook lastiger om elkaar op te zoeken, uit te wisselen en af te stemmen, bijvoorbeeld over wie naar stedelijke overleggen ging. Vooral de reorganisaties maakte het met eigen speelruimte verbinden van én medewerkers én inhoudelijke ontwikkelingen onmogelijk. Van een écht gezamenlijke aanpak was steeds minder sprake. Een respondent: ‘we zijn allemaal druk met onze eigen activiteiten, niet met wat ons bindt’. Bovendien werden er thema’s en taken verdeeld over ook andere stadsdeelmedewerkers, soms tijdelijk, soms bij een andere afdeling. De overdracht van dossiers in die tijd (2011) was niet optimaal. Soms stagneerden ontwikkelingen als een nieuwe medewerker minder affiniteit met en/of praktijkkennis over het thema had. De gezamenlijke focus verdween. De coherentie tussen ODEstadsdeelmedewerkers is in 2011 vervallen. Momenteel is er nog structurele en praktische afstemming tussen drie stadsdeelmedewerkers die werken binnen de afdeling WZS. Waar nodig werken zij op thema’s samen met medewerkers van andere afdelingen (onder meer rond de Proeftuin Venserpolder en de ambitiegesprekken met besturen van het primaire onderwijs). Wie doet wat? Het bleek voorts niet altijd duidelijk wat de meest aangewezen afdeling zou moeten zijn voor bepaalde taken. Moest de ontwikkeling van een werkwijze (pilot) idealiter nou plaatsvinden bij de directie Strategie en Beleid, de directie Realisatie of de directie Dienstverlening en Vergunningen? Beslissingen daarover leken ad hoc genomen te worden in plaats op basis van integrale prioritering. Een respondent daarover: ‘Er was veel gedoe om te besluiten waar een project onder gehangen werd’. Een andere respondent: ‘Na de convergentie is de focus en de samenhang helemaal verloren gegaan. Iedereen loopt door elkaar’. Binnen het stadsdeel is niet duidelijk genoeg bij wie je moet zijn, terwijl een heleboel mensen zich versnipperd bezig houden met ‘jeugd’. Daar hebben vooral ook de externe partners last van. Ze weten niet altijd bij wie ze moeten zijn, of hebben over hetzelfde onderwerp met meerdere medewerkers te maken die onvoldoende met elkaar samenwerken. Tot nu toe greep het stadsdeel niet in om hierin iets te verbeteren. Grenzen aan de draagkracht Vanwege de toenemende ambities, speerpunten en nieuwe projecten kwam er meer en meer op het bordje van de stadsdeelmedewerkers én was er druk om te presteren. Nieuwe trends moesten ook aangepakt worden. Het ODE-programma was een zware opgave met nog veel onzekerheden (nog veel was niet geregeld) en onbeïnvloedbaarheden. Een ieder ging rennen voor ‘eigen taken’ zonder duidelijke prioritering en zonder extra ambtelijke capaciteit (met uitzondering van enkele externe projectleiders). Sommige projecten kregen tijdelijke projectleiders. Na vertrek van zo’n projectleider bleven taken soms liggen omdat er geen goede overdracht was geweest. De speerpunten van ODE kregen langzamerhand een ander gewicht. Er was eigenlijk een nieuwe prioritering nodig, maar die kwam niet.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
43
Nieuwe samenwerking Na alle verschuivingen zijn er weer andere samenwerkingsrelaties ontstaan tussen stadsdeelmedewerkers, vooral tussen stadsdeelmedewerkers die zich met veranderingen bezig houden als de proeftuin Venserpolder, Samen Doen, de nieuwe stadsdeeltafel en Direct Verwijzen. Deze stadsdeelmedewerkers komen elkaar ook tegen in contacten met externe partners en dan is het noodzakelijk om dat van elkaar te weten en op elkaar af te stemmen. Vertegenwoordigers van de externe partners wijzen er op dat dit regelmatig mis gaat. Een verspreide sturing Een van de randvoorwaarden die in het ODE-programma geformuleerd was betrof de aansturing vanuit één manager: ‘om de samenhang van alle ODE- en OKC-activiteiten te waarborgen is het van belang dat één manager verantwoordelijk wordt voor de uitvoering van alle structurele en projectmatige werkzaamheden evenals de financiering daarvan (één budgethouder). Deze manager kan integraal zicht en grip houden op de voortgang van de projecten en zo nodig bijsturen’. Volgens diverse respondenten heeft het ODE-programma vanaf de periode dat de convergentie speelde, weinig sturing of coördinatie gehad. De sturing over het geheel werd verplaatst naar sturing van meerdere managers over deelterreinen en losse onderdelen. De samenhangende focus raakte steeds verder uit het oog. En ook het ODE-programmateam verwaterde (zie eerder). Zo kon het gebeuren dat bepaalde projecten (bijvoorbeeld Checkpoint) onduidelijk en krachteloos bleven voortmodderen door gebrek aan sturing. Na verloop van tijd is de Werkgroep Jeugd en Onderwijs ingesteld om zorg te dragen voor onderlinge afstemming tussen diverse medewerkers van diverse afdelingen in het jeugddomein. Deze afstemming is echter nooit gericht op de specifieke sturing van het ODE-programma. Het ODEprogramma was al op de achtergrond geraakt (zie vorige punt). Het overleg wordt door veel respondenten ervaren als vrijblijvend (halen en brengen en uitwisselen) en nog te weinig agenderend. Vanuit deze werkgroep is er een uitvoeringsnotitie opgesteld begin 2012. Deze notitie zou het nieuwe kader moeten zijn van waaruit gewerkt wordt, ook ten aanzien van het preventieve jeugdbeleid (inclusief OKC). Het is de respondenten onduidelijk wie de lead heeft in het onderdeel Sluitende en samenhangende zorgstructuur Jeugd (=preventief jeugdbeleid). Onderdelen zijn belegd bij medewerkers, het geheel bij niemand. Andere afdelingsoverstijgende sturing vindt plaats in het managersoverleg Sociaal. Daar kunnen knopen worden doorgehakt, maar de vraag is of dat gedaan wordt op basis van een integrale afweging.
5. Stedelijke ontwikkelingen Er zijn vier stedelijke ontwikkelingen die van invloed zijn geweest en nog zijn op het jeugddomein: Decentralisatie OKC; Decentralisatie taken Bureau Jeugdzorg; Proeftuinen Om Het Kind; Aanpak kwetsbare huishoudens (Samen DOEN). Decentralisatie OKC In de loop van 2011 zijn alle OKC-taken gedecentraliseerd van het stedelijk niveau naar de stadsdelen met als reden dat ondersteuning van kinderen en hun opvoeders beter en meer integraal kan worden aangestuurd op één niveau. Daarmee kregen stadsdelen zowel inhoudelijke als financiële verantwoordelijkheid over de OKC’s. Daarnaast werden ook diverse stedelijke subsidies overgedragen naar de stadsdelen evenals de overdracht van het beheer van panden. Het jaar 2011 was een overgangsjaar met onduidelijkheden over de nieuwe taken voor de stadsdelen, de samenwerking tussen stadsdelen en DMO, en vooral het voor de stadsdelen beschikbare OKC-budget. DMO heeft echter pas in oktober 2011 de stadsdelen kunnen informeren
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
44
over de definitieve bedragen. De decentralisatie OKC had voor stadsdeel Zuidoost een financieel nadelig gevolg. De decentralisatie betekende daarnaast een flinke taakverzwaring voor het stadsdeel. Behalve de aansturing van de JGZ en de overname van diverse subsidieverstrekkingen kwamen de OKC-panden onder beheer en verantwoordelijkheid van het stadsdeel. Die verantwoordelijkheid gaf beleidsmatige, organisatorische en financiële risico’s voor het stadsdeel. In 2012 brachten de nieuwe taken nog veel onzekerheid en zoekinspanningen met zich mee. Inmiddels heeft een risicoinventarisatie plaatsgevonden en worden voorstellen ontwikkeld om het beheer van OKC-panden goed te beleggen. Decentralisatie taken Bureau Jeugdzorg Op grond van de evaluatie van de Wet op de jeugdzorg (2009) is door het Rijk besloten de uitvoering van de Wet op de Jeugdzorg binnen afzienbare termijn te decentraliseren naar de gemeenten. Daarom besloot de Stadsregio Amsterdam (SRA) te onderzoeken hoe het proces om hulp en ondersteuning te krijgen bij het opvoeden, kan worden vereenvoudigd en versneld voor ouders en kinderen. De aandacht van de Stadsregio ging daarbij in eerste instantie uit naar het vereenvoudigen van de toegangsprocedure door indicatiestelling te vervangen door verwijzing door lokale casuïstiekoverleggen. In Amsterdam zijn twee pilots van start gegaan met het decentraliseren van de toegangstaken van BJAA; één wordt uitgevoerd in stadsdeel Noord en één in Zuidoost. Een betere toegang was het doel: vooral vereenvoudiging en versnelling van het proces van toegang tot zorg door instellingen voor Jeugd- en Opvoedhulp. Stadsdeel Zuidoost heeft van begin 2011 tot medio 2012 voluit geparticipeerd. Dit heeft veel extra inspanningen gekost. Proeftuinen Om het Kind Op basis van de landelijke ingezette transitie van de jeugdzorg (verantwoordelijkheden en budgetten gaan naar de gemeenten) en de bijbehorende uitgangspunten om de jeugdzorg te transformeren heeft Amsterdam een eigen visie opgesteld: Om Het Kind (maart 2012). Deze nieuwe visie gaat de zorg voor de jeugd drastisch veranderen. Kinderen en ouders gaan zelf de hulp en steun kiezen die ze nodig hebben en houden zelf de regie. Ze schuiven niet meer door van de ene naar de andere hulpverlener. In plaats daarvan komt er één functionaris, de ‘ouder- en kind adviseur’ die naast het gezin staat: dichtbij, thuis, in de buurt en op school. Deze ouder- en kindadviseurs gaan in generalistische wijkteams werken. De volgende uitganspunten en ambities staan centraal: Ruimte geven aan eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht van ouders als primair verantwoordelijke opvoeders; Kleine problemen blijven klein. Ouders en professionals herkennen beperkingen en problemen vroegtijdig zodat er snel gekozen kan worden voor passende zorg; Snel effectieve hulp in de vertrouwde omgeving. Ernstige gedrags- en ontwikkelproblemen zullen er altijd zijn. Goede gespecialiseerde hulp wordt zoveel mogelijk in de directe omgeving van ouders en kinderen ingezet: thuis, in de kinderopvang, op school en in de buurt. Behalve anders werken vinden er ook bezuinigingen plaats. Amsterdam is in de periode 2012-2014 druk bezig om deze visie in concrete veranderingen uit te werken en klaar te zijn vanaf 2015. Om ervaringen op te doen zijn er in alle stadsdelen pilots en proeftuinen gestart die nauwgezet gemonitord worden. In stadsdeel Zuidoost is een proeftuin gestart in de wijk Venserpolder. Een nieuwe aanbieder (Buurtzorg Jong) is opdracht verleend om een breed scala aan opvoed- en opgroeiondersteuning te bieden: dichtbij ouders en jeugdigen, dichtbij basisprofessionals, laagdrempelig en snel handelend. De projectleiding in Zuidoost is in handen van de directie Strategie en Beleid. Veel externe respondenten staan positief ten opzichte van deze Proeftuin.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
45
Samen DOEN Samen DOEN is een programma van de gemeente waarin verschillende diensten op het terrein van sociaal welzijn samenwerken in een buurtteam ten behoeve van (overlastgevende) multiprobleemgezinnen. Alle buurtteams, bestaande uit ongeveer tien hulpverleners met verschillende disciplines en instellingen, werken volgens dezelfde werkwijze van één huishouden, één plan, één aanspreekpunt. Dat betekent dat het huishouden - echtpaar, alleenstaande of gezin met meerdere problemen en beperkt of niet zelfredzaam dat dringend ondersteuning nodig heeft, voortaan nog slechts één aanspreekpunt heeft. Niet gefragmenteerd, maar overzichtelijk. Medewerkers van het buurtteam helpen bij het vinden van oplossingen voor meervoudige problemen rondom werk, geld, opvoeding, relatieproblemen, onderwijs, gezondheid, veiligheid en wonen. De gemeente verwacht met de preventieve aanpak dat minder crisisinterventies als uithuisplaatsingen nodig zijn. In stadsdeel Zuidoost is in 2012 gestart in de wijk Holendrecht. Het is de bedoeling in de loop van 2013 te starten met zes wijkteams voor heel Zuidoost. Hoewel er veel raakvlakken zijn met de jeugdteams van Om Het Kind wat betreft methodische insteek, heeft de doelgroep van Samen Doen meer multiproblematiek en zijn de jeugdteams meer preventief bezig.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
46
Bijlage 7. De prioriteiten Aan de respondenten (intern en extern) is gevraagd wat een prioriteiten en aanbevelingen waren voor de nabije toekomst. In het navolgende overzicht zijn de belangrijkste te lezen. 1. Een nieuwe visie voor een overzichtelijke zorgstructuur Het versnipperde professionele landschap met erg veel aanbodmogelijkheden die niet goed te overzien zijn is voor veel respondenten een urgente zaak om aan te pakken. Aan actuele sociale kaarten is veel behoefte, maar pogingen daartoe zijn door de complexiteit opgegeven. Veel hoop is gevestigd op de generalistische teams op het terrein van jeugdpreventie en jeugdhulp (Om Het Kindprogramma) en de Samen DOEN-teams voor kwetsbare multiprobleemhuishoudens. Deze teams vormen de kern van het sociaal beleid. Deze teams moeten optimaal gefaciliteerd worden door het stadsdeel én andere organisaties. Veel respondenten zijn positief over de teams (dichtbij, snel, laagdrempelig, integraal, continuïteit), maar hebben wel een sterke voorkeur voor het samenvoegen van deze teams zodat er meer massa gemaakt kan worden op kleinere schaal. De teams kunnen dan dus kleiner worden in een overzichtelijk verzorgingsgebied, waar je goed zicht houdt op de doelgroep, de inzet, de effecten en verbeteringskansen. Omdat er nog veel haken, ogen en kinderziekten zijn, zal er veel inzet nodig zijn om de teams steeds verder te verbeteren. Het stadsdeel zou één nieuw samenhangend verhaal moeten maken ten aanzien van een meer eenvoudige zorgstructuur voor jeugd. Die visie gaat uit van de concrete doelen die je met de doelgroep wilt bereiken. Die visie kiest en prioriteert. Je kunt niet volledig én preventief én curatief zijn. Die visie heeft draagvlak, sluit aan bij de vragen van inwoners en heeft commitment bij externe partners en stadsdeelbestuur. 2. Preventie heeft voorrang Als we er niet op tijd bij zijn, worden de problemen erger en heb je meer curatieve projecten nodig of drang en dwang. Diverse respondenten vermoeden dat nuldelijnsprofessionals te lang blijven doormodderen met problemen. Een snel, toegankelijk en breed aanbod is nodig om eerder met nog kleine problemen aan de slag te kunnen gaan. Daartoe is wel het een en ander nodig, zoals: Goede signaleringsvaardigheden bij professionals die werken met jongere kinderen (verloskundigen, VVE-medewerkers, leerkrachten); Een goede match tussen vraag en aanbod: niet zomaar wat aanbieden, maar gericht arrangeren van passend aanbod; Interculturele communicatie professionals; Inzicht in de doelgroep, de vragen, de oorzaken, de resultaten van interventies; Sport inzetten: sport brengt mensen bij elkaar, vermindert criminaliteit, geeft focus, geeft plezier, leert samenwerken. 3. Kennis bundelen Er is enorm veel kennis aanwezig op het stadsdeelkantoor. Medewerkers zijn per deelgebied doorgaans goed op de hoogte wat er speelt en welke kwesties en knelpunten er zijn in de praktijk. Er zou van die kennis nog meer geprofiteerd kunnen worden als er bundeling zou plaatsvinden van ontwikkelingen en trends en de beleidssignalerende functie van het stadsdeel groter zou kunnen worden. 4. Programmatisch werken Aan een integraal programma als ODE blijft behoefte. Maar faciliteer dat dan ook met voldoende middelen, planmatige sturing en enthousiaste belangstelling. Focus, overzichtelijkheid en continuïteit
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
47
zijn daarbij de sleutelwoorden. De kern van de visie volgt de stedelijke visie Om Het Kind en heeft concrete uitwerking in de generalistische teams. Die staan helemaal centraal. In die visie kun je voortbouwen op alles wat de afgelopen jaren bereikt is. Er is bij meerdere respondenten van het stadsdeel een sterke behoefte om binnen het stadsdeel meer programmatisch te werken en ‘af te komen van de eilandjescultuur’ en het ‘adhoc-werken’. Veel vraagstukken vragen om een samenhangende aanpak. Ook de zorgstructuur jeugd met OKC, Om Het Kind-jeugdteams, Samen DOEN-teams, stadsdeeltafels etc. Op basis van het inhoudelijk programma zou een programmateam samengesteld kunnen worden. Medewerkers die in één programma werken hoeven niet in dezelfde afdeling te werken. Als ze voor het programmadeel maar duidelijk aangestuurd worden en weten wat er van hen verwacht wordt (heldere taken en verantwoordelijkheden met ruimte binnen duidelijke kaders). In het samenwerken is het zoeken naar het juiste evenwicht in de mate van overleggen. Niet iedereen overal altijd bij, maar efficiënt en in korte lijnen informatie delen en afstemmen. ‘Samen doen geldt niet alleen voor professionals, maar ook voor ambtenaren’. Verder is continuïteit van groot belang: niet plotseling stoppen van succesvolle projecten als een subsidiepotje op is. 5. Maatschappelijke binding en maatschappelijke resultaten De werkzaamheden in het jeugddomein zouden meer moeten staan in het licht van de maatschappelijke resultaten. De directe verbinding met de praktijk (inwoners en professionals) kan sterker in Zuidoost (een meer externe oriëntatie). Werkbezoeken kunnen daarbij helpen. Er komt dan een beter zicht op wat al bereikt is en wat er nog te bereiken is. Een respondent: ‘We moeten ons meer in de samenleving begeven.’ 6. Facilteren van instellingen met duidelijke aanspreekpunten Professionele instellingen leveren in opdracht van het stadsdeel maar ten dienste van ouders en jeugdigen een passend aanbod. Het stadsdeel maakt dat in de eerste plaats mogelijk door subsidiering, maar in de tweede plaats door actieve betrokkenheid en meedenken. Daartoe is veelvuldig afstemmend overleg nodig. Het is lastig voor instellingen om steeds te overleggen met verschillende vertegenwoordigers van het stadsdeel. Sommige partners hebben te maken met vijf tot tien vertegenwoordigers van het stadsdeel, die dat van elkaar niet precies weten. Er is sterke behoefte aan concentratie van overleg via vaste contactpersonen vanuit het stadsdeel. 7. Meer voor jongeren Het OKC is van oudsher gericht geweest op preventieve activiteiten van ouders van jonge kinderen. (bijv. de JGZ van 0-4 jaar en de opvoedondersteuning). Diverse respondenten vinden dat de aandacht voor opgroeiondersteuning onderbelicht is (ondanks bijvoorbeeld een jongerenwebsite, ambulante hulpprogramma’s, Checkpoint Zuidoost, de ambulante jongerenteams en de stadsdeeltafel Jong Volwassenen). Ze pleiten voor onder andere: Aandacht voor meidenproblematiek; Seksuele vorming; Jeugdwelzijnswerk (bijvoorbeeld sportbuurtwerk). Meer preventief aanbod kan beginnend probleemgedrag eerder doorbreken. Dit vinden de professionals die te maken hebben met jongeren met ernstige problematiek. 8. Interculturele vaardigheden Stadsdeel Zuidoost kenmerkt zich door de vele culturele achtergronden van haar bewoners. Dat er daardoor een extra opgave voor stadsdeel en professionele organisaties bestaat is wel heel duidelijk.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
48
Veel informatie is behoorlijk talig. Veel ouders hebben geen leescultuur, maar moeten iets horen en zien: “Als je iets wilt verbergen moet je het opschrijven”. De taalbarrière is een sterk belemmerende factor. Zuidoost moet in de interculturele communicatie en de interculturele vaardigheden van professionals blijven investeren om niet alleen de afstand tussen de vragers en de aanbieders te verkleinen en vertrouwen te winnen, maar vooral om het effect van de inspanningen te vergroten. Hoewel er al stappen gezet zijn in de wijze van voorlichting, samenstelling van teams en methodieken zou het intercultureel werken een prioriteit moeten blijven. Zo kunnen er meer zelforganisaties en lokale media ingezet worden. 9. Nog meer verbinding met inwoners en zelforganisaties richting eigen kracht Hoewel er stappen gezet zijn in het verminderen van de kloof tussen hulpvragende inwoners en professionele organisaties (bijvoorbeeld inzet van Kansrijk Zuidoost, opvoedadviseurs op vindplaatsen, ervaringen van de Kenniswerkplaats Tienplus) is Zuidoost er nog niet. Een aantal respondenten wijst op de mogelijkheden die zelforganisaties bieden. Niet alleen in het bereiken van doelgroepen, maar ook in het bevorderen van inzet van de eigen kracht. In de proeftuin Venserpolder is de pedagogische civil society ook een belangrijk onderdeel. ‘We moeten de eigen kracht verder brengen dan mooie zinnen in een nota’. 10. Weten wat er speelt Voor een goed preventief en curatief jeugdbeleid is het essentieel om kennis te hebben van de doelgroep (de vragen), de gerealiseerde trajecten en de effecten van die trajecten. Met goede beleidsinformatie heb je goed zicht en met goed zicht heb je grip. In Zuidoost is er al langere tijd behoefte aan meer zicht en grip. In de complexiteit van de zorgstructuur komt de beleidsinformatie maar mondjesmaat boven, onder andere via de OKC-monitor. Er wordt veel verwacht van de wijkteams Jeugd en de Samen DOEN-teams. Hun inzet en resultaten zullen goed gemonitord moeten worden. Te zijner tijd zal dat gebiedsgericht kunnen gebeuren zodat er per wijk maatwerk geboden kan worden. Vooralsnog wordt verwacht dat de werkwijze van het monitoren (het systeem) stadsbreed is en ontwikkeld wordt door de centrale stad.
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
49
Bijlage 8. Gesubsidieerde OKC-producten/activiteiten OKC-activiteit (OKC/ODE-budget) Jeugdgezondheidszorg Uitvoering Basistakenpakket Jeugdgezondheidszorg (BTP JGZ) Opvoedondersteuning Opvoedondersteuning (opvoedadviseurs voor opvoedgesprekken, lezingen, themabijeenkomsten, cursussen) Triple P & deskundigheidsbevordering Kinderen die opvallen (desk.bev. aan leidsters & leerkrachten in signaleren) Moedermaatjes (opvoedondersteuning aan moeders na detentie) Rondom de geboorte (Pre- en postnatale cursussen incl. specifiek aanbod voor tienermoeders) Infant Mental Health (Vroegsignalering bij stress en hechtingsproblemen) Gezinshereniging (opvoedgesprekken voor gezinnen die herenigd zijn) Voorkomen perinatale sterfte Spreekuur in OKC Klein Gooioord voor jonge ouders/tienermoeders Young parents ZO (YPZO) om informatie en advies over jong ouderschap te geven op scholen dmv een peer to peer methodiek Preventieve opvoed- en opgroeiondersteuning aan Ghanese gezinnen Mama Cares, voorlichting en advies rond opvoeden en opgroeien en over (drugs)middelen-gebruik voor moeders en door moeders Van vader tot vader (vaderbetrokkenheid vergroten op school en in de buurt) Programmaontwikkeling voor ‘Vader-inclusief’ Vaderactiviteiten (verhogen betrokkenheid vaders bij opvoeding) Opvoedondersteuning kortdurend Homestart (Getrainde vrijwilligers bieden opvoedondersteuning, praktische hulp en vriendschap aan ouders) MPG1 (Intensieve gezinsbegeleiding aan Multiprobleemgezinnen) MPG1 (Intensieve gezinsbegeleiding aan Multiprobleemgezinnen) MPG1 (Intensieve gezinsbegeleiding aan Multiprobleemgezinnen) Vinger aan de Pols MPG1 (Intensieve gezinsbegeleiding aan jonge LVB moeders) VIG (Voorwaardelijke Interventie in Gezinnen tbv hulpweigerende gezinnen) Gezinscoaching Opgroeiondersteuning Hart en Ziel (methode om de sociaal-emotionele ontw. van kinderen te volgen) Kinder- en jongeren-rechtswinkel GGZ preventie Jeugd (incl. deskundigheidsbevordering) BiIJLMERenZO Checkpoint Zuidoost Seksueel Spreekuur (voorlichting en advies) Basisprogramma’s ‘Vlinders in je buik’(PO) en ‘Lang leve de liefde’ VO) Seksuele weerbaarheidsprogramma Power in me op scholen Okido (ondersteuning kinderen met ontw.achterstand in de kinderopvang) BSO Plus (buitenschoolse opvang voor kinderen uit het speciaal onderwijs en niet door hun ouders opgevangen kunnen worden) Uitvoering Regeling Sociaal medische indicatie (t.b.v. kinderopvang voor kinderen met risicofactoren) Activiteitenplan versterking Zorgstructuur Bindelmeercollege Opgroeiondersteuning kortdurende ondersteuning Schoolmaatschappelijk werk PO (deel) Groepsgesprekken aan jeugdigen en hun ouders die te maken hebben gehad met huiselijk geweld (‘En nu ik…!’ en ‘Als muren konden praten?’) Sprint (training voor kinderen met antisociaal gedrag en hun ouders) Sprint (screening) KIES en JES (trajecten rond kinderen en echtscheiding) Proeftuin Venserpolder (Om Het Kind)
B/P28
S/I29
2011
2012
2013
GGD
B
S
x
x
x
Swazoom
B
S
x
x
x
SO&T SO&T Humanitas/GIB SAG
B B B B
S S S S
x
x x x x
x x x x
NPI Spirit Vida Fiom Stichting Altra
P P P P P
I I I I I
x x
x
x
Vice Versa Arkin
P P
I I
x x
x x
x
Vitamine V SO&T Streetcornerwork
P P P
S I I
x x x
x
x
Combiwel
B
S
Spirit Opvoedpoli Altra Altra Altra Spirit Madi
P P P P P P P
S S S S S I S
GGD SO&T Arkin Youth Connection Diversion GAZO GGD Irma Accoord Combiwel Partou
B B B P P P P P A P
S S S S S S
Chikuba/DMO
B
B’meercollege
P
St. POZO Blijfgroep
P B
S S
Altra PI-research SO&T Buurtzorg Jong
B B
S S
P
I
Organisatie
S I
x x x
x x x x
x x x
x x x
x x x
x x x x x x x
x
x x x x x x
x x x x x x
x x
x x
x
x
x x
x x
x30 x
x x
x x x31
28
B= Basistakenpakket OKC; P= Pluspakket OKC S= Structureel begroot I= Incidenteel begroot 30 Budget vanuit Talentontwikkeling 31 Budget vanuit Participatie 29
Bijlagenboek Evaluatierapport Implementatieprogramma Opvoeden Doet Ertoe! 2010-2012 (Talenter, april 2013)
50