1
SAMENVATTING 2011 is een turbulent jaar waarin veel protesten van onderop uitbreken, van Tunesië tot Wall Street. Bij alle protesten is een jongere generatie de stuwmotor. Dit onderzoek biedt een perspectief op het ontstaan van revolutie door systematische bestudering van de verhalen van de jongerendemonstranten die deelnamen aan de 25 januari revolutie in Egypte. De 25 januari revolutie voltrok begin 2011. Het was een achttien dagen durend protest van het Egyptische volk tegen het Egyptische regime. Uiteindelijk trad president Hosni Mubarak af en velen vierden feest. Jongerenbewegingen waren de belangrijkste stuwmotoren achter deze protesten. Zij worden dikwijls in Westerse berichtgeving geroemd als een gemondialiseerde facebook-generatie die strijden voor liberaal-democratische hervormingen. Of de werkelijkheid echt zo eenvoudig is kan benaderd worden door deze systematisch te beschrijven. Dat wordt in dit onderzoek gedaan door een nadere blik te werpen op de 25 januari revolutie en daarbij te benaderen wat dat onthult over de identiteit van de betrokken demonstranten. Hiertoe wordt de collectieve actie framing theorie toegepast op verhalen over de 25 januari revolutie. De hoofdvraag luidt dan ook: “Hoe worden collectieve actie frames geuit in verhalen van jongerendemonstranten over de Egyptische 25 januari revolutie?” In de periode vooraf aan de protesten bestaan geen collectieve actie frames. Bij aanvang van de protesten vindt echter een omslag plaats: met de revolutie neemt de Egyptenaar de geschiedenis weer in eigen handen. Er lijkt hiermee een nieuw nationalistisch discours te zijn ontstaan: een discours van nationale waardigheid. Erna, gedurende de protesten, wordt voortdurend gebalanceerd tussen verschillende identificaties. Onzekerheid over de identiteit lijkt te overheersen. Deze resultaten onthullen veel nieuws over het hoe en waarom van de massamobilisering van deze jonge Egyptische generatie. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt legitimeerden de jongerendemonstranten hun mobilisering niet met het streven naar individuele vrijheid, maar vooral met het streven naar nationale vrijheid en waardigheid. Daarnaast identificeren velen zich gedurende de mobilisering als Egyptenaar, maar zodra de mobilisering voltooid is, identificeren velen zich met andere sociale groeperingen uit de Egyptische samenleving.
2
VOORWOORD Er wordt wel eens gezegd dat de reis belangrijker is dan de bestemming. Deze scriptie bracht mij veel reizen. Een reis door de digitale sfeer op zoek naar jonge revolutionaire Egyptenaren met een skype-account, gevolgd door een reis naar het Midden-Oosten op zoek naar diezelfde jonge revolutionairen op hun plein. Omdat het onderwerp waarnaar ik onderzoek deed zich actueel ontvouwde en vaak heftig was, ben ik er erg in meegezogen. Problemen die voorheen erg belangrijk leken werden dat opeens niet meer, en problemen die voorheen ver van mijn bed waren en daarom niet zo belangrijk leken werden dat opeens enorm. Zo bezien vond er een beetje een derde reis plaats, in mijzelf. Voor de hulp bij al deze reizen wil ik –in de volgorde van verschijning- bedanken: Mams.
Zonder de Nespresso en lieve mailtjes was het niets geworden achter het
computerscherm. Paps. Zijn kritische blik heeft altijd over mijn schouder meegekeken. Daarnaast mocht ik vertrouwen van hem winnen voor een reis die hij spannender vond dan ikzelf. Lucas. Deze rondlopende encyclopedie heeft, eerst als studiegenoot en daarna als geliefde, mijn sociaalwetenschappelijke bril als geen ander gevormd. Lucas is er zo het afgelopen jaar voortdurend bij geweest. Robin. Vriend en inspiratiebron. Met hem zat ik aan de rode wijn achter onze computers naar respondenten te zoeken. De zoektocht was vast niets geworden als het niet zo leuk was. Daarnaast is hij in het holst van de nacht het gevecht aangegaan met Word voor het in orde krijgen van een monsterwerk aan kopteksten en inhoudsopgave nadat ik daar een behoorlijk zooitje van had gemaakt. Swaan. Na de eerste scriptiewerkgroep waren we pats boem, bevriend. Zij ging mij iets voor met haar traject. Ik kijk op tegen haar prestaties en ben haar dankbaar voor haar kritische blik wanneer ik liep te piekeren over een scriptieanalyse of andere dilemma’s die je tegenkomt bij intensief onderzoek doen. Ivar. De feedbacksessies waren naast zinvol ook leuk, vooral vanwege de discussies in de marges, met name over de verschillende zin en onzin van het leven (en kwantitatief onderzoek). Mieke. Klop bij Mieke aan als je een liter oersoep aan literatuur en onsamenhangende verhalen hebt, en je krijgt er gegarandeerd een big-bang voor terug.
3
Lena. De eerste sneeuwvlok van mijn sneeuwbal in de wereld van de revolutionaire Egyptische jongeren. Zonder Lena geen respondenten. Mart. Voor het nakijken van een eerste rommelversie, de feedback en de ciabatta’s en leuke gesprekken ter afleiding hiervan. Juul. Wat hebben we in Israel en Egypte hard gelachen en gehuild. Een veel te lang onontdekte levensvriendin. Hylke. Voor de goede feedback op mijn concept. Ik ken weinig mensen die het zo druk moeten hebben als hij en daarom verdient het extra dank dat hij mijn tweede lezer wilde zijn. Deru. Scriptiepolitie, nalezer, stamppotstamper, luisterend oor. Deer is de meest veelzijdige vriend die er is. Ruiter. Voor zijn altijd zonnige verschijning en het maken van een fantastische lay-out. Met zijn visuele blik werd ik op goede momenten teruggetrokken uit de ivoren universiteitstoren.
Afbeelding 1: Muur met graffiti ‘Egypt is alive’ in het centrum van Cairo
4
Aan mijn respondenten en alle andere jongeren die het afgelopen jaar gevangenschap zijn ondergaan voor vrijheid. Niet voor niets werden zij Time’s Persoon van het Jaar. Hun moed en vastberadenheid is het soort waarmee geschiedenis wordt geschreven.
Afbeelding 2: Voorkant van Time Magazine, 14 december 2011
5
INHOUD PROLOOG ......................................................................................................................... 8 1) INLEIDING ................................................................................................................... 11 1.1) Probleemstelling .................................................................................................................................................... 14 1.2) Theoretisch kader.................................................................................................................................................. 16
1.2.1) Sociale bewegingen ...............................................................................................................................................16 1.2.2) Framing theorie.......................................................................................................................................................18 1.2.3) Frames in sociale bewegingen: collectieve actie frames ......................................................................18 1.2.3.a) Onrechtvaardigheid ...........................................................................................................................................19 1.2.3.b) Agency ......................................................................................................................................................................19 1.2.3.c) Identiteit ..................................................................................................................................................................20 1.2.4) Samengevat ...............................................................................................................................................................23
1.3) VRAAGSTELLING .................................................................................................................................................. 24
2) METHODE ................................................................................................................... 26 2.1) Interdisciplinair onderzoek.............................................................................................................................. 26
2.2) Operationalisering constructen ....................................................................................................................... 26
2.3) Respondentenwerving......................................................................................................................................... 27
2.4) Dataverzameling .................................................................................................................................................... 28
2.5) Data-analyse............................................................................................................................................................. 29
3) RESULTATEN ............................................................................................................... 32 3.1) Pre-protest fase ...................................................................................................................................................... 32 3.2) De kritieke omslag van toeschouwer naar deelnemer ........................................................................... 36
3.3) Protest ........................................................................................................................................................................ 40
3.4) Collectieve actie framing: van fatalisme tot collectieve actie .............................................................. 47
4) SLOT ........................................................................................................................... 47 4.1) Conclusie ................................................................................................................................................................... 49 4.2) Discussie .................................................................................................................................................................... 53
4.3) Reflecties ................................................................................................................................................................... 56
6
4.3.1) Scriptie & ik ...............................................................................................................................................................56 4.3.2) Methodologie ............................................................................................................................................................57
EPILOOG ......................................................................................................................... 58 LITERATUURLIJST ............................................................................................................ 63 BIJLAGEN ........................................................................................................................ 66 A. Achtergrondinformatie Egypte ............................................................................................................................ 66
B. Skype-interview.......................................................................................................................................................... 68 C. Geschreven interview ............................................................................................................................................... 70 D. Instructies aan analytici .......................................................................................................................................... 71
E. Achtergrond respondenten .................................................................................................................................... 72
7
PROLOOG Het is 11 februari 2011. Na achttien dagen van massademonstratie, wordt het nieuws dat president Mubarak aftreedt aangekondigd door zijn vicepresident op de staatstelevisie. President Mubarak draagt de macht over aan de Supreme Council of the Armed Forces (SCAF) - de legerleiding. De legerleiding verklaarde zorg te dragen voor ‘een vreedzame overgang van autoriteit in een vrij en democratisch systeem’. Op het Tahrir-plein, het plein dat al die tijd het toneel is geweest van de protesten, barst een vreugdegolf los. Maar deze vreugde zou niet lang aanhouden. De euforie van het moment verduisterde het feit dat het land altijd al die tijd al onder militaire leiding stond. In de maanden daarna bleven mensenrechtenschendingen aan de orde van de dag. Kritiek op de autoriteiten werd onderdrukt, militaire rechtbanken namen burgers in gevangenschap en militaire troepen gebruikten geweld tegen de vele demonstraties van de afgelopen tien maanden (Amnesty International, 2011). Er had geen regime change plaats gevonden, maar een change within the regime (Aarts, 2011). En zo werden de parlementsverkiezingen in november 2011 overschaduwd door mensenrechtenschendingen. De spanningen waren hoog opgelopen en op zaterdag 19 november 2011 bezetten demonstranten opnieuw het Tahrir plein. Al snel werd er gesproken over de voortzetting van de 25 januari revolutie, of #Jan25 2.0. Op dat moment stond ik op het punt om vanuit Israel naar Cairo te vertrekken. Het voelde eerlijker om iets waarover ik zo veel had geschreven ook eens met eigen ogen te hebben gezien. Ik had mij strikt voorgenomen om geen bevindingen in mijn scriptie te verwerken – daarvoor was geen tijd meer. Toch boden de bijzondere gebeurtenissen die zich voor mijn ogen ontvouwden een verhaal waaraan ik niet voorbij kon gaan. Daarom beschrijf ik in dit proloog toch enkele observaties van deze dagen, met het perspectief van mijn onderzoek in het achterhoofd.
Op naar Cairo Het is 19 november, 2011. De Shabbat - de rustdag - in Jeruzalem staat in fel contrast met de beelden die ik op tv zie van Cairo. Tijdens een protest zijn de demonstranten en het leger slaags geraakt. Er wordt met scherp geschoten en met traangasbommen gegooid. Er zijn tientallen doden gevallen. “Het lijkt wel een burgeroorlog” merkt mijn reisgenootje op terwijl 8
ze haar tennagels lakt. Moet ik de revolutie waar ik al acht maanden over schrijf nu echt tussen aanhalingstekens gaan plaatsen? De vraag van onze Australische roomie of we na het nieuws te hebben gezien nog steeds naar Cairo gaan, beantwoorden we met een resoluut: ‘Ja, juist nu!’. Ehm. Juist ja. Juist nu. Dit is toch waar ik onderzoek naar kwam doen? Toch dacht ik de nasleep van de 25 januari revolutie (of opstand, of wat ik het ook noemen ga) te gaan bekijken, niet een nieuwe versie ervan. Ondanks alle stoerdoenerij ben ik er op dit moment nog niet uit of ik klaar ben voor dagen waarin ik niet alleen onderzoeker zou zijn, maar ook een beetje activist. In Cairo worden we opgehaald door een van mijn respondenten, Sharif Sabri, een 26jarige marketeer. “Hallo, hoe verschrikkelijk was Israel?” zegt Sharif in perfect AmerikaansEngels. Niemand begrijpt hier waarom mensen naar Israël gaan. Dit wordt aangekleed met solidariteit voor de Palestijnse zaak, maar het eigen oud zeer over de Zesdaagse Oorlog uit 1967 en de Sinaï-oorlog van 1973 steekt, als je even doorvraagt, al snel de kop op. Sharif heeft een welkomstcadeau: gasmaskers. Help, denkt hij dat we meteen met onze koffers mee gaan naar het Tahrir plein? Of is het sowieso raadzaam ze te dragen in Cairo? De stank die zelfs in het busstation in een buitenwijk hangt doet dat laatste vermoeden. Ik vraag hem de eerste vraag uit mijn onderzoek nog een keer: “Wat heeft je doen meedoen aan het protest?” Het leger had demonstranten afgeslacht en was dus niet anders dan het eerdere regime. Deze week vooraf aan de verkiezingen was een belangrijke tijd. Door Tahrir weer te vullen, konden zij voor verandering zorgen, net als ze eerder hadden gedaan. Sharif blijkt ook op weg te zijn naar Tahrir, en we moeten zijn aanbod om mee te gaan afwijzen. Hij zet ons af bij ons hostel, om de hoek van Tahrir. Om de hoek, ja. Alle wijsheid van ons besluit om Tahrir nog even te vermijden ten spijt, Tahrir is hier. We horen het getoeter van haar auto’s en het geknal van haar vuurwerk, traangas en munitie. We ruiken haar penetrante geur van uitlaatgassen en traangas en we proeven een mengsel van zwavel en andere inheemse smaken. Hiermee maakt Tahrir ons de volgende ochtend vroeg wakker. Het blijkt toch een wijs besluit te zijn geweest om niet mee te gaan met Sharif, want diezelfde avond waren er weer escalaties, beschreven aan de hand van allerlei zelfstandige naamwoorden en superlatieven. In de ochtend lopen we daarom nog even met een grote boog om Tahrir heen. Die avond bellen we Nihal, een 25-jarige ICT-deskundige, op. Haar stem klinkt zwakjes. Ze zegt net te hebben overgegeven. “Dat verdomde traangas, of wat voor gas ze nu 9
ook gebruiken.” Of ze gaat? “Natuurlijk! Ik ga niet weg tot SCAF weg is. Ik wil ze nu weg. Niet morgen, niet over 30 jaar, NU!” Tahrir Als de zieken het kunnen, kunnen wij het ook. Een uur later staan we met Nihal op Tahrir. Het Tahrir waar ik al maanden over hoor en lees. Het Tahrir dat ik alsmaar probeer te doorgronden. Het Tahrir dat al zo veel heeft gezien. De sfeer is gemoedelijk. Mensen praten, lachen en eten batata – de zoete aardappel die 'de' revolutiehap is geworden. Er is muziek en straatkunst. Overal is ‘Mubarak, Irhal’ – Mubarak, vertrek! – vervangen door ‘SCAF, Irhal’. Hoe verder ik rondloop, hoe meer ik benamingen als ‘Tent city’, ‘Republic of Tahrir’ en ‘a modern day Utopia’ van mijn respondenten begin te begrijpen. Tahrir is een gemeenschap. Er zijn drie veldziekenhuizen, centra voor informatie en goederenopslag, een kunsthoek, een tent voor bloggers en een krantenhoek. Via het Twitter-account ‘TahrirNeeds’ worden donaties aan het plein gevraagd. Zo vertelt Nihal hoe een paar dagen eerder om 400 liter bloed gevraagd werd voor gewonden. Binnen een paar uur was er 600 liter gedoneerd. “Dus moesten ze twitteren: mensen we hebben geen bloed meer nodig, ga alstublieft batata eten” grinnikt Nihal. Aan het eind van de dag wordt Tahrir schoongemaakt door vrijwilligers. Het is fascinerend hoe individuen hier werken voor het collectief. De wijze waarop deze bijzondere collectieve actie ontstaan is hoop ik in deze scriptie te belichten.
10
1) INLEIDING “A day will come, to sit down, narrate, tell and teach our sons and grandsons, generation after generation, how heroes came out of this people and this nation during a deep black period in extreme darkness, carrying inlighting torches to light on the way for their nation to be able to cross the bridge between desperation and hope.” (President Mohamed Anwar El Sadat, 1973)
Afbeelding 3: Citaat van President Sadat in het legermuseum, Cairo, November 2011.
Sadats woorden blijken profetisch, want 38 jaar later zijn Egyptische helden inderdaad opgestaan om het land uit een periode van duisternis te trekken en de brug tussen wanhoop en hoop te bewandelen op het ‘Tahrir’ (vrijheid) plein in Cairo. Zeer uiteenlopende Egyptische bevolkingsgroepen zijn hier vanaf 25 januari in opstand gekomen tegen hun regime. Na achttien dagen van protest is president Hosni Mubarak afgezet. Hiermee is een eind gekomen aan een regime dat uiterst weerbaar had geleken (Weissink, 2011). De 25
januari
revolutie blijkt al
snel een
inspiratie voor wereldwijde
protestbewegingen. In de loop van 2011 stroomt een golf van protesten tegen ‘de gevestigde orde’ de wereld over: van het Puerta del Sol-plein in Spanje tot de wereldwijde Occupybeweging. Nrc.next bericht op 4 oktober 2011: “De Occupy-bewegingen vertegenwoordigen een nieuw soort demonstreren waarbij internet een cruciale rol speelt en gebruik wordt gemaakt van de revolutionaire tactieken van de Arabische Lente” (Van Geel & Schravesande, nrc.next 2011). En inderdaad, de wereldwijde protesten ademen de sfeer die er op het Tahrirplein was: er staan tentenkampen, mensen delen eten en drinken uit en er is veel kunst en muziek. Een andere overeenkomst is dat de protesten van onderop ontstaan met behulp van sociale media, in het bijzonder Facebook en Twitter. Naast deze symbolische functie, zijn de ontwikkelingen in Egypte om andere redenen relevant. Egypte is het dichtst bevolkte land van de regio en het is het middelpunt van 11
invloedrijke ideeën en trends, op politiek gebied (het Arabisch nationalisme, het ArabischIsraëlische conflict en de Arabisch-Israëlische verzoening en vrede, de moderne militante islam en de spanning tussen modernisering en salafisme) en op artistiek gebied (panArabische muziek, film en literatuur). Bovendien heeft het geo-strategiesh belang. Het ligt vlakbij Europa en de strategische oliereserves in de Golfregio, het beheerst het Suezkanaal en blijft middels organisaties zoals de Arabische Liga een hoofdrol vervullen in de geopolitiek van het Midden-Oosten (Osman, 2011). De versnelde veranderingen in de Egyptische maatschappij kunnen om symbolische, ideologische en geostrategische redenen niet worden genegeerd bij het begrip van hedendaagse internationale betrekkingen. Vaak worden dezelfde motieven toegeschreven aan de protesten wereldwijd, veelal frustraties naar aanleiding van de economische crisis en een roep naar democratisering. In werkelijkheid liggen aan de mobilisering complexere processen ten grondslag. Om deze processen te doorgronden is een gelaagdere benadering nodig. Dat tracht dit onderzoek te doen
door
zich
te
richten
op
de
mobilisering
van
een
specifieke
groep,
jongerendemonstranten. Zij waren een stuwende groep groep in de gebeurtenissen die leidden tot de 25 januari revolutie. Het Egypte tot 25 januari 2011 De samenleving ging er in Egypte in de afgelopen zestig jaar op veel fronten op achteruit (zie voor een algemene achtergrond bijlage A). Het politieke systeem liet zich kenmerken door dwang, onderdrukking en wreedheid. Ondanks invoering van een meerpartijenstelsel en parlementsverkiezingen in de jaren 70, werd de democratie, de rechtsstaat en het respect voor mensenrechten volledig uitgehold (Osman, 2011) Na verbeteringen in de infrastructuur en de groei van het bruto binnenlands product, stond Egypte nog altijd bij de onderste helft ontwikkelingslanden in de armoede-index van de Verenigde Naties uit 2007. Deze lage positie
weerspiegelt
vele
problemen
in
het
dagelijks
leven:
het
afbrokkelende
onderwijssysteem, de armzalige gezondheidszorg en het slechte openbaar vervoer. Veel Egyptenaren voelden zich verward, rancuneus en afgewezen en er bestond een besef van een nationale nederlaag (Osman, 2011). Naast de bovengenoemde lange termijn ontwikkelingen waren er katalyserende gebeurtenissen. Zo was er de vlucht van de Tunesische president Ben Ali op 15 januari 2011. Dit gaf mensen in Egypte de hoop dat zij hetzelfde zouden kunnen bewerkstelligen met hun president Hosni Mubarak. Ook de dood van Khaled Said gaf aanleiding tot de protesten. Said, 12
bekend als blogger, werd begin juni 2010 doodgeslagen door twee agenten van de geheime politie voor de deur van een internetcafé́ in Alexandrië. De foto's van zijn bebloede hoofd werden in januari 2011 verspreid, en zo werd hij als martelaar een symbool van het protest (Adolf & Harchaoui, 2011). Onder invloed van deze gebruetenissen ontstond het massa-protest niet spontaan, maar er kwam veel organisatie aan te pas. Verschillende reeds bestaande groepen Egyptische jongerenactivisten, die zich altijd vrijwel uitsluitend hadden georganiseerd via sociale media en websites, riepen op tot een ‘Dag van de Woede’ op 25 januari 2011. De jongerengroepen – met name georganiseerd in de ‘6 April Beweging’ en de ‘Wij zijn allen Khaled Said’Facebookgroep – vroegen hun aanhangers naar het centrum van Cairo te trekken en gaven tips over hoe zij zich konden verdedigen tegen de oproerpolitie en traangas. Ook benadrukten de vreedzame aard van het protest en drongen er via sociale media bij potentiële demonstranten op aan om zich aan specifieke gedragscodes te houden (Osman, 2011). En zo kwamen demonstranten voor het eerst bijeen op ‘de Dag van de Woede’ op 25 januari 2011. Op dit moment durfde een groot deel van de bevolking - met herinneringen van eerder protest vers in het geheugen- nog niet deel te nemen aan de protesten. Protest in Egypte In Egypte vonden in de recente geschiedenis vaker protesten plaats, met name tegen Israël gericht. Het regime liet deze betogingen toe omdat ze gezien werden als uitlaatklep voor de volkswoede, die anders tegen het regime zelf zou kunnen keren (Weissink, 2011). Vanaf 2005 ontstond een kentering. De roep om hervormingen klonk luider en was nu vooral gericht tegen het Egyptische regime. In 2005 ontstond een nieuwe vrijzinnige oppositiebewegin van goed geschoolde jongeren en intellectuele ouderen. Onder de noemer ‘Beweging voor Verandering’, maar vooral bekend van de slogan ‘Kifeiya’ – Genoeg – protesteerden ze op straat. Het was geen politieke partij, maar een coalitie van verschillende groepen die zich tegen het regime van Mubarak verzette. Liberalen, socialisten, communisten, zelfs enkele Moslimbroeders, maar ook veel activisten zonder ideologie sloten zich aan (Weissink, 2011). De jonge activisten maakten gebruik van het internet om uiting te geven aan hun frustraties, ideeën uit te wisselen, nieuwe leden te werven en op te roepen tot straatprotesten. De veiligheidsdienst kneep regelmatig het internet af en greep met geweld in bij de protesten (Weissink, 2011). 13
Naast deze coalitie begonnen ook andere groepen zich te organiseren. Hieruit vloeiden de rechtersopstand van 2005 en de arbeidsopstand van 2006 voort (Shabaan, 2007). Deze protesten waren vrij kleinschalig en werden daardoor met gemak neergeslagen. Dit was de regel geworden: hoe kleiner de aantallen, hoe meer het individu kans liep om slachtoffer te worden. Protesteren was zo een dilemma van collectieve actie geworden. Omdat er zelden genoeg opkomst was, ging men protest zien als zelfmoord (Weissink, 2011). Zo was er een vicieuze cirkel ontstaan, want als gevolg van deze perceptie kwamen er weinig mensen en was protesteren inderdaad erg gevaarlijk geworden.
1.1) Probleemstelling Dit dilemma van collectieve actie doorbroken toen men op 25 januari 2011 massaal het Tahrir plein op ging. Volgens velen heerste er op het Tahrir-plein, of ‘Tent city’, een andere sociale orde dan in de rest van Egypte. Tahrir is symbool komen te staan voor deze sociale orde van eenheid, broederschap en gezamenlijke actie. Mannen en vrouwen, jong en oud, arm en rijk, iedereen nam deel. Gelovigen zongen hand in hand: “Muslims, Christians, We are one. We are Egyptian” (Osman, 2011). Dit was dan ook het belangrijkste verschil met voorgaande protesten: voorgaande protesten waren altijd door een bepaalde groep uit de bevolking gedragen, terwijl de protesten van 25 januari revolutie breed gedragen populaire volksprotesten waren. Hoe kan verklaard worden dat een decennialang zwijgende massa plotseling in een kritische menigte veranderde? Van de vele actoren die hierin een rol spelen is de jeugd relevant omdat zij zich als eerste wisten te organiseren via sociale media, waarna het massale volksprotest volgde. In westerse berichtgeving werd deze jeugd geroemd als ‘Facebook-generatie’ die de voorhoede zou zijn van de strijd voor liberale democratie in Egypte. “Jonge hoogopgeleide stedelijke jeugd, de zogenaamde Facebook-generatie, in het bezit van een mobieltje, een laptop en een universitaire graad of twee, zijn onder invloed van westerse tv-series, videoclips en sociale media kritisch na gaan denken en reflecteren op het religieuze, politieke, en maatschappelijke systeem” schreef Monique Samuel in de Volkskrant van 3 januari 2012. En “we must align ourselves with the Egypt that is emerging, and with the attempt to assist it toward a secular democracy” leest het redactioneel commentaar van The New Republic, een Amerikaans actualiteitentijdschrift, op 10 februari 2011. Uit dergelijke berichtgeving spreekt de aanname dat het verlangen naar democratie een dominant motief was in de mobilisering van de 14
protesten van de jongerendemonstranten. Deze aanname is te begrijpen vanuit een westerse neoliberale bril, maar om de mobilisering beter te verklaren dient kritisch gekeken te worden of er andere processen en drijfveren zijn die verklaren hoe een bevolking zo snel en zo massaal gemobiliseerd is. Bestaande onderzoeken naar de Egyptische 25 januari revolutie kijken vooral vanuit een objectivistisch perspectief. Zo is het onderzoek van Forum ‘Sociale omwentelingen in Tunesië en Egypte: Een tussenbalans’ een politieke analyse: er wordt gekeken naar de politieke achtergrond, de relevante actoren, instituties en de conflictdynamiek tijdens het protest. In ‘Egyptian revolution: a demographic structural analysis’ van Korotayev en Zinkina (2011) wordt een analyse van de demografie gemaakt als verklarende variabele. In ‘Arab Revolutions and the Social Media Effect’ wordt de rol van sociale media bestudeerd. Geen van de bestaande onderzoeken gaat uit naar de beleving van de revolutionaire gebeurtenissen door de deelnemers, ofwel een meer subjectivistisch perspectief. Om te doorgronden wat de motieven waren achter de revolutionaire gebeurtenissen dient het perspectief van de deelnemers te worden geïnterpreteerd. Sinds de opkomst van massacommunicatie kunnen sociale bewegingen zich steeds meer mobiliseren aan de hand van de boodschap die zij uitdragen, en sinds de opkomst van sociale media hebben individuele leden meer invloed gewonnen in dit proces. De manier waarop individuen een boodschap inkaderen – framen - speelt zo een steeds belangrijkere rol bij de mobilisering van sociale bewegingen. Er wordt in eerdere onderzoeken naar framingprocessen van sociale bewegingen gezocht naar het frame zoals die top-down bestaat onder de leiders. Bijvoorbeeld in het onderzoek ‘You could be the Hundreth Monkey: Collective Action Frames and Vocabularies of Motive within the Nuclear Disarmament Movement’ (Benford, 1993) wordt gezocht naar het frame zoals dat naar voren komt in het nieuwsbulletin en de persverklaringen van de nucleaire ontwapeningsbeweging. Dit zou ‘het frame’ van de nucleaire bewegingen zijn. Met de opkomst van sociale netwerken is communicatie gedecentraliseerd. Deelnemers zijn steeds meer ontvanger én producent van frames van een sociale beweging. Hierdoor is er een nieuwe dynamiek ontstaan waarbij het bottom-up proces relevanter is geworden. Het is daartoe voor begrip van mobilisering van hedendaagse sociale bewegingen van belang dat er wordt gekeken naar de wijze waarop frames van onderop, dus onder de individuele deelnemers van sociale bewegingen, naar voren komen. Dit vormt de grondslag van dit onderzoek. 15
1.2) Theoretisch kader Om frames bottom-up te bestuderen in de 25 januari revolutie volgt een overzicht van de sociale bewegingen literatuur. Daarbinnen wordt toegespitst op framingtheorie en collectieve actie frames. 1.2.1) Sociale bewegingen Verschillende wetenschappers hebben sociale bewegingen gedefinieerd. Volgens Charles Tilly (2004) is het “a series of contentious performances, displays and campaigns by which ordinary people make collective claims on others” (p. 34). Volgens Diani (1992) is het: “[a] network of informal interactions between a plurality of individuals, groups, and/or organization, engaged in political or cultural conflicts, on the basis of shared collective identities” (p. 1). Volgens beide definities gaat het om een groep met elkaar in verbinding staande mensen. In de eerste definitie wordt de interactie tussen deze groep en de samenleving benadrukt: de groep legt een collectieve claim op anderen. In de tweede definitie wordt de gedeelde identiteit benadrukt. Later zal blijken dat gedeelde identiteit een belangrijke rol speelt onder de jongerendemonstranten die in dit onderzoek bestudeerd worden. Daarom wordt in dit onderzoek de laatste definitie van Diani gehanteerd. Een sociale beweging begint zich vaak te organiseren na een 'initiating event' (Smelser, 1962): een specifieke gebeurtenis die een kettingreactie van andere gebeurtenissen in gang zet, waardoor steeds meer mensen gemobiliseerd worden. Dit gaat gepaard met structurele oorzaken. Verschillende structurele oorzaken van de opkomst van sociale bewegingen staan centraal in de theorieën uit de sociale bewegingenliteratuur. In schema 1 staat een overzicht van alle theorieën. Deze theorieën tezamen verklaren de opkomst van sociale bewegingen veelomvattend. Het in dit onderzoek gekozen theoretische perspectief wordt onderstaand gecontextualiseerd. Eerst wordt de klassieke, objectivistische theorie kort behandeld en vervolgens de sociaal-constructionistische cultuurtheorie.
16
Schema 1: factoren die leiden tot opkomst van sociale beweging
Objectivistisch paradigma Het objectivistische paradigma gaat er, in tegenstelling tot het sociaal-constructionistische paradigma, van uit dat de werkelijkheid onafhankelijk is van interpretaties van individuen. Binnen dit paradigma is de meest klassieke theorie met betrekking tot sociale bewegingen de deprivatietheorie. Volgens deze theorie ontstaan sociale bewegingen onder grievende individuen die iets (bijvoorbeeld goederen, diensten of comfort) ontberen (Merton, 1938). De deprivatietheorie schiet tekort in dat het niet verklaart waarom bij gelijke grieven sommige groepen zich wel organiseren en anderen niet. Dit tekort wordt aangevuld in de hulpmiddelentheorie. Volgens deze theorie kan een sociale beweging zich ontwikkelen wanneer er grieven zijn en genoeg middelen, zoals kennis, geld, media, mankracht, solidariteit, legitimiteit en interne en externe hulp van de elite, gemobiliseerd kunnen worden om actie te ondernemen. De beschikbare middelen verklaren waarom een collectief met dezelfde grieven zich soms kan organiseren en soms niet (Tilly, 2004). Beide voorbeschreven benaderingen gaan voorbij aan de politieke context waarbinnen bewegingen opereren. In de politieke mogelijkhedentheorie wordt de politieke structuur toegevoegd als verklarende benadering. De kansen tot mobilisering hangen af van hoe ontvankelijk of kwetsbaar een politiek systeem is. Dit hangt samen met verschillende processen, zoals pluralisme, effectieve onderdrukking, onenigheid onder de elite, toegang tot participatie in politieke processen en/of steun van de elite voor de georganiseerde oppositie (Meyer, 2004). Sociaal-constructionistisch paradigma In de objectivistische theorieën worden (objectief meetbare) grieven van mensen als een 17
verklarende factor voor de opkomst van sociale bewegingen beschouwd. In het sterk opgekomen wetenschappelijke paradigma het sociaal-constructionisme worden grieven daarentegen als geconstrueerd beschouwd. Grieven bestaan volgens deze benadering enkel in de subjectieve beleving en worden collectief gedefinieerd. Een theorie uit dit paradigma is de collectieve actie framingtheorie (Benford & Snow, 2000).
Deze
theorie
beschrijft
hoe
collectieve
actie
ontstaat
door
collectieve
betekenisgevingen. Collectieve betekenisgeving is het proces waarbij de overtuigingen, ideologieën en waarden van mensen, ofwel hun frames, over en weer worden gecommuniceerd en gedefinieerd (Gamson, 1992). Voordat op het collectieve actie framing proces wordt ingegaan volgt een algemene inleiding op de framingtheorie. 1.2.2) Framingtheorie Goffman (1974) was een van de eersten die framing definieerde. Hij geeft in 'Frame Analysis' een theoretische verhandeling over hoe frames geanalyseerd kunnen worden.
Als een
individu zich in een bepaalde situatie bevindt, staat hij of zij voor de vraag: “Wat gebeurt hier?” Men zoekt naar de definitie van de situatie, ofwel een frame. Als de mobiele eenheid een charge uitvoert tegen protesterende krakers, kan een toeschouwer dit definiëren als: ‘de mobiele eenheid treedt op tegen de wanorde’ of ‘de krakers wordt hun vrijheid van demonstratie ontnomen’. Deze definitie vormt vervolgens de leidraad bij het handelen. Het definiëren van de situatie komt tot stand door de sociale structuur en de subjectieve visie van het individu. Dit proces wordt aangeduid met framing. De invloed van frames kan geïllustreerd worden met het onderzoek van Nelson, Clawson & Oxley (1997) 'Media Framing of a Civil Liberties Conflict and Its Effect on Tolerance'. Hierin wordt in twee experimenten onderzocht wat het effect van nieuwsframes is op tolerantie voor de Ku Klux Klan. In het eerste experiment wordt de bijeenkomst als een kwestie van vrijheid van meningsuiting geframed. In het tweede experiment wordt het geframed als een verstoring van de openbare orde. Participanten die het als vrijheid van meningsuiting geframed kregen uitten meer tolerantie voor de KKK dan participanten die het openbare orde verhaal te lezen hadden gehad. Dit toont de invloed aan van framing in de percepties van mensen. 1.2.3) Frames in sociale bewegingen: collectieve actie frames Dit onderzoek is gericht op de wijze waarop frames naar voren komen onder de sociale 18
beweging jongerendemonstranten van de 25 januari revolutie in Egypte. Bij sociale bewegingen bestaat er altijd een collectieve actie frame (Gamson, 1992). Dit wordt door Snow en Benford (1988) gedefinieerd als volgt: “Emergent action-oriented sets of beliefs and meaning that inspire and legitimate social movement activities and campaigns. They simplify and condense ‘the world out there’ by selectively punctuating and encoding objects, situations, events, experiences and sequences of actions within one’s present or past environment” (p. 137).
Het “selectively punctuating and encoding objects, situations, events, experiences and sequences of actions within one’s present or past environment” is een wezenlijk proces bij framing. Een belangrijk aanvullend aspect van collectieve actie framing is dat er aan de hand van deze selectie wordt aangespoord tot collectieve actie: “that inspire and legitimate sociale movement activities and campaigns”. Volgens Gamson (1992) bestaat het collectieve actie frame uit drie componenten: onrechtvaardigheid, agency en identiteit. Dit onderzoek zal zich vooral focussen op het framecomponent identiteit. 1.2.3.a) Onrechtvaardigheid De onrechtvaardigheidcomponent heeft betrekking of de beleefde onrechtvaardigheid. Het is “a mode of interpretation—prefatory to collective noncompliance, protest, and/or rebellion— generated and adopted by those who come to define a situation or the actions of another social actor as unjust” (Benford & Snow, 2000, p. ). Er moet een waarde beladen beschrijving van een situatie of andere sociale actor zijn. In bijvoorbeeld de zin “Egyptians suffered for decades from injustice, corruption and the suppression of freedom" zijn de woorden ‘suffered’, ‘injustice’ en ‘suppression’ waarde beladen en drukken daarmee een onrechtvaardige situatie uit. 1.2.3.b) Agency Het agency-vraagstuk is afgeleid van een wetenschapsfilosofische vraag: handelt de mens vrij of wordt het handelen bepaald door maatschappelijke structuren? Onder agency wordt de capaciteit van een individu om onafhankelijk en vrij te handelen verstaan. Dit staat tegenover structure (Ritzer, 1980). Structure wordt gedefinieerd als “the properties which make it possible for discernibly similar social practices to exist across varying spans of time and space 19
and which lend them systemic form (Giddens, 1984, aangehaald in Ritzer, p.390, 1980)”. Structure betreft dus maatschappelijke processen die de keuzes en mogelijkheden beïnvloeden of beperken. Gevoel van agency De term agency wordt in dit onderzoek anders gebruikt dan in het wetenschapsfilosofische debat. In lijn met het sociaalconstructionisme gaat het niet over het al dan niet bestaan van agency, maar over het gevoel van agency van het individu. Het gaat over de wijze waarop mensen zichzelf definiëren als ‘potential agents of their own history’, als het kunnen bepalen van de loop van hun geschiedenis (Gamson, 1992, p.7). Het gevoel van agency gaat in het collectieve actie frame om het bewustzijn dat verandering mogelijk is met collectieve actie. Het volgende citaat is een voorbeeld van het (gevoel van) agency-framecomponent: “I learned from this experience that if people stick together we can achieve the unachievable”. Hier wordt gewezen op de collectieve kracht: ‘we can achieve the unachievable’. Daarentegen wijst het citaat “we were lead around like dogs by the regime” op een structuur van het regime dat macht over hen uitoefent. Hier wordt een gebrek aan agency ervaren. 1.2.3.c) Identiteit Het laatste framecomponent is identiteit. Het frame van identiteit kan ingevuld worden met alles dat men onderscheidend aan zichzelf vindt: een beroep, de inrichting van de woning, sportiviteit, enzovoorts. Zodra een onderscheidend kenmerk met anderen wordt gedeeld, gaat deze de basis vormen voor een collectieve identiteit (Becker & Van Praag, 2011). Het proces waarin bij mensen het gevoel ontstaat dat sommigen ‘hetzelfde’ zijn en anderen juist verschillend is sociale identificatie. Dat gebeurt in een dialectiek van in- en uitsluiting. De waargenomen overeenkomsten en verschillen zijn aanleiding tot emotionele betrokkenheid en distantiëring. De ‘wij’ wordt uitgebreid beschreven met al diens kenmerken en deugden. Daarentegen wordt een ‘zij’ oppervlakkig beschreven. De ‘goedheid’ van de ‘wij’ wordt geïmpliceerd door de ‘ander’ als slecht af te schilderen. Daarmee is identificatie een cognitief en een affectief proces (De Swaan, 1999). De
meeste collectieve identiteiten zijn nationale, godsdienstige en sociaal-
economisch, maar kunnen ook betrekking hebben op een voetbalclub, een wetenschappelijke ‘school’ of een bepaalde subcultuur (Becker & Van Praag, 2011). 20
Identiteit in een sociale beweging Bij deelname aan een sociale beweging vindt vergroting van de eigen identiteit plaats door participatie in een groter geheel (Gamson, 1992). Hunt et al. (1994, p. 185, aangehaald in Benford & Snow, 2000, p.632) schreven: “Framing processes link individuals and groups ideologically. They thereby offer, strengthen and decorate identities that range from collaborative to conflictual”. In het collectieve actie framingproces wordt de individuele identiteit dus aan de groepsidentiteit verbonden, en hierin veranderen deze identiteiten. Ook bij de jongeren van de 25 januari revolutie vond een vergroting van identiteit plaats. Het eerdere voorbeeld wordt weer aangehaald: “I learned from this experience that if people stuck together we can achieve the unachievable. Impossible became possible. I found out how much I love my country and how much I share that same love with so many”. In dit citaat wordt het moment beschreven waarop iemand zich een is gaan voelen met haar landgenoten. De persoonlijke voornaamwoorden ‘I’ en ‘we’ worden door elkaar gebruikt in een zin: “I learned how we can achieve the unachievable”. Dit wijst op het identificatieproces waarin een vergroting plaatsvindt van de identiteit. Nationalisme De mens is een sociaal dier. Mensen hebben zich daarom altijd onderdeel van een groep gevoeld. Deze groepen varieerden van familie tot andere vormen, bijvoorbeeld een gezamenlijke structuur van politieke macht of een gezamenlijke taal en cultuur. Vele culturele en sociale factoren zijn in de moderne tijd geconvergeerd om de notie van nationale identiteit centraal te stellen. De belangrijkste factor is het ontstaan van een wereldsysteem bestaande uit staten. Sommige denkers hebben de verdwijning van staten voorspeld in een postmoderne wirwar aan lokale identiteiten en mondiale corporaties. Nationalisme lijkt echter nog altijd te bestaan – immers zijn staten nog altijd het centrale raamwerk waarin democratie kan worden nagestreefd (Becker & Van Praag, 2011). Egypte is een van de meest gecentraliseerde staten van het Midden-Oosten en daardoor is er altijd een sterk gevoel van nationale identiteit geweest in de Egyptische samenleving. In algemene termen is het niet eenvoudig om nationalisme te definiëren. “When we speak of nationalism we speak of somewhat arbitrary subset of claims to identity and autonomy on the part of populations claiming the size and capacity to be self-sustaining.” (Calhoun, 1994, p. 315). Nationalisme is dus een willekeurige verzameling claims op 21
identiteit van een bepaalde bevolkingsgroep. De aard van de nationale identiteit is dus, net als iedere andere identiteitsconstructie, fluïde en contingent. Vooral de ontwikkeling van een nationalistisch discours de afgelopen driehonderd jaar heeft bijgedragen aan het ontstaan van nationale identiteit. In het nationalistisch discours zijn maatschappelijke breuklijnen, die van klasse en religie bovenal, vaak absent. Er is een identiteit als burger van een natie in plaats van een etnische identiteit. Het nationalistisch discours ontstaat veelal in de context van externe of interne factoren. Bij bepaalde ervaringen van extern conflict of onderdrukking is er een duidelijke ander om zichzelf tegen af te zetten. Ook binnenlandse grieven worden binnen een nationalistisch idioom geframed. Deze interne en externe factoren sluiten elkaar niet uit, en komen vaak beiden voor in het nationalistisch discours (Calhoun, 1994). Anderson (1983, aangehaald in Calhoun, 1994) schreef dat het nationalistisch discours niet toevallig overal ongeveer gelijktijdig opkwam. Volgens hem vindt het een origine in de koloniën, is het toen naar West-Europa geëxporteerd en toen weer terug geëxporteerd naar de koloniën. Nationalisme in Egypte Het nationalisme in Egypte vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw. Toen bestond een discours van de Egyptische natie als vrouw. Dit beeld is waarschijnlijk – net als het idee van de natiestaat zelf – uit Europa gekomen (van de Franse Marianne). Hoewel artiesten, intellectuelen en anderen het er over eens waren dat Egypte als vrouw gerepresenteerd zou moeten worden, hadden zij verschillende noties over wat voor vrouw dat zou moeten zijn. Er bestond als gevolg een veelheid aan afbeeldingen, van jong en oud, gezond en ongezond, faraonische en islamitische, stedelijke en rurale vrouwen (Jankowski & Gershoni, 1997). Deze veelheid van afbeeldingen is een indicatie van onzekerheid over de Egyptische nationale identiteit en de richting daarvan. Het laat de diversiteit zien die bestonden in toekomstvisies voor Egypte van verschillende nationalisten. Blijkbaar was de notie van de natie nog heel erg vloeibaar. Egypte was nog allesbehalve een coherent collectief, maar had een grote variëteit aan waarden die het moesten definiëren (Baron, aangehaald in Jankowski & Gershoni, 1997). Egypte was toen dan ook nog geen sterk gecentraliseerde staat was. Vervolgens, tussen 1922 en 1952, werd de faraonische geschiedenis van Egypte ‘genationaliseerd’ (Reid, aangehaald in Jankowski & Gershoni, 1997) door
Egyptische
historici en intellectuelen. Zij probeerden hun landgenoten er van te overtuigen dat de faraonische restanten meer waren dan wat stenen en toeristentrekkers. Het door hen gebruikte 22
faraonisch discours herdefinieerde de spullen als heilige relikwieën uit een glorieus verleden, en daarmee een inspiratie voor een nationale wedergeboorte. Deze ontwikkeling van het faraonistisch discours liep samen met de nationale strijd tegen de koloniale macht Engeland. Aan de hand van dit discours kon steun onder de massa voor volle nationale onafhankelijkheid van Engeland gemobiliseerd worden (Reid, aangehaald in Jankowski & Gershoni, 1997). Tot slot werd een belangrijk vervolg aan het Egyptisch nationalisme gegeven door president Gamal Abdul Nasser. Hij droeg een perspectief uit waarin hij de nadruk legde op de combinatie van Arabische en Egyptische loyaliteit. Hij sprak vaak over het ‘Arabische Egypte’. In het nationale handvest van Egypte uit 1962 ondertekende hij dat het ging om ‘de Arabische volkeren van Egypte’. Hij refereerde vaak aan de Nahda, de Arabische renaissance in de 19e en 20e eeuw. De Nahda-beweging was ontstaan als reactie op Napoleon Bonaparte’s expedities in Egypte. Onder invloed van de nationalistische Nahda-beweging onstond er een intellectuele en politieke heropleving in de Arabische wereld. Het was ‘het liberale tijdperk van Arabisch gedachtegoed’ volgens historicus Jean-Pierre Filiu (2011). Volgens Nasser bestond er geen conflict tussen het Egyptische patriottisme en Arabisch nationalisme (Jankowski, aangehaald in Jankowski & Gershoni, 1997). Toch nam later in zijn ambtsperiode de Egyptische identificatie de overhand over de Arabische. Op de vraag of zijn gevoel van collectieve identiteit meer Egyptisch of Arabisch was antwoordde hij toen: “Ik ben Egyptisch. En ik voel mij Arabisch uit empathie voor het lot dat sommige Arabische volkeren ondergaan.” Deze exclusief Egyptische nationalistische visie weerklonk in deze periode overal in het land. Uit zijn toon bleek de nationale uitzonderlijkheid en de wereldhistorische rol van Egypte. Egypte was het “centrum waarvandaan civilisatie door de hele wereld had gestraald; de bron van menselijke kennis op gebieden van religie en literatuur, medicijnen en ingenieur; de leider van islamitische civilisatie; de geniale natie" (Nasser, aangehaald in Jankowski & Gershoni, 1997, p.29). 1.2.4) Samengevat Bij framing wordt een situatie gedefinieerd binnen een bepaald kader. In een gemobiliseerde sociale beweging bestaat altijd een collectieve actie frame. Een collectieve actie frame is te ontleden in de componenten onrechtvaardigheid, agency en identiteit. Er wordt een onrechtvaardigheid gedefinieerd waar men tegen kan handelen (agency) als collectief (identiteit). 23
Schema 2: collectieve actie frame tijdens collectieve actie
1.3) VRAAGSTELLING Dit onderzoek beoogt te kijken hoe collectieve actie frames naar voren komen in de verhalen van jongerendemonstranten over de 25 januari revolutie in Egypte. De hoofdvraag luidt daarom: “Hoe worden collectieve actie frames geuit in verhalen van jongerendemonstranten over de Egyptische 25 januari revolutie?” De hoofdvraag zal worden onderverdeeld in de volgende deelvragen: 1. Hoe wordt het collectieve actie frame in de verhalen van jongerendemonstranten over de periode voorafgaand aan de Egyptische 25 januari revolutie geuit? 2. Hoe wordt het collectieve actie frame op het moment waarop de verteller gaat deelnemen aan de protesten van de Egyptische 25 januari revolutie geuit? 3. Hoe wordt het collectieve actie frame in de verhalen van jongerendemonstranten over de periode gedurende de protesten van de Egyptische 25 januari revolutie geuit?
24
Afbeelding 4: drie framecomponenten op één spandoek
25
2) METHODE 2.1) Interdisciplinair onderzoek Dit onderzoek is theoretisch gefundeerd in verschillende sociaal-wetenschappelijke disciplines, waarvan hoofdzakelijk de sociaal-psychologische en de politicologische discipline. In de sociaal-psychologie wordt vooral gekeken naar de wisselwerking tussen groepsprocessen en de psychologie van de daar aan deelnemende individuen. In de politicologische discipline wordt gekeken naar de wisselwerking van macht tussen verschillende maatschappelijke actoren. Door te werken op het snijvlak van deze twee disciplines wordt het politieke proces van het ontstaan van een politieke cultuur verbonden aan het sociaal-psychologische proces van betekenisgeving van de individuen uit deze politieke gemeenschap. Er kan zo een brug geslagen worden van de psychologie van individuen naar maatschappelijke machtsprocessen. De betekenisgevingen van de jonge revolutionairen worden gekoppeld aan het bestaan van een bepaalde politieke cultuur. Het bestaan van deze politieke cultuur onthult een machtsverschuiving. Als er slechts binnen één discipline gewerkt zou worden, zou het onderzoek slechts beperkt zijn tot de bestudering van een complex fenomeen op één niveau van analyse, ofwel percepties danwel machtsverschuivingen. De interdisciplinaire aard van dit onderzoek biedt de mogelijkheid om deze twee analyseniveaus met elkaar in verband te brengen en zo een veelomvattender perspectief te bieden op de werkelijkheid. Hierom is methodologisch gekozen voor een multidisciplinaire analysemethode, namelijk de narratieve analyse, ofwel de verhaalanalyse. Omdat dit in veel sociaalwetenschappelijke disciplines gedaan wordt, is deze methode goed geschikt voor onderzoek dat in meerdere disciplines is gefundeerd (Riesmann, 1993). In het onderstaande wordt deze methode uitgewerkt.
2.2) Operationalisering constructen De hoofdvraag luidde: “Hoe worden collectieve actie frames geuit in verhalen van jongerendemonstranten over de Egyptische 25 januari revolutie?” Met ‘hoe’ wordt bedoeld ‘met welke thema’s’. Thema’s zijn inhoudelijk samenhangende delen uit een verhaal. Thema’s worden vaak in coupletten gevormd (Gee, 1991, aangehaald in Riesmann, 1993). In een gesproken verhaal klinken coupletten alsof ze samengaan omdat hetgeen dat verteld 26
wordt met een bepaalde snelheid gaat en zonder haperingen tussen de regels. In een geschreven verhaalvorm worden coupletten onderscheiden door alinea’s. Er wordt dus gezocht naar de thema’s waarin collectieve actie frames geuit worden in verhalen over de Egyptische 25 januari revolutie. ‘De verhalen over de Egyptische 25 januari revolutie’ zijn vertellingen over de periode vooraf aan en gedurende de protesten tussen 25 januari en 11 februari 2011 van jongerendemonstranten die daar aan hebben deelgenomen. Wanneer iets de titel ‘revolutie’ verdient is betwist. Met deze term wordt in dit onderzoek ‘de protesten tussen 25 januari en 11 februari 2011’ bedoeld.
2.3) Respondentenwerving Tussen juni en oktober 2011 zijn er verhalen verzameld van zeventien jongerendemonstranten die hebben deelgenomen aan de protesten tussen 25 januari en 11 februari 2011 in Egypte. De doelgroep betrof hoger opgeleide jongerendemonstranten tussen 18 en 35 jaar van een middenklasse tot hogere middenklasse achtergrond. Er is voor deze doelgroep gekozen omdat deze aan de wieg van de protesten stonden. De respondenten zijn gerekruteerd via diverse kanalen: Twitter, Facebook en het vak Soliya. Vervolgens is de sneeuwbalsteekproefmethode toegepast. Het voordeel van deze methode is dat het tijd bespaart en dat de onderzoeker op dergelijke wijze een makkelijke ingang heeft bij de respondenten, hetgeen bij een gevoelig onderwerp van grote meerwaarde kan zijn. Echter is het nadeel van deze methode dat er door zelfselectie niet de variatie zal zijn zoals die in de werkelijke populatie jongerendemonstranten bestaat. Er zijn zeventien respondenten geïnterviewd, tien mannen en zeven vrouwen tussen de 21 en de 35. Een enkeling zegt streng islamitisch te zijn, de meesten zijn gematigd religieus en één is atheïst. Alle respondenten hebben de Egyptische nationaliteit. In bijlage E staan verdere details. Ethische verantwoording Alle respondenten hebben vooraf aan het onderzoek uitgebreid informatie gekregen over het onderzoeksdoel, en over hoe hun data het onderzoeksdoel zou dienen. In bijlage B staat de informatie beschreven die zij vooraf ontvangen hebben. Zij hebben allemaal met het gebruik van hun data ingestemd.
27
Er bestond de mogelijkheid om anoniem te blijven in het onderzoeksrapport. Respondenten konden hiertoe een andere naam opgeven of alleen hun initialen. Hoewel slechts één respondent heeft aangegeven anoniem te willen zijn, worden om de veiligheid en privacy van de respondenten te waarborgen alleen de voornamen gebruikt.
2.4) Dataverzameling Er zijn elf gesproken en zes geschreven verhalen verzameld. De gesproken verhalen zijn vergaard via skype-interviews
en de geschreven
verhalen
werden ingevuld op
http://www.jotform.com/form/12035357610. Er zijn verschillende dataverzamelingsmethoden gebruikt vanuit het principe van triangulatie: iedere manier van dataverzameling zal andere informatie, en daardoor een andere interpretatie opleveren. Door op verschillende manieren data te verzamelen wordt voorkomen dat andere gemeten constructen (zoals verlegenheid, taalvaardigheid en schrijfvaardigheid) een te grote invloed krijgen op de data. Bij de interviews was iemands lichaamstaal, stem en versprekingen een rijke bron van extra informatie. De geschreven interviews leverden kortere, eenduidigere verhalen op omdat iemand beter over zijn of haar verhaal na kon denken. Daarentegen konden de geschreven verhalen ook onduidelijk zijn, omdat er niet kon worden doorgevraagd. Bij de dataverzameling stonden twee vragen centraal: 1) Wat bewoog je om mee te doen aan de protesten op Tahrir tussen 25 januari en 11 februari? 2) Hoe heb je de protesten op Tahrir tussen 25 januari en 11 januari ervaren?
Deze vragen zijn open en breed. Het doel hiervan is het ontlokken van verhalen uit een bepaalde periode (ofwel voor, dan wel tijdens de revolutie) zonder dit verder te sturen. Bij de eerste vraag zal de respondent iets kunnen zeggen over zijn of haar keuze om mee te doen aan de protesten. Door te vragen naar ‘wat iemand bewoog’ om voor het eerst mee te gaan doen aan de protesten wordt ruimte gelaten voor ieder soort motief, er kan zowel een intrinsieke motivatie als een externe factor worden aangewezen. Als de vraag ‘Waarom deed je mee aan de protesten op Tahrir tussen 25 januari en 11 februari?’ was geweest, was er afgestuurd op een rechtvaardigingsgrond, zoals "omdat het mijn ideaal was". Het doel van deze vraag was
28
nu juist om zo veel mogelijk ruimte voor verschillende motieven aan de respondent te laten, bijvoorbeeld ook: "ik was met een gezellige groep mensen en besloot toen maar mee te gaan". Aan de hand van de tweede vraag worden gebeurtenissen tijdens de protesten naverteld. Ook deze vraag laat ruimte voor een vertelling over verschillende soorten belevingen, bijvoorbeeld op basis van hetgeen dat via-via gehoord is of op het nieuws is verschenen of belevenissen die iemand persoonlijk heeft meegemaakt. Transcriberen Voor een systematische analyse moesten alle verhalen op papier terecht komen. Hiertoe zijn de gesproken verhalen getranscribeerd. Er dienen beslissingen te worden gemaakt over hoe er getranscribeerd wordt. Hoe moet bijvoorbeeld het ritme van iemands verhaal worden overgebracht? Moeten er stiltes, onderbroken woorden, nadrukken en woorden als ‘uhm’ toegevoegd worden? Hoe moeten andere uitingen, zoals een zucht, een stemverheffing of een lach, worden toegevoegd? Het voordeel van zo veel mogelijk toevoegen is een rijke schat aan informatie. Echter is het nadeel hiervan dat het tijdrovend is en de leesbaarheid vermindert. Keuzes over wat wel en niet getranscribeerd wordt hebben gevolgen voor de wijze waarop de lezer het verhaal begrijpt (Riessman, 1993). Er is niet één representatie van gesproken taal, en daardoor vindt bij het transcriberen al interpretatie plaats. In het transcript wordt zo een nieuwe representatie gecreëerd. Bij het transcriberen is getracht om een goede balans te vinden tussen leesbaarheid, informatie en de tijd die beschikbaar was voor het doen van dit onderzoek. Hiertoe is beperkt tot het toevoegen van de enkele extra informatie die relevant kon zijn bij het interpreteren van de framecomponenten. Bijvoorbeeld is kenmerkend van een onrechtvaardigheidframe dat er emotionele beladenheid is. Daarom is een uiting getranscribeerd wanneer deze wijst op een emotionele staat. Dus als er een ‘uhm’ voorkomt omdat iemand naar een woord lijkt te zoeken wordt deze niet getranscribeerd. Als iemand ‘uhm’ zegt in een emotionele hapering, wordt deze wel getranscribeerd. Deze transcripten en de geschreven verhalen van de vragenlijst op internet zijn vervolgens geanalyseerd.
2.5) Data-analyse Er is geen vaste theorie en methode voor de narratieve analyse, maar een grote conceptuele diversiteit. Vast staat dat de onderzoeker systematisch interpreteert wat andere mensen interpreteren (Riessman, 1993). 29
Voor deze systematische analyse is per narratief gekeken op twee niveaus van narratieve analyse van Riesmann (1993). Het eerste niveau is de thematische analyse. Dit heeft betrekking op de inhoud van het verhaal: “Emphasis is on the content of a text, ‘what’ is said more than ‘how’ it is said, the ‘told’ rather than the ‘telling’ ” (Riesmann, 1993, p.2). Het gaat om de inhoud van het vertelde en niet om de wijze waarop het verhaal verteld wordt. Het tweede niveau is de structurele analyse. Deze heeft wel betrekking op de manier waarop een verhaal wordt verteld. Het kijkt naar de vorm, naar hoe de verteller door de selectie van bepaalde narratieve middelen een verhaal vertelt. Vooral wordt gekeken naar de wijze waarop taal gebruikt wordt en naar het voorkomen van ‘hot cognition’ (Gamson, 1992, p. 190), een emotionele staat. Dit kan worden afgelezen uit het gebruik van emotieve woorden (zoals ‘suffer’, ‘amazing’ en ‘terrified’). Omdat de respondenten uit dit onderzoek geen van allen Engels als hun moedertaal hebben, is voorzichtigheid betracht met het trekken van conclusies op het structurele analyseniveau. De teksten zijn naast de onderzoeker steeds door een tweede analyticus geanalyseerd. Vijf mede-studenten, allen met een achtergrond in de sociale wetenschappen, hebben de tweede analyse gedaan. Er is voor studenten met een achtergrond in de sociale wetenschappen gekozen omdat zij het beste in staat zouden zijn om de teksten vanuit het sociaalwetenschappelijke theoretisch kader van dit onderzoek te bekijken. De groep bestond uit drie mannen en twee vrouwen. Dit is bij de onderzoeker thuis gebeurd. Na het doornemen van de instructielijst (zie bijlage D), kregen de tweede analytici een verhaal te lezen. Hierin markeerden zij de passages waarin onrechtvaardigheid, agency of identiteit op de twee niveaus van Riesmann. Vervolgens namen de onderzoeker en de tweede analyticus de geanalyseerde teksten samen door. De passages die zij beiden gemarkeerd hebben zijn sowieso meegenomen in de conclusie. Bij de passages waarbij dit niet het geval was, werd getracht tot een consensus te komen over de betekenis hiervan. Als dit niet lukte, werd de passage niet meegenomen in de conclusie. De resultaten die wel zijn meegenomen in de conclusie hebben dus een hoge intersubjectieve betrouwbaarheid. De interpretaties waarover onenigheid bestond vertellen iets over individuele verschillen in interpretatiekaders van de framecomponenten. Dit is tevens interessant, maar niet hetgeen waar dit onderzoek op gericht is. Er wordt aan het eind van dit onderzoek (hoofdstuk 4.3.2) gereflecteerd op deze analysemethode.
30
Hoewel de theorie drie framecomponenten onderscheidt, zijn deze in de praktijk heel verweven. Bijvoorbeeld ligt soms in de agency besloten dat men zich tegen een onrechtvaardigheid afzet en vaak ligt in de identiteit een bepaalde agency besloten. Dit laatste geldt zeker in het geval van Egypte, waar een enorme trots op de nationale identiteit bestaat. Het onderscheid in framecomponenten is dus in de praktijk heel fluide. Bij de data-analyse is hier rekening mee gehouden door de concepten niet geforceerd te scheiden.
31
3) RESULTATEN In de hier op volgende paragraven wordt behandeld hoe de componenten van het collectieve actie frame naar voren zijn gekomen in verschillende fasen van de 25 januari revolutie. Bij de analyse is aangegeven hoe ieder framecomponent thematisch (inhoudelijk: wat is er gezegd?) en structureel (tekstueel: hoe is iets gezegd?) is gevonden. Het onderscheid in framecomponenten is theoretisch. In de praktijk komen deze verweven voor, en deze verwevenheid zal uit de analyse blijken. Op basis van deze analyse is de dynamiek van het collectieve actie framing proces chronologisch in kaart gebracht. In de analyse zijn heftige verhalen verzameld. Er is gekozen om met het theoretische vizier van het collectieve actie frame naar de verhalen te kijken waardoor sommige inhoud en context van de verhalen verloren dreigt te raken. Om hier niet aan voorbij te wordt vooraf aan iedere analyse context behandeld en wordt gereflecteerd op observaties die in Cairo gedaan zijn.
3.1) Pre-protest fase 1
ManarMohsen Manar Mohsen
A Facebook event for a revolution in Egypt: http://on.fb.me/hQioSI. Don’t forget to RSVP. (“Maybe” if you are still unsure of your schedule). 19:21:27 Jan 15
Tien dagen na dit Twitterbericht zouden de protesten beginnen die de loop van de geschiedenis van Egypte zouden veranderen. Deze impact was op dit moment nog allesbehalve verwacht. Het was nu nog mogelijk om je op Facebook op te geven als “maybe”, dus om misschien mee te doen. Het collectieve actie frame in de narratieven over de fase vooraf aan de protesten is geanalyseerd. Het gevoel van onrechtvaardigheid komt dominant naar voren en de agency en
1
Twitter bericht van Manar Mohsen, activist, op 15 januari 2011. 32
identiteit worden negatief ervaren. Deze componenten worden respectievelijk behandeld in deze paragraaf. Onrechtvaardigheid De voornaamste onrechtvaardigheid waarover de jonge demonstranten hun grieven uiten betreft de politieke situatie. Het narratief van Soraya (22, advocaat) illustreert dit: “We all suffered under the old regime and all wanted. Well, this is a very patriotic answer. Because it shall be like we all wanted a better country, we all want a better future, we all want a better government, a non corrupt president, we all wanted that.” (Soraya, 2011)
Op een thematisch niveau zegt ze dat ze leden onder dit regime en een betere toekomst wilde. Dat ze verlangden naar een beter land en een betere toekomst, wil zeggen dat het niet goed was. Deze situatie wordt extern geattribueerd aan ‘the old regime’. Daarmee is een onrechtvaardigheid geëxpliciteerd. Ook valt een frame van agency af te leiden uit dit narratief, maar dan op structureel niveau. Het woord ‘suffered’ geeft slachtofferschap aan. Immers, wie lijdt is slachtoffer. Uit slachtofferschap spreekt weinig eigen verantwoordelijkheid en daardoor weinig agency. Ook Sharif (24, afgestudeerd in bedrijfskunde) uit zijn grieven over de politieke situatie: “A lot of things were going so wrong in the political system here in Egypt. Such as the latest parliamentary elections was terrible. It was horrible. The NDP, Mubarak’s party, were always fighting other parties. They can easily put them in jail, without any accusations that really fit the situation.” (Sharif, 2011)
Hij stelt dat de afgelopen parlementsverkiezingen verschrikkelijk waren. Daarnaast wijst hij op de rechteloosheid: de partij van president Mubarak kon iedereen zomaar oppakken. Zijn waardeoordeel over de politieke situatie uit hij door het politieke systeem te bestempelen als ‘so wrong’, ‘terrible’ en ‘horrible’. In de manier waarop hij beschrijft hoe de NDP, Mubarak’s partij, met andere partijen omgaat, ‘they can easily put them in jail’, uit hij het gemak waarmee dit gebeurde: ‘easily’ werd iedereen gevangen gezet. Niemand kon er iets aan doen. Ook hieruit spreekt weer weinig agency. 33
Agency Agency, of beter gezegd het gebrek daaraan, kwam al naar voren in het frame van onrechtvaardigheid. Verder wordt agency vaak geuit in een gedesillusioneerd narratief over Egypte. Dit beschrijft Taliawi (26, architect): “Our ancestors were the ones who created civilization. All those beautiful stories, you know. But then we were asked to find a vision about them. They are poor and maleducated. The situation in Egypt was really bad. So this is a contrast which we had when we were born. The contrast of having all those legends and stories of the Grand Civilization and the very important history. This legacy we have; and then this strained situation of our lives. A situation of dictatorship.” (Taliawi, 2011)
De jonge generatie had denkbeelden over Egypte aangeleerd die scherp contrasteerden met de ‘strained’ werkelijkheid die zij waarnamen. Met het woord ‘strained’ geeft hij aan dat er een gevangen, beklemmende situatie was. In een gevoel van gevangenschap bestaat weinig agency. In de denkbeelden die worden aangeleerd valt een sterk frame van identiteit af te leiden: ‘this legacy we have’. Er wordt gerefereerd aan een ‘those legends and stories of the Grand Civilization and the very important history’. Hiermee verwijst Taliawi naar het Nasseriaanse nationalisme uit de late jaren 60. Ook in een narratief van Nihal (26, ICT-deskundige) komt de discrepantie tussen de denkbeelden van Egypte en de alledaagse werkelijkheid naar voren: “I was raised to believe in freedom, responsibility and if I work hard I will get what I want and deserve. But as I grew up and started getting more exposed to life in Egypt I started to realize that this is not applicable.” (Nihal, 2011)
Op thematisch niveau zegt Nihal opgegroeid te zijn met het geloof in vrijheid en kansen, maar zich te realiseren dat dit niet van toepassing was op het leven in Egypte. Ze presenteert dit fatalistisch: ze realiseerde zich dat het leven in Egypte niet was wat ze had verwacht, maar lijkt zich hier bij neer te leggen. Op deze manier zet ze zichzelf als slachtoffer neer. Definiëring van slachtofferschap wijst op een gebrek aan agency.
34
Identiteit Zoals reeds in het bovenstaande naar voren is gekomen wordt in veel narratieven over de fase vooraf aan de protesten de teleurstelling in de Egyptische identiteit genoemd: “We Egyptians used to be at the center of the culture. And now, look at us. We are the poorest people in the world. Why? Because we have let ourselves be led around like dogs by leaders, by thieves.” (Mohamed A., 2011)
Er wordt gedesillusioneerd gerefereerd aan wat Egypte geworden was. Mohamed A. (30, ITTrainer) vertelt dat Egyptenaren in het culturele middelpunt stonden. Ook dit resoneert met het Nasseriaanse nationalisme uit de late jaren 60. Inmiddels zouden ze de meest arme mensen ter wereld zijn geworden. Dit komt door het gebrek aan agency: Egyptenaren hebben zich laten rondleiden door slechte leiders, door dieven. Op structureel niveau identificeert hij zich wel al met een ‘we’, zijn mede-Egyptenaren: “We Egyptians used to be at the center of culture.” AbdelGhany (23, rechtenstudent) is ook teleurgesteld. Hij vertelt: “In 2010 the university gave me a lot of trouble for my political activity and I was planning to leave this country to France. I was really disappointed. I had no hope that I could ever change this country.”
Ook hier wordt gedesillusioneerd gerefereerd aan ‘this country’. AbdelGhany had geen enkele hoop meer en had besloten om te vertrekken. Op structureel niveau wordt er alleen over ‘I’ gesproken: “I had no hope that I could ever change this country”. Daaruit kan afgeleid worden dat hij in retrospect de fase vooraf aan het protest vooral individueel beleeft. Samengevat: fatalisme Al met al komen de framecomponenten als volgt naar voren: onrechtvaardigheid wordt geframed in politieke onrechtvaardigheden. Er is een
gebrek aan agency: de
jongerendemonstranten voelen zich slachtoffer van een land dat hen zo veel beloofde. De referenties daaraan resoneren sterk met het Nasseriaanse nationalisme uit de jaren 60. De identiteit wordt negatief geframed: Egyptenaar zijn is niet meer iets om trots op te zijn. Het Nasseriaanse nationalisme is failliet gegaan. Omdat er slechts een frame van onrechtvaardigheid bestaat, maar geen (positief) frame van agency en identiteit, bestaat er op dit moment geen collectieve actie frame. Er bestaat 35
onrechtvaardigheid maar de Egyptenaar kan hier niets aan doen. De verhalen worden gekenmerkt door een fatalistisch narratief.
3.2) De kritieke omslag van toeschouwer naar deelnemer 2
TravellerW Mo-ha-med
Our strength is in our collective action. Egyptians, Believe in Yourselves. BELIEVE IN US. #25jan #egypt 14:57:04 Jan 25
Na 25 januari 2011 waren al snel de aantallen bereikt die niet meer neer te slaan waren door de politietroepen. In het kader van een noodwet waren alle burgerlijke vrijheden, zoals vrijheid van protest en vrijheid van meningsuiting, ingeperkt. Hierdoor was er een groot dilemma tot het voeren van protest. Onder analytici bestaat derhalve veel discussie over wat de laatste druppel, of in Egyptische spreekwoorden “the haystack that broke the camel’s back” (Mohamed, 2011), was voor het ontstaan van de protesten. Het is daarom interessant om te beschouwen hoe individuen de omslag waarin zij veranderen van toeschouwer naar deelnemer uitleggen. De narratieven over deze kritieke omslag vallen bij veel respondenten in twee delen uiteen. In het eerste deel wordt agency voorzichtig hergedefinieerd en in het tweede deel wordt niet alleen de agency maar ook de identiteit volledig hergedefinieerd. Verbazing over de opkomst van een massa Bijna alle respondenten ervaren aanvankelijk verbazing. In de volgende twee passages komt dit duidelijk naar voren. Menna (23, jurist) stelt dat geen van allen, maar met klem echt géén van allen, zich had kunnen voorstellen dat ‘Egyptian people’ naar Tahrir zou gaan en er 18 dagen lang zou blijven: “Egyptian people were divided among two groups: some were totally against the idea and the other half was very enthusiastic. But none of us, none of us would imagine that
2
Twitter bericht van Mohamed, econoom, op 25 januari 2011. 36
we would like go to Tahrir square and not leave for the next 18 days. I do not think anyone would have believed that.” (Menna, 2011)
Ook Tarek (21, student) uit aanvankelijk verbazing over de vele mensen op straat: “And that's when it moved from regular demonstrations like we've had for the past 30 years into a revolution. Because the number was so big on the 28th. I don't know, maybe we got lucky, maybe people got finally fed up with their old regime. I don’t know exactly why it worked, but it worked. And there was a lot of people on the streets, young people, old people, everybody.”
Tarek uit dat hij dit niet verwacht had met “I don’t know exactly why it worked, but it worked”. Door de massa te zien (“because the number was so big on the 28th”) ging hij geloven dat dit een revolutie zou kunnen worden. Ook Soraya (23, advocaat) is verbaasd. Hoewel ze altijd gedacht had dat Egyptenaren alleen voor voetbalwedstrijden samen konden komen, bleken de mensen om haar heen ineens tot meer in staat: “To realize that the Egyptian people can stand for a thing and insist on it and not leave until it happens, it was a surprise to me, I couldn't believe that we were able to do that. It was amazing, because we've always had this idea, stupid idea, that people will never really come together for a cause worthy other than football games. But everyone was suddenly just being so enchanted.” (Soraya, 2011)
In deze narratieven zegt iedereen dat ze de massa’s die ze zagen nooit verwacht hadden. Maar zodra het tot ze doordrong dat er inderdaad massa’s waren, begonnen ze te geloven dat er verandering mogelijk was. Op dit moment vond dus een eerste voorzichtige herframing van de agency plaats. Trots op Egypte Direct op deze herframing van agency volgt een herframing van identiteit. Daar waar men eerst niet kon geloven dat Egyptenaren konden samenkomen voor een revolutie, ontstaat er nu trots op de Egyptenaar. Tarek (21, student) vertelt wat hij ervoer zodra het protest er was. Het volgende citaat volgt op het hier boven staande: “I don't know exactly why it worked, but it worked. And there was a lot of people on the streets, young people, old people, everybody. That was the best time ever. Where everybody worked together, and we were so keen on toppling the regime and making Mubarak step down and everything. It was the most successful period in the history of
37
demonstrations in the world. I can even go as far as saying that I doubt that any other country, ever in the history of mankind went on the street with that magnitude and number, you know. So it was beautiful.” (Tarek, 2011)
Uit dit narratief komt naar voren dat zodra Tarek zich beseft dat ‘it worked’, hij een behoorlijke trots ontwikkelde op de Egyptische identiteit. Hij stelt: “I can even go as far as saying that I doubt that any other country, ever in the history of mankind went on the street with that magnitude and number”. Op structureel niveau hebben de woorden ‘collosal’, en ‘magnificent’, ‘happiest day of my life’ behoorlijke emotionele lading. Ook in het narratief van Menna (23, jurist) wordt de eerdere verbazing gevolgd door trots: “And when we saw we were so many people and we were in Tahrir Square and we were not leaving, just people started to get fireworks and like 7 PM the whole cheering was 'down with the regime!'. And people were clapping, and we were kicking the floor with our legs. Then we realized that we were powerful. And it was a glorious moment, I have never seen anything like that. The fireworks and the 'down with the regime' for the first time I heard it, I couldn't believe myself. I couldn't believe we were in Tahrir Square full of people, and everyone wants the same thing, and everyone is unified. And everyone thinks that the regime is corrupt and they have to go, and they have to leave. And this was one of the most glorious moments of my life, I can say that” (Menna, 2011)
Ook bij Menna valt de trots af te lezen op tekstueel niveau: overal gebruikt ze ‘we’. Uit ‘everyone is unified’ kan worden afgeleid dat ze zich één voelde met de massa. Ook zij uit haar trots in emotieve woorden: ‘the most glorious moment of my life’. De trots spreekt tevens duidelijk uit het volgende narratief van Nihal (26, ICT-trainer): “I learned from this experience that if people stick together we can achieve the unachievable. Impossible became possible. I found out how much I love my country and how much I share that same love with so many. I learned that it doesn’t matter what our opinions are if we have a common objective and an open mind we can always reach a compromise. The experience of the revolution was amazing and mind blowing. For 18 days I was totally disconnected from the entire world. My country became my prime concern. I wasn’t able to think about myself only what will happen to this country.” (Nihal, 2011)
Ook Nihal heeft –zodra ze zich besefte dat hetgeen dat zich voor haar ogen voltrok echt was wat het leek - de trots op haar nationale identiteit gevonden: “I found out how much I love my country and how much I share that same love with so many.” Ze expliciteert hiermee het proces van Gamson (1992) van vergroting van de identiteit: “For 18 days I was totally 38
disconnected from the entire world. My country became my prime concern. I wasn’t able to think about myself only what will happen to this country.” Trots komt op een andere manier naar voren in het volgende narratief. Mohamed (30, IT-trainer) vertelt hier over de gruwelijke moord op de blogger Khaled Said, en hoe de politie loog over zijn doodsoorzaak: “It's just that they think we're stupid and it's the way that they lied in public that pissed the people off. Not the fact that someone was tortured, because torture crimes have happened in Egypt for forty years now. So this is not something that is specifically new to our culture. But its the way that they had to hide it was what pissed us off. The way that they think we're stupid and that we don't know that they're corrupt and the way that all the people who went publicly on TV and said that this was not true. So I guess that was the tipping point. That was the haystack that broke the camels back, that's how we say in Egyptian proverbs. So, the guy pretty much awakened the Egyptian conscience.” (Mohamed, 2011)
Volgens Mohamed was de doorslag (“the haystack that broke the camels back”) dat het regime hen als dom beschouwde en dacht weg te komen met leugens: “The way that they think we're stupid and that we don't know that they're corrupt and the way that all the people who went publicly on TV and said that this was not true. So I guess that was the tipping point.” Het gebrek aan respect dat Mohamed ervaart, “the way they think we we’re stupid” geeft aan dat hij zich in zijn trots gekrenkt voelt. De specifiek nationale trots spreekt ook uit bewoordingen zoals ‘the Egyptian conscience’ en het gebruik van Egyptische gezegden. Zodra men van de eerste verbazing van het zien van de massa’s bekomen is, ontstaat dus trots op de Egyptische massa’s. Als Egyptenaren hebben zij de geschiedenis weer in eigen handen genomen. Er heeft dus een herframing van identiteit, en daarmee verweven, een herframing van de agency plaatsgevonden. Samengevat: tussen fatalisme en collectieve actie In de preprotest fase bestond een frame van onrechtvaardigheid, en bij de deelname aan het protest de agency en de identiteit positief herframed. Aanvankelijk bestaat er in de omslag een narratief van verbazing bij het zien van de massa’s. In die verbazing ontstaat voorzichtig een nieuw frame van agency: “Blijkbaar kunnen we wel wat…” In de tweede stap van de kritieke omslag ontstaat een narratief van nationale trots: Egyptenaren hebben gezorgd voor “the most successful period of demonstrations in world history”. Uit deze trots komt tevens een sterk frame van agency naar voren: de Egyptenaar heeft de geschiedenis weer in eigen handen 39
genomen. Identiteit en agency zijn nu herframed. Het ontstaan van de nieuwe frames over de zelf en het eigen kunnen zouden geduid kunnen worden als de opkomst van een nieuw nationalistisch discours: een discours van nationale waardigheid. Kortom, daar waar de jongerendemonstranten voorheen onrecht beleefde en dit op fatalistische wijze ondergingen, geloven zij nu dat de Egyptenaar de toekomst weer in eigen handen heeft. Bovenop het al bestaande frame van onrechtvaardigheid bestaat er onder de jongerendemonstranten nu een volwaardig collectieve actie frame. Hoe het collectieve actie frame gedurende de protesten doorontwikkelt zal in het volgende hoofdstuk behandeld worden.
3.3) Protest 3
Packafy Pakinam Ahmed
After 2 days of protesting , tear gas is like fresh air , rubber bullets are like rain drops , sticks r like thai massage …. 02:03:06 Jan 27
Jongeren bleven dagelijks naar Midan Tahrir – het Tahrir plein - gaan. Het plein werd een symbool voor vrijheid en de toekomst van Egypte. Activist Ayman Mohyeldin schrijft: “Tahrir Square became the beating heart of the revolution, its centre, its life force, and its spirit, a spirit that was peaceful, inclusive, creative and determined” (Mohyeldin, 2011). Het was niet slechts een protest waar grieven en frustraties werden geuit, maar er was een nieuwe gemeenschap ontstaan. Men sliep in de‘Tent city’, een tentenkamp in het midden van het plein. Er was een veldziekenhuis, centra voor informatie, voor eten, tenten en dekens, spandoeken die je kon beschrijven, een kunsthoek, een tent voor bloggers, een loungehoek om te lezen en zelfs ruimte waar kinderen werden opgevangen. Velen omschreven het plein als een plek van solidariteit, gelijkheid en blijdschap. Het plein kreeg zelfs een eigen ‘grondwet’: “Hou je aan de ethische codes van het plein: eenheid en nationaal belang boven partij of persoonlijk belang” (Vuijck, 2011). Hieronder wordt behandeld hoe het collectieve actie frame doorontwikkelde tijdens de protesten.
3
Twitter bericht van Mohamed, econoom, op 25 januari 2011. 40
Onrechtvaardigheid De jongerendemonstranten legden in de fase vooraf aan de protesten vooral nadruk op structureel onrechtvaardige politieke omstandigheden. Daarentegen uiten de respondenten tijdens de protesten directere grieven: nu gaat het over onrechtvaardigheden die zij in de protesten beleven door het toedoen van de autoriteiten. In het onderstaande narratief beschrijft Tarek (21, student) de eerste dag van de protesten, 25 januari: “And that's when the big fight happened and the police showed brutality beyond what was imaginable by us. Because we knew that the police was going to fight us, but we didn't imagine it was going to be that brutal. Because they used gas bombs, rubber bullets, life bullets, and basically more than 27 people died that day.” (Tarek, 2011)
Tarek zegt dat de politie hen bruter behandelde dan dat zij zich ooit hadden kunnen voorstellen. In structureel opzicht zijn de woorden ‘brutal’ en ‘brutality’ taal met emotionele lading. Met ‘that brutal’ wordt een waardeoordeel overgebracht. Hij identificeert zich duidelijk met een ‘we’ op dit moment, omdat alles in die vorm beschreven staat. Ook Menna (23, jurist) beschrijft hoe zij behandeld werd door de autoriteiten: “There was another thing. A couple of friends were at a bridge, and there were rubber bullets there. On Ramses Square I have not seen any rubber bullets, there were just teargas and black smoke. And there was a car that would just go and drive on 80 km an hour, and just crash people on the street. And this one, I had another friend with me, and he just grabbed me before one of them. It was war, it wasn't a protest, it was a war. And then on 6 PM the police left and people entered Tahrir Square and they remained there.” (Menna, 2011)
Zij vergelijkt de situatie met een oorlog. Daarnaast verwoordt zij in structureel opzicht dat de politie ‘just’ mensen op de straat aanreed. Met het woord ‘just’ wordt een waardeoordeel gegeven. Er spreekt veel agency uit het laatste deel van haar beschrijving. Zodra de politie vertrok, voegden mensen zich op Tahrir zonder weg te gaan. Onrechtvaardigheid wordt op nog een andere manier geframed dan als de brute behandeling van de autoriteiten, namelijk de disrespectvolle behandeling van autoriteiten. In het onderstaande narratief beschrijft Soraya de laatste speech van president Mubarak, waarbij de demonstranten tevergeefs hoopten op bekendmaking van zijn aftreden. Hierdoor voelden zij zich niet gerespecteerd (hetgeen ook aangeeft dat er nog altijd een trotse identificatie was). 41
“As soon as we realized that he's not leaving and that the speech is just another blow off, the ground beneath me was shaking. All of downtown was shaking, not just Tahrir square. It was 'down with the regime, down with the regime, down with the regime'. And this was one of the most glorious moments again, because I couldn't believe how stupid he is, and I couldn't believe how stupid the media would think that we are. We were taken for fools, and for idiots. So the 10th was one of the most frustrating days I had to live, really. The speech was provoking, I couldn't believe he wouldn't leave”. (Soraya, 2011)
Soraya zegt hier niet te kunnen geloven hoe stom hij was (“I couldn’t believe how stupid he is”). Ze voelden zich niet gerespecteerd: ze werden gezien als ‘fools’ en ‘idiots’. Hier zit een duidelijk waardeoordeel in. Dit waardeoordeel bevestigt ze nogmaals met “So the 10th was one of the most frustrating days I had to live, really.” Deze ervaring van respectloosheid kan direct worden verbonden aan het nieuwe opgekomen discours van nationale waardigheid: men pikt niet langer dat zij, trotse Egyptenaren, worden gezien als idioten. Agency De framing van agency volgt logisch uit de bovenstaande framing van onrechtvaardigheid: het uit zich namelijk vooral in het rebelleren tegen autoriteit. Menna vertelt hoe ze een gebouw op het Tahrir plein in moest vluchten en daar terugvocht tegen de politie die haar volgde: “So the police followed me to the hall of the building. When he had approached, I pushed his stick back, because he was going to beat me, and I just pushed him with my arm like that. And he fell, because they suffer from malnutrition, like everyone in the police forces, hahaha! So I pushed him down and just went inside.” (Menna, 2011)
Menna duwt de politie op de grond. Blijkbaar was zij niet bang voor de politie en durfde zij inmiddels tot dergelijke opstandigheid over te gaan. Ook Soraya beschrijft:
“And there were so many that you couldn't see the end of it, you know. And they were chanting so loudly and they were so many that the bridge shook. On my left hand there was an exit. There were police cars, and the policemen were running. I'm telling you, it was amazing. It was amazing. For as long as I lived, the 28th of January will be the scene in my head. You know, protesters coming from one side and police running away on the other. That was minutes before they enforced the curfew, the stupid curfew. No one really knew about the curfew. They just said it on TV, but no one really cared. So the curfew was a little comic. No one gave it any attention, we just kept coming and going in and out of Tahrir.” (Soraya, 2011)
42
Soraya vertelt hoe men met zo velen was: “they were chanting so loudly that the bridge shook”. Ook zegt ze dat het niemand kon schelen dat er een avondklok was. Ze bleven toch wel Tahrir in- en uitgaan. De beleving van agency tijdens de protesten uitte zich dus vooral in fysieke rebellie tegen de autoriteiten. Opvallend aan het bovenstaande narratief van Soraya is hoe zij op een structureel niveau eerst spreekt over een derde persoon meervoud: “they were chanting so loudly”, en daarna over eerste persoon meervoud: “we just kept coming and going in and out of Tahrir”. Dat leidt in op de analyse over de framing van identiteit tijdens de protest. Identiteit Daar waar bij de omslag naar collectieve actie een eenduidig frame van de nationale identiteit bestond, is het meest opvallende aan de framing gedurende de protesten dat de identiteit diffuus en onduidelijk wordt. Men spreekt vaak over de nationale identiteit, maar tegelijkertijd wordt er veel aan de individuele identiteit en andere groepsidentiteiten gerefereerd. Mohamed (30, IT-trainer) heeft in het onderstaande citaat net beschreven dat Egyptenaren zich jarenlang als honden hadden laten rondleiden. Nu refereert hij aan het ‘nieuwe’ Egyptenaar-zijn: “With our revolution we were saying no. We were saying we are dignified. We are proud. It's different being an Egyptian after the revolution. We gained our dignity back.” (Mohamed, 2011)
Hij zegt: “With our revolution we were saying no.” Ook stelt hij dat het anders is om Egyptenaar te zijn na de revolutie: “We gained our dignity back”. Hieruit blijkt wederom dat met het terugclaimen van agency de Egyptische identiteit weer tot iets is verworden om trots op te zijn. Het nieuwe discours van nationale waardigheid blijft dus sterk aanwezig. Maar in het onderstaande narratief van Taliawi (26, architect) wordt deze identificatie al iets diffuser. Hij maakt een onderscheid tussen hemzelf als lid van de Egyptische jonge generatie en ‘Egyptian people from every part of Egypt’: “I believe the true revolutionaries were in the square. They are mostly young people. Tweeps! Accompanied by Egyptian people from every part of Egypt. The world is awed with the nature of our revolution. They call it an open source revolution. Yes, it was
43
mobilized for through social networks, Facebook and Twitter mainly. Yes, it was mobilized and led by Egypt's middle class youth, to whom I proudly belong. Those guys use the internet to conduct their discussions. They use it to mobilize and call for actions. They are Tweeps. This is how the image of Tweeps is changing, and this is how tweeps can change the world! It’s not a trivial thing anymore. I bet people made fun of the printing press when it first came out to the world as well! Those revolutionary Tweeps, are the best and most reliable leaders of the revolution.” (Taliawi, 2011)
Hij stelt dat hij trots is om bij de Egyptische jonge middenklasse te horen. Dit zijn Tweeps 4, ofwel jongeren die via internet elkaar mobiliseren en ideeën uitwisselen. Deze jongeren moeten het toekomstige Egypte gaan leiden, de oudere generatie behoort tot het verleden. Er lijkt een thematische tegenstelling: hij identificeert zich enerzijds met de jonge generatie, maar refereert wel steeds aan deze jonge generatie als ‘van Egypte’ waaruit hij zich met de natie lijkt te identificeren. Een tegenstelling kan ook op structureel niveau worden waargenomen: er wordt in de derde persoon over ‘them’, ‘those guys’ en ‘those revolutionary tweeps’ gesproken, terwijl hij tegelijkertijd stelt dat hij bij deze groepen hoort: “Egypt’s middle class youth to whom I proudly belong”. Zijn identificatie lijkt nog onzeker. Een tegenstelling weerklinkt ook uit een veelgehoord verhaal over hoe de breuklijnen tussen groepen wegsmolten zodra iedereen samen ten strijde trok in de revolutie. Iedereen was nu Egyptenaar. Maar onder de noemer ‘Egyptenaar’ wordt gegroepeerd, en daaruit blijkt dat onder dit discours van nationale eenheid toch breuklijnen verschuild liggen. Zo stelt Tarek (21, student) “And then there was this big, big big debate and fight between the people who still support the system after all the shit they've seen for the past thirty years and the people who are so fed up with the system and so fed up with the people who are still supporting the system till this moment, and that's why a lot of fights happened between Egyptians and each other and not between Islamists and the others. For the first time it was between Egyptians and Egyptians. No labels. The only different thing between them was that this team supported the Revolution and that this team supported the old regime, you know. So that was in itself, even though that a lot of people got hurt from all the fighting and the debates, but that was in itself a beautiful thing. To finally see the people fighting over
4
‘Tweeps’ is afgeleid van ‘Twitter people’, http://onlineslangdictionary.com/meaning-
of/tweep 44
something that actually matters, you know. Not fighting on religion, not fighting on whether you like to be taken up the ass or not. It's just, it was very liberating to see that.” (Tarek, 2011)
In het bovenstaande narratief wordt de breuklijn tussen pro- en contrarevolutionair Egyptenaren genoemd. Ook Taliawi (26, architect) benoemt deze : “Some divisions started happening within the lines of the revolution. Some Egyptians preferred stability and was calling for the end of this revolution. When people started dividing, it was absurd for me. How to divide in such holy moments! We're doing a revolution for God's sake! It's beautiful beyond imagination' OK. So that was the division. I remember I had a sentence always replying to those who are claiming that we are destroying our country. What did you think we're off to? A trip? It’s not a trip, it’s a f*cking revolution! It was very annoying!” (Taliawi, 2011)
Taliawi’s toon is duidelijk gefrustreerd: “What did you think we're off to? A trip? It’s not a trip, it’s a f*cking revolution! It was very annoying!”. Op structureel niveau spreekt hij wel steeds over ‘we’ en ‘our country’. Hieruit blijkt dat hij zich duidelijk identificeert met zijn Egyptische landgenoten. Maar in de zin “when people started dividing, it was absurd for me” stelt hij zichzelf tegenover de derde persoon meervoud: ‘people’. Hiermee doet hij afstand van de opsplitsende groep. Zo komt de nationale identiteit in veel narratieven naar voren. Iedereen is Egyptenaar, maar iedereen is tegelijkertijd ook heel bewust van de breuklijnen daarbinnen. Mohamed vertelt: “So one of the things that I loved about the revolution is that you would find an extreme Muslim fighting sight by side with an atheist, for example. Or women on the street, on the front lines fighting alongside with men. And if you've been to Egypt before, you would know that it is a very masculine society. Pretty much it is a very male oriented society if you know what I mean. It's very heterosexual. So that means that women don't have any rights, atheists didn't have any rights, even homosexuals they were gay bashed on the streets and they were used to being beaten and sometimes they were killed, by the same people who did the revolution, the Islamists and the extremists, you know. But when they finally found out that there was something in between them, they were able to stand like hand in hand against the police and the army and everything. That was probably the thing that I loved most about the revolution.” (Mohamed, 2011)
45
Hoewel Mohamed zegt dat mensen ‘finally hand in hand’ stonden, blijkt uit het bovenstaande narratief ook dat hij zich erg bewust was van vele verschillende groepen: hij benoemt vrouwen, homoseksuelen en islamisten. Tot slot noemt Menna (23, jurist) een interessante tegenstelling. “So this is why I went down, because I believed that we could make a change, and I believed that my voice counted and this is why I went because women of my stance are not very represented. I'm not veiled and I'm Muslim on my ID and I'm 23. And most of the Egyptian people like me are not like me. They wouldn't do the same things that I would do, they wouldn't have the same choices. And I believe that women who have a choice and who have a message that needs to be delivered should go out on the street on that day in specific to tell other women that you should have a voice and you should go down and you should participate. When people in the media or elsewhere would say that the square is full of Muslim brotherhood or full of Islamists or fundamentalists, I had to be there because I do not look like any of those people and I had to be there to prove that. That we're just regular people and we're there, and I have my own job and I have my own car. No one is paying me to be there. This is why I had to be there (Menna, 2011).
Ze stelt “most of the Egyptian people like me are not like me”. Dat is exemplarisch voor de innerlijke tegenstrijdigheid van iedere deelnemer. Ze zegt enerzijds tot ‘Egyptian people’ te behoren en anderzijds dat ‘most Egyptian people’ niet zijn zoals zij is. Door te differentiëren tussen religieuze, leeftijd, gender- en klassenbreuklijnen, geeft Menna aan zich, net als de voorgaande respondenten deden, bewust te zijn van breuklijnen in de revolutie. Hieruit blijkt een diffuse identificatie. Dit bleekt tevens op een structureel niveau. Ze spreekt steeds van een ‘I’ en een ‘we’. Uit haar narratief blijkt dat zij zowel vanuit haar nationale identiteit handelt als vanuit haar identiteit als vrouw van hogere komaf. Ze lijkt in de revolutie de mogelijkheid te zien tot emancipatie: ook vrouwen zijn die trotse, waardige Egyptenaren die uit de revolutie zijn geboren. Uit al de bovenstaande narratieven komt een tegenstrijdige combinatie van nationale identificatie en andere identificaties naar voren. Hieruit kan worden afgeleid dat dit een onzekere fase van het protest is: men is zoekende naar de identiteit. Samengevat: collectieve actie Tijdens de kritieke omslag is een volwaardig collectieve actie frame ontstaan. In de dynamiek van de protesten ontwikkelt dit frame zich verder. De onrechtvaardigheid wordt nu vooral geframed in grieven over de brute behandeling van demonstranten door de autoriteiten. De framing van agency volgt hier direct uit: opstandigheid tegen diezelfde autoriteiten. 46
Het frame van de identiteit is diffuus: de nationale identiteit wordt genoemd in combinatie met allerlei andere identificaties. Men lijkt in een onzekere periode te verkeren. De theorie van Gamson (1992) kan deze observatie verklaren. Tijdens het ontstaan van sociale bewegingen vinden identificatieprocessen, vooral identiteitsvergroting, plaats. Men maakt plotseling deel uit van een nieuw geheel en moet de eigen plaats en die van de groep vinden, hetgeen tot een onzeker zoekproces leidt.
3.4) Collectieve actie framing: van fatalisme tot collectieve actie Al met al ontwikkelt het collectieve actie frame zich als volgt in de verschillende fasen van de 25 januari revolutie:
Schema 3: Ontwikkeling collectieve actie frame vooraf en gedurende 25 januari revolutie
In de fase vooraf aan het protest bestaat alleen een frame van onrechtvaardigheid. Agency en identiteit worden negatief geframed. Er is dus geen collectieve actie frame. Men is fatalistisch. Hierop volgt een omslag van agency en identiteit. Dit gebeurt als volgt: aanvankelijk is er bij het waarnemen van de massa verbazing over het eigen kunnen. Er ontstaat voorzichtig agency. Als men zich realiseert dat het echt is wat het lijkt, dat de massa’s samenkomen voor een protest voor de toekomst van Egypte, verandert het frame van identiteit. Men wordt trots op de nationale identiteit. Samengaand met deze omslag ontstaat een nog sterkere overtuiging van de agency. Niet langer is men een verloren generatie, maar men heeft de toekomst weer in handen. Agency en identiteit zijn herframed. Uit deze herframing kan een nieuw nationalistisch discours geinterpreteerd worden: een van nationale waardigheid. 47
Men is nu gemobiliseerd tot collectieve actie. In het protest dat volgt vindt een verdere dynamiek plaats in de invulling van het collectieve actie frame. Er ontstaat een nieuw frame van onrechtvaardigheid: dit is niet langer de structurele politieke situatie zoals in de preprotest fase het geval was. Nu spreekt men over incidentele onrechtvaardigheden tijdens de protesten door toedoen van de autoriteiten. Hieruit volgt het frame van agency: opstandigheid tegen de autoriteiten, waarbij iedereen vecht tegen de oproerpolitie. Het laatste framecomponent, de identiteit, wordt diffuus ingevuld: “Most of the Egyptian people like me are not like me” (Menna, 2011). Terwijl er nog steeds een sterke nadruk ligt op de nationale identiteit, worden nu ook veel andere groepsidentiteiten genoemd. Hier uit komt naar voren dat men, zoals Gamson (1992) reeds heeft verklaard, in het midden van allerlei identificatieprocessen staat en onzeker is over de identiteit.
48
4) SLOT 4.1) Conclusie Er is onderzocht hoe jongerendemonstranten gemobiliseerd zijn in omstandigheden waaronder protest voorheen ondenkbaar was. Hierin is toegespitst op de beschrijving van een belangrijk perspectief op massamobilisering, de collectieve actie framing theorie. De hoofdvraag luidde: “Hoe worden collectieve actie frames geuit in verhalen van jongerendemonstranten over de Egyptische 25 januari revolutie?” Uit de analyse van deze verhalen is gebleken dat er in de periode vooraf aan het protest geen collectieve actie frame bestaat. Er is een sterke nadruk op de onrechtvaardigheid, maar agency en nationale identiteit worden negatief geframed. Men ziet zichzelf als verloren generatie. Taliawi vertelt bijvoorbeeld: “The contrast of having all those legends and stories of the Grand Civilization and the very important history. This legacy we have; and then this strained situation of our lives. A situation of dictatorship”. Hieruit weerklinkt het Nasseriaanse nationalisme uit de laat jaren 60. In dit nationalisme werd Egypte als wereldhistorische macht gezien en als het centrum waarvandaan civilisatie door de hele wereld had gestraald. Maar dit zijn vergane tijden: er is nu een 'strained situation of our lives' en daarmee is het Nasseriaanse nationalisme failliet. Omdat er enkel een onrechtvaardigheid wordt benoemd, maar uit niets het gevoel van agency of identiteit naar voren komt, bestaat er in de periode vooraf aan de protesten geen collectieve actie frame, maar een fatalistisch frame. Hierop volgt een kritieke omslag waarin het individu gaat deelnemen aan de collectieve actie. Dit gaat als volgt: aanvankelijk is er bij het waarnemen van massa’s anderen verbazing. Zo zegt Soraya: “To realize that Egyptian people can stand for a thing and insist on it and not leave until it happens, it was a surprise to me”. En Menna zegt: “None of us would imagine that we would go to Tahrir Square and not leave for the next 18 days”. Ze hadden de protesten niet van zichzelf verwacht. Er ontstaat nu een voorzichtig geloof in het eigen kunnen. Maar wie is die zelf en van wie is dat eigen kunnen? Dat wordt in een steede stap van de kritieke omslag geexpliciteerd: het frame van identiteit wordt ingevuld als nationale identiteit. Nihal beschrijft: “Impossible became possible. I found out how much I love my country and share that love with so many.” Zijzelf en de mensen om hen heen zijn niet 49
zomaar massa’s, maar het zijn Egyptische massa's. De identiteit is omgeframed. Hiermee samengaand ontstaat nationale trots. Uit deze trots komt een sterke overtuiging van het eigen kunnen, ofwel de agency, naar voren. Tarek heeft het bijvoorbeeld over “the most succesful demonstration in the world” die zij, Egyptenaren, voor elkaar hebben gekregen. Als Egyptenaren hebben zij de toekomst weer in handen genomen. In deze herframing kan een nieuw nationalistisch discours worden gezien: een discours van nationale (identiteit) waardigheid (agency). Alle drie de componenten van het collectieve actie frame zijn in de verhalen van de jongerendemonstrant ingevuld. In de pre-protestfase was er al een sterk frame van onrechtvaardigheid, en in het voorbeschreven omslagmoment zijn de agency en de identiteit hergedefinieerd op een positieve manier. De jongerendemonstrant neemt nu deel aan de collectieve actie. Het protest vervolgt en het collectieve actie frame ontwikkelt zich verder. Onrechtvaardigheid wordt in de protesten vooral geframed als de gewelddadige behandeling door de politie. De agency wordt geuit in narratieven waarin opstand wordt geboden tegen de autoriteit. Identiteit wordt nog steeds geframed in een narratief van nationale trots. Mohamed zegt: “With our revolution we were saying no. We were saying we are dignified. We are proud. It's different being an Egyptian after the revolution. We gained our dignity back.”. Uit dit citaat blijkt wederom het discours van nationale waardigheid, ofwel het verband tussen agency en identiteit, dat in de kritieke omslag bestond: het ‘nee’ zeggen, ofwel de geschiedenis weer in eigen handen nemen en het terugwinnen van agency gaat hierin samen met het terugwinnen van de Egyptische identiteit. Maar tegelijkertijd wordt in de protesten met andere maatschappelijke groepen geïdentificeerd. Zo zegt Menna: “And most of the Egyptian people like me are not like me. I believe that women who have a choice and who have a message that needs to be delivered should go out on the street on that day in specific to tell other women that you should have a voice and you should go down and you should participate”. Ze zegt letterlijk “most Egyptian people like me are not like me”. Hieruit blijkt dat ze zich ondanks een sterk gevoel van identificatie met de Egyptenaar, ook heel bewust is van andere groepsidentiteiten. Vanuit haar positie als ‘vrouw met een boodschap’ zegt zij zich extra geroepen te voelen om zich te laten zien als Egyptenaar. Deze vloeibare omgang is kenmerkend voor de onzekerheden van identificatieprocessen bij deelname aan sociale bewegingen zoals beschreven door Gamson 50
(1992). In identificatieprocessen is men zoekende naar een nieuwe identiteit waardoor allerlei identiteiten met elkaar in verband worden gebracht die logisch gezien met elkaar op gespannen voet staan. Men moet de plaats vinden van zichzelf en de groep in het nieuwe geheel waar men plotseling deel van uitmaakt. Met dit onderzoek kunnen de maatschappelijke ontwikkelingen in Egypte in een nieuw perspectief worden geplaatst. In de huidige dominante perceptie in het Westen wordt de mobilisering van jongerendemonstranten in de 25 januari revolutie vooral geduid als een roep naar individuele vrijheden. In de verhalen die in dit onderzoek geanalyseerd zijn, speelde dit vrijwel geen rol. Een veel sterkere drijfveer leek de roep naar nationale vrijheid en waardigheid. Naast het bieden van een nieuw maatschappelijk perspectief, verdiept dit onderzoek academische kennis over sociale bewegingen. In tijden van wereldwijde protestgolven is het van belang om kennis over dit onderzoeksgebied verder te verdiepen. Dit onderzoek is academisch vernieuwend door het toepassen van een nieuwe methodologie: het analyseren van frames in verhalen van individuen in een narratieve analyse. Een jonge generatie Egyptenaren heeft zich met de 25 januari revolutie een nieuw zelfbeeld toegeëigend: “I think this is what we offered to the world. This is our pyramid, you know. This is our temple. This modern day revolution. And this is how the world is changing.” (Taliawi, 6 juli 2011).
Er heeft een mentale revolutie plaatsgevonden. De
jongerendemonstranten geloven dat ze iets kunnen bereiken en voelen zich weer trots en waardig. Dat zich een mentale revolutie heeft voltrokken zal verder blijken uit de observaties in het epiloog. Tien maanden na de 25 januari revolutie brak namelijk opnieuw een protestgolf uit vooraf aan de parlementsverkiezingen. De legerleiding (SCAF) had geprobeerd zichzelf boven de grondwet te plaatsen, en meteen stond het Tahrir plein vol met demonstranten. Als de demonstranten dit uitlegden, werd de kritieke omslag die in dit onderzoek gevonden is niet opnieuw doorlopen: men ging van het waarnemen van onrechtvaardigheid meteen over tot collectieve actie. Dit geeft aan dat de kritieke omslag uit dit onderzoek inderdaad een unieke mentale revolutie is geweest. In deze mentale revolutie is de relatie tussen de staat en de samenleving op een belangrijke manier veranderd, en dat biedt hoop voor de toekomst. Bovendien beperkt deze
51
zich niet tot Egypte. Zelfs op het Beursplein in Amsterdam stond namelijk even later: ‘Tahrir is hier’.
Afbeelding 5: Spandoek op Beursplein, Amsterdam, 19 oktober 2011
52
4.2) Discussie Het hoofddoel van dit onderzoek was het vinden van een systematische beschrijving van hoe jongerendemonstranten gemobiliseerd zijn tijdens de protesten van de 25 januari revolutie in Egypte. Dit is gedaan door de dynamiek van de collectieve actie frames in hun verhalen in kaart te brengen. Hiertoe zijn keuzes gemaakt met het oog op de begrijpelijkheid, de tijd en de middelen. Dergelijke keuzes hebben invloed gehad op het eindresultaat. De beperkingen waartoe deze keuzes hebben geleid zullen hieronder worden besproken, gevolgd door aanbevelingen voor vervolgonderzoek. Het belangrijkste kritiekpunt is dat de invloeden van de maatschappelijke ontwikkelingen die voltrokken terwijl de respondenten hun verhalen vertelden niet zijn meegenomen in de analyse van de verhalen. Omstandigheden in het heden beïnvloeden hoe mensen zichzelf positioneren in het verleden. Een deel van de verhalen is verteld tijdens een heropleving van de protesten in juni, een ander deel is verteld nadat deze protesten door het leger waren geruimd en een ander deel is verteld in een nieuwe heropleving in oktober. Tijdens nieuwe protesten zal er in retrospect een heel ander collectieve actie frame bestaan dan op het moment dat het rustig is. Het lag buiten de omvang van dit onderzoek om de data te contextualiseren in het moment van vertelling van iedere respondent. Een tweede punt van kritiek is dat dit onderzoek vooral het identiteitsframe heeft geduid in de resultaten, en daarmee de dynamiek van het component onrechtvaardigheid naar de
achtergrond
heeft
doen
laten
verdwijnen.
Het
nader
bestuderen
van
het
onrechtvaardigheidsframe had interessante resultaten kunnen opleveren, met name over wanneer er structurele onrechtvaardigheid, zoals de aanhoudende politieke onderdrukking, en wanneer er incidentele onrechtvaardigheid, zoals een voorgevallen incident met politiegeweld,
zou
worden
geframed.
Ook
definieerde
iedereen
politieke
onrechtvaardigheden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld economische onrechtvaardigheden. Al deze ondervindingen hadden geduid kunnen worden, maar om de omvang behapbaar te houden is gekozen om vooral de ontwikkeling van het identiteitsframe. Een derde punt is dat de invloed van de interactie tussen onderzoeker en respondent niet is meegenomen. Hoewel getracht is om zo neutraal mogelijke vragen te stellen, blijft er altijd een inter-persoonlijke aspect van invloed op de onderzoeksresultaten. Wederom lag het buiten de omvang van dit onderzoek om de verhalen met deze interactie te contextualiseren.
53
Een vierde kritiekpunt is aan te merken op de methode. Het idee achter de dubbele analyse was een verhoging van de intersubjectieve betrouwbaarheid. De twee analytici moesten met elkaar in discussie over hun interpretatie. De punten waarover geen consensus werd bereikt, werden niet meegenomen in de analyse. Maar in de praktijk gebeurde dit niet vaak. Dit kwam doordat het aan duidelijke indicatoren ontbrak. Hierdoor was er veel interpretatievrijheid en konden de twee analytici elkaar vaak van elkaars interpretatie overtuigen. Hiermee werd het idee van de intersubjectieve betrouwbaarheidstest soms ondermijnd. Een ander kritiekpunt is dat er van de zeventien respondenten slechts negen herhaaldelijk zijn aangehaald in de resultaten. De reden hiervan was dat de narratieve analyses door de minutieuze aard ervan en doordat het door twee analytici moest gebeuren veel meer tijd kostten dan gedacht. Om deze reden zijn de overige interviews niet op dezelfde grondige wijze geanalyseerd, maar meer globaal gelezen om te kijken of de inhoud van de verhalen overeenkwam met de ondervindingen uit de andere verhalen. Tot slot is de achtergrond van de respondenten homogeen. Het doel was om onderzoek te doen naar ‘de jongerendemonstrant’. Voor dit onderzoek zijn enkel de verhalen van jongerendemonstranten met een hogere middenklassenachtergrond verzameld. Dit komt door een beperkte toegang tot respondenten, namelijk enkel via internet en in het Engels. Er hebben vele ander jongerengroeperingen een sleutelrol bij de protesten gespeeld, zoals de jongerenpartij van de Moslimbroederschap en jonge voetbalsupporters, maar deze waren niet bereikbaar via het internet noch in het Engels. De collectieve actie frames die uit dit onderzoek naar voren komen zijn dus geenszins representatief voor ‘de jongerendemonstrant’. Er zou vervolgonderzoek gedaan kunnen worden naar jongerendemonstranten met deze andere maatschappelijke achtergronden. Ook zou vervolgonderzoek voor geheel nieuwe doelgroepen kunnen kiezen, zoals vrouwenbewegingen of ouderenbewegingen in de 25 januari revolutie. Tevens zou in vervolgonderzoek de massamobilisering uit andere perspectieven beschreven en verklaard kunnen worden. Dit onderzoek kijkt namelijk slechts vanuit de cultuurbenadering. Vanuit objectivistische benaderingen (deprivatietheorie, de hulpmiddelen theorie en de politieke mogelijkheden theorie) zouden andere factoren kunnen worden bestudeerd die van minstens even groot belang zijn geweest in de massamobilisering. Door te werken vanuit de deprivatietheorie kan bijvoorbeeld de invloed van de economische crisis op 54
het ontstaan van het protest begrepen worden en door te werken vanuit de hulpmiddelen theorie kan de invloed van sociale netwerken en internet worden belicht. Op deze manier kan het vraagstuk van de massamobilisering in de 25 januari revolutie uiteindelijk veelomvattend verklaard worden.
55
4.3) Reflecties 4.3.1) Scriptie & ik Op het moment dat ik dit schrijf is er bijna een jaar voorbij gegaan sinds de 25 januari revolutie. In de eerste instantie werd ik getroffen door het communicatiewetenschappelijke theorie van peace and war journalism van de grondlegger van de conflictstudies, Johan Galtung. Ik was vastberaden daar iets mee te doen. Toen begonnen de omwentelingen in het Midden-Oosten. Ook daar was ik vastberaden iets mee te doen. Ik gooide alles bij elkaar in een grote oersoep. Ik schreef en ik schreef. Maar er kwam geen big-bang. Ik liet het rusten, schreef door, maar wederom bleef de inzichtoerknal uit. Ik besloot naar de kern van het probleem op zoek te gaan. In mijn theoretisch raamwerk kon ik veel gaten schieten omdat het op te veel benen hinkte, en uiteindelijk resteerde een volledig doorzeefd stuk. Galtung’s theorie sneuvelde: het communicatiewetenschappelijk raamwerk moest plaats maken voor een meer sociologisch raamwerk. De gevolgen van een nieuw theoretisch raamwerk in zo'n laat stadium heb ik mogen voelen. Alles moest opnieuw geïntegreerd worden met stukken die ik al had. Het leverde veel werk op. Bovendien had ik veel energie gestoken in stukken die uiteindelijk helemaal niet meer relevant bleken te zijn. Ik had het nu op een rijtje. Het was een goed coherent pakketje nu, en daarmee basta. Althans, dat dacht ik. Want toen besloot ik op reis te gaan. Hoe hard ik me ook had voorgenomen niets meer te doen met mijn bevindingen van tijdens mij reis, natuurlijk kon ik dat niet laten. En weer groeide het binnen no-time uit tot een behoorlijk werk dat niet echt paste bij wat ik al had. Het knip- en plakwerk dat gemoeid was bij het passend maken, kostte ook weer veel tijd. En hoewel ik het oorspronkelijk in oktober wilde inleveren, ‘vier’ ik nu tegelijk met Egypte de verjaardag van de revolutie en het werk dat daar mee gemoeid is geweest. Wat leer ik hiervan? Ach, als ik de tijd er niet voor had gehad was het nooit zo uit de hand gelopen. Ik koos voor een actueel onderwerp en wist dat ik tijdens het schrijven achter de actualiteit aan zou moeten blijven hobbelen om het aan mezelf te kunnen blijven verantwoorden. Het was vooral leuk. Ik leer er van dat ik het zo weer zou doen.
56
4.3.2) Methodologie De gebruikte methodologie, waarbij een narratieve analyse door meerdere analytici is uitgevoerd en vervolgens onderling is bediscussieerd, is niet eerder gedaan. Daarom wordt hierop in het bijzonder gereflecteerd. De instructies waren voor alle analytici erg helder, niemand had vragen na het lezen ervan. Het doen van de analyses kostte alle analytici ongeveer een half uur.
Het was
verrassend hoe vaak dezelfde frames waren gedistilleerd uit dezelfde passages. Dit ging echter vooral op voor de thematische, dus inhoudelijke, analyse. Zodra het aankwam op de structurele, impliciete, analyse waren er veel verschillende observaties gedaan. Daarover volgde dus veel discussie. In deze discussie leverde vooral het persoonlijk voornaamwoord ‘we’ veel problemen op. Zo werd er in een passage ‘we’ gebruikt terwijl er in dezelfde passage ook over de ‘young generation’ en ‘Egyptians’ werd gesproken. Uit de context moest vervolgens worden opgemaakt aan welke groep deze ‘wij’ refereerde. Omdat hier na een discussie vaak geen consensus over ontstond is veel analyse op structureel niveau niet opgenomen in de resultaten. Wel kon uit deze onenigheid iets anders belangrijks geconcludeerd worden, namelijk dat het waarschijnlijk voor de respondent net zo onduidelijk was wat hij of zij bedoelde. De jongerendemonstranten zaten bij de deelname aan de collectieve actie in een onzekere fase wat betreft de definiëring van de eigen identiteit. Maar over het algemeen werd men het bij de discussies snel met elkaar eens. De vraag is in hoeverre dit iets zegt over de intersubjectieve betrouwbaarheid of de neiging van de analytici om het met elkaar eens te zijn. Omdat dit onduidelijk is heb ik de ondervindingen uit de discussies niet altijd in de resultaten opgenomen. Al met al heeft het gebruik van deze methode sommige conclusies sterker gegrond gemaakt. Tegelijkertijd heeft het aangetoond uit welke data minder sterke conclusies getrokken konden worden. Deze methode zou doorontwikkeld kunnen worden om het vaker te kunnen toepassen in toekomstig onderzoek. Hiertoe zou het om te beginnen kritisch tegen het licht gehouden moeten worden door sociaalwetenschappelijke methodologen.
57
EPILOOG We zijn weer op Tahrir met Nihal de 25-jarige ICT-deskundige. De snelheid en aantallen waarmee mensen bij dit tweede protest gemobiliseerd zijn is ongelofelijk. Als ik Nihal dezelfde vraag stel als tijdens mijn onderzoek: “Wat heeft je doen meedoen aan het protest?”, antwoordt zij hoe het leger met wetgeving de hoogste macht in Egypte probeerde te verwerven, dat ze dit niet zou laten gebeuren met haar Egypte, en dat ze meteen zonder schroom naar Tahrir was gegaan. Als ik dit vanuit mijn theoretisch kader analyseer, betekent het dus dat er een onrechtvaardigheid wordt waargenomen, er meteen tot collectieve actie wordt overgegaan. De tussenstap, het kritieke omslagmoment waarin agency en identiteit ontstaan, voltrekt niet. Tahrir-pleinen We komen sindsdien bijna dagelijks op het plein. Iedere keer belanden we op een ander Tahrir. Elke dag heeft een eigen publiek, eigen eisen, eigen symbolen en eigen geruchten. We zien een grimmig Tahrir met straatjongeren en ambulances, een commercieel Tahrir vol marktkoopmannen, een carnaval-Tahrir met vuurwerk en feestparades en een politiek geëngageerd Tahrir met geanimeerd pratende politieke groepjes. De gemene deler van iedere dag op Tahrir is de ‘eenheid’. Toch voltrekken ook in deze utopische ‘Tent City’ processen van in- en uitsluiting. Twee dagen voor de verkiezingen, op 26 november, belt Nihal: “Kom nu naar het parlementsgebouw! Dit is het Tahrir van de 25 Januari revolutie. Hier is iedereen politiek geëngageerd. Als je wil begrijpen waar je onderzoek naar hebt gedaan moet je nu komen!”. Daar aangekomen kom ik, niet toevallig, meer respondenten uit mijn onderzoek tegen. Dit is blijkbaar de nieuwe place to be voor mijn doelgroep, hoogopgeleide jongeren die zichzelf als voorhoeders van de revolutie zien. Ze kunnen zich niet meer in Tahrir herkennen: “Mensen zijn onze doelen vergeten en komen voor winstbejag” beklaagt Menna, de 23-jarige juriste uit mijn onderzoek. “Overal marktkooplui en slechte popmuziek”. Haar vriend AbdelGhany (23, politicologie student) valt haar bij: “Ja! Waar lopen ze over te feesten? Ons bloed heeft gevloeid voor de vrijheid van Egypte, en zij komen feest vieren en er geld aan verdienen”. Het is ons ook al opgevallen: de protesten op Tahrir hebben in de laatste paar dagen iets weg gekregen van een festival, met de 58
commercialisering die daar bij hoort. Je kan overal Tahrir-gadgets kopen: van T-shirts tot Egyptische vlaggen tot traangashulzen. De rest van Cairo “Chalas! – basta!” zegt Nihal “ik heb een shisha nodig”. Als we de grenswacht gepasseerd zijn, doet niets in de straten van Cairo vermoeden dat het land zich midden in historische dagen bevindt. Men werkt, winkelt, eet en drinkt. “Dit is de enige plek wereldwijd waar je een revolutie voert en een waterpijp rookt om de hoek” zegt Nihal lacherig. Een paar dagen later bezoeken we de piramides van Giza. Mijn ouders vertelden twee weken geleden nog hoe hier twintig jaar geleden aan de lopende band toeristenbussen werden afgeladen. Nu is het aantal toeristen op twee handen te tellen. Tegen het desolate woestijnlandschap zitten de kamelenhouders en souvenirverkopers er troosteloos bij. Wat zouden zij denken over de revolutie? Ik wil het vragen, maar voel mij hierin beteugeld als niet-Arabisch sprekende vrouw. Ik ben gesprekken met Egyptische mannen een beetje gaan vermijden, omdat het vaak eindigt in hetzelfde vruchteloze monoloog van de Egyptische man waarin hij een almaar stijgende taxatie van mij doet in kamelen en mijn humeur daar almaar van daalt. Toch waag ik een poging bij onze gids Mustafa die door mijn respondent Sharif de marketeer was aangeraden. Hij komt moeilijk uit zijn woorden. Een gefrustreerd gezicht en een spraakwaterval met een herhaald ‘yalla’ – ga – zeggen misschien al genoeg. Wie moet ‘yallaen’, het leger, de interimregering, de moslimbroeders, El Baradei of de revolutionaire demonstrantenkinderen van Tahrir, is hier altijd maar weer de vraag, maar ik denk dat hij nu toch echt op de demonstranten doelt. Verzet onder hoogopgeleide middenklassenjongeren De demonstranten tot wie ik toegang had gehad op Skype waren slechts Engelssprekende internetgebruikers. Ik kreeg daardoor te maken met een beperkt segment van hoogopgeleide jongeren met een achtergrond van midden of hogere klasse. Dit segment ziet zichzelf als de voorhoede van het protest in de Egyptische samenleving. Uit mijn onderzoek bleek dat deze voorhoederol wel meeviel: vaak gingen ze pas vol aan het protest deelnemen toen ze de massa zagen groeien. Na dagen achter hen aan te hebben gewandeld, doorgrond ik beter welke rol Tahrir in hun dagelijkse leven inneemt en hoe zij zich verhouden tot andere
Tahrir-
bezoekers. 59
We worden op de dag van de verkiezingen, op 28 november, met de auto opgehaald door Menna, de drieëntwintigjarige jurist. Ze komt van haar advocatenkantoor. Ze spreekt nu af met haar beste vriendin Soraya, een drieëntwintigjarige advocaat, om sushi te eten in Zamalek, de buurt van ambassades en internationals. Ik vroeg ook aan hen opnieuw de vraag uit mijn onderzoek: waarom waren zij al dagen aan het demonstreren? Het antwoord luidde dat de situatie onder het leger nog veel erger was dan onder Mubarak (onrechtvaardigheid) en dat Egyptenaren (identiteit) nu wisten te vechten voor hun rechten (agency). Maar, alleen zolang ze het met de massa deden. Iedere dag gingen zij naar het protest om een cijfer aan de massa toe te voegen. Ze konden niet van een afstandje toekijken wat hun mede-Egyptenaren voor hun vrijheden deden, dat zou ontzettend oneerlijk zijn. Na frustraties over de verkiezingen van die dag te hebben uitgewisseld, concluderen ze dat het eigenlijk mee viel voor een eerste keer. Er spreekt de trots uit van een ouder die zijn kind voor het eerst ziet lopen. Menna vraagt aan Soraya “of ze vanavond gaat”. Soraya heeft vanavond een concert, maar wellicht komt ze daarna nog even langs. We gaan weer naar de de sit-in – het protest- bij het parlementsgebouw. Als we op weg zijn, zet Menna een oude plaat op van Sheikh Imam uit de jaren '60, net nadat de socialistische president Nasser was opgestapt. Hij zingt over het corrupte Sadat-regime, over liefde voor Egypte en de wens voor vrijheid in dit land, over oorlog, over arbeiders en plattelandbewoners. Bij de sit-in zijn ongeveer honderd jongeren. Iedereen spreekt er Engels, en iedereen praat geanimeerd na over de verkiezingen. Hoewel de gesprekken die we eerder op Tahrir hoorden vooral samen te vatten zijn met “Fuck SCAF. They must go. NOW!”, raken we nu verzeild in een politiek-filosofische discussie over religie en secularisering van de staat. Iedereen wil een seculiere staat. We staan in de startblokken voor een rondje Voltaire en andere Verlichtingsdenkers, maar net op tijd licht een activist toe: “Religie mag niet bevuild worden met dirty politics”. Men is het er over eens. Religie moet blijven waar het is, boven politiek. Ja, we hebben het over de liberale Facebook-generatie. De seculiere jeugd die volgens de media hier democratie zou gaan stichten in de Arabische wereld en haar daarmee zou gaan behoeden voor religieus dogmatisme. Slotsom? Mijn hoofd tolt, mijn ogen zijn vermoeid, mijn keel brandt en mijn oren suisen. Een week Cairo staat garant voor een emotionele, sensorische en cognitieve achtbaan. Je voelt alle 60
extremen van het menselijk emotiespectrum: euforie, angst, verdriet, humor en trots. Je wordt fysiek
omringd
door
militaire
tanks,
traangas,
prikkeldraadbarricades.
Je
wordt
gebombardeerd met informatie en geruchten van Twitter, van het nieuws en van de straat. Niets kan recht doen aan hoe het is om hier ook daadwerkelijk te zijn. Bij het beschrijven van iets, in tekst of beeld, wordt gekozen voor een bepaald aspect, ofwel een bepaald frame (dit is de laatste keer dat we het er over hebben, echt waar). Daarmee wordt in het geval van Tahrir voorbijgegaan aan het belangrijkste dat het kenmerkt: een organisch geheel dat op iedere hoek een ander verhaal vertelt. Aan het eind van deze reis resteert de vraag: wat heb ik gezien? Zomaar een zoveelste opstand of de voortzetting van een revolutie? In Nederland geloven nog maar weinigen dat er echt een revolutie plaats heeft gevonden. Een veel gehoorde onderbouwing hiervan is die van Paul Aarts (2011) Er heeft volgens hem “not a regime change, but a change within the regime” plaatsgevonden: in Egypte bestaat al 50 jaar een militair regime, en er is slechts een nieuwe leider van dat regime gekomen. Een revolutie is volgens deze visie dus een verandering van het regime. Maar in feite betekent ‘revolutie’ niets anders dan ‘omwenteling’. Dit is dus aan meer af te meten dan omwenteling van een regime. Als ik mijn korte bezoek aan Cairo gedurende deze cruciale dagen vergelijk met mijn onderzoeksresultaten van een paar maanden eerder, heb ik zeker een revolutie gezien. Sinds de 25 januari revolutie is het oog van Tahrir namelijk nooit gesloten geweest. Toen het leger in de week van 10 november wetgeving probeerde door te voeren waarmee zij de hoogste uitvoerende macht worden, kwamen zij niet onder dit oog uit. Honderden demonstranten verzamelden zich onder het slogan “We say no to military rule!”. Het leger antwoordde met geweld en op zondag 19 november groeiden honderden demonstranten uit tot tienduizenden. Bij een beleving van onrechtvaardigheid wordt direct deelgenomen aan de collectieve actie. Het omslagmoment van agency en identiteit (met narratieven van verbazing en hernieuwde nationale trots) dat in de onderzoeksresultaten naar voren kwam wordt niet opnieuw doorlopen. En hierdoor kan tien maanden na de 25 januari revolutie binnen een dag een massa op de been worden gebracht. Het lijkt er op dat er in de 25 januari revolutie een duurzaam geloof in agency en trots op de nationale identiteit is ontstaan, die nodig is voor het mobiliseren en waarborgen van vrijheden van de bevolking.
61
De revolutie heeft plaatsgevonden in de hoofden van mensen. Het is onwaarschijnlijk dat het land na de verkiezingen van november op korte termijn de politieke chaos verlaat. Maar mensen praten weer over politiek, en durven zelfs te handelen naar hun politieke overtuigingen. De relatie tussen de politiek en de maatschappij zal nooit meer hetzelfde zijn.
62
LITERATUURLIJST Aarts, P. (2011, december). De wetenschap in debat: de 'Arabische lente' onder de loep. Debat in Spui 25, Amsterdam.
Adolf, S. & Harchaoui, S. (2011). Sociale omwentelingen in Tunesie en Egypte: Een tussenbalans. Utrecht: FORUM instituut voor Multiculturele Vraagstukken.
Amnesty International. (2011). Egypt: Broken promises: Egypt's military rulers erode human rights. Retrieved December 10, 2011, from http://www.amnesty.org/en/library/asset/MDE12/053/2011/
Basbous, A. (2011). Le Tsunami Arabe. Paris: Librairie Artheme Fayard.
Becker, U. & Van Praag, P. (2006). Politicologie: basisthema's & Nederlandse politiek. Amsterdam: Het Spinhuis.
Benford, R.D. (1993). You Could Be The Hundredth Monkey: Collective Action Frames and Vocabularies of Motive Within the Nuclear Disarmament Movement. The Sociological Quarterly, 2, 195-216.
Benford, R.D. & Snow, D.A. (2000). Framing Processes and Social Movements: An Overview and Assessment. Annual Review Sociology, 26, 611-39.
Calhoun, C. (1994). Social Theory and the Politics of Identity. USA: Blackwell Publishers. Central Intelligence Agency. (2011). The World Factbook: Egypt. Retrieved November 20, 2011, from https://www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook/geos/eg.html
Diani, M. (1992). The concept of social movement. The Sociological Review, 1, 1-25.
63
Filiu, J. P. (2011). The Arab Revolution. Ten Lessons from the Democratic Uprising. USA: Oxfors University Press.
Gamson, W.A. (1992). The Social Psychology of Collective Action. Frontiers in Social Movement Theory, 5, 53-76.
Gamson, W.A. (1988). Political Discourse and Collective Action. International Social Movement Research, 1, 219-46.
Goffman, E. (1974). Frame Analysis: an Essay on the Organization of Experience. Boston: Northeastern University Press.
Jankowski, J. & Gershoni, I. (1997). Rethinking Nationalism in the Arab Middle East. Retrieved December 7, 2011, from http://library.northsouth.edu/Upload/Rethinking%20Nationalism.pdf Meyer, D.S. & Debra, C. M. (2004). Conceptualizing Political Opportunity. Social Forces, 82, 1457–1492.
Mohyeldin, A. (2011). Tahrir Square. The Heart of the Egyptian Revolution. Cairo: The American University in Cairo Press.
Nelson, E. & Clawson, R.A. & Oxley, Z.M. (1997). Media Framing of a Civil Liberties Conflict and Its Effect on Tolerance. Retrieved March 7, 2011, from http://www.jstor.org/pss/2952075
Osman, T. (2010). Egypt on the Brink: From Nasser to Mubarak. USA: Yale University Press.
Riessman, C. (1993). Narrative Analysis. Huddersfield: University of Huddersfield.
Samuel, M. (2012). Jongens met vette kuiven winnen uiteindelijk van oude slappe dorpsimams.
Retrieved
January
10,
2012,
from 64
http://www.volkskrant.nl/vk/nl/3184/opinie/article/detail/3103009/2012/01/03/Jongens-metvette-kuiven-winnen-uiteindelijk-van-oude-slappe-dorpsimams.dhtml
Shabaan, A. B. (2007). The New Protest Movements in Egypt: Has the Country Lost Patience. Retrieved December 15, 2011, from http://www.arabreform.net/IMG/pdf/ARB_17_Egypt_A.B.Shaabane_ENG.pdf
Swaan, A. (1999). Identificatie in uitdijende kring. Retrieved December 17, 2011, from http://www.deswaan.com/nederlands/uitarchief/draagswaan/Ident94.htm
Tilly, C. (2004). Social Movement. USA: Paradigm Publishers.
Tversky, A., & Kahneman, D. (1981). The Framing of Decisions and Psychology of Choice. Science, 4481, 453-458.
The New Republic. (2011). The Lessons of Cairo. Egypt, America and Democracy. Retrieved January 22, 2011, from http://www.tnr.com/article/world/magazine/83159/Cairo-ObamaProtests-Democracy
Van Geel & Schravesande. (2011, October 4). Waar ligt de toekomst van Occupy? NRC Next, pp. 23
Vuijck, G. (2011). Façade van eenheid. Retrieved November 11, 2011, from http://www.tijdschriftcul.nl/index.php?option=com_content&view=category&layout=blog&i d=38&Itemid=60
Weissink, A. (2011). Egypte. Habibis, helden en huichelaars. Amsterdam: De Bezige Bij.
Wolfsfeld, G. (1999). Media and Political Conflict. Cambridge: University Press.
65
BIJLAGEN A. Achtergrondinformatie Egypte
De Arabische Republiek Egypte, is gelegen in het noordoosten van Afrika. In het noorden grenst het aan de Middellandse Zee, in het noordoosten aan de Gazastrook en Israël, in het oosten aan de Rode Zee, in het zuiden aan Soedan en in het westen aan Libië. Het heeft een oppervlakte van 1.001.450 km² en 83 miljoen inwoners. Bijna de hele bevolking woont langs de Nijl, en met name in de grote steden, zoals Caïro en Alexandrië. De rest van het land wordt grotendeels bedekt door woestijnen zoals de Sahara (Osman, 2011). De geschiedenis van Egypte gaat ver terug. Het Oude Egypte was een van de vroegste beschavingen ter wereld en is nog terug te zien in de vorm van beroemde bouwwerken, zoals de piramiden van Gizeh en de bezienswaardigheden rond Luxor (Osman, 2011). De economie is voor 12 % afhankelijk van de toerisme-industrie. De economie werd gecentraliseerd gedurende de regeringsperiode van president Nasser (1956-1970), maar werd opengesteld voor buitenlandse handel onder de regeringsperioden van president Sadat (19701981) en Mubarak (1981-2011). Tussen 2004 en 2008 werden zware economische hervormingen doorgevoerd om buitenlandse investeringen aan te trekken. De financiële crisis zorgde voor een rem op de hervormingen. Egypte bezette in 2009 de 123e plaats in de index 66
van de menselijke ontwikkeling van de VN. Internationaal gezien is het land lid van onder meer de VN, de WTO en de Arabische Liga, waarvan het hoofdkantoor zich in Cairo bevindt (CIA World Factbook, 2011). In sociaal opzicht zijn er verschillende maatschappelijke kloven, met name tussen moslims en koptische Christenen en daarnaast ook tussen de kosmopolitische elite en de slecht opgeleide en werkeloze massa (Osman, 2011). Op politiek vlak ondergaat de bevolking al jaren achteruitgang van vrijheden. De autoriteiten maakten nog steeds gebruik van de bevoegdheden van de noodtoestand om critici van de regering, politieke activisten van de oppositie en mensen die verdacht werden van veiligheidsgerelateerde misdrijven aan te pakken, ondanks een besluit in mei waarin de al decennia geldende Noodwet werd beperkt. Nog altijd handhaven de autoriteiten een strikte controle op de vrijheid van meningsuiting, vereniging en van vergadering. Marteling en andere vormen van mishandeling zijn nog steeds gebruikelijk en wijdverbreid (Amnesty International, 2011). Tegen deze achtergronden spelen de gebeurtenissen die dit onderzoek bestudeert zich af. Vooral de laatstgenoemde economische, sociale en politieke achtergronden zullen van belang zijn bij het contextualiseren van de resultaten.
67
B. Skype-interview Research Project on January 25 Revolution University of Amsterdam – Faculty of Social Sciences Danielle Henriquez
[email protected] Introduction Thank you for participating in this research project on the January 25 Revolution. The aim of this project is to find out more about the stories of the young generation of social activists who participated in the January 25 Revolution in Egypt. This will be done by a narrative analysis of your stories. As I will be asking you a lot of questions during this interview, I will first tell a bit about myself. My name is Danielle Henriquez. I study political sciences with a focus on political movements. I have friends in Cairo. As the revolution started to unfold I felt that the media was too often showing the perspective of Dutch, European and American government officials and too little an on-the-ground perspective. Therefore, I decided to adopt this perspective by looking at their narratives for the research project of my final thesis. If all ends up well, I'll be able to publish it in a magazine of my faculty. I will be recording your stories for later review. Sometimes I'll be typing notes. Your stories and data will be used 100% confidentially. This means that they will only be used for the purposes of this research project. If you have any prior questions or concerns, please feel free to email me at
[email protected]. Please indicate the following: First name: (Initials of) Last name: Year of birth: Skype name and/or phone number: E-mail address: Gender: Male/Female Nationality: Occupation: Religion: On the following questions, please tell me a story of maximum 10 minutes. 1. What made you participate in the protests at Tahrir square between January 25 and February 11? 2. How did you experience the protests at Tahrir square between January 25 and February 11? 3. How have you experienced the months after the protests at Tahrir square between January 25 and February 11? 68
4. Is there anything you still want to share? 5. What did you think of the interview? To conclude Thank you very much for your participation. Until October 2011 the results will be analyzed. In December 2011 the project shall be finished, and an English summary will be made. Would you like to receive a summary? If you think of anything you forgot to tell, please let me know by skyping or emailing me at
[email protected]. Also for any other questions or concerns you can contact me.
69
C. Geschreven interview Research Project on January 25 Revolution University of Amsterdam – Faculty of Social Sciences Danielle Henriquez
[email protected] Introduction Thank you for participating in this research project on the January 25 Revolution. The aim is to find out more about the stories of the young generation of social activists who participated in the January 25 Revolution in Egypt. Could you write your story (of minimum 100 words per question) on the following questions? There are no right or wrong answers. Your stories and data will be used 100% confidentially. This means that they will only be used for the purposes of this research project. If you have any prior questions or concerns, please feel free to email me at
[email protected]. Please indicate the following: First name: Initials of last name: Year of birth: Skype name and/or phone number: E-mail address: Gender: Nationality: Occupation: Religion: Would you like to receive a summary of the final research report? On the following questions, please write your story of 100-500 words: 1. What made you participate in the protests at Tahrir Square between January 25 and February 11? 2. How did you experience the protests at Tahrir Square between January 25 and February 11? 3. How have you experienced the months after the protests at Tahrir Square between January 25 and February 11? 4. Is there anything you still want to share? To conclude Thank you very much for your participation. Until October 2011 the results will be analyzed. In December 2011 the project shall be finished, and an English summary will be made. If you have indicated that you would like to receive a summary, this shall be sent to you. If you have any further questions or concerns, please feel free to email
[email protected]. 70
D. Instructies aan analytici Het doel van dit onderzoek is het vinden van het collectieve actie frame in de verhalen van activisten die hebben meegedemonstreerd tijdens de protesten in Egypte tussen 25 januari en 11 februari 2011, ook wel bekend als de 25 januari revolutie. Er wordt in deze intersubjectieve frameanalyse gezocht naar de wijze waarop jij de onderstaande thema’s onrechtvaardigheid, agency en identiteit in het verhaal van een respondent terugvindt. Dit kan zijn aan de hand van alles wat je interpreteert onder de thema’s: woordkeuze, opbouw, stijl, toon, emotieve taal, etc. Vervolgens wordt dit vergeleken met een andere analyse van hetzelfde verhaal. Volg de volgende stappen: 1. Lees de conceptuele ontleding van het collectieve actie frame. Laat het vooral weten als er iets onduidelijk is. 2. Markeer de passages die je opvallen en schrijf het thema, of de thema’s, waar het volgens jou onder valt in de balk rechts naast het verhaal van de respondent. 3. Vertel na afloop hoe je ieder thema in de tekst hebt zien terugkomen. 4. Tot slot ga je hierover met een ander in discussie. Jouw analyse wordt tegenover een andere analyse van dezelfde tekst gezet. Uiteindelijk dient er over ieder thema een consensus te worden bereikt. Conceptuele ontleding collectieve actie frame: Het collectieve actie frame Onrechtvaardigheid Agency Identiteit
Betekenis Er is een onrechtvaardige situatie Het collectief kan verandering bewerkstelligen Er is –impliciete of expliciete- identificatie. Dit kan zowel betrekking hebben op sociale als individuele identificatie
71
E. Achtergrond respondenten 1. AbdelGhany Geboortejaar: 1988 Geslacht: Man Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: Student rechten Religie: Moslim 2. AbdulRahman Geboortejaar: 1985 Geslacht: Male Nationaliteit: Egyptian Studie/ beroep: Religieus: Moslim 3. Ahmed H. Geboortejaar: 1984 Geslacht: Man Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: After sales manager Religieus: Muslim 4. Ahmed S. Geboortejaar: 1988 Geslacht: Man Nationaliteit: Egyptisch-Russisch Studie/ beroep: Levenscoach Religieus: Moslim 5. Afnan Geboortejaar: 1992 Geslacht: vrouw Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: Student Religieus: Moslim 6. Esraa Geboortejaar: 1988 Geslacht: Vrouw Nationaliteit: Egyptisch 72
Studie/ beroep: Mensenrechten adviseur Religieus: Moslim 7. Menna Geboortejaar: 1988 Geslacht: Vrouw Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: Juridisch consultant Religieus: Moslim, maar niet praktiserend. 8. Mohammed A. Geboortejaar: 1981 Geslacht: Man Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: IT-trainer voor een bedrijf in Abu Dhabi. Religieus: Moslim 9. Mohammed T. Geboortejaar: 1985 Geslacht: Man Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: grafisch ontwerper Religieus: Moslim 10. Nihal Geboortejaar: 1985 Geslacht: Vrouw Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: Senior technische ondersteuning bij Soliya Religieus: Moslim 11. Sharif Geboortejaar: 1986 Geslacht: Man Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: Pas afgestudeerd in marketing Religieus: Moslim 12. Soraya Geboortejaar: 1988 Geslacht: vrouw Nationaliteit: Egyptisch 73
Studie/ beroep: Advocaat. Werkt 2 jaar bij een advocatenkantoor. Religieus: ‘Gematigd Moslim’ 13. Taliawi Geboortejaar: 1988 Geslacht: Man Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: student architectuur Religieus: Moslim, maar aangetrokken tot een subtak daarvan, het sufisme. 14. Tarek Geboortejaar: 1989 Geslacht: Man Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: Student ingenieur Religieus: Nee, atheïst 15. Sumyia Geboortejaar: 1986 Geslacht: vrouw Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: Student Religieus: Moslim 16. Marianne Geboortejaar: 1988 Geslacht: Vrouw Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: computer ingenieur Religieus: Koptisch-christelijk 17. Mustafa Geboortejaar: 1989 Geslacht: Man Nationaliteit: Egyptisch Studie/ beroep: in opleiding voor civiel piloot Religieus: Moslim
74