2013 – 2014
Samenvatting Boek Strafrecht Emine Özen
UGent
Titel 1: Algemene Inleiding Hoofdstuk 1: Definitie Strafrecht: zowel materieel strafrecht als strafprocesrecht (daarnaast ook internationaal strafrecht) Het materieel strafrecht: o Het geheel der rechtsregels waardoor bepaalde gedragingen (misdrijven) strafbaar worden gesteld en gesanctioneerd (straffen) Misdrijven: De omschrijving van de strafbare gedraging Straffen: De bepaling van de straf o
Onder welke voorwaarden personen strafrechtelijk verantwoordelijk kunnen worden gesteld & welke omstandigheden deze verantwoordelijkheid kunnen uitsluiten / beperken
o
Ook de toepasselijke sancties (straffen, maatregelen, alternatieve sancties) & regelt hoe deze sancties in concrete gevallen door de rechter moeten worden toegepast Strafuitvoeringsrecht: de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke sancties
o
Het strafprocesrecht: o Het geheel van de procedurele spelregels volgens welke het materieel strafrecht wordt toegepast Door wie & op welke wijze de strafvordering wordt uitgeoefend Op welke wijze het bewijs (voor een misdrijf) wordt geleverd Welke rechtsmiddelen Strafrecht: o Richt zich vooral tot de burger Verbodsbepalingen Strafprocesrecht: o Gericht tot de overheid De toepassing van de regels Strafrecht = een sociaal controle mechanisme ? o Ja, een middel waarmee de maatschappij sociaal onwenselijke gedragingen controleert Materieel strafrecht: Bv de moraal, de godsdienst, het tuchtreglement van beroepsorganisaties, …
Strafprocesrecht: Bv gezin, familie, school, kerk
Het internationaal strafrecht: o Nationale rechters moeten rekening houden met buitenlands strafrecht & beslissingen van buitenlandse strafgerechten Bv EHRM, het Internationaal Tribunaal voor voormalig Joegoslavië, het Internationaal Strafhof Invloed van de EU !
1
Hoofdstuk 2: Historisch overzicht 1. Archaïsche stelsel Een primitieve maatschappij: o Het strafrecht heeft de huidige betekenis niet Godsdienstige en morele normen Bv Talio – recht (“oog om oog, tand om tand”) De vergelding van het aangerichte kwaad De verzoening tussen de (familie van de) dader en (de familie van) het slachtoffer o
Kenmerkend: Privékarakter De wraakneming niet gedaan door de overheid / vorst wel door (de familie van) het slachtoffer tegen (de familie van) de dader Bv duel & vendetta Geen proportionaliteit tussen misdrijft & sanctie & het persoonlijk karakter van de straffen
2. De middeleeuwen A. Het oudgermaanse strafproces Als reactie op situaties van privéwraaknemingen ‘de overheid’ treedt bemiddelend op o Verbod op privéwraakneming & enkel de dader van een misdrijf kan aansprakelijk worden gesteld Doel: o De vrede tussen het slachtoffer & de dader herstellen o Afkoping van de wraak compositio (bloedgeld) Fredus: ten voordele van de vorst, een soort heffing (voorloper van de geldboete) Oudgermaans strafproces (accusatoir): o Een ritueel tweegewecht Dader & slachtoffer op gelijke voet o
Rondtrekkende rechters: Navraag doen over “misdrijven” Louter een passieve rol: Niet het ontdekken van de waarheid, maar het nagaan van de reputatie van de beklaagde (geïnspireerd op de infamia – procedure)
o
Bewijsstelsel: Bewijslast lag bij de beklaagde De beklaagde moest zelf zijn onschuld bewijzen
o
Irrationeel karakter van het bewijsstelsel Bv reinigingseed, de godsoordelen (vuurproef, waterproef), …
o
Ongelijkheid: Bijzondere wreedheid van de straffen Vernederende straffen Strafuitvoering in het openbaar
2
B. Het inquisitoire strafproces Vanaf de 13de de godsbewijzen werden verboden op vele plaatsen o Invoer inquisitoire procedure Gecodificeerd in het Constitutio Carolina van Karel V Gecodificeerd in de Grande Ordonnance criminelle van Lodewijk XIV De basis van het strafprocesrecht (op het vasteland) tot de Franse Revolutie o
Engeland ?: Het systeem van rondreizende rechters bleef behouden
Het inquisitoire strafproces: o Actieve rol van de rechter De functie van openbare aanklager & rechter gecumuleerd o
o
Niet meer onderzoeken van de reputatie van de beklaagde Wel het vinden van de waarheid De beklaagde niet langer een procespartij, maar object van onderzoek Bewijslast wordt omgekeerd De vervolgende partij moet het bewijs van het misdrijf leveren De beklaagde moet niet meer zijn onschuld bewijzen
Proces in het geheim Enkel de strafuitvoering is openbaar
Geen irrationele bewijsvoering Strikte bewijsreglementering Elk bewijsmiddel een bepaalde bewijswaarde Alleen bepaalde bewijzen toegelaten De bekentenis als hoofdbewijsmiddel
Het inquisitoire proces voorbehouden voor de ernstige misdrijven Minder ernstige misdrijven (uitzondering op het inquisitoire proces) Strafbaar met geldboete, met “profijtelijke betering” (een soort openbare schuldbelijdenis) of met een boetebedevaart “Civillijck” afgehandeld o Leek op een civiel proces & vertoonde accusatoire kenmerken o De rechter speelde een passieve rol
De straffen bleven wreed en ongelijk Willekeurig (niet op voorhand in een wettekst vastgelegd) o ! Vele van de wrede straffen konden worden afgekocht
3. De Verlichting, het “revolutionair” strafrecht en de codificaties van Napoleon A. De verlichting Reactie op de excessen van het Ancien Régime o Men reageerde vooral op de willekeur van de rechters, de wrede onderzoeksmethoden en de wrede en ongelijke straffen
3
Montesquieu; Locke; Rousseau het “contrat social” o Het misdrijf= de schending van het sociaal contract Alleen daaruit put de overheid haar recht om misdrijven te vervolgen & te bestraffen (ius puniendi)
Het recht op bestraffing “Magna charta” = strafrecht als een fundamentele bescherming voor de burger Legaliteitsbeginsel: Misdrijven & straffen moeten op voorhand in de wet vastgelegd zijn De rol van de rechters is beperkt tot de toepassing van de wet “la bouche qui prononce les paroles de la loi …”
Subsidiariteit: De staat mag slechts optreden indien het werkelijk nodig is Slechts die gedragingen zullen worden strafbaar gesteld waarvan de bestraffing echt noodzakelijk is
Proportionaliteit: De straffen moeten in verhouding staan tot de ernst van het misdrijf Moeten proportioneel zijn
Concrete vertaling van deze gedachten: Cesare Beccaria Pleitte voor de “rechten van de verdediging” De beklaagde moet de tijd hebben zijn verdediging voor te bereiden, de bewijsleer moet ernstig zijn Een fervent tegenstander van de doodstraf
B. Het “revolutionair” strafrecht Déclaration des droits de l’homme: o De vertolking van de nieuwe staatsrechtelijke ideeën Belangrijke bepalingen: Het beginsel van de persoonlijke vrijheid Geen dwangmaatregelen dan op grond van een wet Het proportionaliteitsbeginsel Het subsidiariteitsbeginsel Het legaliteitsbeginsel Verbod retroactieve werking van de strafwet Het vermoeden van onschuld De eerste codificaties in strafwetboeken o De Code Lepeletier (1791) zeer bondig Strafrecht & strafprocesrecht in 1 wetboek Afschaffing van het inquisitoir systeem Invoer van de jury (naar Engels model) o
De Code Merlin (1795) Zeer milde straffen Extreem legaliteitsbeginsel vaste straffen; geen keuze tussen minimum- en maximumstraffen
4
C. De codificaties van Napoleon De Code d’instruction criminelle van 1808 o Wetboek van Strafvordering Het inquisitoir systeem opnieuw ingevoerd tijdens het vooronderzoek De rechten van de verdediging werden minder goed beschermd Onnauwkeurigheden ! De Code pénal van 1810 o Achteruitgang Sommige wrede & vernederende straffen terug ingevoerd o
Wel zijn de vaste straffen afgeschaft de rechter krijgt een beoordelingsmarge De straf bepalen binnen de perken van een wettelijk bepaalde minimum- en maximumstraf
4. Het huidig strafrecht in België A. De Grondwet van 1830 De Grondwetgever had de bedoeling alle wetboeken te herzien o Ook het Strafwetboek & het Wetboek van Strafvordering 1867 een nieuw strafwetboek Wetboek van Strafvordering is nog steeds dat van Napoleon
B. Het Strafwetboek Code pénal werd herzien door een Commissie (opgericht onder J. J. Haus) o Ondanks enkele belangrijke wijzigingen volgt het wetboek van 1867 grotendeels zijn voorganger
C. Het Wetboek van Strafvordering Nog steeds het oude wetboek van 1808 o In 1878 gedeeltelijk vernieuwd De Voorafgaande Titel aan het oude wetboek toegevoegd In 1991 een nieuwe commissie o Onder M. Franchimont Voorstellen formuleren voor de hervorming van het vooronderzoek in strafzaken Het onderzoek voor de terechtzitting o
De meest ingrijpende wetswijziging in het Belgisch strafprocesrecht Regelt het opsporingsonderzoek (onder leiding van de procureur) & het gerechtelijk onderzoek (onder leiding van de onderzoeksrechter)
5
Hoofdstuk 3: Theorieën over strafrecht 1. Inleiding Ius puniendi: o Waaruit de maatschappij het recht put misdrijven te bestraffen De voorwaarden waaronder dit recht kan worden uitgeoefend & de begrenzing ervan Theorieën: o Klassiek & positivisme De uitersten o
Nieuw sociaal verweerd Beide verzoenen
o
Neo – classicisme / nieuw realisme Een terugkeer naar bepaalde elementen van de klassieke leer
Straf: o
o
De vergelding van het misdrijf De straf moet het onrecht vergoeden dat door het misdrijf werd veroorzaakt Aan de dader een sanctie opleggen die “pijn doet” Hem wordt een leed opgelegd Hij wordt in zijn fysieke, morele of patrimoniale integriteit getroffen De verzoening van dader en slachtoffer Het leed dat door het misdrijf is veroorzaakt wordt “hersteld” Rechtvaardigheid is geschied Dader en slachtoffer worden met elkaar verzoend Bv bemiddeling
Het vertrouwen van de bevolking wordt hersteld
o
Het herstel van de schade Een herstellende functie De herstelling van het door het misdrijf veroorzaakte leed / gebrek aan evenwicht Bv verbeurdverklaring
o
Moderne functies Algemene & bijzondere preventieve werking Algemene preventie: “Afschrikkende werking” tav potentiële wetsovertreders De straf als middel om criminaliteit te voorkomen Aandacht aan de werking die de straf kan hebben Een voorbeeldfunctie uitoefenen
Bijzondere preventie: Het effect van de straf tav de delinquent “Leren geen nieuwe misdrijven meer te plegen Zal zodoende een preventieve werking hebben Doel de maatschappij beschermen
6
Resocialiserende werking: Dmv de straf zal de delinquent wederaangepast worden Sociale reïntegratie in de samenleving wordt mogelijk De sanctie zelf wordt een actief instrument tot wederopvoeding Sanctie is geen doel op zichzelf (bestraffing) Sanctie streeft een ander doel na (reïntegratie)
2. De klassieke leer A. Achtergrond De eerste helft van de 19de eeuw o Een typisch product van de klassieke denkrichting het Belgisch strafwetboek o De neerslag van het ideeëngoed uit de Verlichting Vóór de Franse Revolutie Vooral vergeldingsgedachte (ius puniendi) Tav politieke & religieuze misdrijven de gedachte van majesteitsschennis o
Het ius puniendi steunt op het sociaal contract De persoon die door zijn gewilde gedraging de strafwet heeft geschonden Mag hiervoor worden gestraft
Een welbepaald mensbeeld o “De mens is vrij” Een vrije wil kan kiezen tussen “goed” & “kwaad” Hij heeft voor het “kwade” gekozen (het plegen van een misdrijf) Dan is bestraffing gewettigd o
Grondslag bestraffing: De morele schuld van de dader die welbewust voor het plegen van het strafbare feit heeft gekozen Mensbeeld idealistisch De mens zoals hij zou moeten zijn, niet zoals hij concreet is
B. Schuld en straf Een groot belang aan het strafrechtelijk schuldbegrip o Schuld: De verantwoording van de straf Zonder schuld geen straf: Nullum crimen sine culpa
De basis voor en de begrenzing van de bestraffing Gedachte ligt in het verlengde van de Magna Charta van het strafrecht Als bescherming tegen willekeurig overheidsoptreden
Wordt beoordeeld in het licht van het “anders kunnen handelen” door de mens Want een vrij oordeels- of wilsvermogen
Ontbreken deze vrije wil / oordeel geen straf Bv Krankzinnigen of jongeren beneden de “leeftijd des onderscheids”
7
o
Straf: Bepalen aan de hand van de ernst van het misdrijf De ernst wordt ook bepaald door de schuld van de dader Verschil in bestraffing naargelang het feit opzettelijk / uit onachtzaamheid werd gepleegd
Kernprincipe: De proportionaliteit: De bestraffing moet in verhouding staan tot de ernst van het misdrijf “Ernst” wordt bepaald door de wetgever, in de strafwet zelf
Speelruimte: o Geen ruimte aan de vervolgingsmagistraat o Geen ruimte aan het OM o Geen ruimte aan de rechter Men moet gewoon de wil van de wetgever uitvoeren Op mechanische wijze o
Aan de rechter weinig beoordelingsruimte Eerste wetboeken: zelfs het systeem van de vaste straffen (aan de rechter geen enkele appreciatie) Naderhand wel versoepeld
Strafuitvoering: o Een mechanisch gegeven o Eens de straffen worden opgelegd volledig uitvoeren
C. Doel en functie van de straf Vergelding: o Een belangrijk onderdeel van de functies van de straf o Het is niet zozeer het “kwaad” dat wordt vergolden, maar de overtreding van de sociale codex Vergelding zelf: De bestraffing moet aan de regels van datzelfde sociaal contract beantwoorden Niet enkel het principe van de legaliteit, maar ook proportionaliteit & subsidiariteit respecteren (Magna Charta) Algemene preventie: o De mens is vrij: Hij kan zijn gedragingen naar de (straf)wet richten Als hij weet dat op bepaalde gedragingen een strafsanctie staat zich hiervan onthouden Straf heeft automatisch een algemeen preventieve werking Bijzondere preventie: o De delinquent zal “leren” in de toekomst geen nieuwe strafbare feiten meer te plegen o Automatisch een bijzonder – preventieve werking Een humanisering: Bv de gevangenisstraf: een opvoedende werking (uit zichzelf tot inkeer komen) zal in de cel denken over zijn misdrijf
8
Resocialisering: o De “verbetering” van de delinquent zou automatisch plaats vinden Zonder dat een meer actieve resocialiseringspolitiek is vereist o
Sociale reïntegratie werd verondersteld
3. De positivistische school en het sociaal verweer A. Achtergrond Positivisme: o De inductieve redeneringswijze de klassieke school: deductieve redeneringswijze o
Misdrijf: Niet langer een abstract gegeven Een feit dat door een reeks causale factoren van verschillende oorsprong wordt veroorzaakt Als het resultaat van een reeks factoren die deels buiten de delinquent liggen Bv het milieu, het gezin, het ras, …
o
Delinquent: Niet langer een abstracte figuur, die uit vrije wil de wet heeft overtreden Maar een mens van vlees & bloed die om verschillende redenen gedetermineerd is tot delinquentie
o
Recht op bestraffing = ius puniendi Wordt niet langer gesteund op de schuld Wel op het gevaar dat de betrokkene betekent voor de maatschappij
o
Niet langer de vergelding & de algemene preventie Wel de bescherming van de maatschappij
1 van de grondleggers Cesare Lombroso Er bestaat iets als de “geboren misdadiger” Niet alleen biologische & genetische oorzaken van criminaliteit Ook factoren zoals klimaat, leeftijd, geslacht, … Anderen: Ferri, Garofalo De oorzaken van de criminaliteit vooral zien in sociologische factoren Misdrijf geen abstract juridisch fenomeen Wel een maatschappelijk verschijn dat kan worden waargenomen, gemeten en aan empirisch onderzoek onderworpen
Een totaal andere visie op het strafrecht: Een instrument waarmee een welbepaalde criminele politiek kan worden gevoerd Klassiek: strafrecht als een middel om de staat aan banden te leggen (legitimiteit, proportionaliteit, …)
9
Strafrecht niet langer een passieve rol Wordt bewust aangewend om bepaalde doelstellingen te verwezenlijken Instrumentalisering van het strafrecht Adolphe Prins: Verwetenschappelijken van het strafrecht tot doel Moest uit zijn vervreemding worden gehaald
B. Schuld en straf Determinisme: o Het misdrijf is niet het resultaat van een vrije wilskeuze van de delinquent Maar externe factoren die zijn gedrag bepalen Schuldbegrip heeft weinig / geen betekenis o Mens = gedetermineerd & niet op vrije wijze zijn gedragingen bepalen geen “schuld” wanneer hij de strafwet overtreedt Schuldnotie wordt hierdoor ingeruild voor gevaarsnotie Geen reden waarom de maatschappij niet preventief zou optreden (mag dit doen!) Alvorens het misdrijf wordt gepleegd Bv landlopers- en bedelaarswetten (internering van zwervers) Enkel de bijzondere preventie & de resocialisering hebben zin o Straf geen repressief karakter meer o Wordt een “sanctie”, een “maatregel” die niet meer de vergelding tot doel heeft Wel de bescherming van de maatschappij (BP) en de resocialisering van de dader Ferri: Notie “straf” vervangen door “penale vervangingsmaatregelen” Straftoemeting: o Klassieke leer: aan de hand van het proportionaliteitsbeginsel positivisme: laten dit principe varen De omvang straf bepalen niet in functie van de ernst van het misdrijf Wel in functie van de gevaarlijkheid van de dader & zijn kansen op sociale reïntegratie Omvang sanctie niet op voorhand door de wet bepaald Rechter op het ogenblik van de straftoemeting bepalen Strafuitvoering: o Klassieke leer: een louter mechanisch karakter positivisme: de belangrijkste fase o
De wet moet geen vaste straffen meer bepalen Geen bepaalde straffen opgelegd door de rechter ! Strafuitvoeringsorganen bepalen de duur & de omvang van de sanctie
o
Ferri:
Éénsporenstelsel: Geen onderscheid in de sanctionering van “normale” & “abnormale” en jeugdige delinquenten (“tweesporenstelsel”) Voor iedereen was dezelfde sanctiebepaald (aangepast aan het individuele geval)
10
C. Doel en functie van de straf Vergelding: o Niet enkel zinloos, maar ook ethisch onverantwoord Geen vrije wil repressieve reactie van de maatschappij is moeilijk te verdedigen Algemene preventie: o Tot misdadigheid voorbestemd & zelf niet op vrije wijze over zijn gedragingen beslissen Afschrikking is zinloos De loutere bedreiging zal potentiële delinquenten niet weerhouden Met rechtstreekse middelen werken: Bv armoedebestrijding, huisvesting Bijzondere preventie: o Het enige strafdoel dat zin heeft o Eens een misdrijf gepleegd / zelfs daarvóór niet meer overgaan tot het begaan van strafbare feiten Resocialisering: o Straf is geen doel op zichzelf Lost niets op o
Vervangen moeten worden door een “sanctie” Na verloop van tijd weer in de maatschappij kunnen worden opgenomen Ferri !
4. Het nieuw sociaal verweer A. Achtergrond Dateert al uit de 19de eeuw maar vooral na WOII o Als reactie tegen de autoritaire regimes o Vervanging van de “daadschuld” door de “karakterschuld”: Een persoon zou dan niet meer voor zijn daden, maar wegens zijn karakter worden gesanctioneerd o
Verzet tegen de verwerping van het legaliteitsbeginsel (positivisme!)
o
Misbruiken: Strafwetboek van Ferri straffen van onbepaalde duur (omvang door een strafuitvoeringsrechter) Autoritaire regimes: wel onbepaalde straffen, maar geen instituut van de strafuitvoeringsrechter
De in België overheersende leer o Mits enkele nuancering o Ideeën van het positivisme doorgezet in een reeks bijzondere wetten Wet Lejeune: De voorwaardelijke veroordeling & de voorwaardelijke invrijheidstelling Vervangen door de Probatiewet & de Wet Voorwaardelijke Invrijheidsstelling
11
Wet Carton de Wiart: De Kinderbescherming vervangen door de Jeugdbeschermingswet
Wet Vandervelde: Geestesgestoorden de internering van personen met een geestesstoornis
Wet Vermeylen: Betreffende de opschorting, het uitstel & de probatie
B. Schuld en straf Het nieuw sociaal verweer aanvaardt de klassieke uitgangspunten o ‘Geen misdrijf zonder schuld’ o Onderscheid tussen opzet & onachtzaamheid o Het resocialiseringsideaal voorop stellen Bij de straftoemeting de straf in hoge mate individualiseren met als doel de sociale reïntegratie van de delinquent
C. Doel en functie van de straf Functie van het strafrecht: o Het zich verweren van de maatschappij tegen delinquent gedrag o Verwerpen van het determinisme van de positivisten + Discussie over de wils- en oordeelsvrijheid van de klassieken vermijden Tussenoplossing: o Het principe van de wettelijke verantwoordelijkheid Misdrijf verantwoordt een optreden van de maatschappij o
Doel:
De maatschappij die zichzelf verdedigt tegen maatschappelijk schadelijk gedrag
o
Streefdoel: De vermindering & zelfs de uitschakeling van de criminaliteit
o
Vorm van optreden: De “normale” delinquenten een normaal oordeelsvermogen bezitten De klassieke leer
De andere delinquenten de geestesgestoorden & de jongeren
“Tweesporenstelsel”: Voor de “normale” delinquenten het gewone strafrecht blijft behouden Wel geïndividuelaseerd Rekening houden met de persoonlijke omstandigheden Niet enkel rekening houden met de gegevens uit het strafdossier, maar ook met persoonlijkheidsgegevens
12
Voor geestesgestoorden & jongeren de straf vervangen door een niet – strafrechtelijke “maatregel” Niet repressief beschermen van de maatschappij & de betrokkene genezen resp. opvoeden Worden uit het strafrecht gelicht Voor de geestesgestoorden = gewone rb Voor de jongeren = jeugdrechtbank + geen straffen, maar opvoedende maatregelen
5. Het neoclassicisme als reactie op positivisme en nieuw sociaal verweer A. De Magna Charta op de helling? Strafrecht 19de eeuw: o De Magna charta (legaliteit, subsidiariteit & proportionaliteit) Strafrecht 20e eeuw : o Door het positivisme & het nieuw sociaal verweer is de Magna charta op de helling komen te staan Legaliteitsbeginsel: o (-) Enorme toename van het aantal strafbepalingen Vooral in de bijzondere wetten o
(-) Strafrecht wordt beschouwd als een stuurmechanisme om andere regelingen kracht bij te zetten Onoverzichtelijk geworden Beginsel “iedereen wordt geacht de wet te kennen” is een illusie geworden
o
(-) Toename van de beleidsmogelijkheden op de verschillende niveaus Bv politie, parket, rechter,…
o
Gevolg: Op een misdrijf volgt niet meer automatisch bestraffing Straf, eens opgelegd, wordt niet steeds meer uitgevoerd Strafrecht is minder voorspelbaar geworden
o
(-) Toenemende gebruik van blanco strafwetten De WM bepaalt nog slechts het algemeen kader van de bestraffing maar De verdere concrete uitvulling gebeurt door de UM
Subsidiariteitsbeginsel: o (-) Strafrecht wordt meer en meer als handhavingsrecht gebruikt Ter sanctionering van overtredingen van andere rechtstakken Bv economisch en sociaal recht, milieurecht, gezondheidsrecht, … Proportionaliteitsbeginsel: o Door positivisme & nieuw sociaal verweer Bij de straftoemeting & de strafuitvoering spelen andere factoren (naast en soms in plaats van de ernst van het misdrijf (= proportionaliteit) Om de omvang van de strafrechtelijke sanctie te bepalen Meer en meer rekening houden met persoonlijke omstandigheden, kansen op resocialisering, gevangeniscapaciteit (overbevolking)
13
B. Het nieuw realisme Nieuw realisme: o Een conglomeraat van verschillende denkrichtingen die alle tegen het positivisme & het nieuw sociaal verweer reageren Teruggegrepen naar de oude ideeën van de klassieke leer Vandaar neoclassicisme o
Verwijten aan het adres van positivisme & nieuw sociaal verweer: Het grote aantal discretionaire bevoegdheden in de verschillende fasen van de strafrechtspleging Rechtszekerheid komt in het gedrang ! Door niet alle misdrijven worden bestraft
Rechtspositie van dader & slachtoffer op ongunstige wijze beïnvloed
o
Te veel discretionaire bevoegdheden voor parketmagistraten De meeste misdrijven worden niet meer vervolgd Bv sepot, minnelijke schikking, bemiddeling Weerslag op het optreden van de politie Niet alle vastgelegde misdrijven rapporteren aan het parket (politiesepot)
o
Te grote beoordelingsvrijheid aan de rechters Te veel rekening houden met individuele factoren Geen sprake van een verhouding tussen gepleegd feit & uiteindelijke straf Straf is niet meer voorspelbaar (legaliteitsbeginsel !)
VS:
Sentencing guidelines: Om de beoordelingsvrijheid van de rechters aan banden te leggen Heeft geleid tot een zwaardere bestraffing geleid
o
Te grote flexibiliteit Mogelijkheid veroordeelde delinquenten na 1 / 3 van het uitzetten van hun straf vrijlaten Voorwaardelijke invrijheidsstelling Geen band meer tussen de door de rechter opgelegde straf en de daadwerkelijk uitgezeten straf In sommige staten in de VS: Voorwaardelijke invrijheidsstelling (“parole”) voor sommige misdrijven afschaffen + invoer regel “three strikes and you’re out” o Een persoon die in het verleden reeds 2 veroordelingen opliep komt niet meer in aanmerking voor parole
o
Huidig systeem besteedt te weinig aandacht aan het slachtoffer van het misdrijf
14
C. Strekkingen binnen het nieuw realisme Radicale strekking: o Kritiek op de verregaande controle waartoe het resocialisatiemodel aanleiding heeft gegeven Bv inzake jeugdbescherming Abolitionisme: o Radicaal o Willen het strafrecht afschaffen Het strafrecht lost niets op Integendeel, het strafrecht ligt zelf aan de basis van talrijke maatschappelijke problemen Het zou beter worden vervangen door andere modellen voor conflictbehandeling Bv afhandeling door de betrokken partijen zelf, crisisinterventie Due process – strekking: o Het gebrek aan procedurele waarborgen aanklagen Bv de openbaarheid van de procedure, het recht zich te verdedigen, de inzage in het strafdossier Een regeling die bedoeld was als bescherming voor de betrokkene een minder gunstige rechtspositie in de praktijk Justice model: o Beklemtoont het falen van het systeem “Nothing Works” o Pleit voor repenalisering: Het terug strafbaar stellen van feiten / personen die aan het strafrecht waren onttrokken Bv jeugdige delinquenten,… Economische analyse van het recht: o Geen echte “strekking” Aparte analysemodellen worden geleverd door critical Legal studies & de theorie van de economische analyse van het recht Vernieuwde formuleringen van oude vraagstellingen over strafrecht
15
Hoofdstuk 4: Politieke dimensie van het strafrecht 1. Strafrecht en beleid Beleidsvragen: o De strafbaarstelling o De vervolging o De bestraffing (sanctionering) A. Het beleid mbt de strafbaarstelling (i) Wie beslist over de strafbaarstelling ? Principe: o Enkel de wetgever bepaalt welke gedragingen strafbaar zijn De scheiding der machten Het legaliteitsbeginsel Het beginsel van de volkssoevereiniteit o
Twee andere staatsmachten (RM &UM): Rechterlijke incriminatie (is verboden): De rechter (op het ogenblik van de beoordeling van de feiten) Het recht heeft de feiten als strafbaar aan te merken Zonder daarbij gebonden te zijn door een voorafbestaande wet die de gedraging strafbaar stelt Theoretisch bestaat het nog in de common landen: “Common law crimes” worden door de rechter & niet door de wetgever vastgesteld
Vandaag verboden op grond van het legaliteitsbeginsel Twee belangrijke beginselen: De strikte interpretatie van de strafwet: De rechter mag de strafwet interpreteren (de wil van de wetgever achterhalen) Maar mag niet per analogie uitbreiden (toepassen op door de wet niet geviseerde gedragingen)
De rechter macht niet oordelen over de opportuniteit van de toepassing van de strafwet: De rechter kan niet beslissen dat een hem voorgelegd misdrijf in een concreet geval niet moet worden bestraft Eens de feiten bewezen verklaard & de schuld vastgesteld de veroordeling & de straf uitspreken
Uitvoerende incriminatie (is verboden): De UM omschrijft de misdrijven & bepaalt de sancties Zonder optreden van de wetgever Op grond van het legaliteitsbeginsel verboden Wel een mildering: UM wel op grond van een wet van de WM de bevoegdheid toegewezen krijgen bepaalde materies regelen en sancties bepalen “Blanco – strafwetten”: WM definieert het algemeen kader waarbinnen de UM de misdrijven en de straffen verder mag bepalen
16
(ii) Wat mag strafbaar worden gesteld? Principe: o Enkel die aangelegenheden (subsidiariteit): Welke zijn de criteria & via welke controlemechanismen Bv moeten drugsdelicten worden gesanctioneerd, moet cannabisgebruik worden gedecriminaliseerd ? o
Waarover een ruime democratische consensus bestaat mogen worden gesanctioneerd Hoe maakt men een onderscheid tussen “fundamentele” waarden (de “strafwaardige” fundamentele waarden & de andere waarden
o
+ Enkel voor zover het werkelijk “nodig” is Legaliteitsbeginsel Subsidiariteitsbeginsel (problemen)
o
Bv Strafwetboek 1810: De overtreding van het coalitieverbod werd strafrechtelijk gesanctioneerd (Art. 414 – 415 Sw.) Werden opgeheven in 1867 Vrijheid van vereniging werd een fundamenteel recht
o
Bv Strafwetboek 1867: Het stakingsverbod (Art. 310 Sw.) = strafrechtelijk gesanctioneerd Staking werd vervolgens gedecriminaliseerd Staken is vandaag een recht
o
Bv Milieurecht: Vroeger niet strafwaardig tegenwoordig een ruime sociale consensus strafbaar stellen
Wetgever een duidelijke aarzeling o Het economisch & het fiscaal (straf) recht Een systeem van administratieve sancties: Sneller en efficiënter optreden o
De democratische consensus is soms moeilijk te bereiken Bv abortus & euthanasie
o
Hoe groot moet de consensus zijn? Een gewone meerderheid (België) Een bijzondere meerderheid
o
Strafbaarstelling & mensenrechten Verboden: Onmenselijke & vernederende straffen Disproportionele straffen Straffen strijdig met het recht op de eerbiediging van het privéleven Het recht op een eerlijk proces Het vermoeden van onschuld Internationale minimumnormen
17
B. Het vervolgingsbeleid (i) Wie vervolgt? Door het slachtoffer (SO) van het misdrijf o SO brengt de zaak zelf voor de rechter Rechter = scheidsrechter & een louter passieve rol o
SO zorgt zelf voor de bewijsvoering Lijkt op de burgerlijke procedure
o
Voordeel: Verdachte & SO staan op gelijke voet Beginsel van de gelijkheid der wapens (Art. 6 EVRM)
o
Nadeel: Bewijsvoering = zwaar voor SO Om verschillende redenen afzien van een eventuele strafproces Bv financieel, bedreiging door de dader, vrees voor wraak,…
Laat geen vervolgingsbeleid toe
Door de overheid o Overheid belast met het opsporen van misdrijven & het eigenlijke vervolgen van de daders voor de rechter Voordeel: Laat een beleid toe Doeltreffender De last & de kost van de vervolging van misdrijven wordt volledig door de overheid gedragen
Nadeel: Geen gelijkheid van wapens tussen verdachte en SO
In België: o Een inquisitoire rechtspleging In common law landen: o Een accusatoire rechtspleging
(ii) Met welke middelen? Meerdere belangen staan tegenover elkaar o SO o Dader o Maatschappij Taak: o Deze tegenstrijdige belangen met elkaar in evenwicht brengen Vragen: o Hoe ver mag de overheid gaan bij de voorlopige hechtenis van verdachten o Huiszoekingen? o Schending van het briefgeheim?
18
Welke middelen: o De verzameling van bewijsstukken Mensenrechten: o Absoluut verboden (bv het gebruik van foltering en andere onmenselijke en vernederende behandelingen)
(iii) Al dan niet vervolgen? Idee Verlichting: o Elk strafbaar feit moest automatisch aanleiding geven tot vervolging / bestraffing PRAGMATISCH: Praktisch gezien is het niet mogelijk om elk strafbaar feit te vervolgen
FUNDAMENTEEL: In bepaalde omstandigheden, om verschillende redenen, kan het onwenselijk zijn een bepaald feit te vervolgen (hoewel strafbaar)
Nu: o
Sepot: Om technische / om beleidsredenen afzien van vervolging (al dan niet onder voorwaarden) Leidt ertoe dat de zaak zonder gevolg wordt gerangschikt
o
Transactie / minnelijke schikking: Het OM ziet af van strafvervolging indien de verdachte een bepaalde geldsom betaalt
o
Bemiddeling: Het parket bemiddelt tussen dader en SO Bv ook het volgen van een therapie, een opleiding, het verrichten van een dienst ten bate van de gemeenschap
o
Plea bargaining: Geen toepassing in België Vervolgende partij & beklaagde onderhandelen over de strafvordering & komen tot een overeenkomst De beklaagde bekent een mindere aanklacht De vervolgende partij laat als tegenprestatie de zwaardere aanklacht vallen Op die manier kunnen beklaagden in de VSA de doodstraf ontlopen
Een consensualisering van de strafrechtspleging o Principe België: Een onderhandeling tussen parket & verdachte is onmogelijk De strafvordering in van openbare orde
19
C. Het sanctioneringsbeleid (i) Welke straffen In het A. Reg wrede en vernederende straffen o Bv doodstraf, lijfstraffen, verbanning, … Vandaag zijn deze straffen door de verdragen inzake mensenrechten verboden o EVRM, IVBPR Nieuwe sancties (onder invloed van het positivisme & het sociaal verweer) o De werkstraf o De leerstraf Zouden kleinere misdrijven niet beter worden gedecriminaliseerd? o Overbelaste gerechtelijke apparaat gedeeltelijk ontlasten
(ii) Wie sanctioneert? Enkel de RM mag strafrechtelijke sancties uitspreken
(iii) Beoordelingsvrijheid van de rechter: hoe ver? Principe: o Rechter moet steeds een sanctie opleggen o Hij oordeelt niet over de opportuniteit van de bestraffing
D. Het strafuitvoeringsbeleid (i) Straffen, eens opgelegd: altijd uitvoeren? Straffen door de rechter uitgesproken o Moeten worden uitgevoerd OM = belast met deze uitvoering o Maar niet steeds mogelijk alle straffen daadwerkelijk uit te voeren o Kan beslissen korte gevangenisstraffen (straffen tot 3 jaar) niet of slechts zeer gedeeltelijk ten uitvoer te leggen Op grond van een niet – gepubliceerde omzendbrief Koning: o De tenuitvoerlegging van straffen beperken / zelfs verhinderen door gebruik te maken van zijn grondwettelijk genaderecht Art. 110 GW
(ii) Straffen vroegtijdig beëindigen? Systeem van de voorwaardelijke invrijheidstelling o Veroordeelden kunnen vrijkomen lang voordat zij hun straf volledig hebben ondergaan
20
(iii) Rechterlijke controle op de strafuitvoering? Vroeger: o Minister van Justitie besliste over de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelden 2006: o
o
De strafuitvoeringsrechtbanken Beslissen over voorwaardelijke invrijheidstelling Niet langer de Minister van Justitie De controle op bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de straf
(iv) Moet het slachtoffer een “zeg” hebben in de strafuitvoering? De vraag: o Moet het SO naast zijn rol in het eigenlijke strafproces als burgerlijke partij / als benadeelde ook een rol hebben in de strafuitvoering? Wet Voorwaardelijke Invrijheidstelling vervangt de Wet Lejeune over hetzelfde onderwerp Voorwaarden die verbonden worden aan de voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen een betrekking hebben op de belangen van het SO
2. De “crisis” van het strafrecht 19de en 20e eeuw: o Strafrecht is deels humaner geworden (maar ook deels minder humaan) o
Verbeteringen: De rechtspositie van de beklaagde in het strafproces & de algemenen tendens tot een mildere bestraffing
o
Verslechtering: Strafrecht heeft zijn werkingssfeer voortdurend uitgebreid Toepassing in vele sectoren die vroeger aan het strafrecht ontsnapten Bv het verkeer, de economie, de volksgezondheid, het milieu,…
Strafrecht: 1 van de instrumenten van de sociale verzorgingsstaat geworden
Vaak goed bedoelde vervangingsmechanismen (bv tav jeugdige / geesteszieke delinquenten) In de praktijk geleid tot ontgoochelende resultaten Vervanging is ten nadele van de rechtspositie van de betrokkene De efficiëntie van het mechanisme kan in vraag worden gesteld Indruk dat het strafrechtssysteem slecht of zelfs niet functioneert
1 van de voornaamste functies van het strafrechtssysteem o De opsporing & vervolging van criminaliteit MAAR in de praktijk: De grote meerderheid van de vastgestelde misdrijven wordt niet opgelost Ook worden niet alle misdrijven vastgesteld Bv verkeerscriminaliteit: praktisch gezien onmogelijk alle misdrijven vast te stellen en te vervolgen
21
Gevangenissen zitten overvol Recidivegraad blijft onveranderd
De criminaliteit neemt toe Gevolg ?: Het falen van het strafrechtssysteem ? Het feit dat andere sociale controlemechanismen niet meer dezelfde controlefunctie uitoefenen ?
De morele waarden van het strafrecht is ondermijnd Vroeger: Een kern van moreel laakbare handelingen (bv diefstal, levensdelicten, …)
Nu:
Uiteenlopende gebieden worden door het strafrecht gereglementeerd (bv het verkeer, de wisselkoersen, de sportwedstrijden, …)
Coördinatie tussen de verschillende onderdelen van het systeem loopt soms mank Politie, parket, zittende magistratuur & strafuitvoeringsautoriteiten onvoldoende op elkaar afgestemd
Conclusies: Verscherping van het strafrecht: Door strengere straffen, door repenalisering van sectoren die vroeger uit het strafrecht werden verwijderd Bv de jeugdcriminaliteit
Vermindering van de beoordelingsmarge van parketmagistraten, rechters en personen belast met de strafuitvoering
Zero – tolerance: In principe zouden alle misdrijven aanleiding geven tot een strafrechtelijk optreden Er komt een einde aan de praktijk dossiers zonder gevolg te rangschikken
Afbouw: Door decriminalisering: De afschaffing van de inbreuk + de eraan verbonden sanctie
De penalisering: Het gebruik van vervangingsmechanismen Men behoudt de inbreuk, maar vervangt de strafrechtelijke sanctie door een andere sanctie
De fiscalisering De medicalisering
22
Hoofdstuk 5: Bronnen van het straf (proces) recht 1. De Grondwet A. De fundamentele rechten Opgesomd in Titel II GW: o De Belgen en hun rechten o Sommige rechten overlappen met rechten die ook ogv het EVRM worden erkend o Gelijkheidsbeginsel (Art. 10 GW) & non – discriminatiebeginsel (Art. 11 GW) Bijzonder belangrijk GwH (voorheen Arbitragehof) kan wetten en decreten aan deze beginselen toetsen
2003:
Bevoegdheden GwH (Arbitragehof) aanzienlijk uitgebreid
Nu:
GwH bevoegd om wetten te toetsen aan ALLE rechten opgenomen in titel II van de GW
o
Recht op persoonlijke vrijheid (Art. 12 GW) & bevoegdheid van de natuurlijke rechter (Art. 13 GW) Art. 13 GW: de rechter die door de wet is aangewezen om kennis te nemen van de zaak ! Beginsel van strafprocesrecht
o
Legaliteitsbeginsel: Zowel tav het materieel strafrecht als tav de strafprocesrecht Geen straf dan krachtens een wet (Art. 14 GW) Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt & in de vorm die zij voorschrijft (Art. 12 al. 2 GW)
o
Verbod tav sommige straffen Art. 17 GW & Art. 18 GW & Art. 14bis GW
o
Privacy – rechten: De onschendbaarheid van de woning (Art. 15 GW) De onschendbaarheid van het briefgeheim (Art. 29 GW) Recht op de eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven (Art. 22 GW)
o
Recht op een menswaardig bestaan: Recht op juridische bijstand Gelijke behandeling van man en vrouw
B. De bepalingen inzake de RM Rb enkel bij wet oprichten uitzonderingsgerechten zijn verboden Motivering van vonnissen & arresten, de openbaarheid van de terechtzittingen, de onafhankelijkheid van de magistratuur o Octopus – akkoord: Grondwetswijziging politieke benoemingen oplossen Oprichting Hoge Raad voor Justitie (voorstellen doen over benoemingen & bevorderingen van magistraten, aanwijzing van de korpschefs) 2001: afschaffing militaire gerechten in vredestijd & invoering van de strafuitvoeringsrb
23
2. De wet A. Materieel strafrecht Niet alleen de wet in de formele betekenis o Ook uitvoerende akten kunnen bron van strafbaarstellingen zijn o Sinds de staatshervorming: Niet enkel de federale wetgever, maar ook de gemeenschaps – en gewestraden wetgevende bevoegdheid Defederalisering
(i) Strafwetboek 1867 Bestaat uit 2 boeken o Boek I Algemene beginselen zijn van toepassing op alle in Boek II opgesomde misdrijven Bv definitie strafbare poging (Art. 51 Sw) geldt zowel voor diefstal (Art. 461 Sw) als voor moord (Art. 394 Sw), gijzeling (Art. 347bis Sw) en brandstichting (Art. 510 Sw) o Boek II o Verscheidene malen aangevuld met nieuwe strafbepaling Meestal in de vorm van bis – artikelen (actualisering !) Omgekeerd werden ook soms strafbepalingen geschrapt Bv Stakingsverbod (Art. 310 Sw), landlopers / bedelaars (Art. 342 ev Sw)
(ii) Complementaire wetten Wetten buiten het Sw vullen het Sw aan o Wetten: onder invloed van het positivisme & nieuw sociaal verweer o Wetboek is zelf zuiver “klassiek” gebleven Jeugdbeschermingswet (8 april 1965) o Minderjarigen worden aan het gewone strafrecht onttrokken & onderworpen aan een systeem van maatregelen ter bewaring, behoeding en opvoeding In grote mate gedefederaliseerd Wet bescherming Maatschappij (1 juli 1964) o Ontrekt de geestesgestoorden aan het gewone strafrecht o Bevat bijzondere maatregelen tav recidivisten Probatiewet (29 juni 1964) o Wijzigt het systeem van de voorwaardelijke veroordeling verandert de naam in veroordeling met uitstel + Nieuwe mogelijkheid: De opschorting van de veroordeling & wordt de probatie ingevoerd
+ Opleiding + Dienstverlening aan de gemeenschap Werkstraf uitgegroeid tot een volwaardige straf
Wet Strafuitvoering (17 mei 2006) o Groepeert de bepalingen betreffende de externe rechtspositie van de gedetineerde
24
Relatie tot de wereld buiten de gevangenismuren (bv het elektronisch toezicht, de beperkte detentie,…)
(iii) Bijzondere wetten Bijzondere wetten o Wetten die de strafbepalingen omvatten die niet in het Sw staan Een aanvulling op boek II, waarin de misdrijven zijn opgesomd en de straffen bepaald Bv vliegtuigkaping …
(iv) Verhouding tussen algemeen en bijzonder strafrecht: Art. 100 Sw Algemene beginselen van het strafrecht (Boek I) gelden tav alle in Boek II opgesomde strafbepalingen o Niet automatisch van toepassing tav de bijzondere wetten o Art. 100 Sw: Scharnier tussen het algemeen strafrecht & de bijzondere wetten Algemene regel: De beginselen van het algemeen strafrecht zijn van toepassing op de bijzondere wetten Wel 2 belangrijke uitzonderingen op deze regel De bijzonder wet kan zelf afwijken van het Sw Bv in het sociaal strafrecht afwijken van de gemeentelijke regels inzake de cumul van straffen bij samenloop Sommige bepalingen uit Boek I Sw zijn niet automatisch van toepassing op de bijzonder wetten Indien de bijzonder wet het niet uitdrukkelijk bepaalt gelden zij niet Artikelen over strafbare deelneming & de toepassing van verzachtende omstandigheden bij wanbedrjiven Art. 66 – 67 Sw (inzake de strafbare deelneming) gelden niet automatisch tav de bijzondere wetten
(iv) Defederalisering van het strafrecht ? België een federale staat o Drie gemeenschappen met wetgevende bevoegdheid (raden = parlementen) o Drie gewesten met wetgevende bevoegdheid (raden = parlementen) Dmv decreten / ordonnanties strafbepalingen uitvaardigen Sectoren waarin defederalisering het meest zichtbaar is o Bv Milieurecht, Jeugdbeschermingsrecht & Bescherming van SO van misdrijven
25
B. Strafprocesrecht (i) Wetboek van Strafvordering 1808 Napoleon ! o Gemengd inquisitoir – accusatoir karakter o Het Belgische strafprocesrecht : Combineert een grotendeels inquisitoir vooronderzoek met een accusatoire rechtspleging tijdens het onderzoek ten gronde Ook een aantal onnauwkeurigheden, terminologische onduidelijkheden zijn aanwezig
(ii) Complementaire wetten Gerechtelijk Wetboek (10 oktober 1967) o Regels van het strafprocesrecht de lex specialis tav de gemeenrechtelijke procedureregels in het Ger. W o Een belangrijke complementaire rechtsbron tav het Wetboek van Sv o Krachtens Art. 2 Ger. W de in dit wb gestelde regels zijn van toepassing op alle rechtsplegingen Taalwet Gerechtszaken (15 juni 1935) o De taal van de rechtspleging Wet Strafuitvoering o Niet alleen de materiële toepassingsvoorwaarden o Maar ook de te volgen procedures voor de strafuitvoeringsrb Jeugdbeschermingswet o Aanvulling tav de gemeenrechtelijke strafrechtspleging o Regelt onder meer de bevoegdheid van de jeugdrb Wet Bescherming van Maatschappij o Een reeks procedurele bepalingen die een aanvulling vormen op de regels van het Wetboek van Sv Probatiewet Wet Verzachtende Omstandigheden (4 oktober 1867) Voorlopige Hechtenis (20 juli 1990) Wet politieambt (5 augustus 1992)
(iii) Bijzondere wetten Ook voor het strafprocesrecht bestaan er bijzonder wetten o Die bijzondere materies regelen o Betrekking hebben op bijzondere categorieën personen Sommige bijzondere wetten creëren een speciaal ambtenarenkorps toezicht op de naleving van deze wetten o Bijzondere bevoegdheden die afwijken van het gemeenrecht (bv inzake huiszoeking)
26
(iv) Defederalisering van het strafprocesrecht ? Gedeeltelijke defederalisering van het strafprocesrecht o In welke mate Gewesten & Gemeenschappen dmv decreten afwijken van de regels van het algemene strafprocesrecht Bevoegdheden van Gewesten & Gemeenschappen tav het strafprocesrecht meer beperkt dan tav het materiële strafrecht
(v) Gewoonte en gebruik Gewoonte & gebruik: o Geen bron van materieel strafrecht Want is tegen het legaliteitsbeginsel o
Wel een belangrijke bron van het strafprocesrecht
(vi) Ministeriële richtlijnen 1997: o
Minister van Justitie richtlijnen uitvaardigen inzake het strafrechtelijk beleid Richten zich tot de ambtenaren van het OM die verplicht zijn ze toe te passen
3. Het internationaal recht A. Het volkenrecht Belangrijkste: o Inzake de voorrechten & de immuniteiten De diplomatieke voorrechten & immuniteiten De consulaire voorrechten & immuniteiten Personen die van deze voorrechten genieten, kunnen in België NIET worden vervolgd / de mogelijkheden tot vervolging aanzienlijk beperkt Gelden enkel tav nationale gerechtelijke instanties 2002: Het Internationaal Gerechtshof (IGH) ministers van buitenlandse zaken genieten ook van deze immuniteiten Krachtens het internationaal gewoonterecht Blijft gelden zolang de minister in functie is Ook al wordt hij vervolgd wegens oorlogsmisdaden & misdaden tegen de mensheid
B. De mensenrechten Een centrale plaats veroverd in het straf (proces) recht o EVRM, IVBPR, Handvest van de Grondrechten (EU), Conventie inzake de Rechten van het Kind Vele bepalingen zijn rechtstreeks afdwingbaar voor de Belgische rechtscolleges Ingeval van een conflict tussen een direct werkend mensenrecht & een interne wetsbepaling De direct werkende wetsbepaling (mensenrecht) krijgt voorrang)
27
Burgers kunnen een klacht tegen België indienen (wegens schending van zijn rechten) bij de EHRM België heeft het individueel klachtrecht onder het EVRM aanvaard
o
EVRM en de RS van het EHRM: Een zeer belangrijke bron voor het Belgisch strafrecht (vooral het strafprocesrecht)
o
Niet alleen arresten tegen België: Ook zaken tegen andere landen kunnen een grote impact hebben op de Belgische strafrechtelijke orde Bv Salduz vs Turkije: Omgezet in Belgische wetgeving De aanwezigheid van de advocaat bij het politieverhoor De gearresteerde verdachte krijgt toegang tot zijn advocaat & hij heeft recht op bijstand tijdens het verhoor door de onderzoeksrechter
o
Belangrijke bepalingen uit het EVRM voor het materiële strafrecht Het verbod op onmenselijke en vernederende straffen Het recht op privacy
o
Belangrijke bepalingen uit het EVRM voor het strafprocesrecht Het recht op persoonlijke vrijheid Het recht op een eerlijk proces Het recht op de eerbiediging van het privéleven
Internationale mensenrechten: o Staten verplichten voor een behoorlijke strafwetgeving te zorgen & ervoor te waken o Op een eerlijke wijze de regels toepassen o Garanderen dat schendingen van mensenrechten ophouden o Personen wiens rechten zijn geschonden bij een nationale instantie kunnen beklagen Bv Mentes vs Turkije: Klagen dat de Turkse overheid niets had ondernomen tegen het optreden van de Turkse veiligheidsdienst (boedels platgebrand als straf voor hun beweerde hulp aan de terreurgroep PKK) Klacht werd oppervlakkig onderzocht
C. Het internationaal strafrecht (i) Algemeen Onderscheid o Droit pénal international (tussenstaats strafrecht) De strafrechtelijke sfeer Bv de regels inzake de toepassing van de strafwet in de ruimte & het uitleveringsrecht o
Droit international pénal (volkenrechtelijk strafrecht) Het internationaal recht Bv de Nüremberg – principes, de Genocideconventie, het verdrag inzake vliegtuigkaping
28
Onderscheid: o Materieel internationaal strafrecht: De regels die bepaalde gedragingen internationaal strafbaar stellen Bv de omschrijving van het begrip “foltering”, de omschrijving van “genocide” o
Procedureel internationaal strafrecht: Rechtshulprecht De procedureregels Bv bilaterale / multilaterale uitleveringsverdragen
(ii) EU Een belangrijke nieuwe “producent” van regels op strafrechtelijk gebied o Streven naar de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in de Europese rechtsruimte Op institutioneel vlak: o Europol (de Europese politiedienst) o Eurojust (de cel van Europese parketmagistraten) in strijd tegen het terrorisme, de georganiseerde criminaliteit en de EU – fraude De bevoegdheden van Europese inspectiediensten om op te treden op het grondgebied van de lidstaten wordt alsmaar versterkt Verdrag van Lissabon: o De oprichting (nog niet) van een Europees Openbaar Ministerie Bevoegd onderzoekshandelingen te stellen (grondgebied EU) Rechtstreeks de strafvordering kunnen uitoefenen voor de rb van de lidstaten
29
Titel 2: Materieel Strafrecht Deel 1 De Strafwet Hoofdstuk 1: Het legaliteitsbeginsel 1. Begrip Legaliteitsbeginsel: o Enkel de wet kan gedragingen strafbaar stellen o In het EVRM, IVBPR “absolute” mensenrecht In geen enkele omstandigheid (ook niet in geval van oorlog / noodtoestand) Kan worden opgeschort / beperkt o
Slechts op voorwaarde dat zij het voorwerp uitmaakt van een voorafgaande wettelijke strafbaarstelling Enkel de wet kan de materiële rechtsbron zijn van misdrijven & straffen Noch de gewoonte, noch de RS
o
Twee andere beginselen: De strikte interpretatie van de strafwet De niet – retroactieve werking van de strafwet
o
Adagium: Nullum crimen sine lege (delictomschrijving) Nulla poena sine lege (straf)
o
Twee componenten: Delictomschrijving & de straf moeten wettelijk bepaald zijn
o
Uitdrukkelijk geformuleerd: Art. 2, al. 1 Sw Art. 14 GW Art. 7 EVRM Art. 15 IVBPR
Wettigheidsbeginsel: o Sw moet worden geformuleerd in bewoordingen op grond waarvan eenieder kan uitmaken gedraging al dan niet strafbaar Wetgever voldoende nauwkeurig, duidelijk en rechtszeker (bewoordingen !) Vooraf kunnen inschatten wat het strafrechtelijke gevolg van een gedraging kan zijn Aan de rechter geen al te grote beoordelingsvrijheid laten o
Wel beoordelingsbevoegdheid aan de rechter Bijzondere eisen van nauwkeurigheid, duidelijkheid & voorspelbaarheid voldoen Rekening houden met: Het algemene karakter van de wetten De uiteenlopende situaties waarop zij van toepassing zijn De evolutie van de gedragingen die zij bestraffen
30
2. Betekenis van het begrip “wet” Alleen die gedragingen kunnen worden bestraft o Die vooraf bij wet zijn strafbaar gesteld “Wet”: o Niet enkel de wet in de formele betekenis o Ook uitgevaardigde reglementaire beschikkingen o Algemene door de beschaafde volkeren erkende rechtsbeginselen
A. “Wet” “Wettelijk”: o Akten uitgaand van de WM Verschillende wetgevers Elk van deze wetgevers mag strafbepalingen uitvaardigen Bv de federale (nationale) wetgever (wetten), de Gemeenschappen (decreten), de Gewesten (decreten) en het Brusselse Gewest (ordonnanties) GwH: o
Wetten, decreten en ordonnanties die de grondwettelijke regels betreffende bevoegdheidsverdeling schenden vernietigen Niet langer alleen het gelijkheidsbeginsel en het non – discriminatiebeginsel Maar sinds 2003 ook van alle andere grondrechten in titel II GW Hoven en rb kunnen ter zaken prejudiciële vragen stellen aan het GwH
B. “Krachtens een wet” Art. 14 GW: o Geen straf kan worden ingevoerd dan “krachtens een wet” Ook de UM (onder bepaalde voorwaarden & binnen bepaalde perken) Overheden die een reglementaire bevoegdheid bezitten Hetzij uit de GW / hetzij uit de wet De Koning (KB) Minister (MB) Gemeenschaps – en Gewestregeringen (Besluiten) Provincieraden (Provinciale reglementen van inwendig bestuur & politieverordeningen) Gemeenteraden (Gemeentelijke reglementen & gemeentelijke politieverordeningen) Beperkt op grond van Art. 159 GW Delegatie aan de Koning: Niet in strijd met het wettigheidbeginsel in betrekking voor zover de machtiging voldoende nauwkeurig is omschreven En betrekking hebben op de tenuitvoerlegging van maatregelen
C. “Krachtens de algemene door de beschaafde volkeren erkende rechtsbeginselen” Legaliteitsbeginsel verzet zich niet tegen de bestraffing van gedragingen die (ook al niet uitdrukkelijk strafbaar gesteld toen zij werden gepleegd) o Desondanks strafbaar waren “overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen welke door de beschaafde volken worden erkend”
31
Hoofdstuk 2: Interpretatie van de strafwet Rechter: o Sw enkel interpreteren, niet uitbreiden Sw in beginsel restrictief interpreteren o
Sw enkel toepassen op gedragingen die Hetzij uitdrukkelijk Hetzij op impliciete wijze door de wetgever geviseerd zijn
o
Analogische toepassing: Verboden
o
Wel toegelaten: Buiten de tekst van de wet om Zoeken naar de wil van de wetgever Tekst interpreteren dat hij met de bedoelingen van de wetgever overeenstemt
1. De letterlijke interpretatie van de strafwet Sw: o
Letterlijk interpreteren Wet duidelijk ?: Geen interpretatie
o
Woorden in hun normale, taalkundige betekenis
o
Evolutieve interpretatie: Niet uitgesloten
o
Analogische interpretatie: Vergelijkbare, maar niet door de wetgever bedoelde gedragingen, onder het toepassingsgebied van de wet brengen Verboden
o
In bepaalde gevallen begrippen worden door de wet zelf verder gedefinieerd De rechter is hierdoor gebonden
o
Soms hebben begrippen in het strafrecht een andere betekenis dan in het burgerlijk recht Een autonome rechtstak met eigen begrippen
2. De teleologische interpretatie van de strafwet Tekst niet duidelijk o De rechter mag buiten de tekst om zoeken naar de bedoelingen van de wetgever Mag geen nieuwe regels scheppen Steeds voldoende zekerheid zijn over de wil van de wetgever Wil van de wetgever: o Op extensieve (zelfs op evolutieve wijze worden geïnterpreteerd) Twee voorwaarden: Het feit moet onder de wettelijke definitie kunnen worden gebracht Er moet zekerheid bestaan over de wil van de wetgever
32
Voorbeelden een extensieve interpretatie: Het misdrijf valsheid in geschriften
Voorbeelden van een evolutieve interpretatie van de Sw: Laster en eerroof (Art. 443 ev Sw) Dmv radio en TV
3. De verboden analogische interpretatie van de strafwet Rechter: o Sw niet uitbreiden door toepassen op vergelijkbare gevolgen Die niet door de wetgever waren geviseerd Noch via een letterlijke interpretatie Noch via een teleologische interpretatie o
Zich beperken tot de beoordeling van de vraag of de hem voorgelegde gedraging overeenkomt met een gedraging die door de wet is strafbaar gesteld Vereist: Een uitdrukkelijke wettekst die de gedraging strafbaar stelt
Grens analogische & teleologische interpretatie o Vrij subtiel Niet alle analogische toepassingen van Sw verboden: o Enkel indien Een uitbreiding van Sw o
Toegelaten Een beperking van Sw
o
Adagia: Analogia in malam partem verboden omdat zij de beklaagde tot nadeel strekt Analogia in bonam partem toegelaten omdat hij er voordeel uit haalt
33
Hoofdstuk 3: De strafwet en het EVRM Het recht van de wetgever om gedragingen te bestraffen o Wordt beperkt door de regels inzake mensenrechten EVRM: o Verplichting voor de nationale wetgevers om bepaalde gedragingen strafbaar te stellen Zich niet louter beperken tot het recht op leven, verbod van foltering en onmenselijke / vernederende behandelingen, verbod van slavernij en gedwongen arbeid Maar strafrechtelijke sanctie ondernemen tegen personen die deze grondrechten miskennen Een nalatigheid de verantwoordelijkheid van de overheid Kan leiden tot een veroordeling in Straatsburg
1. Strafbaarstellingen strijdig met het EVRM A. Strafbaarstellingen strijdig met het vermoeden van onschuld Strafbaarstellingen kunnen zo worden geformuleerd o Dat zij bepaalde grondrechten schenden In aanvaring komen met bv het vermoeden van onschuld De delictomschrijving mag geen onweerlegbaar vermoeden van schuld omvatten
B. Strafbaarstellingen strijdig met het recht op een eerlijk proces Onverenigbaar met het EVRM: o Strafbaarstellingen die strijdig zijn met het recht op een eerlijk proces Bv het zwijgrecht
C. Strafbaarstellingen strijdig met het recht op privacy Er is veel RS over strafbaarstellingen strijdig met het recht op de eerbiediging van het privéleven o Art. 8 EVRM
D. Strafbaarstellingen strijdig met het recht op vrije meningsuiting Strafbepalingen die strijdig zijn met het recht op vrije meningsuiting o Art. 10 EVRM
E. Beperkingen ingevolge het gelijkheidsbeginsel (Art. 10, 11 en 11bis GW) Bv Art. 370 Sw (oud !) o De ontvoering van een -18j meisje was strafbaar wel indien een mannelijke dader en een vrouwelijk slachtoffer o Art. 370 Sw werd geschrapt & vervangen door de wet op de strafrechtelijke bescherming van -18j
34
F. Decriminalisering abortussen & euthanasie: strijdig met recht op leven? Verschillende visies: o Art. 2 EVRM legt bepaalde verplichtingen op aan staten Zijn verplicht opzettelijke schendingen van het recht op leven (bv abortus) strafrechtelijk te beteugelen o
Het recht op een waardig leven Euthanasie mag niet strafbaar zijn Dit op verzoek van de betrokkene
2. Straffen strijdig met het EVRM A. Onmenselijke en vernederende straffen Verbod van folteringen & onmenselijke & vernederende behandelingen bepaalde straffen uit de nationale strafwetboeken o Onverenigbaar met het EVRM
B. Doodstraf Niet per se strijdig met het EVRM (Art. 2 EVRM) o Door de omstandigheden (uitvoering) Misschien dan in conflict komen met Art. 3 EVRM Het jarenlang wachten op de executie (death row) een onmenselijke & onterende behandeling
Bv Soering vs Verenigd Koninkrijk De uitlevering van een geestesgestoorde minderjarige aan de VS strijdig was met Art. 3 EVRM
C. Disproportionele straffen Bepaalde straffen zijn ontoelaatbaar o Want disproportioneel tav het nagestreefde doel
D. Straffen strijdig: met het recht op eigendom Sommige patrimoniale straffen kunnen potentieel in aanvaring komen met het recht op eigendom o Zaak Grifhorst vs Frankrijk: EHRM: Een geldboete & een bijzondere verbeurdverklaring van een geldsom 2 straffen die samen kunnen worden opgelegd Maar dat een schending van Art. 1 Eerste Aanvullend Protocol Wanneer de bedragen van beide straffen te hoog dreigen op te lopen In verhouding tot de ernst van het gepleegde misdrijf
35
Hoofdstuk 4: Toepassing van de strafwet in de tijd 1. De geldingsduur van de strafwet Legaliteitsbeginsel: o Een persoon kan slechts worden gestraft Voor zover het ten laste gelegde feit strafbaar was op het ogenblik waarop het werd gepleegd Het tijdstip waarop het feit werd gepleegd & Nagaan of er op dat ogenblik een strafbepaling was De betrokken wetsbepaling was in werking getreden & Niet was opgegeven / vernietigd (op het ogenblik waarop het feit werd gepleegd)
A. Beginpunt De inwerkingtreding: o De regelmatige bekendmaking (Art. 190 GW) o Het verloop van een zekere termijn (vanaf de dag van de bekendmaking) Wetten, decreten, ordonnanties bindende kracht 10de dag na bekendmaking (BS) Reglementen / verordeningen provincieraden bindende kracht 8e dag na bekendmaking (Bestuursmemoriaal) Reglementen / verordeningen gemeenteraad 5e dag na bekendmaking (aanplakking) o
Vermoeden: Iedereen wordt geacht ze te kennen Nemo censetur ignorare legem
De onwetendheid nopens de strafwet een onoverwinnelijke dwaling
B. Eindpunt (i) Opheffing door de wetgever Strafbaarstellingen & straffen blijven voortbestaan zolang ze niet bij wet worden opgeheven o Sw kan principieel niet in onbruik geraken Enkel worden opgeheven door de wetgever zelf Opheffing: o Uitdrukkelijk Uitzonderlijk is ook impliciete opheffing mogelijk Wanneer een nieuwe wet onverenigbaar is met de oude wet Toepassing van de oude wet door de nieuwe wordt onmogelijk gemaakt Lex posterior derogat priori
(ii) Opheffing door onbruik: in principe onmogelijk In principe onmogelijk o Gedurende een zekere periode gedragingen die volgens de wet strafbaar zijn niet vervolgen
36
(iii) Vernietiging door het GwH Art. 142 Gw: o Wet, decreet of ordonnantie Vernietigen wegens schending Titel II Gw Of wegens schending van de bevoegdheidsonderscheidende regels tav Staat, Gemeenschappen en Gewesten Ook strafwetten kan men vernietigen o
Vernietigingsarrest: Gezag van gewijsde (vanaf de datum van publicatie in BS)
2. Wetsconflicten in de tijd A. Begrip Een verschil tussen de wetgeving die gold wanneer het feit zich voordeed o En de wetgeving die geldt op het ogenblik van de vervolging / de berechting van de dader Twee mogelijkheden: De nieuwe wettelijke regeling is strenger dan de oude Minder streng Legaliteitsbeginsel: o Gedragingen slechts bestraffen Op grond van een voorafgaandelijke wettelijke strafbaarstelling Strafwet kan niet met terugwerkende kracht worden toegepast De macht van de wetgever bij het strafbaar stellen niet totaal onbeperkt Enkel voor de toekomst beschikken, niet voor het verleden
Uitzondering: Indien de straf milder is dan de straf die gold ten tijde van het misdrijf dan wordt de mildere strafwet toegepast Lex mitior
Geen uitzondering op het legaliteitsbeginsel
B. De (strengere) strafwet kan niet retroactief worden toegepast (i) Beginsel De niet – retroactiviteit van de wet o Een algemeen rechtsbeginsel Bv Art. 2 BW, Art. 14 GW, Art. 7 EVRM
37
(ii) Toepassingsgebied Geldt voor alle wetten een nieuw misdrijf & bestraffing van een al bestaand misdrijf verzwaren o Toepassingsgebied strafbaarstelling, straffen worden opgetrokken Niet met terugwerkende kracht toepassen op feiten die werden gepleegd vóór hun inwerkintreding a) Wetten waarbij een nieuw misdrijf in het leven wordt geroepen
Regelmatig worden nieuwe strafbepalingen gecreëerd o Voorbeelden van nieuwe misdrijven zijn: Afzetterij: Art. 508bis Sw Racisme & xenofobie Schending van het telefoongeheim Mensenhandel Het ontkennen van de Holocaust Foltering
b) Wetten waarbij de straffen bepaald voor een reeds bestaand misdrijf worden verzwaard
Soms worden de straffen opgetrokken o Bv misdrijven in de seksuele sfeer, partnergeweld, corruptie Sommige strafverzwarende wetten hebben geen betrekking op een welbepaald misdrijf o Maar op bredere categorieën van misdrijven Bv het aantal opdeciemen op de geldboeten werden opgetrokken Techniek die de wetgever gebruikt om de boeten aan te passen aan de stijging van consumptieprijzen
c) Wetten die het toepassingsgebied van een reeds bestaande strafbaarstelling uitbreiden
Bv verkrachting: o Elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt Een ruimere betekenis gegeven: Traditioneel = verkrachting enkel mogelijk tav vrouwelijke slachtoffers (+ enkel genitale penetratie) Nu = verkrachting tav een persoon hetzelfde geslacht mogelijk + elke vorm van seksuele penetratie kan een verkrachting opleveren
Er is dus een verschil tussen het oude en het nieuwe begrip: Onder de oude wet strafbaar ?? blijft strafbaar Nieuw begrip ?? daden na de inwerkingtreding van de nieuwe wet Nieuwe wet geldt niet retroactief
Bv poging tot oplichting: o Hele reeks gedragingen vroeger niet strafbaar nu wel strafbaar Bv subsidiefraude: o Subsidiefraude ten nadele van de Belgische Staat uitgebreid tot subsidiefraude tav de EU Bv strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen: o Art. 5 Sw niet retroactief o RP slechts veroordeeld worden voor feiten die gepleegd werden sinds de IWT
38
d) Wetten die het toepassingsgebied van reeds bestaande straffen uitbreiden
De wet verruimt het toepassingsgebied van bestaande straffen o Bv de verruiming van de verbeurdverklaring (Art. 42 Sw) De mogelijkheden tot verbeurdverklaring aanzienlijk uitgebreid Vroeger 1) het voorwerp van het misdrijf; 2) het middel waarmee het gepleegd werd; 3) de zaken die uit het misdrijf voortkwamen
Wetswijziging OOK de vermogensvoordelen uit het misdrijf worden verbeurdverklaard
e) Wetten waarbij een nieuwe straf wordt ingevoerd
Een nieuwe straf wordt ingevoerd o Bestond tevoren niet niet met terugwerkende kracht toepassen op feiten die zich hebben voorgedaan vóór de IWT van de nieuwe wet Bv de ontbinding van de rechtspersoon, het verbod een werkzaamheid die deel uitmaakt van het maatschappelijk doel te verrichten o Gelden enkel voor de toekomst Bv werkstraf (2002): o Lichter dan de gevangenisstraf, maar zwaarder dan de geldboete Een mildere straf (dan de effectieve gevangenisstraf) kan ze worden opgelegd voor feiten gepleegd voor de IWT van de wet tot invoering van de werkstraf
(iii) Beperkingen Niet – strafrechtelijke sancties & procedurewetten: o Vallen niet onder Art. 2 al. 1 Sw o Geen wetten waardoor een misdrijf / een straf wordt ingevoerd Interpretatieve wetten: o Vallen niet onder Art. 2 al. 1 Sw
a) Niet – strafrechtelijke sancties
Kunnen met terugwerkende kracht worden toegepast o Beveiligingsmaatregelen, disciplinaire sancties / sancties met een louter administratief karakter
Bijdragen voor het Slachtofferhulpfonds: o Worden door de RS als niet – strafrechtelijke sancties beschouwd Kunnen bijgevolg retroactief worden toegepast
EHRM: o Het begrip strafsanctie op autonome wijze gedefinieerd Niet de nationale invulling van dit begrip is doorslaggevend Wel de invulling die hieraan wordt gegeven door het EHRM
39
b) Procedurewetten
Art. 2 al. 1 Sw o Enkel tav het materiële strafrecht geformuleerd o Niet tav het strafprocesrecht Wijzigingen in de procedureregels kunnen onmiddellijk worden toegepast (Art. 3 Ger W) Geen verandering in het regime van de bestraffing Kunnen de toestand van de beklaagde in principe niet op nadelige wijze beïnvloeden Gewijzigde procedurewetten alle hangende vorderingen
Wetten betreffende de bevoegdheid & de rechtspleging Nieuwe regels inzake de bevoegdheid o Onmiddellijk toegepast worden o Ook op feiten die werden gepleegd voordat de wet van kracht werd De rechtspleging wordt gewijzigd o Kunnen ook onmiddellijk worden toegepast
Wetten waardoor de verjaringstermijn van de strafvordering wordt verlengd Vroeger niet onmiddellijk o RS: de positie van de verdachte werd benadeeld (“verworden rechten”) Nu onmiddellijk toepassen o Steeds de verjaringsregels toepassen die gelden op het ogenblik van de uitspraak Alsof zij al golden sinds het ogenblik van de feiten ! Voor zover de verjaring nog niet werd bereikt op grond van de vroegere wet Onmiddellijke toepassing =/= retroactieve toepassing
c) Interpretatieve wetten
Interpretatieve wetten: o Om de wet te verduidelijken Geven geen nieuwe betekenis aan de wettekst Maar vertolken de betekenis die de wet wordt geacht gehad te hebbe, Kunnen dus retroactief worden toegepast
C. De terugwerkende kracht van de mildere strafwet (i) Beginsel De mildere strafwet (lex mitior) wordt met terugwerkende kracht toegepast o Indien de nieuwe regeling gunstiger uitvalt voor de verdachte Hiervan kunnen profiteren De ratio legis: Niet gelegen in het legaliteitsbeginsel, maar in de billijkheid
40
(ii) Toepassingsgebied a) De afschaffing van een misdrijf
Afschaffing misdrijf verval van de strafvordering o Alle hangende vervolgingen vervallen Feiten zullen niet meer kunnen worden vervolgd Bv staking (Art. 310 Sw: opgeheven), homoseksuele betrekkingen met minderjarigen (Art. 372bis: opgeheven), euthanasiewet (gedeeltelijk gedecriminaliseerd)
b) De verlaging van de strafmaat
Als de wet de strafmaat tav een bepaald misdrijf verlaagt o Dan zal de nieuwe straf worden toegepast Ook op feiten die werden gepleegd toen de oude, hogere straf, nog gold RL: o
Opeenvolging van strafwetten die sommige straffen verhogen en andere straffen verminderen Niet langer alleen naar het regime van de hoofdstraffen kijken Wel voor elke straf afzonderlijk uitmaken welke strafwet de mildste is Distributieve toepassing van Art. 2 Sw
c) De wetten die het toepassingsgebied van bestaande strafbaarstellingen beperken
Men behoudt de principiële strafbaarheid van de gedraging o MAAR men wijzigt de voorwaarden voor de strafbaarheid Doordat de reikwijdte van de bestaande strafbaarstelling wordt beperkt
(iii) Beperkingen a) Nieuwe wetten die een oude wet over hetzelfde onderwerp vervangen met behoud van strafbaarstelling
RS: o
Wanneer een nieuwe wet een oude wet opheft De onder het stelsel van de oude wet gepleegde misdrijven blijven strafbaar Wanneer het feit ook door de nieuwe wet als misdrijf wordt aangemerkt & strafbaar gesteld
Inbreuken tegen de uitvoeringsbesluiten van de oude wet o Blijven strafbaar op grond van de nieuwe wet
b) Gelegenheidswetten & tijdelijke wetten
Gelegenheidswetten: o Wetten die gemaakt worden voor bepaalde omstandigheden Bv een oorlogssituatie / een economische crisis o
Vallen buiten de toepassingssfeer van Art. 2 al. 2 Sw
41
Tijdelijke wetten: o Gelegenheidswetten waarin de geldigheidsduur uitdrukkelijk is omschreven Slechts strafbare gedragingen voor zover zij werden gepleegd binnen de door de wet bepaalde periode Eens deze periode verstreken weer toegelaten o
Vallen buiten de toepassingssfeer van Art. 2 al. 2 Sw
c) Uitvoeringsreglementen
Blanco – strafwetten: o Formulering van het algemene kader van de bestraffing Aan de Koning de verdere uitwerking van de strafbepalingen overgelaten Vooral in het sociaal – economisch recht Een soepele aanpassing van de wetgeving aan de wijzigende omstandigheden mogelijk maken Inbreuken tegen oude uitvoeringsbesluiten van een wet o Blijven dus strafbaar o Doordat de wet zelf niet is veranderd, is het inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid immers niet fundamenteel veranderd
42
Hoofdstuk 5: Toepassing van de strafwet naar de persoon 1. Gelijkheidsbeginsel en non – discriminatiebeginsel Art. 10 Gw: Gelijkheidsbeginsel; Art. 11 Gw: Non – discriminatiebeginsel; Art. 14 EVRM & Art. 26 IVBPR Gelijkheidsbeginsel: o Samen lezen met territorialiteitsbeginsel Strafbaarheid van in België gepleegde feiten enkel rekening houden met de Belgische wet Ook al is een bepaalde gedraging volgens de lex personae van de vreemdeling niet strafbaar Toch blijf deze gedraging naar Belgisch recht strafbaar Wel kan hij zich (voorwaarden !) op de onoverwinnelijke dwaling als schulduitsluitingsgrond beroepen o
Strafrechter: Niet rechtstreeks aan de GW toetsen wel voorwerp uitmaken van een annulatieberoep door de belanghebbende bij het GwH Of men kan hierover een prejudiciële vraag stellen aan het GwH
2. Strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen A. Situering Vroeger: o Enkel handelingen van de mens konden strafbaar worden gesteld 1999: o Invoer strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen in België
B. Argumenten in de discussie Strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rp zeer omstreden in de Belgische RL
(i) Kan een rechtspersoon “opzettelijk” handelen of “onachtzaam” zijn? Tegenstanders strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rp: o Een rp kan onmogelijk het moreel element van het misdrijf realiseren Opzet, onachtzaamheid Een strafbaar feit beslissing door een orgaan van de rp Beperken tot een specifieke lijst De Belgische wetgever: Gekozen voor een algemene strafbaarstelling (Art. 5 Sw) De strafbare gedraging moet verband houden met de activiteit van de rechtspersoon
43
(ii) Kan een rechtspersoon wel worden gestraft ? Tegenstanders: o Vinden de klassieke straffen onaangepast o Gevangenisstraf moeilijk voor een rp Voorbeelden van straffen die op rp kunnen worden toegepast: Patrimoniale straffen (bv geldboeten & confiscatie) Publicatie van de veroordeling in het Staatsblad Intrekken van een exploitatievergunning Bedrijfssluiting Ontbinding (de doodstraf !) De ondervoogdijstelling
(iii) Strijdig met principe van de individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid? Tegenstanders: o Onverenigbaar met het beginsel van de individuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid o Strijdig met het persoonlijk karakter van de straffen (Art. 39 Sw) Onschuldige personen: werknemers, aandeelhouders, cliënten o
Aquiliaans aansprakelijkheidsrecht Als een vennootschap tot het betalen van een schadevergoeding wordt veroordeeld Dan worden hierdoor ook andere personen getroffen dan de fysieke personen die de organen van de vennootschap vormen
o
Strafrechtelijke sanctie: Een repressief karakter Een patrimoniale sanctie die enkel de vennootschap treft en niet de fysieke personen
Sluit de verantwoordelijkheid van de natuurlijke personen niet uit
(iv) Is het strafrecht een aangepast sanctioneringsmechanisme ? Is het strafrecht een aangepast mechanisme om ongewenst sociaal gedrag dat uitgaat van rp te controleren o Berekening van de schadevergoeding enkel rekening gehouden met de schade Factoren zoals de ernst van het feit, de morele verantwoordelijkheid van de dader en de eventuele recidive spelen hierbij slechts een ondergeschikte rol Crimes without a victim: o Vaak zullen er geen slachtoffers met concrete schadeaanspraken zijn Om zich burgerlijke partij te kunnen stellen is immers een belang vereist
(v) De rechten van de verdediging in strafzaken: ook toepasselijk op de rechtspersoon Gepleit voor de erkenning van de rechten van de verdediging van rp o EHRM: Rechtspersonen kunnen titularis zijn van de fair trial rights (Art. 6 EVRM)
44
C. Strafrechtelijk verantwoordelijke rechtspersonen in het Belgisch strafrecht (i) Het principe van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen Art. 5 Sw o Rechtspersonen worden geassimileerd met natuurlijke personen Rp = een maatschappelijke realiteit & men neemt aan dat rechtspersonen een eigen fout kunnen begaan o
De wet bepaalt niet uitdrukkelijk op welke wijze gedragingen moeten worden toegerekend aan de rechtspersoon Een feitenkwestie die aan de rechter wordt overgelaten Maar er moet een door de wet gedefinieerd verband zijn tussen het misdrijf en de rechtspersoon (materiële toekenning) De schuld zal moeten worden beoordeeld rekening houdende met de specificiteit van de rp o Rp kunnen net zoals de natuurlijke personen schuldig worden bevonden aan opzettelijke gedragingen / gedragingen uit onachtzaamheid (morele toekenning)
(ii) Welke rechtspersonen ? a) zowel publiekrechtelijke als privaatrechtelijke rechtspersonen
Verantwoordelijkheid is algemeen o Bvba’s, nv’s, vzw’s, autonome overheidsbedrijven o Ook buitenlandse rp kunnen worden vervolgd Sommige publiekrechtelijke rp o Worden niet vervolgd Een reeks publiekrechtelijke rechtspersonen die een rechtstreeks verkozen orgaan hebben Arbitragehof: “dit is geen schending van het gelijkheidsbeginsel”
b) Ook (economische) groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid
Zonder rechtspersoonlijkheid ? o Kunnen ook strafrechtelijk verantwoordelijk worden gesteld o Art. 5 al. 3 Sw Bedoeld om discriminatie te vermijden tussen groeperingen Amendement feitelijke verenigingen gelijk stellen met rechtspersonen o Verworpen Hierdoor zouden ook vakverenigingen & de meeste politieke partijen strafrechtelijke verantwoordelijkheid hebben kunnen oplopen
c) Rechtspersonen en verenigingen die immuun blijven voor strafvervolgingen
Verantwoordelijkheid geldt niet voor sommige publiekrechtelijke rechtspersonen o Ook het geval tav feitelijke verenigingen & VZW’s in oprichting Vóór 1999: o Vaak vervolgingen instellen tegen de zaakvoerder / tegen een lid van de raad van bestuur
45
Rechter: o Ging na aan welke natuurlijke persoon / personen het misdrijf kon worden toegerekend Rechterlijke toerekening Maar vaak collegiale beslissingen van organen Zonder dat zij aan een bepaalde natuurlijke persoon kunnen worden toegeschreven
Blijft gewoon verder gelden
(iii) Voor welke misdrijven ? Verantwoordelijkheid rp: o Beperkt tot de misdrijven die een verband hebben met de activiteiten van de rp Materiële toerekening Krachtens Art. 5 al. 1 Sw: Een rp is verantwoordelijk voor de misdrijven die: Een intrinsiek verband met de verwezenlijking van doel (ter verwezenlijking van zijn maatschappelijk doel) Een intrinsiek verband met de waarneming van zijn belangen Voor zijn rekening gepleegd
Hierdoor: Alle strafbepalingen uit het Sw kunnen toepasselijk worden verklaard op rechtspersonen
(iv) De schuld bij rechtspersonen Het misdrijf moet aan de rechtspersoon kunnen worden verweten o Morele toerekening De principes van het schuldstrafrecht die gelden tav natuurlijke personen doorgetrokken naar de rechtspersonen Rp kunnen schuldig worden bevonden (net als natuurlijke personen) Aan opzettelijke gedragingen / aan gedragingen uit onachtzaamheid
Wel rekening houden met de specificiteit van de rechtspersoon Principe ‘schuld door wetsinbreuk’ onachtzaamheid volstaat
Opzettelijke misdrijven: o Vooral aan de rp verweten wanneer Rechtspersonen zijn relatief klein & de leidinggevende natuurlijke personen binnen de rp vallen quasi samen met de rp Bv de zaakvoerder van een eenpersoons – bvba Als die voor rekening van de rp opzettelijke misdrijven pleegt zal de RS ook de rp (voor de beslissingen van bestuursorgaan) verantwoordelijk stellen
46
(v) Samenloop en cumulatie van verantwoordelijkheid Samenloop van verantwoordelijkheid (Art. 5 al. 2 Sw): o Zowel de rp als de natuurlijke persoon riskeren wegens hetzelfde misdrijf te worden gestraft De gevallen waarin: De aansprakelijkheid van een natuurlijke persoon en die van een rp in het gedrang zijn gebracht door hetzelfde misdrijf Misdrijf: Zowel materieel als moreel aan de rp toerekenen En de strafbare gedraging kan ook aan een “geïdentificeerde natuurlijke persoon” worden toegerekend Een strafrechtelijke fout moet worden vastgesteld Toelichting wetsvoorstel: Een vorm van strafbare deelneming Waarbij 2 personen (rp en np) Wegens hetzelfde misdrijf veroordeeld worden o
Sluit de cumulatie van de aansprakelijkheid principieel uit Alleen rekening houden met die van de persoon die de zwaarste fout heeft begaan Uitzondering: Indien de geïdentificeerde np wetens en willens heeft gehandeld Onderscheid (de vraag of er in de concrete omstandigheden van de zaak opzet is in hoofde van de np die het misdrijf heeft gepleegd
Indien de np niet wetens en willens handelde decumul Ofwel wordt de rp gestraft Ofwel wordt de np gestraft Criterium: wie van beiden heeft de zwaarste fout gepleegd Geen schending van het gelijkheidsbeginsel ! Strafuitsluitende verschoningsgrond ! Belet niet dat de strafrechter zowel de np als de rp op burgerlijk vlak veroordeeld Bv de aangestelde buschauffeur wordt opgebeld door de zaakvoerder van de vennootschapdie hem tewerkstelt (geen ‘handenvrije kit’) wordt vrijgesproken omdat de zwaarste fout begaan werd door de rp
Np handelde wetens en willens cumul Samen met de rp worden veroordeeld
Cumul / decumulregeling Art. 5 al. 2 Sw o Niet vereist dat de rp en de np tegelijk terechtstaan voor de strafrechter Rl: o
Kunnen rp interne afspraken maken door de np aan te duiden die verantwoordelijk zullen worden geacht voor bepaalde inbreuken (toerekening dmv een delegatie)
47
(vi) De administratieve en burgerlijke sanctionering van de rp Vóór de Wet Strafrechtelijke Verantwoordelijkheid Rp: o Wetgever had de problemen die voortvloeiden uit de strafrechtelijke immuniteit van rp op verschillende wijzen omzeild Deze alternatieve sanctioneringsmechanismen blijven verder bestaan Ook na de invoering van de strafr. verantw. Rp
a) Administratieve sancties
Administratieve boeten / administratieve transacties opleggen aan rp o Bv Wet Administratieve Geldboeten (sociaal recht !) expliciet met dit doel ingevoerd
b) Burgerlijke sancties
Rp kunnen ogv sommige bijzondere wetten op burgerlijk gebied worden aansprakelijk gesteld o Voor het betalen van de geldboeten Waartoe hun werknemers (op strafrechtelijk gebied) worden veroordeeld De werknemer zelf blijft ook strafrechtelijk verantwoordelijk Geldboete op zijn strafregister vermeld GELDT ENKEL VOOR de geldboete, niet voor de confiscatie van vermogensvoordelen Rp kunnen worden vervolgd o En als dader van het misdrijf o En als burgerlijk aansprakelijke partij voor het feit gepleegd door hun ondergeschikte Dubbele sanctionering vermijden Art. 50bis Sw ingelast
c) De aanpak van rp via de bepalingen inzake witwassen
Anti – witwaswetgeving (1990): o Een middel om het patrimonium van de rp in bepaalde gevallen te kunnen treffen
3. Schuldonbekwamen Twee categorieën personen aan het strafrecht onttrokken o Aan niet – repressieve vervangingsmaatregelen onderworpen Positivisme & nieuw sociaal verweer De minderjarigen Jeugdbeschermingswet Preventief ingrijpen kan Bv de minderjarigen die zich in een “problematische opvoedingssituatie” bevinden
o
De geestesgestoorden Wet Bescherming Maatschappij
“Schuldonbekwaam” / “ontoerekeningsvatbaar” Moreel element van het misdrijf niet kunnen realiseren Echter wel vervolgd worden ! Niet – repressieve controlemechanismen
48
4. Schijnbare uitzonderingen: immuniteiten & voorrechten Procedurele beletsels tav de vervolging van bepaalde personen o Immuniteiten strafvordering kan tegen hen niet worden uitgeoefend Bv volksvertegenwoordigers tijdens de parlementaire zittijd Behalve bij betrapping op heterdaad
Bv ministers
Sommige immuniteiten kunnen worden opgeheven o De machtigingsimmuniteiten Waardoor het vervolgingsbeletsel verdwijnt & de betrokkene gewoon kan worden vervolgd Een schijnbare uitzondering Een vervolgingsbeletsel Geen beletsel voor de toepassing van de strafwet Een andere schijnbare uitzondering: o Speciale procedures die gelden tav bepaalde categorieën personen Bv magistraten en hoge functionarissen De strafwet is op hen van toepassing (zoals op iedereen) Maar de procedure verschilt
49
Hoofdstuk 6: Toepassing van de strafwet in de ruimte Principe: o Enkel van toepassing op misdrijven die op Belgisch grondgebied worden gepleegd Niet alle misdrijven die in het buitenland worden gepleegd kunnen in België worden vervolgd Een reeks beperkingen ! Bepaalde voorwaarden ! Regels betreffende de toepassing van de strafwet in de ruimte o Staten bepalen hun rechtsmacht tav in het buitenland gepleegde misdrijven Rechtsmachtrecht / jurisdictierecht gebruikt België: o Art. 3 & 4 Sw o Art. 6 – 14 Voorafgaandelijke Titel van het Wetboek van Strafvordering Internationale verdragen: o Clausules ivm de (universele) bevoegdheid Art. 3 Sw o De misdrijven die op het grondgebied van het Rijk zijn gepleegd o Worden vervolgd overeenkomstig de bepalingen van de Belgische strafwet Art. 4Sw o Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk worden gepleegd o Zullen slechts worden vervolgd in de gevallen bij de wet bepaald “Gevallen bij de wet bepaald”: opgesomd in Hoofdstuk II van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering
1. Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd A. Principe Belgische strafwet: o Van toepassing op al wie op Belgisch grondgebied een misdrijf pleegt Geldt ongeacht de nationaliteit van de dader & slachtoffer Geen rekening houden met: In het buitenland Reeds een definitieve rechterlijke uitspraak Territorialiteitsbeginsel ! Soevereiniteit van de staat tav zijn grondgebied Art. 3 Sw Volgens de bepalingen van de Belgische wetten
Geen voorwaarden Zonder rekening te houden met buitenlands recht
50
Territorialiteitsbeginsel: o De nationaliteit van dader / slachtoffer heeft geen belang Men houdt geen rekening met de lex personae van de beklaagde o
De voorwaarde van dubbele incriminatie Misdrijven die in het buitenland werden gepleegd Wordt hier niet gesteld
o
Geen rekening houden met buitenlandse veroordelingen wegens hetzelfde feit Indien de verdachte in het buitenland reeds veroordeeld / vrijgesproken is wegens een in België gepleegd misdrijf Dit is geen beletsel voor nieuwe vervolgingen wegens hetzelfde feit in België
B. Bepaling van het Belgisch grondgebied Belgisch grondgebied: o Niet enkel het grondgebied o Maar ook de territoriale zee o Het luchtruim o Schepen die varen onder de Belgische vlag o In België geïmmatriculeerde vliegtuigen
(i) Het land Grondgebied wordt bepaald in een reeks verdragen o Die België met zijn buurlanden heeft afgesloten Ook de Belgische enclave in Nederland grondgebied België Buitenlandse ambassades & consulaten o Behoren tot het Belgisch grondgebied o Niet tot dat van de zendstaat Wel diplomatieke resp. consulaire immuniteiten De Belgische strafwet is toepasselijk, maar de onschendbaarheid van het ambassadegebouw is een praktische hinderpaal bij de opsporing, vaststelling en vervolging van misdrijven, binnen het gebouw gepleegd o Hinderpaal kan verdwijnen De Belgische overheid krijgt de toestemming het gebouw te betreden De opheffing van de diplomatieke onschendbaarheid EU & NAVO: o Zetelakkoorden De Belgische strafwet is van toepassing in de gebouwen en lokalen van deze instellingen Maar toegangsbevoegdheid van de Belgische politiediensten is beperkt
(ii) De territoriale zee Het gedeelte van de zee dat aan de kuststaat grenst kuststaat oefent zijn soevereiniteitsrechten uit o Misdrijven die in de territoriale zee worden gepleegd Worden geacht op Belgisch grondgebied te zijn gepleegd (Art. 3 Sw)
51
(iii) Belgische schepen “Schip is territorium” o Misdrijven aan boord van een schip Worden geacht gepleegd te zijn op het grondgebied van de staat onder wiens vlag zij varen Volle zee: Geen enkele staat kan er soevereine rechten op laten gelden Oorlogsschepen: o Dragers van het imperium van de staat die zij vertegenwoordigen Als een legerkorps op vreemd gebied Onschendbaarheid (te vergelijken met die van ambassadegebouwen) Sw wel van toepassing Maar immuniteit: Geen opsporing, vervolging en bestraffing Koopvaardijschepen: o Geen dragers van het imperium van de vlaggenstaat Genieten geen onschendbaarheid De Belgische sw is dus toepasselijk op de buitenlandse koopvaardijschepen die zich in de territoriale wateren of havens bevinden
(iv) Het luchtruim Geregeld in een reeks verdragen o Het luchtruim boven het nationaal territorium en de aangrenzende territoriale zee Misdrijven gepleegd aan boord van een buitenlands vliegtuig (zelfs al bevindt het zich in het Belgisch luchtruim) vallen echter in principe niet onder de Belgische strafwet Geacht buiten het Belgisch grondgebied gepleegd te zijn
(v) Belgische vliegtuigen Inbreuken gepleegd aan boord van een vliegtuig o Toestand vergelijkbaar met die van misdrijven, gepleegd aan boord van een schip Een onderscheid tussen de particuliere & de militaire vliegtuigen De particuliere vliegtuigen: Misdrijven gepleegd aan boord van een in België geïmmatriculeerd vliegtuig worden geacht op Belgisch grondgebied te zijn gepleegd
Staatsvliegtuigen, militaire vliegtuigen, vliegtuigen van de politie & douane: Misdrijven gepleegd tijdens de vlucht aan boord van een Belgisch staatsvliegtuig,… worden geacht in België gepleegd te zijn
52
C. De bepaling van de plaats van het misdrijf (i) Lokaliseringtheorieën Juridische criteria nodig o Om een misdrijf op een bepaalde plaats te “fixeren” Maar opkomst van nieuwe technologieën (bv internet) een oplossing zoeken voor de toepassing van de leer inzake de plaatsbepaling Klassieke casuspositie: o Drielandenpunt: Bv Op Nederlands grondgebied bevindt zich iemand met een revolver in de hand schiet een vrouw neer, op Belgische grondgebied vrouw is gekwetst en wordt naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis vervoerd, op Duits grondgebied de vrouw overlijdt Waar moet het strafbaar feit worden gelokaliseerd In Nederland, België of in Duitsland ? o
Verschillende leerstellingen: De leer van de lichamelijke gedraging De plaats waar de dader fysiek de handeling stelde Het beginpunt Bv Nederland De leer van het instrument: De plaats waar het instrument van het misdrijf “zijn werk doet” Het einde Bv België (de impact van de kogel) De leer van het gevolg: De gedraging op de plaats - gevolg van de fysieke handeling Bv Duitsland
o
Meestal de ubiquiteitsleer en/of de effectenleer toegepast
(ii) Ubiquiteitsleer & effectenleer België: o Het misdrijf situeert zich op al die plaatsen Waar zich een gedraging (handeling, verzuim) voordoet die Een constitutief element van het misdrijf vormt => Ubiquititeitsleer ! Combinatie !! Kijken naar het gevolg In casu het overlijden van het slachtoffer = een constitutief element van het misdrijf doding o Begrippenpaar: Aflopend / voortdurend misdrijf Enkelvoudig / voortgezet misdrijf
VS: o
Effectenleer: Niet enkel constitutieve gevolgen als lokaliseringscriterium, maar ook verder verwijderde gevolgen
53
(iii) Leer van de ondeelbaarheid Naast de ubiquititeitsleer wordt in België de leer van de ondeelbaarheid gevolgd o De Belgische rechter mag kennis nemen van alle elementen van het misdrijf Die een ondeelbaar geheel vormen met het misdrijf dat op Belgisch grondgebied werd gepleegd Een misdrijf dat een misdrijf dat gedeeltelijk in het buitenland, en gedeeltelijk in België werd gepleegd, op Belgisch grondgebied kan worden gelokaliseerd
Een voortdurend misdrijf: (bv familieverlating) in het buitenland begonnen & in België voltooid wordt geacht in België te zijn gepleegd
Voortgezette misdrijven: de leer van de ondeelbaarheid is een nuttig instrument om misdrijven op Belgisch grondgebied te lokaliseren
! Deelneming ? De leer van de ondeelbaarheid wordt ook toegepast op de deelneming in het buitenland gepleegde misdrijven Personen die in het buitenland deelnemen aan een misdrijf dat in België werd gepleegd kunnen in België voor deze feiten worden vervolgd
Ondeelbaarheid kan tot verdoken toepassingen van de effectenleer leiden
(iv) Kanttekeningen Lokalisering van misdrijven o Door elk land in wetgeving / RS, op unilaterale wijze beslist Meer en meer misdrijven zijn grensoverschrijdend Behoefte aan internationale coördinatie de kans op dubbele vervolgingen wegens een zelfde feit Gevolg ubiquititeitsleer, effectenleer & leer van de ondeelbaarheid o In bepaalde gevallen Een meervoudige locus delicti ontstaan Waardoor meerdere staten een jurisdictieaanspraak op hetzelfde feit kunnen laten gelden Kan tot internationale spanningen tussen de bevoegde staten leiden Wanneer meerdere staten eenzelfde persoon wensen vervolgen Betrokken partij riskeert verschillende malen wegens hetzelfde feit te worden vervolgd In de meeste staten is de regel: wie reeds veroordeeld / vrijgesproken is, kan niet opnieuw wegens hetzelfde feit worden vervolgd Regel beperkt tot vonnissen die in eigen land werden uitgesproken Buitenlandse vonnissen worden doorgaans niet erkend
54
2. Misdrijven in het buitenland gepleegd A. Volkenrechtelijke aanknopingspunten Conflict: o De staat die zijn strafwet extraterritoriaal (buiten zijn grenzen toepast) Extraterritoriale toepassing: Een inmenging, een hineinregieren, in de interne rechtsorde van een andere staat
Meerdere vervolgingen wegens datzelfde feit Extraterritoriale werking van de strafwet: Steeds uitzonderlijk & doorgaans aan een reeks voorwaarden verbonden Bv de dubbele incriminatie & het ne bis in idem
Volkenrecht stelt geen formele beperkingen aan de extraterritoriale werking van de strafwet o Bv Lotus – zaak: Het Hof oordeelde dat geen afbreuk wordt gedaan aan het beginsel van de internationale soevereiniteit van vreemde staten wanneer zij hun bevoegdheid uitbreiden tot feiten die in het buitenland zijn gepleegd (jurisdiction to prescribe) Zolang zij maar geen daden van tenuitvoerlegging stellen op het grondgebied van vreemde staten (jurisdiction to enforce)
Jurisdiction to prescribe is mogelijk zolang er geen verbodsbepaling in het internationaal recht bestaat Jurisdiction to enforce vereist een uidrukkelijk toelating in het internationaal recht
De lotus zaak speelde zich af in 1927, het was een zaak geweest tussen Turkije en Frankrijk die door Frankrijk voor het permanent hof internationale justitie werd gebracht. De aanvaring tussen het Franse schip Lotus en het Turkse schip Bozkurt vond plaats op 2 augustus 1926 ten noorden van Cape Sigri (Mytilini/Midilli). Dit leidde tot ernstige gevolgen, want door het ongeluk brak het schip Bozkurt in tweeën. Hierdoor verdronken er acht Turkse bemanningen die aan boord waren. Turkije wilde de Franse kapitein vervolgen, omdat hij verantwoordelijk was voor de ernstige botsing tussen de twee schepen. Naar aanleiding hiervan heeft het Turkse leger de kapitein van het Franse schip gearresteerd. Frankrijk was het hier niet mee eens, en besloot om de zaak aanhangig te maken bij het Permanente Hof voor Internationale Justitie. Frankrijk beweerde dat Turkije niet het recht had om tot een arrestatie over te gaan, omdat het ongeluk niet had plaatsgevonden op Turks grondgebied. Het oordeel van het Permanente Hof van Justitie stelde Turkije in het gelijk. Het hof was het niet eens met de bewering van Frankrijk. De bewering dat Turkije de kapitein M. Demons niet mocht arresteren, omdat Frankrijk vond dat het ongeluk niet op het Turkse grondgebied plaats vond maar op internationale wateren, werd verworpen. Turkije had als soevereine staat de vrijheid om op grond van de Turkse wet tot vervolgen over te gaan en de Franse M. Demons te veroordelen. Dit omdat het hof vond dat de kapitein op Turkse territoriale wateren was gearresteerd
55
o
Bv Yerodia – zaak: Deze zaak betrof een gerechtelijk onderzoek lastens de Congolese minister van buitenlandse zaken, die ervan werd verdacht in Congo oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid te hebben gepleegd. België steunde zijn bevoegdheid op Art. 7 Genocidewet, dat in een quasi onbeperkte universele jurisdictie voorzag. Op 11 april 2000 had de Brusselse onderzoeksrechter Vandermeersch zelfs een aanhoudingsbevel tegen betrokkene uitgevaardigd. Congo daagde België voor het Internationaal Gerechtshof in Den Haag, en vroeg dat het Hof België zou bevelen het aanhoudingsbevel in te trekken. Volgens Congo was het strijdig met het internationaal recht en wel om twee redenen: (1) betrokkene = een minister in functie en genoot dus van immuniteit; (2) de uitoefening van universele jurisdictie in absentia was strijdig met het internationaal recht. Het Hof sprak zich uiteindelijk enkel uit over de kwestie van de immuniteiten, niet over de universele rechtsmacht. Toch gaven verschillende rechters in separate of dissenting opinions hun zienswijze hierover te kennen.
De extraterritoriale werking van de strafwet in de praktijk doorgaans verbonden aan een reeks aanknopingspunten die deze werking verantwoorden Het beschermingsbeginsel Het actief personaliteitsbeginsel Het passief personaliteitsbeginsel Het vertegenwoordigingsbeginsel Het universaliteitsbeginsel
(i) Het beschermingsbeginsel Een staat heeft het recht o In het buitenland gepleegde aantastingen van zijn staatsveiligheid te bestraffen Bv Iemand die in het buitenland een staatsgreep tegen België heeft beraamd in België kunnen worden vervolgd Het zelfbeschermingsrecht van de staat Omvat naast misdrijven tegen de staatsveiligheid o Ook misdrijven waardoor de economie van het land wordt geschaad Bv valsmunterij
(ii) Het actief personaliteitsbeginsel De nationaliteit van de dader: o Staten kunnen gedragingen Gepleegd door hun nationale onderdanen in het buitenland o
Strafbaar stellen & vervolgen Bv de strafwet van toepassing op een Belg die in het buitenland een diefstal of een moord heeft gepleegd Tegenhanger van het beginsel dat staten in principe hun nationale onderdanen niet uitleveren
56
(iii) Het passief personaliteitsbeginsel De nationaliteit van het slachtoffer o Een staat heeft het recht gedragingen Waarvan zijn nationale onderdanen in het buitenland o
Het slachtoffer zijn strafbaar stellen Bv De persoon die een Belg in Spanje heeft gekidnapt voor een losgeld, in België kunnen worden vervolgd
(v) Het universaliteitsbeginsel Het internationaal strafwaardig karakter van het feit o Alle staten hebben het recht (zelfs de verplichting) bepaalde internationale misdrijven te bestraffen Ongeacht de plaats, ongeacht de nationaliteit van dader of ongeacht slachtoffer De strafwet van alle staten worden toegepast o
Theorie bekend sinds Hugo De Groot Bv Oorlogsmisdaden Rode Kruisconventies hebben universele bevoegdheid
o
Genocidewet 1993: Een verregaande versie van het beginsel (in 2003 ingetrokken)
o
Wel universele jurisdictie in België: Bv sekstoerisme & mensenhandel (Art. 10ter VTSv)
(vi) Het vertegenwoordigingsbeginsel Op verzoek van de bevoegde staat een staat is bereid zijn strafwet toe te passen o Op een in het buitenland gepleegd misdrijf “Vertegenwoordigt” de staat die vervolgt de staat die normaal bevoegd is Door in zijn plaats de strafprocedure / een gedeelte daarvan op zich te nemen Indien uitlevering niet mogelijk / niet wenselijk is Vele moderne verdragen: o Aut dedere aut judicare: “Ofwel uitleveren, ofwel vervolgen” Bv Erdal – zaak: De staat die een uitleveringsverzoek dat steunde (Europees Verdrag tot bestrijding van het terrorisme) op dit verdrag, heeft afgewezen, is verplicht tot vervolging van de persoon wiens uitlevering werd geweigerd. Een drievoudige terroristische moordaanslag op enkele Turkse zakenlieden Erdal werd aangetroffen in België Turkije vroeg de uitlevering MvJ besliste haar niet uit te leveren Naderhand werd een Belgische strafzaak gestart
57
B. Dubbele incriminatie In vele gevallen een basisvoorwaarde voor o De toepassing van de strafwet op misdrijven die in het buitenland werden gepleegd Als voorwaarde voor extraterritoriale rechtsmacht: o Het feit dat in België wordt vervolgd, bovendien strafbaar moet zijn naar het recht van de plaats waar het werd gepleegd Lex loci delicti Bv een “typisch Belgisch” misdrijf is afzetterij (Art. 508bis Sw) zich op bedrieglijke wijze voedsel / logies laten verschaffen wetende dat men in de onmogelijkheid is te betalen In Nederland kan afzetterij enkel tot burgerlijke vervolgingen aanleiding geven o
Stond oorspronkelijk niet uitdrukkelijk in de wet vermeld
Wanneer in de buitenlandse wetgeving geen enkel equivalent van de Belgische strafbepaling voorkomt o Kan zij niet worden toegepast op gedragingen in het buitenland Bv de private corruptie (omkoping van privépersonen) strafbaar gesteld (Art. 504bis en ter Sw) In abstracto (dubbele incriminatie): o De vaststelling dat het betrokken feit strafbaar is naar het recht van de staat waar het werd gepleegd Volstaat In concreto (dubbele incriminatie): o Rekening gehouden met eventuele schuld-, straf- of vervolgingsuitsluitingsgronden
C. Toepassingsgevallen Uitzonderlijk karakter van de extraterritoriale toepassing van de Sw Art. 4 Sw Toepassingsgevallen: o De in het buitenland gepleegd misdrijven die in België kunnen worden vervolgd De procedurele voorwaarden: o Vervolging kan meestal slechts worden ingesteld op vordering van het OM o Soms is de aanwezigheid van de verdachte in België vereist De toepasselijke wet: o Is de Belgische wet (Art. 14 VTSv) Doorgaans kan vervolging slechts plaatsvinden op voorwaarde dat de verdachte in België wordt aangetroffen o Verstekprocedures wegens feiten in het buitenland gepleegd, zijn in principe onmogelijk (Art. 12 VTSv) Op het ogenblik van het instellen van de strafvordering Ook een aantal misdrijven waarvoor het aanwezigheidsvereiste niet geldt Misdrijven tegen de staatsveiligheid, misdrijven tegen de Belgische (en Europese) openbare trouw en ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht
58
(i) Misdaden & wanbedrijven tegen de staatsveiligheid Tegen de Belgische staatsveiligheid o Strafbaar in België Ongeacht of de dader een Belg of een vreemdeling is Het beschermingsbeginsel o
De uitleveringsexceptie voor politieke misdrijven zal in de meeste gevallen De uitlevering in de weg staan (behalve binnen de EU)
(ii) Misdaden & wanbedrijven tegen de openbare trouw Bv valsmunterij, namaken of vervalsing van openbare effecten, aandelen, schuldbrieven, namaken of vervalsing van zegels, stempels o Strafbaar in België Ongeacht of zij door een Belg of door een vreemdeling werden gepleegd Het universaliteitsbeginsel
(iii) Terroristische misdrijven Zich in het buitenland schuldig maken aan een terroristisch misdrijf (Art. 137 – 141ter Sw) o Iedere Belg of persoon met hoofdverblijfplaats in België Gericht tegen een Belgische onderdaan, een Belgische instelling of een in België gevestigde EU – instelling, eveneens in België kan worden vervolgd o Enkel vereist dat de verdachte in België wordt gevonden Op het moment dat vervolging wordt ingesteld
(iv) Misdaden & wanbedrijven door een Belg in het buitenland gepleegd Algemene regeling (Art. 7 VTSv) o Als het gaat om een misdaad / een wanbedrijf Overtredingen vallen niet onder de regeling o Dader moet de Belgische nationaliteit hebben (+ het domiciliecriterium) o Er moet dubbele incriminatie zijn o Vreemdeling ? een officieel bericht
Deelnemers aan misdaden door Belgen in het buitenland gepleegd Meerdere medeplichtigen / mededaders aan een hoofdfeit o Dat door een Belg in het buitenland werd gepleegd Kunnen in België worden vervolgd (Art. 11 VTSv) o
Beperkt tot misdaden: Als een vreemdeling deelneemt aan een diefstal (= geen misdaad), door een Belg in het buitenland gepleegd, dank kan hij niet in België worden vervolgd
59
Uitzondering voor bepaalde categorieën misdrijven Dubbele incriminatie geldt niet voor o Genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden en evenmin voor bepaalde terreurdaden gepleegd in het buitenland
Bijzondere categorieën personen Militairen, bemanningsleden van Belgische schepen & diplomatieke & consulaire ambtenaren o De bijkomende voorwaarden & de procedurele beletsels gelden hier niet
(v) Misdaden waarvan een Belg in het buitenland het slachtoffer is 1984: o
Het passief personaliteitsbeginsel is in België op algemene wijze ingevoerd Enkel toepasselijk op misdaden Toepassingsvoorwaarden: Slachtoffer moet de Belgische nationaliteit hebben Het feit moet naar Belgisch recht een misdaad zijn Er moet dubbele incriminatie zijn Op grond van de wetgeving van het land waar het werd gepleegd strafbaar zijn met een straf die de 5 jaar overtreft De vervolging alleen kan plaatshebben wanneer de verdachte in België wordt gevonden
(vi) Internationale misdrijven Nergens bepaald dat het universaliteitsbeginsel voor alle internationale misdrijven geldt o Er bestaat ook geen internationaal Sw
a) Algemene verwijzigingsregel (Art. 12bis VTSv)
Er werd een algemene bepaling ingevoerd die verwijst naar al de nieuwe verdragen o Niet telkens de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering aanvullen Voor welke misdrijven? o Vele intern. verdragen hebben hetzij het universaliteitsbeginsel opgenomen, hetzij het vertegenwoordigingsbeginsel In dit laatste geval: de aanwezigheid van de dader op het Belgisch grondgebied vereist op het ogenblik dat de vervolging wordt ingesteld Meeste verdragen kwamen tot stand in het kader van de VN / de gespecialiseerde organisaties van de VN RvE (de Raad van Europa) heeft eveneens verdragen opgemaakt waarin bevoegdheidsregels voorkomen Bv corruptie, terrorisme
Sinds enkele jaren is ook de EU een bron van wetgeving
60
De “filter” tav de vervolgingen Vervolging: o Kan enkel worden opgestart door de federale procureur Klacht met burgerlijke partijstelling door slachtoffers van internationale misdaden (die in het buitenland plaatsvonden) niet langer mogelijk Federale procureur: o Gaat over tot het vorderen van een gerechtelijk onderzoek (BEHALVE in vier gevallen): Als de klacht kennelijk ongegrond is (of) Als het feit waarop de klacht betrekking heeft, geen internationaal misdrijf betreft (of) Als de klacht geen ontvankelijke strafvordering kan volgen (of) Als vervolging, om redenen van een goede rechtsbedeling, niet gewenst is ! Internationaal Strafhof: o 2002
b) Oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid en genocide (Art. 6, 1°bis en 10 1°VTSv)
Samen met agressie, de internationale “kernmisdrijven” genoemd De bevoegdheid van de speciale tribunalen is zeer beperkt: o Zowel in de ruimte en in de tijd België o Voorzag universele jurisdictie voor deze misdrijven Toen geregeld in de zgn. Genocidewet Nu: Extraterritoriale bevoegdheid voor genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden is beperkt tot actieve en passieve personaliteit
De wet van 5 augustus 2003 schafte de universele jurisdictie af Nu geldt voor deze misdaden niet langer het universaliteitsbeginsel, maar de actieve en de passieve personaliteit Verruimd met het domiciliecriterium
Zware schendingen van het intern. humanitair recht: o Kan in België enkel worden vervolgd voor zover: De dader Belg is of zijn hoofdverblijfplaats in België heeft Het slachtoffer Belg is
Kanttekeningen Internationaal Strafhof: o Slechts zeer uitzonderlijk bevoegd Enkel bevoegd tav staten die partij zijn bij het Rome – Statuur en zelfs dan geldt nog het complementariteitsbeginsel Wat betekent dat het Hof slechts kan optreden als de meeste betrokken staten dit niet willen / kunnen doen
61
o
Universele bevoegdheid: Kan enkel werken als voldoende staten hun verantwoordelijkheid opnemen Wetgeving uitvaardigen en deze wetgeving ook daadwerkelijk toepassen België voorzag geen filter: Talloze klachten tegen buitenlandse politici werden ingediend Bv klachten tegen de Amerikaanse president Bush, de Israëlische premier Sharon, de Cubaanse president Fidel Castro, …
Wat was er mis met de Genocidewet ? In België, anders dan in de meeste andere landen, kunnen slachtoffers rechtstreeks naar de rechter stappen & hun zaak aanhangig maken In de meeste landen kan dit slechts via de procureur des Konings
c) Bepaalde terreurdaden (Art. 10, 6°VTSv)
Een vreemdeling kan in België vervolgd worden o Wanneer hij zich buiten het grondgebied van het rijk schuldig maakt aan: Art. 2 Europees Verdrag bestrijding van terrorisme Vele vormen van terrorisme o Kunnen reeds worden vervolgd op grond van Art. 12bis VTSv, via het renvoi Naar de verdragen mbt terrorisme waardoor België is gebonden & waaruit voor België een plicht tot vervolging voortvloeit Art. 10, 6 °VTSv: o Bedoeld voor de inbreuken, bedoeld in Art. 2 Europees Verdrag Gewelddaden tegen het leven, de fysieke integriteit of de vrijheid van personen en ernstige aanslagen op eigendommen o
Bedoeld in Art. 1 van het Verdrag Wanneer de daad een collectief gevaar deed ontstaan voor personen
o
Belgische rb kennis nemen van deze feiten onder de volgende voorwaarden Ernstige gewelddaden tegen personen / goederen die niet onder de lijst van Art. 1 Europees Verdrag Bestrijding van Terrorisme vallen
De persoon moet in België worden aangetroffen
Er moet een uitleveringsverzoek geweest zijn België afgewezen ogv de uitleveringsexceptie voor politieke misdrijven, de non – discriminatieclausule, omwille van de doodstraf of omwille van de bijzonder hardheid van de uitlevering voor de betrokken persoon
Feiten gepleegd op het grondgebied van de lidstaten van de Raad van Europa & geldt enkel tav staten die partij zijn bij het Verdrag Bestrijding van Terrorisme
62
d) Sekstoerisme & mensenhandel (Art. 10ter VTSv)
Krachtens Art. 10ter VTSv: o Mensenhandel & een aantal seksuele misdrijven Die door Belgen / door vreemdelingen in het buitenland gepleegd worden In België worden vervolgd Een gelegenheidswetgeving o Aangenomen naar aanleiding van een politiek high profile dossier Belgische wetgever toont zijn wil seksuele misdrijven tegen -18j en mensenhandel Zeer streng aan te pakken Sekstoerisme & mensenhandel: o Geen dubbele incriminatie vereist Wel is de aanwezigheid van de dader op Belgisch grondgebied vereist (Art. 12 VTSv) o
Gevolg: Aan een strenger bestraffingsregime onderworpen dan oorlogsmisdaden & genocide
e) Corruptie (Art. 10quater VTSv)
Personen die zich in het buitenland aan bepaalde corruptiemisdrijven schuldig maken o In België vervolgd worden Belgische strafrb hebben universele jurisdictie: Personen die zich buiten het grondgebied van het Rijk schuldig maken aan corruptie van Belgische ambtenaren
f) Piraterij op zee
Er is een aparte wetgeving tot stand gekomen o Specifieke bepalingen inzake extraterritorialiteit & een bijzondere procedure voor voorlopige aanhouding op zee In opdracht van de federale procureur
63
Deel 2 Het misdrijf Hoofdstuk 1: Begrip 1. Definitie Definitie misdrijf: o Niet vanuit een principieel / filosofisch standpunt Maar louter technisch Hoofddoel: Nagaan wat de specifieke kenmerken van het misdrijf zijn Onderscheiden van niet – strafrechtelijke inbreuken Misdrijf: o Een gedraging die door de wet is omschreven & waarop een straf is gesteld Een gedraging Steeds door de wet omschreven Met een straf gesanctioneerd Een gedraging: o Strafwet enkel toepasselijk op gedragingen Niet op voornemen Louter voornemen een misdrijf te plegen in principe geen misdrijf Enkel bestraft worden geuit in de vorm van een strafbare gedraging o
Zowel een handeling als een verzuim Zowel positieve gedragingen (daden, handelingen) als negatieve handelingen (onthoudingen, verzuimen)
De meeste strafbaarstellingen slaan echter op handelingen: Uitzonderlijk dat de wet een verzuim strafbaar stelt Verzuimsdelicten: Bv schuldig hulpverzuim (Art. 422bis Sw), familieverlating (Art. 391bis Sw), kinderverlating (Art. 423 – 424 Sw)
Door de wet omschreven: o Enkel de wet kan gedragingen strafbaar stellen Legaliteitsbeginsel ! o
Enkel de wet kan de materiële rechtsbron zijn van misdrijven & straffen Noch de gewoonte, noch de RS kunnen nieuwe strafbaarstellingen creëren
o
Wel “krachtens een wet”: Reglementaire beschikkingen strafbepalingen invoeren (Art. 14 Gw)
Waarop een straf is gesteld: o Strafbaar gesteld zijn met een strafrechtelijke straf Een andere, niet strafrechtelijke sanctie geen misdrijven Onderscheid is van groot belang: Enkel (strafrechtelijke) misdrijven genieten de bescherming van de algemene principes van het strafrecht Bv legaliteitsbeginsel, principe van de niet – retroactieve werking van de strafwet
64
o
De principes uit het strafprocesrecht (bv het vermoeden van onschuld, de rechten van de verdediging in strafzaken) gelden enkel voor strafrechtelijke misdrijven
Straf: Een leed, opgelegd door de RM als sanctie voor een misdrijf Bv de werkstraf is een autonome straf
2. Constitutieve elementen van het misdrijf Misdrijf: o 2 elementen Een materieel element: De uiterlijke verschijningsvorm van het misdrijf De gedraging (handeling / verzuim) waardoor de strafwet wordt overtreden
Een moreel element: De schuldvorm waarmee deze gedraging wordt gesteld Het opzet, de onachtzaamheid en de afwezigheid van één van de schulduitsluitingsgronden Misdrijf is niet voltrokken door de loutere aanwezigheid van het in de wet bepaalde materieel & moreel bestanddeel De gedraging = niet gerechtvaardigd
o
In de RL nog andere constitutieve elementen: Strafwaardigheid Wettelijk element
o
In België: Oordeelt de rechter of de feiten bewezen zijn Hij hoeft niet apart te oordelen over het bestaan van het misdrijf (kwalificatievraag) & de vraag of er rechtvaardigingsgronden zijn
A. Het materieel element De uiterlijk waarneembare verschijningsvorm van het misdrijf o Loutere voornemen volstaat niet om een misdrijf op te leveren Voornemen moet zich veruiterlijken in een gedraging Die met een strafrechtelijke delictomschrijving overeenkomt Bv materieel element diefstal (Art. 461 Sw) het wegnemen van andermans zaak (bedrieglijk toe-eigenen) Bv materieel element misbruik van vertrouwen (Art. 491 Sw) bedrieglijk verduisteren van een toevertrouwde zaak o
Op de door de wet omschreven wijze veruiterlijken Niet alle gedragingen die door de wet beschermde waarde krenken zijn strafbaar Samenvallen met een in de wet op expliciete wijze strafbaar gestelde gedraging
65
Op algemene wijze gedefinieerd: o Moet dus voor elk misdrijf specifiek worden afgeleid uit de delictomschrijving Bv moord (Art. 394 Sw), opzettelijke en onopzettelijke doding (Art. 393 Sw en Art. 419 Sw) materieel element = de levensberoving van het slachtoffer
B. Het moreel element “Materiële misdrijven”: o Enkel uit een materieel element bestaan Onverenigbaar met het beginsel van nullum crimen sine culpa Schuld: o In de enge betekenis: Het moreel element van het misdrijf De psychologische band tussen dader & gedraging “Opzet” en “onachtzaamheid” o
In de bredere betekenis: De verwijtbaarheid Een strafbare gedraging zal slechts tot strafrechtelijke verantwoordelijkheid leiden Indien de gedraging aan de dader kan worden verweten De dader zal vrijuit gaan als er omstandigheden zijn die zijn schuld in de concrete situatie uitsluiten Het bestaan van schulduitsluitingsgronden (dwang, dwaling, ontoerekeningsvatbaarheid jeugdige leeftijd / een geestesziekte)
Heeft tot gevolg dat de dader niet zal worden veroordeeld
C. Het element wederrechtelijkheid Als derde constitutief element van het misdrijf o Materieel en moreel element van een straf vervuld ? Slechts strafbaar voor zover zij bovendien wederrechtelijk is De mate waarin er geen rechtvaardigingsgronden voorhanden zijn Bv een chirurg die een operatie verricht: Materieel element: slagen en verwondingen (Art. 398 Sw) Moreel element: opzettelijk (Art. 392 Sw) gerechtvaardigd ogv het wettelijk voorschrift (Art. 70 Sw)
Bv aanrander verwonden: Materieel element & moreel (zie hierboven)! Maar wettige verdediging (Art. 416 Sw)
66
Hoofdstuk 2: Indeling van de misdrijven Onderverdeeld in verschillende categorieën o Oorsprong in de wet, de Grondwet en de RL
1. Wettelijke drieledige indeling: misdaden, wanbedrijven en overtredingen A. Begrip & oorsprong Misdrijven in categorieën ingedeeld o Naargelang van hun ernst Bepalen dan de aard van het misdrijf De indeling in het Belgisch strafrecht drieledig Art. 1 Sw Misdaden: “Het misdrijf, naar de wetten strafbaar met een criminele straf een misdaad” Wanbedrijven: “Het misdrijf, naar de wetten strafbaar met een correctionele straf een wanbedrijf” Overtredingen: “Het misdrijf, naar de wetten strafbaar met een politiestraf een overtreding”
o
De aard bepaalt de bevoegde opsporingsorganen Bv veiligheidspolitie voor misdaden, correctionele politie voor wanbedrijven en gemeentelijke politie voor overtredingen
De aard bepaalt ook het bevoegde rechtscollege Bv het hof van assisen met jury voor misdaden, de correctionele rb voor wanbedrijven en de politierb voor overtredingen
Voor de Fr. Rev.: Gold een tweeledige indeling Onderscheid tussen kapitale & niet – kapitale / civiele misdrijven
B. Bepaling van de aard van het misdrijf De aard van het misdrijf o Bepaald door de strafmaat Misdaden criminele straffen Wanbedrijven correctionele straffen Overtredingen politiestraffen o
Door een kwantitatief criterium bepaald Kijk naar de straf Bv Criminele straffen = vrijheidsstraffen (opsluiting & hechtenis die levenslang / tijdelijk (min. 5j) en geldboeten van €26 en meer Bv Correctionele straffen = vrijheidsstraffen (5j niet overtreffen), geldboete van €26 en meer en werkstraffen van 46u tot 300u Bv Politiestraffen = vrijheidsstraffen 1 – 7 dagen, geldboete €1-25, werkstraf 20u tot 45u Bv Moord misdaad (Art. 394 Sw) Bv Diefstal wanbedrijf (Art. 462 Sw) Bv Nachtlawaai overtreding (Art. 461, 1° Sw)
67
Verschil straffen in abstracto & straffen in concreto: o In abstracto: Straffen in de wet voor een bepaald misdrijf bepaald o In concreto: Straffen die door de rechter worden opgelegd Denaturatie / ontaarding van een misdaad in een wanbedrijf: o Misdrijf wet bepaalt een criminele straf Bestraffing, mits aanneming van verzachtende omstandigheden, met een correctionele straf België: o Een verschil tussen de voorlopige en de definitieve aard van het misdrijf De aard wordt voorlopig bepaald door de maximumstraf Die door de wet op het misdrijf is gesteld De aard wordt definitief bepaald door De straf die bij een onherroepelijk geworden veroordeling wordt toegepast De uiteindelijke opleggende straf in principe doorslaggevend, en dit met terugwerkende kracht
Problemen tav de verjaring van de strafvordering Verjaringstermijn verschilt naargelang het misdaad / een wanbedrijf betreft Misdaden: 10 of 15 j Wanbedrijven: 5 j Overtredingen: 6 maanden
C. Belang van het onderscheid Vooral van technisch belang (i) Materieel strafrecht Opzet: o Principe enkel vereist bij misdaden & wanbedrijven o Overtredingen ? volstaat de loutere overtreding van de strafwet (“schuld door wetsinbreuk”) Poging: o Tot misdaad steeds strafbaar (Art. 52 Sw) o Tot wanbedrijf slechts strafbaar in de gevallen door de wet bepaald (Art. 53 Sw) o Tot overtreding in principe niet strafbaar (Art. 51 Sw) Deelneming: o Slechts mogelijk bij misdaden & wanbedrijven (Art. 66 – 67 Sw) Herhaling: o Voorwaarden & de maat van de strafverzwaring verschillen naargelang herhaling misdaden (Art. 54, 55 Sw), wanbedrijven (Art. 56 Sw) of overtredingen (Art. 562, 564 en 565 Sw) Samenloop: o Verschillend voor misdaden (Art. 62 Sw), wanbedrijven (Art. 60 Sw) en overtredingen (Art. 58 Sw)
68
Verzachtende omstandigheden: o Verschillend De vervangende gevangenisstraf: o Verschillend Werkstraf: o Enkel mogelijk in correctionele & politiezaken o Art. 37ter Sw Internering van geestesgestoorde delinquenten: o Slechts mogelijk voor misdaden & wanbedrijven Verjaring van de straf: o Criminele straffen: 20 j Art. 91 Sw o Correctionele straffen: 10 of 5 j Art. 92 Sw o Politiestraffen: 1 j Art. 93 Sw Gelding in de ruimte: o De Belgische Sw toepasselijk op misdrijven Die in het buitenland werden gepleegd In principe enkel voor misdaden & wanbedrijven Niet voor overtredingen
(ii) Strafprocesrecht Bevoegdheid: o Misdaden hof van assisen (voor zover ze niet gecorrectionaliseerd zijn) o Wanbedrijven correctionele rb (behoudens contraventionalisering) o Overtredingen politierb Verjaring van de strafvordering: o Misdaad: 10 j o Wanbedrijf: 5 j o Overtreding: 6 maanden
D. Kritiek op de drieledige indeling der misdrijven Onderscheid tussen de “ernstige” en de “minder ernstige” misdrijven o Onderscheid tussen misdrijven die intrinsieke maatschappelijke waarden beschermen & misdrijven die slechts reglementair van aard zijn Sleutelen aan de drieledige indeling der misdrijven ? o Waarschijnlijk een GWherziening vereist GW: ‘Misdaden worden door het hof van assisen berecht
E. Andere indelingen Proportionaliteitscriterium o Dwangmaatregelen gekoppeld aan een lijst van misdrijven Niet in abstracto Art. 90ter Sw
69
2. Indeling volgens de GW: politieke & persmisdrijven A. Achtergrond Art. 150 Gw: o Politieke & persmisdrijven niet door de gewone rb berecht Maar door HvA (Hof van Assisen) Een algemeen gunstregime + Invoer van de jury Vóór Fr. Rev.: o Politieke misdrijven zeer zwaar bestraft
B. Politieke misdrijven (i) Definitie “Politiek misdrijf”: o Wordt niet door de GW gedefinieerd o Ook de wet bevat geen omschrijving De typische politieke vrijheidsstraf ? Hechtenis
Welke rb / hof bevoegd ? HvA
o
Bv Aanslag met het oogmerk een burgeroorlog te verwekken Straf: hechtenis (Art. 124 Sw) een politiek misdrijf
o
Bv Aanslag met het oogmerk om verwoesting, mensenslachting / plundering Straf: opsluiting (Art. 125 Sw) een gemeenrechtelijk misdrijf
o
Bv Beledigingen (Art. 448 Sw) Door de gewone rechtscolleges berecht
o
Bv Beledigingen tegenover de Koning HvA bevoegd
Cassatiearrest: o “Het misdrijf dat zowel wegens het opzet van de dader als wegens zijn uitwerking een rechtstreekse aanslag op de politieke instellingen uitmaakt” Subjectief element Objectief element
(ii) Het onderscheid tussen zuivere & gemengd politieke misdrijven Zuiver politieke misdrijven: o Tasten de politieke orde op rechtstreekse wijze aan Gemend politieke misdrijven: o In se gemeenrechtelijke misdrijven die omwille van de omstandigheden / van de motivering van de dader als politiek misdrijf worden beschouwd
70
a) Zuiver politieke misdrijven
Herkennen ?: o De straf (hechtenis) o De bevoegdheid (HvA) Bv spionage (Art. 116, 118 Sw), aanslag met het oogmerk een burgeroorlog te plegen (Art. 124 Sw) o
Misdrijven die uit hun aard zelf (objectief element) steeds bestaan uit een rechtstreekse aantasting van de politieke instellingen in hun bestaan, hun inrichting of hun werking, of van de politieke rechten van de burger Bv overtredingen uit het Kieswetboek zijn politieke misdrijven Kiesomkoping door belofte van geld, een persoon ertoe bewegen zich van de stemming te onthouden, de belofte aan kiezers van drank en eten ter gelegenheid van een verkiezing
b) Gemengd politieke misdrijven
Gemengd politieke misdrijven: o Gemeenrechtelijke misdrijven Die enkel ten gevolge van de omstandigheden waarin zij werden gepleegd (objectief element) én omwille van de bedoelingen van de dader (subjectief element) o
HvC:
Voorwaarde: Een rechtstreekse causaal verband tussen het misdrijf en de aantasting van de politieke orde Verre, onrechtstreekse en hypothetische gevolgen volstaan niet Bv valsheid in geschriften met als doel de samenstelling van het gemeentelijk kiezerskorps te wijzigen (een gemengd politiek misdrijf)
o
Een feitenkwestie: Bv Geen gemengd politiek misdrijf: Het toebrengen van slagen & verwondingen aan een politieman tijdens een betoging nav Koningskwestie Het overschilderen van de tweetalige opschriften boven de loketten van het gemeentehuis te Schaarbeek
o
Negatief criterium: De aanwezigheid van winstbejag Heeft de dader uit winstbejag gehandeld Het misdrijf wordt geacht gemeenrechtelijk te zijn (Art. 123ter Sw)
(iii) Het gunstregime voor politieke misdrijven Gunstregime: o De bevoegdheid van het HvA (Art. 150 GW) o Een eervolle behandeling Ongeboeid verschijnen & het krijgen van een eervolle plaats o Sommige beslissingen slechts met eenparigheid van stemmen
71
(iv) De uitleveringsexceptie voor politieke misdrijven Een bijzonder aspect van het gunstregime: o Politieke delicten komen niet in aanmerking voor de uitlevering Niet vervat in de GW maar in de Uitleveringswet Wel uitdrukkelijke uitzonderingscategorieën aanwezig in de Uitleveringswet Misdrijven die nooit als politiek worden aangemerkt (met het oog op de uitlevering): De aanslag op een staatshoofd =/= politiek misdrijf met het oog op de uitlevering (“attentaatsclausule”) Daden van collaboratie met de vijand =/= politiek misdrijf Uitleveringsexceptie zou in theorie niet meer mogen bestaan tussen de lidstaten van de EU o Maar: Erdal – zaak: Kamer van Inbeschuldigingstelling bracht een negatief advies uit tav de uitlevering. MvJ volgde dit advies niet en besloot Erdal aan Turkije uit te leveren Zij tekende hiertegen echter beroep aan bij de RvSt
C. Persmisdrijven (i) Definitie Persmisdrijf: o De inbreuk op de strafwet dmv een mening Geuit via de pers Waaraan een zekere openbaarheid wordt gegeven Bv laster, eerroof (Art. 443 Sw) en beledigingen (Art. 448 Sw) via de pers
(ii) Toepassingsvoorwaarden Voorwaarden: o Een meningsuiting o Strafbaar Via de pers uitgedrukt Een zekere openbaarheid eraan gegeven
a) Het moet om een meningsuiting gaan
Geen mening (maar toch via de pers) ? geen persmisdrijven o Bv publicatiemisdrijven of het voeren van reclame voor seksuele diensten Zijn geen persmisdrijven o
Bv drukpersmisdrijven zoals de weigering een recht van antwoord te publiceren (geen persmisdrijf want een loutere melding) & de verspreiding van drukwerk zonder de vereiste vermeldingen (geen persmisdrijf want gewoon een reglement)
Mening RS: o Enkel meningsuitingen die dmv een geschrift worden geuit worden als persmisdrijf in aanmerking genomen Bv meningsuitingen in de vorm van afbeeldingen, prenten, tekeningen -> niet
72
b) Deze meningsuiting moet strafbaar zijn
Persmisdrijf o Is geen op zichzelf staand misdrijf Via het medium van de pers gepleegd Drukwerk: o Dat wordt verspreid moet het misdrijf zelf bevatten Het geschrift moet “het misdrijf inhouden”
c) Het misdrijf moet gepleegd zijn via de drukpers
HvC: o
Drukpers = elke wijze van publicatie waardoor geschriften kunnen worden gepubliceerd dmv methoden die met de drukpers een gelijkenis vertonen Naast de eigenlijke drukpers wordt tevens als drukpers beschouwd elk ander mechanisch, fysisch of chemische procedé waardoor een strafbare meningsuiting in een groot aantal identieke (vermenigvuldigd) Bv fotokopie
In een aantal exemplaren vermenigvuldigd: o 1 exemplaar volstaat niet Manuele reproductiemethoden komen niet in aanmerking Met de hand geschreven teksten geen persmisdrijf
d) Er moet een daadwerkelijke openbaarheid aan worden gegeven
Persmisdrijf o Art. 25 en 150 GW o Een daadwerkelijke openbaarheid gegeven worden aan het gedrukte geschrift Door aanplakking, uitdeling, het te koop stellen, het openbaar verspreiden, …
(iii) Het gunstregime voor persmisdrijven Is grotendeels gelijklopend met dat van de politieke misdrijven o De jury voor de beoordeling van persmisdrijven (Art. 150 GW) Voorlopige hechtenis voor perswanbedrijven uitgesloten o Een eervolle behandeling (+ in sommige gevallen een unanimiteitsregel) Bijzonder aspect: o De trapsgewijze verantwoordelijkheid voor persmisdrijven (Art. 25 al. 2 GW) Slechts 1 persoon vervolgen (cascadesysteem). Indien de schrijver bekend is en zijn woonplaats in België heeft, genieten uitgever, drukker en verspreider van een strafrechtelijke immuniteit Indien de schrijver onbekend is of zijn woonplaats niet in België heeft, is de uitgever verantwoordelijk Is de uitgever onbekend of zonder woonplaats in België Dan zal de drukker worden vervolgd o Dit om privécensuur te vermijden Kortere verjaringstermijnen in vegelijking met gewone misdrijven o Sommige persmisdrijven verjaren al na 3 maanden, te rekenen vanaf de dag waarop zij werden gepleegd
73
3. Indeling volgens de beschermde waarde (2012 – 2013 NIET TE KENNEN) 4. Indeling volgens het moreel element A. Opzettelijke & onopzettelijke misdrijven Moreel element: o De schuldvorm die wordt vereist opdat het misdrijf zou zijn voltrokken Opzettelijke misdrijven: gedragingen die slechts strafbaar zijn voor zover de dader ze met opzet heeft gesteld Bv diefstal (Art. 461 Sw), verkrachting (Art. 375 Sw) en openbare zedenschennis (Art. 383 Sw)
Onopzettelijke misdrijven: gedragingen die strafbaar zijn los van de vraag of de dader al dan niet met opzet handelde Bv onopzettelijke slagen & verwondingen (Art. 418 – 420 Sw)
B. Onachtzaamheidsmisdrijven & reglementaire misdrijven Onopzettelijke misdrijven verder in 2 categorieën onderverdeeld o De onachtzaamheidsmisdrijven & de reglementaire misdrijven Het door sommigen gemaakte onderscheid tussen de schuldvormen “onachtzaamheid” & “schuld door wetsinbreuk” Onachtzaamheidsmisdrijven: Waarvoor de wet de onachtzaamheid als schuldvorm bepaalt Art. 418 e. v. Sw Gebrek aan voorzichtigheid / voorzorg
Reglementaire misdrijven: Waarvoor “schuld door wetsinbreuk” volstaat De meeste overtredingen uit het Sw alsook de overtredingen en wanbedrijven uit de bijzondere wetten (bv verkeerswetgeving)
C. Belang van het onderscheid Opzettelijke misdrijven o De vervolgende partij moet het bewijs van opzet leveren Onopzettelijke misdrijven o Het bewijs dat de dader de strafbare gedraging heeft gesteld Hetzij door een gebrek aan voorzorg / voorzichtigheid Hetzij door de loutere overtreding van de strafwet (bv de meeste overtredingen) Strafbare poging & strafbare deelneming o Enkel van toepassing op opzettelijke misdrijven Niet op onopzettelijke Want zowel poging als deelneming veronderstellenen opzet Het “voormen een misdrijf te plegen” voorwaarde poging De “wilsovereenstemming” tussen de mededaders & medeplichtigen voorwaarde deelneming Strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen o Kan worden gecumuleerd met die van natuurlijke personen (Art. 5 al.2 Sw) Enkel geldig voor misdrijven die opzettelijk worden gepleegd, niet onopzettelijke
74
5. Indeling volgens de uitvoeringswijze A. Handelings – en verzuimsmisdrijven (i) Begrip Materieel element van het misdrijf o Handelingsmisdrijven: Een positieve gedraging: het stellen van de door de wet strafbaar gestelde handeling Bv diefstal (Art. 461 Sw): het materieel element is het wegnemen van andermans goed, wat een positieve gedraging is (een handeling veronderstelt) Bv aanranding der eerbaarheid (Art. 372 Sw) en slagen en verwondingen (zowel opzettelijke Art. 398 Sw) als onopzettelijke (Art. 420 Sw) o
Verzuimsmisdrijven: Een negatieve gedraging: een onthouding / een niet handelen wordt Bv schuldig hulpverzuim / hulpverzuim aan een persoon in nood (Art. 422bis Sw): het materieel bestanddeel bestaat hier in een negatieve gedraging (het nalaten hulp te verlenen aan een persoon die in nood verkeert) Bv familieverlating (Art. 391bis Sw) Bv kinderverlating (Art. 423 – 424 Sw)
Handelingsmisdrijven: o Synoniem “commissiedelicten” Verzuimsmisdrijven: o “Ommissiedelicten” of “nalatigheidsmisdrijven” “Onachtzaamheid Het moreel element van het misdrijf opzet
“Nalatigheid” Het materieel element = het niet handelen / verzuimen
(ii) Overzicht van de verzuimsmisdrijven De meeste misdrijven zijn handelingsmisdrijven o Verzuimsdelicten waren uiterst beperkt 20e eeuw de categorie van de verzuimsdelicten is voortdurend uitgebreid Bv kinderverlating (Art. 423 – 424 Sw) Bv niet – naleving van een rechterlijk bevel inzake het ouderlijk hoederecht (Art. 432 Sw) Bv familieverlating (Art. 391bis Sw)
Bepaalde verrichtingen die tot dan enkel burgerlijk werden gesanctioneerd, voortaan ook strafrechtelijk beteugeld
Schuldig hulpverzuim: o In 1961 ingevoerd op algemene wijze strafbaar gesteld Art. 422bis Sw
75
(iii) De oneigenlijke verzuimsdelicten Oneigenlijke verzuimsdelicten: o Handelingsmisdrijven die door verzuim worden gepleegd Commissie door omissie Het plegen van een misdrijf door een niet – handelen o
Vaak:
Een vorm van strafbare deelneming waarbij de eigenlijke uitvoering van het misdrijf door een ander persoon gebeurt Maw: of een onthouding een deelnemingsdaad kan uitmaken in de zin van Art. 66 en 67 Sw Vraag steeds vaker principieel positief beantwoord
Verschil oneigenlijke en eigenlijke: o De strafbaar gestelde gedraging bij eigenlijke verzuimsdelicten bestaat uit het verzuim als dusdanig, los van de gevolgen die uit dit verzuim kunnen voortvloeien Daar waar bij de oneigenlijke verzuimsmisdrijven het verzuim slechts een middel is om het misdrijf te verwezenlijken Commissie door omissie: o Echter ook mogelijk buiten het kader van de strafbare deelneming Bv het doden van iemand door na te laten hem een levensnoodzakelijk geneesmiddel toe te dienen vraag naar causaliteit o
Werd in de praktijk vrij weinig toegepast
Straffen in Art. 422bis Sw zijn echter dezelfde als die voor onopzettelijke slagen & verwondingen (8 dagen tot 1 j) o En zijn dus veel lager dan degene die kunnen worden toegepast indien via de rechtsfiguur van de commissie door omissie, zou worden besloten tot gekwalificeerde opzettelijke slagen & verwondingen (Art. 399 – 401 Sw) of tot doodslag (Art. 393 Sw) of zelfs moord (Art. 394 Sw) Er is zelfs een tendens om meer en meer gebruik te maken van commissie door omiessie Geldt vooral bij de zgn. gekwalificeerde onthouding: o Het bewuste & opzettelijke verzuim om te handelen betekent ondubbelzinnig een aansporing tot het plegen van het misdrijf
C. Aflopende (ogenblikkelijke) en voortdurende misdrijven (i) Begrip Aflopend / ogenblikkelijk misdrijf: o Strafbaar gestelde gedraging is voltrokken en houdt op zodra alle constitutieve bestanddelen ervan voltrokken zijn Bv diefstal (Art. 416 Sw) het gestolen goed is weggenomen Bv Art. 398 en Art. 418 – 420 Sw voltrokken van zodra de slagen & verwondingen zijn toegebracht
76
Voortdurende misdrijven: o De strafbare gedraging bestaat in een ononderbroken delictuele toestand die wordt gehandhaafd Bv wederrechtelijke vrijheidsberoving (Art. 147 en 434 Sw) Wat de wet strafbaar stelt is niet alleen de vrijheidsbeneming als dusdanig, maar ook de toestand die hierdoor in het leven wordt geroepen, de gevangenhouding
o
Bv wederrechtelijk dragen van eretekens (Art. 228 Sw) Bv het gebruik van een vals stuk (Art. 197 Sw) duurt voort zolang het beoogde doel niet werd verwezenlijkt & zolang de oorspronkelijke handeling de gunstige uitwerking blijft hebben die ervan werd verwacht
Worden door sommige auteurs verder onderverdeeld Voortdurend permanente misdrijven: Eens de delictuele toestand in het leven is geroepen geen verdere tussenkomst van de dader meer nodig o Bv bouwmisdrijven
Voortdurend opeenvolgende misdrijven: Vereisen dat de delinquente wil van de dader zich opnieuw manifesteert o Bv door het niet – betalen van het onderhoudsgeld bij familieverlating
Moeilijke voorbeelden: o Bv bigamie( Art. 391 Sw): een aflopend misdrijf het aangaan van een nieuw huwelijk vóór de ontbinding van het voorafgaande wordt bestraft Niet het feit te leven in staat van bigamie o
Bv bedrieglijk onvermogen (Art. 490bis Sw): een aflopend misdrijf
o
Bv heling (Art. 505, 1°Sw): een aflopend misdrijf de wet bestraft het bedrieglijk in het bezit nemen van zaken die wetgenomen, verduisterd of door misdaad / wanbedrijf verkregen zijn En niet het bedrieglijk in het bezit houden ervan
o
Bv witwassen van vermogensvoordelen (Art. 505 Sw) als een vorm van heling
(ii) Belang van het onderscheid De verjaring van de strafvordering o Bij aflopende misdrijven onmiddellijk als het misdrijf is voltooid o Bij voortdurende misdrijven start bij het beëindiging van de delictueuze toestand Hierdoor worden voortdurende misdrijven de facto onverjaarbaar Toepassing strafwet in de tijd Toepassing strafwet in de ruimte o Voortdurend misdrijf bv gedeeltelijk in België en gedeeltelijk in het buitenland op grond van de ubiquiteitsleer en de leer van de ondeelbaarheid op Belgisch grondgebied gelokaliseerd valt onder de bepalingen van het Belgisch strafrecht
77
Strafbare deelneming o Mogelijk bij voortdurende misdrijven tot op het ogenblik waarop de delictueuze toestand ophoudt Deelneming kan slechts plaats vinden vóór / tijdens het plegen van het misdrijf Eens het misdrijf is voltooid is geen deelneming meer mogelijk Straftoemeting o Zowel aflopende als voordurende misdrijven 1 enkele straf opgelegd
C. Enkelvoudige & voortgezette of collectieve misdrijven (i) Begrip Enkelvoudige misdrijven: o Gevormd door 1 strafbare gedraging Handeling / verzuim o
Die ofwel aflopend, ofwel voortdurend kan zijn
Voortgezette misdrijven: o Of collectieve (of nog samengestelde misdrijven) Bestaan uit verscheidene strafbare gedragingen, die elk op zichzelf een misdrijf uitmaken
Maar die als 1 misdrijf worden beschouwd omdat zij in hoofde van de dader de opeenvolgende & voortgezette uitvoering zijn van eenzelfde misdadig opzet (Art. 65 Sw) Voortgezet / collectief misdrijf kan uit identieke / uit verschillende misdrijven bestaan Begrip is een juridische constructie die oorspronkelijk door de RS werd gecreëerd
(ii) Belang van het onderscheid De verjaring o Voortgezette / collectieve misdrijven de datum waarop het laatste feit werd gepleegd Toepassing van de strafwet in de tijd o In het tijdsverloop tussen het plegen van de feiten is de wet die de straf bepaalt gewijzigd De bij nieuwe wet gestelde straf worden toegepast (Art. 2 al.2 Sw is hier niet van toepassing) Straftoemeting o 2 / meer feiten leveren een voortgezet / collectief misdrijf op slechts 1 enkele straf toegepast De straf die op het zwaarste misdrijf is gesteld
D. Gelegenheidsmisdrijven & gewoontemisdrijven Gelegenheidswetten: o Misdrijf voltrokken door de enkelvoudige, eenmalige wetsovertreding zonder dat vereist is dat de gedraging waardoor de wetsovertreding gebeurt Zou worden herhaald
78
Gewoontemisdrijven: o Verscheidene gedragingen die, afzonderlijk beschouwd geen strafbare feiten opleveren, maar waarvan de herhaling, het gewoonlijk plegen, een misdrijf uitmaakt Bv de onwettige uitoefening van de geneeskunde De eenmalige zorgenverstrekking is niet strafbaar, het is slechts voor zover de dader hiervan een gewoonte maakt dat hij kan worden gestraft
o
Bv het verstrekken van leningen tegen woekerintresten (Art. 494 Sw) Is slechts voltrokken voor zover de dader er een gewoonte van maakt de zwakheden / hartstochten van de ontlener te misbruiken
Bv waarzeggerij (Art. 563, 1°Sw) een gewoontemisdrijf: was slechts strafbaar voor zover de dader er een beroep van maakt
Mag niet worden verward met het begrip gewoontemisdadiger Ingevoerd door de Wet Bescherming Maatschappij De persoon die over een periode van 15 j tenminste 3 misdrijven heeft gepleegd die elk een correctionele gevangenisstraf van ten minste 6 maanden hebben meegebracht Een aanhoudende neiging tot wetsovertredingen
Kunnen net als recidivisten & plegers van bepaalde seksuele misdrijven aan het regime van de terbeschikkingstelling van de regering worden onderworpen
(ii) Belang van het onderscheid Verjaring o Bij een gewoontemisdrijf begint te lopen vanaf de datum waarop het laatste feit werd gepleegd Toepassing strafwet in de tijd Straftoemeting o Gewoontemisdrijf wordt als 1 enkel misdrijf beschouwd & geeft dus slechts aanleiding tot 1 enkele straf
6. Ander indelingen (2012 – 2013 NIET TE KENNEN) A. Eigen misdrijven Veronderstellen dat de dader over een bepaalde hoedanigheid beschikt o De hoedanigheid van de dader is een constitutief element B. Openbare & private klachtmisdrijven De delicta privata De delicta publica C. Misdrijven op heterdaad Wordt ontdekt terwijl het wordt gepleegd / onmiddellijk daarna (Art. 41 Sv)
79
D. Basismisdrijven & gekwalificeerde misdrijven Basismisdrijf: o Een misdrijf waarvan de wetsomschrijving derwijze geformuleerd is dat als 1 de elementen die in de wetsomschrijving voorkomen ontbreken geen misdrijf Bv het opzettelijk toebrengen van slagen & verwondingen (Art. 398 Sw) Bv het bedrieglijk wegnemen van andermans goed (Art. 461 Sw) Gekwalificeerd misdrijf: o Een misdrijf waarbij in de wetsomschrijving bijkomende elementen zijn opgenomen die een strafverzwaring met zich brengen De zgn. verzwarende omstandigheden
E. Gewone gedragings – en gevolgmisdrijven Gewone gedragingsmisdrijven: o Waar in de wetsomschrijving niet het intreden van een bepaald gevolg is bepaald De geïncrimineerde gedraging wordt omschreven in al haar elementen Worden de uitvoeringsmodaliteiten duidelijk bepaald Bv diefstal Gevolgmisdrijven: o Waarvan de voltrekking afhankelijk is gesteld van het intreden van een gevolg Misdrijf omschreven in de gevolgen Bv het veroorzaken van iemands dood
F. Krenkingsmisdrijven, gevaarzettingsmisdrijven & voorbehoedende misdrijven Krenkingsmisdrijven: o Veronderstellen een effectieve, daadwerkelijke aantasting van het beschermde rechtsgoed Bv diefstal (Art. 461 Sw) is een aantasting van het eigendomsrecht Bv doodslag (Art. 393 Sw) is een inbreuk op het recht op leven Gevaarzettingsmisdrijven: o Het risico dat door de gedraging wordt geschapen wordt beoogd De gedraging wordt strafbaar gesteld omwille van het potentiële gevaar tav het beschermde rechtsgoed Voorbehoedende misdrijven: o De eventuele voorbereidingshandelingen die tot het plegen van een misdrijf kunnen leiden Bv het bedrieglijk namaken / vervalsen van sleutels (Art. 488 Sw) is een voorbereidingshandeling van diefstal en van woonstschennis Bv de verboden wapendracht (Inbreuk op de Wapenwet) Bv bendevorming (Art. 322 e. v. Sw)
80
Hoofdstuk 3: Rechtvaardigingsgronden 1. Begrip A. Definitie & grondslag Rechtvaardigingsgronden (rvgr): o Omstandigheden waardoor een strafbaar feit zijn wederrechtelijk karakter verliest “Rechtvaardigen” het misdrijf Een principieel ontoelaatbare gedraging wordt toelaatbaar o
De gedraging verliest niet alleen haar wederrechtelijk karakter Maar de dader is zelfs gerechtigd de daad te stellen Bv aangevallen worden de aanval afweren is gerechtigd Wettige verdediging (Art. 416 Sw)
Bv politieofficier in een woning binnenkomen om een huiszoeking te verrichten geen woonschennis (Art. 148 Sw) Hoger bevel (Art. 70 Sw)
Bv bestuurder van een ziekenwagen reed te snel pleegt een verkeersovertreding Noodtoestand
Belgisch strafrecht kent de volgende rvgr: o De wettige verdediging (Art. 416 Sw) o Het wettelijk voorschrift (Art. 70 Sw) o Het hoger bevel (Art. 70 Sw) o
De noodtoestand
Uitdrukkelijk in de wet bepaald
door de RS ingevoerd
Principe: o Rvgr gelden algemeen: Voor elk misdrijf aangevoerd kunnen worden
Wel veel uitzonderingen ! Wettige verdediging enkel aangevoerd ter rechtvaardiging van doodslag / slagen & verwondingen Niet van andere misdrijven
Wettelijk voorschrift (Art. 70 Sw), hoger bevel (Art. 70 Sw) en noodtoestand (Art. 136 octies) Niet als rvgr bij oorlogsmisdaden, misdaden tegen de mensheid & genocide
Noodtoestand kan niet worden ingeroepen bij foltering
Werken in rem Algemeen gelden voor alle misdrijven
81
B. Onderscheid met schulduitsluitingsgronden Schulduitsluitingsgronden: o Hebben geen betrekking op de wederrechtelijkheid van de gedraging Maar enkel op de schuld van de dader “Rechtvaardigen” de gedraging niet, maar heffen enkel de schuld van de dader op “Verontschuldigen” de dader, maar maken de gedraging daarom nog niet toelaatbaar Bv een gevangengenomen soldaat in een oorlogssituatie, staatsgeheim prijsgeven. Misdrijf die hij geeft gepleegd kan verontschuldigd zijn wegens dwang (maar gedraging wordt hierdoor niet toelaatbaar) Bv door een verkeerd technisch advies een plaatselijke reglement overtreden. Verontschuldigd worden door onoverwinnelijke dwaling o
Voor de persoonlijke situatie waarin de dader zich bevond toen hij een strafbare gedraging stelde zonder er evenwel de gedachte aan vast te knopen dat zijn gedrag hierdoor toelaatbaar wordt
o
Positie van het slachtoffer: Vrijheid wordt beroofd door een politieofficier een geldig aanhoudingsbevel Zich niet kunnen weren, want de daad van de politieofficier steunt op het wettelijk voorschrift & het hoger bevel En is hierdoor gerechtvaardigd
o
Werken in personam
Algemeen gelden voor alle misdrijven
Subcategorieën: o Objectieve rvgr voor de eigenlijke rvgr o Subjectieve rvgr voor de schulduitsluitingsgronden
C. Onderscheid met verschoningsgronden & verzachtende omstandigheden (i) Verschoningsgronden Verschoningsgronden: o Omstandigheden die met zich brengen dat de straf Hetzij verminderd (strafverminderende verschoningsgronden) Hetzij uitgesloten (strafuitsluitende verschoningsgronden) o
Hebben geen betrekking op het bestaan van het misdrijf zelf Betreffen enkel de straf Bv persoon die na een ruzie zijn zelfbeheersing verliest en zijn gesprekpartners slagen toebrengt naargelang de omstandigheden: de provocatie / de uitlokking als strafverminderende verschoningsgrond aanvoeren (Art. 411 Sw)
o
Vloeien voort uit een imperatieve bepaling van de wet (Art. 78 Sw)
o
Gelden enkel voor welbepaalde misdrijven
82
Wanneer iemand in een noodsituatie een misdrijf pleegt, zal hij, afhankelijk van de omstandigheden, de noodtoestand als rvgr kunnen aanvoeren. Dit hoeft niet uitdrukkelijk in de wet te zijn bepaald, omdat noodtoestand een algemeen rvgr is. Provocatie is slechts een verschoningsgrond, en geldt daarom slechts voor het specifieke misdrijf waarvoor zij is bepaald, nl doodslag & slagen en verwondingen (Art. 411 Sw). De verplichte strafvermindering voor provocatie kan niet worden toegepast tav andere misdrijven Zo zal de beklaagde die vervolgd wordt wegens verkrachting niet als verschoningsgrond kunnen aanvoeren dat het SO hem tot de daad heeft geprovoceerd. Zelfs al kan dit worden aangetoond, dan nog geldt geen verplichte strafvermindering, omdat tav verkrachting geen verschoningsgrond in de wet is bepaald. Provocatie als strafverminderende verschoningsgrond voor verkrachting is dus uitgesloten, wat niet noodzakelijk uitsluit dat de dader zich op provocatie als verzachtende omstandigheid beroept
(ii) Verzachtende omstandigheden Verzachtende omstandigheden: o Laten de strafbaarheid van het feit bestaan o
Maar hebben enkel een strafvervolging tot gevolg Strafverminderende verschoningsgronden: De verschoningsgronden zijn limitatief in de wet opgesomd & moeten verplicht worden toegepast
o
Niet uitdrukkelijk in de wet bepaald Zij worden aan de soevereine beoordeling van de strafrechter overgelaten
o
Bv provocatie als verzachtende omstandigheden is niet uitgesloten tav verkrachting. Alles zal afhangen van de concrete omstandigheden van de zaak.
2. Wettige verdediging / noodweer A. Begrip Wettige verdediging / noodweer: o Wanneer een persoon, ter verdediging van zichzelf / van een ander, een onrechtmatige aanval afweert Dmv slagen, verwoordingen / doodslag Uitdrukkelijk omschreven in Art. 416 Sw o
Geen algemene, maar een bijzondere rvgr Waarvan de toepassing in principe beperkt is tot slagen & verwordingen en doodslag
o
Enkel aanvoeren om onrechtmatige aanrandingen van personen af te weren
o
Ter verdediging van de aantasting van materiële goederen is niet toegelaten
83
B. Toepassingsvoorwaarden Voorwaarden hebben zowel betrekking op de aanvalsdaad als op de afweringsdaad o Cumulatief vervuld zijn
(i) Voorwaarden ivm de aanvalsdaad a) de aanval moet onrechtmatig zijn
Enkel voor zover de aanval onrechtmatig is o Bv Als iemand wordt gearresteerd door een politieofficier die over een rechtmatig aanhoudingsbevel beschikt, is er geen “aanval”, die aan de betrokkene een recht op wettige verdediging geeft o Bv Is de vrijheidsbeneming daarentegen onrechtmatig, dan heeft hij het recht zich te verdedigen o Bv Als een vrouw gekidnapt / verkracht wordt, mag zij zich hiertegen verweren, desnoods dmv slagen & verwondingen
b) de aanvalmoet nakend of onafwendbaar zijn
Houdt verband met het vereiste dat de afweringsdaad ogenblikkelijk noodzakelijk moet zijn Wettige verdediging: o Immers een uitzondering op het algemeen verbod op eigenrichting o Niet de mogelijkheid hebben hulp van de overheid in te roepen
c) het moet gaan om een aanlag tegen personen
In België: o Enkel mogelijk voor het afweren van aanslagen tegen personen Aanslagen tegen goederen niet o
Maar niet noodzakelijk de verdediging van de eigen persoon, ook aanslagen tegen andere personen mogen worden afgeweerd Het moet een aanval zijn waardoor de persoon in zijn persoonlijke integriteit wordt geraakt Hieronder vallen niet enkel aanslagen tegen het leven & de fysieke integriteit, maar bv ook tegen de vrijheid & de eerbaarheid, verkrachting of aanranding
(ii) Voorwaarden ivm de afweringsdaad a) subsidiariteit
De afweringsdaad moet “ogenblikkelijk noodzakelijk” zijn o De aanval kan niet op een andere wijze worden afgeweerd Een toepassing van het subsidiariteitsbeginsel Indien de betrokkene andere middelen heeft om zich tegen de aanval te verweren De afwering is niet ogenblikkelijk noodzakelijk Hierdoor kan men zich niet beroepen op de wettige verdediging
84
b) proportionaliteit
Afweringsdaad: o In verhouding staan tot de aanvalsdaad Bv wanneer slagen & verwondingen volstaan om een aanval af te weren, zou doodslag een disproportionele afweringsdaad zijn (proportionaliteitsbeginsel) Bv gebruik van geweld door de politie wordt nader omschreven in Art. 37 Wet Politieambt
c) vóór of tijdens de aanval, niet erna
Eens de aanval voorbij geen wettige verdediging o Want anders is er sprake van wraak o Bv een vluchtende aanrander in de rug schieten geen beroep op wettige verdediging o Bv de vrouw die door haar dronken man werd geslagen man valt in slaap niet neersteken geen beroep op wettige verdediging (misschien strafverminderende verschoningsgrond provocatie) o Verschillende cases pagina 235 (Engeland !)
d) het moet gaan om doodslag of slagen en verwondingen
Wettige verdediging geen algemene o Maar slechts een specifieke rvrg Niet alle misdrijven, maar enkel doodslag & slagen en verwondingen Maar de minder zware vormen van verdediging zijn toelaatbaar Bv het onschadelijk maken van de aanvaller door hem in zijn vrijheid te beroven, of het toebrengen van materiële schade
e) verdedigingswil vereist ?
Duits recht: o Deze vraag is negatief beantwoord
C. Art. 417 Sw: twee vermoedens van wettige verdediging Twee gevallen o De nachtelijke afwering van de inklimming in een bewoond huis o De verdediging tegen diefstal / plundering met geweld
(i) Afwering bij nacht van de inklimming in een bewoond huis De kwade bedoelingen van de dader worden vermoed o Het breft een vermoeden juris tantum, dat bijgevolg steeds kan worden weerlegd De wettige verdediging slaat slechts op personen, niet op goederen Niet bij nacht, maar overdag ? het vermoeden van wettige verdediging geldt niet o Wel beroep op de strafverminderende verschoningsgrond (Art. 412 Sw) en eventueel ook op de uitlokking (Art. 411 Sw)
85
(ii) Verdediging tegen diefstal of plundering met geweld tegen personen “Wanneer het feit plaats heeft bij het zich verdedigen tegen daders van diefstal of plundering die met geweld tegen personen wordt gepleegd”, wordt de dader eveneens vermoed zich in staat van wettige verdediging te bevinden (Art. 417 al. 3 Sw)
D. Enkele bijzondere gevallen (i) Noodweerexces (noodweeroverschrijding) Belgische wetgeving: o Geen uitdrukkelijke oplossing voor ‘noodweerexces’ Het geval waarin de afweringsdaad niet aan de vereisten van de noodweer voldoen Doordat zij bv buiten verhouding tot de aanvalsdaad staat of zelf omslaat in een aanvalsdaad o
In geval van noodweerexces, afhankelijk van de concrete omstandigheden toepassing maken van de morele dwang als schulduitsluitingsgrond (Art. 71 Sw) of van de uitlokking als strafverminderende verschoningsgrond (Art. 411 Sw)
(ii) Putatieve noodweer Wie zonder kwade bedoelingen meent met een onrechtmatige aanval geconfronteerd te zijn o Maar zich in werkelijkheid tegen een rechtmatige “aanval” verweert Kan zich niet op noodweer als rvgr beroepen Hij zal hoogstens een beroep kunnen doen op de dwaling als schulduitsluitingsgrond Bv SO van een gewapende overal dat per vergissing een politieman onder vuur neemt die het huis is binnengedrongen om de eigenaar hulp te bieden kan zich niet beroepen op wettige verdediging omdat hij in de veronderstelling verkeerde een aanvalsdaad van een inbreker af te weren er was immers geen “aanval” van de politieman, dus één van de grondvoorwaarden voor de wettige verdediging ontbreekt
3. Noodtoestand A. Begrip Noodtoestand: o De strafwet wordt overtreden ter vrijwaring van een rechtsgoed dat “hoger” is dan de door de overtreden strafbepaling beschermde waarde o Veronderstelt een conflict tussen 2 rechtsgoederen Waarbij bewust de voorrang wordt gegeven aan het “hogere” rechtsgoed Ook al moet de strafwet hierbij worden geschonden o
Algemene rvgr die voor alle misdrijven kan worden ingeroepen
o
Er bestaat (nog) geen expliciete wettelijke basis
o
Rvgr door RS ingevoerd
86
o
Een bewuste keuze van de dader dwang: deze keuzemogelijkheid ontbreekt (de wil is volledig uitgeschakeld)
o
Hiërarchie Bv een beklaagde die door het rood licht is gereden, moest worden vrijgesproken omdat hij op het ogenblik van de vastgestelde inbreuk geconfronteerd werd met een overmachtssituatie hoogzwangere echtgenote moest zeer dringend worden gevoerd naar de kraamkliniek (hij had hier evengoed een beroep kunnen doen op de rechtsfiguur van de noodtoestand)
o o
Gelijkenissen met wettige verdediging Veel ruimer, niet beperkt tot de afwering van onrechtmatige aanvallen Maar toepasselijk op alle misdrijven Waardoor de bescherming van een hoger rechtsgoed wordt gevrijwaard
o
Gelijkenissen tussen noodtoestand & het “wettelijke voorschrift” als rvgr In beide gevallen is er een conflict tussen twee verplichtingen Noodtoestand: Een conflict tussen een wettelijke en een morele verplichting Wettelijk voorschrift: Een conflict tussen twee wettelijke verplichtingen
B. Toepassingsvoorwaarden (i) Subsidiariteit De vrijwaring van het beschermde rechtsgoed o Moet onmiddellijk noodzakelijk zijn o Houdt in dat het misdrijf dat wordt gepleegd om het beschermde rechtsgoed te vrijwaren noodzakelijk moet zijn De aantasting van het beschermde rechtsgoed moet Zeker, actueel en noodzakelijk zijn En de bescherming van het betrokken rechtsgoed mag niet op een andere wijze kunnen worden gevrijwaard Bv Een arts die een snelheidsbeperking negeert/die fout parkeert om tijdig bij een patiënt te kunnen arriveren, zal deze overtreding van de Wegcode enkel dan kunnen rechtvaardigen als dit, in gegeven omstandigheden, werkelijk noodzakelijk was
(ii) Proportionaliteit Het beschermde rechtsgoed o Moet van hogere of minstens van gelijke waarde zijn als het geschonden rechtsgoed De afweging tussen de 2 rechtsgoederen keuze door de dader gemaakt maar uiteindelijk is de rechter die over het waardenconflict beslist Bv Een geneesheer, die een gevaarlijke misdadiger aan de overheid aangaf & hierdoor zijn beroepsgeheim schond, werd gerechtvaardigd door de noodtoestand Bv Een moeder die haar minderjarige kinderen aan het bezoeksrecht van de vader onttrok uit gegronde vrees voor mishandeling van de kinderen door de vader, werd vrijgesproken op grond van de noodtoestand
87
Bv De automobilist die een verboden verkeersmanoeuvre uitvoert om een verkeersongeval te vermijden & hierbij de Wegcode overtreedt, wordt vrijgesproken op grond van de noodtoestand
Noodtoestand als rvgr moet met de nodige omzichtigheid worden toegepast o Een al te brede toepassing ertoe leiden dat de rechter de strafwet naast zich neerligt Een objectief criterium: o De rechter moet uitgaan van een objectieve rangschikking van de met elkaar in conflict staande rechtsgoederen, van de hiërarchie tussen de betrokken rechtsgoederen in de gegeven maatschappelijke context Wanneer 2 rechtsgoederen van gelijke rang zijn Aangenomen dat de dader in principe vrij is te kiezen
C. Enkele twistvragen ivm noodtoestand (i) “Voorafgaande fout” en noodtoestand Vroeger: o Culpa in causa / voorafgaandelijke fout zou de noodtoestand uitsluiten o Bv Persoon die door een onachtzaamheid een brand veroorzaakt, die overslaat naar de flat van zijn buurman, en die vervolgens deze flat betreedt om de brand te blussen, zich niet op de noodtoestand kunnen beroepen indien hij naderhand wordt vervolgd wegens woonstschennis & wegens het toebrengen van materiële schade (woning van de buurman)
(ii) Noodtoestand en eigen belang In dergelijke situaties kan worden betwijfeld of een “vrije” keuze wel mogelijk is Zie verdere info pagina 244
(iii) Noodtoestand en wettelijke verplichting zich aan een kwaad bloot te stellen of erin te berusten Bv Soldaten & politieambtenaren verplicht bepaalde gevaren te trotseren ? zouden zij zich niet op de noodtoestand kunnen beroepen om zich aan deze gevaren te onttrokken ?
(iv) Misdrijven waarvoor de noodtoestand niet kan worden ingeroepen Noodtoestand een algemene rvgr o In principe voor alle misdrijven ingeroepen worden Maar internationaal recht !!! Bepaalde internationale mensenrechten onder geen enkele omstandigheden (ook niet in geval van oorlog / algemene noodtoestand) beperkt / opgeschort worden Absolute mensenrechten: het verbod van folteringen & onmenselijke & vernederende behandelingen
88
4. Wettelijk voorschrift A. Begrip (i) Regel De juridische basis: o Art. 70 Sw o “Er is geen misdrijf, wanneer het feit door de wet voorgeschreven, en door de overheid is bevolen” Art. 70 Sw: o Omvat eigenlijk 2 afzonderlijke rvgronden Het wettelijk voorschrift Het hoger bevel Wettelijke voorschrift: o Als rvgr o De persoon die bij de uitvoering van een wettelijk voorschrift een strafbaar feit pleegt Geen misdrijf begaan o
De oplossing van een conflict tussen 2 regels, waarvan de ene de gedraging toelaat & de andere de gedraging strafbaar stelt De regel die de gedraging toelaat als tegennorm tegenover de verbodsregel geplaatst
o
De term “voorgeschreven” in Art. 70 Sw “toegelaten” Het volstaat dat de betrokken gedraging door de tegennorm wordt toegelaten
o
“Wet”: Niet de strikte, formele betekenis maar de materiële zin Het verwijst naar het hele normenstelsel, met inbegrip van internationale, nationale, regionale & lokale regels Wel worden enkel Belgische normen bedoeld, incl de rechtstreeks werkende normen van het internationaal recht Buitenlandse normen vormen geen basis voor de toepassing van Art. 70 Sw
(ii) Uitzondering “Behoudens wat de misdrijven betreft, bepaald door Boek II, Titel Ibis van het Sw” o Het wettelijk voorschrift / het hoger bevel kunnen niet worden ingeroepen voor genocide, misdaden tegen de mensheid & oorlogsmisdaden
B. Expliciet wettelijk voorschrift Soms wordt Art. 70 Sw in verband gebracht met artikelen waarbij in de strafbaarstelling zelf o Het woord “wederrechtelijk” of “buiten de gevallen die de wet bepaalt” voorkomt Het “wettelijk voorschrift” is hier expliciet, omdat de uitzondering in de wet is ingeschreven
89
Oplossen via kwalificatievraag: o De vraag of de elementen, vereist door de delictomschrijving, aanwezig zijn Deze oplossing is te verkiezen boven de omvang via de rvgr “wettelijk voorschrift” De rechter vraagt zich af of de gedraging van de verdachte, tav wie bewezen is dat hij de elementen uit de delictsomschrijving vervuld heeft, gerechtvaardigd is doordat zij beantwoordt aan 1 van de uitzonderingen in de delictsomschrijving C. Impliciet wettelijk voorschrift Art. 70 Sw o Situaties waarin de tegennorm niet uitdrukkelijk in de strafbaarstelling is opgenomen Het “wettelijk voorschrift” als rvgr is hier impliciet
(i) Het zgn “ouderlijk kastijdingsrecht” of iusta fustigatio Lichte slagen door ouders op hun kinderen gepleegd o Gerechtvaardigd op grond van Art. 70 Sw Strikt genomen schendingen van Art. 398 Sw (opzettelijke slagen) De tegennorm: Bepalingen uit BW: ouders verplicht tot opvoeding & bewaking De tegennorm in het licht van wat in de omstandigheden van de zaak sociaal & pedagogisch aanvaardbaar is
(ii) Heelkundige ingrepen Een chirurg die een heelkundige ingreep verricht o Pleegt strikt genomen een inbreuk op Art. 398 Sw (opzettelijke slagen) In vele landen de toestemming van het SO In België de toestemming van het SO wordt echter afgewezen als rvgr De tegennorm: De Wet Uitoefening Geneeskunst Door het geneeskundig beroep te organiseren & te reglementeren heeft de wet artsen de toelating gegeven de fysieke integriteit van hun patiënten aan te tasten Twee voorwaarden: Met toestemming van patiënt Preventief / curatief doel hebben
(iii) Bepaalde sportactiviteiten Die gepaard gaan met het toebrengen van slagen & eventueel lichamelijk letsel wettelijk voorschrift wordt als rvgr toegepast o De toestemming van het SO (net zoals bij heelkundige ingrepen) wordt als rvgr afgewezen Bv Als een bokser tijdens een boksmatch het oor van zijn tegenstander afbijt kan hij zich niet op het wettelijk voorschrift beroepen: deze gedraging maakt immers op generlei wijze deel uit van de regels van de bokssport o
De immuniteiten van de sportbeoefenaars (net zoals bij de artsen) niet onbeperkt
90
(iv) Oorlogsdaden waardoor de strafwet wordt geschonden De tegennorm kan ook uit het internationaal recht worden geput o Zo zijn sommige daden die in normale omstandigheden strafbaar zijn, toegelaten als zij binnen het kader van een gewapend conflict worden gepleegd Bv het nemen van krijgsgevangenen, het vernielen van militaire installaties, het toebrengen van lichamelijk letsel en zelfs doodslag & moord Deze handelingen kunnen mogelijk worden gerechtvaardigd op grond van het internationaal oorlogs – en humanitair recht Het is enkel voor zover het gedragingen betreft die toelaatbaar zijn volgens het internationaal oorlogs – en humanitair recht dat de rvgr bestaat
5. Hoger bevel A. Begrip In uitvoering van een rechtmatig bevel van de overheid o Een misdrijf plegen Gerechtvaardigd op grond van het hoger bevel Art. 70 Sw Bv De officier van gerechtelijke politie die, met een wettig aanhoudingsbevel in de hand, een verdachte aanhoudt (rvgr tav de tenlastelegging wederrechtelijk vrijheidsberoving (Art. 147 Sw)) Bv De gerechtsdeurwaarder die, voorzien van een bevelschrift de voorzitter van de rb, in een privéwoning binnendringt om een overspel vast te stellen (rechtvaardiging tav woonstschennis (Art. 148 Sw)
B. Toepassingsvoorwaarden (i) Het bevel moet rechtmatig zijn Rechtmatig zijn: o De overheid van wie het bevel uitgaat binnen de grenzen van haar bevoegdheid gehandeld ? Een beval dat op het eerste gezicht rechtmatig is, maar naderhand onrechtmatig blijkt te zijn schijnbaar rechtmatig bevel is niet gedekt door Art. 70 Sw Vooraf gegeven zijn: o & de uitvoering moet conform het bevel gebeuren (overeenkomstig de bedoeling van het bevel)
(ii) Het moet uitgaan van de overheid Bevel moet uitgaan van de overheid o De wettelijke overheid o De Belgische overheid Bv buitenlandse politiediensten die op Belgische grondgebied een verdachte arresteren kunnen zich niet dmv hoger bevel rechtvaardigen
91
C. Het onrechtmatig hoger bevel: geen rechtvaardigingsgrond (i) Principe Onrechtmatig bevel o Nooit de rvgr van Art. 70 Sw opleveren Vereiste is: Bevel “door de wet voorgeschreven” o
De persoon die het heeft uitgevoerd kan zich mogelijk op een schulduitsluitingsgrond (dwaling / dwang) beroepen Maar de handeling zelf blijft onrechtmatig
o
Indien blijkt dat de band van ondergeschiktheid met de overste van die aard was dat zijn wil volledig werd uitgeschakeld Dan kan hij zich mogelijk op de morele dwang beroepen; Heeft hij daarentegen te goeder trouw een schijnbaar wettig bevel opgevolgd Dan kan eventueel een beroep gedaan worden op de onoverwinnelijke dwaling
(ii) Bijzondere regeling voor hiërarchisch ondergeschikten Problematisch wanneer het gaat om ondergeschikten die in hiërarchische korpsen werken o En die hun oversten gehoorzaamheid verplicht zijn op straffe van disciplinaire, en soms zelfs strafrechtelijke vervolging o
Probleem opgevangen door Art. 152 en Art. 260 Sw (oplossing voor de problemen) Wie in uitvoering van een onrechtmatig hoger bevel een misdrijf heeft gepleegd Blijft “vrij van straf” indien hij bewijst dat hij heeft gehandeld op bevel van zijn meerderen
Toepassingsvoorwaarden: Bevel moet uitgaan van de wettige overheid
Een hiërarchische relatie tussen de overste die het bevel heeft gegeven & de ondergeschikte die het heeft uitgevoerd
Een aangelegenheid die tot de bevoegdheid van de overste behoorde & waarin hij hem als ondergeschikte gehoorzaamheid verschuldigd was
RS vereist: De dader heeft gehandeld onder invloed van dwang of in een toestand van onoverwinnelijke dwaling Vloeit niet uit de wet voort, maar wordt door RS gesteld
Bevel mag niet manifest onwettig zijn Deze voorwaarde staat evenmin uitdrukkelijk in de wet
92
(iii) Hoger bevel &n bijzondere opsporingsmethoden a) als verschoningsgrond
Art. 47 quinquies § 2 al. 1 Sv: o Ingevoerd door de Wet Bijzondere Opsporingsmethoden Een bijzondere regeling voor politieambtenaren die stelselmatig observaties verrichten & infiltranten Mogen in bepaalde omstandigheden & onder strikte voorwaarden misdrijven plegen Bv woonstschennis, het aannemen van een valse identiteit, valsheid in geschriften o
Vooral een strafuitsluitende verschoningsgrond
b) als rechtvaardigingsgrond
Een rechtvaardigingsgrond voor de bijzondere maatregelen o Die strikt noodzakelijk zijn voor de afscherming van de identiteit & de veiligheid van de politieambtenaren Bv de uitbouw van een gemeenschappelijk safe house van waaruit de bijzondere eenheden van de politie kunnen opereren Deze maatregelen worden genomen dor de MvJ en de MvBinnZ Op gezamenlijk voorstel van de federale procureur
6. Toestemming van het slachtoffer: geen rechtvaardigingsgrond A. Principe Toestemming zou het misdrijf rechtvaardigen o Volenti non fit iniuria In een aantal landen aanvaard Maar door de Belgische RL en RS radicaal afgewezen De strafwet is van openbare orde de particulieren kunnen in private overeenkomsten er niet van afwijken Bv seksuele betrekkingen met een persoon onder 16 j o Ook zonder geweld / bedreiging strafbaar ongeacht de toestemming van het SO Art. 372 Sw Personen onder 16 j kunnen niet op rechtsgeldige wijze hun toestemming verlenen
B. Toestemming & vrije beschikking Rechtsgoederen waarover men vrij kan beschikken: o Bv eigendom, vanaf 16 j de seksualiteit Hier belet de toestemming van het SO de totstandkoming van het misdrijf Bv Aanranding van de eerbaarheid op personen boven 16 j is slechts strafbaar voor zover zij gepleegd is met geweld / bedreiging
93
Rechtsgoederen waarover men niet vrij kan beschikken: o Bv het leven, de fysieke integriteit & de seksuele integriteit beneden de leeftijd van 16 j Het misdrijf is ongeacht de toestemming van het SO voltrokken en deze toestemming kan niet worden aangevoerd als rechtvaardiging
C. Geneeskunde, sport en toestemming van het slachtoffer Aangezien de toestemming van het SO niet als rvgr geldt in het Belgisch strafrecht o Wordt de niet – bestraffing van in principe strafbare feiten gepleegd in het kader van geneeskundige zorgenverstrekking & sportmanifestaties verantwoord via de rvgr van het wettelijk voorschrift
94
Hoofdstuk 4: Verschoningsgronden, verzachtende en verzwarende omstandigheden Hebben allemaal betrekking op de straftoemeting Verschoningsgronden & verzachtende omstandigheden: o “Reduceren” het misdrijf tot een minder ernstig feit, waar een minder zware straf op staat Verzwarende omstandigheden: o Leiden tot een gewijzigde kwalificatie waaraan een strafverzwaring is gekoppeld Waardoor het feit in zekere zin een “ander” misdrijf wordt In het buitenland: o Deze rechtsfiguren worden vaak niet als factoren ivm de straftoemeting beschouwd Maar als constitutieve elementen van het misdrijf
1. Verschoningsgronden A. Begrip Verschoningsgronden: o Wettelijk bepaalde verzachtende omstandigheden Beide hebben betrekking op de straftoemeting Niet op het misdrijf zelf / de schuld van de dader o
Wettelijk bepaald & verplicht Verzachtende omstandigheden: discretionair & facultatief
o
Eens de rechter de aanwezigheid van een verschoningsgrond vaststelt Is hij verplicht de strafvermindering of – ontheffing toe te passen Hij moet de verschoningsgrond zelfs ambtshalve toepassen
o
Niet op algemene wijze bepaald zoals rvgr en schulduitsluitingsgronden & verzachtende omstandigheden Worden specifiek voor elk misdrijf afzonderlijk bepaald
Code pénal 1810: o Had de verzachtende omstandigheden afgeschaft o + Enkel de wettelijk bepaalde verschoningsgronden kunnen worden toegepast Deze gedachte werd overgenomen in Art. 78 Belgisch Sw van 1867 “Geen misdaad of wanbedrijf is verschoonbaar dan in de gevallen bij de wet bepaald” Gedeeltelijk achterhaald opnieuw ingevoerd Net zoals de verzachtende omstandigheden slaan de verschoningsgronden enkel op de straftoemeting o Verschoningsgronden laten het misdrijf dus bestaan Maar beïnvloeden enkel de bestraffing Van belang voor de burgerlijke gevolgen van het misdrijf Bv Persoon die een diefstal ten nadele van zijn ouders heeft gepleegd geniet een strafuitsluitende verschoningsgrond (Art. 462 Sw) Dit belet niet dat de dader burgerrechtelijk zal kunnen worden aangesproken voor teruggave van de gesloten voorwerpen & voor schadevergoeding Deze vordering moet voor de burgerlijke rb worden gebracht
95
B. Ratio legis Sommige verschoningsgronden: o Berusten op de grondgedachte dat de schuld van de dader door omstandigheden verminderd is Sommige auteurs zeggen dat de ratio legis van de verschoningsgronden gelegen is in de strafwaardigheid van de betrokken misdrijven Verschoningsgronden die de gedachte van schuldvermindering bij de dader uitdrukken zijn: Bv de uitlokking of provocatie (Art. 411 – 412 Sw) en het onrechtmatig hoger bevel (Art. 152 en 260 Sw)
Andere verschoningsgronden zijn eerder op opportuniteitsoverwegingen of op overwegingen van criminele politiek gebaseerd Bv de aangifte (Art. 136 Sw, Art. 6 Drugwet)en de onderwerping aan de overheid (Art. 134 Sw)
C. Strafverminderende & strafuitsluitende verschoningsgronden Twee categorieën verschoningsgronden: o Strafverminderende verschoningsgronden Enkel een strafvermindering tot gevolg Bv de uitlokking of provocatie (Art. 411 jo. 414 Sw), de mislukte aanslag op de Koning (Art. 101 al.2 Sw) en de aangifte van drugdelicten waarop een criminele straf staat (Art. 6 al.3 Drugwet)
o
Kunnen worden gecumuleerd met verzachtende omstandigheden bij de straftoemeting Net als verzachtende omstandigheden aanleiding geven tot correctionalisering
Strafuitsluitende verschoningsgronden Heffen de straf totaal op Bv diefstal tussen familieleden (Art. 462 Sw) en de aangifte van drugdelicten waarop een correctionele straf staat (Art. 6 al.2 Drugwet)
Het misdrijf blijft wel bestaal enkel de straf valt weg De burgerlijke gevolgen van het misdrijf blijven bestaan
Onderscheid met de schulduitsluitingsgronden: o Schulduitsluitingsgronden laten net als de verschoningsgronden het misdrijf bestaan o Maar bij schulduitsluitingsgronden wordt ook de schuld van de dader uitgesloten Wat niet geldt bij verschoningsgronden, waar de schuld hoogstens wordt gereduceerd o
SO van een “verontschuldigd” misdrijf in principe geen schadevergoeding vorderen SO van een verschoond misdrijf wel recht op schadevergoeding
96
D. Overzicht van de voornaamste verschoningsgronden Rechtvaardigingsgronden & schulduitsluitingsgronden algemeen Verzachtende omstandigheden & verschoningsgronden niet algemeen o Zij zijn specifiek Gebonden aan de omschrijving van het misdrijf Boek II van het Sw
(i) De uitlokking Uitlokking / provocatie: o Een strafverminderende verschoningsrond bij doodslag en slagen en verwondingen Art. 411 Sw: verschoonbaar indien “onmiddellijk” uitgelokt door zware gewelddaden tegen personen o
Zoals alle verschoningsgronden specifiek Enkel aangevoerd worden ter verschoning van doodslag / opzettelijke slagen en verwondingen
o
Anders dan bij dwang gaat het hier niet om de uitschakeling van de wil, maar om een vermindering van het weerstandsvermogen van de dader Op soevereine wijze door de feitenrechter beoordeeld
o
“Zware gewelddaden tegen personen” Door de RS soepel geïnterpreteerd Zelfs moreel geweld volstaat Vaak een subjectief criterium gehanteerd: Doorslaggevend is niet de materiële hevigheid van de uitlokkingsdaad Maar de hevigheid van de reactie die zij heeft veroorzaakt Bv Een lichte kaakslag (die in het openbaar werd toegebracht) werd aanvaard als een provocatie in de zin van Art. 411 Sw beledigende karakter
o
Art. 412 Sw: Voert een vermoeden van provocatie in voor de personen die bij dag de inklimming of braak van een bewoond huis afweert Deze verschoningsgrond lijkt sterk op de wettige verdediging in Art. 417 Sw Het verschil is echter dat de afwering hier overdag gebeurt, terwijl de in Art. 417 Sw geviseerde hypothese slaat op de afwering van inklimming die ’s nachts plaatsvindt
(ii) De aangifte van bepaalde misdrijven aan de overheid Deze verschoningsgrond is gebaseerd op opportuniteitsoverwegingen o Medeplichtigen & mededaders aanzetten met de overheid mee te werken Door het misdrijf te verklikken & zich hierdoor te desolidariseren van de overige deelnemers aan het misdrijf o
De strafvermindering –of uitsluiting de “beloning” voor hun medewerking
97
a) toepassingsgevallen in het Belgisch positief recht
Aangifte als verschoningsgrond bepaald tav: o Een reeks misdrijven uit het Sw m.n., samenzwering tegen de staatsveiligheid (Art. 136 Sw), valsmunterij (Art. 192 Sw), verspreiding van drukwerken zonder de vereiste vermeldingen (Art. 300 Sw), verboden loterijen (Art. 304 Sw), bendevorming (Art. 326 Sw) en lidmaatschap van criminele organisaties (Art. 326 Sw) Opdat de aangifte aan de overheid een verschoningsgrond zou opleveren dienen een reeks voorwaarden te worden vervuld o Gedaan bij de bevoegde overheid & juist & volledig zijn o Moet worden gedaan vóór iedere vervolging & voordat het misdrijf voltrokken is
b) de problematiek van de kroongetuigen
Kroongetuigen: o Personen die zelf verdacht worden van een misdrijf en die, in ruil voor hun medewerking met het gerecht Strafvermindering – of uitsluiting krijgen Vooral informatieverstrekking In bepaalde gevallen krijgen zij zelfs een financiële vergoeding & wordt hun een nieuwe identiteit gegeven om hen toe te laten zich te beschermen tegen represailles van de personen lastens wie zij hebben getuigd Soms “spijtoptanten” genoemd o
Stamt uit de VS “Flippen” van informanten: Persoon die ervan verdacht worden deel uit te maken van een criminele organisatie worden eerst gearresteerd en vervolgens terug vrijgelaten in ruil voor hun medewerking met het gerecht
o
De figuur van de kroongetuige is zeer omstreden & bestaat voorlopig nog niet in het Belgisch positief recht
(iii) De onderwerping aan de overheid Het misdrijf vlugger onder controle krijgen o Personen die zich vrijwillig aan de overheid onderwerpen worden hiervoor beloond met Een strafuitsluitende verschoningsrond Bv de leden van een oproerige bende tegen de veiligheid van de Staat (Art. 134 Sw) en de leden van weerspannige bendes en samenscholingen (Art. 273 Sw) Toepassingsvoorwaarden: Op de eerste waarschuwing van de burgerlijke / militaire overheid Zonder tegenstand te bieden Zonder wapens Geldt niet voor de bendeleiders
98
(iv) Het (onrechtmatig) hoger bevel Hoger bevel o Levert slechts een (objectieve) rechtvaardigingsgrond op voor zover het rechtmatig is (Art. 70 Sw) Een onrechtmatig hoger bevel kan, als de vw daartoe zijn vervuld, onder de schulduitsluitingsgronden dwaling en dwang worden ondergebracht Ook Art. 152 Sw (schending door openbare ambtenaren van grondwettelijk gewaarborgde rechten) en Art. 260 Sw (samenspanning van ambtenaren, aanmatiging van macht door administratieve en rechterlijke overheden, verduistering, omkoping en misbruik van gezag) mogelijk Voor ondergeschikten die in een hiërarchisch verband werken
o
Tav het plegen van misdrijven door politieambtenaren in het raam van de bijzondere opsporingsmethoden is in een gedetailleerde regeling voorzien Indien de voorwaarden vervuld zijn vrij van straf blijven
Onrechtmatig bevel als verschoningsgrond Moet door de bevoegde overheid gegeven zijn Een hiërarchische relatie tussen de bevelgever & de uitvoerder van het bevel Niet om een kennelijk onrechtmatig bevel gaan
(v) Sommige gevallen van bloed – en aanverwantschap Maken in sommige gevallen een strafuitsluitende verschoningsgrond uit o Twee categorieën: Bepaalde vermogensdelicten tussen familieleden Beter in de burgerrechtelijke sfeer gesanctioneerd worden Bv diefstal (Art. 462 Sw), misbruik van vertrouwen (Art. 492 Sw), oplichting (Art. 504 Sw), heling (Art. 505, 1° Sw)
Bepaalde gevallen van strafbare hulp aan familieleden Hulpverlening aan (delinquente) familieleden Bv het verbergen van incivieken (Art. 121 laatste al. Sw), valse getuigenis (Art. 225 Sw), het verbergen van misdadigers (Art. 341 Sw) en het verbergen van lijken (Art. 341 Sw)
(vi) Herstel van de schade In principe zonder invloed op de straf o Misschien wel actief berouw Heeft een beperkte erkenning gekregen sinds de invoering van de bemiddeling in strafzaken (Art. 216ter Sv) Het gaat hier evenwel niet om verschoningsgrond, maar om een grond tot verval van de strafvordering
(vii) De “decumul” in Art. 5 al.2 Sw Wanneer een rechtspersoon verantwoordelijk wordt gesteld uitsluitend wegens het optreden van de natuurlijke persoon enkel degene die de zwaarste fout heeft begaan veroordelen
99
2. Verzachtende omstandigheden A. Begrip Verzachtende omstandigheden: o Factoren die de rechter bij de straftoemeting in aanmerking kan nemen om een lagere dan de wettelijk bepaalde minimumstraf op te leggen Hebben dus geen uitstaans met de vraag of het feit al dan niet wederrechtelijk is Maar betreffen enkel de straftoemeting Bv het feit dat de dader de schade onmiddellijk heeft hersteld, de jeugdige leeftijd van de dader, het feit dat hij een blanco strafblad heeft o
Zijn niet op voorhand gedefinieerd in de wet Worden aan de discretionaire beoordeling van de rechter overgelaten verschoningsgronden: zijn wettelijk bepaald (Art. 78 Sw)
o
Zijn facultatief De rechter kan er rekening mee houden, maar is daartoe niet verplicht rechtvaardigings – en schulduitsluitingsgronden eens bewezen verplicht toepassen
o
Persoonlijk Slaan op de persoon van de dader & hebben geen weerslag op mededaders & medeplichtigen Rechter is niet verplicht om te motiveren waarom hij voor de ene wel en voor de andere geen verzachtende omstandigheden heeft aangenomen
B. Ratio legis De aanneming van verzachtende omstandigheden o Zeker voor misdaden een automatisme geworden Vaak een “vermindering” van de schuld een lagere straf
3. Verzwarende omstandigheden A. Begrip Verzwarende omstandigheden: o Factoren die een strafverzwaring kunnen meebrengen Waardoor een straf kan worden opgelegd die het maximum, bepaald voor het basismisdrijf, overtreft, of waardoor de minimumstraf, bepaald voor het basismisdrijf, wordt opgetrokken Bv diefstal is strafbaar met een gevangenisstraf van 1 maand tot 5 j & met een geldboete (Art. 463 Sw) Wordt de diefstal gepleegd met valse sleutels, dan bedraagt de straf opsluiting van 5 tot 10 j (Art. 467 Sw) o
De rechter kan niet op discretionaire wijze beslissen bij de straftoemeting Want tegen het legaliteitsbeginsel
o
Slechts uit een vooraf in de wet bepaalde & uitdrukkelijk aan een strafverzwaring gekoppelde factor voortvloeien
100
o
Net zoals de verschoningsgronden horen de verzwarende omstandigheden dus thuis is het bijzonder strafrecht
o
Twee soorten verzwarende omstandigheden: Verzwarende omstandigheden die op zichzelf een misdrijf vormen Bv geweld en bedreiging bij diefstal met geweld / bedreiging (Art. 468 en 472 Sw) en doodslag bij roofmoord (Art. 475 Sw)
Verzwarende omstandigheden die op zichzelf geen misdrijf vormen Bv de familiale of sociale relatie tussen dader & SO bij oudermoord (Art. 395 Sw) of de omstandigheid dat een diefstal bij nacht werd gepleegd (Art. 471 al.5 Sw)
o
Verzwarende omstandigheid maakt een misdrijf uit ? Samengesmolten met het hoofdfeit om een nieuw misdrijf te vormen De splitsing is dan niet meer mogelijk Bv zo zou men bij roofmoord (Art. 475 Sw)de feiten theoretisch gezien kunnen opsplitsen in enerzijds diefstal en anderzijds doodslag
o
In wezen betreffen de verzwarende omstandigheden dus de kwalificatie van het feit: Eens de verzwarende omstandigheid door de wet als dusdanig is bepaald, is splitsing niet meer toegestaan & moet de rechter het feit kwalificeren als het verzwaarde misdrijf De gevolgen doen zich vooral voelen op het gebied van de strafbare deelneming De theorie van de accessoriteit van de deelneming brengt met zich dat de feiten lastens elke deelnemer worden gekwalificeerd obv het hoofdfeit Deze constructie wordt evenwel enkel toegepast op de objectieve, niet op de subjectieve verzwarende omstandigheden, en is onder druk komen te staan door het arrest Göktepe
B. Subjectieve en objectieve omstandigheden (i) Subjectieve verzwarende omstandigheden Werken in personam: o “Kleven” aan de persoon van de dader o Zij worden niet aan mededaders & medeplichtigen aangerekend
(ii) Objectieve verzwarende omstandigheden Werken in rem: o Hebben, in beginsel, een weerslag op alle personen die hebben deelgenomen aan het misdrijf Het recht van verdediging vereist echter dat meer en meer rekening wordt gehouden met de mate van betrokkenheid van iedere mededader / medeplichtige bij de totstandkoming van de verzwarende omstandigheden, waardoor veel obj. verzwarende omstandigheden de facto meer subj. verzwarende omstandigheden worden beoordeeld Kunnen slaan op de omstandigheden van het misdrijf, de gebruikte middelen of op de gevolgen van het misdrijf
101
Deel 3 De strafrechtelijke verantwoordelijkheid Hoofdstuk 1: Algemene begrippen 1. Het strafrechtelijk schuldbegrip Eén van de moeilijkste problemen in het strafrecht o In België is deze materie niet uitdrukkelijk in de wet geregeld o Toch wordt algemeen aanvaard dat het strafrecht een “schuldstrafrecht” is geen “pech – strafrecht” De fundering van het recht op bestraffing & de begrenzing van dit recht in is de strafrechtelijke schuld gelegen Deze gedachte wordt soms aangeduid met de adagia: nullum crimen sine culpa Anders dan in het burgerlijk recht wordt de obj. aansprakelijkheid afgewezen in het strafrecht Een louter materiële gedraging waardoor de strafwet wordt overtreden, maar waarbij de dader geen “schud” treft, kan niet tot bestraffing leiden Strafrechtelijke verantwoordelijkheid o Enge betekenis: De psychologische relatie tussen dader & daad Schuld wordt dan gelijkgesteld met het moreel element van het misdrijf In de betekenis van “opzet” / “onachtzaamheid” o
Brede betekenis: Verwijtbaarheid
!! Schulduitsluitingsgronden o Dwaling: De dader “wist” niet dat hij een misdrijf pleegde o
Dwang: De dader werd “gedwongen” tot het plegen van het misdrijf
Moreel element & schulduitsluitingsgronden o Staan dicht bij mekaar Dwaling & dwang sluiten zowel het opzet als de onachtzaamheid uit Opzet & onachtzaamheid komen overeen met de afwezigheid van dwaling & dwang o
Moreel element: De positieve invulling van het schuldconcept
o
Schulduitsluitingsgronden: De negatieve invulling van het schuldconcept
o
Misleidend !! Tav dwang & dwaling bijkomende voorwaarde Geen “voorafgaandelijke fout” bij dwang Dwaling moet “onoverwinnelijk” zijn
102
2. Schuld, schuldbekwaamheid en toerekeningsvatbaarheid A. Achtergrond Vraag: o Hoe moeten de “schuld” van minderjarigen & geestesgestoorden worden geconcipieerd ? Personen te jong om zich de volle draagwijdte van hun gedragingen te realiseren Personen besef volledig / gedeeltelijk missen (geestesgestoord) Van deze personen wordt soms gezegd dat zij schuldonbekwaam of ontoerekeningsvatbaar zijn Klassieke visie: o Dit probleem wordt opgelost adhv het criterium van het oordeelsvermogen Jongeren & geestesgestoorden hebben niet het oordeelsvermogen Ook niet de wilsvrijheid van de normale delinquent En kunnen dus niet worden gestraft Positivisten: o Verwerpen de wilsvrijheid o Vinden het schuldvraagstuk irrelevant Jongeren & geestesgestoorden moeten worden “gesanctioneerd” (niet gestraft) Omdat zij een gevaar voor de maatschappij betekenen Criterium “jeugdige leeftijd” & “geestesstoornis” niet zozeer een criterium ter beoordeling van de schuldvraag Maar eerder om de behandeling te bepalen Het criterium heeft geen intrinsieke waarde maar is praktisch gezien van belang om delinquenten te “sorteren” & de aangepaste behandeling te bepalen Sw van 1867 een klassiek wetboek o Criterium van het oordeelsvermogen (voor zowel jongeren als voor geestesgestoorden) Wie dit vermogen (nog) niet (meer) bezat, werd vrijgesproken Resultaat: de maatschappij bleef onbeschermd & de betrokkenen zelf kregen geen behandeling - 16j: of zij met het oordeel des onderscheids hebben gehandeld (Art. 72 Sw vandaag opgeheven) Was dit niet het geval ? dan werden zij vrijgesproken anders werden zij veroordeeld (lichtere straffen) Vandaag: o Jongeren & geestesgestoorden: Zijn aan het gewone strafrecht onttrokken Niet – strafrechtelijke sancties toegepast (geen repressief karakter) Wel de bescherming van de betrokkene / de bescherming van de maatschappij
o
Regel niet vastgelegd in het Sw Maar in aanvullende wetten die buiten het Sw zijn tot stand gekomen De Jeugdbeschermingswet & de Wet Bescherming Maatschappij
Schuldonbekwaamheid staat een strafrechtelijke bestraffing in de weg Maar belet niet dat de betrokkene aan vervangingsmaatregelen wordt onderworpen
103
Ook de burgerlijke sanctionering van “als misdrijf omschreven feiten” o Die door jongeren & geestesgestoorden werd gepleegd Blijft mogelijk ogv de Art. 1384 al.2 en 1386bis BW o
Wat de minderjarigen betreft Wordt de burgerlijke vordering tegen de ouders ingesteld, die later evenwel een regresvordering kunnen instellen tav de minderjarige
B. Minderjarigen Strafrechtelijk statuut: o De Jeugdbeschermingswet Van toepassing op minderjarigen die “een als misdrijf omschreven feit” (Art. 36, 4°) hebben gepleegd o
De leeftijd Formeel door de wet vastgelegd op 18 jaar
o
Minderjarigen worden niet door de gewone rechtscolleges, maar door de jeugdrechtbanken berecht
o
Niet gestraft kunnen worden voor feiten die ze hebben gepleegd vooraleer zij de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt Ook niet nadat zij meerderjarig zijn geworden
o
Jeugdrb kan enkel maatregelen met een opvoedend karakter opleggen Zo nodig onder dwang uitvoeren Deze maatregelen nemen een eind op het ogenblik waarop de minderjarige volwassen wordt
o
Hoewel de formele leeftijdgrens is bepaald op 18 jaar Kunnen minderjarigen tussen 16 en 18 jaar in bepaalde omstandigheden Volgens het gewone strafrecht worden vervolgd & berecht “Uithandengeving”: Een opvoedende maatregel niet geschikt ? de zaak uit handen geven & de minderjarige doorverwijzen naar de gewone rechtscolleges (bijzondere jeugdkamer) Verband houden met het wegverkeer ? uithandengeving is automatisch (minderjarigen die op het ogenblik van de feiten meer dan 16 j waren, worden voor de politierb gebracht, niet voor de jeugdrb)
o
“Als een misdrijf omschreven feit” Minderjarigen kunnen in de geest van de wetgever geen misdrijven plegen en dus schuldonbekwaam / ontoerekeningsvatbaar zijn Toch kunnen minderjarigen tussen 16 – 18 jaar voor de gewone rb worden gebracht & gewone straffen krijgen “Schuldonbekwaamheid” van minderjarigen niet onvoorwaardelijk
104
C. Geestesgestoorden Strafrechtelijk statuut: o De Wet Bescherming Maatschappij Personen die op het ogenblik van het vonnis geestesgestoord zijn De oorspronkelijk in het Sw bepaalde schulduitsluitingsgrond voor krankzinnigen bleef behouden (Art. 71 Sw) o
De toepasselijkheid van de wet wordt niet verbonden aan een “misdrijf” Maar aan “een feit, misdaad of wanbedrijf genoemd”
o
RS aanvaardt Dat de geestesstoornis niet verhindert dat het moreel element van het misdrijf tot stand komt
o
Worden door de normale rechtscolleges berecht Niet door gespecialiseerde rb zoals in het geval van jongeren
D. Rechtspersonen Vroeger: o Niet strafrechtelijk vervolgd worden (in België) Werden wel via andere mechanismen gesanctioneerd Bv civielrechtelijke / administratieve sancties Nu: o
Een algemene assimilatie van rechtspersonen & natuurlijke personen Ook sommige groeperingen zonder rechtspersoonlijkheid kunnen strafrechtelijk verantwoordelijk worden gesteld (Art. 5 Sw) Politieke partijen & vakbonden vallen niet onder de nieuwe bepalingen
3. Schuld en objectieve aansprakelijkheid Burgerlijk aansprakelijkheidsrecht o Fout Criterium voor de beoordeling van de verantwoordelijkheid van de persoon die aan een ander schade heeft berokkend Objectieve aansprakelijkheidsleer o Foutloze aansprakelijkheid Niet langer de fout van de persoon die de schade heeft berokkend, maar het risico dat met zijn gedraging gepaard ging Criterium voor de aansprakelijkheid Strafrecht: o Objectieve aansprakelijkheid principieel afgewezen Dit zou immers betekenen dat gedragingen zouden kunnen worden bestraft los van de “schuld” van de dader Ook louter toeval zou tot strafrechtelijk verantwoordelijkheid kunnen leiden
105
Equivalentieleer: o Door de RL tav gevolgdelicten toegepast Personen kunnen verantwoordelijk worden gesteld voor niet gewilde gevolgen van hun gedragingen Theorie van de accessoriteit bij de strafbare deelneming: o Objectief verzwarende omstandigheden worden op rekening van alle deelnemers aan het misdrijf geschreven Ook al hadden zij deze omstandigheden niet gewild Culpa in causa – leer: o Misdrijven veroorzaakt in een toestand van dronkenschap
4. Schuld, vermoeden van onschuld en Art. 6(2) EVRM Procedurele tegenhanger van het nullum crimen sine culpa – beginsel o Het vemoeden vanonschuld Het bewijs van de schuld moet door de vervolgende partij geleverd worden De vervolgende partij (België: OM) zowel het materieel als het moreel element van het misdrijf moet bewijzen Wat het moreel element betreft: niet enkel het bewijs van het moreel element, ook het bewijs van de afwezigheid van de schulduitsluitingsgronden die de beklaagde aanvoert
Afwijking mogelijk ? Een omkering van de bewijslast toelaatbaar ? Bv De confiscatie van vermogensvoordelen van criminele oorsprong Zie pagina 294
Probleem: o Tav recente incriminaties waarin als moreel element het potentiële weten (“had moeten weten” – test) is opgenomen Bv strijd tegen het witwassen gestraft: vermogenvoordelen van criminele oorsprong “kopen, ruilen of ontvangen, bezitten,…” Art. 505 al.1,2° Sw Men moest de oorsprong van die zaken maar kennen Vraag: o De omkering van bewijslast & het potentieel weten als moreel element verenigbaar met het vermoeden van onschuld ? Geldt als algemeen rechtsbeginsel & is uitdrukkelijk opgenomen in de moderne mensenrechtenverdragen Philips vs VK: o Probleem van de omkering van de bewijslast was aan de orde Philips was veroordeeld voor import van drugs 9 jaar gevangenisstraf gekregen Een bedrag van £ 91.400 verbeurd verklaard Philips bekloeg zich hierover bij het EHRM en voerde aan dat de Engelse wetgeving in strijd was met het vermoeden van onschuld
106
Salabiaku vs Frankrijk: o Over het potentieel weten & de vraag of hierbij met schuldpresumpties kan worden gewerkt De verdachte had niet de mogelijkheid gekregen schulduitsluitingsgronden aan te voeren Enkel op grond van de materiële inbreuk had kunnen worden gestraft Art. 6(2) EVRM mogelijk zou geschonden geweest zijn !! De delictomschrijving mag geen onweerlegbare schuldpresumpties omvatten
!! Rekening houden met the interests at stake: De omkering van de bewijslast & de schuldpresumpties zijn wel aanvaardbaar voor kleinere misdrijven Maar niet noodzakelijk voor de meer ernstige
5. Schuld en causaliteit A. Probleemstelling Schuld: o De vraag wat zich “in” de dader afspeelt Causaliteit: o Dingen die zich “buiten” de dader voordoen Een natuurwetenschappelijk gegeven, dat los van normatieve criteria moet kunnen worden gedefinieerd o
Morele causaliteit: Wat de dader tot de daad heeft gebracht
o
Materiële causaliteit: De vraag naar het causaal verband tussen een gedraging & haar eventuele “gevolgen”
“Veroorzaken”: o Hoe interpreteren ? het Sw geeft hierover geen verduidelijking Art. 401 Sw: “wanneer de slagen & verwondingen opzettelijk worden toegebracht, maar zonder het oogmerk om te doden, en toch de dood veroorzaken” Pagina 297 - 298: voorbeelden van opzettelijke misdrijven Situaties waarin de dader van het oorspronkelijke feit dit feit opzettelijk (wetens & willens) heeft gepleegd
B. Oplossing in de rechtspraak Men zal vaak geneigd zijn om ook de vraag in welke mate de dader het gevolg had “voorzien” of “gewild”, in de beoordeling te betrekken o De wet biedt geen oplossing Nergens wordt bepaald op grond van welke criteria het oorzakelijk verband tussen de oorspronkelijke gedraging & het mogelijke “gevolg” moet worden gelegd Twee theorieën: de equivalentieleer (houdt rekening met alle antecedenten) & de adequatieleer (die enkel bepaalde antecedenten in aanmerking neemt)
107
(i) De equivalentieleer Alle antecedenten van een gevolg zijn gelijkwaardig om als oorzaak te worden in aanmerking genomen o Kernvraag: of het gevolg zich ook zou voorgedaan hebben indien de gedraging niet had plaatsgevonden Anders gezegd: als men de gewraakte gedraging als antecedent uit de keten van gebeurtenissen die aan het gevolg voorafgingen, wegneemt, zou het gevolg dan zijn ingetreden ? Als dit niet het geval is de gedraging wordt beschouwd als de oorzaak van het gevolg Want dan is zij een conditio sine qua non voor het intreden ervan
(ii) De adequatieleer Bedoeld om de onbillijke conclusies waartoe de equivalentieleer in de praktijk leidt te verzachten o Er wordt enkel rekening gehouden met de gevolgen van de gedraging die voorzienbaar waren op het ogenblik waarop zij werd gepleegd Een selectie tussen de antecedenten Komen enkel als oorzaak in aanmerking: die antecedenten waarvan het voorzienbaar was dat zij tot gevolg zouden leiden Andere factoren die de causaliteitsketen kunnen verbreken o Het toeval / de fout van een derde
(iii) De heersende rechtspraak Praktijk: o Doorgaans de equivalentieleer toegepast o Verklaring voor het grote succes: De gelijkschakelijking (de RS) van de strafrechtelijke fout & de burgerlijke fout
6. Strafrechtelijke schuld en aquiliaanse fout Misdrijf berokkend schade aan het SO SO heeft recht op een schadevergoeding ogv Art. 1382 ev BW o Misdrijf: De fout diet recht geeft op de schadevergoeding Beoordeling van de fout geen onderscheid tussen de strafrechtelijke & de aquiliaanse fout In beide gevallen geldt als regel dat de lichtste fout, de culpa levissima in abstracto, in aanmerking moet worden genomen Wezenlijk verschil: o Het aquiliaanse aansprakelijkheidsrecht In principe elke schadeveroorzakende fout sanctioneren o
Strafrecht Enkel die fout bestraffen die samenvalt met een uitdrukkelijk als strafbaar omschreven gedraging
108
Burgerlijk recht: o Het foutief beschadigen van goederen (zaakschade) algemeen gesanctioneerd Strafrecht: o Opzet is vereist opdat de gedraging strafbaar zou zijn o Zaakschade door onachtzaamheid niet op algemene wijze bestraft Enkel het veroorzaken van lichamelijk letsel wordt op algemene wijze door het strafrecht gesanctioneerd, zowel in opzettelijke vorm (Art. 392 ev Sw) als bij onachtzaamheid (Art. 418 ev Sw) Zodra een gedraging strafrechtelijk wordt gesanctioneerd de minimale toepassingsdrempel o de lichtste fout (culpa levissima) De beslissing van de rechter op strafrechtelijk gebied bepaalt rechtstreeks of het slachtoffer aansprak zal kunnen maken op schadevergoeding & hoeveel deze schadevergoeding zal bedragen Koppeling tussen de burgerlijke & de strafrechtelijk fout ook tal van nadelen Subsidiariteitsbeginsel: enkel de zware fout (culpa lata) niet de lichtste fout (culpa levissima) bestraffen
109
Hoofdstuk 2: Het moreel element van het misdrijf 1. Algemene beginselen Boek I Sw: geen algemene bepalingen betreffende het moreel element van het misdrijf o De theorie hierover werd door de RL uitgewerkt Wet Strafrechtelijke Verantwoordelijkheid Rechtspersonen o Geen onderscheid gemaakt: Rp worden met np geassimileerd & de algemene beginselen betreffende het moreel element van het misdrijf gelden op identieke wijze voor beide categorieën rechtsonderhorigen Toch nog steeds uitgegaan van het onderscheid tussen de schuldvormen “opzet” (dolus), “onachtzaamheid” (culpa) o En de daarmee samenhangende onderverdeling van de misdrijven in opzettelijke & onopzettelijke / onachtzaamheidsmisdrijven Soms nog een derde categorie de schuld door wetsinbreuk
A. Opzet Principe: o Enkel opzettelijke gedragingen strafrechtelijk gesanctioneerd worden De meeste strafrechtelijk beschermde waarden slechts beschermd tegen opzettelijke aantastingen Indien deze aantastingen uit onachtzaamheid worden gepleegd dan zal bestraffing meestal niet mogelijk zijn Bv zo kunnen diefstal (Art. 461 Sw), verkrachting (Art. 375 Sw), valsheid in geschriften (Art. 193 Sw) niet “per ongeluk” Niet uit onachtzaamheid gepleegd worden De wet vereist de dader handelde opzettelijk De wet vereist opzet als voorwaarde voor strafbaarheid: is er geen opzet ? dan geen misdrijf
B. Onachtzaamheid Uitzonderlijk: o Gedragingen die uit onachtzaamheid werden gepleegd ook bestraft Doordat niet enkel opzettelijke, maar tevens onopzettelijke aantastingen worden bestraft Niet elke strafrechtelijke waarde geniet evenwel van een zodanig brede bescherming o
De enige waarden die op deze wijze worden beschermd: Het leven & de fysieke integriteit Zij zijn beschermd tegen zowel opzettelijke (Art. 393 ev en 398 ev Sw) als tegen onopzettelijke aantastingen (Art. 419 en 420 Sw) Het veroorzaken van lichamelijke schade steeds strafbaar Het veroorzaken van louter materiële schade wordt enkel bestraft als de dader opzettelijk handelde
Wanneer de wet gedragingen strafbaar stelt, zowel in opzettelijke als in onopzettelijke vorm o Dan is de bestraffing doorgaans zwaarder voor het opzettelijk misdrijf
110
Soms gebruikt men de term nalatigheid o Als synoniem voor onachtzaamheid wel verwarrend omdat nalatigheid slaat op het materieel element van het misdrijf, niet op het moreel element Nalatigheid duidt op een verzuim, een niet – handelen Terwijl onachtzaamheid op de onvoorzichtigheid duidt die aan het (al dan niet) handelen ten grondslag ligt C. Schuld door watsinbreuk Schuld door wetsinbreuk: o De gevallen waarin de wet een gedraging strafbaar stelt Ongeacht de vraag of ze opzettelijk / uit onachtzaamheid is gepleegd Bestraffing van de meeste overtredingen uit het Sw: o Maakt niet uit of de dader opzettelijk handelde / uit onachtzaamheid De straf is in beide gevallen dezelfde Wanbedrijven uit de bijzondere wetten o De schuldvorm is eveneens schuld door wetsinbreuk De misdrijven waarvoor schuld door wetsinbreuk volstaat worden soms reglementaire / materiële misdrijven genoemd Bv de “zware overtredingen” in het wegverkeer (Art. 61 Wegcode) waar het voor de bestraffing geen verschil uitmaakt of de dader al dan niet wetens & willens handelde Als men bv door een rood licht rijdt voor de straf maakt het geen verschil Belang van onderscheid: o Opzettelijke misdrijven De vervolgende partij zal het bewijs van het opzet leveren o o o
Onopzettelijke misdrijven De dader zal het bewijs van een gebrek aan voorzorg / onvoorzichtigheid leveren Bv Art. 418 ev Sw (onopzettelijke slagen en verwondingen) Bv Art. 519 Sw (onopzettelijke brandstichting
Misdrijven waarvoor schuld door wetsinbreuk volstaat o Enkel het bewijs leveren van de loutere overtreding van de strafwet Beklaagde voert schulduitsluitingsgronden aan ? parket zal het tegenbewijs leveren
2. Opzet A. Begrip Opzet (dolus): o Niet op algemene wijze door de wet omschreven o RS: “de doelgerichte wil de gedraging (handeling / verzuim) te stellen die de wet verbiedt” Kwaadwillig opzet (dolus malus) is niet vereist o
Volstaat: De wil is gericht op de verboden gedraging Moet niet slaan op het wederrechtelijke: hij moet de verboden gedraging willen, maar niet omdat zij verboden is
111
Opzet: o Kenniselement (cognitief) Weten: de dader moet “weten” dat hij de strafwet overtreedt o
Wilselement (volutief) Willens: de strafbare gedraging “willen”
Opzet =/= “motief” / “beweegreden” o Motief: De verdere bedoeling van de dader, de redenen die hem tot het misdrijf hebben bewogen
RL: o
Verschillende “graden” van opzet Naargelang van specificiteit van het opzet in de delictomschrijving “De modaliteiten” van opzet de door de gedraging veroorzaakte gevolgen & het “potentieel” weten (de “had moeten weten” – test)
B. Graden van opzet (i) Algemeen opzet (dolus generalis) Volstaat dat de dader de strafbare gedraging “wetens & willens” heeft gepleegd o Zonder een bijzondere geestesgesteldheid / een verder motief Algemeen opzet (geen kwaad opzet vereist)
(ii) Bijzonder opzet (dolus specialis) De wet vereist o Dat de dader bij het plegen van het misdrijf een bijzondere geestesgesteldheid had Als voorwaarde voor de strafbaarheid van de gedraging Het loutere wetens& willens handelen volstaat niet Vereist is dat de dader kwaadwillig handelde / met bedrieglijk opzet / met oogmerk te schaden Bv diefstal (Art. 461 Sw): het louter wegnemen van andermans zaak is niet voldoende. Vereist is dat dit met bedrieglijk opzet gebeurde Bv laster & eerroof (Art. 443 Sw): bijzonder opzet is vereist (met kwaadwillige bedoeling) Bv valsheid in geschriften (Art. 193 ev Sw): slechts bedrieglijk opzet / met oogmerk om te schaden Bv misbruik van het inzagerecht in het strafdossier (Art. 460ter Sw): enkel strafbaar als het kwaadwillig gebeurde (onderzoek willen dwarsbomen / een persoon benadelen) o
De wet vermeldt uitdrukkelijk wanneer bijzonder opzet vereist is “Kwaad opzet” (dolus malus): Algemeen opzet de verboden gedraging te stellen volstaat niet de dader moet bovendien een kwade bedoeling hebben gehad Ontbreekt deze kwade bedoeling ? dan is het misdrijf niet voltrokken
112
(iii) Gans bijzonder opzet Vereist: o Dat de dader bij het plegen van het misdrijf een bepaalde beweegreden heeft Bv gijzeling (Art. 347bis Sw): vrijheidsberoving van het SO wordt verricht met de bedoeling het SO borg te doen staan voor de voldoening van een bevel / een voorwaarde Zonder deze bijkomende bedoeling is er slechts onrechtmatige vrijheidsberoving (Art. 147 of 434 Sw)
Bv onmenselijke behandeling (Art. 417bis, 2° Sw): het toebrengen van ernstig geestelijk / lichamelijk leed aan een persoon teneinde van hem inlichtingen te verkrijgen, … Bv terrorisme (Art. 137 Sw): onderscheidt zich van doodslag & moord. De dader handelde met het oogmerk om een bevolking ernstig vrees aan te jagen / de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten / het zich onthouden van een handeling
C. De modaliteiten van het opzet Modaliteiten van het opzet: o Het rechtstreeks & het onrechtstreeks opzet Het volitief element van opzet (het “willens handelen”) En de vraag op de dader de gevolgen van zijn daad heeft gewild Heeft hij het gevolg gewild ? rechtstreeks opzet Onrechtstreeks opzet een ongewild neveneffect
Het cognitief element van het opzet (het “wetens handelen”)
(i) Rechtstreeks opzet Rechtstreeks opzet: o De wil van de dader heeft betrekking op de gedraging (handeling / verzuim) én haar gevolgen De dader wil zowel de gedraging als haar gevolgen o
Verder onderverdeeld in bepaald & onbepaald opzet Bepaald opzet: De dader weet precies welke de gevolgen van zijn gedraging zijn Hij wil zowel de daad (of de onthouding) als haar gevolgen
Onbepaald opzet: De dader houdt rekening met verschillende mogelijke gevolgen van zijn daad Zonder dat hij precies weet welk het juiste gevolg zal zijn Bv als een terrorist een bom plaats in een drukke winkelstraat, met de bedoeling ze op een bepaald uur te laten ontploffen, dan weet hij wel dat deze bom slachtoffers zal maken, maar niet precies wie de slachtoffers zullen zijn Rechtreeks opzet: de dader wil de gevolgen, maar het opzet is onbepaald
113
(ii) Onrechtstreeks opzet (potentieel willen) Onrechtstreeks opzet: o Bij gevolgdelicten De misdrijven waarbij een bepaal gevolg wordt strafbaar gesteld Hetzij als constitutief element Hetzij als verzwarende omstandigheid o
De wil van de dader heeft enkel betrekking op de gedraging Niet op haar gevolgen Het gevolg is hier slechts een ongewild neveneffect van de gedraging
o o
In het Sw niet uitdrukkelijk omschreven Is niet hetzelfde als onbepaald opzet Onbepaald opzet: Veronderstelt dat de dader de gevolgen van zijn gedraging rechtstreeks wil, hoewel hij met meerdere gevolgen rekening heeft gehouden
Onrechtstreeks opzet: De dader wil de gevolgen niet rechtstreeks, hij aanvaardt ze enkel als mogelijk nevenproduct van zijn gedraging
(iii) Potentieel weten (de “had moeten weten” – test) Mogelijk voor de vervolgende partij om het positief bewijs te leveren o Van het feit dat de beklaagde “wetens” een bepaalde gedraging heeft gesteld Bv witwassen (Art. 505, al.1, 2° Sw): als moreel element is vereist dat de dader de criminele oorsprong van deze zaken kende of moest kennen op het ogenblik van de aanvang van deze handeling Bv hormonenwet bestraft de persoon van wie men kan aannemen dat hij weet of moet weten dat hij dieren verhandelt waaraan stoffen werden toegediend met overtreding van de bepalingen van deze wet of met de uitvoeringsbesluiten ervan
3. Onachtzaamheid A. Algemeen De onachtzaamheid (fout, culpa, schuld) o Zoals het opzet niet op algemene wijze door de wet gedefinieerd o Wanneer de dader de strafwet overtreedt Niet met de doelbewuste wil een strafbaar feit te plegen, maar uit gebrek aan voorzorg / voorzichtigheid Maakt de fout uit waarop de strafbaarstelling steunt o Niet hetzelfde als nalatigheid Onachtzaamheid verwijst naar het moreel, nalatigheid naar het materieel element van het misdrijf Misdaden & wanbedrijven uit het Sw o De onachtzaamheid is enkel strafbaar als de wet het uitdrukkelijk bepaalt Onachtzaamheid is voor deze misdrijven de uitzondering op de algemene regel (het opzet) Bv het veroorzaken van de dood / lichamelijk letsel door onachtzaamheid (Art. 418 – 422 Sw) en het veroorzaken van brand uit onachtzaamheid (Art. 519 Sw)
114
(i) Culpa lata of culpa levissima ? Drempel: o RS past dezelfde foutdrempel toe als in het burgerlijkaansprakelijkheidsrecht De lichtste fout volstaat (culpa levissima) Om strafrechtelijke verantwoordelijkheid resp. burgerlijke aansprakelijkheid op te leveren
(ii) Subjectief of objectief foutcriterium ? Beoordeling van de fout o Het foutcriterium op subjectieve wijze geïnterpreteerd (vroeger) HAUS: In elk concreet geval de onachtzaamheid beoordelen rekening houdende met de bijzondere omstandigheden van de zaak Bv het geslacht, de leeftijd, … o
Vandaag wordt een objectief criterium gehanteerd Hetzelfde criterium wordt toegepast als in het burgerlijk aansprakelijkheidsrecht Men vertrekt niet alleen van de culpa levissima, maar de culpa levissima in abstracto Gemiddelde redelijke & vooruitziende persoon !!
B. Onachtzaamheidsmisdrijven en rechtspersonen Wet Strafrechtelijke Verantwoordelijkheid Rechtspersonen o Geen bijzondere regels ingevoerd ivm het moreel element van misdrijven, gepleegd door rp RP kunnen dus ook onachtzaamheidsmisdrijven plegen De strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rp kan worden gecumuleerd met die van de natuurlijke persoon o Die namens de rp is opgetreden o Deze cumulatie geldt enkel wanneer de natuurlijke persoon opzettelijk handelde Handelde de natuurlijke persoon niet opzettelijk ? Dan kan enkel degene die de zwaarste fout heeft gepleegd veroordeeld worden Art. 5 al.2 Sw
115
Hoofdstuk 3: De schulduitsluitingsgronden 1. Begrip Schulduitsluitingsgronden: o Omstandigheden die meebrengen dat het misdrijf niet aan de dader kan worden verweten Anders dan bij de rvgr wordt het gepleegde feit bij de schulduitsluitingsgronden niet “gerechtvaardigd” Het blijft wederrechtelijk & wordt helemaal niet toelaatbaar Schulduitsluitingsgronden brengen enkel met zich dat de dader wordt “verontschuldigd” omdat het feit hem niet kan worden verweten en hem dus geen “schuld” treft België: o De geldende schulduitsluitingsgronden zijn dwang of overmacht (Art. 71 Sw) & dwaling of onwetendheid Enkel de dwang is uitdrukkelijk in het Sw omschreven De dwaling is een ongeschreven schulduitsluitingsgrond die door RS & RL werd ontwikkeld o
Soms jeugdige leeftijd en geestesstoornis ook Personen die, omwille van hun jeugdige leeftijd / een geestesstoornis traditioneel als “schuldonbekwaam” of “ontoerekeningsvatbaar” worden beschouwd Vandaag: beide categorieën aan het gewone strafrecht onttrokken o Onderworpen aan niet – strafrechtelijke “maatregelen” ipv aan strafrechtelijke straffen
Net zoals de rvgr zijn de schulduitsluitingsgronden algemeen o Kunnen op alle misdrijven (met inbegrip van de overtredingen & de wanbedrijven uit de bijzondere wetten) worden toegepast
2. Dwang of overmacht A. Begrip Dwang: o Het wilselement dwaling: het kenniselement o o o
Uitdrukkelijk door het Sw bepaald in Art. 71 (er is geen misdrijf) Omsluit overmacht Onderscheid: Fysieke dwang = overmacht: Een onweerstaanbare fysieke kracht waardoor de dader tot het misdrijf werd gebracht
Morele dwang: De bedreiging met een ernstig kwaad, dat enkel kan worden vermeden door een misdrijf te plegen
116
B. Toepassingsvoorwaarde (i) De dwang moet onweerstaanbaar zijn Dader: o Kan onmogelijk anders dan het misdrijf te plegen Bestond deze mogelijkheid wel ? per definitie geen dwang o
Onweerstaanbaar veronderstelt dat De dwang is zeker, onvermijdbaar en onvoorzienbaar
o
Beoordeling feitenkwestie, soevereine appreciatie van de rechter RL: het onweerstaanbaar karakter op subjectieve wijze beoordelen Rekening houden met de concrete omstandigheden van de zaak
(ii) De wil van de dader moet volledig uitgeschakeld zijn Morele dwang “onweerstaanbaarheid” de wil van de dader moet volledig uitgeschakeld zijn o Verschil met de noodtoestand (!! een bewuste keuze van de dader het gepleegde misdrijf is het resultaat van een wilsuiting) o Een feitenkwestie die door de rechter op soevereine wijze wordt beoordeeld Men kan soms de uitlokking / provocatie (slechts een strafverminderende verschoningsgrond) toepassen Of het hoger bevel als verschoningsgrond Een ondergeschikte die een onrechtmatig hoger bevel heeft uitgevoerd en hierbij een misdrijf pleegt hierdoor strafuitsluiting krijgen (enkel de overste zal worden gestraft Art. 152 en 260 Sw) Als echter blijkt dat de ondergeschikte geen andere keuze had dan het bevel te volgen, dan kan hij zich op de dwang beroepen en zal hij vrijuit gaan
(iii) De dwang mag niet aan de dader te wijten zijn Dwang: o Moet opgelegd zijn, de dader mag zelf niet op actieve / passieve wijze hebben bijgedragen tot het ontstaan ervan RL: de afwezigheid van een voorafgaandelijke fout / een culpa in causa Dader een “voorafgaandelijke fout” ? dwang niet kunnen aanvoeren
C. Enkele bijzondere gevallen (i) Dwang en onachtzaamheidsmisdrijven Dwang: in principe ook als schulduitsluitingsgrond voor onachtzaamheidsmisdrijven aanvoeren o Voorafgaandelijke fout: als negatieve voorwaarde voor de dwang Bv als een autobestuurder ten gevolge van plots opgetreden motordefect een verkeersongeval veroorzaakt fietser kwetsen onopzettelijke slagen & verwondingen dwang als schulduitsluitingsgrond inroepen enkel voor zover de dader geen voorafgaandelijke fout treft
117
(ii) Dwang en alcohol – of drugintoxicatie Slechts uitzonderlijk dwang als schulduitsluitingsgrond aanvoeren o Slechts sprake van dwang voor zover de dader buiten zijn wil in een dergelijke toestand werd gebracht, of voor zover het een chronische ziektetoestand betreft Enkel in deze gevallen kan hem geen culpa in causa of “voorafgaandelijke fout” worden aangewreven Heeft hij daarentegen in volle bewustzijn drugs of alcohol tot zich genomen dan maakt dit precies de “voorafgaandelijke fout” (geen beroep op schulduitsluitingsgrond) Bij onachtzaamheidsmisdrijven geen probleem o Het zich bewust in een toestand van dronkenschap / andere intoxicatie brengen Precies de fout opleveren (het gebrek aan voorzorg / voorzichtigheid) Tav de opzettelijke misdrijven geen probleem o De dader, op het ogenblik waarop hij alcohol / andere toxica tot zich nam Reeds het opzet had het misdrijf te plegen De intoxicatie heeft geen invloed op het bestaan van het opzet als dusdanig Culpa in causa – leer: o Echter ook toegepast op opzettelijke misdrijven, gepleegd door een persoon die, alvorens zich in een toestand van alcohol of andere intoxicatie te plaatsen Niet het opzet had een misdrijf te plegen
(iii) Persoonlijke noodtoestand Persoonlijke noodtoestand: o Het geval van de persoon die moet kiezen tussen het vrijwaren van het eigen belang & het plegen van een misdrijf Bv een menigte cinemabezoekers die in paniek uit een brandende bioscoop vluchten en hierbij personen vertrappelen o
Soms onder de morele dwang kunnen worden ondergebracht Indien in de omstandigheden waarin de feiten zich voordeden de wil van de dader is volledig uitgeschakeld Een betere oplossing zou de redelijkheidstoets zijn (naar Nederlands voorbeeld) discussies voor de RL
3. Dwaling of onwetendheid A. Begrip Dwaling: o Niet uitdrukkelijk in het Sw bepaald o Het cognitief aspect van het opzet ( dwang: het volitief aspect) o RS: “wanneer de oordeelsvorming van de dader mbt het gepleegde feit is aangetast” o Wordt gelijkgesteld met onwetendheid Dwaling: veronderstelt een verkeerd begrip Onwetendheid: de totale afwezigheid van elk begrip
118
Onderscheid feitelijke en rechtsdwaling o Feitelijke dwaling: Betreft de feiten die het voorwerp van de delictsomschrijving uitmaken o
Rechtsdwaling: Betreft de strafbaarheid van de gedraging
(i) Feitelijke dwaling Feitelijke dwaling: o De dader vergist zich over de vraag of zijn gedraging onder de toepassing van de strafwet valt De dader is wel op de hoogte van de strafbaarstelling, maar meent dat zij op zijn gedraging niet toepasselijk is Bv iemand die seksuele betrekkingen heeft met een minderjarige beneden 16 j (aanranding van de eerbaarheid)terwijl hij dacht dat het ging om iemand die ouder was dan 16 j omdat de betrokkene er ouder uitzag of zich als een ouder iemand zou hebben voorgedragen o
Kan ook op juridische elementen slaan Bv het zich vergissen omtrent de juiste draagwijdte van een reglementering of een rechterlijke beslissing ten gevolge van een verkeerd deskundig advies
(ii) Rechtsdwaling Rechtsdwaling: o Door de RS slechts toegepast sinds de WOII o De dader vergist zich over de strafbaarheid van de gedraging Doordat hij hetzij niet weet dat de gedraging strafbaar is, hetzij zich over de draagwijdte van een bestaande strafbaarstelling vergist o Het verweer van de rechtsdwaling wordt in de praktijk slechts zelden aanvaard Bv een persoon die ten onrechte meent dat de strafwet in onbruik is gevallen
(iii) Belang van het onderscheid Onderscheid rechtsdwaling & feitelijke dwaling in België zonder belang o De voorwaarden in beide gevallen zijn dezelfde In beide gevallen wordt vereist dat de dwaling onoverwinnelijk is en dat zij betrekking moet hebben op een constitutief element van het misdrijf
B. Toepassingsvoorwaarde (i) De dwaling moet “onoverwinnelijk” (“niet – foutief”) zijn Schulduitsluitingsgronden betrekking op de verwijtbaarheid o Dwaling ? enkel indien zij niet aan de dader kan worden verweten Hem mag geen fout treffen mbt zijn verkeerd begrip / de afwezigheid van enig begrip betreffende de feitelijke aspecten van zijn gedraging en/of het strafbaar karakter ervan
119
o
De loutere goede trouw volstaat dus NIET Om een dwaling op te leveren Bovendien moet worden aangetoond dat de dwaling onoverwinnelijk (synoniem: niet – foutief) is, maw de dader geen fout heeft begaan bij zijn vergissing / onbegrip omtrent de strafwet
o
Criterium om de “onoverwinnelijkheid” beoordelen De gemiddelde “redelijke & vooruitziende persoon” Een objectief criterium
ii) De dwaling moet slaan op een constitutief element van het misdrijf Dwaling: o Een constitutief element van het misdrijf Dwaling betreffende bijkomstige omstandigheden (bv verschoningsgronden) Levert geen schulduitsluitingsgrond op o
Betreffende de identiteit van het SO Error personae komt doorgaans niet in aanmerking Tenzij deze identiteit blijkens de delictsomschrijving een constitutief element van het misdrijf uitmaakt
o
Uitzonderlijk identiteit van het SO een constitutief element van het misdrijf In dat geval komt de error personae wel in aanmerking Bv misdrijf geweld tegen ministers, leden van de wetgevende kamers ,… hoedanigheid van het SO maakt een constitutief element uit van het misdrijf
C. Enkele bijzondere gevallen (i) Dwaling en onachtzaamheidsmisdrijven Dwaling kan in principe worden aangevoerd als schulduitsluitingsgrond bij onachtzaamheidsmisdrijven o Maar de praktische toepassing ervan is uiterst beperkt Bv als een apotheker op voorschrift van een geneesheer een magistrale bereiding heeft klaargemaakt en de patiënt overlijdt ten gevolge van een abnormale gevoeligheid aan één van de samenstellende producten de apotheker heeft een dwaling begaan Niet hijzelf, maar de geneesheer kende de bijzondere toestand van de patiënt en had de nodige voorzorgen moeten nemen De dwaling is in dit geval onoverwinnelijk & de apotheker zal vrijuit gaan
120
(ii) Dwaling mbt rechtvaardigingsgronden a) putatieve noodweer
Putatieve noodweer: o Levert geen wettige verdediging als rvgr op Als een persoon zich ten onrechte in een staat van wettige verdediging meent te bevinden & een ander doodt / verwondt Hij kan zich niet op de wettige verdediging als rvgr beroepen o Bv SO van een nachtelijke gewapende overval per vergissing een ter hulp snellende politieofficier onder vuur nemen in de veronderstelling dat hij het vuur op één van de inbrekers heeft ingericht kan zich niet op wettige verdediging kunnen beroepen maar eventueel wel op de dwaling
b) putatieve noodtoestand
Ten onrechte maar te goeder trouw menen dat men zich in een noodsituatie bevindt o En hierdoor gerechtigd is de wet te overtreden men zal zich niet op de noodtoestand als rvgr beroepen, maar wel op dwaling (voorwaarde !! dwaling moet onoverwinnelijk zijn)
c) putatief hoger bevel
Schijnbevel levert geen rvgr op o De ondergeschikte die in opdracht van zijn overste een misdrijf pleegt Foutieve veronderstelling dat het bevel rechtmatig was zich niet op grond van het hoger bevel kunnen rechtvaardigen De dader zal op de schulduitsluitingsgrond moeten terugvallen o Ambtenaren een bijzondere verschoningsgrond (Art. 152 en 260 Sw) o Particulieren een schijnbevel ? zich beroepen op de algemene schulduitsluitingsgrond dwaling de voorwaarde van de onoverwinnelijkheid vervullen
121
Deel 4 Strafbare poging en strafbare deelneming Hoofdstuk 1: Strafbare poging 1. Inleiding A. Algemene begrippen Louter voornemen een misdrijf te plegen: o Niet strafbaar Elk misdrijf vereist naast een moreel, ook een materieel element Bestraffing slechts mogelijk indien dit voornemen zich “veruiterlijkt” in een gedraging die met het materieel element van een misdrijf overeenkomt Niet steeds vereist dat het voornemen volledig wordt uitgevoerd Vele misdrijven o Strafbaar vanaf het ogenblik waarop de dader overgaat tot het begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf Maw van zodra het voornemen het misdrijf te plegen zich reeds in een zeker mate heeft veruiterlijkt Poging Voltooid misdrijf: o Wanneer het materieel element van het misdrijf in al zijn onderdelen is voltrokken Iter criminis: o De wet die wordt afgelegd tussen de conceptie & de uiteindelijke voltooiing van het misdrijf 3 stadia: het voornemen, het begin van uitvoering en de voltooiing Het voornemen: o Is niet strafbaar o Ook de voorbereiding van het misdrijf / de beraming ervan in principe niet strafbaar o Pas vanaf het ogenblik waarop de dader begint met de uitvoering dat de grens van de strafbaarheid is overschreden Vanaf dan is er strafbare poging Soms worden voorbereidingshandelingen echter afzonderlijk strafbaar gesteld strafbaar niet als onderdeel van het gepoogde misdrijf, maar als een afzonderlijk misdrijf Poging: o Pas vanaf het ogenblik waarop de dader het stadium van het begin van uitvoering heeft bereikt Er bestaat nog steeds de mogelijkheid van een spontane terugtred Zolang het misdrijf niet is voltrokken, kan de dader bestraffing ontlopen zich spontaan terug trekken Niet alle pogingen zijn echter strafbaar o ! Wanbedrijven & overtredingen in gepoogde vorm slechts strafbaar voor zover het uitdrukkelijk in de wet is bepaald Voltooid misdrijf o Altijd strafbaar Zolang het misdrijf niet is voltooid, is spontane terugtred mogelijk & zal de dader niet worden gestraft o Eens het misdrijf is voltooid dan geen terugtred meer
122
B. Objectivistische en subjectivistische pogingsleer De onderlinge afbakening tussen de 3 stadia: o Van cruciaal belang o De opsporings – en vervolgingsbevoegdheden van politie & parket (in principe pas vanaf het ogenblik dat er een misdrijf is Vanaf het moment dat de dader zich, binnen de iter criminis, bevindt in het stadium van de strafbare poging Alles wat daarvoor gebeurt is niet strafbaar o België: de proactieve recherce de opsporing kan gericht worden op feiten die nog niet gepleegd zijn, maar waarvan men vermoedt dat ze zullen worden gepleegd
B. Objectivistische en subjectivistische pogingsleer Objectivistische theorie: o De daad & de aantasting van het door de strafbepaling beschermde rechtsgoed Daadstrafrecht Subjectivistische theorie: o Het inzicht van de dader & het gevaar dat hij betekent voor de maatschappij Daderstrafrecht
(i) Objectivisme, subjectivisme en omschrijving van de poging Objectivistische theorie: o Slechts een poging voornemen een misdrijf te plegen zich geuit in een uitwendige daad een begin van uitvoering van het betrokken misdrijf vormt Loutere voorbereidingsdaden => leveren geen poging op Subjectivisten: o Reeds in een vroeger stadium van de iter criminis van poging spreken Poging vanaf het ogenblik dat er een uitwendige daad is geen twijfel over de bedoelingen van de dader laten bestaan Voorbereidende daden (geen daad van uitvoering) toch op voldoende wijze geuit & is het verantwoord hem te straffen Extreem gesteld: Er is geen behoefte aan een uitwendige daad & de dader kan worden gestraft als het misdadig inzicht op onomstootbare wijze kan worden vastgelegd
(ii) Objectivisme, subjectivisme en bestraffing van de poging Objectivistische strekking: o Een minimalistische bestraffing van de poging De grens tussen de (niet strafbare) voorbereidingshandeling & de (wel strafbare) uitvoeringshandeling zo dicht mogelijk bij het voltooid misdrijf wordt getrokken
123
Subjectivistische strekking: o Maximalistisch Grens: een veel vroeger punt van de iter criminis Het strafrecht zal veel sneller kunnen ingrijpen Onmogelijke misdrijven (!): o Objectivisten niet geneigd dergelijke misdrijven te bestraffen Bv poging tot moord op een lijk is niet strafbaar o
Subjectivisten hebben geen bezwaar tegen bestraffing Bv poging tot moord op een lijk is wel strafbaar
C. De strafbare poging in het Belgisch Strafwetboek Strafbare poging: o Art. 51 Sw Objectivistische visie Er is slechts sprake van strafbare poging een begin van uitvoering van het misdadig voornemen o
Art. 52 Sw en Art. 53 Sw De poging wordt minder zwaar bestraft dan het voltooide misdrijf Bovendien: niet alle pogingen zijn strafbaar Enkel misdaden zijn steeds strafbaar in gepoogde vorm Wanbedrijven kunnen enkel worden gepoogd als de wet het uitdrukkelijk bepaalt Overtredingen kunnen in principe nooit worden gepoogd
2. Constitutieve elementen van de strafbare poging Art. 51 Sw: o 3 constitutieve elementen van de poging Moreel element: het voornemen een misdaad / wanbedrijf te plegen Materieel element: de veruiterlijking van dit voornemen Dmv uitwendige daden die een begin van uitvoering uitmaken
Specifiek element: de terugtred / mislukking van de poging Onafhankelijk van de wil van de dader
A. Het voornemen een welbepaald misdrijf te plegen Moreel element o De dader heeft de wil het misdrijf te plegen Volgens de subjectivistische visie zou de wil volstaan om de bestraffing te verantwoorden In België: niet aanvaard ook een materieel element is vereist (nl. het begin van uitvoering)
124
Wet vereist: voornemen is gericht op een welbepaald misdrijf o Er moet dus voldoende zekerheid bestaan over de inhoud van het voornemen Poging kan enkel worden bestraft bij opzettelijke misdrijven Onachtzaamheidsmisdrijven kunnen niet worden gepoogd Verklaring waarom de tekst van Art. 51 Sw slechts slaat op misdaden & wanbedrijven Overtredingen geen opzet vereist geen poging
B. Een uitvoeringshandeling Loutere voorbereidingshandelingen zijn niet strafbaar o Vereist: De dader moet de uitvoering van het misdrijf aanvatten Art. 51 Sw Naast het voornemen, ook “de veruiterlijking van dit voornemen” vereist Objectivistische visie (slechts gestraft worden voor zover er een begin van uitvoering is) Vroeger: o RS was objectivistisch getint Nu: o
Een meer gemengde theorie Subjectieve elementen worden ook in aanmerking genomen
o
Uitvoeringsdaad: De daad die naar haar aard & strekking geen twijfel laat bestaan over de bedoelingen van de dader Moet noodgedwongen tot de voltooiing van het misdrijf leiden
C. De staking of mislukking onafhankelijk van de wil van de dader Art. 51 Sw o Twee verschillende situaties De onvoltooide poging De voltooide poging
(i) De onvoltooide poging Onvoltooide, gestaakte, eenvoudige o De dader wordt verhinderd het misdrijf te plegen Bv op het laatste ogenblik overmeesterd worden door een derde / het slachtoffer o
De staking mag niet spontaan zijn Moet te wijten zijn aan omstandigheden buiten de wil van de dader Indien op spontane wijze geen poging dader niet strafbaar
125
(ii) De voltooide poging Voltooide, mislukt misdrijf o Alle gedragingen worden gesteld, maar de dader bereikt het door de wet omschreven doel niet Bv door een technisch defect van zijn wapen o
Geen spontane terugtred mogelijk Alle gedragingen werden immers gesteld Het is slechts door een toevallige omstandigheid dat het gevolg niet intreedt Bv brandstichting (Art. 510 ev Sw): niet vereist dat het goed volledig is opgebrand. Het volstaat dat de dader het goed in brand heeft gestoken
o
De dwaling betreffende de identiteit van het SO (error personae / persoonsverwisseling) Het misdrijf wordt beschouwd als een voltooid, niet als een gepoogd misdrijf Stel dat A B wil doden maar C, die erg op B lijkt, doodt. Theoretisch gezien 2 misdrijven Poging tot moord op B en opzettelijke doding van C Moord volstaat de bedoeling een ander aan te randen, de wet vereist niet dat de dader een welbepaald persoon wil aanranden Het feit lastens A = moord / doodslag op C
o
Aberratio ictus (misslag): Als A B wil neerschieten, maar zijn doel mist en C, een toevallige voorbijganger treft, dan is er sprake van een aberratio ictus. Het verschil met de error personae is dat de uitvoeringshandeling bji aberratio ictus gebrekkig is Bij misslag wordt een andere dan de voorgenomen uitvoeringshandeling gesteld Terwijl bij persoonsverwisseling (error personae) de uitvoeringshandeling conform de wil van de dader wordt uitgevoerd
3. Gevallen waarin de poging niet strafbaar is A. Wanbedrijven en overtredingen Poging tot misdaad o Steeds strafbaar (Art. 51 Sw) Poging tot wanbedrijf & overtreding o Slechts strafbaar voor zover de wet het uitdrukkelijk bepaalt Bv diefstal is strafbaar in gepoogde vorm omdat de wet het voorziet (Art. 466 Sw) Bv misbruik van vertrouwen (Art. 491 Sw) is niet strafbaar als het misdrijf niet werd voltooid omdat de wet de poging tot misbruik van vertouwen niet expliciet strafbaar stelt Bv poging tot oplichting (een wanbedrijf) Art. 496 Sw Bv poging tot witwassen is wél strafbaar
126
B. Spontane terugtred Dader vóór de voltooiing van het misdrijf spontaan van zijn voornemen afzien o Straffeloos blijven De “vrijwillig gestaakte poging” / de spontane terugtred Spontane terugtred heeft tot gevolg dat er geen strafbaar feit is Criteria: o Spontaan o Definitief o Plaatsvinden vóórdat het misdrijf is voltooid
(i) Spontaan Spontaan o Maar onder dwang / wegens omstandigheden, buiten de wil van de dader om Dan is er geen spontane terugtred Dan blijft de handeling strafbaar
(ii) Definitief Ratio legis o De overweging dat men de dader tot op het laatste ogenblik de gelegenheid moet geven van het misdrijf af te zien Bv wapen tijdelijk op zak steken (een politiepatrouille zien aankomen) kans later opnieuw wagen, de terugtred is niet definitief & de poging blijft strafbaar
(iii) Voordat het misdrijf is voltooid Eens het misdrijf is voltooid o Geen spontane terugtred meer mogelijk o Het feit is strafbaar Herstel van de schade o Eventueel in aanmerking komen als verzachtende omstandigheid Maar heeft geen enkele invloed op de strafbaarheid van de gedraging
C. Het onmogelijk misdrijf (i) Probleemstelling Een voltooide poging / mislukt misdrijf o Nooit een onvoltooide poging o Het voorgenomen misdrijf kan nooit tot het beoogde resultaat leiden Hetzij omdat het voorwerp ondeugdelijk is Hetzij omdat de middelen ontoereikend zijn een onmogelijk misdrijf / een ondeugdelijke poging o
De dader heeft het voornemen een misdrijf te plegen (1 ste vw) & het misdrijf is mislukt (3de vw)
127
Voorbeelden: Een vrouw wil haar echtgenoot doden in zijn slaap en schiet hem “dood” met een revolver. Uit de autopsie blijkt echter dat de man toevallig kort tevoren op natuurlijke wijze, ten gevolge van een hartstilstand, was overleden Een inbreker wil een bakkluis leegroven, maar de kluis blijkt leeg te zijn Een man wil zijn schoonmoeder vergiftigen, maar dient per vergissing een totaal onschuldig product toe
o
Obj visie: Bestraffing niet mogelijk Poging vereist een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf De mogelijkheid van de uitvoering Wat niet mogelijk is, kan niet worden uitgevoerd
o
Subj visie: De onmogelijkheid van het voorgenomen misdrijf geen enkele invloed op de strafbaarheid De gevaarlijkheid van de dader !! Het volstaat dat hij getoond heeft psychologisch in staat te zijn van het voorgenomen misdrijf te plegen
(ii) Oplossing in rechtsleer & rechtspraak Subj totaal absurde / putatieve misdrijven worden bestraft o RL: onderscheid tussen de absoluut & de relatief onmogelijke poging Absoluut onmogelijke poging: In geen enkel geval tot het voorgenomen resultaat kunnen leiden Bv de moord op een lijk, vergiftiging met suiker, … Geen strafbare poging De dader gaat vrijuit
Relatief onmogelijke poging: De mislukking is te wijten aan toevallige omstandigheden De dader is wél strafbaar Bv het zakkenrollen in een ledige zak, het lossen van een kogelschot in de richting van een plaats die gewoonlijk door het slachtoffer wordt ingenomen De bestraffing is wel verantwoord
(iii) Putatieve en absurde misdrijven Putatieve misdrijven: o Omgekeerde dwalingen o Bij een “gewone” dwaling heeft de dader niet de bedoeling een strafbaar feit te plegen Putatief misdrijf: die bedoeling bestaat wel o
De dader verkeert in de veronderstelling dat zijn gedraging strafbaar is in werkelijkheid valt hij niet onder de strafwet (omgekeerde rechtsdwaling) geen misdrijf Bv Een Italiaanse broer & zijn zuster incestueuze betrekkingen onderhouden in België niet strafbaar (in Italië wel !) Hadden de bedoeling een strafbare daad te plegen niet strafbaar omdat de daad in België niet strafbaar is gesteld
128
o
Omgekeerde feitelijke dwalingen: Situaties waarin de dader ten onrechte meent dat zijn gedraging, feitelijk gezien, onder een bestaande strafwet valt Bv Een vrouw, die niet wetende dat haar echtgenoot overleden is, gaat een tweede huwelijk aan maakt zich niet schuldig aan bigamie, ook al was dit haar bedoeling
4. Bestraffing van de poging A. Algemene beginselen
Art. 52 Sw & Art. 53 Sw de bestraffing van de poging o Poging tot misdaad: steeds strafbaar o Poging tot wanbedrijf: enkel strafbaar wanneer de wet het uitdrukkelijk heeft bepaald o Poging tot overtreding: enkel strafbaar wanneer de wet het uitdrukkelijk heeft bepaald
B. Toepassing (i) Bestraffing van de poging tot misdaad Poging tot misdaad: o Steeds strafbaar Art. 80 Sw & Art. 81 Sw: de straf is onmiddellijk lager dan deze gesteld op de misdaad zelf o
Bestraffing: Enkel de strafvermindering bepaald voor de vrijheidsstraffen (Art. 80 – 81 Sw) geldt Maar niet voor de overige straffen (bv de geldboete / de confiscatie)
(ii) Bestraffing van de poging tot wanbedrijf Poging tot wanbedrijf: o Slechts strafbaar Als de wet het uitdrukkelijk bepaalt (Art. 53 Sw) Geen algemeen criterium bepaald voor de strafmaat De straf wordt, voor de betrokken wanbedrijven, afzonderlijk door de wet bepaald Bv poging tot misbruik van vertrouwen & heling straffeloos
(iii) Bestraffing van de poging tot overtreding Voor overtredingen niets bepaald in Art. 51 ev Sw o In principe kunnen overtredingen niet worden gepoogd Art. 51, 52 en 53 Sw spreken enkel over misdaden & wanbedrijven Poging tot overtreding is principieel niet – strafbaar Tenzij de wet het uitdrukkelijk bepaalt
129